Beeldvor ming rond senioren hermine van haver
Beeldvor ming rond senioren hermine van haver
Voorwoord Dit document kwam tot stand naar aanleiding van: Enerzijds: Een uitspraak van Mevrouw Monica De Coninck op de openbare vergadering van de Antwerpse Ouderenraad van 6/12/2007. Daarin benadrukte zij dat er met de senioren wel degelijk rekening wordt gehouden en tevens bevestigde zij in haar welkomstwoord haar luisterbereidheid om de verlangens van de senioren te leren kennen. Anderzijds: Het lezen van een artikel over ‘BEDREIGINGEN VOOR OUDERE MEDEWERKERS’ van Marc Schabracq, Doctor in de Arbeids- en Gezondheidspsychologie, verbonden aan de universiteit van Amsterdam. Zowel de uitspraak van Mevrouw De Coninck als de herkenbaarheid van hetgeen Dr. Marc Schabracq schreef over oudere werknemers waren voor mij een aanzet om verder na te denken en te schrijven over de specifieke problematiek van en de vraagstelling omtrent senioren. Mijn doel hierbij was en is nog steeds een andere kijk aan te geven, die het mogelijk maakt de DIVERSITEIT van de senioren zo ruim mogelijk te leren waarnemen en op die manier de perceptie van het ouder zijn in een ander en hopelijk voor velen wat positiever daglicht te stellen.
Disclaimer*** Deze tekst, met inbegrip van zijn eventuele bijlagen, is een officieel document en eigendom van de auteur. De inhoud mag niet vermenigvuldigd, verspreid of op andere wijze openbaar gemaakt worden aan derden, zonder voorafgaandelijke toelating van de auteur.
1
Beeldvorming rond senioren Een mensenleven wordt meestal voorgesteld als een groeiende, en na de volwassenheid een weer dalende curve. Een mens wordt geboren, groeit tot volwassenheid, wordt oud, leert bij wijze van spreken terug af en sterft. De symboliek van de bloem wordt in dit verband dikwijls aangehaald. Fysisch worden we allemaal ouder en kennen we allemaal de algemeenheden die over ouder worden de ronde doen. 1. VERSCHILLEN Waar echter weinig aandacht aan besteed wordt, is dat mensen in de loop van hun levensjaren op vele vlakken een geschiedenis hebben opgebouwd die ons bij het ouder zijn erg verschillend van elkaar kan maken. Enkele van die verschillen zal ik trachten op een rijtje te zetten zonder er een bepaald oordeel of een veroordeling over mensen aan te koppelen. Ook zal ik pogen de gevolgen te ontdekken van deze verschillen en onze manier van kijken ernaar.
1.1 Verschillen vanuit de genen en opvoeding
We beginnen allemaal verschillend aan de startlijn. Iedere mens is uniek in de samenstelling van zijn genetisch materiaal. Daar komt de opvoeding bij die van dat genetisch materiaal nog meer het uniek zijn van ieder mens benadrukt. Zo bezit de ene mens meer vitaliteit dan de andere; zo verschillen we als man of vrouw; zo zal de ene mens een meer vechtend karakter hebben dan de andere; zo bepaalt onze gezondheid ons leven; zo zal de ene mens meer rekenen op zichzelf dan de andere, enz...
1.2 Verschillen vanuit de cultuur
Een niet te onderschatten verschil is de culturele achtergrond en de tijd die we in een bepaalde cultuur doormaken. Misschien ligt daar wel de reden waarom het zo moeilijk is oudere allochtonen in een groepsverband op te nemen. Als je naar België komt als volwassen allochtoon met een gezin, is je eerste doel dit gezin in leven te houden door aan een inkomen te geraken en reken je erop, zoals in vele culturen de gewoonte is, dat je eens je oud bent, opgevangen wordt door de jongere generatie. Je eerste bekommernis is dan niet om mee te praten in groepen over wat er gaat gebeuren in je latere leven. Deze zorg wordt immers gedragen door de jongere generatie, die automatisch voor jou gaat zorgen.
