I
ARU 2007 TEM
:1
2
D
a
®
, .. .
-.YMo
n
niet uitleenbaar
ZELFSTANDIG MET DOMOTICA Een onderzoek naar de randvoorwaarden waaronder de diffusie van domotica ten behoeve van het zelfstandig blijven wonen van ouderen mogelijk gemaakt wordt Frenk-Jurgen Pistorius
Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Technologie Management Opleiding Techniek en Maatschappij
Technologie en Innovatiebeleid
Augustus 2007
Afstudeerder Identiteitsnummer
: ing . F .A. Pistorius :492655
le Begeleider Faculteit Capaciteitsgroep
: prof. mr. J.M . Smits : Technologiemanagement : Technologie en beleid
2e Begeleider Faculteit Capaciteitsgroep
: mr. W .J.H. Wenselaar : Technologiemanagement : Technologie en beleid
3e Begeleider Bedrijf
: ing. J. Theuns : Entron
ZELFSTAN DIG MET DOMOTICA Een onderzoek naar de randvoorwaarden waaronder de diffusie van domotica ten behoeve van het zelfstandig blijven wonen van ouderen mogelijk gemaakt wordt
Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Technologie Management Opleiding Techniek en Maatschappij Technologie en Innovatiebeleid
Augustus 2007
Afstudeerder Identiteitsnummer
: ing . F .A. Pistorius :492655
le Begeleider Faculteit Capaciteitsgroep
: prof. mr. J.M. Smits : Technologiemanagement : Technologie en beleid
2e Begeleider Faculteit Capaciteitsgroep
: mr. W .J.H . Wenselaar : Technologiemanagement : Technologie en beleid
3e Begeleider Bedrijf
: ing . J. Theuns : Entron
ZELFSTANDIG ME T DOMOTIC A Een onderzoek naar de randvoorwaarden waaronder de diffusie van domotica ten behoeve van het zelfstandig blijven wonen van ouderen mogelijk gemaakt wordt
Frenk-Jurgen Pistorius
" Je gebruikt je zintuigen om een antwoord te vinden buiten jezelf en ziet niet dat het al die tijd al in je zit. " (Huang Po)
Voor mijn ouders
voorwoord
VOORWOORD Voor u ligt het rapport van mijn afstudeeronderzoek welke is uitgevoerd ter afsluiting van mijn studie Techniek en Maatschappij aan de Technische Universiteit te Eindhoven . Bij aanvang van het onderzoek kon ik niet vermoeden wat voor een belangrijke periode dit in mijn leven zou worden . Na veel `ups and downs' , een afgescheurde achillespees, en letterlijk bloed zweet en tranen ben ik er trots op dit rapport te presenteren en daarmee voor m'n gevoel echt een tijdperk af te sluiten . Graag wil ik Jan Willem Theuns en René van Loon, respectievelijk mijn begeleider en directeur van Entron bedanken voor de begeleiding en de mogelijkheid die ik gekregen heb om mijn onderzoek bij Entron uit te voeren . Verder wil ik mijn begeleiders vanuit de universiteit professor mr . Jan Smits en de laatste twee maanden ook mr . Wim Wenselaar bedanken voor de begeleiding, de gezellige gesprekken maar voornamelijk het vertrouwen dat ze mij gegeven hebben. Verder ook een speciaal woord van dank voor Daan van Hoef en Suzanne Bontemps voor de mentale ondersteuning en ten slotte mijn ouders die wellicht nog meer opgetogen zullen zijn met het afronden van dit rapport dan ik zelf .
Frenk-Jurgen Pistorius 's-Hertogenbosch, augustus 2007
i
TU/e
samenvatting
SAMENVATTING In dit rapport is onderzoek gedaan naar de randvoorwaarden waaronder een brede diffusie van domotica ten behoeve van het zelfstandig blijven wonen van ouderen mogelijk gemaakt wordt . Aanleiding hiervoor is de vergrijzing van de Nederlandse samenleving . Vanwege de vergrijzing dreigt er een tekort aan verpleeg- en verzorgingshuizen, het zal in de toekomst fysiek gezien vrijwel onmogelijk zijn om in voldoende mate te voorzien in intramurale voorzieningen . Daarbij dreigen de uitgaven voor de zorg onbetaalbaar te worden .
Het toepassen van domotica kan een bijdrage leveren aan het zelfstandig blijven wonen van ouderen rechtstreeks door het spelen van een ondersteunende rol bij het uitstellen of verlichten van de eventuele zorgvraag van de oudere zelf en/of indirect door het ondersteunen van de dienstverlening door een mantelzorger of de professionele zorgverlener . Ouderen van nu willen ook graag zelf zo lang mogelijk thuis blijven wonen en indien nodig ook zorg- en dienstverlening zoveel mogelijk thuis ontvangen . Bij de uitvoering van het onderzoek is ervan uitgegaan dat de relevante factoren welke van invloed zijn bij de diffusie van domotica zich bevinden op het technische, economische, juridische en economische vlak . Voor elk van deze factoren is afzonderlijk beschreven wat de rol en de invloed van deze factoren is met betrekking tot het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica en vervolgens is geanalyseerd op welke wijze deze factoren met elkaar samenhangen . Op zich zijn de meeste oorzaken voor het uitblijven van een brede diffusie van domotica wel bekend, maar is er tot nu toe maar weinig aandacht geweest voor de wijze waarop de verschillende factoren met elkaar samenhangen . Het uiteindelijk doel is om inzicht te verschaffen in de samenhang van de verschillende factoren, zodat de belangrijkste knelpunten herkend kunnen worden en een aanzet gegeven kan worden tot het omschrijven van de belangrijkste randvoorwaarden waaronder een brede diffusie van domotica optimaal gerealiseerd kan worden .
De belangrijkste conclusies zijn : • Er moet echt werk gemaakt worden van standaardisatie . • Er moet een structurele oplossing komen voor de financiering van domotica . • Er moet een betere vraagarticulatie komen . • Er moet beter op domotica afgestemde en gerichte wetgeving moet komen . Uiteindelijk blijkt dat de problemen met name veroorzaakt worden door uiteenlopende belangen van de verschillende betrokken actoren .
ii
lyst met afkortingen
TU/e LIJST MET AFKORTINGEN CBS AOW EIB NIWZ VROM NIDO ADL HDL WVG AWBZ VNG RIO PGB CTG CVZ VWS NEN EN
: Centraal Bureau voor de Statistiek : Algemene Ouderdomswet : Europese Installatie Bus : Nederlands Instituut voor Welzijn en Zorg : Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu : Nederlands Initiatief voor Duurzame Ontwikkeling : Algemene Dagelijkse levensverrichtingen : Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen : Wet Voorzieningen Gehandicapten : Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten : Vereniging Nederlandse Gemeenten : Regionaal Indicatie Orgaan : Persoonsgebonden Budget : College Tarieven gezondheidszorg : College voor Zorgverzekeringen : Volksgezondheid Welzijn en Sport : Nederlands Normalisatie-instituut : Europese Norm
ISO RVZ
: International Organization for Standardization : Raad voor Volksgezondheid en Zorg
WMO SEV PvE
: Wet Maatschappelijke Ondersteuning : Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting : Plan van Eisen
LED
: Light Emitting Diode
CSMA RG CARA ANBO EHS OESO
: : : : : :
Carrier Sense Multiple Access Residental Gateway Chronische Aspecifieke Respiratoire Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen European Home Systems Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
iii
TU/e
lijst metfiguren en tabellen
LIJST MET FIGUREN EN TABELLEN FIGUREN Figuur 1-1 : onderzoeksmodel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Figuur 2-1 : relatieve bevolkingsgroei in Nederland (1980- 2030) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Figuur 2-2: relatief aandeel van de bevolking per leeftijdsgroep in Nederland (1980 - 2030) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Figuur 2-3: relatieve bevolkingsgroei in totaal en per leeftijdsgroep in Nederland ( 1980 -2030) . . . . . . . . . . . . 8 Figuur 3-1 : principe van een domoticasysteem in een woning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Figuur 3-2: verschillende soorten netwerktopologieën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Figuur 3-3: Infrastructuur naar de woning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Figuur 4-1 : het innovatiebeslissingsproces . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Figuur 4-2: Piramide van Maslov . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Figuur 4-3 : het domotica-realisatieproces . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Figuur 8-1 : stroomschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
TABELLEN Tabel 2-1 : relatief aandeel van de bevolking per leeftijdsgroep uitgedrukt in procenten ................ .. .. .. .. .. 7
iv
inhoudsopgave
TU/e INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD ...................... ......................... ............................. ............................ .................I SAMENVATTING ........ ........................................................................................................... II LIJST MET AFKORTINGEN .............................................................................................. III LIJST MET FIGUREN EN TABELLEN ................... ............................... .......................... .IV I INLEIDING ................................... ....................... ......................... .............................. .......1 1 1 1 1
.1 AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 .2 DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .1 .3 DEFINITIES EN AFBAKENING VAN BEGRIPPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .••••• .••••••••••••••••••••••••••••••••• 3 .4 THEORETISCH KADER EN ONDERZOEKSOPZET . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .•••••••••••••••••••••••••••• 4
1. 4.1 Onderzoeksmodel . .. .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Onderzoeksopzet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 1. 4.2 1 .5 ONDERZOEKSTYPE EN AANPAK .. .. . . . . .. .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . .. .. .. . . . . . . . . . . .. . . . . . . .. .. .. .. . . 5 1 .6 OPBOUW VAN HET RAPPORT . .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. ...... .. .. ...... .. ........ .. .. .. .. . . .. .. .. .. .. .. . . . . . . .. . . . . . . . . . 5 2 BESCHRIJVING VAN HET ONDERZOEKSGEBIED . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .••• . . . . . . . .••• 6 2 .1 2 .2 2 .3 2 .4 2 .5
DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN : VERGRIJZING EN ONTGROENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 PROBLEMEN KOSTEN GEZONDHEIDSZORG EN BESCHIKBARE ZORGCAPACITEIT . . . . . . . 8 OVERHEIDSBELEID EN FINANCIERING . . . . . . . . . . . . . . . . . . .••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 10 DOMOTICA ALS OPLOSSING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 TOEPASSING VAN DOMOTICA : DE STAND VAN ZAKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .• .• .•••••••••••••• 11
3 BESCHRIJVING VAN DE TECHNOLOGIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .•••• . . . . .•••••• . . .•••••• 13 3 .1 WAT IS DOMOTICA? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13 WERKING VAN HET DOMOTICASYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13 3 .2
3.2.1 Infrastructuur in de woning (lokale communicatie) .......... .... ...... ............ .. • 13 3.2.2 Infrastructuur naar de woning (infrastructurele communicatie) .............. 19 MOGELIJKHEDEN EN TOEPASSINGEN . .. .. ..... ....... .. ... .•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 21 3.3 3 .4 TRENDS, ONTWIKKELINGEN EN VERWACHTINGEN ............. .......... .. .. .• ..••.• ..•••••••••••••• 23
4
MAATSCHAPPELIJKE ASPECTEN .......... .......................... ........................... .......... 24 4 .1 DE ROL VAN DE MAATSCHAPPIJ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 HUIDIGE SITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 4 .2
4.2 .1 Behoeften van ouderen m .b .t. zelfstandig wonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .• .••••• 26 4.2.2 Het domotica-realisatieproces ................ ............... .•••• ..... •••••• ... ••••• ...... •••••• .. 30 4 .3 TRENDS, ONTWIKKELINGEN EN VERWACHTINGEN . .......... .. .. . . .. .. .. .••••••••••••••••••••••••••• 34
5
TECHNISCHE ASPECTEN ... .......................... ....................... ............................. ........ 35 5 .1 DE ROL VAN DE TECHNIEK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 5 .2 DE HUIDIGE SITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
5.2 .1 Gebrek aan standaardisatie . . . . . . . . . . . .. . . . . . . .. .. . . .. .. . . . . . . . . . .•••••• . . •••••• . . . • . •••••• . • . . . •••• 36 5.2 .2 Internationale domotica-standaard: KNX. .. .... .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. .. . . . .•• .. .. •••••••• 37 5 .3 TRENDS, ONTWIKKELINGEN EN VERWACHTINGEN . .. .. .. .. .. .. . . .. .. . . . . . . . . ..• .• .• . .••••••••••••••• 41
5.3.1 Betrouwbare draadloze systemen ........ ................................ .................... .. 41 Beschikbaar komen breedband netwerken . . . . . . . . . . . . . . . .. .. .. . . .. . . .. .. .. .. .. . .•.•.•••• 41 5.3.2
v
TU/e 5.3.3 6
inhoudsopgave
Tweede generatie domoticawoningen ... .. .. .. .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . .. .... . 42
ECONOMISCHE ASPECTEN ..................................................................................... 44 6 .1 DE ROL VAN DE ECONOMIE . .. .. . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................ .. .... .. .. .. .. . . . . . . . . . . . 44 6 .2 DE HUIDIGE SITUATIE ........ . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . . . . .. .......................... .. .. .... .. .. .. .. . . . . . . . . . . . 44
6.2.1 Kosten van een domoticasysteem . .... .. ..... .. .. .. .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. .. .. . 45 6. 2.2 Financieringsmogelijkheden . .. .. .. ............. .. .. .. .. .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. .. .. .. . 45 6.2.3 Haalbaarheid en betalingsbereidheid....... .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. .. .. .. ... 47 6 .3 TRENDS, ONTWIKKELINGEN EN VERWACHTINGEN .... .... ............................ .... .. .. .. . . . . . 48 6. 3.1 Aantrekkende economie . . . . . . . . . . . . . . . . .. .. . . . . . . ........... .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 6.3.2 Financiële uitgangspositie toekomstige ouderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
7
JURIDISCHE ASPECTEN .. ........... .............................................................................. 50 7 .1 DE ROL VAN HET OVERHEIDSBELEID EN DE WET -EN REGELGEVING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 7 .2 DE HUIDIGE SITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
7. 2.1 Welzijnswet............. .. .. .. .. .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. .. .. .. .. ... .. .. .. .. .. .. . . . . . . . . . . . . . . . . 50 7.2.2 Wet Voorzieningen gehandicapten (VWG) . . . . . . .. .... .... ..... . . .. .. .. .. .. . . . . . . . . . . . . . . 51 7.2.3 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) .. .... ..... .. .. .. .. .. .. .. . . . . . . . . . . . . 52 7. 2. 4 Beleidsregel zorginfrastructuur.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. .... .. ................. .. .. 56 7.2.5 Subsidieregeling: Diensten bij wonen met zorg. . . . . . . . . . . .. ........ ............... .. .. 57 7 .3 TRENDS, ONTWIKKELINGEN EN VERWACHTINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
8
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .................................................................... . 61 8 .1 BEVINDINGEN/RESULTATEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 8 .2 CONCLUSIES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 8 .3 TOT SLOT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
LITERATUURLIJST ........ ..................................................................................................... 68
vi
inleiding
TU/e 1 INLEIDING In dit eerste hoofdstuk wordt aangegeven wat de aanleiding is geweest om het onderzoek op te zetten en wordt een indruk gegeven van het kader waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd . Daarnaast worden de doelstelling, de vraagstelling, de onderzoeksaanpak en de opbouw van het rapport toegelicht. 1 .1 Aanleiding van het onderzoek De aanleiding van het onderzoek ligt in de vergrijzing van de Nederlandse bevolking . l Vanwege de vergrijzing is er sprake van een sterke groei van de zorgvraag en nemen de kosten van de gezondheidszorg sterk toe . Dit heeft tot gevolg dat er voor de komende jaren problemen ontstaan met betrekking tot de beschikbare zorgcapaciteit en de betaalbaarheid van de gezondheidszorg . Ondanks de economische groei en de verbeterende budgettaire situatie van Nederland dreigen de kosten voor de gezondheidszorg onbetaalbaar te worden . Vanwege een toenemende individualisering en emancipatie van de ouderen van tegenwoordig en een steeds groter wordende toegang tot informatie nemen bovendien de eisen die aan de zorg gesteld worden en de wijze waarop die verleend wordt alleen maar toe . De oplossing voor deze problemen wordt voor een belangrijk deel gezocht in het handhaven van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van mensen in de eigen woonomgeving . Enerzijds omdat het in de toekomst fysiek vrijwel onmogelijk zal zijn om in voldoende mate te voorzien in intramurale voorzieningen (verpleeg- en verzorgingshuizen) en omdat het vanuit kostenoogpunt van belang geacht wordt dat de behoefte aan (professionele) hulp zolang mogelijk uitgesteld wordt, anderzijds echter ook omdat dat door steeds meer mensen als gewenst ervaren wordt . Steeds meer mensen willen graag zo lang mogelijk thuis blijven wonen en indien nodig ook zorg- en dienstverlening zoveel mogelijk thuis ontvangen . Één van de wegen waarlangs dit gerealiseerd zou kunnen worden is het inzetten van domotica, een technologie waarmee alle elektrisch bedienbare apparaten in een woning op integrale wijze beheerd en aangestuurd kunnen worden . Tot nu toe wordt deze technologie echter nog maar beperkt toegepast . Hoewel er al wel jaren over gepraat wordt en de toepassing langzaam maar zeker ook wel toeneemt laat de echte `doorbraak' nog steeds op zich wachten . De huidige projecten waar domotica wordt toegepast hebben over het algemeen nog grotendeels het karakter van voorbeeldprojecten . 1 .2 Doelstelling en vraagstelling Doelstelling Middels dit onderzoek wil een bijdrage geleverd worden aan het realiseren van een brede diffusie (= verspreiding) van domotica ten behoeve van het zelfstandig blijven wonen van ouderen . Bij dit onderzoek is daartoe gekozen voor een analyse van de verschillende relevante factoren en actoren welke van invloed zijn bij de diffusie van domotica en de wijze waarop deze met elkaar interacteren . Dat is iets waar tot nu toe nog maar weinig aandacht voor is geweest.
1 Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zullen er in 2030 naar schatting 3,8 miljoen mensen van .nl] 65 jaar en ouder zijn (dat is ca. 22% van de totale bevolking) . [http ://statline .cbs
1
TU/e
inleiding
Een verkenning van de literatuur leert dat de meeste oorzaken voor het uitblijven van een brede diffusie inmiddels reeds jaren bekend zijn . Waar het echter aan ontbreekt is een onafhankelijke integrale benadering . De meeste uitspraken en beweringen in de literatuur omtrent het uitblijven van een brede diffusie van domotica worden gedaan aan de hand van veldtheorieën van 'domotica-experts' of zijn gebaseerd op de praktijkervaringen van verschillende betrokken actoren welke bovendien vaak redeneren vanuit hun eigen achtergrond en belangen . Dit resulteert in een eilandcultuur met versnipperde kennis, zonder oog voor het grote geheel en slechts beperkte inzicht in de samenhang . Het uiteindelijke doel is om inzicht te verschaffen in de wijze waarop de verschillende relevante factoren en actoren met elkaar interacteren, in feite hoe ze er samen voor zorgen dat er op dit moment nog geen brede diffusie van domotica plaatsvindt, zodat werkelijk de belangrijkste knelpunten herkend kunnen worden en een aanzet gegeven kan worden tot het omschrijven van de randvoorwaarden waaronder een brede diffusie van domotica optimaal gerealiseerd kan worden ; zodat er uiteindelijk ook meer duidelijkheid komt over wat er gedaan moet worden, door wie en waarom . Vraagstelling Bij de uitvoering van het onderzoek wordt ervan uitgegaan dat de relevante factoren welke van invloed zijn bij de diffusie van domotica zich bevinden op het technische, economische, juridische en maatschappelijke vlak . Het uitgangspunt is dat teneinde een brede diffusie van domotica te kunnen realiseren al deze factoren op elkaar afgestemd zullen moeten zijn en met elkaar moeten samenwerken . Aan de hand van dit uitgangspunt is ten behoeve van dit onderzoek de volgende centrale vraagstelling geformuleerd :
"Otzder welke technische, econonzische, juridische en maatschappelijke randvoorwaarden wordt de brede diffusie van domotica ien behoeiv ran hei Zelfcnzdig bljl-en ~i-onen van ouderen mogeli~~~~gemaukt ukt?? "
Teneinde deze centrale vraagstelling te kunnen beantwoorden en het uiteindelijke doel te kunnen realiseren zijn de volgende deelvragen opgesteld : - Wie zijn de ouderen? - Wat is domotica? Hoe werkt het? En wat zijn de huidige mogelijkheden en toepassingen? - Wat is de normaal gesproken de rol van de technologie, de economie, de wet- en regelgeving en de maatschappij bij de ontwikkeling en verspreiding bij een technologische innovatie?
- Wat is wat dat betreft de huidige situatie? Hoe komt dat? En wat betekent dat voor het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica? - Wat zijn de trends, ontwikkelingen en verwachtingen voor de toekomst? In deze deelvragen ligt in principe reeds de onderzoeksopzet verscholen . Relevantie van het onderzoek
De resultaten van het onderzoek als zodanig zijn relevant voor verschillende betrokken actoren en kunnen in zijn algemeenheid dienen als uitgangspunt voor beslissingen en/of verder onderzoek . Dit rapport is dan ook bedoeld voor zowel beleidsmakers op verschillende niveaus als voor mensen `uit het veld' .
2
TUIe
inleiding
Praktische en theoretische relevantie Het onderzoek heeft zowel een praktische als een theoretische relevantie . Het heeft een praktische relevantie doordat het een bijdrage levert aan het realiseren van de diffusie van domotica. De theoretische relevantie ligt in het feit dat het onderzoek bijdraagt aan het vergroten van het inzicht in de verschillende factoren en de wisselwerking daartussen welke hierbij van belang zijn . Maatschappelijk nut Daarnaast dient het onderzoek een maatschappelijk nut . Enerzijds omdat het een bijdrage kan leveren aan het oplossen van de sociaal-maatschappelijke problemen welke ontstaan vanwege de demografische ontwikkelingen in Nederland en anderzijds omdat het kan bijdragen aan de wens van veel ouderen om zoveel en zolang mogelijk onafhankelijk en zelfstandig te blijven wonen. Integratieve relevantie De integratieve relevantie tenslotte ligt in de benadering van het probleem als zijnde een wisselwerking tussen de technische, economische, juridische en maatschappelijke factoren . 1 .3 Definities en afbakening van begrippen Naast de afbakeningen in de centrale vraagstelling en de deelvragen, richt het onderzoek zich met name op relatief `gezonde' mensen met bijvoorbeeld een lichamelijke beperking maar zonder specifiek ziektebeeld . Geestelijk gehandicapten en dementerenden bijvoorbeeld vallen dus in principe niet specifiek binnen het kader van dit onderzoek . In het onderzoek worden verder de volgende definities van begrippen gehanteerd ; Ouderen Onder ouderen wordt verstaan alle in Nederland wonende mensen met een leeftijd van 65 jaar en ouder . Hoewel dit vanwege de grote verschillen tussen de ouderen van tegenwoordig onderling in feite een te krappe definitie is en het vanwege dezelfde reden eigenlijk ook niet goed mogelijk en ook niet wenselijk is om een strikte definitie van ouderen te geven wordt de leeftijdsgrens van 65 jaar hier gebruikt vanuit praktisch oogpunt omdat veel statistieken deze leeftijdsgrens hanteren . De leeftijd van 65 jaar moet dus niet gezien worden als een strikte grens . Zelfstandig wonen Onder zelfstandig wonen wordt verstaan alle woonvormen voor langdurige huisvesting welke niet onlosmakelijk verbonden zijn met zorg- en dienstverlening . Dit houdt in dat wonen verspreid in de wijk, geclusterd wonen (bijvoorbeeld een rijtje seniorenwoningen), en wonen in complexen voor ouderen, al dan niet met interne of externe zorg- en dienstverlening, vormen van zelfstandig wonen zijn . Een zelfstandig wonend persoon wordt in deze verondersteld in staat te zijn tot het uitvoeren van diverse handelingen om in de eigen verzorging te voorzien, zonder of met zo weinig mogelijk professionele hulp . Domotica Onder domotica wordt verstaan het geheel aan middelen dat toelaat op een geïntegreerde manier alle elektrisch bedienbare toestellen in een woning te gebruiken en te beheren .
3
TU/e
inleiding
1.4 Theoretisch kader en onderzoeksopzet 1. 4.1 Onderzoeksmodel Voor het uitvoeren van het onderzoek wordt gebruik gemaakt van het onderstaande onderzoeksmodel . Zie figuur 1-1 .
Technische factoren
Economische factoren
Randvoorwaarden Juridische factoren
Maatschappelijke factoren
Figuur 1-1 : onderzoeksmodel
Zoals beschreven wordt er bij dit onderzoek vanuit gegaan dat teneinde een brede diffusie van domotica mogelijk te kunnen maken zowel de technische, economische, juridische als maatschappelijke factoren op elkaar afgestemd zullen moeten zijn en met elkaar moeten samenwerken . De wijze waarop de verschillende factoren met elkaar samenhangen en elkaar beïnvloeden is echter vaak verre van eenvoudig . Dientengevolge bestaat er ook geen eenduidige theorie of een eenduidig model om dit te bestuderen . Bestaande methodieken die rekening houden met de wederzijdse beïnvloeding van verschillende factoren zijn bijvoorbeeld de STeMPJE-methode van wijlen prof . dr. A . Sarlemijn, voormalig hoogleraar aan de Technische Universiteit Eindhoven, en de Technology Assessment-benadering van Smit en Oost. Echter, hoewel bij deze benaderingen wel rekening gehouden wordt met een wederzijdse beïnvloeding van verschillende factoren, wordt er niet verklaard op welke wijze deze factoren met elkaar samenwerken en wordt er geen methode gegeven om dit op systematische wijze te analyseren.
1.4.2 Onderzoeksopzet De onderzoeksopzet bestaat in het kort uit het beschrijven van de afzonderlijke factoren en deze vervolgens nauw op elkaar te betrekken . Na het beschrijven van de rol en de invloed van de verschillende factoren wordt nagegaan hoe de huidige situatie er wat dat betreft uitziet (dus wat in feite wat de afzonderlijke knelpunten zijn), hoe die situatie zo tot stand is gekomen, ook in relatie tot de rol en invloed van de andere factoren en wat dat betekent voor het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica . Aan het einde wordt ten slotte steeds beschreven wordt wat de trends, ontwikkelingen en verwachtingen voor de toekomst zijn . Ten slotte wordt geanalyseerd op welke wijze de verschillende factoren met elkaar samenhangen
4
„',U r
inleiding e
en wordt vastgesteld op welk gebied de belangrijkste knelpunten liggen . Aan de hand van de trends, ontwikkelingen en verwachtingen kan bepaald worden in hoeverre daar al iets aan gedaan wordt, of dat positief is en wat uiteindelijk nog het belangrijkste is waar aan gewerkt moet worden en door wie . Omdat de onderzoeksopzet bestaat uit het beschrijven van de afzonderlijke technische, economische, juridische en maatschappelijke factoren en deze vervolgens nauw op elkaar te betrekken is het noodzakelijk te putten uit geheel verschillende wetenschapsgebieden met tal van specialismen . Dit heeft tot gevolg dat er concessies gedaan moeten worden met betrekking tot de diepgang . Het is immers niet mogelijk en voor dit onderzoek ook niet gewenst om alle aspecten diepgaand te onderzoeken . De opzet bestaat uit een analyse op hoog niveau van de wijze waarop de technische, economische, juridische en maatschappelijke elementen met elkaar samenhangen en elkaar beïnvloeden . 1 .5 Onderzoekstype en aanpak Er is sprake van een beschrijvend onderzoek waarbij geen hypothese voorhanden is . Het gaat om een systematische beschrijving en analyse van de factoren en de wisselwerking daartussen welke van invloed zijn bij de diffusie van domotica . Hierbij wordt niet gestreefd naar de ontwikkeling van een theorie of het formuleren van hypothesen. De onderzoeksaanpak bestaat in het kort uit het afzonderlijk beschrijven van de verschillende relevante factoren en deze vervolgens nauw op elkaar te betrekken . Vanwege de omvang van het onderwerp heeft een brede benadering hierbij de voorkeur boven specifieke diepgang . Bij het uitvoeren van het onderzoek wordt naast de beschikbare informatie uit de literatuur gebruik gemaakt van mondelinge interviews met betrokkenen en deskundigen uit de praktijk . 1 .6 Opbouw van het rapport Na dit eerste inleidende hoofdstuk wordt in respectievelijk de hoofdstukken 2 en 3 een nadere beschrijving van het onderzoeksgebied gegeven . In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de sociaal-maatschappelijke achtergrond, dus de vergrijzing en de problemen die daaruit voortvloeien, de beleidsmatige thema's, in principe het overheidsbeleid, en in het kort de huidige situatie met betrekking tot het toepassen van domotica . In hoofdstuk 3 wordt nader beschreven wat domotica nu eigenlijk is, hoe het werkt en wat de huidige mogelijkheden en trends, ontwikkelingen en verwachtingen voor de toekomst zijn . Aansluitend wordt in de hoofdstukken 4, 5, 6 en 7 een beschrijving gegeven van de rol, de huidige situatie en de trends, ontwikkelingen en verwachtingen van respectievelijk de maatschappelijke, technische, economische en juridische factoren waarna in hoofdstuk 8 tenslotte deze gegevens met elkaar geconfronteerd en geanalyseerd worden en de belangrijkste conclusies en aanbevelingen worden geformuleerd .
