Dordrecht
Beleidsregels en aanbesteding Verordening Werk en Bijstand 2004
Maatwerk bij de reïntegratie van werkzoekenden • Algemene bepalingen over voorzieningen • Flankerende voorzieningen • Stimuleringssubsidies m Niet bijstandgerechtigde werkzoekenden
Afdeling Werk, Bureau ABC Sociale Dienst Dordrecht September 2004
Inhoud
Inleiding 2 Samenvatting 2 Ontwerp-besluit 2 Algemene bepalingen over voorzieningen (Verordening, Afdeling 2.3) 3 Flankerende voorzieningen (Verordening, Afdeling 2.7) 3 Scholing (Artikel 2.13) 3 Kinderopvang (Artikel 2.14) 4 Schuldhulpverlening (Artikel 2.15) 4 Overige flankerende voorzieningen (Artikel 2.16) 4 Stimuleringssubsidies (Verordening, Afdeling 2.9) 5 Overige subsidiëring en geldleningen (Verordening, Afdeling 2.11) 6 Specifieke bepaling voor niet bijstandsgerechtigde werkzoekenden (Verordening, Afdeling 2.11).6
Beleidsregels en aanbesteding Verordening Werk en Bijstand 2004 Afdeling Werk, Bureau ABC September 2004
Inleiding De gemeenteraad stelde de verordening Werk en Bijstand 2004 vast op 29 juni 2004. Op een aantal onderwerpen wacht de verordening op de nadere beleidsregels. De verordening biedt het college de rechtsgrond om dit te doen. Dit voorstel biedt de nadere beleidsregels aan. De directeur van de Sociale Dienst vraagt tevens goedkeuring om een bijbehorend product aan te besteden en in te kopen. Het betreft het rea-advies, waarvoor het bestek als bijlage is bijgevoegd.
Samenvatting Het college stelt de nadere beleidsregels vast, en machtigt de directeur van de Sociale Dienst om deze uit te voeren, op het terrein van: • Algemene bepalingen over voorzieningen, volgens Afdeling 2.3 o Het betreft regels voor ontheffing van de arbeidsverplichting • Flankerende voorzieningen, zoals beschreven in Afdeling 2.7 van de verordening W&B. o Scholing, aanvullend aan Werkplaats, Agu en Kweekvijver o Kinderopvang, opdat de arbeidsinschakeling aan het adres van alleenstaande ouders op een correcte wijze opgelegd kan worden o Schuldhulpverlening, waarmee de cliënt in voldoende mate geïnformeerd en geadviseerd zal worden, en een begeleiding kan ontvangen in het geval van problematische schulden o Rea-advisering, opdat de dienst de arbeidsmogelijkheden van de cliënten kan vaststellen, ondanks medische en psychische klachten • Stimuleringssubsidies, volgens Afdeling 2.9 o Het betreft de bepaling van de voorwaarden wanneer de cliënt aanspraak op subsidie of geldlening kan maken " Overige subsidiëring en geldleningen, volgens Afdeling 2.10 o Het betreft de beleidsregels voor bijzondere kosten van een cliënt tijdens een traject; zoals de reiskosten, wervingskosten en schoolmiddelen • Specifieke bepaling voor niet bijstandsgerechtigde werkzoekenden, volgens Afdeling 2.11 o Het betreft de subsidieverlening aan nuggers (niet-uitkeringsgerechtigden) die werk zoeken Het college stemt tevens in met bestek en aanbesteding van het rea-advies.
Ontwerp-besluit 1. 2.
3.