2
1.3 Verschillen van omgaan met je mogelijkheden
In het dagelijkse leven verschillen mensen in de wijze waarop zij ouder worden. Sommigen ontwikkelen inderdaad de spreekwoordelijke wijsheid die wordt verondersteld met de jaren te komen en die hen in staat stelt soepel om te gaan met veranderende omstandigheden, terwijl ze tegelijkertijd het vermogen behouden de doeleinden na te streven die voor hen van belang zijn. Anderen voelen echter dat het steeds moeilijker wordt zich aan te passen aan de veranderingen waaraan zij worden blootgesteld. Dit maakt dat sommige mensen zich bekwaam blijven voelen om in het dagelijkse leven te staan, terwijl anderen onzeker en angstig worden en proberen zoveel mogelijk moeilijkheden uit de weg te gaan, of een beroep gaan doen op sociale hulp. 2. PeRCEPTIE & PERCEPTIE-UITBREIDING In onze maatschappij is bij de meerderheid van de bevolking vooral de categorie mensen bekend die een beroep moeten doen op onze sociale zekerheid. Ook de senioren die zich minder gemakkelijk aanpassen aan de elkaar steeds sneller opvolgende veranderingen in onze maatschappij worden makkelijker in de kijker geplaatst. Zij vooral bepalen, zonder dat het hun bedoeling is, het algehele beeld dat men heeft van de senior. Als gevolg van deze ontwikkeling bestaat de neiging senioren na hun vijftigste als minder aantrekkelijk te gaan bekijken. Men ziet hen als minder flexibel en niet meer productief. Men ziet ze als ziek, gestresseerd en hulpbehoevend. Hoewel dit gedeeltelijk een duidelijk geval is van stereotypische overdrijving, is het eveneens een realiteit dat sommigen van hen wel degelijk ernstige problemen ervaren. Zij moeten dus onze aandacht blijven vragen, zodat ze de zorg kunnen krijgen waar ze als mens recht op hebben. Toch wil ik deze alleszins belangrijke manier van kijken naar senioren uitbreiden naar een bredere kijk, zodat dit artikel kan bijdragen tot een positief en hoopvol beeld van een mens op zoek naar kwaliteit in zijn latere leven.
2.1 Reserve aan menselijk kapitaal
Mensen van boven de vijftig vertegenwoordigen een steeds groter wordende reserve aan menselijk kapitaal, een potentieel waarin in het verleden ook is geïnvesteerd en waarmee communicatie strategisch gesproken van groot belang zou kunnen zijn, als het maar beter benut zou worden. Er is echter nog te weinig geëxperimenteerd met de mogelijkheden van deze groep mensen en ook het beleid houdt in zijn zorgverlening nog te weinig rekening met de zeer verscheiden mogelijkheden die zij bezitten. Dit is begrijpelijk, vermits men dan meer naar de persoon moet kijken en oplossingen minder groepsgericht zullen zijn. Er wordt gevreesd dat de kosten dan té hoog zullen oplopen, terwijl niets bewijst dat het eerder het tegenovergestelde zou kunnen zijn. Maar door altijd in dezelfde lijn te blijven denken maakt het beleid waar wat het zelf wil geloven, nl. ouderenzorg is ‘bepamperen’.
3
2.2 Veranderende vermogens
Hoewel sommige vermogens (spierkracht, snelheid, uithoudingsvermogen, sensorische vermogens, vasthoudende aandacht) met het klimmen der jaren weliswaar achteruitgaan, is er bij andere vermogens net sprake van verdere ontwikkeling en groei. Met name vermogens die gebaseerd zijn op kennis en ervaring gaan met de leeftijd juist vooruit, en sommige mensen ontwikkelen op oudere leeftijd een vorm van wijsheid die van grote waarde kan zijn voor het maatschappelijk denken.
