BELEIDSVISIE MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE 2013-2016
september 2012 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding ....................................................................................................................................................... 3 1.1 Aanleiding .............................................................................................................................................. 3 1.2 Doelstelling ......................................................................................................................................... 4 1.3 Samenhang met andere beleidsterreinen.............................................................................................. 5 2. Bestuurlijke keuzes...................................................................................................................................... 6 2.1 Ondersteuning Wmo .............................................................................................................................. 6 2.1.1 Voornemens voor beleid ondersteuning Wmo ................................................................................ 6 2.1.2 Uitvoeringsstrategie ondersteuning Wmo........................................................................................ 7 2.1.3 Financiën ondersteuning Wmo…………………………………………………………………………....8 2.2 Zorgvragersbeleid .................................................................................................................................. 8 2.2.1 Voornemens voor zorgvragersbeleid............................................................................................... 9 2.2.2 Uitvoeringsstrategie zorgvragersbeleid ........................................................................................... 9 2.2.3 Financiën zorgvragersbeleid ......................................................................................................... 10 3. Rolverdeling............................................................................................................................................... 10 3.1 Verantwoordelijkheid en rol provincie .................................................................................................. 10 3.2 Verantwoordelijkheid en rol gemeenten............................................................................................... 11 3.3 Verantwoordelijkheid en rol JSO, het Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland........................ 11 4 Overzicht Financiën .................................................................................................................................... 12
2
1. Inleiding 1.1 Aanleiding De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat kwetsbare burgers hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Onder kwetsbare burgers wordt verstaan iedereen die in het dagelijks leven hulp of ondersteuning nodig heeft. Dat kunnen ouderen zijn, maar ook mensen met een chronische ziekte, kinderen en volwassenen met een handicap en mensen met een psychische of verstandelijke beperking. Op deze manier kunnen mensen participeren in de maatschappij en zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Gemeenten voeren de Wmo uit. In de Wmo is de wettelijke taak voor provincies opgenomen om zorg te dragen voor het voeren van beleid betreffende het steunfunctiewerk (artikel 13). Dit houdt in dat de provincie beleid dient te formuleren ten aanzien van de manier waarop de provincie gemeenten ondersteunt bij hun uitvoering van de Wmo. De ondersteuning kan bestaan uit kennisuitwisseling, gegevensverstrekking, deskundigheidsbevordering (overdragen van methodieken) en begeleiding. Deze ondersteuning hebben gemeenten bijvoorbeeld nodig als het hun ontbreekt aan expertise op specifieke onderwerpen, of als problemen of oplossingen voor problemen op het terrein van de Wmo een bovenlokaal karakter hebben. De provincie vervult deze ondersteunende rol sinds de inwerkingtreding van de Welzijnswet 1994, die opgegaan is in de Wmo. De huidige beleidsnota Maatschappelijke Participatie ‘ Mooi en meedoen’ eindigt ultimo 2012. Het beleid heeft bewerkstelligd dat: De ondersteuning op basis van regionale bestuursovereenkomsten een goed instrument is gebleken om gemeenten in regionaal verband tot samenwerking te stimuleren voor een regionale aanpak van maatschappelijke vraagstukken. De omslag is gelukt van aanbodgerichte ondersteuning naar vraaggerichte ondersteuning op de thema’s aansluiting preventief jeugdbeleid en sociale infrastructuur. Door beëindiging van subsidie voor eerstelijnstaken is focus ontstaan op de provinciale wettelijke taken. Bundeling van ondersteuningsorganisaties is bereikt waardoor versnippering en overlap is teruggedrongen. De beoogde resultaten opgenomen in het betreffende Statenbesluit zijn gerealiseerd. De uitgangspunten en prioriteiten voor het beleid voor de komende periode zijn vastgelegd in de startnotitie Beleidskader Maatschappelijke Participatie 2013-2016 welke Provinciale Staten vastgesteld hebben op 25 januari 2012. De voorliggende Beleidsvisie Maatschappelijke Participatie geeft aan met welke instrumenten de provincie de wettelijke Wmo-taak inhoud wil geven in de geest van het Hoofdlijnenakkoord “Zuid-Holland verbindt en geeft ruimte”. Uit het Hoofdlijnenakkoord volgt het uitgangspunt dat de provincie de focus legt op haar wettelijke- en kerntaken, die ze op een effectieve manier uit wil voeren. Het excelleren op haar kerntaken wil de provincie ondermeer bereiken door in te zetten op een goede samenwerking met gemeenten, regio’s en maatschappelijke partners. In de begroting 2012 is het onderwerp maatschappelijke participatie opgenomen onder ‘Doel 4.4: Bevorderen van participatie van (kwetsbare) burgers’. De provincie staat als bestuurslaag voor de opgave om integraal beleid te voeren ten aanzien van (gedecentraliseerde) wettelijke en autonome taken. Bij het maken van integrale beleidskeuzes dienen niet alleen aspecten met betrekking tot de typische provinciale kerntaken op het vlak van de leefomgeving en de economie meegenomen te worden. Daarnaast dienen bij het maken van beleidskeuzes, de consequenties op andere vlakken, zoals het sociale vlak, betrokken te worden. Vooral de provinciale ambities om te komen tot een divers en samenhangend stedelijk netwerk, en het verbinden van stad en platteland, vormen
3
aanleidingen om aandacht te schenken aan de sociale gevolgen van beleidskeuzes binnen de provinciale kerntaken. Zo is de bereikbaarheid van voorzieningen, waaronder sociaal – culturele voorzieningen en onderwijs, een belangrijk aandachtspunt als de provincie ontwikkelingen realiseert in het openbaar vervoer, infrastructuur of op het terrein van ruimtelijke ordening.