De beleidsregels vaststellen voor onderdelen van de Verordening Werk en Bijstand 2004 De directeur van de Sociale Dienst mandateren de beleidsregels uit te voeren voor de afdelingen: • Algemene bepalingen over voorzieningen (Afdeling 2.3) • Flankerende voorzieningen (Afdeling 2.7) • Stimuleringssubsidies (Afdeling 2.9) • Overige subsidiëring en geldleningen (Afdeling 2.10) • Specifieke bepaling voor niet bijstandsgerechtigde werkzoekenden (Afdeling 2.11) In te stemmen met bestek en aanbesteding van het rea-advies
Beleidsregels en aanbesteding Verordening Werk en Bijstand 2004 Afdeling Werk, Bureau ABC September 2004
Algemene bepalingen over voorzieningen (Verordening, Afdeling 2.3) Het college bepaalt op basis van artikel 2.5. lid 2 van afdeling 2.3 of de bijstandsgerechtigde ontheven wordt van de arbeidsverplichting. Dit voorstel vraagt het college om de directeur van de dienst hiertoe te mandateren. Voor de goede orde legt dit voorstel de beleidsregels voor het mandaat vast en welke aanleidingen er zijn om tot ontheffing van de arbeidsplicht te besluiten. Dit geschiedt niet (meer) op basis van categorale kenmerken, maar kan alleen plaatsvinden op basis van een beoordeling, door de klantmanager namens de dienst, van de individuele en persoonlijke situatie van de betrokkene. De beoordeling leidt tot een volledige ontheffing, gedeeltelijke ontheffing, een ontheffing voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd. Of tot een weigering van de ontheffing. In de dagelijkse praktijk zullen klantmanagers de cliënten voor ontheffing voordragen, die de volgende kenmerken dragen: • Personen met ernstige medische en/ of psychische belemmeringen. Dit leidt meestentijds tot een ontheffing, waarvan de termijn gebaseerd is op het medische advies van de daartoe aangewezen instantie. De ontheffing kent veel verschijningsvormen en kent niet één maat. Er bestaat verschil tussen ontheffingen voor bepaalde en voor onbepaalde tijd. In alle gevallen toetst de dienst tenminste één keer in de vijf jaar de thuissituatie en roept hiertoe de cliënt op. Er bestaat eveneens verschil tussen gedeeltelijke en volledige ontheffingen en alle variëteit die daarbij denkbaar is. • Personen die conform de afspraken in de SNO 2003 buiten de reguliere intake van het CWI worden gehouden en die rechtstreeks door de gemeente worden afgehandeld. Dat betreft: o aanvragers van een IOAZ- uitkering o personen die gerekend worden tot de groep gevestigde zelfstandigen o personen zonder adres (dak- en thuislozen) o personen die in een inrichting verblijven, waaronder begrepen bewoners van Stichting de Hoop en het Blijf van mijn Lijf Huis te Dordrecht; Bovengenoemde personen blijven onder verantwoordelijkheid van BVR, zolang de omstandigheden die hun reïntegratie naar de arbeidsmarkt in de weg staan ongewijzigd zijn. Hierbij opgemerkt dat sommige in een inrichting verblijvende groepen van personen weldegelijk een rehabilitatie of reïntegratieprogramma volgen (bijv. Stichting De Hoop) waarbij andere financieringsmiddelen zoals AWBZ, ESF worden benut. Dit valt buiten de interventie van de SD • Personen met een WAO-Wajong uitkering of WW-uitkering. Het UWV is verantwoordelijk voor de reïntegratie van deze personen, ook als aanvullende bijstand wordt verstrekt • Zwangerschap Ontheffing voor de duur van maximaal 16 weken rond de datum van bevalling • Cliënten, ouder dan 64 jaar Leidt redelijkerwijs tot ontheffing, in overleg met betrokkene • Cliënten, ouder dan 57,5 jaar De arbeidsplicht die voorheen voor deze categorie cliënten gold, vervalt. De klantmanager bespreekt met betrokkene de wensen en mogelijkheden. Ontheffing niet vanzelfsprekend.