2.3 Individuele verschillen
Wel is het zo dat mensen na hun vijftigste worden gekenmerkt door grote individuele verschillen op al deze punten. Deze variabiliteit is een in wezen voor de hand liggende consequentie van de omstandigheid dat ouder worden toch vooral een divergerend proces is. Mensen maken verschillende keuzes, maken verschillende gebeurtenissen mee en leiden verschillende levens, met als gevolg dat verschillen tussen individuen met de jaren eerder groter worden dan kleiner. Over het algemeen geldt dat de wijze waarop mensen gedurende de latere fasen van hun leven functioneren vooral wordt bepaald door het leven dat zij tot dan toe hebben geleid. Mensen gaan dus deze laatste fase in vanuit verschillende uitgangsposities en verschillen ook op het punt van de ontwikkelingstaken die zij tot een goed einde hebben gebracht. De mate waarin men de kans heeft gekregen zichzelf naar lichaam en geest te ontplooien en te onderhouden speelt daarin een enorme rol. Dit impliceert dat niet iedereen even gereed, bereid en in staat is de uitdagingen van de laatste fasen van het leven aan te gaan.
3. VALKUILEN EN RISICO’S Teneinde in staat te zijn beleid en interventies te ontwikkelen voor het groeiende aantal oudere mensen, moeten organisaties en het beleid inzicht hebben in de risico’s die deze mensen bedreigen. In het volgende deel wordt ingegaan op de vorm die deze gevaren bij een onveranderd beleid kunnen aannemen. Het betreft factoren die samen een kwaadaardig proces kunnen vormen dat zowel voor de organisatie als voor de individuele mens pijnlijke consequenties kan hebben. Ik zal ook een poging aanwenden om aandacht te schenken aan het vermijden van deze valkuilen.
4
3.1 Gevaar van generalisatie
Het beschrijven van de moeilijkheden van oudere mensen is overigens om twee redenen een riskante onderneming. Ten eerste dreigt het gevaar van onverantwoorde generalisatie. Men moet dan ook steeds voor ogen houden dat de te beschrijven problemen zeker niet opgaan voor alle vertegenwoordigers van dezelfde leeftijdsgroep. Een tweede gevaar van het beschrijven van problemen van deze mensen is, dat het risico bestaat dat de verantwoordelijkheid voor deze problemen aan de desbetreffende mensen zelf zou kunnen worden toegeschreven, wat hier uiteraard niet de bedoeling is. Men wil via studies te weten komen wat voor de senior belangrijk kan zijn. Het beluisteren van wat de nood is van een bepaalde senior blijft een zeer belangrijk gegeven. Het beleid moet dus durven en blijven investeren in mensen die bereid zijn naar de noden van een bepaalde mens te luisteren zonder een veroordeling te uiten over de mogelijke vragen die de senior heeft. Voortdurend bevragen en aftoetsen van de noden van de oudere medemens blijft een niet-aflatende opgave.
3.2 Specialisatie
Vele senioren zijn tijdens hun beroepsleven specialisten geworden. Het is immers prettig ergens goed in te zijn. Tegelijkertijd komen vaardigheden buiten het specifieke vakgebied niet tot ontwikkeling. Dus in die zin heeft iedere senior zijn eigen vaardigheden en kennis en tegelijkertijd zijn beperkingen. Iemand die heel zijn leven gewerkt heeft rond het ontwikkelen van een bepaalde handigheid zal een andere senior zijn dan iemand die al zijn ganse leven in de boeken zit. Men wil daarin blijven erkend worden, en het is ook belangrijk materiaal dat nog erg nuttig kan zijn in deze maatschappij. Het probleem is echter niet zo simpel als het nu lijkt. Want hoewel de senior wil blijven erkend worden in wie hij is en in de kennis die hij vergaard heeft, raadt men hem voortdurend aan om nog andere van zijn mogelijkheden aan te boren. Het zal dus belangrijk zijn dat de senior zoveel mogelijk zelf aangeeft waar hij nog mee wil bezig zijn. Sommigen zullen gespecialiseerd zijn in een sector die enorm vlug evolueert, en hoe graag ze hun werk ook deden, op hun pensioenleeftijd niet meer de behoefte hebben om voortdurend die evoluties te blijven volgen om nog iets te betekenen voor de buitenwereld. Zij zullen eerder hun aandacht willen richten naar iets nieuws. Het zal dus belangrijk zijn de senior bewust te maken op welke terreinen hij zich nog wil inzetten, met de nadruk op ‘actief zijn’ en hoe hij dit zal trachten mee te delen aan zijn omgeving. Dit wil zeggen dat de senior, ook als hij ouder is, mogelijk op zijn vroegere terreinen nog kan bezig zijn ofwel andere terreinen kan aanboren die hem voldoening kunnen geven. Zo zal hij bewuster kunnen kiezen uit het aanbod dat er voor hem bestaat en dat in wezen niet gering is.
