BAAC - BILAN RAPPORT 2010/B1732 Oisterwijk (NB), Gemullehoekenweg 60 Archeologisch bureauonderzoek
in opdracht van Elings namens Bosrand BV
Rapport-ID Titel
Oisterwijk (NB), Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek
ISSN
1873 9350
Rapportnummer
2010/B1732
Aantal pagina's
28
Opdrachtgever
Elings namens Bosrand BV
Contactpersoon opdrachtgever
Mw. L van Beek
Onderzoekskader
Bestemmingsplanwijziging
Projectleider BAAC
Mw. E. de Boer
Auteur(s)
Mw. E. de Boer
Kaarten en afbeeldingen
Dhr. W. Loth
Datum definitief
09-03-2010
Digitale versie
ja
Verzending definitief aan
Opdrachtgever, RCE, KB-depot
Akkoord BAAC
Dhr. C. Verbeek Seniorarcheoloog Datum
A: P: T: F: E: W:
Graaf van Solmsweg 103 5222 BS ’s -Hertogenbosch (073) 6136219 (073) 6149877
[email protected] www.baac.nl
A: P: T: F: E: W:
Paraaf
Postbus 2015 7420 AA Deventer (0570) 670055 (0570) 618430
[email protected] www.baac.nl © BAAC 2010
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch databestand of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave dient men zich tot de uitgever te wenden.
Inhoudsopgave Voorwoord ..............................................................................................................................................................7 Samenvatting ..........................................................................................................................................................9 1
2
Inleiding ...........................................................................................................................................................11 1.1
Administratieve gegevens project.......................................................................................................11
1.2
Ligging van het plangebied.................................................................................................................12
1.3
Huidig en toekomstig gebruik.............................................................................................................13
Bureauonderzoek ............................................................................................................................................14 2.1
Onderzoeksmethode............................................................................................................................14
2.2
Geologie en landschap.........................................................................................................................14
2.3
Historische situatie ...............................................................................................................................19
2.4
Bekende archeologische waarden.......................................................................................................21
3
Verwachtingsmodel.........................................................................................................................................23
4
Conclusie en advies..........................................................................................................................................24
5
Literatuur .........................................................................................................................................................25
Bijlage 1: Overzicht archeologische perioden .....................................................................................................27 Bijlage 2: Overzicht geologische perioden ..........................................................................................................28
Figuren Fig. 1:
Ligging van het plangebied in de regio..............................................................................................12
Fig. 2:
Huidig grondgebruik in plangebied en omgeving.............................................................................13
Fig. 3:
Het plangebied op de vereenvoudigde bodemkaart.........................................................................16
Fig. 4:
Vorming van een esdek in archeologisch perspectief. .......................................................................18
Fig. 5:
Het plangebied op het minuutplan van circa 1830. ...........................................................................19
Fig. 6:
Het plangebied op de IKAW met ARCHIS-waarnemingen en AMK-terreinen. ................................21
BILANRAPPORT 2010/1732
Voorwoord Per 1 januari 2010 is Fontys Bilan opgegaan in het archeologisch onderzoeksbureau BAAC bv en daarmee is deze rapportage een uitgave van BAAC bv. Wanneer u vragen en/of opmerkingen met betrekking tot dit rapport heeft, kunt u contact opnemen met BAAC bv. Onze contactgegevens vindt u voorin dit rapport.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 7
BILANRAPPORT 2010/1732
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 8
BILANRAPPORT 2010/1732
Samenvatting Op 1 december 2009 verleende Elings namens Bosrand BV, aan BILAN opdracht voor een archeologisch bureauonderzoek voor het plangebied ‘Gemullehoekenweg 60’ in Oisterwijk in de gelijknamige gemeente (provincie Noord-Brabant). De aanleiding voor dit onderzoek was de bestemmingsplanwijziging in verband met de geplande nieuwbouw op de locatie. Het plangebied maakt deel uit van het beekdal van de Achterste Stroom en ligt direct ten zuiden van de plek waar een oude doorgaande weg deze beek overstak. Deze beek is in de twintigste eeuw genormaliseerd waardoor naar verwachting opgevulde, oude meanders aanwezig kunnen zijn. Het gebied was tot ver in de twintigste eeuw in gebruik als (hakhout)bos en/of weiland en onbebouwd. Op de IKAW heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting en op de gemeentelijke verwachtingskaart grotendeels een lage verwachting. Slechts een smalle zone langs de noordwestgrens heeft een hoge verwachting. In de directe omgeving zijn in vergelijkbare landschappelijke ligging uitsluitend archeologische waarden uit de late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aangetroffen. Door de bebouwing en de aanleg van de poel zal de bodem lokaal verstoord zijn. Of en in welke mate daardoor ook archeologische waarden verstoord zullen zijn, is afhankelijk van de afdekking met sedimenten en/of een antropogeen pakket (esdek). Op basis van het bureauonderzoek wordt aan het plangebied een lage verwachting voor archeologische waarden toegekend en wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Dit selectieadvies moet, voordat bodemverstorende activiteiten plaatsvinden, door de verantwoordelijke overheid worden beoordeeld en worden onderschreven in een selectiebesluit. De aanwezigheid van archeologische resten of sporen kan op basis van het uitgevoerde onderzoek nooit geheel uitgesloten worden. Bij het aantreffen van archeologische vondsten of structuren, dient men, conform de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), hiervan zo spoedig mogelijk melding te maken bij de bevoegde instanties.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 9
BILANRAPPORT 2010/1732
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 10
BILANRAPPORT 2010/1732
1
Inleiding
Op 1 december 2009 verleende Elings namens Bosrand BV, aan BILAN opdracht voor een archeologisch bureauonderzoek voor het plangebied ‘Gemullehoekenweg 60’ in Oisterwijk in de gelijknamige gemeente (provincie Noord-Brabant). De aanleiding voor dit onderzoek was de bestemmingsplanwijziging in verband met de geplande nieuwbouw op de locatie. Hierbij zullen bodemverstorende activiteiten plaatsvinden waardoor een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Doel van het onderzoek was het vaststellen van de archeologische verwachting van het plangebied. Dit onderzoek bestond uit een bureauonderzoek op basis waarvan een advies inzake vervolgonderzoek is opgesteld. De projectleiding was in handen van mw. E. de Boer. De verantwoordelijke overheid was de gemeente Oisterwijk. Het onderzoek werd uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.1).