1.2 Doelstelling De Wmo streeft ernaar om (kwetsbare) burgers zo zelfstandig mogelijk te laten participeren. Gemeenten zijn daarbij primair verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo. De provincie levert een bijdrage, langs twee sporen: I Door de samenwerkende gemeenten op een efficiënte wijze te (laten) ondersteunen bij de uitvoering van lokaal/regionaal beleid gericht op versterking van participatie van (kwetsbare) burgers; II Door het ondersteunen van de behartiging van collectieve belangen van zorgvragers. Aan de hand van spoor I en II wordt door de provinciale bijdrage de participatie van kwetsbare burgers vergroot op de terreinen leefomgeving, participatie en jeugd. De meerwaarde van de provincie is mogelijk door kennisuitwisseling en de resultaten van in de praktijk beproefde methodieken. Ervaringen worden overgedragen en belangen worden behartigd, die gemeente– en regiogrenzen overstijgen. Het provinciale schaalniveau is dan geschikt om op een doeltreffende manier ondersteuning te leveren. De resultaten komen tot uiting in de jaarlijks op te stellen barometer. In de onderstaande tabel is de effectindicator voor de komende jaren weergegeven, zoals deze in de begroting is opgenomen. Omschrijving
Nulmeting
2013
2014
2015
2016
Participatie van kwetsbare burgers op basis van regionale barometer sociale kwaliteit (index)1
100
103
104
105
105
Resultaten De provincie heeft een aantal resultaten en producten geformuleerd, die binnen de uitwerking van de twee sporen tot stand worden gebracht. Het meten en monitoren van de effecten van de inzet van gemeentelijke inzet en provinciale ondersteuning komt achtereenvolgens tot uiting in de indicatoren van de sociale barometer, het klanttevredenheidsonderzoek door Zorgbelang en een sociale staat van Zuid-Holland. Spoor I: a. Vanaf 2013 is door elke regio een jaarprogramma opgesteld waarin de verbinding is gelegd tussen de uitvoering van lokaal Wmo-beleid en de inzet van de provinciale ondersteuningsinstellingen ten behoeve van de Wmo op de pijlers jeugd, participatie en leefomgeving. b. De samenwerkende gemeenten scoren hoger op de indicatoren van de sociale barometer.
1
De index komt op de volgende manier tot stand:
In het kader van de sociale barometer wordt op vijftien indicatoren in acht verschillende (sub)regio’s de sociale kwaliteit in ZuidHolland gemeenten. Dit betekent 8 * 15 = 120 (indicator) waarden beschikbaar zijn over sociale kwaliteit. De voor 2012 gemeten waarden kunnen op 100 worden gesteld (index). Voor de volgende jaren kan worden gemeten welke toename of afname zichtbaar is (de index komt dan hoger of lager uit van het basisjaar 2012). De indicatoren zijn zichtbaar op: http://www.ris-zh.nl/sociale_barometer/. In de bijlage bij deze beleidsvisie is een toelichting op de barometer opgenomen.
4
Spoor II: c. De invloed van en de tevredenheid met de ondersteuning die Zorgbelang Zuid-Holland biedt is aantoonbaar toegenomen. Daartoe zal Zorgbelang Zuid-Holland een omslag maken van een regionale clustering van activiteiten naar het uitvoeren van activiteiten binnen een programmastructuur op inhoud. Dit is vanuit cliëntenperspectief een logischer benadering. Om de effecten daarvan op de tevredenheid van cliënten te meten zal Zorgbelang klanttevredenheidsonderzoeken uitvoeren.