Flankerende voorzieningen (Verordening, Afdeling 2.7) Scholing (Artikel 2.13) De beleidsregels bevestigen in dit voorstel de hoge uitzondering voor het gebruik van dit deel van de verordening. Opleiding en bekostiging zijn in handen van het RIB (reïntegratiebedrijf). Bekostiging van scholing op basis van Afdeling 2.7 is alleen mogelijk voor cliënten in combinatie met betaald werk of een stageplaats, met een baangarantie, en als onderdeel van het uitstroomtraject volgens Werkplaats, Agu of Kweekvijver. In het werkproces beoordeelt de klantmanager het advies van het RIB (reïntegratiebedrijf) op de aanvraag van de cliënt. Honorering van de aanvraag leidt tot een lening of subsidie aan betrokkene.
Beleidsregels en aanbesteding Verordening Werk en Bijstand 2004 Afdeling Werk, Bureau ABC September 2004
De onderstaande voorwaarden bij de beleidsregels, onderstrepen de uitzonderingspositie van aanvullende scholing: • Scholing beslaat ten hoogste één jaar • Alleen als geen andere financieringsmogelijkheden aanwezig zijn • De kosten overstijgen niet € 2.500 (niveau 2004, jaarlijks te indexeren) • Verwijtbare uitval leidt tot terugvordering van de lening of subsidie De beleidsregels leiden niet tot aanbesteding van een product. De vraag naar scholing zal bij wijze van uitzondering aangevraagd worden en slechts incidenteel gehonoreerd worden. Kinderopvang (Artikel 2.14) De beleidsregels luiden als volgt, gerekend vanaf 1 oktober 2004, met het oog op de start van de Wet Kinderopvang op 1 januari 2005: • Betrokkenen zoeken en vinden een kindplaats op eigen gezag vanaf 1 januari 2005 volgens de uitgangspunten van de Wet Kinderopvang • De gemeente betaalt de kindplaats tijdens het uitstroomtraject, onder verrekening van de ouderbijdrage die inkomensafhankelijk wordt bepaald Categorale ontheffing van de arbeidsplicht vervalt voor bijstandsgerechtigde alleenstaande ouders. De arbeidsplicht kan de gemeente alleen opleggen als voldoende kinderopvang beschikbaar staat. De dienst inventariseerde de mogelijkheden van de kinderopvang. Het blijkt dat voldoende capaciteit beschikbaar is. Het "Loket Kinderopvang" dat de dienst exploiteert, helpt ouders bij de zoektocht naar een kindplaats en berekent de hoogte van de eigen bijdrage, op basis van de inkomensafhankelijke tabel die het rijk voor de kinderopvang aanhoudt. Er vindt geen aanbesteding van producten plaats; kinderopvang is er voldoende en de bemiddeling is al beschikbaar in het "Loket Kinderopvang". Schuldhulpverlening (Artikel 2.15) De gemeente voert schuldhulpverlening in eigen beheer uit. De Sociale Dienst houdt hiervoor een Bureau Schuldhulpverlening in stand. De dienst wenst dit te continueren. Hoewel de dienst alle andere instrumenten, voorzieningen en producten "op de markt" aanbesteedt en inkoopt, heeft de dienst vertrouwen in de kwaliteit van de eigen schuldhulpverlening, dat het bureau verzorgt. De activiteiten van het bureau schuldhulpverlening behelzen het "budgetadvies gesprek", de schuldbemiddeling, schuldsanering en budgetbegeleiding. Daarnaast biedt het bureau ook budgetcursussen aan. De formatie is berekend op de jaarlijkse instroom van ongeveer 1.200 cliënten, waarvan ongeveer 300 cliënten tot feitelijke schuldsanering komen. De beleidsregels luiden als volgt: • Alle cliënten in de Werkplaats mogen gebruik maken van de uitnodiging van het bureau schuldhulpverlening, voor een "budgetadvies gesprek" • Schuldbemiddeling en schuldsanering geschieden aan de hand van het contract dat het bureau schuldhulpverlening en cliënt overeenkomen De benodigde formatie van het bureau legt een beslag van ongeveer € 200.000,- op het werkdeel dat de gemeente op basis van de WWB ontvangt. Er vindt geen aanbesteding van producten plaats. Overige flankerende voorzieningen (Artikel 2.16) De "overige flankerende voorzieningen" spitsen zich toe op de rea-advisering. Het product behelst het advies van een externe partij over de arbeidsmogelijkheden van een bijstandsgerechtigde cliënt, met inachtneming van de medische of psychische belemmeringen van de cliënt in kwestie. Het "reïntegratieadvies", afgekort rea-advies. Het huidige contract met Reaned verstrijkt op 31 december aanstaande. Deze voorziening is onvermijdelijk, want bepaalt de (fysieke en geestelijke) mogelijkheden van de cliënt op zijn uitstroomtraject via Werkplaats, Agu of Kweekvijver en geeft de grens aan van verwijtbaarheid bij uitval uit het traject.