1.1
Administratieve gegevens project
Datum gunning
1 december 2009
Opdrachtgever
Elings namens Bosrand BV
Uitvoerder
BAAC - BILAN
BAAC - BILAN projectcode
B1732
Provincie
NB
Gemeente
Oisterwijk
Plaats
Oisterwijk
Straat
Gemullehoekenweg
Coördinaten hoeken
W: 142.455/ 398.271
O: 142.656/ 398.411
N: 142.613/ 398.471
Z: 142.578/ 398.204
Oppervlakte plangebied
2,5 ha
Kaartblad
51A
Onderzoeksmeldingnummer
38764
Verantwoordelijke overheid
gemeente Oisterwijk (contactpersoon: mw. J. Rama-Alberto)
KNA-versie
3.1
Beheer en plaats van documentatie
BAAC1
1
Binnen twee jaar na afronding van het veldwerk zal de onderzoeksdocumentatie, conform de eisen van het depot, worden overgedragen aan het Depot Bodemvondsten Noord-Brabant.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 11
BILANRAPPORT 2010/1732
1.2
Ligging van het plangebied
Het plangebied ligt ten zuiden van de bebouwde kom van Oisterwijk in de gelijknamige gemeente (provincie Noord-Brabant) en heeft een oppervlakte van circa 2,5 hectaren. Het gebied wordt gevormd door het perceel aan de Gemullehoekenweg 60 en wordt in het noordoosten begrensd door deze straat. De noordwestelijke begrenzing wordt gevormd door de waterloop de Achterste Stroom.
Fig. 1:
Ligging van het plangebied in de regio.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 12
BILANRAPPORT 2010/1732
1.3
Huidig en toekomstig gebruik
In het noordoosteljke deel van het plangebied bevindt zich momenteel Hotel Bosrand, dat bestaat uit een hoofdgebouw met restaurant en keuken. In het uiterste zuidwestelijke deel bevindt zich een bedrijfswoning. De bebouwing wordt omringd door tuin met een recent aangelegde poel en plaatselijk verharding. In de toekomst wil men de bestaande bebouwing slopen, waarna woningbouw zal worden gerealiseerd. In het gebied rondom de woningen wil men de natuurlijke gradiënten terugbrengen met van zuidoost naar noordwest achtereenvolgens bos, bosrand met woningen, akkerlanden (d.w.z. tuinen), hooilanden (d.w.z. natte graslanden) en beekloop met meandering. Om deze gradiënten te creëren, zal aan de Achterste Stroom de gelegenheid worden geboden om te meanderen, zal een nevengeul worden gegraven en een flauw oplopend talud richting de woningen worden aangelegd. Om deze plannen te realiseren is een bestemmingsplanwijziging (huidige bestemming ‘horeca’) in ‘wonen’ en ‘natuur’ noodzakelijk2.
Fig. 2:
2
Huidig grondgebruik in plangebied en omgeving.
Schriftelijke informative mw. L. van Beek (Elings), 13 november 2009.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 13
BILANRAPPORT 2010/1732
2 2.1
Bureauonderzoek Onderzoeksmethode
Tijdens het bureauonderzoek werd aan de hand van bestaande bronnen informatie verzameld en geanalyseerd omtrent bekende archeologische, (cultuur-)historische en landschappelijke waarden. Als bronnen3 werden gebruikt: het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant (CHW), het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), topografische, historische, geologische, geomorfologische en bodemkundige kaarten, relevante literatuur, internetsites en overige bronnen, zoals lokale heemkundigen. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd een verwachtingsmodel opgesteld en een advies inzake eventueel vervolgonderzoek geformuleerd.