1.3 Samenhang met andere beleidsterreinen De ondersteuning van Zuid-Hollandse gemeenten in het kader van de Wmo en collectieve belangenbehartiging van zorgvragers raakt de andere beleidsterreinen van de provincie niet direct. Het aspect Sociale Kwaliteit, staat daarentegen juist in het teken van de samenhang met andere beleidssectoren. De expertise die JSO en Tympaan Instituut2 hebben qua gegevens en deskundigheid op de verschillende deelterreinen van sociale kwaliteit is beschikbaar voor andere beleidssectoren. Voorbeelden: Woonvisie in relatie met behoefte levensloopbestendig wonen en welzijn en zorg; inzet vrijwilligers in relatie tot in stand houden groen; (tijdelijk) anders bestemmen in de sfeer van ruimtelijke ordening en welzijnsvoorzieningen. In 2012 zal in samenwerking met JSO en Tympaan een vertaling van het begrip sociale kwaliteit opgesteld worden die passend is voor de provincie Zuid-Holland. Zo zal sociale kwaliteit geoperationaliseerd worden op een manier die past bij de verschillende provinciale beleidsvelden. Bij het opstellen van die omschrijving worden de verschillende provinciale beleidssectoren nauw betrokken. Dit zal beschreven worden in een notitie met daarin een afbakening van wat door de provincie wél en wat niet verstaan wordt onder sociale kwaliteit. Daarna is het aan de verschillende beleidssectoren om aan de hand van sociale kwaliteit zoals dat gedefinieerd is in de Zuid-Hollandse context, op een passende manier invulling te geven aan het begrip sociale kwaliteit. Het ligt voor de hand dat verschillende beleidsterreinen daarbij verschillende accenten leggen. In 2014 wordt een sociale staat van de Zuid-Hollandse samenleving opgesteld en vindt een tussentijdse evaluatie plaats van de invulling die aan sociale kwaliteit gegeven wordt. Afhankelijk daarvan zal inhoudelijke bijsturing binnen dit traject plaatsvinden.
2
Voor profielen JSO en het Tympaan Instituut: zie de bijlage
5
2. Bestuurlijke keuzes Zoals al aan bod kwam wordt in het Hoofdlijnenakkoord scherp gekoerst op de kerntaken en wettelijke taken van de provincie, mede in het licht van noodzakelijke bezuinigingen. Voor Maatschappelijke Participatie worden de volgende keuzes gemaakt voor het beleid tot 2016: • Een afbouw van niet wettelijke taken: stopzetten op 1 januari 2014 van de subsidiering van de Zuid-Hollandse Sensoororganisaties, Sportservice Zuid-Holland en het Verzetsmuseum. • Verhoging van de doeltreffendheid waarmee provinciale middelen ingezet worden. Dat wordt bereikt met een nieuwe werkwijze waarbij ondersteuningsuren ingezet worden ten behoeve van opgaven die gemeenten in samenwerking met elkaar oppakken. Op die manier wordt voorkomen dat Wmo-ondersteuningsmiddelen ingezet worden voor versnipperde projecten die de gemeentegrenzen niet overstijgen. • Binnen het zorgvragersbeleid worden provinciale middelen geconcentreerd ingezet op collectieve belangenbehartiging. Gedeputeerde Staten zullen jaarlijks een uitvoeringsprogramma Maatschappelijke Participatie opstellen. De bezuinigingen die de komende jaren hun beslag krijgen binnen het provinciale beleid zijn een reden om op het terrein van maatschappelijke participatie minder financiële middelen in te zetten en om te streven naar een verhoging van de doeltreffendheid van het geld dat wél ingezet wordt. Hieronder wordt voor elk van de twee sporen die in paragraag 1.2 aan bod kwamen, toegelicht welke bestuurlijke keuzes gemaakt worden. Achtereenvolgens komen aan bod de ondersteuning Wmo en het zorgvragersbeleid.