Beleidsregels en aanbesteding Verordening Werk en Bijstand 2004 Afdeling Werk, Bureau ABC September 2004
De beleidsregels behelzen de volgende uitgangspunten: • Klantmanager is bevoegd tot direct aanvragen van een Rea-advies, zonder raadplegen van de werkplaats als de werkzoekende aangeeft niet dan wel in beperkte mate te kunnen werken als gevolg van medische omstandigheden en kan aantonen in behandeling te zijn bij een medisch specialist of daartoe erkende instelling • Rea-adviezen inwinnen in alle andere gevallen waarbij partijen (reïntegratiebedrijf, klantmanager) twijfelen aan de inzetbaarheid • Het rea-advies is een voorziening zoals bedoeld in artikel 2.4 lid 2 van de verordening: "een werkzoekende (...) is verplicht hiervan gebruik te maken" De dienst houdt rekening met een kwart van de cliënten die jaarlijks instromen, voor wie een rea-advies gewenst is. Dat zou leiden tot naar schatting 500 adviezen per jaar. De aanbesteding voor dit product moet starten; het bestek is als bijlage bij dit collegevoorstel gevoegd. De kosten zullen naar verwachting het mandaat van de directeur overstijgen. Het college wordt verzocht in te stemmen met het bestek en de aanbesteding. Voor de goede orde wijst dit voorstel op nog andere voorzieningen die de gemeente flankerend beschikbaar kan stellen. NT2, Nederlands als tweede taal, staat voor allochtonen beschikbaar om de drempel naar werk te verlagen. De bekostiging komt ten laste van de WIN (Wet Inburgering Nieuwkomers) en WEB (Wet Educatie Beroepsonderwijs). Beide wetten wijzigen. De WIN maakt op 1 januari 2006 plaats voor de Wet Inburgering. Uw college zal separaat worden geïnformeerd, door zowel Sociale Dienst als Onderwijs & Welzijn, over de gevolgen ervan. Tot die tijd geldt het huidige beleid van de gemeente dat uw college separaat vaststelde. NT2 is geen voorziening, waar de werkzoekende "verplicht is gebruik van te maken" (Verordening, artikel 2.4 lid 2).
Stimuleringssubsidies (Verordening, Afdeling 2.9) De verordening stelt in artikel 2.18 onder afdeling 2.9 dat het college aan werkzoekenden stimuleringssubsidies kan toekennen en dat dit geschiedt bij het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid. De bijpassende beleidsregels over doelgroepen en hoogte van de stimuleringssubsidie luiden in dit voorstel als volgt: • Alle bijstandsgerechtigde cliënten die deelnemen aan Werkplaats, Agu of Kweekvijver, komen in aanmerking voor een stimuleringssubsidie • De cliënt richt de subsidieaanvraag aan het college, die beoordeling en afhandeling mandateert aan de directeur van de dienst • Criterium voor de stimuleringssubsidie is de uitstroom naar algemeen geaccepteerde, maar ongesubsidieerde arbeid, onder overlegging van een arbeidsovereenkomst met de werkgever van tenminste zes maanden • De hoogte van de stimuleringssubsidie is afhankelijk van de uitkeringsnorm van de cliënt en van het moment van uitstroom, zie schema.