5
TU/e
beschrijving van het onderzoeksgebied
2 BESCHRIJVING VAN HET ONDERZOEKSGEBIED In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de sociaal-maatschappelijke achtergrond van het onderzoek dus de vergrijzing en de problemen die daaruit voortvloeien, de beleidsmatige thema's en de stand van zaken met betrekking tot de toepassing van domotica . 2.1 Demografische ontwikkelingen : vergrijzing en ontgroening Het aandeel ouderen van de Nederlandse bevolking is de afgelopen jaren zowel absoluut als relatief gezien (als percentage van de bevolking) sterk toegenomen . Een belangrijke oorzaak hiervoor is de geboortegolf welke optrad na de Tweede Wereldoorlog, de zogeheten `baby boom' . Deze toename van het aantal ouderen gaat gepaard met een allengs toenemende levensverwachting en een afname van het aantal jongeren . Dat wordt veroorzaakt door het feit dat er de laatste decennia relatief gezien weinig kinderen zijn geboren . Vanwege de toenemende vergrijzing enerzijds en het afnemende aantal jongeren anderzijds, wordt er ook wel treffend gesproken over de vergrijzing en ontgroening van de samenleving . De komende jaren zal deze vergrijzing nog sterk toenemen . Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zullen er in 2030 maar liefst 3,8 miljoen mensen van 65 jaar en ouder zijn [http ://statline .cbs .nl] Op dit moment zijn dat er nog ongeveer 2,2 miljoen . Relatief gezien vertegenwoordigen de 65-plussers nu circa 13,7% van de bevolking . Echter in 2030 zal dat circa 21-22% zijn . Dat betekent dus dat over 25 jaar bijna een kwart van de gehele Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder zal zijn . Ook de omvang van de Nederlandse samenleving in absolute aantallen groeit . Naar verwachting zal dat de komende decennia ook zo blijven . Echter daar waar de groei van de bevolking als geheel relatief gezien de komende decennia naar verwachting toch licht zal gaan afnemen, zal de relatieve groei van de leeftijdscategorie mensen van 65 jaar of ouder de komende jaren juist flink gaan stijgen . Zie figuur 2-1 .
Figuur 2-1 : relatieve bevolkingsgroei in Nederland (1980 - 2030)
6
beschrijving van het onderzoeksgebied TU/e Tussen 1980 en 2000 is het absolute aantal mensen in Nederland met een leeftijd van 65 jaar of ouder gestegen met 33,3 % . Uitgaande van de absolute bevolkingsaantallen uit de prognose van het CBS zal deze groei tussen 2000 en 2030 maar liefst 77-78% bedragen . In figuur 2-3 wordt het relatieve aandeel van de bevolking over de tijd weergegeven per leeftijdsgroep . Hierbij zijn zowel gegevens over het verleden als de verwachting voor de toekomst meegenomen . Deze figuur laat duidelijk zien dat de leeftijdsgroep 65-plussers de komende decennia sterk zal toenemen terwijl er sprake is van een afname van het aantal jongeren . Hoewel de tekenen van de vergrijzing op dit moment reeds zichtbaar zijn in de maatschappij staan we echter nog slechts aan het begin en moet de werkelijke vergrijzing nog starten . Uit figuur 2-2 en tabel 2-1 valt af te leiden dat de vergrijzing over circa 10 jaar pas echt grotere vorm zal beginnen aan te nemen . 40-65
0-19 20-39
65+
.-, ~ v
0,0 -I CM N
tijd
N
N
N
O N
fl aren]
Figuur 2-2 : relatief aandeel van de bevolking per leeftijdsgroep in Nederland (1980 - 2030)
leeftijd sgroep aar 1980 1990 2000 2010 2020 2030
0-19
20-39
40-65
65+
32 26 24 24 23 22
32 33 30 25 25 25
26 29 32 36 34 31
12 13 14 15 19 22
uitgedrukt in procenten Tabel 2-1 : relatief aandeel van de bevolking per leeftijdsgroep
7
TU/e
beschrijving van het onderzoeksgebied
Bovendien neemt binnen de groeiende groep ouderen het aandeel hoogbejaarden gestaag toe . De relatieve groei van de mensen met een leeftijd van 80 jaar en ouder is groter dan de relatieve groei van de leeftijdscategorie mensen van 65 jaar of ouder . Met andere woorden er treedt vergrijzing, binnen de vergrijzing op . Zie figuur 2-4 . In 1980 bedroeg het aandeel hoogbejaarden (mensen van 80 jaar en ouder) binnen de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder 19,3 % . Op het moment is dat circa 23,3% . Om die reden wordt er ook wel gesproken over de dubbele vergrijzing van de samenleving . Uit figuur 2-4 kan tevens afgeleid worden dat de groei van het aandeel hoogbejaarden over zo'n 5-10 jaar, wanneer de `baby-boom' generatie de leeftijd van 65 jaar bereikt, even wat zal afnemen om vervolgens later weer flink toe te nemen wanneer diezelfde generatie de leeftijd van 80 jaar bereikt . In absolute aantallen zijn er op dit moment iets meer dan 500 .000 mensen van 80 jaar of ouder . In 2030 zullen dat er ongeveer 987 .000 zijn . Wanneer we nog verder weg kijken, zullen dat er in 1950 ongeveer 1 .3 miljoen zijn . Dan zou 34 % van de mensen van 65 jaar of ouder, ouder zijn dan 80 jaar .
groei bevolking groei 65+
groei 80+
Figuur 2-3: relatieve bevolkingsgroei in totaal en per leeftijdsgroep in Nederland (1980 -2030)
2 .2 Problemen kosten gezondheidszorg en beschikbare zorgcapaciteit Personeelstekort in de zorg Vanwege het feit dat met het toenemen van de leeftijd de gezondheidssituatie over het algemeen afneemt (ouderdom komt met gebreken zegt men wel eens) is er sprake van een sterke groei van de zorgvraag . Met name de vraag naar huishoudelijke hulp, verpleging en verzorging neemt sterk toe . Dat betekent onder meer dat er binnen enkele jaren een drastisch tekort aan personeel in de zorg en dan met name voor de verpleeg- en verzorgingshuizen dreigt te ontstaan . Reeds op dit moment wordt de personeelskrapte duidelijk zichtbaar . Volgens het advies Arbeidsmarkt en Zorgvraag uitgebracht door de RVZ (Raad voor
8
TU/e
beschrijving van het onderzoeksgebied
Volksgezondheid en Zorg) van juni 20062 zouden er om het tekort op te lossen de komende decennia naast de circa 1 miljoen mensen die nu al in deze sector werkzaam zijn nog eens ongeveer 700 .000 mensen extra nodig zijn . Echter mede vanwege de vergrijzing van het personeel in de zorg en het feit dat er maar weinig jongeren zijn die kiezen voor een baan in de zorg, zeker niet met een groeiende economie, dreigt er een bijna onoplosbaar tekort . Tekort aan verpleeg -en verzorgingshuizen Daarnaast zal het vanwege de vergrijzing voor de toekomst vrijwel onmogelijk worden om in voldoende mate te voorzien in intramurale voorzieningen, zoals bijvoorbeeld verpleeg- en verzorgingshuizen . Reeds op dit moment kampt de zorg en dan met name de sector verpleging en verzorging met omvangrijke wachtlijsten . Hoewel deze wachtlijsten mede dankzij stevige maatregelen van de overheid de laatste jaren sterk zijn teruggedrongen stonden er op 1 januari 2005 in totaal nog steeds ruim 52 .000 mensen op een wachtlijst voor thuiszorg, verpleeghuiszorg of verzorgingshuiszorg waarvan 69%, circa 36 .000 wachtenden voor zorg in een verblijfssetting en 31%, circa 16 .000 wachtenden op zorg in of vanuit huis [http ://www.rivm.nl] . Daar er in mei 2000 in totaal nog maar liefst 117 .000 wachtenden op de wachtlijst stonden is dat een goede prestatie, zeker gezien het feit dat de zorgvraag ook de afgelopen periode al sterk is toegenomen . Mede vanwege het feit dat we op het moment echter nog slechts aan het begin staan van de werkelijke vergrijzing zal de vraag alleen maar blijven toenemen . Volgens het rapport Wachtlijsten in de verpleging en verzorging en gehandicaptenzorg van het CVZ (College voor Zorgverzekeringen) uitgebracht op 8 juni 20063 is het niveau van de wachtlijsten voor zowel zorg met verblijf als zorg zonder verblijf gedurende 2005 ongeveer stabiel gebleven . Daarbij wordt echter gesteld dat zonder verdere maatregelen het lastig zal worden om aan de groeiende vraag te blijven voldoen en bestaat de kans dat de wachtlijsten weer zullen gaan groeien . Explosief stijgende kosten gezondheidszorg Bovendien nemen ook de kosten voor de gezondheidszorg mede als gevolg van de vergrijzing sterk toe . In 2002 bijvoorbeeld groeiden de totale uitgaven voor de zorg met bijna 13% ten opzichte van het jaar daarvoor tot in totaal ruim 52 miljard euro, waarbij de uitgaven aan verpleeg- en verzorgingshuizen met maar liefst 10% toenamen en de uitgaven aan thuiszorginstellingen en de verstrekkers van gehandicaptenzorg stijgingen lieten zien van ruim meer dan 15% . Inmiddels zijn de totale uitgaven voor de gezondheidszorg in Nederland gestegen van 57,5 miljard euro in 2003 tot 60,0 miljard in 2004, 61,5 miljard in 2005 en 65,7 miljard in 2006 [CBS persbericht, 2007]4 . Hoewel de oorzaak voor de stijging van deze kosten niet volledig toegeschreven kan worden aan de vergrijzing, maar bijvoorbeeld ook aan de groei van het verbruik van genees-, verband- en hulpmiddelen en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van preventie, diagnose en behandeling, is het duidelijk dat onder invloed van de vergrijzing en het toenemend aantal chronisch zieken de kosten voor de gezondheidszorg en dan met name de verpleging en verzorging de komende jaren alleen maar verder zullen stijgen . Mede vanwege de relatieve afname van het aantal jongeren en een steeds schever wordende verhouding werkenden/niet wekenden in Nederland wordt het economisch draagvlak echter steeds kleiner . Hierdoor dreigen de kosten onbetaalbaar te worden . De kosten moeten immers opgebracht worden door een steeds kleinere groep .5 2 Zie ook http ://www.rvz.net/data/download/pub106-08 .pdf 3 Zie ook http ://www .cvz.nl/resources/rpt0606%20wachtlijsten%20awbz%202005_tcm28-21717 .pdf 4 Zie ook http ://www .cbs .nl/NR/rdonlyres/8FB241D7-E623-4DE3-85C8-25D31581BDA0/0/pb07n041 .pdf 5 Daar de ouderdomswet wordt opgebracht via het zogenaamde omslagstelsel dreigt vanwege dezelfde reden ook de AOW onbetaalbaar te worden .
9
TU/e
beschrijving van het onderzoeksgebied
2.3 Overheidsbeleid en financiering Handhaven van de zelfstandigheid in de eigen woonomgeving Het beleid van de overheid teneinde de problemen waar zij zich vanwege de demografische ontwikkelingen voor gesteld ziet op te lossen is voor een belangrijk deel gericht op het handhaven van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van mensen in de eigen woonomgeving. Dit is dus enerzijds zo omdat het in de toekomst fysiek vrijwel onmogelijk zal zijn om in voldoende mate te voorzien in intramurale voorzieningen (verpleeg- en verzorgingshuizen), anderzijds echter ook omdat het vanuit kostenoogpunt van belang geacht wordt dat de behoefte aan (professionele) hulp zolang mogelijk uitgesteld wordt . Bovendien wordt het behouden van zelfstandigheid ook door steeds meer mensen als gewenst ervaren . Ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig, veilig en met zorg thuis kunnen wonen [Bosch, 2002] . Naast een toename van de zorgvraag en een toename van de kosten van de gezondheidszorg gaat de vergrijzing ook gepaard met andere, meer sociaal-culturele ontwikkelingen, waardoor het vraaggedrag niet alleen toeneemt maar ook verandert . Vergeleken met vroeger vormen de ouderen van nu namelijk een veel meer heterogene groep die in grote mate verschilt van zowel elkaar als de ouderen van vroeger . Ouderen van nu zijn vaak veel geëmancipeerder, hebben vaak een veel actievere levensstijl en zijn vaak ook zelfbewuster en mondiger dan de ouderen van vroeger . Vaak staan ze nog midden in het leven, hebben ze een rijbewijs, verrichten ze allerlei vrijwilligerswerk, doen aan sporten zoals fitness, zwemmen of tennis en/of volgen ze een opleiding of een cursus . Wat dat betreft gaat het generaliserende stereotype van de bejaarde achter de geraniums met een puzzel of een handwerk al lang niet meer op.
Scheiden van wonen en zorg Een belangrijk thema van het overheidsbeleid om werkelijk zelfstandig wonen voor ouderen te realiseren is het scheiden van wonen en zorg, waarmee in principe wordt bedoeld dat het `all in' pakket in verpleeg -en verzorgingshuizen vervangen wordt door een keur aan woon, zorg- en welzijnsarrangementen waarbij het totaalpakket wordt opgesplitst in onderdelen die naar wens en behoefte op maat afgenomen kunnen worden bij verschillende aanbieders . Men woont zelfstandig en kan indien nodig gebruik maken van een zorg- en dienstenaanbod dat op de eigen wensen is toegesneden. In zijn algemeenheid tracht de overheid initiatieven aan de aanbodzijde, zoals bijvoorbeeld bouwinitiatieven en initiatieven op het gebied van zorg- en dienstverlening, te stimuleren (beter en meer aanbod) terwijl tegelijkertijd getracht wordt de vraag naar zorg af te remmen. Een belangrijk item in deze is ook het levensloopbestendig wonen, waarmee wordt bedoeld dat een woning geschikt gemaakt wordt voor het huisvesten van bewoners in uiteenlopende fasen van hun leven, zonder dat hier ingrijpende bouwkundige veranderingen voor hoeven te worden gemaakt . Één van de belangrijkste regelingen hierbij is de AWBZ, ofwel de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Als gevolg van de herziening van de AWBZ in April 2003 is het voor zorginstellingen mogelijk geworden om hun diensten uit te breiden tot buiten de muren van hun instelling . Dus tot bij de mensen thuis . Hiermee is in plaats van het aanwezige zorgaanbod de gevraagde zorg voorop komen te staan en is de financiering van de ouderenzorg getransformeerd van een aanbodgericht naar een vraaggericht systeem . Daarnaast heb je onder meer de WVG, de Wet Voorzieningen Gehandicapten, de Welzijnswet, heeft men sinds begin dit jaar uiteraard te maken met de invoering van de WMO, de Wet Maatschappelijke ondersteuning . Deze wet legt veel meer verantwoording bij de burgers zelf en de gemeenten . Men moet zoveel mogelijk proberen zichzelf te redden en
10
beschrijving van het onderzoeksgebied
wanneer het echt nodig is zorgt de WMO voor een vangnet . Met betrekking tot het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica en dan met name de financiering kan er verder gebruik gemaakt worden van verschillende subsidieregelingen . Meer over dit alles echter in hoofdstuk 7 . 2 .4 Domotica als oplossing Eén van de wegen waarlangs het handhaven van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van ouderen in hun eigen woonomgeving gerealiseerd zou kunnen worden, of in ieder geval een middel waarmee hieraan een grote bijdrage geleverd zou kunnen worden, is het inzetten van domotica. Domotica kan een wezenlijke bijdrage leveren aan het handhaven van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van mensen in de eigen woonomgeving ;
• rechtstreeks door het spelen van een ondersteunende rol bij het uitstellen of verlichten van de eventuele zorgvraag van de oudere zelf ; • en/of indirect door het ondersteunen van de dienstverlening door een mantelzorger of de professionele zorgverlener . Domotica biedt ouderen de mogelijkheid langer thuis te blijven wonen en niet te hoeven verhuizen naar een intramurale instelling . Dit draagt in het algemeen bij aan een hogere kwaliteit van leven en meer privacy . Domotica versterkt het gevoel van veiligheid van ouderen en verbetert daardoor de kwaliteit van leven . Alleenwonende ouderen bijvoorbeeld die bang zijn om te vallen of die kampen met bijvoorbeeld hartproblemen kunnen door domotica in de gaten worden gehouden . Dat wil zeggen de domotica kan registreren en doorgeven aan de alarmpost dat er wat aan de hand is, waarop de zorgverleners kunnen ingrijpen . Daarbij kan domotica bijvoorbeeld ook, door behulpzaam te zijn als extra oren en ogen in de zorg, de arbeidsproductiviteit per medewerker vergroten en leiden tot een lagere personeelsbehoefte . Wanneer het systeem bijvoorbeeld bijzonderheden registreert die centraal opgevangen kunnen worden is het niet meer noodzakelijk om 's nachts rondes te lopen of bij patiënten te waken . Tevens kan het systeem, door bijvoorbeeld te registeren wanneer een verpleegkundige aankomt in de woning of kamer van een cliënt, helpen bij het verzamelen van gegevens voor de administratie . De verpleegkundige hoeft dan alleen nog maar in te voeren welke handelingen of functies hij of zij verricht, wat betekent dat er meer tijd besteedt kan worden aan de cliënt . 2 .5 Toepassing van domotica : de stand van zaken Van intramurale zorg naar extramurale zorg Het beleid van de overheid gericht op het scheiden van wonen en zorg heeft inmiddels geleid tot een verschuiving van intramurale zorg naar diverse vormen van semi- en extramurale zorg . Zo bestaan er inmiddels tal van tussenvoorzieningen (nieuwe woon/zorgconcepten) welke onderling verschillen in de mate van zelfstandigheid, intensiteit en mogelijkheden van zorgen ondersteunende dienstverlening die het mogelijk maken dat mensen, ook in geval van ziekte of handicap, tot op hoge leeftijd min of meer zelfstandig kunnen blijven wonen . Regelmatig toegepaste concepten wat dat betreft zijn bijvoorbeeld het woonzorgcomplex en de zogenaamde woonzorgzone . Een woonzorgcomplex bestaat uit zelfstandige woningen voor potentieel zorgbehoevende ouderen gesitueerd in de omgeving van een zorgcentrum met de mogelijkheid naar gelang de behoefte van de bewoner zorg toe te passen . In een woonzorgzone functioneert het verpleeghuis -of verzorgingshuis als servicecentrum op het gebied van zorg voor de gehele wijk eromheen . Andere soortgelijke concepten met een verschillende mate van zelfstandigheid zijn bijvoorbeeld de serviceflat, en de in- en
11
TU/e
beschrijving van het onderzoeksgebied
aanleunwoning. Desalniettemin, staat de toepassing van domotica in wezen nog steeds in de kinderschoenen . Hoewel het technisch gezien inmiddels in principe reeds jaren mogelijk is en de toepassing langzaam maar zeker ook wel toeneemt laat de echte `doorbaak' uiteindelijk nog steeds op zich wachten . Eén van de eerste provincies in Nederland waar domotica succesvol is toegepast, is de provincie Noord-Brabant . In het kader van het programma vitaal Grijs, heeft de provincie Noord-Brabant, samen met de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), in de jaren 1999-2002 een aantal experimentele domoticaprojecten uitgevoerd in onder meer Oss, Cuijk, Nuenen, Best, Roosendaal, Eindhoven en Werkendam . De provincie Noord-Brabant had in die tijd een subsidieregeling voor domotica, naast en aanvullend op de Tijdelijke woonzorgstimuleringsregeling van het ministerie van VROM en VWS . Dit maakte het mogelijk om niet alleen in nieuwbouw maar ook bestaande bouw uit te voeren . Middels deze projecten, heeft de toepassing van domotica ten behoeve van het zelfstandig blijven wonen van ouderen in Nederland een flinke impuls gekregen . De resultaten van deze projecten, welke grotendeels het karakter hadden van voorbeeldprojecten, zijn geëvalueerd door het PON (het Instituut voor advies, onderzoek en ontwikkeling in Noord-Brabant) en hebben als basis gediend voor het opstellen van een functioneel plan van eisen (PvE) voor eigenlijk alle later uitgevoerde domoticaprojecten . Huidig gebruik Inmiddels zijn er door het hele land meerdere projecten uitgevoerd . Met betrekking tot de huidige verspreiding en toepassing van domotica wordt op basis van de projectendatabase van het kenniscentrum Actiz geschat dat op dit moment circa 60 projecten met een totaal van circa 3000 woningen met domotica zijn gerealiseerd ten behoeve van ouderen . Gekeken naar de vraag naar ouderenwoningen op dit moment dan geeft de taakstelling van VROM/VWS aan dat in de periode 2003-2015 een totaal van ca 395 .000 extra woningen voor ouderen gerealiseerd moeten worden .6 Hoewel deze woningen niet allemaal met een volledig domoticapakket uitgerust hoeven te zijn, is duidelijk dat er nog een aanzienlijke markt ligt . De ministeries van VROM en VWS hebben zogenoemde beleidsuitgangspunten voor domotica en personenalarmering geformuleerd . Tot 2015 is er een kwantitatieve opgave voor wonen, zorg en welzijn bestaande uit 280 .000 gewone nultredenwoningen en 115 .000 woningen in de categorie verzorgd wonen . Het is gewenst deze woningen van domotica en personenalarmering te voorzien. In de beleidsbrief van juli 2004 wordt geconstateerd dat de implementatie van domotica lijkt te vertragen . De ministeries hebben daarom een financiële bijdrage geleverd aan een traject `grootschalige uitrol domotica' van een aantal woningcorporatie-organisaties . 7
6 Notitie VROM/VWS aktieplan wonen en zorg . Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 26 631 en 28 951, nr . 99 7 Leeuw, de . J, Handreiking personenalarmering, 2005
12
beschrijving van de technologie
3 BESCHRIJVING VAN DE TECHNOLOGIE In dit hoofdstuk wordt nader beschreven wat domotica nu eigenlijk is, hoe het werkt, wat de huidige mogelijkheden en toepassingen zijn, met name voor ouderen, en wat in het kort de trends, ontwikkelingen en verwachtingen voor de toekomst zijn . 3.1 Wat is domotica? De term domotica is een samentrekking van het Griekse woord domus (huis) en informatica . Letterlijk genomen staat het voor woonhuisautomatisering . In de literatuur zijn verschillende omschrijvingen van het begrip domotica te vinden met min of meer allemaal dezelfde strekking . Waar het in principe op neer komt is dat domotica, zoals ook reeds gedefinieerd, een verzamelnaam is voor het geheel aan middelen dat toelaat op een geïntegreerde manier alle elektrisch bedienbare toestellen in een woning te gebruiken en beheren . Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het automatisch aansturen van de zonnewering en de verlichting, maar bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om `s-ochtends op een bepaalde tijd automatisch het koffiezetapparaat in te schakelen zodat er bij het opstaan een lekker kopje koffie staat te wachten. De mens zoekt naar oplossingen die hem de moeite besparen om zelf aan controle en sturing te doen en daar waar een groot scala aan "intelligente" elektrotechnische apparaten en systemen in de woning het leven inmiddels al een stuk gemakkelijker hebben gemaakt, is de integratie van systemen in principe slechts de volgende logische stap in de voortdurende queeste van de mens om zijn leven nóg aangenamer en gemakkelijker te maken . 3 .2 Werking van het domoticasysteem De werking van een domoticasysteem is relatief eenvoudig . Over het algemeen is een domoticasysteem op te splitsen in twee delen, nl . een deel binnen of in de woning en een deel buiten of naar de woning . Het deel in de woning betreft de opbouw of infrastructuur voor de communicatie tussen alle toestellen/apparaten binnen de woning (ook wel lokale communicatie) . Het deel buiten de woning betreft de infrastructuur voor de communicatie van en naar de woning (ook wel infrastructurele communicatie) . 3.2.1 Infrastructuur in de woning (lokale communicatie) Een domoticasysteem in de woning bestaat in principe slechts uit drie bestanddelen: 1 . het home netwerk 2 . sensoren 3 . actoren Het home-netwerk, of de infrastructuur vormt de kern (de backbone) van het systeem . Via dit home netwerk worden alle elektrisch bedienbare toestellen in een woning, ook wel de netwerkdeelnemers, met elkaar verbonden en wordt de communicatie tussen de deelnemers mogelijk gemaakt. De verschillende netwerkdeelnemers zijn hierbij op te splitsen in twee hoofdcategorieën, namelijk sensoren en actoren . Hierbij zijn de sensoren de netwerkdeelnemers die informatie verzamelen over de onmiddellijke omgeving en deze versturen naar het netwerk (mogelijke voorbeelden hiervan zijn thermostaten, bewegingsdetectoren, lichtsensoren en drukknoppen) en de actoren de netwerkdeelnemers die informatie van het netwerk ontvangen en naargelang daarvan acties uitvoeren, zoals bijvoorbeeld het in -en uitschakelen van lichtpunten of het sluiten van de zonnewering .