2.2
Geologie en landschap
Het plangebied ligt in het centrale dekzandlandschap in de Roerdalslenk4. De Roerdalslenk, ook wel Centrale Slenk genoemd, is een tektonisch dalingsgebied dat door breuken, de Feldbiss / Breuk van Vessem en de Peelrandbreuk, wordt begrensd. Ten zuidwesten en noordwesten ligging de tektonische opheffingsgebieden (horsten) van respectievelijk het Kempisch Hoog en de Peelhorst. In het vroegpleistoceen en het begin van het middenpleistoceen raakte de Roerdalslenk gevuld met overwegend grove zanden en grind (Formatie van Sterksel) aangevoerd door de Rijn en Maas. Door de tektonische opheffing en kanteling van de Peelhorst werden de grote rivieren in het Cromerien5 gedwongen hun loop naar het oosten te verplaatsen en kwam een einde aan de fluviatiele sedimentatie in de slenk. Gedurende de ijstijden (glacialen) van het midden- en laatpleistoceen (Elsterien, Saalien en Weichselien) werd de Roerdalslenk geleidelijk opgevuld met afzettingen van meer lokale oorsprong (Formatie van Boxtel6). Deze afzettingen kunnen globaal worden onderverdeeld in Brabants leem, fluvioperiglaciale afzettingen (smeltwaterafzettingen) en eolische afzettingen (löss en dekzand). Al deze afzettingen hebben in de Roerdalslenk een dikte van 15 tot (soms) 45 meter. Brabants leem is in perioden met permafrost7 ontstaan uit door de wind aangevoerd materiaal waaruit door dooiwaterstroompjes de fijne deeltjes werden uitgewassen, die vervolgens werden afgezet in ondiepe vochtige depressies (dooimeren). Fluvioperiglaciale afzettingen, oftewel verspoelde dekzand- en rivierafzettingen, ontstonden wanneer aan het begin en eind van de glacialen, en dan voornamelijk in de zomermaanden, veel smeltwater vrijkwam. 3 4 5 6 7
Voor zover beschikbaar. Buitenhuis, A. et al. 1991. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de geologische perioden. Voorheen Formaties van Eindhoven en van Twente. Bodem die tot op grote diepte permanent bevroren is.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 14
BILANRAPPORT 2010/1732
Dit water werd afgevoerd door een systeem van verwilderde geulen en beken, waarbij materiaal van het hogergelegen Kempisch Hoog en Peelhorst naar de lager gelegen Centrale Slenk werd verplaatst. De afzettingen die hierbij tot stand kwamen, bestaan uit min of meer gelaagde zanden, met eventueel leemlagen en/of planten- en houtresten. Door het ontbreken van vegetatie werd in de droge en zeer koude glacialen door de wind sediment verplaatst en elders weer afgezet. In het Pleniglaciaal (middenweichselien) werd zo het Oudere dekzand als een deken over het vrijwel vegetatieloze landschap afgezet. Het Oudere dekzand is vaak horizontaal gelaagd met lemige banden. Door de aanwezigheid van een grindrijk niveau, de zogenaamde Laag van
Beuningen, dat is ontstaan door uitblazing van fijnere delen8, kan onderscheid worden gemaakt in het Ouder dekzand I en II. In het laatglaciaal (laatweichselien) was de begroeiing weer wat dichter waardoor de verstuiving een meer lokaal karakter had en het zogenaamde Jonger dekzand werd afgezet in de vorm van langgerekte, voornamelijk ZW-NO georiënteerde ruggen. Het Jonger dekzand is meestal niet gelaagd. Gedurende de interstadialen9 zijn plaatselijk leemlagen, veenlaagjes of bodems gevormd. Zo vond gedurende het Allerødinterstadiaal op de hogere terreindelen bodemvorming plaats, die nu nog te herkennen is als een grijswitte laag met houtskoolresten. Deze zogenaamde Laag van Usselo bevindt zich tussen het Jonger dekzand I10 en het Jonger dekzand II11. Aan het einde van het Weichselien en in het Holoceen werd het klimaat een stuk milder. Het systeem van ondiepe, verwilderde geulen en beken veranderde hierdoor in meanderende beken, die zich aanvankelijk in het landschap insneden. In de beekdalen werden zand en klei afgezet en vond lokaal veenvorming plaats (Boxtel Formatie; Singraven Laagpakket12). Door de toenemende vegetatie kwam een eind aan de natuurlijke zandverstuivingen en raakten de dekzandruggen gefixeerd. Door het toedoen van de mens, door kappen, branden en ontginnen, konden plaatselijk opnieuw verstuivingen optreden (Boxtel Formatie; Kootwijk Laagpakket13). Ook de bodemvorming, die door het mildere klimaat op grote schaal plaatsvond, is grotendeels antropogeen beïnvloed14.
8 9 10 11 12 13 14
Een zogenaamde dessert pavement. Relatief warme periode binnen een glaciaal. Afgezet in het Oude Dryas-stadiaal. Afgezet in het Jonge Dryas-stadiaal. Voorheen Formatie van Singraven. Voorheen Formatie van Kootwijk. Buitenhuis, A. et al. 1991, Teunissen van Manen, T.C. 1985 Bisschops, J.H., J.P. Broertjes & W. Dobma 1985, Berendsen, H.J.A. 2004.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 15
BILANRAPPORT 2010/1732
Fig. 3:
Het plangebied op de vereenvoudigde bodemkaart.