5
3.3 Aannamen
Een en ander heeft te maken met diep gewortelde ‘waarheden’ over de aard van de werkelijkheid, met name o.a. de ‘waarheden’ die betrekking hebben op de verdeling van de macht en de rolverdeling tussen man en vrouw. Aanvaarde waarheden bepalen wat mogelijk en onmogelijk, denkbaar en ondenkbaar, bespreekbaar en onbespreekbaar is, met als gevolg dat wat als vanzelfsprekend en als ‘waarheid’ wordt gezien, dikwijls niet herkend en aanvaard wordt door de individuele senior. Zo krijgt deze persoon het gevoel dat hij niet meer meekan of er niet bij hoort. Ook senioren moeten zich bewust blijven dat de maatschappij hoofdzakelijk bepaalt hoe we moeten zijn en hoe we ons moeten gedragen om erbij te horen, en ook voor de senior is het noodzakelijk te weten dat hij er nog bij hoort. Dus enerzijds moet je weten hoe je hoort te zijn in een bepaalde context zodat je er kan blijven bijhoren, anderzijds wil je toch graag je individuele ik blijven. Het is belangrijk dat zowel de senioren als de mensen die hen steunen deze dualiteit blijven erkennen.
3.4 Veroudering van sociale netwerken
Wanneer mensen met hun actieve carrière of gezin bezig zijn, ontwikkelen ze een sociaal netwerk. Ouders ontwikkelen vriendschappen aan de schoolpoort, leren collega’s kennen op hun werk of tijdens hun hobby’s. Sommige contacten groeien uit tot persoonlijke en vriendschappelijke relaties. Zo komt er een netwerk tot stand van vertrouwde personen met wie de omgang niet onplezierig is en die de alledaagse zaken werkbaar maken. Maar deze netwerken kunnen op oudere leeftijd uitdunnen of zelfs wegvallen. Valkuil hier is dat men zou denken dat, als we maar genoeg inspanningen leveren om nieuwe sociale contacten aan te gaan of mensen daartoe aansporen, dit moet voldoende zijn om mensen geen eenzaamheidsgevoel te geven. Het eenzaamheidsgevoel wordt echter hoofdzakelijk bepaald door het gevoel dat je niets meer hebt van datgene wat vroeger je wereld uitmaakte. Dit is een rouwproces dat iedere senior meemaakt en dat doet pijn. Al te vlug wordt dit weggewuifd door een ‘would be’ optimistische en infantiliserende houding naar de senior toe. Erkennen van zijn pijn is belangrijker en die pijn niet willen wegduwen kan meer helpen dan bovengenoemde negatie.