13
TU/e
beschrijving van de technologie
Centrale en decentrale systemen Binnen de woning kan de communicatie zowel centraal als decentraal plaatsvinden . Bij centrale systemen wordt de informatie afgegeven door de sensoren ontvangen en geanalyseerd door een centrale aansturings cq . controle eenheid. Dat is de plaats waar op dat moment de intelligentie is gelokaliseerd . Afhankelijk van de programmering worden hier de noodzakelijke orders voor de corresponderende actoren genereert . Bij decentrale systemen daarentegen beschikken de sensoren en actoren zelf over intelligentie . Hierbij is er geen centrale aansturings cq . controle-eenheid die de installatie beheert . Vanwege de intelligentie die in de elementen geïncorporeerd zit worden de signalen van alle sensoren die door het netwerk circuleren alleen herkend door de actor voor wie ze bedoeld zijn . Schematisch ziet het principe van een domoticasysteem in een woning er als volgt uit . Zie figuur 3-1 . Actoren
Sensoren Figuur 3-1 : principe van een domoticasysteem in een woning
Net zoals elk communicatienetwerk wordt een domoticanetwerk verder gekenmerkt door een aantal specifieke eigenschappen . Dit zijn : • de topologie (de fysische lay-out)
• het communicatiemedium (het soort bekabeling dat gebruikt wordt) • het protocol (de vastgelegde communicatievorm voor de toestellen onderling) Topologie Onder de topologie wordt de fysische lay-out van het netwerk verstaan . Dit is de wijze waarop verschillende toestellen in een netwerk met elkaar verbonden zijn . Men onderscheidt: • stertopologie • lineaire topologie • ringtopologie • boomtopologie • mixed topologie
14
beschrijving van de technologie
TUle
Bij de stertopologie worden alle toestellen apart verbonden met een centraal knooppunt . Zie figuur 3-2 . Bij een lineaire topologie worden alle componenten van het systeem rechtstreeks afgetakt van een doorlopende kabel en bij een ringtopologie worden de deelnemers als het ware in serie geschakeld waarbij de laatste deelnemer terug verbonden wordt met de eerste zodat er een gesloten cirkel ontstaat . De boomtopologie en de mixed topologie zijn in principe simpelweg varianten op of een combinatie van de eerder genoemde topologieën . ster
lineair
ring
boom
mixed
Figuur 3-2: verschillende soorten netwerktopologieën
Van deze topologieën wordt in de praktijk de lineaire topologie het meeste toegepast voor domoticasystemen . Deze topologie wordt gekarakteriseerd door een eenvoudige installatie en een gemakkelijke uitbreidbaarheid waarbij de kabellengte tot een minimum beperkt kan worden . Een stertopologie wordt ook wel toegepast, maar dan over het algemeen vooral bij
15
TU/e
beschr~tving van de technologie
kleine domoticasystemen . Het voordeel van een stertopologie is dat er bij draadbreuk slechts één deelnemer uitvalt. Het nadeel is echter dat er veel bekabeling vereist is en dat alle verkeer via het centrale punt gaat. Een typisch voorbeeld van een stertopologie is bijvoorbeeld het telefoonnet binnen een gebouw waarbij de telefooncentrale de rol van centrale schakelaar vervult. De ringtopologie wordt zelden of nooit toegepast bij domoticasystemen . Het grote nadeel van deze topologie is de kwetsbaarheid. Het onderbreken van de ring (door bijvoorbeeld een defect aan een aangesloten toestel) leidt tot het uitvallen van het hele netwerk . Communicatiemedium Het communicatiemedium is de daadwerkelijke fysische drager (of de bekabeling) waarmee de verbindingen tussen de verschillende deelnemers gerealiseerd worden. Het medium levert de transportcapaciteit ten behoeve van de communicatie tussen de deelnemers . De communicatie binnen het netwerk wordt gevormd door digitale boodschappen of datagrams bestaande uit een opeenvolging van bits . De voorstelling van deze bits is afhankelijk van het type medium dat gebruikt wordt . Er bestaan in totaal een zestal communicatiemedia die een bericht (datagram) op verschillende manieren verzenden, nl .: • powerline (PL) • twisted Pair Cable (TP) • coax cable (CX) • optische vezel (OV) • infraroodgolven (IR) • radiogolven (RF) De keuze voor het medium wordt vooral bepaald door de kostprijs, de installatie -en onderhoudseigenschappen en de technische mogelijkheden, waarbij de transmissiesnelheid, de maximale hoeveelheid gegevens per tijdseenheid die door het medium getransporteerd kunnen worden, zeer belangrijk is . Powerline (PL) Hierbij wordt het datagram gesuperponeerd op het gewone, in elke woning aanwezige, laagspanningsnet en alzo verzonden . Het grootste voordeel van de powerline is dat er geen aparte bekabeling nodig is, hetgeen goedkoop is en ideaal voor renovatieprojecten . Bovendien is het systeem goed geschikt voor sturing van elektrische toepassingen die per definitie met het elektriciteitsnet verbonden zijn, zoals bijvoorbeeld verlichting en de verschillende huishoudapparaten . Zowel de voedingsstroom als de datacommunicatie kunnen via hetzelfde netwerk geschieden . De nadelen van de powerline zijn echter dat het een ruisrijk medium is door storingen van hoge frequenties, en dat door de in -en uitschakeling van allerlei op het net aangesloten toestellen de impedantie erg variabel is, hetgeen de ontvangst van verzonden datagrammen bemoeilijkt. Daarnaast is de snelheid van de gegevensoverdracht beperkt (1 à 2 kbit/s) . Derhalve is de powerline in principe alleen geschikt voor eenvoudige domoticainstallaties waar de gebruikerseisen beperkt blijven tot eenvoudige commando's voor elektrische toestellen . Twisted pair cable (TP) Een twisted pair is een kabel waarin afzonderlijk geïsoleerde draden, die bestaan uit massieve of samengevlochten koperen kernen, per paar in elkaar worden gedraaid tot een aderpaar, de twisted pair . Dit twisten gebeurt om overspraak (crosstalk) en elektromagnetische
16
T'U/e
beschrijving van de technologie
interferentie sterk te verminderen . Hierbij worden elektromagnetische invloeden van buitenaf, die door de beide aders van de twisted pair worden opgenomen, geneutraliseerd . Dit leidt tot een goede storingsongevoeligheid . De TP wordt verder gekenmerkt door een relatief lage kostprijs en relatieve eenvoud van installatie en onderhoud, een relatief hoge datasnelheid en het feit dat de data en de voeding over hetzelfde medium getransporteerd kunnen worden . De TP is dan ook het meest gehanteerde medium in zowel telefonie, als in lokale computer -en domoticanetwerken . Coax cable(CA9 De coaxkabel is opgebouwd uit een centrale koperen kern, omgeven met isolatiemateriaal (een zogenaamd diëlectricum), waaromheen zich een tweede gevlochten geleider bevindt zodat de kabel buigzaam blijft . Het geheel wordt door een beschermende mantel omgeven . Vanwege deze structuur is de coaxkabel nog minder gevoelig voor elektromagnetische interferentie dan getwiste draden . De coaxkabel is ook geschikt voor hoge data snelheden en lange afstanden. Ze worden o .a . gebruikt voor kabel-TV en Ethernet . Naast datatransport is ook voeding van de aangesloten toestellen mogelijk via dit medium . Toch wordt dit medium op dit moment nog minder gebruikt dan de twisted pair vanwege de hogere kostprijs en de moeilijke installatie . In de toekomst echter wanneer dit medium geschikt wordt voor nieuwe toepassingsmogelijkheden zou dit kunnen veranderen . Optische vezel (OV) Een optische vezel is een fysisch medium bestaande uit een kern van glas (of plastic) van 5 tot 300 µm diameter omgeven door een beschermende mantel (kevlar of coating) uit verschillende lagen . Hiermee is "optische communicatie" mogelijk . Dit betekent dat een optische vezel licht kan geleiden zoals een koperdraad elektrische stroom geleidt. Als lichtbron wordt een laser of LED gebruikt waarmee, door middel van een elektrisch stuurcircuit, de aangeboden datagrams worden omgezet in lichtpulsen . Deze lichtpulsen planten zich voort in de optische vezel en komen er pas aan het andere einde weer uit . Hier worden ze opgevangen door een elektrische component (fotodiode) die de lichtpulsen weer omzet in elektrische signalen . De voordelen van de optische vezel zijn een grote bandbreedte, een grote overbrugbare afstand en totale ongevoeligheid van elektromagnetische invloeden . De nadelen zijn, net zoals bij de coaxkabel, de (zeer) hoge kostprijs en de moeilijke aansluiting via bepaalde connectoren . Een bijkomend nadeel van de optische vezel is dat er geen voeding mogelijk is via het medium . Infraroodgolven (IR) Het systeem van de infraroodgolven is bij iedereen bekend van de afstandsbedieningen van radio, televisie en videorecorder . IR-golven zijn specifiek toepasbaar in één ruimte waarbij de zender en ontvanger elkaar moeten kunnen "zien" . De afstand die overbrugd kan worden is beperkt, meestal ongeveer 10m . Dit medium wordt meestal gebruikt als een soort `hulp'medium tussen de afstandsbediening en het hoofdnetwerk van het domoticasysteem dat dan bijvoorbeeld is uitgevoerd met een powerline of een coaxkabel . Het is verder een heel eenvoudig draadloos systeem . Nadelen kunnen zijn de storingsgevoeligheid van zonlicht, omdat het zonlicht ook IR stralen bevat, en het feit dat er geen voeding via het medium zelf mogelijk is . Hierdoor dient men een extra bekabeling aan te brengen om de voeding over te brengen en heeft men in de draagbare zenders batterijen nodig .
17
TU/e
beschr~tving van de technologie
Radiogolven (RF) Ook radiogolven zijn voor iedereen wel bekend . Deze worden al jaren als communicatiemedium gebruikt voor afstandssturingen en datacommunicatie . Ook voor domoticatoepassingen zijn radiogolven bruikbaar . Denk bijvoorbeeld maar aan de automatische garagepoorten en dergelijke . De voor- en nadelen van radiogolven zijn ongeveer hetzelfde vlak als bij IR-golven . Toch bestaan er enkele duidelijke verschillen . Radiogolven dringen bijvoorbeeld dwars door muren heen, waardoor het gevaar bestaat dat men ongewild de installatie van de buren commandeert . De fysieke communicatie tussen huiscentrale en sensoren kan dus zowel draadloos als via draadgebonden (bekabelde) systemen plaatsvinden . Protocol Het protocol tenslotte is de vastgelegde communicatievorm of communicatietaal voor de toestellen onderling . Vanwege het feit dat in een domoticanetwerk alle netwerkdeelnemers op één of andere manier met elkaar verbonden worden, dienen er toegangsregels te zijn die bepalen welke deelnemer op welk moment iets via het netwerk mag versturen . Wanneer twee of meer netwerkdeelnemers simultaan datagrammen versturen naar een ontvangende deelnemer bestaat de kans op botsing van de boodschappen . Enkele methodes om de toegang tot een netwerk te regelen zijn : 1 . Polling-principe 2. Willekeurige toegang (random access) 3 . Carrier Sense Multiple Acces (CSMA) 4. Carrier Sense Multiple Acces with Collision Detect (CSMA/CD) 5 . Carrier Sense Multiple Acces with Collision Avoidance (CSMA/CA) 6. `token' toegang
Polling -principe Wanneer de toegang centraal geregeld wordt, kan er gebruik gemaakt worden van het pollingprincipe . Bij deze techniek wordt het dataverkeer geregeld door een centrale controller, de `master', die aan de verschillende deelnemers, de 'slaves', de kans geeft om met de master te communiceren . Bij `polling' zal de master op verschillende tijdstippen de slaves aftasten om te kijken of deze gegevens wil versturen . Wanneer de master zelf gegevens wil versturen zal hij eerst de tegenpartij selecteren . Met dit systeem kunnen er zich geen botsingen voordoen . Iedere slave moet echter wel wachten tot het zijn beurt is om een (wellicht dringende) boodschap te kunnen verzenden. De wachttijden of response tijden zullen bovendien ook evenredig toenemen met het aantal aangesloten deelnemers . Als gevolg daarvan is deze methode in principe alleen geschikt voor kleine domoticasystemen . Bij decentrale toegang, zijn er meerdere mogelijkheden om de toegang tot het netwerk te regelen ; Willekeurige toegang (Random access) Bij random access, ofwel willekeurige toegang, kunnen de netwerkdeelnemers naar willekeur berichten gaan verzenden . Het nadeel hiervan is echter dat er, zeker bij grotere systemen met meerdere netwerkdeelnemers, onvermijdelijk botsingen zullen ontstaan welke leiden tot vertragingen . Carrier Sense Multiple Acces (CSM)
Bij CSMA, ofwel Carrier Sense Multiple Acces, wordt er voordat een deelnemer een bericht verzendt gecontroleerd of er wellicht reeds een transmissie gaande is . Als dat niet het geval is,
18
TU/e
beschrijving van de technologie
kan de netwerkdeelnemer gaan zenden . Als dat wel het geval is dan wordt er gewacht . Vanwege het feit dat een signaal tijd nodig heeft om te reizen kan er echter nog steeds een botsing optreden . Carrier Sense Multiple Acces with Collision Detect (CS111A1CD) Bij CSMA/CD, ofwel Carrier Sense Multiple Acces met Collision Detect, wordt vanwege deze reden gedurende de gehele verzending gecontroleerd of er een botsing optreedt . Wanneer ontdekt wordt dat een andere deelnemer tegelijkertijd is gaan zenden wachten beide deelnemers een verschillend tijdsinterval en starten dan een herverzending . Mocht er weer een botsing optreden dan worden de tijdsintervallen vergroot . Er wordt niet meteen weer met zenden gestart omdat als er dan bij herzenden weer een botsing optreedt de zendtijd verdubbelt . Op deze manier wordt er uiteindelijk voor gezorgd dat er steeds maar één netwerkdeelnemer aan het zenden is . Carrier Sense Multiple Acces with Collision Avoidance (CSMA/CA) Een nóg betere manier is echter om, in plaats van waar te nemen dat er een botsing plaatsvindt en er dan iets te doen, van meet af nog meer voorkomen dat er uberhaupt een botsing plaats kan vinden. Bij CSMA/CA, ofwel Carrier Sense Multiple Acces met Collision Avoidance, moeten de deelnemers daarom, wanneer blijkt dat de lijn bezet is (dus wanneer blijkt dat er al een andere transmissie gaande is), allemaal verschillende tijdsintervallen wachten alvorens opnieuw af te tasten ( te `luisteren') of de lijn vrij is . Mochten er dan toch twee deelnemers (ongeveer) tegelijkertijd gaan verzenden waardoor er een botsing optreedt dan mag degene met de hoogste prioriteit doorgang hebben terwijl de andere opnieuw moet gaan aftasten of de lijn vrij is . Op deze manier wordt de kans op een botsing dus werkelijk tot een minimum teruggebracht en wordt het mogelijk de maximale capaciteit van het netwerk te benutten . Deze methode is zeer geschikt voor de grotere domoticasystemen en wordt bijvoorbeeld dan ook gebruikt door de EIB/KNX . Zie hoofdstuk 6 . `token ' toegang Bij `token' toegang tenslotte gaat telkens een token frame in de rondte . De netwerkdeelnemers zijn georganiseerd in een ringtopologie waarbij data van het ene naar het andere station in de ring wordt verstuurd . Elk station herhaalt het token frame in de ring, het zendt dit frame door naar het volgende station in de ring . Een station of deelnemer in de ring die data wil verzenden, moet eerst het token ontvangen vooraleer het de data kan verzenden . Het zet de token dan op "busy" en verzendt daarna de data, waarna het de token terug "free" maakt. Dit protocol ontwikkeld en gepromoot door IBM in de jaren `80 was in het begin zeer populair maar heeft later sterk aan populariteit ingeboet . Vanwege vermeende onstabiliteit en ondoordachtheid heeft het protocol de bijnaam `broken ring' gekregen . Deze methode vindt dan ook weinig of nooit toepassing in domoticasystemen . 3.2 .2 Infrastructuur naar de woning (infrastructurele communicatie) Onder infrastructurele communicatie worden de communicatieverbindingen verstaan tussen de woning en een meldcentrale (meldbank) die zich meestal op (grotere) afstand bevindt . Ook de communicatie tussen een woning of kamer in een instelling en de hierbij behorende (centrale) meldbank valt daaronder . Ook infrastructurele communicatie kan zowel draadloos als draadgebonden plaatsvinden .
19
TU/e
beschrttving van de technologie
Draadloos : • via openbare mobiele infrastructuren (GSM en opvolgers hiervan), • via eigen mobiele communicatiepaden (straalverbindingen), of
• door lokale aanbieders van draadloze diensten . Draadgebonden : • via openbare infrastructuur (bijvoorbeeld van KPN of soortgelijke aanbieders),
gebaseerd op koper-, glasvezel- of kabelnet voor TV; of via • instellingsgebonden infrastructuur (de bekabeling tussen de gebouwen van een instelling of tussen de kamers van een complex), meestal gebaseerd op koper- of glasvezelbekabeling . Binnen de huidige domoticamarkt werken bijna alle leveranciers volgens hetzelfde principe voor intramurale en extramurale domoticatoepassingen. Daarbij wordt de volgende opbouw gebruikt :
Ittftosiruc#urete Communicatie (A)
Lokste communicatie (9)
44
~ complex (A PJlsct,fll(1Ie of
ot'tito[ing station <1t Me
res«ientral
gateway
Figuur 3-3 : Infrastructuur naar de woning
Residental Gateway Een Residental Gateway (RG) is een kastje in of bij de meterkast, dat alle infrastructuur naar de woning toe (koper, coax, glasvezel) verbindt met sensoren, actoren en dergelijke in de woning via bestaande infrastructuur (bijvoorbeeld powerline), nieuwe draden of draadloos . De gateway ontvangt en verwerkt informatie en schakelt naar verschillende apparaten . Een RG speelt een centrale rol speelt in het functioneren van het in-huis netwerk.
20
TU /e
beschrijving van de technologie
De RG is in feite een verzameling van functionaliteiten die :8 • het in-huis netwerk met het aansluitnet verbindt, waarbij op elke communicatielaag per dienst de vereiste transparantie of protectie is gerealiseerd ; • altijd `aan' staat, maar toch laagvermogend is . Daardoor kunnen alle gebruikersapparaten in huis (dus ook PC's) `uit' na gebruik, maar blijft het in-huis netwerk `always on-line', wat een noodzaak zal zijn voor sommige diensten (bijvoorbeeld peer-to-peer entertainment) ; • de `master' is van het in-huis netwerk, waardoor deze functie niet meer een nevenfunctie hoeft te zijn van een gebruikersapparaat (nu bijvoorbeeld vaak de PC, videorecorder of `gaming device') met de vele nadelen van dien ; • de benodigde `local storage' functionaliteiten bezit, zodat tv-beelden en andere multimedia-informatie opgeslagen kunnen worden . Dit kan eventueel de server van het in-huis netwerk zijn ;
• een platform is dat op afstand kan worden beheerd . 3.3 Mogelijkheden en toepassingen De mogelijkheden van domotica zijn in principe onbegrensd . In het algemeen kan met het toepassen van domotica een bijdrage geleverd worden op het gebied van : • comfort • veiligheid • communicatie • flexibiliteit • energieverbruik Hiermee wordt bedoeld dat met domotica respectievelijk gezien bijvoorbeeld het woon -en leefcomfort verhoogt kan worden, de woning op ieder moment zonder nieuwe bedrading aangepast kan worden aan nieuwe wensen en behoeften, met domotica de communicatiemogelijkheden in en om het huis geoptimaliseerd kunnen worden (denk bijvoorbeeld aan geïntegreerde werking van : telefonie, LCD-displays, spraakherkenning, bedieningen via gsm, audio-videosturing, etc .) ; dat door middel van allerlei detecties (bijvoorbeeld gas, water) risico's vermeden kunnen worden en er in geval van nood snel ingegrepen kan worden en dat door middel van rekening te houden met de af -of aanwezigheid van bewoners en het meten van de omgevingstemperatuur gekoppelde installaties zoals de bijvoorbeeld de cv-ketel, de rolluiken en gordijnen aangestuurd kunnen worden . Bij dit onderzoek gaat het uiteraard echter met name om die toepassingen die ouderen in staat kunnen stellen langer, onafhankelijk thuis te kunnen blijven wonen . Domoticatoepassingen voor ouderen Enkele mogelijke toepassingen die toegepast worden om ouderen onafhankelijk thuis te kunnen laten wonen zijn bijvoorbeeld : • Een camera bij de centrale toegangsdeur met beeld in de huiskamer van het appartement .
• Een lamp in de hal die automatisch aangaat bij binnenkomst in de woning . • Een schakelaar voor het aan/ uitzetten van de woning bij de entree van het appartement .
8 http://www.domotica .nl
21
TU/e
beschr~tving van de technologie
• Wanneer de woning uit wordt gezet, wordt de verwarming lager gezet, de kookhoek uitgeschakeld, de inbraakalarmering ingeschakeld en diverse elektrische apparaten uitgeschakeld. • Een schakelaar voor de dag-/ nachtstand van de woning. Hiermee worden dezelfde functies geactiveerd en gedeactiveerd als met de aan-/ uitschakelaar . • Een kookknop . Met deze schakelaar wordt de keuken, in geval van nood, geheel uitgeschakeld (kookplaat en elektronische toepassingen uit en alle lichten aan) . • Een automatische lamp bij binnenkomst in de badkamer . • Actieve sociaal-/ medische alarmering . Dit houdt in dat in geval van nood de bewoner, middels een noodknop, een open spreek- luisterverbinding kan creëren met hulpverleners . • De open spreek-/ luisterverbinding verloopt via een aparte alarm meldunit die is gekoppeld aan het domotica systeem . Het domotica systeem schakelt bij een noodgeval automatische alle lichten aan en alle geluidsbronnen uit (TV, audio, wasmachine en droger) . • Alarmkoord of alarmknop in de badkamer . In geval van nood wordt middels deze knop vanuit de badkamer de sociaal-/ medische alarmering ingeschakeld (zie vorige punt) . • Passieve sociaal-/ medische alarmering . Deze is uitgewerkt door bewegingsmelders te installeren in de woning . Indien een bepaalde tijd geen beweging wordt gemeld (bijvoorbeeld 24 uur) wordt automatisch de sociaal medische alarmering ingeschakeld . • Inbraak alarmering . De inbraak alarmering is gekoppeld aan de bewegingsmelders van de passieve sociaal-/ medische alarmering . Indien de bewoner slaapt of het huis verlaat, wordt een alarmsignaal via de alarm meldunit verstuurd bij detectie van beweging.
• Brandalarmering . Rookmelders geven via de alarm meldunit een signaal door bij brand of rookvorming . • Automatische verlichting bij 's nachts opstaan . Indien de bewoner 's nachts op moet staan worden automatisch verschillende lampen aangezet op de route naar het toilet. De inbraakalarmering wordt tijdelijk omgeschakeld van inbraakalarmering naar passieve sociaal-/ medische alarmering . Deze lijst is afgeleid van de voorbeeldprojecten uitgevoerd in het kader van het programma Vitaal Grijs in de provincie Noord-Brabant. Uiteindelijk is dit echter nog steeds slechts een kleine greep uit de talloze mogelijkheden . Belangrijk en succesvol op dit moment zijn zoals reeds eerder vermeld) vooral de toepassingen gericht op het comfort en de veiligheid . Met name de mogelijkheden tot alarmering, zoals bijvoorbeeld personenalarmering, zowel actief als passief, maar ook inbraakalarmering en brandalarmering spelen op dit moment in de praktijk bij domoticaprojecten een belangrijke rol . Bij actieve personenalarmering kan de bewoner in geval van nood zelf een noodsignaal afgeven aan een centrale door in het woonvertrek van zijn of haar woning op een knop te drukken, aan een koordje te trekken, of door een halszender te gebruiken . Dit is principe echter een al wat langer bestaande toepassing. Bij passieve alarmering daarentegen wordt via sensoren in alle vertrekken van de woning en/of bijvoorbeeld ook door meting van het gas- en watergebruik, de activiteit van de bewoners in de woning gevolgd . Wanneer er bijvoorbeeld na een vooraf ingesteld aantal uren geen beweging in de woning wordt waargenomen, gaat er automatisch een melding naar de alarmcentrale . Dit geldt ook voor de inbraak- en brandalarmering . Vanuit een centraal punt kan dan gereageerd worden op verschillende typen meldingen . In geval van een alarmering
22
TUfe
beschrijving van de technologie
kan bijvoorbeeld de thuiszorg in actie komen of een mantelzorger gewaarschuwd worden . Bij een inbraak- of brandalarmering kan een melding doorverwezen worden naar politie en brandweer . Bij de huidige gerealiseerde domoticaprojecten speelt met name de thuiszorg een belangrijke rol bij het ontvangen en doorverwijzen van alarmmeldingen . 3 .4 Trends, ontwikkelingen en verwachtingen Enkele belangrijke trends en ontwikkelingen op het gebied van en ook relevant voor domotica bevinden zich onder meer op het gebied van de ontwikkeling van, betrouwbare, draadloze systemen alsook de ontwikkeling naar steeds meer bandbreedte van met name externe netwerken, zoals bijvoorbeeld, internet en televisie- en telefoniekabelnetwerken, die aan het domoticasysteem in de woning gekoppeld kunnen worden . Dit leidt tot nog weer nieuwe mogelijkheden en toepassingen . Zo draagt de ontwikkeling van, betrouwbare, draadloze systemen er bijvoorbeeld toe bij dat het ook in bestaande woningen steeds eenvoudiger wordt om een domoticasysteem te installeren (geen hak- en breekwerk) en maakt de ontwikkeling naar steeds meer bandbreedte het bijvoorbeeld mogelijk grote hoeveelheden data, en dus ook beeldinformatie, snel te versturen wat mogelijkheden schept tot nieuwe vormen van communicatie op afstand, zoals bijvoorbeeld tele-leren, tele-medicine en tele-consulting, waarbij door de mogelijkheid snel beeldinformatie uit te wisselen doktoren op afstand advies kunnen geven en waarbij zelfs op afstand bijvoorbeeld de bloeddruk gemeten kan worden waardoor de patiënt geen bezoek meer aan de huisarts hoeft te brengen of naar het ziekenhuis hoeft te gaan. Vergeleken met andere ontwikkelingen in de samenleving, ook wat betreft de digitalisering, zijn de ontwikkelingen rond het wonen de laatste jaren in principe wat achter gebleven . Naar verwachting echter zal in de toekomst elke woning standaard uitgerust worden met een domotica-infrastructuur waarop naar gelang de behoefte meer of minder functionaliteiten aangesloten kunnen worden . Zeker ook met het oog op het toenemende energieverbruik en de niet oneindige energievoorraden zou er voor domotica en het efficiënt beheren en sturen van het energieverbruik in een woning best nog wel eens een belangrijke rol weggelegd kunnen zijn. Wanneer de ontwikkeling van domotica een soortgelijke ontwikkeling zou doormaken als de elektrotechnische voorzieningen in auto's, zullen de toepassingen, zoals we nu eigenlijk al zien, naar verwachting in eerste instantie relatief duur en optioneel zijn . Uiteindelijk echter zal naar verwachting het aantal standaard toepassingen toenemen en zal ieder huis opgeleverd worden met daarin een bepaalde hoeveelheid domotica . Slechts enkele jaren geleden immers werden toepassingen als elektrisch bedienbare ramen, op afstand bedienbare centrale vergrendeling, ABS, cruise-control, airco, navigatiesysteem etc . ook in het geheel nog niet of slechts als stevig geprijsde opties aangeboden. Ondertussen echter wordt haast elke nieuwe auto, ongeacht het type, standaard met dergelijke toepassingen uitgerust . Derhalve worden deze toepassingen voor een steeds groter publiek bereikbaar .
23
TU/e
maatschappelijke aspecten
4 MAATSCHAPPELIJKE ASPECTEN In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de rol, de huidige situatie en de trends, ontwikkelingen en verwachtingen van de maatschappij met betrekking tot het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica 4.1 De rol van de maatschappij Bij de ontwikkeling en verspreiding van een technologische vernieuwing zijn doorgaans een groot aantal personen, groepen en organisaties, oftewel verschillende actoren, betrokken welke allemaal zo hun eigen rol en inbreng hebben . Gezien het feit dat de techniek, de economie en de wet- en regelgeving in feite een integraal onderdeel uitmaken van de maatschappij, is de rol en de inbreng van deze actoren altijd op de één of andere manier en in meer of mindere mate gerelateerd aan de technische, economische en/of juridische factoren . Bovendien heeft iedere actor betrokken bij de diffusie van een innovatie zo zijn eigen specifieke cultuur, belangen, verwachtingen en machtspositie ten opzichte van de andere actoren . Zijn belangen motiveren zijn bemoeienis, zijn voorstellingen stellen grenzen aan wat hij voor mogelijk en wenselijk houdt en zijn machtspositie bepaalt de mogelijkheden die hij heeft om zijn doelstellingen te realiseren . Uiteindelijk bepaald de inbreng van de actoren niet zelden in grote mate het verloop van het diffusieproces. Gezien vanuit maatschappelijk oogpunt is het bij de diffusie van domotica met name belangrijk dat de gebruikers, in dit geval de ouderen zelf, de domotica adopteren cq . accepteren. Zij moeten beslissen de domotica ook daadwerkelijk te (gaan) gebruiken . Adoptie van innovatie Uitgaande van de theorie van Everett M . Rogers doorloopt een individu of andere beslissingseenheid vijf sequentiële fasen alvorens een besluit te nemen over een innovatie [Rgers, 2005] . Dit is het innovatiebeslissingsproces . Zie onderstaande figuur 4-1 .