Volgens de geologische kaart15 komen in de ondergrond van het plangebied fluvioperiglaciale afzettingen
1 (matig fijn tot zeer grof zand, deels met planten- en houtresten) voor die zijn afgedekt met beekafzettingen 1 (Formatie van Singraven) dunner dan 1 m (kaarteenheid Nu41). Het plangebied ligt in het beekdal van de Achterste Stroom, dat op de geomorfologische kaart16 is gekarteerd als relatief laaggelegen beekdalbodem zonder veen (kaarteenheid 2R5). Het beekdal en ook het plangebied wordt in het zuidoosten geflankeerd door dekzandruggen al dan niet met oud-
bouwlanddek (3L5). Op circa 300 m ten zuidoosten van het plangebied ligt een gebied met lage landduinen met bijbehorende vlakten en laagten (kaarteenheid 4L8) met moerassige laagtes zonder randwal (incl. uitblazingsbekkens) (kaarteenheid 3N4) waarin vennetjes zijn ontstaan. Op de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland is te zien dat het plangebied deel uitmaakt van een langgerekt, relatief laaggelegen gebied. Ter hoogte van de bebouwing is wel sprake van een lichte, kunstmatige ophoging. Het plangebied ligt op circa 8 m +NAP17. In en rond het plangebied hebben, voor zover bekend, geen ontgrondingen plaatsgevonden18.
15 16 17 18
Geologische kaart van Nederland 1:50.000 (51W). Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000 (51). AHN 2010. Ontgrondingen 1950-1998 2005.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 16
BILANRAPPORT 2010/1732
Volgens de bodemkaart19 komen in het plangebied een associatie voor van lage enkeerdgronden (kaarteenheid EZg23) met grondwatertrap II20 en beekeerdgronden (kaarteenheid pZg23) met grondwatertrap III21. In het noordwesten van het plangebied, d.w.z. aan de overzijde van de Achterste Stroom, grenst het plangebied aan een gebied met hoge zwarte enkeerdgronden (kaarteenheid zEZ23) en grondwatertrap VI22. Alle bodems in en rond het plangebied zijn ontstaan in lemig fijn zand. Hoge zwarte enkeerdgronden23 bevinden zich over het algemeen rondom oude dorpen en worden gekenmerkt door een humeuze bovengrond, het esdek, van 50 cm of dikker. Het esdek is ontstaan door eeuwenlange bemesting met potstalmest (zie Fig. 4). Door variaties in de aard (soort plaggen, percentage minerale bestanddelen) en de hoeveelheid van de gebruikte mest, de duur van de ophoging en de oorspronkelijke ligging (nat of droog) vertoont het esdek grote verschillen in dikte, kleur, humusgehalte en textuur. Het esdek is vaak opgebouwd uit meerdere lagen. De bouwvoor (Aap-horizont), de recent geploegde laag, is meestal 20 à 30 cm dik en bestaat uit donkergrijsbruin tot zwart matig humeus zand. Daaronder bevindt zich vaak een of meerdere lagen (Aa-horizont), die over het algemeen lichter is en minder organische stof bevat. Op de overgang van het plaggendek naar de onderliggende natuurlijke ondergrond kan een lichtgrijsbruin gekleurde fossiele cultuurlaag (Ab-horizont) voorkomen van voor de introductie van de plaggenbemesting. Deze laag wordt gekenmerkt door een vuilgrijze, onnatuurlijke kleur en de aanwezigheid van scherven en is vaak sterk aangetast door latere grondbewerking of grotendeels opgenomen in het plaggendek. Vaak is onder het esdek nog een restant van het oorspronkelijke bodemprofiel aanwezig. Indien sprake is geweest van een snelle ophoging, bijvoorbeeld als gevolg van egalisatiewerkzaamheden ten tijde van de ontginning, dan zal onder het esdek nog een intacte A-horizont aanwezig zijn van het oorspronkelijke bodemprofiel (het oude loopvlak). Deze laag onderscheidt zich door een hoger humusgehalte en een wat donkerder kleur. Door verploeging is de oorspronkelijke A-horizont echter meestal opgenomen in het esdek. Indien de oorspronkelijke bodem bestond uit een podzolbodem kunnen dieper nog een onverstoorde B- en/of BC- horizont voorkomen. Op grotere diepte gaat de B- of BC-horizont over in het moedermateriaal (de C-horizont). Lage enkeerdgronden24 worden evenals hoge zwarte enkeerdgronden gekenmerkt door een esdek van 50 cm of meer, maar hebben een hoge grondwaterstand (grondwatertrap III of lager). De gronden komen voor in de beekdalen. Door egalisatiewerkzaamheden bij de ontginning is het oorspronkelijke bodemprofiel snel buiten het bereik van de ploeg gekomen, waardoor deze nog grotendeels intact aanwezig is onder het esdek. De oorspronkelijke A-horizont bestaat door de natte context meestal uit een sterk humeuze tot moerige, zeer donkergrijsbruine tot zwarte laag met direct daaronder de C-horizont.