2.1 Ondersteuning Wmo 2.1.1 Voornemens voor beleid ondersteuning Wmo Ten aanzien van de ondersteuning geeft de provincie de komende periode prioriteit aan: • Toespitsing van de tweedelijnsondersteuning aan (samenwerkende) gemeenten door JSO en het Tympaan Instituut, op de Wmo-thema’s leefomgeving, jeugd en participatie, ten einde participatie te versterken; • Realiseren van de aansluiting tussen de lokale uitvoering van de Wmo en de provinciale ondersteuningstaak door de ondersteuning in regionaal verband vorm te geven. • Onderbouwing van de beoogde inzet van de ondersteuningsinstellingen aan de hand van regionale jaarplannen die gebaseerd zijn op jaarlijks op te stellen regionale verkenningen. • Zichtbaar maken van de effecten van de ondersteuning aan de hand van de regionale verkenningen die zijn opgesteld op basis van de sociale barometer evenals de bijbehorende kwantitatieve en kwalitatieve analyses. Onder tweedelijnsondersteuning wordt verstaan het ondersteunen van gemeenten zodat zij efficiënter en effectiever hun beleid kunnen uitvoeren. Tweedelijnsondersteuning wordt door JSO en het Tympaan Instituut geboden in de vorm van kennisverspreiding, deskundigheidsbevordering en procesbegeleiding van projecten die onderdeel zijn van de transities jeugdzorg en Wmo. Onder kennisverspreiding en deskundigheidsbevordering wordt verstaan alle activiteiten die gericht zijn op het vergroten van de bekwaamheid van de (medewerkers) van uitvoerende organisaties en gemeenten door het overdragen van kennis en effectieve methoden, met als doel de kwaliteitsverbetering van de
6
eerstelijns dienstverlening. Onder procesbegeleiding wordt verstaan het begeleiden van organisaties bij het invoeren van vernieuwing en samenwerking in kader van transitie jeugdzorg en Wmo. De thema’s leefomgeving, jeugd en participatie omvatten de eerste vijf prestatievelden van de Wmo. Deze prestatievelden kennen vooral een participatiekarakter. Deze vijf prestatievelden zijn: • Bevorderen sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten • Op preventie gerichte hulp, advies en ondersteuning van jeugdigen met problemen bij het opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden, onder andere door ondersteuning bij de opzet van Centra voor jeugd en gezin, inzet van effectieve preventiemethoden en aansluitende ondersteuning na opname in zorginstellingen. • Geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. • Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. • Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem. De overige prestatievelden (verlenen van voorzieningen van mensen met een beperking, bieden van maatschappelijke opvang, bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg en bevorderen van verslavingsbeleid) beschouwen wij als verplichting aan gemeenten om feitelijke zorg in te kopen en te regelen voor diverse groepen burgers. Daarbij komt dat de provinciale ondersteuningsinstellingen op deze prestatievelden geen aanbod hebben ontwikkeld en andere organisaties deze rol al vervullen (vb. GGD en openbare geestelijke gezondheidszorg.
2.1.2 Uitvoeringsstrategie ondersteuning Wmo Om invulling te geven aan de genoemde prioriteiten kiest de provincie de komende jaren voor een andere werkwijze voor de inzet van ondersteuningsinstellingen dan in de voorgaande jaren. Waar de laatste jaren de ondersteuning uitsluitend ingezet werd naar aanleiding van de vraag vanuit gemeenten, wil de provincie de komende jaren komen tot een beter zicht op de doeltreffendheid waarmee de ondersteuning ingezet wordt. Door het hanteren van de sociale barometer als regionaal meetinstrument en het opstellen van regionale verkenningen en regionale jaarplannen wordt bereikt dat: de onderbouwing van de inzet van JSO en het Tympaan Instituut aantoonbaar wordt, gemeentegrenzenoverstijgende problematieken gesignaleerd, geagendeerd en geadresseerd worden, de effectiviteit van de geboden ondersteuning en de resultaten van de inzet van gemeenten gemeten wordt. De provincie is zo in staat om systematisch sturing te geven aan de inzet van de Wmo-ondersteuning aan gemeenten. De provincie subsidieert het Tympaan Instituut en JSO om ondersteuning te bieden aan de opzet en uitvoering van regionale programma’s. De ondersteuning van het Tympaan Instituut bestaat uit het doelmatig verzamelen, beheren en analyseren van beleidsrelevante gegevens. Deze gegevens worden zodanig gebundeld en gecombineerd met kwalitatieve informatie dat nieuwe kennis ontstaat over de ZuidHollandse samenleving. Het Tympaan Instituut verspreidt beleidsrelevante gegevens onder meer via de Sociale Barometer en het Regionaal Informatiesysteem Samenleving (RIS). Gemeenten raadplegen deze door het Tympaan Instituut ontwikkelde online systemen en betrekken de gegevens bij het formuleren en uitvoeren van hun Wmo-beleid. Daarnaast voert het Tympaan Instituut de provinciale jeugdmonitor uit. JSO besteedt 65 % van haar uren aan de ondersteuning van de regionale programma’s. JSO is sterk in het ontwikkelen van effectieve interventies/methodieken, het opbouwen en overdragen van gedegen kennis van het werkveld en het onderhouden van goede contacten in de regio. Op 2 januari 2012 heeft JSO, naast de ondersteuningstaken op het terrein van jeugd, de Wmo-ondersteuningstaken op zich genomen. Ondersteuning van JSO bestaat uit advisering, procesbegeleiding en deskundigheidsbevordering.