1 . Knowledge 2 . Persuasion .
3 .Decicision 4 . Implementation 5 . Confirmation
Figuur 4-1 : het innovatiebeslissingsproces
Het innovatiebeslissingsproces vangt aan met de 'knowledge-fase' waarin het individu of andere beslissingseenheid voor het eerst kennis neemt van een innovatie en leert hoe deze functioneert . In de 'persuasion-fase' vormt het individu of andere beslissingseenheid een attitude (positief of negatief) ten opzichte van de innovatie waarna het individu of andere beslissingseenheid in de 'decision-fase' . Vervolgens een beslissing neemt over de adoptie of rejectie van de innovatie . Bij adoptie wordt besloten de innovatie te aanvaarden en gebruik te gaan maken van de innovatie . Bij rejectie daarentegen wordt besloten geen gebruik te gaan maken van de innovatie . Deze beslissing is gebaseerd op het succes van de persuasion. Bij een succesvolle persuasion dan adoptie . Het individu of andere beslissingseenheid zoekt bevestiging ter versterking van zijn keuze .
24
TUIe
maatschappelijke aspecten
Teneinde een individu of andere beslissingseenheid over te halen (of te overtuigen) gebruik te gaan maken van een innovatie dient de innovatie aan een aantal kenmerken te voldoen . Rogers onderscheidt een vijftal kenmerken, ook wel determinanten, voor een snelle en succesvolle adoptie . Dit zijn: • relative advantage (relatief voordeel) • compatibility (compatibiliteit) • complexity (complexiteit) • trialibility (testbaarheid) • observability (zichtbaarheid) Wel beschouwd betekent dit dat, willen de gebruikers de domotica adopteren, de domotica ten eerste (1) bekend moet zijn bij de gebruikers . De gebruiker dient in ieder geval kennis genomen te hebben over hoe domotica functioneert en wat de mogelijkheden zijn . Vervolgens dient de domotica (2) de gebruiker voor zijn beleving een zo groot mogelijk relatief voordeel te bieden, (3) zoveel mogelijk compatibel te zijn met socio-culturele waarden, overtuigingen en eerder geintroduceerde ideeën en behoeften van de gebruiker, (4) voor de gebruiker zo goed mogelijk te begrijpen en gebruiken zijn, en (5) op een gelimiteerde basis uitgeprobeerd kunnen worden . Ten slotte (6) dient er goede nazorg geleverd te worden en zorggedragen worden voor een goede werking van de technologie . Dit ter bevestiging van de keuze van de gebruiker, zodat deze zijn keuze versterkt ziet en positieve ervaringen afgeeft aan andere potentiële gebruikers (peer to peer) . 4.2 Huidige situatie In de huidige situatie is daar echter (nog) lang niet altijd sprake van. Bij een groot aantal gerealiseerde projecten is inmiddels intensief onderzoek gedaan naar de ervaringen van gebruikers . Hieruit blijkt dat de veiligheidstoepassingen over het algemeen goed gewaardeerd worden en dat de toepassing van domotica over het algemeen bijdraagt aan de tevredenheid van huurders . Een meerderheid van de bewoners van projecten waar domotica wordt toegepast geeft ook aan te denken door domotica en de bijbehorende diensten langer zelfstandig in hun woning te kunnen blijven wonen .9 Over het algemeen echter zijn de gebruikers veelal nog onbekend met de werking en de mogelijkheden van domotica, wordt er geen relatief voordeel geboden (bewoners vinden wat dat betreft ook de prijs vaak nog te hoog), sluit domotica nog lang niet altijd goed aan bij de wensen, mogelijkheden en beperkingen van ouderen, is de domotica niet compatibel met socio-culturele waarden, overtuigingen en eerder geïntroduceerde ideeën en laat de gebruiksvriendelijk vaak te wensen over. Daarbij is de domotica ten slotte vaak niet goed uit te proberen en is er geen sprake van een goede nazorg . Volgens praktijkervaringen is er vaak geen goede voorlichting en is er sprake van een te snelle introductie van alles ineens . Bij een evaluatieonderzoek van domoticaproject Lidwinahof te Best gaf bijna 90% van de ondervraagden aan dat ze genoeg informatie hadden gekregen over de veranderingen . Toch was er na de voorlichting nog veel onduidelijkheid . Voor een kwart was het niet duidelijk wat er ging veranderen en 75% gaf aan niet te weten wat de voorzieningen kunnen doen . Veel bewoners gaven aan dat er teveel informatie in één keer gegeven werd en dat men moeite had om het allemaal te kunnen bevatten.'0 Daarnaast is er geen gegarandeerde meerwaarde van de toepassingen en staat het voordeel van de 9 evaluatieonderzoek Lidwinahof te Best 10 samenvatting evaluatieonderzoek en reactie IWZ domticaproject Lidwinahof te Best
25
TU/e
maatschappelijke aspecten
consument staat niet altijd voorop . Daarbij zijn er nog wel eens problemen met socio-culturele waarden en ethische vraagstukken en vraagstukken met betrekking tot privacy . Het komt zelfs voor dat in verzorgingshuizen bewoners, sensoren afplakken omdat ze niet willen dat ze in de gaten gehouden worden . Verder is er tenslotte vaak een overkill aan aanbod, geen vraagsturing, en geen nazorg . Bij het evaluatieonderzoek van Lidwinahof te Best werd aangegeven dat er bij de start veel aandacht voor de bewoner was, maar dat er bij latere mutaties veel minder aandacht is geweest voor trainingen . Hierdoor liepen bewoners vast en ontstond er een negatieve spiraal . Oorzaken Één van de belangrijkste oorzaken ligt waarschijnlijk in de grote heterogeniteit en het verschillende behoeftepatroon van ouderen . Zoals beschreven in hoofdstuk 2 verschillen de ouderen onderling in grote mate van zowel elkaar als de ouderen van vroeger en gaat het standaardbeeld van de bejaarde achter de geraniums al lang niet meer op . Wel beschouwd verschillen ouderen onderling over het algemeen in wensen, behoeften en mogelijkheden . Dat betekent dat het voor de opdrachtgever(s) in het proces, in de praktijk doorgaans de woningcorporaties soms samen met de thuiszorg en/of projectontwikkelaars, lastig is om inzicht te krijgen in de marktvraag en vraag en aanbod aan elkaar te koppelen . Daarnaast ligt er waarschijnlijk ook een grote oorzaak in het domotica-realisatieproces en de instelling en belangen van de daarbij betrokken actoren . Zoals reeds vermeld in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk zijn er bij de ontwikkeling en verspreiding van een technologische innovatie doorgaans vele verschillende actoren betrokken en bepaald de inbreng van deze actoren niet zelden in grote mate het verloop van het diffusieproces . Met betrekking tot het realiseren van domotica doet zich in dit geval de vreemde situatie voor dat de opdrachtgever en de (eind)gebruiker niet dezelfde zijn . Daarbij is er doorgaans onder meer geen of weinig sprake van een strakke regie tussen de verschillende actoren en blijkt het voor leveranciers cq . fabrikanten van domoticasystemen- en producten lastig om zich in te leven in de belevingswereld van ouderen . 4.2.1 Behoeften van ouderen m . b. t. zelfstandig wonen Met betrekking tot de behoeften van ouderen kan gebruik gemaakt worden van de zogenaamde piramide van Maslov . Zie onderstaande figuur 4-2 . De Amerikaanse socioloog Abraham H . Maslov (1908-1970) onderscheidde vijf fundamentele menselijke behoeften welke gedeeld worden door ieder mens (ongeacht leeftijd) .
Figuur 4-2 : Piramide van Maslov
26
maatschappelijke aspecten
,.,U 1e
Op het onderste niveau van deze piramide staan de fysiologische behoeften . Dit zijn de basisbehoeften welke te maken hebben met overleven . Daartoe behoren o .a. voedsel, slapen, kleding, onderdak en lichamelijk welzijn. Op het tweede niveau van de piramide staat de behoefte aan veiligheid en bestaanszekerheid . Hiermee wordt onder meer bedoeld de zorg voor de gezondheid, regelmaat, stabiliteit en rust . Het derde niveau van de piramide dan bestaat uit sociale behoeften . Hierbij draait het om liefde en affectie en het gevoel `erbij te horen', het gevoel deel uit te maken van een groep . Het vierde niveau van de piramide vervolgens bestaat uit de ego-behoeften of ook wel de behoefte aan erkenning en waardering . Belangrijke waarden hierbij zijn prestige, status en het respect `om iets bereikt te hebben' . Het topje van de piramide ten slotte bestaat uit zelfontplooiing of zelfverwezelijking waarmee wordt bedoeld dat ieder mens er uiteindelijk naar streeft om te doen wat zijn of haar roeping is ; om te worden wie hij of zij in aanleg al is ." 4.2. 1 .1 Fysiologische behoeften Om zichzelf te kunnen redden zullen ouderen in ieder geval in staat moeten zijn om te voorzien in de fysiologische behoeften . Hiervoor is het noodzakelijk om bepaalde activiteiten, handelingen en bewegingen zelf te kunnen verrichten . Met name de verzorging van het lichaam en de verplaatsing vormen elementaire levensverrichtingen . Ze geven de mens de mogelijkheid zelfstandig te handelen en te leven . Naarmate de leeftijd toeneemt ontstaan er echter beperkingen welke deze handelingsvrijheid danig kunnen doen afnemen . In de literatuur wordt wat dat betreft een eerste onderscheid gemaakt tussen psychische en lichamelijke beperkingen . Verder is men het er echter over eens dat de beperkingen onder ouderen in te delen zijn in : • Ouderen zonder beperkingen • ADL-beperkingen • HDL-beperkingen • Mobiliteitsbeperkingen • Medische problemen
• Verstandelijke problemen • Slechtziend/slechthorend Ouderen zonder beperkingen Ouderen zonder beperkingen hebben geen hulpbehoefte en zijn prima in staat om zelfstandig te wonen. Over het algemeen betreft dit de wat jongere ouderen . Hoewel er bij deze groep op dit moment nog geen echte hulpbehoefte aanwezig is, begint men al wel na te denken over de toekomst . Bij deze groep bestaat de wens om op het moment dat het nodig mocht zijn de mogelijkheid te hebben wél hulp op te kunnen roepen en ondersteuning te ontvangen in de thuissituatie . ADL en HDL beperkingen Bij ADL en HDL beperkingen gaat het om beperkingen met betrekking tot het uitvoeren van respectievelijk de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en de Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen (HDL) . Tot de ADL-activiteiten behoren bijvoorbeeld de zogenaamde zelfverzorgingsactiviteiten zoals eten en drinken, naar het toilet gaan, zich aan en uitkleden en zich wassen . De HDL-activiteiten daarentegen hebben vooral betrekking op het onafhankelijk van anderen kunnen functioneren in de directe omgeving . Hieronder vallen
11 hrip ://nl.wikipedia .org/wiki/Abraham Maslow
27
TU/e
maatschappelijke aspecten
bijvoorbeeld activiteiten zoals maaltijden bereiden, boodschappen doen, de was doen en schoonmaakwerkzaamheden .12 Mobiliteitsbeperkingen Mobiliteitsbeperkingen hebben betrekking op het vermogen om zich te verplaatsen en uitten zich in beperkingen bij het lopen, staan en zitten of beperkingen bij het verplaatsen binnenshuis of buitenshuis . Waar het hier in principe om gaat is de vraag of iemand zich nog zelfstandig kan verplaatsen (zonder of met hulpmiddelen) of dat hulp van buitenaf noodzakelijk is . Mobiliteitsbeperkingen zijn tevens van grote invloed op gevoelens van (on)veiligheid en liggen dan ook voor een groot deel aan de basis van de behoefte op dat gebied .
Medische problemen Onder medische problemen vallen aandoeningen zoals bijvoorbeeld Chronische Aspecifieke Respiratoire, ofwel CARA (een verzamelnaam voor Astma, Chronische Bronchitis en Longemfyseem) en hart- en vaatziekten . Deze aandoeningen hebben vaak niet direct gevolgen voor het zelfstandig (kunnen) functioneren . Echter, zij kunnen de lichamelijke conditie zodanig beïnvloeden dat er problemen ontstaan met de ADL en HDL activiteiten . Tevens kunnen ook zij aan de basis staan van gevoelens van angst (om bijvoorbeeld alleen in de woning te blijven) en dus ook weer de behoefte aan veiligheid . Verstandelijke problemen Tot de verstandelijke problemen worden bijvoorbeeld dementie en geheugenverlies gerekend . Deze problemen kunnen leiden tot gevaarlijke situaties, bijvoorbeeld in geval vergeten wordt dat er een pan op het vuur staat of wanneer vergeten wordt de waterkraan dicht te draaien . Vanwege deze reden kunnen verstandelijke problemen een grote belemmering vormen met betrekking tot zelfstandig wonen . Slechtziend/slechthorend Beperkingen met betrekking tot slechtziendheid en/of slechthorendheid komen meestal tot uiting in een behoefte tot aanpassing van bepaalde producten cq . gebruiksvoorwerpen. Voor het ondersteunen van slechtziende en slechthorende mensen zouden producten, zoals telefoons, afstandsbedieningen etc . uitgevoerd moeten worden met grote letters, grote toetsen en duidelijke kleuren . 4.2.1.2 Behoefte aan veiligheid De behoefte aan veiligheid wordt ingegeven door de angst om alleen te zijn als er iets gebeurd. Dit geldt zowel in als om de woning . Het geeft een fijn gevoel te weten dat er in geval van nood automatisch iemand gewaarschuwd wordt . Hierbij is het gevoel van veiligheid vaak belangrijker dan de feitelijke bescherming zelf. De relatie tussen veiligheid en alleen wonen wordt over het algemeen gevormd door het feit dat ouderen die alleen wonen doorgaans meer angst hebben voor bijvoorbeeld vallen (fysieke veiligheid) of meer angst hebben voor inbraak en angst om de deur open te doen (sociale veiligheid) .
12
Deze indeling in ADL en HDL beperkingen komt in diverse literatuur terug en wordt ook wel in formele eisen gebruikt voor toelating tot voorzieningen zoals de thuiszorg, informele hulp of hulpmiddelen .
28
TU/e
maatschappelijke aspecten
4.2.1 .3 Sociale behoeften Bij sociale behoeften draait het zoals reeds aangegeven vooral om het gevoel `er nog bij te horen' . Vanwege deze reden willen ouderen vaak in hun eigen, vertrouwde buurt, dicht bij de kinderen en in de buurt van voorzieningen zoals winkels e .d. wonen . Zolang mensen anderen in hun omgeving hebben zoals bijvoorbeeld hun partner, de kinderen en/of andere familieleden zoals een broer of een zus zullen zij over het algemeen beter in staat zijn langer zelfstandig te blijven wonen . Op het moment echter dat ze alleen komen te staan, waardoor er in de directe omgeving dus niemand meer is om voor ze te zorgen en wanneer ook eenzaamheid zijn intrede doet verandert dit . Ouderen nemen over het algemeen niet meer deel aan het arbeidsproces en door het wegvallen van vrienden en familieleden alsook het mobieler worden van de kinderen en eventuele echtscheidingen wordt hun relatienetwerk verarmt en verdunt.
4.2.1 .4 Ego-behoeften Ego-behoeften dan hebben betrekking op het feit dat mensen en dus ook ouderen de behoefte hebben aan erkenning en waardering . Hoewel dit niet werkelijk van belang is om zichzelf in de eigen woonomgeving te kunnen redden, is het om `goed' oud te kunnen worden wel van belang dat ouderen zich een gewaardeerd lid van de gemeenschap voelen . Veel ouderen houden zich vanwege deze reden bijvoorbeeld bezig met allerlei hand- en spandiensten zoals het netjes aanharken van het kerkhof en het inzamelen van oud papier van de buren . Het is voor ouderen over het algemeen van belang dat ze niet gezien worden als een last voor de samenleving . Het reduceren van de rol van ouderen tot hulpbehoevende patiënt bijvoorbeeld is een aanslag op diens kwaliteit van leven .
4.2.1.5 Zelfontplooiing De behoefte aan zelfontplooiing ten slotte heeft betrekking op het feit dat mensen en dus ook ouderen hun leven zin en betekenis willen geven . Voor veel ouderen houdt dit in leven overeenkomstig morele overtuigingen. Daar voor veel van de huidige ouderen geloof nog steeds een grote rol speelt kunnen zij dat bij uitstek doen met behulp van de tradities van religieuze verbeelding . Nodig is dat echter niet. Er is bijvoorbeeld ook de kunst en de literatuur . Daarbij geven steeds meer ouderen hun leven betekenis en ontplooien zij zich door het oppakken van een hobby, het schrijven van een boek en/of zijn ze actief met een sport. Op deze manier valt dus een eerste indeling te maken in de verschillende soorten behoeften van ouderen . Het probleem is echter dat al deze behoeften voor iedereen een ander gewicht en een andere invulling kunnen krijgen . Afhankelijk bijvoorbeeld van de persoonsgebonden mentaliteit, maar ook zaken als de persoonlijke situatie zoals bijvoorbeeld gehuwd, alleenstaand, leeftijd, en geslacht kan de wijze waarop men een bepaalde situatie of beperking beleefd en de gewenste of noodzakelijke oplossing daarvoor enorm verschillen . Daarbij kan in totaal circa 95% van de 55-plussers zich volledig zonder hulp redden, terwijl bij de 85plussers meer dan 60% een beperking heeft bij het uitvoeren van de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen .13 Tevens vertonen de verschillende behoeften en dus ook de oplossingen daarvoor vaak een zekere overlap . Zo kan het automatisch aanspringen van de (loop)verlichting bijvoorbeeld zowel een bijdrage leveren aan de veiligheid als het comfort en kan het op afstand openen van de deur waarbij op het beeldscherm van de televisie weergegeven wordt wie er voor de deur staat een oplossing bieden voor zowel de angst om de deur te openen als een oplossing zijn in geval van een afgenomen mobiliteit en/of slechtziend13
Stork, 2001
29
TUIe
maatschappelijke aspecten
en slechthorendheid . Als gevolg hiervan is het voor de opdrachtgevers erg lastig om bij een domoticaproject de behoeften van de bewoners te herkennen en de benodigde functionaliteiten vast te leggen in een Plan van Eisen (PvE) . Niet zelden resulteert dat dan ook in generaliserende oplossingen die niet werkelijk aansluiten bij de individuele behoeften van de bewoners . Teneinde ouderen in staat te stellen zelfstandig, thuis, in de eigen woonomgeving, te blijven wonen is het uiteraard ten eerste noodzakelijk dat er een oplossing geboden wordt voor de problemen waardoor ouderen niet meer zelfstandig thuis kunnen wonen . Uitgaande van de fundamentele behoeften uit de piramide van Maslov betekent dat, dat er ten eerste een oplossing geboden moet worden voor de fysiologische behoeften . Immers, zoals beschreven is het voor ouderen om zichzelf te kunnen redden noodzakelijk om bepaalde handelingen en bewegingen zelf te kunnen verrichten . Echter naarmate men ouder wordt neemt de gezondheid over het algemeen af waardoor geleidelijk aan beperkingen ontstaan waardoor men niet meer in staat is bepaalde handelingen zelf uit te voeren . Deze benadering laat zich echter niet toepassen op situaties waarin andere problemen, buiten de gezondheid en het niet kunnen verrichten van handelingen, een rol spelen . Voor het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica zal er ook een oplossing geboden moeten worden voor de psychosociale problemen (zoals bijvoorbeeld eenzaamheid en gevoelens van angst en onveiligheid) waardoor ouderen niet meer zelfstandig willen wonen . Vooral het oplossen van deze problemen en het invulling geven aan de behoeften die daaruit ontstaan blijkt in de praktijk verre van eenvoudig. 4 .2.2 Het domotica-realisatieproces Het domotica-realisatieproces ziet er in de praktijk (in vereenvoudigde vorm) als volgt uit . Zie onderstaande figuur 4-3 .
Woningcorporaties
.
Bouwk. aannemer
Integrator
Installateur
Leveranciers
Figuur 4-3 : het domotica-realisatieproces
30
maatschappelijke aspecten
Betrokken actoren Met betrekking tot de betrokken actoren kan er een eerste onderscheid gemaakt worden in : • eerste-lijns betrokkenen, en ;
• tweede-lijns betrokkenen Hierbij worden de eerste-lijns betrokkenen beschouwd als de actoren die direct betrokken zijn bij het ontwikkelen, aanbieden en toepassen van domotica, en de tweede-lijns betrokkenen beschouwd worden als de actoren die in tegenstelling tot de eerste-lijns betrokkenen niet direct betrokken zijn bij het ontwikkelen, aanbieden en toepassen van domotica maar die daaromheen indirect wel een belangrijke rol kunnen spelen . Tot de eerste-lijns betrokkenen behoren onder meer de woningcorporaties, de elektrotechnisch installateurs en/of domoticaintegrators, de leveranciers cq . ontwikkelaars/fabrikanten van domoticasystemen en uiteraard de ouderen (de gebruikers) zelf, terwijl de tweede-lijns betrokkenen bestaan uit met name de overheid, zowel landelijk als regionaal, met daarbij een aantal belangenorganisaties en brancheverenigingen zoals bijvoorbeeld de ondernemersorganisatie van de installatiebranche en de technische detailhandel, Uneto-VNI, de vereniging van woningcorporaties, Aedes, de brancheorganisatie verpleging en verzorging, Arcares, en verschillende ouderenbonden, zoals bijvoorbeeld de ANBO . Rol en invloed van de actoren Hoewel uiteraard ook particulieren zelf het initiatief kunnen nemen, zijn het in de praktijk doorgaans de woningcorporaties, soms samen met de thuiszorg en/of projectontwikkelaars, die de rol van opdrachtgever vervullen . Enerzijds zien zij dat als hun maatschappelijke taak anderzijds wordt het ook van hen verwacht . 14 Normaal gesproken, bij nieuwbouw in ieder geval, neemt de woningcorporatie een architect in de arm welke in samenspraak met de woningcorporatie en mede afhankelijk van wat de woningcorporatie wil de tekeningen maakt en het bestek opstelt met daarin de technische eisen . Aan de hand van dit bestek en deze tekeningen, realiseert een bouwkundig aannemer dan de bouw, waarbij de elektrotechnisch installateur als onderaannemer de elektrische installatie installeert . De rol van de leveranciers cq . fabrikanten van domoticasystemen in deze is in principe beperkt tot het ontwikkelen en leveren van de technologie . Later, in hoofdstuk 5, zullen we zien dat de fabrikanten echter nog best een belangrijke rol spelen . Met de trend van het integreren van verschillende elektrische apparaten in één systeem, dus in principe met de opkomst van domotica, is de rol van de installateur de laatste jaren sterk aan het veranderen . Daar waar de installateur normaal bij wijze van spreken in principe klaar was met een leidinkje leggen en een lampje aansluiten moet de installateur tegenwoordig, en dus zeker bij het toepassen van domotica, een veel meer dienstverlenende en adviserende rol vervullen en ook meer contacten onderhouden met de uiteindelijke gebruikers . De traditionele installateurs zijn hier over het algemeen echter nog niet op ingericht en hebben hier over het algemeen dan ook nog moeite mee . In de praktijk heeft dit inmiddels geleid tot de opkomst van de zogenaamde domotica-integrator . Meestal ontstaan vanuit een elektrotechnisch installateur die mogelijkheden ziet om zijn werkzaamheden uit te breiden werkt de domoticaintegrator in vergelijking met de traditionele installateur doorgaans veel meer onafhankelijk 14 Van de woningcorporaties wordt door de ministeries van VROM en VWS een belangrijke bijdrage verwacht aan het realiseren van een aanvulling van 395 .000 woningen in de categorieën nultredenwoningen en verzorgd wonen . Hierbij gaat het om de realisering van de technische infrastructuur in deze woningen ten behoeve van de toepassing van domotica, en om de toepassing van domotica zelf .
31
TU/e
maatschappelijke aspecten
en met grotere eigen verantwoordelijkheden . Bij de projecten waar een domotica-integrator betrokken wordt zit de domotica-integrator als het ware als een spin in het web en onderhoudt contacten met alle partijen in de bouwkolom . Dit wordt in figuur 4-3 aangegeven met de pijlen. De domotica-integrator bezit als het goed is kennis van de techniek ; hij kan de opdrachtgever ondersteunen bij het opstellen van een PvE en adviseren over het te kiezen systeem . Daarbij kan hij de installatie van zowel de infrastructuur als het systeem zelf na oplevering van de woning verzorgen, en ook de service, het beheer en instandhouding van het systeem voor zijn rekening nemen. Rondom dit primaire realisatieproces met daarbij de eerste-lijns betrokkenen kan de overheid vervolgens vanuit de tweede lijn op zowel landelijk als regionaal niveau een belangrijke randvoorwaardelijke rol spelen . Middels het instrument van de wet- en regelgeving bijvoorbeeld heeft de overheid een sterke machtspositie om het verloop van het diffusieproces zowel positief als negatief te beïnvloeden . Daarbij kan de provincie, naast dat deze vooral een procesrol heeft in de zin van het stimuleren van partijen, een belangrijke rol spelen met betrekking tot procedures ruimtelijke ordening en toekenning van woningbouwcontingenten aan gemeenten (dus in principe met betrekking tot bestemmingsplanprocedures voor allerlei woon/zorgconcepten) en is de gemeentelijke overheid op grond van de Welzijnswet bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen en het stimuleren van hun deelname aan de maatschappij . Uneto-VNI dan speelt voornamelijk een belangrijke rol met betrekking tot opleiden en informeren .15 Hiertoe organiseren zij bijvoorbeeld geregeld seminars over de werking en mogelijkheden van domotica, hebben zij een speciale vakgroep waarin installateurs gespecialiseerd in domotica zijn verenigd (wat onderling uitwisseling van kennis stimuleert en voor de consument waarborging van kwaliteit biedt) en probeert men middels beurzen, vakbladen e .d. en ook gebruikmakend van hun contacten het publiek alsook andere belanghebbende partijen zoals de overheid en andere brancheorganisaties te informeren over het nut en de mogelijkheden van domotica. Aedes en Actiz, welke een convenant hebben gesloten om kennis uit te wisselen over domotica in de zorg, ondersteunen middels het Kenniscentrum Wonen en Zorg samen zorginstellingen bij de ontwikkeling van nieuwe woon/zorgconcepten (hiertoe beschikken zij over specifieke informatie met betrekking tot bijvoorbeeld de nieuwste trends in wonen en zorg alsook wet- en regelgeving en mogelijke samenwerkingsverbanden), terwijl de ANBO welke de materiële, sociale en culturele positie van senioren alsook hun zelfstandigheid wil verbeteren, zich onder meer middels acties en publicaties, het aanschuiven bij allerlei projecten en adviescolleges en het vormen van een gesprekspartner voor provinciale en rijksoverheden, inzet voor geschikte betaalbare, levensloopbestendige woningen voor senioren . Opdrachtgever geen eindgebruiker Wat opvalt bij het realisatieproces is dat de gebruikers, in dit geval de ouderen, schijnbaar afwezig zijn in het beslissingsproces . Normaal gesproken op de particuliere markt, is de opdrachtgever ook eindgebruiker, in dit geval is dat echter niet zo . De woningcorporaties, architecten, installateurs enz. nemen de beslissingen terwijl de eindgebruikers, de ouderen zelf, schijnbaar afwezig zijn in het realisatieproces . Dit heeft tot gevolg dat de gewenste
15 De missie van Uneto-VNI is om op pro-actieve wijze voorwaarden te scheppen en hun leden te ondersteunen, zodat het aanzien, het rendement, de continuïteit en de maatschappelijke waarde van de bedrijfstak wordt bevorderd [zie ook http ://www .uneto-vni .nlj .