Uitstroom in 1" maand Gehuwden 100% minimumloon Alleenstaande ouder*) 70%-90% minimumloon Alleenstaande*) 50%-70% minimumloon
Uitstroom in 2° en 3e maand 100% min.loon 70% min.loon1 50% min.loon*)
Uitstroom in 4" tot 6a maand 50% min.loon 35-45% min.loon 25-35% min.loon
*)
Het verschil tussen minimum en maximum wordt bepaald aan de hand van de feitelijke thuissituatie
•
Cliënten waarvan is vastgesteld dat zij slechts partieel inzetbaar zijn en die voor dat deel uitstromen naar duurzame reguliere arbeid, hebben aanspraak op een subsidie ter hoogte van een halve maand uitkering volgens de norm waar zij recht op hebben Als de cliënt binnen zes maanden weer een aanvraag voor bijstandsuitkering indient, is de directeur gemachtigd de stimuleringssubsidie terug te vorderen
•
Beleidsregels en aanbesteding Verordening Werk en Bijstand 2004 Afdeling Werk, Bureau ABC September 2004
Overige subsidiëring en geldleningen (Verordening, Afdeling 2.11) Artikel 2.19 van deze afdeling in de verordening houdt de mogelijkheid open om "financiële belemmeringen die de werkzoekende ondervindt in het kader van zijn uitstroomtraject op te heffen". Het betreft volgens lid 2 van het artikel alleen de kosten die met het traject samenhangen. Artikel 2.21 bepaalt de wijze waarop het college behalve subsidies, ook geldleningen kan verstrekken. Het artikel en de afdeling houden de mogelijkheid open om in uitzonderingssituaties aanvullend een bekostiging te realiseren, in de vorm van een subsidie of een geldlening. Dit geschiedt na de aanvraag van de cliënt, met een advies van het betrokken RIB. Het betreft uitzonderingssituaties, die tot maatwerk leiden. De beleidsregels luiden in dit voorstel als volgt: Schoolmiddelen Aan een scholing kunnen extra kosten verbonden zijn, zoals boekengeld en voor de studie benodigde schrijfwaren. Deze kosten kunnen vergoed worden als dit in het kader van een opleiding noodzakelijk is. De noodzaak wordt n.a.v. de opleidingseisen vastgesteld door de klantmanager. De maximale vergoeding voor deze kosten bedraagt € 500. Betaling vindt plaats na overleggen van de originele kwitantie. Voor een PC kan indien absoluut noodzakelijk voor het volgen van de opleiding maximaal een bedrag ad € 1.100 (conform beleid scholing en activering juni 2002) aan subsidie worden toegekend. Reiskosten Bij het volgen van een uitstroom gerelateerd traject worden geen reiskosten verstrekt. Onze klanten hebben een eigen verantwoordelijkheid en zullen in veel gevallen bij werkaanvaarding in reguliere arbeid ook geen reiskosten krijgen. Buitengewone verwervingskosten Deze kosten komen voor subsidie of geldlening in aanmerking. De beoordeling door de klantmanager vindt op individuele gronden plaats. Voorbeelden zijn het behalen van een rijbewijs, werkkleding of kosten van de eigen bijdrage bij een Beroepsbegeleidende leerweg (BBL). De kosten worden uitsluitend vergoed indien er sprake is van een baangarantie én er geen andere financieringsbronnen zijn, tot een maximum van € 1.000. De uitvoering van de verordening mandateerde het college al aan de directeur van de Sociale Dienst. Voor de goede orde zij hierbij vermeld dat de keus tussen subsidie of geldlening in deze Afdeling 2.11 tevens onderdeel van dat mandaat is.