7
2.1.3 Financiën ondersteuning Wmo De inzet van provinciale financiële middelen wordt versoberd vanwege de focus op wettelijke taken en prioriteiten uit het hoofdlijnenakkoord. Onderstaande bedragen bevatten de boekjaarsubsidie van het Tympaan Instituut en de boekjaarsubsidie van JSO exclusief het onderdeel ondersteuning aan Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders. Ontwikkeling subsidiebedragen 2013-2016 in euro's:
Speerpunt
2013
Wmo8.251.472 ondersteuning aan gemeenten
2014
2015
2016
7.436.457
6.621.443
6.621.443
2.2 Zorgvragersbeleid Medio 2012 wordt de zorgsector gekenmerkt door een grote dynamiek, complexiteit en onzekerheid. Dat heeft alles te maken met de sterk stijgende kosten die met de zorg samenhangen, terwijl de overheid als geheel genoodzaakt is op alle fronten (bezuinigings-)maatregelen te nemen. In de zorgsector is, als antwoord op de uitdagingen binnen de zorgsector, een algemene trend zichtbaar dat de zelfredzaamheid van zorgvragers versterkt dient te worden. Daarbij veranderen de taak- en rolverdeling tussen centrale overheid en decentrale overheden en verzekeraars en wijzigen de schaalgrootte en bereik van instellingen in verband met te behalen kwaliteitscriteria. Een voorbeeld van de veranderende taak- en rolverdeling vormen de verschuivingen van de AWBZ naar de Wmo in het kader van begeleiding. De beweging naar minder 2e lijnszorg en meer 1ste lijnszorg is daar eveneens een voorbeeld van. Verder zijn de positieve en negatieve effecten van de introductie van marktwerking onderwerp van maatschappelijk debat en het is – op dit moment - onduidelijk hoe deze trajecten zich verder ontwikkelen. Door decentralisering van overheidsbeleid worden gebruikers van zorg meer afhankelijk van het lokale beleid. Bij zorgaanbieders en verzekeraars daarentegen is sprake van schaalvergroting. Om gebruikers van zorg zowel op lokaal, regionaal als op centraal niveau een sterke positie te kunnen geven, functioneert Zorgbelang Zuid-Holland als ondersteuningsorganisatie voor collectieve belangenbehartiging. Zorgbelang kan haar expertise inzetten op de schaal waarop dat nodig is zodat de belangenbehartiging zowel lokaal als regionaal verankerd is en de continuïteit gewaarborgd blijft. Vanzelfsprekende samenwerkingspartners van Zorgbelang ZH zijn organisaties van zorgvragers op lokaal, regionaal en provinciaal niveau, samenwerkingsverbanden en koepelorganisaties op het gebied van zorg en welzijn. Door haar schaalniveau draagt Zorgbelang Zuid-Holland bij aan een regionaal samenhangend aanbod van zorg en welzijn, waarbij aandacht gegeven wordt aan belangen die instellingen en gemeenten overstijgen. Zorgbelang Zuid-Holland is per 1 januari 2008 ontstaan uit het samengaan van de Regionale Patiënten en Consumenten Platforms (RPCP’s) en categorale patiëntenorganisaties in Zuid-Holland. Deze bundeling is geïnitieerd door de provincie Zuid-Holland. Provinciale Staten hebben in 2007 besloten om vanaf 1 januari 2008 subsidie beschikbaar te stellen aan één sterke ongedeelde belangenorganisatie voor zorgvragers. Deze beslissing kwam voort uit de ontwikkelingen in de zorgsector, zoals de wijzigingen in de AWBZ en de invoering van de Zorgverzekeringswet en de Wmo ter voorkomen van overlap.