6
3.5 De generatiekloof
Meestal worden de levensfasen van mensen verdeeld in generaties. Ook voor de senioren heeft men de neiging om op dezelfde manier tewerk te gaan. Men wil de senioren indelen in leeftijdsgroepen, naargelang hun geboortedatum. Maar al deze generaties van senioren hebben verschillende levensgeschiedenissen achter de rug, kijken op uiteenlopende manieren tegen het leven aan, manieren die niet altijd verenigbaar zijn. Zo spreekt men b.v. van de babyboomgeneratie, die gezien wordt als gedetermineerd door de welvarende jaren zestig- zeventig, met de ideeën van vrijheid en zelfactualisering. De oudere generatie zou meer verantwoordelijkheidszin hebben, de jongere generatie vindt de babyboomgeneratie wereldvreemd, idealistisch en zelfingenomen. Zo geeft iedere zgn. generatie kritiek op de vorige en na hem komende generatie. Dit zijn echter veralgemeningen die misschien een geruststellend idee van ‘we weten hoe het in mekaar zit’ geeft, maar tekort doet aan de individuele verschillen van de senior. Bekijk de geschiedenis van iedere mens afzonderlijk, bekijk de complexiteit van het leven dat deze mens geleefd heeft en je zal niet meer in termen van generatieconflicten denken, maar vanuit de geschiedenis van de persoon met wie je praat. Op die wijze zal je tot meer nauwgezette conclusies kunnen komen. Je perceptie zal zich zeker verbreden en niet verengen zoals bij het generatiedenken.
3.6 Feminisme
De manieren waarop mannen en vrouwen gezien werden in de loop van de levensgeschiedenis van de senioren drukt ook nu een stempel op de manier waarop beide geslachten zich profileren. Vrouwen die nu senior zijn, bestaan enerzijds uit diegenen die zich met volle overtuiging op arbeid buiten het gezin hebben gestort, terwijl anderzijds anderen hun taak nog steeds zagen in het beheer en opvoeden van een gezin. Idem voor mannen die anders moesten reageren op een vrouw die ging werken en hun aandeel van de taken in het gezin moesten opnemen, en anderen die op de traditionele manier hun carrière konden maken en beëindigen. Hetzelfde geldt voor de opleiding van vrouwen die in deze generaties erg verschillend kan zijn. Vrouwen die hun opleiding deden renderen met het oog op een economische onafhankelijkheid of welvarendheid in het gezin enerzijds, anderen anderzijds die met een opleiding zich toch nestelden in een gezinssituatie. Nog anderen die geen kans kregen om hun studies verder te zetten hoewel ze dit hadden gewild. Een en ander heeft een aanzienlijke turbulentie veroorzaakt in de rolverdeling van de seksen. Voor veel vrouwen, alsook voor sommige mannen, heeft dit geleid tot vormen van dubbele taakbelasting.
7
Het feminisme heeft de vrouw een beter bestaansrecht gegeven maar heeft ook tot een verplichting tot aanpassing bij mannen geleid. Het feminisme heeft vrouwen zelfstandiger gemaakt en mannen moeten zich daar noodzakelijkerwijze, om de harmonie in het koppel te blijven behouden, leren bij aanpassen. Dagelijks leren we daar samen over bij. Ook als senioren moeten we leren hoe we met elkaar kunnen omgaan. De senioren van nu zijn daar pioniers in. Hoe gaan ze met elkaar om?
3.7 Denken vanuit familiale afkomst en waarden
Een ander aandachtspunt heeft te maken met het gezin van herkomst. Senioren kwamen door hun geboorte terecht in een familie, een sociale klasse, een kerk en een politieke partij, met de beperkingen in een tijd waarin keuzevrijheid nog niet zo vanzelfsprekend was. Men moest vechten voor zijn vrijheid, ouders zaten nog met traditionele verwachtingen rond beroepskeuzen. Men dacht aan zekerheid tot het levenseinde. Enkelen profileerden zich al als pioniers van een wereld die minder denkt in termen van levenslange zekerheden. Deze laatste denkpiste is zich bij meerdere mensen gaan nestelen, waardoor het idee van zelfactualisering en sterke eigen identiteit meer en meer bij de senioren veld gaan winnen is. Dit heeft tot gevolg dat zij niet meer zo willen meegaan met de mainstream van eenzelfde zorg voor alle senioren, maar eerder een op maat gesneden zorg en tijdinvulling verlangen. De senioren worden ook omgeven door jonge mensen (hun kleinkinderen) die hebben geleerd dat het in belangrijke mate mogelijk is keuzes te maken. Jonge mensen worden aangemoedigd om te leren kiezen als het gaat om een opleiding, een loopbaan, een religie, een seksuele identiteit, een bepaald soort partnerrelatie, kinderen, een algemene levensstijl, hobby’s, etc. Hier voelen de senioren zich vrij dicht staan bij hun kleinkinderen die hen op dat gebied beter begrijpen dan hun eigen zonen en dochters. Het denken over vrije keuzes wil niet zeggen dat we allemaal durven keuzes maken. Keuzes worden altijd gelinkt aan vrijheid en waarden, maar men moet durven erkennen, hetzij als senior zelf hetzij als hulpverlener, dat keuzes maken altijd pijn meebrengt voor wat men laat vallen of achterlaat. Misschien moet daar meer open over gesproken worden , want de maatschappij laat nogal gemakkelijk uitschijnen dat goede keuzes geen negatieve gevolgen kunnen hebben.