19 20 21 22 23 24
Bodemkaart van Nederland 1:50.000 (51W). Gemiddeld hoogste grondwaterstand < 40 cm -mv, gemiddeld laagste grondwaterstand 50-80 cm -mv. Gemiddeld hoogste grondwaterstand < 40 cm -mv, gemiddeld laagste grondwaterstand 80-120 cm -mv. Gemiddeld hoogste grondwaterstand 40-80 cm -mv, gemiddeld laagste grondwaterstand >120 cm -mv. Bakker, H. de & J. Schelling 1989, Damoiseaux, J.H. 1982. Bakker, H. de & J. Schelling 1989, Damoiseaux, J.H. 1982.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 17
BILANRAPPORT 2010/1732
Het oorspronkelijke bodemprofiel bestond in Noord-Brabant op de hogere delen van het dekzandlandschap uit holt- of haarpodzolgronden en in de lagere, nattere delen uit veldpodzolgronden (zie A). Tot de twaalfdedertiende eeuw werden de hogere dekzandruggen gebruikt voor bewoning en de aanleg van akkers en grafvelden. Hierdoor werd de bovengrond van het oorspronkelijke bodemprofiel verstoord en ontstond een cultuurlaag. Palen, waterputten en voorraadkuilen lieten diepere sporen in het bodemprofiel achter (zie B). Omstreeks de dertiende eeuw werden de nederzettingen verplaatst naar de overgang van de hogere naar de lagere delen, langs of in de beekdalen. De reliëfrijke, hogere delen werden vanaf deze periode op grote schaal geëgaliseerd, zodat een groot aaneengesloten, vlakgelegen akkercomplex ontstond (zie C). Hierbij zijn de hogere delen van de zandgronden gedeeltelijk onthoofd, waardoor alleen de BC-horizont nog resteert. Het vrijgekomen zand werd gebruikt om de dekzandlaagten op te vullen, waardoor vaak het gehele (veld)podzolprofiel bewaard is gebleven. Fossiele akkerlagen uit deze periode zijn vrijwel uitsluitend op de flanken van de vroegere dekzandruggen bewaard gebleven.
Bron: Theuws, F., A. Verhoeven & H.H. van Regteren Altena 1988, Spek, T. 2004.
Fig. 4:
Vorming van een esdek in archeologisch perspectief.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 18
Vanaf ongeveer de vijftiende eeuw is men, in combinatie met de voornoemde egalisatie, begonnen met het bemesten van de akkers met materiaal uit de potstal. Het rundvee stond in de potstal op een laag strooisel, dat bestond uit o.a. roggestro, plaggen en een mengsel van vergane bladeren, onkruid, bosstrooisel, e.d. Om de zoveel dagen werd een nieuwe laag strooisel in de stal gegooid dat vermengd raakte met de mest van de dieren. Als de potstal vol was werd de plaggenmest op het erf opgeslagen om verder te fermenteren, waarna het werd uitgereden over de akker. Hierdoor ontstond in de loop der eeuwen een dik, humeus dek, het zogenaamde esdek (zie D). De plaggendekken werden herhaaldelijk meerdere spaden diep gespit, waardoor de oude cultuurlagen vaak geheel in het onderste deel van het esdek zijn opgenomen (zie E). Door variatie in de gebruikte plaggen- en strooisel voor de potstal en spitactiviteiten kunnen in het esdek meerdere sublagen aanwezig zijn.
BILANRAPPORT 2010/1732
2.3
Historische situatie
In het begin van de negentiende eeuw25 maakte het plangebied deel uit van een noordoost-zuidwest georiënteerde strook hakhout ingeklemd tussen de Achterste Stroom Rivier of Diese26 in het noordwesten en de Oisterwijksche Heide in het zuidoosten. De Achterste Stroom had in deze periode nog een sterk meanderend karakter. Het heidegebied werd gekenmerkt door geaccidenteerd reliëf met een groot aantal vennetjes. Op circa 1 km ten noordwesten van het plangebied lag op de rand van een groot akkergebied het bebouwingslint van Oisterwijk. Vanaf dit dorp liep in zuidoostelijke richting een doorgaande weg, de Baan
van Oisterwijk naar Oirschot of Roeydijk27, die de noordoostgrens van het plangebied vormde. Het noordelijke deel van het plangebied, waar de Roeydijk via de Banbrug28 de Achterste Stroom overstak, was in gebruik als weiland en bouwland29. Het resterende deel was in gebruik als hakhout. Het gebied stond bekend als Bogaartswielken30. Ten oosten van het plangebied bevond zich, omgeven door hakhout, een kleine ontginning met boerderijen. Het plangebied zelf was onbebouwd.
Fig. 5:
25 26 27 28 29 30
Het plangebied op het minuutplan van circa 1830.