8
2.2.1 Voornemens voor zorgvragersbeleid Vanwege het provinciale schaalniveau en vanwege het belang dat de provincie Zuid-Holland hecht aan de ondersteuning van zorgvragers, verleent de provincie jaarlijks subsidie aan Zorgbelang Zuid-Holland. Zorgbelang ZH is gericht op het behartigen van de collectieve belangen, het versterken van de positie van zorgvragers en het bieden van informatie, klachtopvang en ondersteuning. Voor de periode vanaf 2012 kiest de provincie ervoor in de subsidiering de focus te leggen op de collectieve belangenbehartiging van zorgvragers. Op die manier wordt een bijdrage geleverd aan een gezonde balans in de driehoek zorgaanbieders, zorgfinanciers en zorgvragers. Het behartigen van collectieve belangen gebeurt door: • activiteiten (zoals bij onvoldoende aanbod van huisartsen) waarin Zorgbelang ZH zelf optreedt als belangenbehartiger van groepen zorgvragers en daarbij netwerken ondersteunt • activiteiten waarbij Zorgbelang ZH ondersteuning biedt aan andere collectieve belangenbehartigers waaronder cliënten in de Jeugdzorg en Wmo-cliëntenraden in Zuid-Holland, voor zover Zorgbelang ZH daar een meerwaarde biedt die niet door andere instanties geboden kan worden. Bijvoorbeeld door het inbrengen van ervaringen met belangenbehartiging van andere belangenorganisaties, of het leggen van verbindingen tussen verschillende belangenorganisaties. • het onderzoeken van de mogelijke vertaling van individuele klachten naar een collectief belang, en het behartigen van dat belang langs collectieve weg (klacht van individuele bewoner in verpleeghuis betreffende bejegening blijkt collectief probleem te zijn). De inzet van Zorgbelang Zuid-Holland op verzoek van gemeenten moet door gemeenten bekostigd worden; daarvoor kunnen geen provinciale middelen worden ingezet.
2.2.2 Uitvoeringsstrategie zorgvragersbeleid Het nieuwe beleid ten aanzien van het zorgvragersbeleid staat in het teken van een versterkte focus op de activiteiten in het kader van collectieve belangenbehartiging. Zorgbelang Zuid-Holland is in staat om lokale en/of regionale signalen met elkaar te verbinden waardoor een collectief optreden richting andere betrokken partijen mogelijk wordt. Zorgbelang ZH zal deze organisaties niet structureel ondersteunen, maar op een manier die ertoe leidt dat deze organisatie minder afhankelijk worden van Zorgbelang ZH en dat de vrijwilligers bij de aangesloten organisaties steeds meer zelfstandig kunnen functioneren. Zorgbelang ZH zal met regelmaat nagaan hoe de prioriteiten die zij stelt zich verhouden tot de provinciale kaders. De aanbevelingen van de Randstedelijke Rekenkamer en de Eenheid Audit en Advies vormen een aanleiding om als provincie meer te sturen op de effectieve inzet van verleende subsidies. Om die reden zal in het kader van de subsidieverlening aan Zorgbelang Zuid-Holland door de provincie extra aandacht besteed worden aan duidelijke formuleringen van doelen, prestaties en beoogde effecten van het werk van Zorgbelang Zuid-Holland. Bovendien vindt de provincie het belangrijk dat Zorgbelang Zuid-Holland regelmatig klanttevredenheidsonderzoek doet om te bepalen in hoeverre belangenorganisaties van uiteenlopende doelgroepenpatiëntenorganisaties tevreden zijn over de collectieve belangenbehartiging van Zorgbelang Zuid-Holland. Zorgbelang ZH zal zich blijven richten op ondersteuning van Wmo-raden, ondersteuning van cliëntenraden en patiëntenorganisaties alsmede informatie en klachtenopvang die leidt tot collectieve belangenbehartiging. Voorts ondersteunt Zorgbelang ZH het overleg tussen de jongerenraden van de Zuid-Hollandse instellingen voor jeugdzorg onderling evenals het overleg met het provinciale bestuur.
9
Door de taakstelling die Zorgbelang Zuid-Holland met ingang van 1 januari 2014 ev. heeft gekregen, is afgesproken dat deze organisatie in het 4e kwartaal van 2012 een visie met uitvoeringsprogramma presenteert aansluitend aan bovenstaande uitgangspunten voor de periode 2013-2016.