3.8 Keuzemogelijkheden
Het kunnen kiezen van een eigen manier van leven zou ook moeten bijdragen aan het vermogen om adequaat om te gaan met de voortdurende veranderingen in de wereld. Dit blijkt echter toch een moeilijk punt voor sommige senioren. Aan ons vermogen tot soepelheid als mens mankeert soms wel wat. We verlangen nog erg naar zekerheid en dit houdt ons soms tegen om nog ondernemingszin te tonen. Enerzijds willen we vrije keuzes, anderzijds hebben we nog angst van eigen verantwoordelijkheid en leunen we graag op allerhande voorzieningen die ons ter beschikking staan.
8
We komen immers uit een tijd waar kiezen niet zo vanzelfsprekend was, maar waar er zekerheden waren. We moeten enerzijds die keuzemogelijkheden accentueren, anderzijds blijven aftoetsen wat een bepaalde senior daarvan kan toepassen. Hem aanmoedigen om nog bepaalde risico’s te durven nemen, en anderzijds de zekerheid geven dat de steun van de maatschappij mogelijk kan blijven.
3.9 Verantwoordelijkheid
Kiezen impliceert dat men verantwoordelijk is voor het eigen leven. Dit geldt in principe ook voor het bewaken van de eigen gezondheid en het eigen welzijn in de mate dat dit mogelijk is, en liefst met het zoeken naar de middelen om dit zolang als het kan, mogelijk te maken. De tijd die men neemt om de grenzen van die mogelijkheden af te toetsen zijn erg belangrijk. Het samen zoeken van senioren en hun verzorgers naar de verantwoordelijkheden die zij zelf nog aankunnen en de zaken waar ze hulp voor kunnen gebruiken is een erg nuttige tijdsinvestering die zich zal doen renderen door het feit dat de senior zich nog volwaardig zal blijven voelen. De jongeren dienen te worden bewust gemaakt van het feit dat er ook voor senioren geen rustige en harmonische tijd bestaat, maar dat ook zij psychisch soepel moeten trachten te blijven.
3.10 De toename van veranderingen
De laatste tientallen jaren worden gekenmerkt door een grote versnelling van de opeenvolging van veranderingen op maatschappelijk, cultureel, technisch en economisch gebied. De nadruk op verandering is een eigenheid van onze cultuur geworden. Terwijl de meeste culturen zo zijn gestructureerd dat zij hun leden een stabiele omgeving verschaffen, heeft onze cultuur haar leden omgevingen gegeven die met toenemende snelheid veranderen. Een consequentie van deze eigenaardigheid van onze cultuur is dat de senioren de voorlopers zijn om zich op hun leeftijd aan te passen aan die omgeving. De jongere mensen kunnen moeilijk vatten dat ook de senioren, met de meer traditionele opvoeding en waarden die zij gehad hebben, zich op hun leeftijd moeten aanpassen aan de veranderende maatschappij.
3.11 Stereotypering
Mensen in de westerse wereld zien er niet verlangend naar uit om oud te zijn. Deze houding gaat samen met een stereotypische kijk op oud zijn. In de oudheid werd de god van de ouderdom - Kronos in het Grieks, Saturnus in het Latijn - gezien als kil, droog en onvriendelijk, en werd ouderdom vanouds geassocieerd met melancholie, kerkers en langdurige eenzaamheid (Biedermann, 1989).