Kadasterkaart (minuutplan en OAT) 1830, Topographische en militaire kaart 1837-1840. Schriftelijke informatie dhr. W. de Bakker (Heemkundekring De Kleine Meijerij), 6 januari 2010. Schriftelijke informatie dhr. W. de Bakker (Heemkundekring De Kleine Meijerij), 6 januari 2010. Schriftelijke informatie dhr. W. de Bakker (Heemkundekring De Kleine Meijerij), 6 januari 2010. Kadasterkaart (minuutplan en OAT) 1830. Schriftelijke informatie dhr. W. de Bakker (Heemkundekring De Kleine Meijerij), 6 januari 2010.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 19
BILANRAPPORT 2010/1732
In de tweede helft van de negentiende eeuw is het hakhout in vrijwel het gehele plangebied gerooid en het gebied in gebruik genomen als weiland. Alleen in het centrale deel van het plangebied bevond zich nog een klein perceel hakhout en in het oostelijke deel was bouwland aanwezig. Langs de zuidoostgrens van het plangebied is in deze periode een toegangsweg naar een kleine ontginning ten zuiden van het plangebied genaamd Lissabon aangelegd31. In de jaren twintig is de bebouwing langs de Baan van Oisterwijk naar Oirschot sterk toegenomen. Het plangebied bleef echter onbebouwd32. In de jaren dertig is het plangebied beplant met bos, dat in de jaren na de Tweede Wereldoorlog in de zuidoostelijke helft weer is gekapt. In deze periode is ook de Achterste Stroom genormaliseerd, waarbij diverse meanderbochten zijn afgesneden33. Rond 1960 is ook het bos in het noordwestelijke deel verwijderd. Dit deel van het plangebied was, gezien de aanwezigheid van een waterlichaam, in deze periode vrij nat.34 In de jaren zeventig is in het noordelijke deel van het plangebied een groot gebouw verrezen, het huidige Hotel Bosrand, met in het zuidwestelijke deel een bedrijfswoning en bijbehorende verhardingen en infrastructuur.35 In het westelijke deel van het plangebied is enige jaren geleden een langgerekte poel gegraven36. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant heeft het plangebied geen bijzondere cultuurhistorische waarde en zijn geen waardevolle panden gekarteerd binnen de plangrenzen. De Gemullehoekenweg langs de noordoostgrens van het plangebied heeft als historisch-geografische lijn een hoge waarde. Het gebied direct ten noordwesten van het plangebied, dat deel uitmaakt van het beekdal van de Achterste Stroom, is gekarteerd als historisch groen van redelijk hoge waarde37.
31 32 33 34 35 36 37
Bonneblad 1900. Bonnbeblad 1912 en 1926. RAF 1944, Topografische kaart 1953. Topografische kaart 1963. Topografische kaart 1972 en 1983. Topografische kaart 1991, Topografische atlas 2004, Google Earth. CHW 2006.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 20
BILANRAPPORT 2010/1732
2.4
Bekende archeologische waarden
Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Volgens de Archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Oisterwijk heeft het plangebied grotendeels een lage archeologische verwachting. Alleen een smalle zone langs de noordwestgrens van het plangebied is gekarteerd als hoge verwachting.38 Voor gebieden met een lage verwachting zijn geen voorschriften van toepassing en geldt alleen een meldingsplicht en eventueel het toelaten van begeleiding. Voor de smalle strook met een hoge verwachting geldt “Waarde-archeologie 4; 1000 m2”, waarbij bij een verstoring dieper dan 50 cm –mv en een oppervlakte groter dan 1000 m2 onderzoeksplicht van toepassing is.39 Uit het plangebied zelf zijn tot op heden geen archeologische vondsten of waarnemingen bekend. In de omgeving van het plangebied (straal van circa 700 m) bevinden zich volgens ARCHIS40 wel enkele waarnemingen (zie Fig. 6).
Fig. 6:
38 39 40
Het plangebied op de IKAW met ARCHIS-waarnemingen en AMK-terreinen.
Past2Present 2009a. Past2Present 2009b. Registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Bij de lokale heemkundekring ‘De Kleine Meijerij’ waren geen aanvullende waarnemingen bekend (schriftelijke informatie dhr. W. de Bakker, 6 januari 2010).
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 21
BILANRAPPORT 2010/1732
Op circa 350 m ten oosten van het plangebied is op een pad een dubbele schaaf uit het Paleolithicum aangetroffen. Het artefact is vermoedelijk met grond van elders aangevoerd en bevond zich dus niet in situ (ARCHIS-waarnemingsnr. 43824). Op ruim 500 m ten noorden van het plangebied bevindt zich in het beekdal tussen de Achterste Stroom en de Voorste Stroom een terrein van hoge archeologische waarde waar zich waarschijnlijk sporen van een versterking (mottekasteel) uit de elfde tot twaalfde eeuw bevinden (monumentnr. 2084; ARCHISwaarnemingsnr. 19475). Het kasteel is al in de veertiende eeuw afgebroken en tussen 1730 en 1830 deels afgegraven. Momenteel is nog een ‘burcht-eiland’ met een diameter van circa 60 m omgeven door een ondiepe, smalle sloot zichtbaar. Op circa 630 m ten noordwesten van het plangebied is in het beekdal van de Voorste Stroom in 1999 een opgraving uitgevoerd (ARCHIS-waarnemingsnr. 44639 en 50178). Hierbij zijn delen van omgrachting en vermoedelijk van de opgeworpen heuvel van een moated-site aangetroffen met resten van zestiende- en zeventiende-eeuwse gebouwen en grondsporen met zestiende-eeuwse luxegoederen (kralen en aardewerk). Tevens zijn vlechtwerk (vermoedelijk voor visvangst of voor een molen) uit de periode vanaf de late Middeleeuwen-A en aardewerkfragmenten uit de dertiende eeuw gevonden. In 2009 zijn bij een archeologische begeleiding op een naastgelegen terrein aardewerkfragmenten uit de late Middeleeuwen en een grote hoeveelheid materiaal (aardewerk, metaal, glas en slachtafval) uit de Nieuwe tijd aangetroffen (ARCHIS-vondstmeldingsnr. 410316). Verderop in het beekdal, op bijna 700 m ten noorden van het plangebied, zijn bij een archeologische begeleiding in een oude vergraven meander een houten paal van (vermoedelijk) een watermolen opgegraven (ARCHIS-waarnemingsnr. 410317). Deze watermolen dateerde uit de late Middeleeuwen en is afgebroken in het begin van de twintigste eeuw. De locatie van de molen zelf (gebaseerd op oude kaarten) is tijdens de begeleiding afgedekt met zand (ARCHISvondstmeldingsnr. 410345). Bij een onderzoek in 2003 direct ten noorden van het plangebied is een verstoorde laag met aardewerkfragmenten uit de late Middeleeuwen/Nieuwe tijd en veel recent puin en ander afval aangetroffen.