Specifieke bepaling voor niet bijstandsgerechtigde werkzoekenden (Verordening, Af deling 2.11) Op 31 december 2004 eindigt het contract dat de gemeente met Kliq sloot over de begeleiding en bemiddeling van NUG-gers naar werk. NUG-gers zijn de niet-uitkeringsgerechtigden (exact geformuleerd: de persoon, jonger dan 65 jaar die als werkloze werkzoekende staat geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) en die geen recht heeft op een uitkering op grond van de WWB, de Werkloosheidswet (WW), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Toeslagenwet (TW), de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria, de Algemene Nabestaandenwet (ANW) dan wel op grond van een regeling, die met deze wetten naar aard en strekking overeenstemt). De verordening biedt het college onder afdeling 2.11 de rechtsgrond om de werkwijze te bepalen hoe de ondersteuning van deze groep plaatsvindt. De » • •
beleidsregels luiden in dit voorstel als volgt: Voor niet bijstandsgerechtigde werkzoekenden geldt dezelfde werkwijze als voor bijstandsgerechtigden Bekostiging gaat in de vorm van subsidie met een eigen bijdrage van de deelnemer naar draagkracht De deelnemer betaalt maandelijks de eigen bijdrage
De voorzieningen die de dienst op basis van de verordening beschikbaar stelt voor werkzoekenden, staan daarmee ook beschikbaar voor de "NUG-gers". Het betreft de voorzieningen zoals de Werkplaats, de Agu en Kweekvijver.
Beleidsregels en aanbesteding Verordening Werk en Bijstand 2004 Afdeling Werk, Bureau ABC September 2004
De NUG-ers en ANW-ers ontvangen geen uitkering van de gemeente, dus vallen zij niet onder het afstemmingsbeleid. Het is daarom nodig met deze klanten speciale afspraken te maken. Met elke NUG-er en ANW-er wordt een subsidieovereenkomst gesloten tussen gemeente en cliënt, waarin de rechten en plichten zijn vastgelegd. Als tegenprestatie van deze subsidie dient de subsidieaanvrager (cliënt) het traject met goed gevolg af te ronden. De cliënt betaalt een eigen bijdrage waarbij rekening wordt gehouden met de draagkracht van betrokkene. De berekening ervan is gelijk aan de draagkrachtberekening bij verstrekkingen van de bijzondere bijstand. De plichten van de klant zijn gelijk aan de afspraken die bijstandsgerechtigden met de Sociale Dienst maken. Dit betekent dat ongewenst gedrag (inclusief ongeoorloofd verzuim) voor sancties in aanmerking komen. Bij verwijdering uit een traject, of als anderszins sprake is van verwijtbare uitval, heeft de gemeente tevens de mogelijkheid om (een deel van de) verstrekte subsidie in rekening te brengen, wegens het niet voldoen van de tegenprestatie. De hoogte van het te betalen bedrag wordt berekend volgens de toelichting bij artikel 2.4 lid 6 van de verordening. In afwijking van de rechten van de bijstandsgerechtigden ontvangen de NUG-gers hun eigen bijdrage retour na de succesvolle afronding van het traject, dus bij de feitelijke uitstroom naar regulier werk (na overlegging van een arbeidsovereenkomst van zes maanden). Het werkproces dat noodzakelijk is bij de dienst is besproken en vastgelegd. De klantmanager registreert de cliënt als niet-bijstandsgerechtigde, afdeling Inkomen van de dienst bepaalt de draagkracht en de hoogte van de maandelijkse bijdrage. Er vindt geen aanbesteding plaats. De NUG-gers maken gebruik van de capaciteit die al aanbesteed en ingekocht werd.
Beleidsregels en aanbesteding Verordening Werk en Bijstand 2004 Afdeling Werk, Bureau ABC September 2004