9
Ondanks de grote individuele variabiliteit van oudere mensen leidt stereotypering ertoe dat zij worden beschouwd als een min of meer uniforme groep, die wordt gekenmerkt door geringe flexibiliteit en productiviteit, alsook door conservatisme, bitterheid, afhankelijkheid en passiviteit (Foner and Schwab, 1981; Belsky, 1990; Krijnen, 1996). Verder wordt ouderdom geassocieerd met functionele tekortkomingen, die alleen door medische ingrepen zouden kunnen worden verholpen (Baars 1988). Een valkuil zou kunnen zijn dat onze mening over ouderdom zo geëvolueerd is dat we denken dat dit hardnekkige beeld veranderd is. Niets is minder waar. Het enige dat veranderd is, is het stijgen van de levenstijd. Het beeld is ietwat verschoven en men heeft de opdracht gekregen om te zorgen dat het ‘oud lijken’ zoveel mogelijk wordt weggestopt, wat soms tot erg depressieve gevoelens leidt bij de senioren die daar de middelen niet toe hebben, of die daar niet willen mee bezig zijn. Daarom is het belangrijk deze beeldvorming bij te sturen, en dit in het volle bewustzijn van het feit dat men tegen de geschiedenis moet vechten.
3.12 Een zichzelf bevestigende voorspelling
Dit heeft ook tot gevolg dat senioren zichzelf kunnen gaan zien als problematische personen en leren daarin enige compensatie te vinden (minder verantwoordelijk, lagere taakeisen, meer beroep op anderen voor hulp). Dit proces kan aanzienlijk bijdragen aan de ernst van het probleem, omdat het de eigenwaarde en het welzijn van deze mensen aantast. Op langere termijn kan het ook leiden tot minder effectief gebruik van de nog valide functies, en kan het vooral de gevoelens van depressiviteit bij mensen aanwakkeren, zowel bij senioren als bij volwassenen in het vooruitzicht van de oudere leeftijd. Het bovenstaande maakt stereotypering tot een belangrijke negatieve bestendigende kracht die de effecten van de eerder behandelde problemen kan versterken en stabiliseren. Dit maakt - en nogmaals moet dit benadrukt worden - dat het nadenken over de gevolgen van stereotypering in de beeldvorming omtrent senioren dringend noodzakelijk is, met het oog op het zoeken naar interventies en middelen die het beleid tot uitgangspositie kan gebruiken voor alle ondersteuning en hulp.
10
4. Conclusie De meeste problemen die senioren ervaren kunnen worden vertaald in een gevoel van achteruitgaan van hun competentie, vaardigheden, en ontwikkelingsmogelijkheden. Tegelijkertijd wordt dit gevoel versterkt en zelfs bevestigd door een proces van stereotypering. Als een gevolg daarvan worden senioren, ten onrechte, beschouwd als een min of meer uniforme groep mensen met dezelfde mogelijkheden en moeilijkheden. Ten onrechte, omdat senioren onderling gemiddeld meer verschillen dan kinderen, jongere mensen en volwassenen doordat zij langer uiteenlopende levens hebben geleid. De bovenstaande beschrijvingen geven alles bij elkaar wellicht een wat moeilijk beeld en een onoverkomelijke opdracht aan de mensen van het beleid. Dit vloeit dan vooral voort uit de omstandigheid dat het hier een opsomming betreft van wat er allemaal kan misgaan, waarbij de positieve punten zijn weggelaten. Maar als de goede wil er is om over dit alles eens na te denken, dan zal blijken dat er oplossingen zijn die zowel emotioneel als financieel voor iedereen gunstiger zullen zijn. We moeten met z’n allen zoeken naar het vergroten en verwerkelijken van de individuele mogelijkheden die elke senior nog bezit, in het geloof dat die senior nog heel wat kan meehelpen aan vrede en welvaart in onze maatschappij.
Hermine Van Haver, 09. 06.2008
11
Vormgeving: don’t try this at home