Er
is
een
archeologische
begeleiding
van
de
graafwerkzaamheden
aanbevolen
(onderzoeksmeldingsnr. 8677). In 2005 is op minder dan 200 m ten zuidwesten van het plangebied een archeologisch booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmeldingsnr. 15041). Bij dit onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen, maar wel een vrijwel intact bodemprofiel.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 22
BILANRAPPORT 2010/1732
3
Verwachtingsmodel
Het plangebied maakt deel uit van het beekdal van de Achterste Stroom en ligt direct ten zuiden van de plek waar een oude doorgaande weg deze beek overstak. Deze beek is in de twintigste eeuw genormaliseerd waardoor naar verwachting opgevulde, oude meanders aanwezig kunnen zijn in het plangebied. Het gebied was tot ver in de twintigste eeuw in gebruik als (hakhout)bos en/of weiland en onbebouwd. Op de IKAW heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting en op de gemeentelijke verwachtingskaart grotendeels een lage verwachting. Slechts een smalle zone langs de noordwestgrens heeft een hoge verwachting. In de directe omgeving zijn in vergelijkbare landschappelijke ligging uitsluitend archeologische waarden uit de late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aangetroffen. Door de bebouwing en de aanleg van de poel zal de bodem lokaal verstoord zijn. Of en in welke mate daardoor ook archeologische waarden verstoord zullen zijn, is afhankelijk van de afdekking met sedimenten en/of een antropogeen pakket (esdek). Gezien de ligging van het plangebied in een beekdal tussen een brede laagte in het noordwesten en een heidegebied in het zuidoosten is de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden laag. Desondanks kunnen aan beekdal verbonden archeologische waarden (zoals infrastructuur, voorwerpen gerelateerd aan jacht- en visvangst, nederzettingsafval, rituele depositie, vaartuigen, gegraven waterwerken en winplaatsen van grondstoffen, e.d.) uit het Neolithicum tot Nieuwe tijd niet geheel worden uitgesloten.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 23
BILANRAPPORT 2010/1732
4
Conclusie en advies
Op basis van het bureauonderzoek wordt aan het plangebied een lage verwachting voor archeologische waarden
toegekend
en
wordt
geen
vervolgonderzoek
aanbevolen.
Dit advies
moet,
voordat
bodemverstorende activiteiten plaatsvinden, door de verantwoordelijke overheid worden beoordeeld en worden onderschreven in een selectiebesluit. De aanwezigheid van archeologische resten of sporen kan op basis van het uitgevoerde onderzoek nooit geheel uitgesloten worden. Bij het aantreffen van archeologische vondsten of structuren, dient men, conform de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz)34, hiervan zo spoedig mogelijk melding te maken bij de bevoegde instanties.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 24
BILANRAPPORT 2010/1732
5
Literatuur
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), Interactieve AHN viewer op Internet, http://www.ahn.nl/kaart/, 4 januari 2010. ARCHIS II, Registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, te raadplegen op http://archis2.archis.nl, 4 januari 2010. Bakker, de H. & J. Schelling. 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus. Wageningen: Pudoc. Berendsen, H.J.A. 2004. De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. (Fysische geografie van Nederland). Assen: Koninklijke van Gorcum. Bisschops, J.H., J.P. Broertjes & W. Dobma. 1985. Toelichtingen bij de geologische kaart van Nederland 1:50.000. Blad Eindhoven West (51W). Haarlem; Rijks Geologische Dienst.
Bodemkaart van Nederland 1:50.000. 51 West Eindhoven. 1984. Wageningen: Stichting voor Bodemkartering.
Bonneblad, No. 627 Oisterwijk, 1900, 1912 en 1926, http://watwaswaar.nl; 4 januari 2010. Buitenhuis, A. et al. 1991. Geomorfologische gesteldheid van Midden en Oost Noord-Brabant. Rapport 121. Wageningen: Staring Centrum.
Cultuurhistorische waardenkaart Noord-Brabant (CHW), te raadplegen op chw.brabant.nl. Versie september 2006. CCvD. 2006. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Versie 3.1. Gouda: SIKB. Damoiseaux, J.H. 1982. Bodemkaart van Nederland. Schaal 1:50.000. Toelichting bij kaartblad 49 Oost Bergen op Zoom. Wageningen; Stichting voor Bodemkartering.
Geologische kaart van Nederland 1:50.000. 51 West Eindhoven. 1985. Haarlem: Rijks Geologische Dienst. Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000. 51 Eindhoven. 1977. Wageningen/ Haarlem: Stichting voor Bodemkartering/ Rijks Geologische Dienst.