32
TU/e
maatschappelijke aspecten
domoticafuncties vaak niet of verkeerd geinstalleerd worden of vaak niet geschikt zijn voor het doel of de beoogde doelgroep . Er is een verschil in wensen en belangen . Wanneer een gebruiker van een lease-auto zelf de auto kon kiezen, zou hij waarschijnlijk een andere keuze maken met andere opties dan zijn baas . Over het algemeen kijkt de opdrachtgever meer naar het financiële plaatje, terwijl de gebruiker meer kijkt naar de meerwaarde, zoals bijvoorbeeld het gebruiksgemak . Normaal maakt een koper een afweging tussen die twee . In dit geval zal de opdrachtgever zich moeten verplaatsen in de situatie van de ouderen . Maar dat blijkt dus nog niet mee te vallen . Zoals we nog zullen zien in hoofdstuk 6, liggen de kosten van domotica op het moment nog erg hoog en spelen vanwege deze reden nog een erg grote rol in beslissingsproces. Geen strakke regie Daarnaast is er bij het realisatieproces vaak geen sprake van een strakke regie . Er is geen overeenstemming over de wijze waarop een flexibele infrastructuur vormgegeven moet worden . Dit is met name een probleem omdat het aanbieden van een dergelijke infrastructuur niet standaard deel uitmaakt van het bouwproces . Domotica bevindt zich op het grensgebied van elektrotechniek en ICT en maakt zeker bij renovaties van systemen veelal gebruik van analoge en digitale technieken . Een systeemintegrator is dikwijls noodzakelijk om een goede 16 werking te realiseren. Op dit moment wordt echter nog lang niet bij alle projecten een domotica-integrator betrokken . Vanwege vraagtekens over de onafhankelijkheid van de domotica-integrator wordt dit ook niet door iedereen wenselijk geacht. Gebrek aan vraagsturing Verder wordt er bij domoticaprojecten simpelweg zelden uitgegaan van vraagsturing . Zoals wel vaker in technologie gebaseerde factoren, waarin het grootste knelpunt vaak het vinden van een geschikte produkt/markt combinatie is, redeneren de leveranciers cq . fabrikanten van domoticasystemen- en produkten vanuit de techniek, dus vanuit wat er technisch mogelijk is . Dit noemt men ook wel technology push . De ontwerpers nemen vaak zichzelf of hun omgeving als uitgangspunt, waarbij het dan vaak zo is dat een veelheid aan technische mogelijkheden of een oogverblindend design prevaleren boven functionaliteit en gebruiksgemak . Met name de domotica toepassingen van het eerste uur waren vaak lastig in gebruik . Overigens is het `vergeten' rekening te houden met de specifieke gedragingen en wensen en behoeften van gebruikers meestal niet een kwestie van onwil ; ontwerpers, en ook fabrikanten, weten simpelweg vaak niet hoe ze dat moeten aanpakken . Soms wordt pas ontdekt wat gebruikers werkeli~ willen, of juist niet willen, wanneer een innovatie mislukt of wanneer consumenten klagen .' Waarschijnlijk is het inspelen op de wensen en behoeften van de gebruikers ook zo lastig omdat het hier vooral gaat over hoe ouderen hun situatie beleven . Dit vereist een subjectieve benadering . Het beste is in principe om de ouderen er reeds in de beginfase van het realisatieproces bij te betrekken . In de praktijk zijn er wat dat betreft ook wel initiatieven om bijvoorbeeld een bewonerscommissies erbij te betrekken . Dit brengt echter veel extra overlegwerk me zich mee en is ook niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld wanneer de toekomstige bewoners nog niet bekend zijn zoals in het geval van nieuwbouw . Uiteindelijk hebben veel ouderen vanwege in feite het gebrek aan vraagarticulatie nog negatieve cq . afwachtende attitude om de domotica ook 16 www bouwcollege .nl ; Cahier domotica, tips voor zorginstellingen, College Bouw zorginstellingen, Utrecht, december 2006 17 Rod Coombs, 19 . .
33
TU1e
maatschappelijke aspecten
daadwerkelijk te gaan gebruiken . In dat opzicht werkt het feit dat het aanbod niet altijd even goed aansluit bij de vraag als een grote rem op de diffusie van domotica . 4 .3 Trends, ontwikkelingen en verwachtingen Ondertussen begint langzaamaan wel het besef door te dringen dat de eindgebruiker een meer centrale rol zou moeten spelen en dat één van de belangrijkste succesfactoren het afstemmen van het aanbod op de behoeften en wensen van de eindgebruikers is . Dat blijkt bijvoorbeeld uit PvE's welke de vraag en de eindgebruiker centraal stellen en slogans van bijvoorbeeld Antares als "De wensen van de klant zijn ons uitgangspunt voor woning, woonomgeving, dienstverlening en het leveren van een breder pakket woondiensten . " Gezamenlijk onderzoek van Stichting Humanitas, IRV en TNO Centrum voor verouderingsonderzoek naar een nieuw PvE voor levensloopbestendige woningen stelt dat het cruciaal is dat de (toekomstige) bewoner weet aan te geven welke ondersteuning wenselijk is . Aangezien uiteindelijk de woonwensen individueel worden bepaald ontkomen we er volgens hen niet aan (en dat is typisch) om de eindgebruiker te betrekken bij de selectie van de toepassingen Als conclusie stellen zij dat een analyse van woonwensen op doelgroepniveau een noodzakelijke tussenstap is bij de ontwikkeling van plannen .' 8 Uiteindelijk zal het waarschijnlijk echter, vanwege reeds eerder genoemde oorzaken en ook vanwege het feit dat de ouderen zelf nog niet eens precies weten wat ze nu willen nog wel een tijdje duren voordat er sprake is van een op maat afgestemd aanbod van domoticafunctionaliteiten.
ia www .irv .nl
34
TUIe
technische aspecten
5 TECHNISCHE ASPECTEN In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de rol, de huidige situatie en de trends, ontwikkelingen en verwachtingen van de techniek met betrekking tot het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica. 5 .1 De rol van de techniek Bij de ontwikkeling en verspreiding van een technologische innovatie speelt de technologie zelf uiteraard altijd een centrale rol . De technologie is als het .ware immers het leidend voorwerp . Doorgaans begint het technologisch ontwikkelingsproces met het ontwikkelen van nieuwe fundamentele wetenschappelijke kennis waarmee dan een werkbaar product of systeem ontwikkelt wordt . Het is echter lang niet altijd noodzakelijk dat er voorafgaand aan het ontwikkelen van een werkbaar product of systeem nieuwe wetenschappelijke kennis ontwikkeld hoeft te worden . Niet zelden is een technologische innovatie een samenvoeging van reeds bestaande technologieën of wordt een reeds bestaande technologie ingezet voor een ander doel . Daarbij kunnen technologische innovaties bijvoorbeeld ook ontstaan uit kennis opgedaan door ervaring ('trial and error') en blijkt er bij het vertalen van wetenschappelijke kennis in een werkbaar product of systeem vaak een belangrijke rol weggelegd voor het `fingerspitzengefiihl' van de ingenieur . Een innovatie is een idee, toepassing of object dat in de beleving van de (potentiële) gebruikers als nieuw ervaren wordt en hoeft derhalve niet altijd compleet nieuw in de wereld te zijn om wel als nieuw aangemerkt te kunnen worden [Rogers, 2005] . Afhankelijk van het feit of de start van het technologisch ontwikkelingsproces geïnitieerd wordt door onderzoek uitgevoerd door wetenschappers (vaak omdat men dat zelf fascinerend of interessant vindt) of vanuit een duidelijke vraag vanuit de maatschappij of de markt wordt er vervolgens ook wel gesproken van respectievelijk `technology push' of `technology pull' . Dat is hier in dit verband echter niet direct zo belangrijk . Zoals beschreven in het vorige hoofdstuk is het teneinde een brede diffusie van domotica mogelijk te maken noodzakelijk dat de gebruikers, in dit geval de ouderen, de domotica adopteren . Voordat er over adoptie en diffusie gesproken kan worden is het echter ten eerste noodzakelijk dat het product, in dit geval de domotica, aanwezig is en dat er ook daadwerkelijk gebruik van gemaakt kan worden . Uitgaande van de werking van een domoticasysteem, zoals beschreven in hoofdstuk 3, betekent dat, dat het teneinde een brede diffusie van domotica mogelijk te maken ten eerste noodzakelijk is dat er een infrastructuur in de woning aangebracht wordt, die het mogelijk maakt de verschillende netwerkdeelnemers, dus de actoren en de sensoren, met elkaar te verbinden en die het mogelijk maakt elektronisch te kunnen communiceren . Teneinde de installatie en het beheer en gebruik van het netwerk zo eenvoudig mogelijk te houden en de betrouwbaarheid en kwaliteit van gegevensuitwisseling te kunnen garanderen, dient dit verbinden dan bij voorkeur uiteraard op een zo doordacht mogelijke manier te gebeuren . 5 .2 De huidige situatie In de huidige situatie zijn er relatief gezien echter nog maar weinig woningen waar de benodigde infrastructuur wordt aangebracht . Hoewel enerzijds de technologie zich het afgelopen decennia sterk heeft ontwikkeld is er anderzijds qua beschikbare infrastructuur in woningen weinig veranderd. Voor bestaande woningen vormt hierbij het benodigde hak- en breekwerk voor het aanleggen van de kabels en de daarmee gepaard gaande overlast voor de
35
TU/e
technische aspecten
bewoner(s) een belangrijk obstakel . Meer algemeen echter, ligt het probleem met name op het gebied van de standaardisatie en integratie, of eigenlijk beter het gebrek daaraan . 5.2.1 Gebrek aan standaardisatie Waarschijnlijk mede vanwege het feit dat hun belang, zoals gewoon bij een commerciële organisatie, voornamelijk ligt in het veroveren van of behouden van een zo groot mogelijk marktaandeel en zij zelf in principe geen direct belang hebben bij de duurzame eigenschappen van hun product(en), zijn er vele verschillende fabrikanten die verschillende systemen ontwikkelen en aanbieden . Dat is in ieder geval lange tijd zo geweest . Met name in de jaren negentig, toen domotica een sterke groei doormaakte, waren er vele verschillende fabrikanten die allemaal hun eigen systeem ontwikkelden en op de markt brachten . Ook kleine fabrikanten ontwikkelden hun eigen (huisautomatiserings)systeem . Deze systemen werden echter nagenoeg allemaal ontwikkeld met als doel het gebruik in één bepaald toepassingsgebied, zoals bijvoorbeeld verlichting, verwarming, beveiliging, enzovoort . Bovendien werkten al deze systemen veelal met een andere taal (protocol) en/of communicatiemedium. Dit heeft ertoe geleid dat het jarenlang vrijwel niet mogelijk is geweest om alle elektrisch bedienbare toestellen in een woning zondermeer aan te sluiten en te integreren in één systeem . De verschillende systemen konden vaak niet met elkaar communiceren en voor de uitbreiding naar andere toepassingen was vaak de nodige improvisatie vereist . Met betrekking tot het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica betekent dit dat het voor de installateur(s) teneinde de besturing van alle elektrische apparaten in een woning te integreren in één systeem, jarenlang noodzakelijk is geweest om de werking van zo'n beetje alle apparaten en systemen te kennen . Vanwege het ruime aanbod aan systemen was het echter verre van eenvoudig om wegwijs te worden in de werking en de specifieke voor- en nadelen van de verschillende systemen . In combinatie met de conservatieve cultuur die over het algemeen heerst in de installatiebranche, waardoor men niet snel geneigd is om te veranderen en vernieuwingen over het algemeen met een sceptische houding tegemoet treedt, heeft dit ertoe geleidt dat het de meeste installateurs lange tijd ontbeerd heeft aan de benodigde kennis . Bovendien heeft dit gebrek aan standaardisatie er toe geleid, of in ieder geval in belangrijke toe bijgedragen, dat veel woningcorporaties lange tijd en zelfs ook nu vaak nog een negatieve cq . afwachtende attitude hebben om het initiatief te nemen en te investeren . Vanwege het gebrek aan een echte standaard was en is er ook nu nog steeds veel onzekerheid over de levensduur of wellicht beter omloopsnelheid van een systeem . Immers, wie kan garanderen dat een systeem binnen enkele jaren niet verouderd is. Een domoticasysteem in een woning is geen computer of telefoon die men na drie à vier jaar weggooit of zomaar even vervangt wegens veroudering ; ook over 20 jaar moet het systeem nog werken en moeten er nog onderdelen voor het systeem verkrijgbaar zijn. Opdrachtgevers willen hun klanten graag zo veel mogelijk vrijheid en keuzemogelijkheden geven . Dat vereist flexibele technologie. Met het gebrek aan een echte standaard bestond echter de mogelijkheid (of beter het risico) dat wanneer een fabrikant er vanwege wat voor reden dan ook mee zou stoppen of in geval er een nieuwe standaard op de markt zou verschijnen dat je bleef zitten met een fabrikant-afhankelijk, niet-ondersteund, niet uitbreidbaar, en dus eigenlijk waardeloos systeem . Daarbij, speelde de vraag wie er, verantwoordelijk is voor het onderhoud en in geval het systeem zou falen . Dat zijn de vragen waar de opdrachtgevers mee speelden . Elke aanbieder zei natuurlijk de juiste oplossing te hebben . Niet zelden kwam het echter voor dat bij thuiskomst dan bleek dat het niet
36
technische aspecten
aangesloten kon worden . Mede vanwege deze reden waren er woningcorporaties die omdat ze al wel graag wilden instappen voorlopig gekozen hebben voor een doe-het-zelf-systeem (met onderdelen die j e gewoon bij de bouwmarkt kunt kopen) . 5.2.2 Internationale domotica-standaard .• KNX Inmiddels is onder invloed van technologische ontwikkelingen de situatie enigszins gewijzigd . In de loop van de jaren zijn de toepassingsmogelijkheden van de meeste systemen sterk uitgebreid en zijn er enkele `uniforme' standaarden gesteund door bepaalde groepen van fabrikanten ontstaan . Inmiddels heeft de Europese commissie voor elektrotechnische standaarden CENELEC (in het Frans : Comité Européen de Normalisation Electrotechnique) zelfs een definitieve standaard goedgekeurd . Deze standaard genaamd, KNX (spreek uit als Konnex), is in feite een samenvoeging van 3 andere systemen, te weten EIB, Batibus en EHS .
Ontstaansgeschiedenis KNX Op basis van de toegepaste infrastructuur zijn er in de praktijk in principe drie soorten domoticasystemen te onderscheiden, te weten : • bussystemen, waarbij naast de elektriciteitsdraad nog een extra draad, meestal een twisted pair cable, getrokken wordt (de `bus' genoemd) waarop alle apparatuur aangesloten wordt, • powerline systemen, die gebruik maken van de bedrading van het bestaande elektriciteitsnet, en ; • draadloze systemen, die voor de communicatie gebruik maken van draadloze technologie, zoals infrarood- of radiofrequenties . Van deze systemen werd in de praktijk tot voor kort het bussysteem het meeste toegepast . Powerline systemen, welke doorgaans werken met het X-10 protocol, een protocol dat in de jaren '70 ontwikkeld werd door het Schotse Pico Electronics maar inmiddels wereldwijde toepassing vindt, of het A-10 protocol, het door Eaton Holec verbeterde X-10 protocol, is in principe alleen geschikt voor eenvoudige domotica-installaties . Hoewel er bij powerlinesystemen, welke hun toepassing met name vinden in de sturing van elektrische toepassingen die per definitie met het elektriciteitsnet verbonden zijn, geen aparte busleiding aangelegd hoeft te worden (waardoor het systeem goedkoop is en ook na installatie zeer flexibel blijft) en hoewel in principe ook elk product dat het X-10 logo draagt kan communiceren met andere X10 producten van andere fabrikanten, is een powerline systeem (hoewel dat inmiddels al wel verbetert is) door storingen van hoge frequenties echter ook een zeer ruisrijk medium met een beperkte snelheid van gegevensoverdracht . Daarnaast bieden draadloze systemen weliswaar net als powerline systemen het voordeel dat er geen aparte busleiding aangelegd hoeft te worden, en zijn er de laatste tijd gebaseerd op protocollen zoals bluetooth (wat werkt volgens IEEE 802 .15) en Wireless Fidelity, oftewel WiFi (wat werkt volgens IEEE 802 .11), weliswaar wel steeds meer nieuwe draadloze systemen ontwikkeld voor bijvoorbeeld kleine computernetwerken of op het gebied van de entertainment en de telefonie, maar waren er tot voor kort nauwelijks of geen echte draadloze domoticasystemen . Zoals ook reeds beschreven in hoofdstuk 3 zijn draadloze systemen, vanwege onder meer de storingsgevoeligheid, het beperkte bereik de onbetrouwbaarheid en het feit dat er geen voeding via het medium zelf mogelijk is (waardoor men om de voeding over te brengen alsnog extra bekabeling aan dient te brengen en er voor de draagbare
37
TU/e
technische aspecten
zenders batterijen nodig zijn), tot nu meestal slechts gebruikt als een soort `hulp'-medium tussen de afstandsbediening en het hoofdnetwerk van het domoticasysteem . Het meest bekende en meest toegepaste (bus)systeem, in Europa in ieder geval, was de EIB, ofwel de Europese Installatie Bus. Oorspronkelijk ontwikkeld door een vijftal firma's waaronder Siemens, Insta en Merten, welke een domoticasysteem wilden ontwikkelen dat compatibel was voor alle vijf, is de EIB in de loop der jaren uitgegroeid tot een domoticasysteem, welke, ondersteunt door een groot aantal fabrikanten verenigd in de EIBA, de European Installation Bus Association, toepassing vond in zowel woningen, kantoren als grote complexe gebouwen waarbij door gebruik te maken van het EIB protocol inmiddels vele verschillende apparaten en componenten van verschillende fabrikanten met elkaar konden communiceren. Andere relatief grote en bekende domoticasystemen welke ook regelmatig toepassing vonden waren daarnaast Batibus en EHS. Batibus, welke vooral bekend was in Frankrij k was net als de EIB een relatief goedkoop systeem welke voor het eerst (reeds eind tachtiger jaren) door Merlin Gerin, Airelec, EDF en Landis & Gyr speciaal was ontwikkeld voor bedrijfsmatige verwarming, klimaatbeheersing en ventilatie . Verenigd in de Batibus Club Internationale werd de Batibus net zoals de EIB gesteund door een groot aantal fabrikanten ; in dit geval afkomstig uit met name Frankrijk maar ook het Verenigd Koninkr ijk, Zwitserland en Nederland. Met de Batibus konden vele verschillende applicaties aangestuurd en beheerd worden, waaronder bijvoorbeeld het aansturen van de componenten van licht, klimaat, energie en veiligheid en het faciliteren van communicatie . EHS, wat staat voor European Home Systems, was het resultaat van Europese ontwikkelingsprojecten in de periode van 1985 tot en met 1991 tussen grote Europese witgoed, bruingoed en telecommunicatie industrieën . Net zoals de voorgaande systemen werd ook EHS, verenigd in de European Home Systems Association, gesteund door een samenwerkingsverband van fabrikanten; in dit geval met name afkomstig uit de consumentenelektronica . In 1997 besloten de drie consortiums te fuseren en gemeenschappelijk de markt voor intelligente huizen te ontwikkelen. Het doel hierbij was de ontwikkeling van een nieuwe industriële standaard en deze als internationale standaard te erkennen . In April 1999 werd hiertoe de KNX Associatie opgericht. Driejaar later, in het voorjaar van 2002, werd door de nieuw opgerichte KNX Associatie de KNX specificatie gepubliceerd . Deze specificatie is gebaseerd op de EIB specificatie, aangevuld met nieuwe configuratiemechanismen en transmissiemedia die oorspronkelijk door Batibus en EHS werden ontwikkeld . Vervolgens werden in december 2003 zowel het KNX protocol als de twee transmissiemedia TP (Twisted Pair) en PL (Powerline) goedgekeurd door de Europese nationale commissies en door CENELEC19 als Europese standaard EN50090 vastgelegd . Drie jaar later in mei 2006 werd tevens het KNX Radio Frecuency communication medium (het KNX radiofrequent communicatiemedium) erkend. Aanvankelijk werden de KNX specificaties vooral toegepast voor het koppelen van alledaagse elektronische apparaten (home and building electronic systems) . In de loop van de tijd werden de KNX specificaties echter ook toenemend op het gebied van HVAC (Heating, Ventilation, Airconditioning and Control) toegepast. Vanwege deze reden heeft de KNX
19 CENELEC is verantwoordelijk voor Europese standaardisering in het domein van de elektrotechniek . Samen met ETSI (telecommunicatie) en CEN (andere technische domeinen) vormt CENELEC het Europese systeem voor technische standaarden [http ://www2 .nen.nl/crosprod/groups/public/documents/bestand/227223 .pdfJ .