2.2.3 Financiën zorgvragersbeleid In 2011 hebben Provinciale Staten besloten het maximale subsidiebedrag voor Zorgbelang Zuid-Holland in stappen te verminderen tot uiteindelijk -30% in 2015 en verder. In 2013 gaat het om -10% en in 2014 om -20% van het bedrag in 2012. Dit traject is in onderstaande tabel weergegeven. Ontwikkeling bedragen boekjaarsubsidie Zorgbelang Zuid-Holland 2013-2016 in euro's: Speerpunt
2013
2014
2015
2016
Zorgvragersbeleid
3.013.498
2.678.665
2.343.832
2.343.832
3. Rolverdeling 3.1 Verantwoordelijkheid en rol provincie Het Rijk is kaderstellend voor de Wmo. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo. De provincie draagt zorg voor het voeren van beleid betreffende het steunfunctiewerk waarmee de gemeenten ondersteund worden bij hun uitvoering van de Wmo. Voor toepassing van artikel 13 stelt de Wmo Den Haag en Rotterdam gelijk aan de provincie, zodat de provincie geen verantwoordelijkheid kent voor het steunfunctiewerk in deze steden. Echter met één uitzondering. Voor Den Haag en Rotterdam geeft de Wmo de provincie wel de verantwoordelijkheid voor het voeren van beleid betreffende steunfunctiewerk voor minderheden (artikel 14). De toegevoegde waarde van het provinciale steunfunctiebeleid komt tot uiting in de versterking van de kwaliteit waarmee samenwerkende gemeenten hun Wmo-taken uitvoeren en in de regionale aanpak. Meetbare knelpunten binnen en tussen gemeenten onderling zijn daarbij aangrijpingspunten voor de inzet van de door de provincie beschikbaar gestelde capaciteit van ondersteuningsinstellingen. De provincie heeft enerzijds een faciliterende rol door inzet van de door haar gefinancierde steunfunctieinstellingen JSO en Tympaan instituut. Anderzijds neemt de provincie haar rol door: sturing te geven aan het steunfunctiebeleid gericht op signaleren, agenderen, adresseren, ondersteunen en kennis vergaren en –verspreiden. De provincie is procesverantwoordelijk opdat alle betrokkenen meedoen in het proces van signaleren, agenderen en adresseren. Opdracht geven tot het jaarlijks opstellen van een barometer door het Tympaan Instituut. Voor het vaststellen van de mate waarin kwetsbare burgers in staat zijn om te participeren wordt de sociale barometer als meetinstrument gebruikt. De barometer omvat een selectie van gegevens op de thema’s jeugd, leefomgeving en participatie. De presentatievorm van de barometer is gericht op het direct inzicht bieden in de sociale kwaliteit op regionaal en gemeentelijk niveau. De barometer wordt up-to-date gehouden, waardoor meetbaar gemaakt wordt wat de effecten zijn van gemeentelijk en provinciaal beleid. Deze barometer met kwantitatieve en kwalitatieve analyses vervult op de eerste plaats een belangrijke agenderende functie in de provinciale ondersteuningsfunctie: aan de hand van de barometer worden signalen geïdentificeerd die wijzen op maatschappelijke problematieken in de regio’s. De barometer dient er
10
tevens toe om inzichtelijk te maken hoe het met de participatie van kwetsbare burgers gesteld is. In de bijlage is een nadere omschrijving van de sociale barometer opgenomen. Deze regioverkenning wordt opgesteld door Tympaan in samenwerking met JSO en desbetreffende regio. In de verkenning is opgenomen, de barometer, de kwalitatieve en kwantitatieve analyse. Deze verkenning is de basis voor afspraken tussen gemeente als uitvoerder van de Wmo en de provincie over de inzet van de steunfunctieorganisaties. Met deze werkwijze is er een sluitende aanpak tussen uitvoering enerzijds en de ondersteuningsbehoefte anderzijds. Hierdoor is het rendement van de inzet van ondersteuningsorganisaties optimaal. De provincie maakt vanuit het oogpunt van verbinding en doeltreffendheid met verbanden van samenwerkende gemeenten hernieuwde bestuurlijke afspraken over de inzet van het steunfunctiewerk. De inzet van de steunfunctieorganisaties beperkt zich tot de prestatievelden van de Wmo en met name op een beperkt aantal thema’s. Die thema’s worden opgenomen in het jaarlijks provinciale uitvoeringsprogramma.
3.2 Verantwoordelijkheid en rol gemeenten De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het aanpakken van de vele uitdagingen op het gebied van de Wmo die zich op het lokale niveau afspelen. Maatschappelijke knelpunten op terrein van participatie van kwetsbare burgers kunnen complex zijn en/of de lokale schaal overstijgen. Inzet van het provinciale steunfunctieaanbod door inzet van kennis en succesvolle methoden is aan de orde wanneer ten aanzien van participatie lokaal dan wel in samenwerkingsverband met andere gemeenten knelpunten en achterstanden zijn te signaleren. Het takenpakket van gemeenten op het sociale terrein wordt de komende jaren vergroot door de op handen zijnde wetgeving in de sfeer van ‘Werken naar vermogen’, de overheveling van delen van de AWBZ naar Wmo, passend onderwijs en de beoogde decentralisatie van jeugdzorg. Gemeenten werken in verschillende samenwerkingsverbanden samen en zoeken samenhang en afstemming met de uitvoering van de Wmo taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Met het oog op provinciale ondersteuning van Wmo-taken komen de gemeenten in regioverband tot regioverkenningen en regionale jaarplannen. De jaarplannen vormen de onderbouwing voor de inzet door de provinciale steunfuncties JSO en het Tympaan Instituut.