Google Earth, recente luchtfoto’s; 4 januari 2010. Kadasterkaart (minuutplan en OAT), Kaartblad Oisterwijk, sectie E De Kleine Heide, 1811-1832, http://watwaswaar.nl; 4 januari 2010.
Ontgrondingen 1950-1998. 2005. Provincie Noord-Brabant. Past2Present. 2009a. Archeologische waarden- en verwachtingskaart gemeente Oistwerijk. Versie 14 september 2009. Past2Present. 2009b. Archeologische beleidskaart Gemeente Oisterwijk. Versie 15 september 2009. Teunissen van Manen, T.C. 1985. Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Toelichting bij de kaartbladen 50 Oost Tilburg en 51 West Eindhoven. Wageningen; Stichting voor Bodemkartering.
Topografische Atlas Noord-Brabant 1:25.000. Gekarteerd 1999. 2004. Den Haag; ANWB bv. Topografische kaart van Nederland. No. 51A Boxtel/Oisterwijk. 1953, 1963, 1972, 1983 en 1991. http://watwaswaar.nl, 4 januari 2010. Topographische en Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden, schaal 1:50.000. Blad 51-I (verkend 1837/40). In: Grote Historische Atlas van Nederland 1:50.000, 4. Zuid-Nederland 1838-1857. 1990. Groningen; Wolters-Noordhoff Atlasprodukties.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 25
BILANRAPPORT 2010/1732
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 26
BILANRAPPORT 2010/1732
Bijlage 1: Overzicht archeologische perioden Periode
Code
Paleolithicum Paleolithicum Vroeg Paleolithicum Midden Paleolithicum Laat
Tot 8800 vC Tot 300.000 C14 300.000 - 35.000 C14 35.000 C14 – 8800 vC
PALEO PALEOV PALEOM PALEOL
Mesolithicum Mesolithicum Vroeg Mesolithicum Midden Mesolithicum Laat
8800 – 5300 vC 8800 – 7100 vC 7100 – 6450 vC 6450 – 5300 vC
MESO MESOV MESOM MESOL
Neolithicum Neolithicum Vroeg Neolithicum midden Neolithicum Laat
5300 – 2000 vC 5300 – 4200 vC 4200 – 2850 vC 2850 – 2000 vC
NEO NEOV NEOM NEOL
Bronstijd Bronstijd Vroeg Bronstijd Midden Bronstijd Laat
2000 – 800 vC 2000 – 1800 vC 1800 – 1100 vC 1100 – 800 vC
BRONS BRONSV BRONSM BRONSL
IJzertijd IJzertijd Vroeg IJzertijd Midden IJzertijd Laat
800 – 12 vC 800 – 500 vC 500 – 250 vC 250 – 12 vC
IJZ IJZV IJZM IJZL
Romeinse Tijd Romeinse Tijd Vroeg Romeinse Tijd Midden Romeinse Tijd Laat
12 vC – 450 AD 12 vC – 70 AD 70 – 270 AD 270 – 450 AD
ROM ROMV ROMM ROML
Middeleeuwen Middeleeuwen Vroeg Middeleeuwen Vroeg A Middeleeuwen Vroeg B Middeleeuwen Vroeg C Middeleeuwen Vroeg D Middeleeuwen Laat Middeleeuwen Laat A Middeleeuwen Laat B
450 – 1500 AD 450 – 1050 AD 450 – 525 AD 525 – 725 AD 725 – 900 AD 900 – 1050 AD 1050 – 1500 AD 1050 – 1250 AD 1250 – 1500 AD
XME VME VMEA VMEB VMEC VMED LME LMEA LMEB
Nieuwe Tijd Nieuwe Tijd A Nieuwe Tijd B Nieuwe Tijd C
1500 – heden 1500 – 1650 AD 1650 – 1850 AD 1850 – heden
NT NTA NTB NTC
Onbekend
XXX
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 27
BILANRAPPORT 2010/1732
Bijlage 2: Overzicht geologische perioden
Perioden Laat-Holoceen
Subatlanticum Subboreaal
Midden-Holoceen Holoceen
Atlanticum Boreaal Vroeg-Holoceen Preboreaal Jonge Dryas Allerød Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal) Oude Dryas Weichselien Laat-Pleistoceen
Bølling Midden-Weichselien (Pleniglaciaal) Vroeg-Weichselien Glaciaal)
Kwartair Eemien Saalien Pleistoceen
MiddenPleistoceen
Holsteinien Elsterien Cromerien Bavelien Menapien Waalien
Vroeg-Pleistoceen Eburonien Tiglien Pretiglien Plioceen Mioceen Tertiair
Oligoceen Eoceen Paleoceen
* in o.a. C14-jaren. Bron: Berendsen, H.J.A. 2004.
Oisterwijk, Gemullehoekenweg 60. Archeologisch bureauonderzoek, p. 28
Ouderdom* 0 2.900 5.000 8.000 9.000 10.150 10.950 11.900 12.100 12.450 73.000
(Vroeg115.000 130.000 370.000 410.000 475.000 850.000 1.100.000 1.200.000 1.500.000 1.800.000 2.450.000 2.600.000 5.300.000 23.000.000 34.000.000 56.000.000 65.000.000