38
TU/e
technische aspecten
Associatie aan het CEN20 voorgesteld om KNX eveneens als een Europese standaard in de gebouwautomatisering te erkennen . CEN heeft dit voorstel geaccepteerd en de KNX specificaties gepubliceerd als EN13321-1 . Eind 2004 ten slotte stelden de landen die actief zijn in CENELEC (ook gezien de grote interesse buiten Europa in KNX compatibele producten) voor om de Europese standaard EN 50090 door ISO/IEC op internationaal niveau te laten standaardiseren . Dit heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat in november 2006 het KNX protocol goedgekeurd is als internationale standaard en gepubliceerd als ISO/EIC .21 14543-3
Door het combineren van de beste elementen van EIB, Batibus en EHS is het systeemplatform verbreed . De EIB/KNX heeft een open protocol, wat vrije concurrentie mogelijk maakt, is gratis, zodat iedere fabrikant of productontwikkelaar het zonder enige kosten (geen royalties) in zijn producten kan verwerken, ondersteunt drie verschillende configuratiemethoden, te weten A, E, en S-mode wat het geschikt maakt voor respectievelijk, zowel `non-trained customers', `basis-trained professionals' als 'well-trained professionals' en ondersteunt ook maar liefst vijf verschillende netwerkmedia, te weten : • twisted pair bekabeling (TP), • powerline (PL), • radio frequent (RF), • infrarood (IR) en; • het internet (IP) . Daarnaast zijn er afspraken gemaakt met betrekking tot de architectuur en hardware definities waaraan de communicatiecomponenten in installatieapparatuur moet voldoen en zijn er uniforme standaarden vastgelegd voor bijvoorbeeld de communicatie met andere standaarden, zoals IP (het Internet-Protocol), LAN (Local Area Network), WAN en BACnet. Dit betekent dat er met de nieuwe standaard EN 50090 ( en wereldwijd dus ISO/IEC 14543-3) in principe een ideale situatie ontstaat van een open, merk- en protocol onafhankelijk communicatie- en beheerplatform, waarbij de applicaties en de netwerkinfrastructuur van elkaar ontkoppeld worden, zodat het mogelijk wordt om via het `plug and play' principe naar wens en behoefte ongeacht van welke fabrikant of leverancier dan ook nieuwe applicaties op het netwerk aan te sluiten . Installateurs hoeven in principe niet meer een moeilijke keuze te maken uit de veelheid aan domoticaproducten- en systemen die aangeboden worden en hoeven teneinde de besturing van alle apparaten in één netwerk aan elkaar te koppelen niet meer noodzakelijkerwijs de werking van zo'n beetje alle apparaten en systemen te kennen . Opdrachtgevers die een toekomstvast en tevens fabrikantonafhankelijk domoticasysteem wensen, kunnen bij de keuze voor de installatie nu in principe simpelweg de norm NEN-EN .22 50090 in het bestek voorschrijven
20 CEN (Comité Européen de Normalisation) is een Europees standaardiseringscomité opgericht in 1961 door de nationale standaardiseringscomités . CEN draagt bij tot de doelstellingen van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte met vrijwillige technische standaarden (EN standardaarden) [http ://www2 .nen.nl/crosprod/ roups/public/documents/bestand/227223 .pdf] . ' Persbericht : `KNX is een internationale standaard geworden : ISO/IEC 14543-3', december 2006 [http ://www .knx.org/nl/news-press/press-room]
22 /media/med onduidelijkheid std domotica_voorbij .pdf
39
TU/e
technische aspecten
Desalniettemin wil dat echter niet zeggen dat alle problemen met betrekking tot standaardisatie nu opgelost zijn, nl . : • Hoewel de verschillende marktpartijen langzaam maar zeker wel doordrongen raken van de duidelijkheid die door de introductie van de EN 50090 in principe ontstaan is, is de nieuwe standaard tot nu toe nog relatief onbekend. • Daarbij sluit de norm EN 50090 weliswaar goed aan op de norm EN13321 voor verwarming, ventilatie en airconditioning, die vooral in Europese systemen wordt toegepast maar niet op de prEN 14908 van het Amerikaanse Echelon-consortium, en;
• zijn er daarnaast ook nog steeds fabrikanten die eigen systemen en produkten aanbieden die niet conform de standaard werken . De Konnex Associatie Nederland werkt hard om een breder draagvlak en een bredere basis te creëren van bedrijven en organisaties die de domoticastandaard ondersteunen . Hiertoe beschikken ze over informatiemateriaal zoals brochures, persberichten, e .d., nemen ze deel aan beurzen en congressen en mogen niet alleen leveranciers van producten, gebaseerd op de Europese standaard KNX lid worden, maar ook andere organisaties die betrokken zijn of belang hebben bij de standaard . De reden hiervoor is dat geassocieerde leden een bijdrage kunnen leveren om de standaard een grotere bekendheid te geven onder gebouwbeheerders, ontwikkelaars, opdrachtgevers en andere partijen die daar belang bij (kunnen) hebben .23 Inmiddels kent de EIB/KNX User Club in Nederland al ruim 160 leden.24 Desalniettemin kiezen opdrachtgevers niet automatisch voor EN 50090 en moeten de installateurs nog steeds opgeleid worden . Ontwikkelingen in domotica veroorzaken een verandering in de manier van werken van de installateur. Wist hij met de NEN 1010 altijd precies waar hij aan toe was, bij .25 toepassing van domotica komt vaak een stukje onbekendheid om de hoek Daarbij worden de KNX specificaties weliswaar steeds meer gebruikt voor HVAC en zijn ze door het CEN (European Committee for Standardzation) gepubliceerd als EN 13321-1, maar heb je in de Verenigde Staten echter ook nog Echelon . Echelon is de ontwerper van LONWorks (LON=Local Operating Network) . LONWorks is een open netwerk platform om alledaagse apparaten te verbinden met elkaar en het internet . Wereldwijd echter worden de producten van Echelon toegepast bij vrijwel elk type automatisering (zoals huis, gebouw, utiliteit, transport en industrieel) . Net zoals KNX kan ook LONWorks gebruik maken van verschillende communicatiemedia, zoals bijvoorbeeld : twisted pair kabel, powerline, glasvezel, radiofrequent, infrarood . Het onderliggende communicatieprotocol van deze technologie, te weten LONtalk, welke goedgekeurd is als een open standaard en gepubliceerd als ANSI/EIA 709 .126, is opgenomen in de Europese norm prEN 14908 (open data communication in Building Automation, Controls and Building Management) . Dat betekent dus dat, hoewel de kemmarkt van Echelon voornamelijk ligt in Noord-Amerika, Canada etc . en het voornamelijk ook Amerikaanse fabrikanten zijn die gebruik maken van deze technolofie, er in plaats van de norm EN 50090 ook gekozen kan worden voor de norm prEN 14908 . 2 23
KNX_Nederland_verbreedt_basis.pdf 24 Zie de website http ://www .knx.org/nl/ onder het kopje KNX partners en dan User Club voor een complete ledenlijst . 25 [hager.nl] . 26 [http ://www .domotica .nl/standaarden-lonworks .php] 2' LonWorks-technologie wordt wereldwijd door meer dan 4000 bedrijven gebruikt . Er zijn meer dan zes miljoen op LonWorks gebaseerde applicaties geïnstalleerd . In Italië is ENEL alle 27 miljoen elektriciteitsmeters aan het
40
We
technische aspecten
Daarnaast zijn er bovendien ook nog steeds fabrikanten die systemen met een merknaam leveren, maar aan geen van de normen voldoen . Hierdoor blijft het aanbod enigszins onduidelijk en ondoorzichtelijk . De fabrikanten van deze systemen zullen uiteindelijk waarschijnlijk moeten kiezen : of meedoen met de standaard of zelfstandig doorgaan en uiteindelijk marktaandeel verliezen . Dat valt echter niet met zekerheid te zeggen . Uiteindelijk zal de markt moeten bepalen welke standaard definitief de dominante standaard zal worden . 5 .3 Trends, ontwikkelingen en verwachtingen Met betrekking tot de trends, ontwikkelingen en verwachtingen liggen de belangrijkste trends en ontwikkelingen op het gebied van :
• de ontwikkeling van steeds meer (betrouwbare) draadloze systemen, en • de ontwikkeling naar steeds meer bandbreedte (van met name externe netwerken) . Vanwege deze ontwikkelingen ontstaan er nieuwe mogelijkheden en toepassingen, met name op het gebied van de zorg . Door de technologische ontwikkelingen komen steeds meer toepassingen beschikbaar waarbij technologie voor de ondersteuning van woonfuncties en zorgfuncties in een thuisomgeving ingezet kunnen worden . 5.3.1 Betrouwbare draadloze systemen Zoals beschreven draagt de ontwikkeling van draadloze systemen er bijvoorbeeld toe bij dat het steeds eenvoudiger wordt om een domoticasysteem in een bestaande woning te installeren (geen hak -en breekwerk) . Daarnaast daar waar bij draadloze systemen voorheen nog wel eens het gevaar bestond op uitvallen en storingen zijn ze nu een stuk bedrijfszekerder geworden en dus beter geschikt voor zorgtoepassingen (waarbij bedrijfszekerheid uiteraard belangrijk is) en is er geen vaste infrastructuur meer nodig . 5.3.2 Beschikbaar komen breedband netwerken Daarnaast leidt het beschikbaar komen van snelle internetverbindingen in Nederlandse woningen (bijvoorbeeld ADSL via telefonieprotocol of internet via de TV-kabel) ertoe dat er grote hoeveelheden data te versturen zijn . Dit maakt het mogelijk om steeds meer zogtoepassingen op afstand te verlenen . Het gaat dan niet alleen om therapie maar ook diagnostische en preventieve handelingen . Ten aanzien van de zorg- en dienstverlening wordt wat dat betreft op dit moment veel geëxperimenteerd met de toepassing van videocommunicatie (video & voice over IP) . Het betreft dan bijvoorbeeld video-consulting en video ondersteuning van therapie huis . De praktijk laat hierbij tot nu toe zien dat bijvoorbeeld het goed mogelijk is om een relatief hoogwaardig beeld, met hoge resolutie, te verzenden over ADSL of zelfs ISDN . Andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld : • het op afstand meten en monitoren van de bloeddruk en/of de hartslag • ondersteuning bij het toedienen van medicijnen
• registreren data van hulpvelener (geen formulieren meer invullen) Middels het koppelen van databeheerssystemen aan de aanwezige infrastructuur kunnen ook medische gegevens en gegevens over het dagelijks functioneren van mensen (bijvoorbeeld door middel van activiteitsmeting cq . personenalarmering of detectie van dwaalgedrag met behulp van GPS) vastgelegd worden in een elektronisch dossier, wat weer kan helpen bij het stellen van een eventuele latere diagnose . Het grote voordeel is dat de behandelaar, zoals vervangen door moderne elektronische meters, die gebruikmaken van het LonTalk-protocol om te kunnen communiceren over het publieke distributienetwerk . [http ://www .domotica .nl]
41
TU/e
technische aspecten
bijvoorbeeld een behandelend arts, middels monitoring op afstand inzicht kan krijgen in de gezondheidssituatie of het verloop daarvan zonder dat een patiënt/bewoner daarvoor zijn of haar woning hoeft te verlaten . Onder invloed van de ontwikkelingen zal de technologie naar verwachting een steeds grotere rol gaan spelen in de zorgverlening . Dit betekent overigens ook dat best verwacht mag worden van zorgverleners die nu nog vaak afwachtend zijn dat zij een wat actievere rol mogen gaan spelen bij het realiseren van domotica in de woning . Immers ook voor hen biedt domotica nu een meerwaarde ; zij kunnen meer en `zwaardere' behandelingen thuis aanbieden. Over het algemeen verloopt de inzet van technologie als onderdeel van de zorg echter nog betrekkelijk moeizaam . Vaak kost het zorgorganisaties een hele inspanning om de gewenste functionaliteit met behulp van de techniek ook daadwerkelijk gerealiseerd te krijgen . De technologische ontwikkelingen betekenen ook een omslag in de manier van werken voor de zorgmedewerkers . Ook zij zullen in hun werkzaamheden steeds meer gebruik moeten gaan maken van technologie . Van de huidige in de zorg actieve medewerkers heeft het merendeel echter nog betrekkelijk weinig affiniteit met technologie en ook in de opleiding van bijvoorbeeld verpleegkundigen en ziekenverzorgenden wordt aan technologie nog maar betrekkelijk weinig aandacht besteed . Bovendien blijkt dat met name organisaties betrokken bij de realisatie van woon-zorg voorzieningen niet de neiging hebben om zeer open te zijn over hun ervaringen, waardoor geen echte uitwisseling van ontwikkelde kennis plaatsvindt . Daarbij zijn IT-leveranciers en providers zijn nog onvoldoende ingespeeld op de gewenste continuïteit en betrouwbaarheid in de zorg, waardoor ongewenste storingen en uitval kunnen optreden. De leveranciers cq . fabrikanten van domoticasystemen en -produkten hebben over het algemeen niet de benodigde zorgkennis door ouderen zelf wordt de inzet van met name technologie waarmee hun activiteiten gevolgd kunnen worden als een inbreuk op de privacy ervaren. Voor domoticaprojecten is dit laatste een extra punt van aandacht omdat met name het gevoel van veiligheid in het geding is en een systeem dat niet of niet goed functioneert dat gevoel al snel teniet doet . De oplossing zit veelal niet in het maken van nog meer techniek maar in het achter de hand hebben van alternatieven als het systeem niet werkt zoals bijvoorbeeld back-upverbindingen bij uitval van personenalarmering . 28 Verder blijkt het nog niet mee te vallen om een goed business plan tot ontwikkeling te brengen dat de toepassing van domotica in de sfeer van wonen en zorg voor ouderen ondersteunt . Er zijn inmiddels veel technische benaderingen in ontwikkeling die erop gericht zijn breedbandinternet in de Nederlandse woningen binnen te krijgen . Vaak gesteund vanuit een specifiek samengesteld consortium proberen bedrijven woningen te voorzien van een Residential Gateway . Helaas ontbreekt bij deze pogingen een duidelijke standaardisatie . Ieder consortium heeft een eigen platform en eigen dienstverlening ; de onderlinge uitwisselbaarheid is matig verzorgd of zelfs afwezig .29 5.3.3 Tweede generatie domoticawoningen
In verband met het beschikbaar komen van steeds meer draadloze systemen en breedband netwerken wordt er tegenwoordig trouwens ook wel gesproken over de tweede generatie domoticawoningen . Daar waar bij de eerste generatie domoticawoningen doorgaans altijd gewerkt werd met een bepaalde vaste technische opzet, nl . een homebussysteem, wordt er bij 28 College Bouw zorginstellingen, 2006 . Zie ook http://www.bouwcollege.nl 29 De toepassing van domotica in de zorg anno 2007, IRV
42
technische aspecten
de tweede generatie domoticawoningen meer gebruik gemaakt van concepten gebaseerd op een combinatie van systemen . Het belangrijkste verschil tussen de eerste generatie domoticawoningen en de tweede generatie domoticawoningen is de methode van communicatie tussen de huiscentrale en de monitoringunit (of meldcentrale) . Bij de eerste generatie vond dit in geval van extramurale communicatie plaats via de bestaande telefoonlijn en in geval van intramurale communicatie via een systeemgebonden communicatievorm . Bij de tweede generatie echter vindt dit in geval van extramurale communicatie vooral plaats via breedbandverbindingen en in geval van intramurale communicatie via het datanetwerk . Mede vanwege het afstappen van een vaste technische opzet met een homebussysteem en de toename van betrouwbare draadloze systemen zijn tweede generatie domoticawoningen vaak flexibeler dan eerste generatie domoticawoningen . Dit maakt het mogelijk om meer vraaggestuurd te werken zonder vaste pakketten en de daarbij behorende kosten .
43
T'Ule
economische aspecten
6 ECONOMISCHE ASPECTEN In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de rol, de huidige situatie en de trends, ontwikkelingen en verwachtingen van de economie met betrekking tot het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica. 6.1 De rol van de economie Bij de ontwikkeling en verspreiding van een technologische innovatie speelt de economie, in de zin van de kosten, financiering en terugverdientijd, doorgaans een belangrijke rol . In de eerste fase van technologische ontwikkeling is er vaak veel geld gemoeid met het genereren van nieuwe fundamentele kennis en/of het ontwikkelen van nieuwe producten . Vanwege deze reden liggen de kosten in de eerste levensfase vaak erg hoog . Deze kosten moeten immers ook terugverdiend worden . Niet zelden wordt de nieuwe kennis of de nieuwe toepassing vanwege deze reden beschermt met octrooien . Hierdoor wordt een tijdelijk monopolie gecreëerd wat de producent(en) cq . ontwikkelaar(s) in staat stelt hun initiële ontwikkelingskosten terug te verdienen . Op het moment van het op de markt brengen vervolgens bepalen de kosten voor een groot deel of de innovatie succesvol wordt of niet . Een potentiële gebruiker moet in eerste instantie uiteraard in staat zijn de kosten op te (kunnen) brengen, vervolgens beslist deze in combinatie met onder meer de mate waarin het hem of haar een relatief voordeel oplevert (vooral de mate waarin het aansluit bij zijn of haar behoeften) of hij de innovatie adopteert . Hierbij zal een lage prijs over het algemeen een kleinere drempel opleveren dan een hoge prijs . Met betrekking tot het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica betekent dit dat het ten eerste noodzakelijk is dat het aanbrengen en het gebruik van domotica financieel haalbaar is . Met andere woorden ; het moet te betalen zijn. Normaal gesproken ligt de sleutel tot kostenverlaging op het gebied van schaalvergroting . Op het moment dat een innovatie grootschaliger toepassing begint te vinden kan normaal gesproken overgegaan worden van enkelstuks naar serie- of massaproduktie, wat betekent dat de prijs per product omlaag gebracht kan worden . Een andere manier om de kosten omlaag te brengen, zeker in de eerste levensfase, is door middel van (overheids)subsidies . Middels subsidies kan als het ware een kunstmatige marktniche gecreëerd worden waardoor een innovatie kans krijgt om te overleven en niet al in de kiem gesmoord wordt . 6.2 De huidige situatie Op het moment liggen de kosten (echter) nog erg hoog. Het feit dat de diffusie van domotica zich thans nog steeds in de eerste levensfase bevindt, de fase waarin zoals gebruikelijk de vaak hoge kosten voor het genereren van nieuwe fundamentele kennis en het ontwikkelen van nieuwe producten terugverdiend dienen te worden, en er voornamelijk nog slechts geëxperimenteerd wordt op kleine schaalgrootte (zonder goede projectstructuur en overdracht van kennis) leidt tot dure projecten . Daarbij heeft het gebrek aan een dominerende standaard er lange tijd voor gezorgd dat er teneinde een compleet werkend domoticasysteem te verkrijgen flink geïmproviseerd moest worden met betrekking tot het koppelen van de verschillende systemen, wat uiteraard ook de nodige kosten met zich meebrengt, en kunnen de kosten afhankelijk van de gewenste functionaliteiten en de daarvoor gekozen technische oplossingen zeer variëren.
44
economische aspecten
6.2.1 Kosten van een domoticasysteem Uitgaande van de tot nu toe gerealiseerde projecten ligt de kostprijs voor een compleet domoticasysteem met basisfuncties ongeveer tussen de 5 .000 - 7 .000 euro per woning (inclusief voorbereiding, installatie en voorlichting) . Dat zijn dan echter alleen nog maar de kosten voor het systeem, dus de infrastructuur inclusief de apparatuur . Tot nu toe is en wordt er in de praktijk meestal een basispakket aangeboden met daarin standaard een aantal functionaliteiten, zoals bijvoorbeeld een elektronisch slot, personenalarmeringsapparatuur, een rookmelder, en video-deurtelefonie . Vervolgens kun je dan tegen meerprijs meestal kiezen uit een optioneel aanvullend pakket . Daarnaast zijn er ook nog de kosten voor de zorgen dienstverlening, zoals bijvoorbeeld in de eerste plaats vaak de kosten voor aansluiting op een centrale voor personenalarmering en de 24-uurs professionele alarmopvolging en/of zorgoproep . De kosten van een abonnement op professionele alarmopvolging (indien aanwezig) lopen nogal uiteen . Een indicatie hiervoor is 7,50 euro per maand per aansluiting . Bij een collectieve aansluiting kunnen de kosten van alarmopvang op een centrale voor personenalarmering ook wel teruggebracht worden tot circa 3,50 euro per maand per aansluiting. Wanneer er een infrastructuur aangebracht wordt, wordt er tot nu toe ( mede ook vanwege de onbetrouwbaarheid van andere systemen) vaak standaard een bekabeld homebussysteem aangebracht met in een gunstig geval extra leidingwerk tussen de meterkast en alle wandcontactdozen en schakelaars . Zeker in nieuwbouw kunnen in principe, tegen geringe meerprijs, loze leidingen gelegd worden . In bestaande woningen echter kunnen loze leidingen vaak moeilijk uit het zicht gelegd worden en is het lastig om met leidingen deuropeningen ongezien te passeren . Vandaar dat men daar vaak liever kiest voor een draadloos systeem, of gebruik maakt van het bestaande elektriciteitsnet . De kosten voor de aanleg van de homebus inclusief apparatuur en het separate leidingwerk liggen ongeveer rond de 2 .000 - 3 .000 euro per woning . Verder is de afschrijvingsperiode voor een domoticasysteem circa 5-10 jaar, blijken de jaarlijkse onderhoudskosten 10 tot 12% van de investeringskosten te bedragen, en moet daar waar een `klassieke' elektrotechnische installatie gemiddeld over het algemeen 3 à 4% van het totale budget beslaat, voor een uitgebreide domotica installatie rekening gehouden worden met ongeveer 7 à 8% van het totale budget dat gemoeid is met de bouw van een w g 30 31 onin 6.2 .2 Financieringsmogelijkheden Met betrekking tot de financiering van domotica, en dan met name de financiering van de infrastructuur, is en wordt er tot nu toe veelal gebruik gemaakt van subsidieregelingen, zowel vanuit de rijksoverheid alsook de gemeenten en provincies . Zonder deze subsidieregelingen zouden veel projecten nooit gerealiseerd kunnen worden . Verschillende gemeenten subsidiëren personenalarmering vanuit het verleden . De grondslag daarvoor is de Welzijnswet, welke gemeenten verplicht het algemene welbevinden van personen inn de samenleving te vergroten . Daarbij hebben eigenlijk alle provincies wel een subsidieregeling waarmee ze zelfstandige woonvormen voor ouderen en de toepassing van domotica ondersteunen . Zo stelt de provincie Utrecht bijvoorbeeld 187 .500 euro beschikbaar (met een totaal van 750 .000 euro) per project32 en stimuleert de provincie Overijssel met de
30 Aedes, Domotica : geen bron op zich, maar veelbelovende optie, februari 2003 31 http ://www .kcvz.nl 32 http ://www .gratisrondjemusea .nUprvutr/internet/Nieuws berichten.nsf/vwE5_1/C88C7AOEB1295D40C12572 C7005086D9?opendocument
45
TU/e
economische aspecten
subsidieregeling wonen-zorg-domotica de toepassing van domotica in zelfstandige woningen met een maximum van 25% van de totale investering tot € 5 .000,- per (zorg)woning of 'E 50.000,- per complex .33 Landelijk gezien worden er voor de financiering van domotica in principe mogelijkheden geboden door de AWBZ (en de daarbij horende Beleidsregel Zorginfrastructuur), de WMO en de Zorgverzekeringswet . Eén van de belangrijkste regelingen landelijk gezien, maar welke reeds per 1 januari 2004 beëindigd is, is in dit kader de woonzorgstimuleringsregeling . Ooit in het leven geroepen door VROM heeft deze regeling een belangrijke bijdrage geleverd aan het tot stand komen van de eerste domoticaprojecten . Met behulp van deze regeling zijn bijvoorbeeld in de provincie NoordBrabant de domoticaprojecten in het kader van het programma Vitaal Grijs gerealiseerd . Middels de Beleidsregel Zorginfrastructuur van de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) is het mogelijk om (een deel van) de zorginfrastructuur te financieren waarbij met zorginfrastructuur onder meer wordt bedoeld " . . . ruimten en/of technologische voorzieningen ten behoeve van het leveren van de oproepbare, onplanbare zorg op afroep met een hoge frequentie ... ." Om te voorkomen dat, zoals tot nu toe vaak wel het geval was, alle kosten voor technologie in huis worden afgewenteld op de AWBZ, is bij de totstandkoming van de Beleidsregel Zorginfrastructuur een lijst opgesteld ter afbakening van de grenzen tussen financiering van technologische voorzieningen door de AWBZ (uit AWBZ-middelen), de Zorgverzekeringswet, de gemeente en/of de woningaanbieder/bewoner . Uitgaande van deze lijst worden technologische voorzieningen die bijdragen aan de doelstellingen van de Beleidsregel Zorginfrastructuur gefinancierd via de AWBZ (uit AWBZ middelen) . Hieronder vallen bijvoorbeeld een maximum voor brandveiligheidsvoorzieningen in de woning van 500,00 euro, apparatuur die nodig is voor het verbeteren of in stand houden van de zelfstandigheid van mensen zoals zelfstandig maaltijden kunnen regelen en zorg op afroep en aanvullende specifieke toepassingen, zoals bijvoorbeeld grotere knoppen en een groter scherm/toetsenbord voor mensen met een visuele beperking . Per 1 januari 2007 is de WMO (de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) in werking getreden . Op datzelfde tijdstip is de WVG vervallen. De WVG regelde dat gemeenten verantwoordelijk zijn om hun gehandicapte en oudere burgers te voorzien van onder meer vervoer en woningaanpassingen . Via de WVG liggen of eigenlijk beter lagen er mogelijkheden om een vergoeding te krijgen voor domotica in het kader van woningaanpassing . Hierover meer in hoofdstuk 7 . Bij de WMO ligt de nadruk op eigen verantwoordelijkheid . De WMO verplicht gemeenten mensen te compenseren voor de beperkingen die zij hebben en mantelzorg te ondersteunen . Hieronder vallen bijvoorbeeld sociale alarmering en mantelzorgondersteuning . Met de overgang naar de WMO blijven gemeenten verantwoordelijk voor het welzijn van de burgers en vervalt de subsidieregeling Diensten bij wonen met zorg . In de Regeling Hulpmiddelen van de Zorgverzekeringswet zijn onder meer technologische voorzieningen voor zelfstandig wonende cliënten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen. Per 1 januari 2007 is het basispakket uitgebreid met hulpmiddelen bij een ernstige visuele beperking. Woningaanbieders of bewoners moeten tenslotte zelf betalen voor functies of toepassingen die bestemd zijn voor hun eigen comfort en gemak . De mogelijkheid tot het aan- en uitzetten van de woning, inbraakalarm, temperatuurregelaars, automatische
33 http ://www .subsidie.cc/nUnieuws .php?BasicNieuwsltemID=2
46
economische aspecten
zonwering, etc . zijn bijvoorbeeld voorzieningen die behoren tot het domein van de woning . De kosten daarvan komen dan ook voor rekening van woningaanbieder en/of bewoner . 6.2 .3 Haalbaarheid en betalingsbereidheid Hoewel er dus verschillende mogelijkheden voor de financiering van domotica zijn, hangt realisatie in de praktijk nog veelal af van de bereidheid van de woningcorporaties om eigen middelen te investeren . De lijst voor de financiering van technologische voorzieningen is pas tot stand gekomen met het van kracht worden van de Beleidsregel Zorginfastructuur in januari 2006 . Daarbij betreft het vaak regelingen met beperkende condities die slecht passen bij woonzorg in het algemeen en domoticaprojecten in het bijzonder, waardoor de mogelijkheden niet altijd optimaal bent kunnen worden . Ook hierover echter meer in hoofdstuk 7 . Dit betekent dat voor het financieren van de overige kosten, dus de kosten die niet gedekt kunnen worden door de subsidieregelingen en/of overige regelingen, de woningcorporaties, degenen die in de praktijk doorgaans de rol van opdrachtgever vervullen, veelal eigen reserves moeten aanwenden . De praktijk laat zien dat bij de domoticaprojecten tot nu toe met name door woningcorporaties wordt geinvesteerd in de techniek, aangevuld met subsidies door rijks- en provinciale overheid . Normaal gesproken zouden de woningcorporaties deze kosten natuurlijk gewoon kunnen doorberekenen aan hun `klanten', in dit geval dus de ouderen . Dat wordt in de praktijk ook wel gedaan - bij de huidige gerealiseerde projecten worden de kosten bijvoorbeeld vaak gedeeltelijk verdisconteerd in de huur en/of servicekosten van de woning en/of betalen de ouderen een eigen bijdrage in de vorm van een abonnement voor zorg -en dienstverlening - in de regel echter blijken de investeringskosten van de initiatiefnemer van het project doorgaans te hoog om volledig integraal door te kunnen berekenen aan de bewoner . Zeker voor zover de lasten van de (woon)voorzieningen niet of slechts ten dele zijn gerelateerd aan hun financiële draagkracht, vormt het doorgaans lage inkomen van de huidige ouderen (echter) een grote belemmering . Naast een aanvullend pensioen uit een vroegere baan of banen, soms nog aangevuld met een appeltje voor de dorst bestaat het inkomen van de huidige 65-plussers namelijk voornamelijk slechts uit een AOW-uitkering . Daarbij hebben de bezuinigingen van de laatste jaren, geïnitieerd door de economische teneur, geleid tot extra door de burgers zelf te dragen lasten voor de zorg en een verminderde koopkracht . Mede vanwege de hoge kosten leidt dit ertoe dat het voor de huidige ouderen al snel te duur wordt . Ze `kunnen' niet mee betalen . Bovendien is het zo dat mede vanwege de hoge kosten veel ouderen, niet mee `willen' betalen ; zeker niet zolang er voor hun beleving geen duidelijk voordeel geboden wordt . Uit onderzoek blijkt dat de ouderen over het algemeen best bereid zijn om iets te betalen, mits daar een duidelijk voordeel voor geboden wordt, zoals bijvoorbeeld zorg, comfort, veiligheid, etc . Zoals beschreven in hoofdstuk 5 is hier op dit moment echter (nog) lang niet altijd sprake van . Onrendabele top
Uiteindelijk leidt dat ertoe of draagt er in ieder geval wederom in belangrijke mate toe bij dat de woningcorporaties no 94 negatieve cq . afwachtende attitude hebben om het initiatief te nemen en te investeren. 4 De hoge kosten en de beperkte financieringsmogelijkheden in combinatie met de onduidelijkheid en onzekerheid over de omloopsnelheid van de 34 Uit een onderzoek van het IWZ onder woningcorporaties blijkt dat relatief veel corporaties overtuigd zijn van het nut van domotica . Het voordeel voor de corporaties zelf is dat de organisaties, door het aanbieden van domoticawoningen, voldoen aan hun maatschappelijke doelstelling . Dit ervaren corporaties niet vanuit het Besluit Beheer Sociale Huursector (zesde prestatieveld wonen en zorg), maar vanuit de brede maatschappelijke taak waarvoor ze zich gesteld zien . Corporaties vinden dat ze door toepassing van domotica een woning aanbieden die voldoet aan de wensen van de klant .
47
TU/e
economische aspecten
technologie als gevolg van het gebrek aan standaardisatie zoals beschreven in hoofdstuk 6 maken investeren in domotica tot een onzekere aangelegenheid zonder zicht op een korte terugverdientijd . Mede vanwege de hoge kosten wordt er op dit moment bij nieuwbouw- en renovatieplannen niet zelden als eerste bezuinigd op domotica of besloten voorlopig in het geheel niet in domotica te investeren . Over het algemeen worden de overige kosten bij de begroting opgenomen in de onrendabele top . Bij nieuwbouw- of verbouwprojecten in de ouderenhuisvesting en woonzorg is al sprake van een onrendabele top als de men de huur onder de grenzen voor de huursubsidie wil houden, ongeacht toepassing van domotica .35 Hoewel er geen directe grondslag is om een bij een domoticaproject betrokken zorgaanbieder (thuiszorg en/of intramurale ouderenzorg) aan te spreken op de financiering van de apparatuur voor personenalarmering, dit type zorginstellingen wordt namelijk gefinancierd uit de AWBZ en daar zit de personenalarmering niet in, zou als overige financiers, bijvoorbeeld als medefinanciers van de infrastructuur, natuurlijk ook nog gedacht kunnen worden aan de zorgaanbieders, zoals bijvoorbeeld de thuiszorg of een verzorgingshuis en ook de zorgverzekeraars . Zij kunnen immers ook profijt hebben van de infrastructuur . Hoewel de zorgaanbieder in de praktijk soms ook al wel mede opdrachtgever is, in samenwerking met de zorgaanbieder biedt de woningcorporatie dan een pakket (zorg)diensten aan, is het probleem dan echter dat er sprake kan zijn van zogenaamde `free-riders' . Namelijk, indien de klant bijvoorbeeld kiest voor een andere zorgaanbieder of verzekeraar, valt de baat van de investering bij een ander . Hiermee ontstaat een situatie waarbij de zorg- en dienstaanbieders in principe wachten op de infrastructuur, terwijl de infrastructuur wacht op de zorg- en dienstaanbieders . 6.3 Trends, ontwikkelingen en verwachtingen Met betrekking tot de trends ontwikkelingen en verwachtingen moet geconstateerd worden dat onder invloed van de technologische ontwikkelingen en het ontstaan van tweede generatie domoticawoningen de kosten inmiddels een stuk omlaag gebracht kunnen worden . Vanwege het afstappen van een vaste infrastructuur (homebus) wordt een systeem flexibeler en kunnen de kosten voor de infrastructuur omlaag gebracht worden . Doordat tevens meer vraaggericht gewerkt kan worden, hoeft er niet standaard in elke woning dezelfde functionaliteiten aangebracht te worden . Tegenwoordig zijn er ook systemen zonder compleet bekabelde infrastructuur . Deze systemen hebben dan bijvoorbeeld een basispakket personenalarmering (bijna geheeld draadloos) aangevuld met stand-alone toepassingen . Dat heeft als voordeel dat de kosten gereduceerd kunnen worden tot ongeveer de helft (ca. 3500 euro) en de mensen beter kunnen kiezen of ze een functie wel of niet willen zonder dat de kosten per functie te hoog worden . Evaluatieonderzoek laat zien dat ondanks de zeer vele mogelijkheden die de techniek nu biedt het vaak nog lastig is om een kosteneffectieve exploitatie te organiseren . Er zijn projecten op het terrein van videocommunicatie die (vaak met geld afkomstig van overheid en/of zorgverzekeraars) kunnen bogen op een grote hoeveelheid externe middelen voor de bekostiging van de technologie . Ook is ten aanzien van dit onderwerp een specifieke financieringsregeling getroffen via het College tarieven gezondheidszorg (CTG, Screen to screen) . Hiermee kan in de experimentele situatie een vergoeding gekregen worden voor het gebruik van videocommunicatie in de zorg.