3.3 Verantwoordelijkheid en rol JSO, het Tympaan Instituut en Zorgbelang Zuid-Holland JSO, het Tympaan instituut en Zorgbelang Zuid-Holland ontvangen subsidie van de provincie vanwege de rol die zij vervullen bij het bereiken van de provinciale beleidsdoelstelling om het participeren van kwetsbare burgers te bevorderen. Elke organisatie is daarbij verantwoordelijk voor andere onderdelen van de beleidsuitvoering. Tympaan en JSO ondersteunen de gemeenten bij het opstellen van regioverkenningen en regionale jaarplannen en bij het uitvoeren van de in regioplannen beschreven 2e lijnsactiviteiten. Aan de basis van de regioplannen staan regioverkenningen die jaarlijks opgesteld worden. Daarvoor verzamelt het Tympaan Instituut relevante gegevens aan de hand waarvan effecten van beleid in de regio’s beoordeeld kunnen worden. Deze gegevens worden opgenomen in de sociale barometer en mede door JSO en de samenwerkende gemeenten aangevuld met kwalitatieve, verdiepende informatie. Het geheel wordt door het Tympaan Instituut, in samenwerking met JSO, geanalyseerd en verwerkt in de regioverkenningen. Zorgbelang Zuid-Holland ondersteunt verbanden waarin cliënten zich verenigd hebben om voor hun belangen binnen de zorg op te komen. Zorgbelang Zuid-Holland geeft hiermee invulling aan het belang dat
11
de provincie hecht aan de zeggenschap die kwetsbare burgers moeten hebben ten aanzien van de kwaliteit en prijs van het zorgaanbod in de provincie Zuid-Holland. Voor de financiering van de ontwikkeling van sociale kwaliteit worden geen extra financiële middelen ingezet. In plaats daarvan zullen maximaal 5 % van provinciaal gefinancierde uren van JSO en Tympaan ingezet worden voor de ontwikkeling van het aspect sociale kwaliteit in relatie tot de provinciale kerntaken. Concrete uitwerking en zonodig bijstelling worden in het uitvoeringsprogramma meegenomen.
4 Overzicht Financiën In de voorgaande hoofdstukken zijn de financiële middelen per onderwerp aan bod gekomen. Naast die middelen worden tot aan 2014 financiële middelen ingezet ten behoeve van een viertal organisaties. In 2011 hebben Provinciale Staten besloten de subsidierelatie met Sportservice ZH, het Verzetsmuseum en de twee Sensoororganisaties per 1 januari 2014 te beëindigen. Het beëindigen van die subsidierelaties vloeit voort uit de provinciale focus op wettelijke en provinciale kerntaken. Deze organisaties krijgen in 2012 en 2013 de gelegenheid te zoeken naar andere financieringsbronnen dan wel hun werkzaamheden en hun verplichtingen richting derden af te bouwen. Tot het moment dat de subsidierelatie wordt beëindigd zal de provincie in nauw overleg met de instellingen komen tot een effectieve inzet van provinciale middelen. Sportservice ZH maakt geen onderdeel meer uit van de nieuwe werkwijze ten aanzien van de Wmoondersteuningstaak van de provincie. Daarom maakt de provincie in de tweede helft van 2012 aparte afspraken met Sportservice ZH over besteding van de subsidie in 2013. Ten behoeve van de Sensoororganisaties heeft de provincie, mede namens de andere provincies, de problematiek rond de financiering van Sensoororganisaties bij de staatssecretaris van VWS en de Tweede Kamer onder de aandacht gebracht. Dit heeft geleid tot het uitvoeren van een gezamenlijk onderzoek door het Rijk en Sensoor Nederland dat aan de basis zal staan van alternatieve financieringsmogelijkheden van Sensoororganisaties. In de onderstaande tabel zijn de maximale subsidiebedragen voor de verschillende instellingen opgenomen, onder voorbehoud van vaststelling van de provinciale begroting door Provinciale Staten. Dit zijn de totale uitgaven in het kader van Maatschappelijke Participatie, inclusief de in de voorgaande hoofdstukken per onderwerp genoemde bedragen. Ontwikkeling subsidiebedragen 2013-2016 in euro’s Instellingen
2013
2014
2015
2016
JSO
7.434.657*
6.598.186*
5.761.717*
5.761.717*
Tympaan Instituut
1.735.983
1.690.298
1.644.615
1.644.615
Sportservice ZH Zorgbelang Zuid-Holland
605.642 3.013.498
0 2.678.665
0 2.343.832
0 2.343.832
Verzetsmuseum
148.500
0
0
0
Sensoor ZHN
216.601
0
0
0
Sensoor MiddenZuid
365.874
0
0
0
Totaal
13.520.755
10.967.149
9.750.164
9.750.164
12
* Inclusief de bijdrage voor het onderdeel ondersteuning aan Bureau Jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders.
13