3s Handreiking personenalarmering 2005
48
TU/e
economische aspecten
6.3 .1 Aantrekkende economie Ondertussen begint de economie in Nederland aan te trekken . Volgens cijfers van het CBS heeft de economie in de eerste zes maanden van dit jaar een groei laten zien van 3% . En uit een rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in Parijs valt op te maken dat verwacht wordt dat de Nederlandse economie ook de komende jaren rond de drie procent blijft groeien . Daarbij is er sprake van een dalende werkloosheid, een aantrekkende koopkracht en mede als gevolg daarvan ook een groeiend consumentenvertrouwen . In April van dit jaar, 2007, bereikte het consumentenvertrouwen het hoogste niveau sinds 2000 . Mede afhankelijk van het komende overheidsbeleid kunnen deze ontwikkelingen positief van invloed zijn op financiële situatie van de huidige ouderen, de ter beschikking staande financieringsmogelijkheden en de bereidheid tot investeren bij de opdrachtgevers. 6.3 .2 Financiële uitgangspositie toekomstige ouderen Voor wanneer we alvast vooruit kijken, is de financiële uitgangspositie van de huidige jongere ouderen, de groep waar het straks over circa 10 jaar uiteindelijk allemaal om draait, ten opzichte van de huidige ouderen onder meer vanwege goede pensioenregelingen (na de Tweede wereldoorlog werden bedrijfspensioenen opgezet), de groei van het aantal werkende vrouwen resulterend in meer tweeverdienhuishoudens en dubbele pensioenen, een toegenomen eigen woningbezit en toegenomen mogelijke aanvullende inkomstenbronnen zoals lijfrente, koopsompolis, beleggingen en aandelen de laatste jaren juist behoorlijk verbetert . Hiervan uitgaande mag worden verwacht dat de ouderen van de toekomst over het algemeen draagkrachtiger zullen zijn dan de huidige ouderen . En dus in principe ook beter in staat een eigen bijdrage te betalen ; wat uiteraard nog niets zegt over de bereidheid om dat dan ook te doen . Op zich kan dat alles dus positief zijn voor de diffusie van domotica . Het blijft echter afwachten . Hoewel de economie stijgt, de werkloosheid afneemt e .d. laten de beurzen een dalende trend zien. En hoewel de financiële uitgangspositie van de huidige jonge ouderen verbetert, waardoor ze in principe beter in staat zijn om een eigen bijdrage te betalen, wil dat niet zeggen dat men ook bereid is dat te doen . Hoewel wel verwacht wordt dat wanneer domotica grootschaliger toepassing gaat vinden de kosten zullen dalen, blijft het waarschijnlijk toch afhankelijk van de financierings cq . subsidie mogelijkheden om de kosten te drukken en domotica betaalbaar te maken .
49
TU/e
juridische aspecten
7 JURIDISCHE ASPECTEN In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de rol, de huidige situatie en de trends, ontwikkelingen en verwachtingen van het overheidsbeleid en de wet -en regelgeving met betrekking tot het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica. 7.1 De rol van het overheidsbeleid en de wet -en regelgeving De achtergrond van de politieke en juridische invloed ligt doorgaans in sociaalmaatschappelijke en/of economische ontwikkelingen waarvoor de overheid beleid ontwikkelt . De overheid heeft de mogelijkheid verschillende beleidsinstrumenten in te zetten om de beleidsdoelstellingen te realiseren . Zo kan de overheid enerzijds gewenste ontwikkelingen stimuleren door bijvoorbeeld het verlenen van subsidies of het toekennen van bepaalde privileges of anderzijds ongewenste ontwikkelingen afremmen middels het voeren van een ontmoedigingsbeleid door bijvoorbeeld het opleggen van sancties, heffingen en belastingen . Sterke relatie met de economie, de kosten . Ook met betrekking tot het mogelijk maken van de brede diffusie van domotica kan de overheid (zoals beschreven in hoofdstuk 4) als tweedelijns betrokkene een grote invloed uitoefenen op het verloop van het diffusieproces . Middels het instrument van de wet -en regelgeving kan de overheid het verloop van het diffusieproces zowel positief als negatief .beinvloeden Positief in de zin dat de wet- en regelgeving mogelijkheden en (markt)kansen creëert of negatief door het opwerpen van blokkades of belemmeringen. 7.2 De huidige situatie In de huidige situatie ziet de overheid door de vergrijzing en de behoefte om zelfstandig te wonen de noodzaak van domotica-toepassingen wel in . In de Kwantitatieve opgave voor wonen, zorg en welzijn (2003) stelt VWS : de toepassing van domotica kan op deze wijze een belangrijke bijdrage leveren aan het geschikt maken van een woning voor bewoning door ouderen of mensen met een handicap . Bij de bouw van woningen moet dan ook rekening gehouden worden met de mogelijke toepassing van woontechnologie . Hoewel in de praktijk vele wetgevingen van invloed kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld de Wet op de bescherming van de persoonsgegevens en het Bouwbesluit, waarin richtlijnen geven worden voor elektrotechnische installaties, speelt in het kader van de vergrijzing en het beleid gericht op het zelfstandig wonen van ouderen in de praktijk echter met name de wetgeving op het gebied van zorg en welzijn een grote rol . Hier ligt in dit hoofdstuk dan ook de nadruk op . Het kader van deze wetgeving wordt gevormd door de Welzijnswet, de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) . Daarnaast zijn voor extramuraliseringsinitiatieven op dit moment verder vooral de Beleidsregel overgangsregeling kapitaalslasten extramurale zorgverlening en de subsidieregeling Diensten bij wonen met zorg van belang . In het vervolg van dit hoofdstuk worden deze wetten en regelingen één voor één behandeld . 7.2.1 Welzijnswet
De Welzijnswet welke reeds stamt uit 1994 heeft onder andere tot doel de ontplooiingsmogelijkheden van mensen te vergroten en hun zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving te stimuleren om te voorkomen dat mensen in een achterstandpositie geraken . Tevens wil de wet de personen die in een achterstandspositie zijn geraakt de mogelijkheid bieden hun positie te verbeteren en het algemene welbevinden van personen in de
50
TU/e
juridische aspecten
samenleving bevorderen . De Welzijnswet heeft het karakter van een `raamwet' . Dat betekent dat alleen de grote lijnen voor beleid worden aangegeven . De wettekst zelf is niet geheel duidelijk en legt weinig rechten landelijk vast . Het is geen wet met een taakstellend karakter voor de inhoud, de omvang en financiering . Vanwege deze reden wisselt de invulling en uitvoering van de wet per gemeente . Sommige gemeenten financieren vanuit moreel plichtsgevoel personenalarmering . Over het algemeen in de praktijk wordt de Welzijnswet echter bijvoorbeeld gebruikt voor maaltijdvoorziening . Hoewel daarmee uiteraard een bijdrage geleverd wordt aan de zelfredzaamheid levert de Welzijnswet verder echter geen echte mogelijkheden en ook geen echte belemmeringen op voor het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica . 7.2 .2 Wet Voorzieningen gehandicapten (WVG) De Welzijnswet regelt de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen aan in de gemeente wonende gehandicapten voor de deelneming aan het maatschappelijk verkeer, waarbij volgens artikel 1, lid la, onder een gehandicapte wordt verstaan : " .. . een persoon die tengevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt op het gebied van het wonen of van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen. " Net zoals bij de Welzijnswet ligt de uitvoeringsverantwoordelijkheid van de WVG bij de gemeenten . Middels deze wet hebben de gemeenten een zogenaamde "zorgplicht", wat betekent dat iedereen die een voorziening aanvraagt en daar met recht aanspraak op doet geholpen moet worden . Met betrekking tot het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica is in principe echter alleen de verplichting tot het verlenen van woonvoorzieningen van belang . Volgens artikel 1, lid lc, wordt onder een woonvoorziening verstaan : " . . . elke voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woning ondervindt . .. " . Net zoals de Welzijnswet is ook de WVG een `raamwet' waarin slechts weinig landelijk vastgelegd wordt . Ten behoeve van de uitvoering van de WVG hebben alle gemeenten daarom bij verordening regels moeten opstellen waarin nader invulling wordt gegeven aan de vorm en de voorwaarden, waaronder de voorzieningen verstrekt worden . Deze gemeentelijke verordeningen zijn over het algemeen gebaseerd op de modelverordening WVG welke is uitgegeven door de VNG, de Vereniging Nederlandse Gemeenten . Volgens artikel 2 .1 van deze modelverordening kan een te verstrekken woonvoorziening bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van : a) verhuizing en inrichting ; b) woningaanpassing ; c) woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard ; d) onderhoud, keuring en reparatie ; e) tijdelijke huisvesting; f) huurderving ; g) verwijderen van voorzieningen . Om in aanmerking te komen voor een dergelijke vergoeding dient, middels een daarvoor bestemd formulier, een aanvraag ingediend te worden bij de gemeente waarin men woonachtig is . Voor zover dat van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, zijn burgemeester en wethouder bevoegd om een aanvrager te laten ondervragen en onderzoeken . In de praktijk komt dit erop neer dat men in aanmerking kan komen voor een voorziening op basis van een medische indicatie uitgevoerd door een RIO, een Regionaal
51
TU/e
juridische aspecten
Indicatie Orgaan . Daarnaast kan volgens artikel 1 .2 van diezelfde modelverordening een voorziening slechts worden toegekend voor zover :
a) deze in overwegende mate op het individu is gericht ; b) deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen; c) deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt . In artikel 3 van de WVG wordt dit omschreven als zijnde doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht . In de praktijk bestaan de verleende woonvoorzieningen voornamelijk uit woningaanpassingen, wat in de algemene bepalingen omschreven wordt als : " .. . een ingreep van bouw -of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte . " Eenvoudige ingrepen die in de praktijk worden toegepast zijn bijvoorbeeld een verhoogd toilet, een douchezitje en aangepaste kranen . Er kan echter ook sprake zijn van meer ingrijpende bouwkundige ingrepen zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een traplift of (zelfs het aanpassen van een hele woning .) Vanaf 1 mei 2000 zijn ook de woningaanpassingen van 45.000 tot 100 .000 euro een verantwoordelijkheid van de gemeente . Verder kan er voor mensen met een handicap die een andere woonruimte nodig hebben een financiële vergoeding voor verhuis -en inrichtingskosten verkregen worden en vallen de woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard over het algemeen onder de woningsanering, zoals bijvoorbeeld het vervangen van vloerbedekking door zeil of vinyl bij cara-patiënten . Volgens de modelverordening kunnen de punten d, e, f en g verder facultatief in de verordening worden opgenomen waarbij de punten f en g vooral een functie hebben richting de verhuurders van woningen om hun medewerking te verkrijgen . Uitgaande van de definitie zou met een oudere als gehandicapte gedefinieerd als een persoon die tengevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt op het gebied van het wonen, en domotica gedefinieerd als een ingreep van bouw -of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woning ondervindt, in het kader van de WVG voor het aanbrengen van domotica in principe aanspraak gemaakt kunnen worden op een financiële tegemoetkoming in de kosten voor woningaanpassing . Via deze financiële tegemoetkoming zouden de kosten omlaag gebracht kunnen worden, wat de economische haalbaarheid van domotica zou vergroten . In de praktijk wordt er vanuit de WVG echter zelden of nooit een financiële tegemoetkoming voor domotica gegeven . Alleen bijvoorbeeld in het geval van een intercom in combinatie met een deuropener . Naast het feit dat domotica in beginsel niet onder het perspectief van de WVG valt en andere beperkende voorwaarden, zoals het feit dat de voorziening in overwegende mate gericht moet zijn op het individu, in principe gericht moet zijn op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen en men om in aanmerking te komen voor een financiële vergoeding in het bezit moet zijn van een medische indicatie uitgevoerd door een RIO, kan domotica ook zelden aangemerkt worden als zijnde de goedkoopst adequate voorziening . 7.2.3 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (A WBZ) De AWBZ is een verplichte verzekering voor de gehele bevolking tegen ziektekosten die niet via de normale ziektekostenverzekering worden gedekt . Als gevolg van inschrijving bij de voor iedereen verplichte basisverzekering vindt automatisch inschrijving plaats voor de
52
TU/e
juridische aspecten
AWBZ . In tegenstelling tot de Welzijnswet en WVG waarbij de uitvoeringsverantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten wordt deze wet uitgevoerd door regionale zorgkantoren die in de regio optreden namens alle zorgverzekeraars . Het Besluit zorgaanspraken AWBZ is per 1 April 2003 van kracht geworden . Met dit besluit zijn de aanspraken op zorg op grond van artikel 6, lid 1, van de AWBZ toen opnieuw geregeld in een nieuw besluit, waarmee uitvoering gegeven werd aan de voornemens met betrekking tot de modernisering van de AWBZ . In verband met de invoering van het Besluit zorgaanspraken AWBZ is toen het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering ingetrokken en zijn een aantal andere besluiten zoals het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering en het Zorgindicatiebesluit gewijzigd . Volgens de nota van toelichting bij de AWBZ stond de herinrichting van het systeem, mede vanwege het feit dat burgers zich steeds mondiger opstellen en uitdrukkelijk te kennen geven zelf meer vorm en inhoud aan hun leven te willen geven en daar zelf ook aanspreekbaar willen zijn, al jaren ter discussie . Vanwege deze reden waren er eerder al een aantal veranderingen doorgevoerd, zoals de invoering van het zogenoemde PGB, het persoonsgebonden budget, waarmee verzekerden die zelf bepaalde onderdelen van zorg wilden inkopen reeds een budget in de vorm van subsidie uit het AFBZ, het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, konden ontvangen, en het flexibiliseren van de aanspraken op zorg per sector, waarmee - onder meer doordat daarbij geregeld werd dat niet alleen aanspraak op zorg bestond bij verblijf in een instelling, maar dat de verzekerde ook zorg in de thuissituatie kon ontvangen - meer zorg op maat geboden kon worden . Zo kon reeds als gevolg van de flexibilisering, verpleging en verzorging bij de verzekerde thuis geleverd worden door het verpleeghuis, het verzorgingshuis en de instelling voor de thuiszorg . Instellingen mochten in principe elkaars zorgonderdelen leveren . Het invoeren van deze veranderingen waren mooie beginstappen op weg naar de modernisering van de AWBZ, echter de einddoelen, te weten : "Het realiseren van meer keuzevrijheid, meer keuzemogelijkheden en meer zeggenschap door de verzekerde en, andersoortig van karakter maar voor de verzekerde niet minder relevant, de deregulering, de beperking van de administratieve lasten en het versterken van de rechten en plichten van de verzekerden, zorgaanbieders en verzekeraars in de AWBZ . ", waren en zijn overigens ook nu nog niet volledig bereikt . Daarbij waren ieder van de ingevoerde PGB-regelingen, uitgaande van de voorheen gebruikelijke indeling van aanspraken op zorg, te weten verpleging en verzorging, verstandelijk gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en lichamelijk en zintuiglijk gehandicaptenzorg, ingewikkeld in de uitvoering . Teneinde de uiteindelijke doelen te bereiken werd het essentieel geacht dat het aanbodgerichte systeem van de AWBZ omgezet werd in een vraaggericht systeem . Niet het aanwezige zorgaanbod maar de gevraagde zorg moest voorop staan . Met het van kracht worden van het Besluit zorgaanspraken AWBZ wordt nu beoogd dit te bereiken . Met de traditionele aanbodgestuurde, in sectoren onderverdeelde aanspraken kon niet voldoende ingespeeld worden op de zorgbehoefte(n) van de verzekerde . Vandaar dat de omslag van een aanbod naar een vraaggestuurd systeem wordt getracht te realiseren door de invoering van aanspraken op zorg die in termen van functies omschreven zijn in plaats van de gebruikelijke aanspraken op zorg naar sectoren .
53
TU/e
juridische aspecten
Met het Besluit zorgaanspraken AWBZ worden de aanspraken op zorg nu onderscheiden in 7 functies, nl . : • huishoudelijke verzorging • persoonlijke verzorging • verpleging
• ondersteunende begeleiding • activerende begeleiding • behandeling • verblij f Ontschotting Met de introductie van deze functiegerichte aanspraken is het onderscheid tussen de genoemde, voorheen gebruikelijke, sectoren in de AWBZ komen te vervallen. Dus in navolging van het flexibiliseren van de aanspraken op zorg per sector zijn de sectoren nu in principe geheel komen te vervallen . Dit wordt ook wel aangeduid als ontschotting. De functies zijn zodanig gedefinieerd dat daaronder alle zorg valt die tot nu toe als aanspraak in de traditionele AWBZ sectoren geregeld was . Het idee is dat met deze functies een passend, op maat gesneden, pakket aan zorg kan worden samengesteld . De beoogde doelen, waaronder meer keuzevrijheid, meer keuzemogelijkheden en meer zeggenschap worden nu verder geoperationaliseerd langs twee lijnen, te weten de introductie van een AWBZ-breed-PGB en de herinrichting van het naturasysteem . De herinrichting van het naturasysteem wordt geregeld met het Besluit zorgaanspraken AWBZ . Dit besluit heeft dus geen directe betrekking op het PGB . Het Besluit en de daarin opgenomen wijzigingen van een aantal andere besluiten bevat echter wel essentiële elementen ten behoeve van de nieuwe PGB-regeling, zoals de omschrijving van de aanspraken in functies, functiegerichte indicatiestelling en de daarop aangepaste eigen bijdrage-regeling . In het Besluit zorgaanspraken AWBZ worden de indicatiestelling, de toelating van zorgaanbieders en ook de tariefstelling alle afgestemd op de zeven functies . In de uitvoering is er op zich niet zo heel veel verschil tussen het PGB en het naturasysteem . Bij zowel het naturasysteem als het PGB dient men om in aanmerking te komen voor zorg eerst een functiegerichte indicatiestelling bij een Regionaal Indicatie Orgaan (RIO) aan te vragen . Hierbij wordt onafhankelijk bepaald of, wat voor soort en in welke mate iemand zorg nodig heeft . Het RIO stelt een zogenoemd indicatiebesluit vast waarin wordt vermeld voor welke functies iemand is geïndiceerd en op welke hoeveelheid en voor hoelang iemand recht op zorg heeft . Daarna kan er gekozen worden tussen zorg in natura, een persoonsgebonden budget (PGB) of een combinatie van deze twee . Bij zorg in natura wordt de zorg verleend door een zorgaanbieder naar keuze, bijvoorbeeld een thuiszorgorganisatie welke tevens de administratie rondom de zorgverlening regelt . Voorwaarde is dat de zorgaanbieder toegelaten dient te zijn in het kader van de AWBZ . Bij een PGB wordt een budget verleend uit het AFBZ welke de verzekerde zelf beheerst en waarmee hij zelf zorg kan inkopen . Hierbij is de kiezer vrij bij wie hij deze zorg inkoopt . Hij is onafhankelijk van traditionele zorgaanbieders . Dat wil zeggen dat de zorg niet door een toegelaten instelling hoeft te worden verleend . Ook natuurlijke personen, zoals bijvoorbeeld de buurvrouw of vrienden kunnen zorgaanbieder zijn en betaald worden met het PGB . Met het PGB moet verantwoording worden afgelegd over de uitgaven . Het geld dat niet aan zorg uitgegeven wordt moet terugbetaald worden . Tevens moet er elk jaar een betalingsoverzicht voor de belastingdienst ingevuld worden, zodat de belasting weet welke zorgverleners betaald worden . De hoogte van het PGB wordt overigens berekend
54
TU/e
juridische aspecten
op basis van de klassen waarvoor iemand is geïndiceerd . Voor al die klassen zijn door het ministerie van VWS tarieven vastgesteld . De indeling in klassen is gebaseerd op het aantal uren per week of dagdelen dat iemand verzorging nodig heeft. Zowel voor de zorg in natura als voor het PGB betaalt men een inkomensafhankelijke eigen bijdrage . Bij het PGB wordt deze bijdrage automatisch in mindering gebracht op het toegekende PGB . Vanwege de ontschotting biedt de AWBZ bijvoorbeeld mogelijkheden voor tal van zorg- en dienstaanbieders om hun reikwijdte uit te breiden tot buiten de muren van de instelling ; tot bij de mensen thuis . Dit biedt mogelijkheden om professionele alarmopvolging, bij de proefprojecten een van de best gewaardeerde mogelijkheden van domotica van dit moment, werkelijk goed te kunnen realiseren en aanbieden (financieren), en daarmee de toegevoegde waarde van domotica te vergroten . In enkele gevallen echter wordt er wel iets (een deel) gefinancierd vanuit de AWBZ, maar over het algemeen is dit zeer beperkt . Daarnaast wordt er in enkele gevallen wel personenalarmering gefinancierd met behulp van de AWBZ, met name door intramurale zorginstellingen (verzorgingshuis, zorgsteunpunt) op korte afstand rond een verzorgingshuis of zorgsteunpunt, (Vanaf vorig jaar is een toeslag mogelijk voor de zogenaamde beschikbaarheidsfunctie ; onproductieve tijd om beschikbaar te zijn voor zorg op afroep ; 7,1%) maar is het echter niet gemakkelijk om op grotere schaal professionele alarmopvolging op te zetten op basis van de AWBZ omdat de AWBZ alleen de daadwerkelijke inzet van de zorg of dienstverlener financiert, maar bijvoorbeeld niet de 24uurs beschikbaarheid. Daarbij moeten de mensen om in aanmerking te komen voor zorg ook hier in principe eerst een indicatie, in dit geval een indicatie verblijf, hebben van een RIO . (dus voor mensen die gewoon thuis wonen, maar geen indicatie verblijf (of extramurale zorg hebben) kan er geen gebruik van gemaakt worden) Hoewel uiteindelijk dus zowel de WVG als de AWBZ in principe een positieve bijdrage kunnen leveren aan het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica, wordt er in de praktijk nauwelijks of geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. Waarschijnlijk valt dit voor een belangrijk deel te verklaren vanwege het feit dat het primaire belang van de overheid, landelijk gezien, ligt in het vinden van een oplossing voor de problemen waar zij zich vanwege de vergrijzing en de slechte economische positie van Nederland voor gesteld zien. Hoewel deze oplossing weliswaar voor een belangrijk deel gezocht wordt in het handhaven van de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van mensen in de eigen woonomgeving, en de noodzaak (mogelijkheden) van domotica daarbij ook wel erkend wordt (worden), wordt het inzetten van domotica wordt hierbij voorlopig echter slechts gezien als één van de wegen waarlangs dit gerealiseerd kan worden . Dit resulteert in vrij algemene wetgeving gericht op allerlei zorg- en welzijnsvoorzieningen, die weliswaar wel mogelijkheden biedt, maar waarmee geen specifieke gerichte bijdrage geleverd wordt aan het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica, en waarbij het bovendien vanwege een gebrek aan regie vaak ook nog eens onduidelijk is waar men voor wat, voor welke voorziening, moet zijn . Vanwege de trend van extramuralisatie ontstaat de bestuurlijke vraag wie verantwoordelijk is voor de regie om samenhangende arrangementen van wonen, zorg en welzijn tot stand te brengen ; de rijksoverheid of de gemeente . Als gevolg van onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid komen noodzakelijke voorzieningen op dit moment ofwel niet tot stand of worden ze onder de AWBZ gebracht terwijl dat niet de bedoeling van de wet is . Ook voor de burger is daardoor het geheel aan wettelijke voorzieningen niet overzichtelijk .
55
TU/e
juridische aspecten
7.2.4 Beleidsregel zorginfrastructuur De beleidsregel overgangsregeling kapitaalslasten is een tijdelijke financieringsregeling die per 1 April 2005 in werking is getreden en betrekking heeft op de vergoeding van aan investeringen verbonden kosten voor huisvesting ten behoeve van extramurale zorgverlening . Als gevolg van de modernisering van de AWBZ hebben instellingen geen vergunning ingevolge de Wet Ziekenhuisvoorzieningen (WZV) of toestemming ingevolge de TVWMD meer nodig voor huisvesting ten behoeve van extramurale zorgverlening . [www .ctg-zaro.nl] Tot 1 april 2003 was deze vergunning of toestemming noodzakelijk om kapitaalslasten in de budgetten van de instellingen op te nemen . Voor de vergoeding van aan investeringen verbonden kosten, de kapitaalslasten, zal het College Tarieven Gezondheidszorg /Zorgautoriteit in oprichting (CTG/ZAio) nu normbedragen vaststellen . Omdat het ontwikkelen van een kapitaalslasten component voor zorginfrastructuur nog enige tijd zal vergen is om toch de aan investeringen verbonden kosten voor huisvesting ten behoeve van extramurale zorg, dus de kapitaalslasten, te kunnen vergoeden de overgangsregeling kapitaalslasten vastgesteld . Met de overgangsregeling kapitaalslasten extramurale zorgverlening kan een gedeelte van de bouw of de huur van een zorgsteunpunt betaald worden . Het gaat bijvoorbeeld om het kantoor voor zorgverleners, bergruimte, kantine, informatiebalie en 24-uursalarmopvolging . Maar bijvoorbeeld ook de woontechnologie die het mensen met een verblijfsindicatie mogelijk maakt om zelfstandig te wonen . Per woning geldt een maximum van €2270 per woning . Het CTG/ZAio past deze beleidsregel toe op advies van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen (CBZ), dat gebaseerd is op de tot 1 April 2003 geldende bouwmaatstaven en referentiekaders voor de berekening van de normatieve kosten van extramurale voorzieningen . In de daarbij behorende vuistregels voor voorzieningen voor extramurale zorgverlening staat : `In geval van scheiden van wonen en zorg kan een instelling in de door de bewoner zelf gehuurde of gekochte woning investeringen plegen voor bepaalde voorzieningen en aanpassingen die een aantoonbaar onderdeel vormen van de zorginfrastructuur . Voorwaarde daarvoor is dat dergelijke voorzieningen niet al via een andere regeling (bijvoorbeeld de WVG) kunnen worden gerealiseerd . Voor het installeren van deze vaak installatietechnische aanpassingen en ten behoeve van domoticatoepassingen kan een extra investering van 2270 euro per woning worden gehanteerd. ' Daar het CBZ bij het verwerken van de aanvragen gebruik maakt van deze tot 1 April geldende vuistregel blijft in de vervangende regeling, dus de overgangsregeling via het CTG, deze mogelijkheid in principe openstaan . De overgangsregeling geldt in principe tot 1 januari 2006 . Bezien wordt hoe de financiering van zorginfrastructuur per 1 januari 2006 structureel wordt geregeld . Naar verwachting wordt de overgangsregeling met de in werking treding van de Wet toelating zorginstellingen / WTZi (naar verwachting per 2006) vervangen door een vaste beleidsregel . Vanaf dat moment zullen de kapitaallasten via de productie terugverdiend moeten worden . (er is nu dus een nieuwe beleidsregel :de beleidsregel zorginfrastructuur) De kapitaalslasten van zorginfrastructuur werden tot op heden gefinancierd door de overgangsregeling kapitaalslasten . Met het in werking treden van de Beleidsregel zorginfrastructuur is de overgangsregeling kapitaalslasten per 2006 op dit punt aangepast . Voor vergoeding van kapitaalslasten via de overgangsregeling komen alleen nog in aanmerking de huisvestingskosten voor dagverzorging/behandeling en dagactiviteiten voor niet verblijfscliënten (exclusief kinderdagcentra) . De overgangsregeling wordt op dit punt nog gecontinueerd omdat het niet haalbaar is gebleken om op dit moment een normeringsvoorstel te formuleren voor deze kapitaalslasten . Een instelling kan gezamenlijk met het zorgkantoor
56
juridische aspecten TU1e een aanvraag inzake zorginfrastructuur indienen . De kosten in het kader van de zorginfrastructuur worden alleen aanvaard indien voor die kosten geen vergoeding op basis van andere beleidsregels van toepassing is . Voor reeds bestaande zorginfrastructuur projecten die onder de Beleidsregel overgangsregeling kapitaalslasten extramurale zorgverlening zijn goedgekeurd, betekent dit dat alleen de overige kosten voor vergoeding op basis van onderhavige beleidsregel in aanmerking komen . Voor nieuwe initiatieven kunnen zowel de kapitaalslasten als de overige kosten op basis van deze beleidsregel worden vergoed . Gekeken naar de invloed biedt de overgangsregeling, net zoals de WVG en de AWBZ, in principe dus mogelijkheden voor het financieren van domotica . Vooral voor het leveren van zorg op afroep . Omdat de overgangsregeling open staat voor alle AWBZ-instellingen kan ook de thuiszorg er in principe gebruik van maken . Er zijn echter ook hier wat beperkingen bij de uitvoering in de praktijk . Zo is de regeling in principe alleen voor nieuwbouw, is de vergoeding in principe alleen bedoeld voor de bouwkundige voorbereiding van domotica en is bij de aanvraag een positief standpunt van het zorgkantoor vereist . Anders krijgt de aanvrager een negatief advies van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen . Het belangrijkste is echter dat in de oorspronkelijke regel, welke vooral bedoeld was voor de financiering van de zorginfrastructuur van woon-zorgcomplexen, het budget voor de vergoeding van kapitaalslasten bepaalt wordt over het aantal verblijfsplaatsen . Indien zorg en verblijf niet meer als integraal product wordt geleverd, dus bij het werkelijk scheiden van wonen en zorg, dan zal ook de vergoeding van kapitaalslasten komen te vervallen, omdat er dan immers geen sprake meer is van verblijfplaatsen ; en hoe ga je het dan berekenen als er nog geen nieuwe normbedragen vastgesteld zijn . In feite gaat het dus alleen om `echte` woon-zorg complexen met een vast aantal verblijfsplaatsen, waarbij voor de extra zorgverlening extramurale verzorging of verpleging wordt ingezet . Daarbij is het ten slotte ook nog eens alleen bedoeld voor die woningen in een woon-zorg project die bedoeld zijn voor de huisvesting van mensen met een indicatie voor extramurale zorgverlening . In de praktijk is dit aantal woningen echter slechts een deel van een totaal woon-zorg project . 7.2 .5 Subsidieregeling : Diensten bij wonen met zorg De subsidieregeling diensten bij wonen met zorg is een subsidieregeling voor het financieren van extramuraliseringsinitiatieven . Als gevolg van het flexibiliseren van de aanspraken op zorg per sector is met ingang van 1 januari 2001 de zorg door een verzorgingshuis als aanspraak op grond van de AWBZ geregeld . Daarbij ging het niet slechts om verblijf, maar is ook de zorg door het verzorgingshuis aan niet in de instelling verblijvende verzekerden als aanspraak geregeld . Echter na de overgang van de verzorgingshuizen naar de AWBZ kunnen zelfstandig wonende ouderen alleen nog maar zorg krijgen vanuit de AWBZ en geen dienstverlening . Dat betekent bijvoorbeeld dat mensen die zelfstandig wonen in een aanleunwoning en die gebruik maken van de diensten (zoals bijvoorbeeld maaltijden, sociale alarmering, sociaal-culturele activiteiten, ouderenadviseur) van een verzorgings -of verpleeghuis voortaan in principe een beroep moeten doen op hun gemeente die op grond van de Welzijnswet de taak heeft algemene maatschappelijke voorzieningen te organiseren . Wanneer intramurale instellingen namelijk naast de zorg ook de diensten die zij binnen de muren van hun instelling leveren aan huis brengen is daar binnen de huidige AWBZ geen beleidsregel voor . Dit levert een probleem op, omdat de gemeentelijke regelingen voor welzijn nog te weinig toegesneden zijn op de behoefte van AWBZ gebruikers . Vanwege deze reden valt de financiering van welzijnsvoorzieningen voor thuiswonende ouderen tussen wal en schip . Dit is de zogenaamde "Wielborgh-problematiek" .
57
TU/e
juridische aspecten
Om dit probleem te ondervangen is er voor de financiering van dienstverlening die niet tot het domein van de AWBZ behoort, een tijdelijke oplossing getroffen . Deze oplossing hield financiering van de dienstverlening in, aan met name de verzorgingshuizen, door middel van een beleidsregel "Overige reikwijdteverbreding" van het College tarieven Gezondheidszorg . Daarmee werd in feite gedaan alsof de hulp toch onder de aanspraken van de AWBZ viel . Een voortzetting van financiering van deze dienstverlening uit het aansprakenkader werd echter niet gewenst geacht . Vanwege deze reden heeft de staatssecretaris van VWS, mevrouw Rossvan Dorp, het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) op 1 oktober 2002 gevraagd een tussenoplossing te ontwikkelen in de vorm van een subsidieparagraaf voor bij de AWBZ die AWBZ-brede initiatieven op het terrein van de extramurale dienstverlening mogelijk maakt . Het was de bedoeling deze subsidieparagraaf in te voeren op 1 April 2003, samen met de eerste fase van de modernisering van de AWBZ . Uiteindelijk is er toen slechts een beperkte subsidieparagraaf "extramurale dienstverlening" ingevoerd, welke in de praktijk slechts een voortzetting van de beleidsregel "Overige reikwijdteverbreding" is . Het was nu de bedoeling om op 1 Januari 2004 een definitieve subsidieparagraaf in te voeren . Echter vanwege het feit dat het proces van omvorming van de subsidieparagraaf meer tijd in beslag heeft genomen dan was voorzien, is de financiering van lopende activiteiten voor de eerste 3 maanden van 2004 gecontinueerd . Na de financiering van lopende activiteiten gedurende de eerste 3 maanden van 2004 gecontinueerd te hebben is er een definitieve subsidieparagraaf ingevoerd . Gezien de financiële situatie van het Rijk kan en wilde de staatssecretaris de nieuwe regeling alleen inzetten voor mensen met een verblijfsindicatie die extramuraal worden geholpen . Bovendien wil zij de subsidie nadrukkelijker aan het proces van extramuralisering koppelen . Om deze invulling beter uit te drukken is de naam van de subsidieparagraaf gewijzigd in "Diensten bij wonen met zorg" . In haar brief aan het CVZ schrijft staatssecretaris Ross-van Dorp dat de doelgroep bestaat uit : "mensen die zijn geïndiceerd voor de functie verblijf, maar die alternatieve mogelijkheden krijgen aangeboden waardoor zij hun zelfstandigheid langer kunnen behouden of eerder terug kunnen krijgen " Het gaat hier om mensen met ernstige beperkingen die met zorg op afroep en een actief dienstenaanbod in staat zijn zich zelfstandig te redden in de thuissituatie . Als voorbeelden van extramurale diensten noemt de staatssecretaris in haar brief• alarmeringservice en sociale alarmopvolging • sociaal culturele activiteiten • maaltijdverstrekking • hand- en spandiensten • cliëntondersteuning Deze lijst is echter zeker niet limitatief . In haar brief aan het CvZ schrijft de staatssecretaris tevens dat de subsidie bestemd is voor : "instellingen die hun intramurale capaciteit extramuraliseren of voor initiatieven voor uitbreiding van de capaciteit voor verblijfsgeindiceerden in extramurale vormen van wonen met zorg en diensten . " De feitelijke uitvoering van dit dienstenaanbod kan geschieden door verschillende aanbieders : zorginstellingen, gemeenten, welzijnsinstellingen, woningcorporaties, etc . In totaal is het subsidieplafond voorlopig vastgesteld op E 50 miljoen . Instellingen die hun intramurale capaciteit extramuraliseren of initiatieven die uitbreiding van capaciteit realiseren voor verblijfsgeïndiceerden in extramurale vormen van wonen met zorg en diensten, kunnen een beroep doen op £ 20 miljoen. De overige IE 30 miljoen worden ingezet voor het organiseren en aanbieden van diensten ten behoeve van verblijfsgeïndiceerden die op de wachtlijst staan voor de functie verblijf en die door deze diensten hun zelfstandigheid kunnen behouden . Op deze
58
TU /e
juridische aspecten
wijze is de subsidieregeling enerzijds een voortzetting van de voormalige reikwijdtemiddelen en anderzijds nadrukkelijk bedoeld om extramuralisering te stimuleren . De subsidie wordt verstrekt aan de zorgkantoren . Deze verdelen de gelden over de projecten in hun zorgregio . Aanbieders, zoals zorginstellingen en welzijnsinstellingen, die extramurale diensten organiseren kunnen projecten indienen bij het zorgkantoor . Met het onderscheid tussen welverblijfsgeïndiceerden en niet-verblijfsgeindïceerden is het nu zo geregeld dat voor diensten ten behoeve van mensen met een verblijfsindicatie de subsidieregeling gebruikt kan worden en voor mensen zonder verblijfsindicatie de gemeenten op grond van de Welzijnswet de taak hebben algemene maatschappelijke voorzieningen te treffen . De subsidieregeling "Diensten bij wonen met zorg" wordt heeft gefungeerd als tussenoplossing . De subsidieparagraaf DBWMZ is in 2006 nog voortgezet . Daarna, per 01-01-2007 is heeft een overgang naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) plaatsgevonden . Hoewel ook de subsidieregeling Diensten bij wonen met zorg mogelijkheden biedt voor het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica worden ook nu weer de mogelijkheden niet optimaal benut . De subsidieparagraaf Diensten bij wonen met zorg is in opdracht van het College voor Zorgverzekeringen geëvalueerd door RIGO Research en Advies BV uit Amsterdam . Uit deze evaluatie blijkt dat de uitvoering van de subsidie in 2004 moeizaam is verlopen . De inzet van de subsidie is achtergebleven . Het onderzoek geeft aan dat van de beschikbare subsidie in 2004 zo'n 55% is uitgezet via verleningen door de zorgkantoren . In de korte tijd dat het geldt ( 1 jaar) is het een voortzetting van de overige reikwijdteregeling en de nieuwe mogelijkheden worden nog niet echt benut . De subsidie is (nog) niet ingezet voor structurele vernieuwing gericht op extramuralisering . Eén van de bevindingen is dat projecten bedoeld om extramuralisering van bestaande verblijfszorg te ondersteunen nauwelijks worden gerealiseerd . Als mogelijke verklaringen geven de onderzoekers met name de in 2004 nog relatieve onbekendheid en het niet structurele karakter van de regeling . Daarnaast de ontoepasbaarheid vanwege vereiste verblijfsindicatie en de beleidsmatige onzekerheden rond de AWBZ en de WMO . De subsidie is alleen voor mensen die dus eigenlijk in een verzorgingshuis moeten . Bovendien geldt dat de indicatiestelling voor verblijf fors is aangescherpt . In combinatie met het tijdelijke karakter van de subsidie doet dit organisaties in het veld terugschrikken de investering in tijd en het risico, die met extramuralisering gepaard gaan, aan te gaan op basis van deze subsidie . 7.3 Trends, ontwikkelingen en verwachtingen Per 01-1-2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in werking getreden . Het kabinet is van mening dat er naast de noodzaak tot bezuinigen moet er een scherpe en duidelijke verantwoordelijkheids-scheiding komen . Bovendien is het kabinet van mening dat de burger zelf ook wel wat kan . Het kabinet is van mening dat de overheidsverantwoordelijkheid in beginsel letterlijk eindigt bij de voordeur . Waar dit op neer komt is dat burgers die zorg nodig hebben eerst met hun naasten moeten kijken wat ze zelf kunnen doen . In de praktijk zal dit vooral neerkomen op mantelzorg . Wanneer dat niet kan of niet meer gaat omdat er bijvoorbeeld niemand (meer) is om te helpen, als de belasting te zwaar is of wordt, of wanneer er onvoldoende financiële draagkracht aanwezig is, dan komt de overheid in beeld om de toegang tot de noodzakelijke collectieve voorzieningen voor deze mensen te waarborgen . Op deze manier werken de collectieve voorzieningen dus als een soort vangnet . Het kabinet is van mening dat de verschillende vormen van maatschappelijke ondersteuning en arrangementen het beste op lokaal, gemeentelijk, niveau georganiseerd kunnen worden, omdat die immers gaan over de samenhang met wonen, mobiliteit en welzijn . Er moet bij de gemeente één loket zijn dat iedereen weet te vinden . In de toekomst zou het kabinet graag
59
TU/e
juridische aspecten
zien dat burgers eerst naar de eigen mogelijkheden kijken en zich daarna richten tot de gemeente. Wanneer er tenslotte ook zwaardere zorg nodig is waarop de AWBZ van toepassing is, dan is het mogelijk om daar via het RIO een indicatie voor te krijgen . De AWBZ moet zich uiteindelijk richten op mensen met beperkingen die langdurig of continue zorg nodig hebben. Dit kan zijn in een 24-uurs beschermde omgeving (verpleeg -en verzorgingshuis), of in de thuissituatie en/of dagopvang, waarvoor de direct op de aandoening gerichte zaken als verpleging en (onderdelen van) verzorging en activerende begeleiding kunnen worden geïndiceerd. (dan ben je af van dat verblijf of niet verblijf indiceren) Bij wonen in de thuissituatie en dagopvang moet de gemeente zorgen voor eventuele aanvullende ondersteuning . Om dit te realiseren wilde het kabinet een wettelijke grondslag voor een stelsel, waarin de huidige gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de Wet Voorziening Gehandicapten en de Welzijnswet alsmede de verantwoordelijkheid voor een vangnet voor maatschappelijke ondersteuning en dienstverlenende voorzieningen samenkomen en waarin tevens duidelijk de samenhang met de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van verzekeraars in het verzekerde domein (de AWBZ) aan de orde komen . De WMO biedt meer duidelijkheid over verantwoording, beschikbare subsidies, etc . Met de WMO worden gemeenten beter in staat gesteld de regierol op het gebied van wonen, zorg en dienstverlening in te vullen. Op deze manier kan de gemeente meer dan nu het geval is de benodigde partijen op lokaal niveau bewegen tot een integraal samenhangend plan om de opgave wonen, zorg en dienstverlening te realiseren . Bij de implementatie van de WMO zijn ook de geïntegreerde woonzorgloketten betrokken, waarin de informatieverstrekking over AWBZ-zorg, WMO-diensten en woningen goed op elkaar afgestemd worden . Ten slotte, is er geld gekomen voor de inrichting van zorgsteunpunten in wijken en buurten . Dat is geregeld in een nieuwe beleidsregel die op 1 januari 2006 ingegaan is . Een zorgsteunpunt in de buurt maakt het mogelijk voor gehandicapten of ouderen om zelfstandig te blijven wonen, ook als ze veel zorg nodig hebben . Het zorgsteunpunt levert zorg en ondersteuning, als het nodig is 24 uur per dag . De kapitaallasten (de huur, rente of afschrijving van het pand) voor het zorgsteunpunt werden al vergoed door de overgangsregeling kapitaallasten extramurale zorgverlening . Met de invoering van de beleidsregel zorginfrastructuur is ook een vergoeding mogelijk voor de kosten van energie, belastingen, inrichting en het onderhoud . Verder valt de financiering van technologie voor 24uurszorg onder de nieuwe beleidsregel . Het gaat bijvoorbeeld om een alarmeringssysteem waarmee zorgverleners 24 uur per dag cliënten in de gaten kunnen houden . De nieuwe beleidsregel Zorginfrastructuur vervangt het onderdeel zorginfrastructuur uit de overgangsregeling kapitaallasten extramurale zorgverlening . Om in aanmerking te komen voor geld uit de Beleidsregel Zorginfrastructuur moeten de AWBZ-zorginstelling en het zorgkantoor een gezamenlijk verzoek indienen . Staatssecretaris Ross sprak over deze nieuwe beleidsregel tijdens de opening van een Amsterdams wooncomplex waar ouderen en gehandicapten zelfstandig kunnen wonen . De nieuwe beleidsregel past in het beleid van staatssecretaris Ross om zelfstandig wonen te bevorderen, ook voor mensen die veel zorg nodig hebben. Eerder werd bekend dat mensen die in een verblijfsinstelling wonen en de stap willen zetten om zelfstandig te wonen in aanmerking komen voor een lagere eigen bijdrage . Zo kunnen ze geld sparen voor het verhuizen en herinrichten van een nieuwe woning .
60
conclusies en aanbevelingen
TUIe 8 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Uitgaande van de bevindingen in de vorige hoofdstukken wordt in dit hoofdstuk geanalyseerd op welke wijze de verschillende factoren met elkaar samenhangen . Er wordt geconcludeerd op welke gebieden de belangrijkste knelpunten zich bevinden en er worden aanbevelingen gedaan om deze op te lossen . 8 .1 Bevindingen/resultaten Met betrekking tot de rol en de invloed van de technische, economische, juridische en maatschappelijke randvoorwaarden blijkt dat de knelpunten zich respectievelijk bevinden op het gebied van: • standaardisatie en integratie • hoge kosten • slecht afgestemde en niet gerichte wetgeving, en ; • een slechte vraagarticulatie Kort samengevat ziet de situatie er als volgt uit . Zie ook figuur 8-1 op de volgende bladzijde . Uitgaande van de rol en de invloed van de verschillende factoren komt het er in feite op neer dat het voor het mogelijk maken van een brede diffusie van domotica : (1) Ten eerste noodzakelijk is dat de technologie aanwezig is en dat er gebruik van gemaakt kan worden . Uitgaande van de werking van domotica betekent dit dat er een infrastructuur in de woning aangebracht dient te worden, die de verschillende netwerkdeelnemers met elkaar verbind en het mogelijk maakt elektronisch te kunnen communiceren . (2) Vervolgens is het van groot belang dat de gebruikers, in dit geval dus de ouderen, de technologie adopteren . Zij moeten beslissen er ook daadwerkelijk gebruik van te gaan (willen) maken. (3) Hierbij spelen de kosten en de mogelijke financieringsmogelijkheden een belangrijke rol in de zin dat het voor het mogelijk maken van een brede diffusie van een innovatie/het succesvol zijn van een innovatie van belang is dat het economisch haalbaar is . Het moet te betalen zijn .
(4) Daarbij kan het overheidsbeleid en de daaruit voortvloeiende wet- en regelgeving een belangrijke randvoorwaardelijke rol spelen in de zin dat het mogelijkheden op kan leveren en stimulerend werken of juist een belemmering opwerpen en de succesvolle introductie/toepassing van een innovatie afremmen of zelfs verhinderen . Vanwege het feit dat vele verschillende fabrikanten verschillende systemen aanbieden die doorgaans werken met een andere taal (protocol) konden verschillende systemen niet zondermeer met elkaar communiceren . Er was geen standaard (zie linksboven in figuur 8 .1) . Dit heeft ertoe geleid dat het jarenlang vrijwel niet mogelijk is geweest om alle elektrisch bedienbare apparaten in een woning aan te sluiten en te integreren in één systeem . De installateur diende jarenlang de werking van zo'n beetje alle apparaten en systemen te kennen . Vanwege het ruime aanbod in combinatie met de conservatieve cultuur die over het algemeen heerst in de installatiebranche heeft het de meeste installateurs echter jarenlang ontbeerd aan de benodigde kennis . Bovendien heeft dit gebrek aan standaardisatie ertoe bijgedragen dat de woningcorporaties, welke gezien worden als de aangewezen partij om te investeren veelal nog een negatieve cq . afwachtende attitude hebben om dat ook daadwerkelijk te doen ((1) in
61
TU1e
conclusies en aanbevelingen
figuur 8 .1 .). Woningcorporaties willen hun klanten zoveel mogelijk vrijheid en flexibiliteit geven. Vanwege het gebrek aan een standaard is er echter veel twijfel ontstaan over de levensduur (of beter omloopsnelheid) van de technologie . Met een fabrikantafliankelijk systeem bestaat de mogelijkheid dat je over enkele jaren blijft zitten met een nietondersteund, niet-uitbreidbaar systeem . Daarbij wie is er, zeker ook omdat er verschillende systemen aan elkaar gekoppeld dienen te worden verantwoordelijk voor de betrouwbaarheid en het onderhoud van het systeem? Daarbij liggen de kosten, mede vanwege het feit dat domotica zich op dit moment nog steeds in de eerste levensfase bevindt en er geëxperimenteerd wordt op kleine schaalgrootte, nog erg hoog . Hoewel er verschillende financieringsmogelijkheden zijn, vooral in de vorm van subsidies, hangt het rond komen van de financiering van met name de infrastructuur nog veelal af van de bereidheid van woningcorporaties om eigen middelen te investeren . Daar het inkomen van de huidige ouderen naast een aanvullend pensioen uit een vroegere baan, soms aangevuld met een appeltje voor de dorst, voornamelijk bestaat uit een AOW-uitkering zijn de kosten in de regel te hoog om integraal door te kunnen berekenen aan de gebruikers . Ze `kunnen' niet mee betalen . Daarbij blijkt dat ouderen, zeker zolang de aangeboden functionaliteiten en diensten niet aansluiten bij hun werkelijke behoeften, ook niet mee `willen' betalen . Niet zelden wordt vanwege deze reden op domotica bezuinigd of besloten voorlopig helemaal niet in domotica te investeren . De kosten voor rekening van de woningcorporaties welke niet gedekt kunnen worden middels financieringsregelingen worden opgenomen in de onrendabele top . Het gebrek aan standaardisatie in combinatie met de hoge kosten maakt investeren in domotica tot een onzekere aangelegenheid zonder zicht op een korte terugverdientijd ((2) in figuur 8 .1) . Dit leidt ertoe dat er relatief gezien nog slechts weinig woningen zijn waar een domotica-infrastructuur wordt aangebracht ((3) in figuur 8 .1) wat op zijn beurt weer één van de belangrijkste oorzaken is voor het uitblijven van een brede diffusie ((4) in figuur 8 .1) . Waarschijnlijk voor een groot deel vanwege de grote heterogeniteit van de ouderen, waardoor het lastig is om een goed inzicht te krijgen in de vraag en vraag en aanbod aan elkaar te koppelen, en daarnaast ook het domotica-realisatie proces waarbij zich de vreemde situatie voordoet dat de opdrachtgever niet de eindgebruiker is en waarbij vele actoren betrokken zijn met veelal verschillende belangen is er over het algemeen sprake van een slechte vraagarticulatie (zie rechtsboven in figuur 8 .1) . Teneinde de gebruikers te overtuigen de domotica ook daadwerkelijk te gaan gebruiken moet het aanbod of de aangeboden functionaliteiten aansluiten bij de wensen, behoeften en mogelijkheden van de ouderen. Op dit moment is daar echter geen sprake van . Dit leidt er, wederom in combinatie met de hoge kosten toe dat veel ouderen nog een negatieve cq . afwachtende attitude jegens domotica hebben ((5) en (6) in figuur 8 .1) . Vanwege de negatieve cq. afwachtende attitude van de ouderen is er sprake van geen of een beperkte adoptie van domotica ((7) in figuur 8 .1) wat op zijn beurt vervolgens weer in belangrijke mate bijdraagt aan het uitblijven van een brede diffusie ((8) in figuur 8 .1) .
Vanuit juridisch oogpunt zijn er verschillende mogelijkheden om overheidsbeleid is gericht op . . . .
. . .subsidies..Het
Het probleem is echter dat niet gericht zijn je weet niet waar je voor welk voorziening moet zijn, . . .beperkende voorwaarden,etc . etc . Probleem met financiering van de zorg . . . .de financieringssystematiek is afgestemd op inzet van menselijke capaciteit en niet de inzet van technologie.
62
conclusies en aanbevelingen
TU/e
Uiteindelijk betekent dit alles dat er relatief gezien nog maar weinig woningen zijn waar een infrastructuur aangebracht wordt en dat er slechts in beperkt mate adoptie plaatsvindt . . . . .wat er op zijn beurt vervolgens weer toe leidt dat er geen brede diffusie plaatsvindt en . . . . .blijft haken in de introductiefase/eerste levensfase .
1
Gebrek aan standaardisatie
Slechte vraagarticulatie
Hoge kosten
2 Negatieve/afwachtende attitude opdrachtgevers
Negatieve/afwachtende attitude gebruikers
s Geen/beperkte adoptie
t
Geen infrastructuur
r
I
Geen brede diffusie
Negatieve/afwachtende attitude zorg/dienstaanbieders
Figuur 8-1 : stroomschema
Wanneer we figuur 8 .1 nader beschouwen is het ironisch dat, gekeken naar de oorzaak van de hoge kosten welke zowel met betrekking tot de negatieve attitude van de opdrachtgevers als de gebruikers een belangrijke rol speelt, het naast de invloed van de technologie op de kosten, in die zin dat het feit dat de installateur als gevolg van het gebrek aan standaardisatie verschillende systemen aan elkaar moet zien te koppelen de oplossingen duur maakt, het indirect ook de kosten zelf zijn die ertoe bijdragen dat de kosten momenteel aanvankelijk nog zo hoog liggen en ook blijven . Het is namelijk juist mede dankzij de hoge kosten, resulterend in een negatieve afwachtende attitude van zowel de opdrachtgevers als de ouderen zelf, dat de toepassing van domotica vooralsnog beperkt blijft tot een relatief kleinschalig projectniveau en er dus geen schaalvergroting optreedt, wat normaal gesproken de sleutel tot prijsverlaging vormt. Dit wordt aangegeven in figuur 8-1 met de rode pijlen .
63
TU1e
conclusies en aanbevelingen
Belangrijker nog is echter dat zowel het feit dat er op dit moment slechts een beperkt aantal woningen is waar een domotica-infrastructuur aangebracht wordt als het feit dat er op dit moment sprake is van geen of slechts een beperkte adoptie elkaar indirect in stand houden . Namelijk hoewel het gebrek aan standaardisatie in combinatie met de hoge kosten investeren in domotica tot een onzekere aangelegenheid maakt ligt het belang en de belangrijkste reden voor de woningcorporaties om het initiatief te nemen en te investeren in domotica in het feit dat domotica hun woningen een meerwaarde kan geven, en dan met name in die zin dat domotica hun woningen aantrekkelijker kan maken voor hun klanten . Met de negatieve cq . afwachtende attitude van de ouderen om domotica te adopteren is deze meerwaarde echter nog niet bewezen. Vervolgens voelen de zorg- en dienstverleners zich vanwege het ontbreken van een infrastructuur niet geroepen om nieuwe diensten te ontwikkelen en aan te bieden waardoor er een soort van impasse ontstaat waarbij de dienstverleners wachten op de infrastructuur en de infrastructuur (dus de opdrachtgevers) wachten op de zorg- en dienstverleners . Mede ook vanwege ook het gevaar van free-riders, waarbij de baat van de investering bij een ander zou kunnen vallen, investeren de zorg- en dienstverleners doorgaans niet mee in de infrastructuur . Het gevolg daarvan is dat de financiering op de opdrachtgevers blijft rusten en dat gebruikers, de ouderen, niet aangesproken worden met nieuwe aansprekende diensten waardoor (de mogelijkheden van) domotica dus relatief onbekend blijven en de meerwaarde voor de ouderen niet echt bewezen wordt . Op deze wijze ontstaat er in principe een situatie die zichzelf in stand houdt . Dit wordt aangegeven in figuur 8-1 met de blauwe pijlen . 8.2 Conclusies
Uit het voorgaande kan eigenlijk als vanzelf geconcludeerd worden dat er teneinde een brede diffusie van domotica mogelijk te maken : 1. Bekendheid vergroten KNX Het gebrek aan een echte standaard heeft jarenlang remmend gewerkt op de toepassing van domotica. Inmiddels is er met de nieuwe standaard Konnex (afgekort KNX), welke is vastgelegd als een Europese standaard EN 50090 en wereldwijd als ISO/EIC 14543-3, in principe een einde gemaakt aan de onduidelijkheid en hoeft men zich geen zorgen meer te maken over de levensduur van een systeem . Met de nieuwe standaard is een situatie ontstaan waarbij via het `plug and play' in principe naar wens en behoefte ongeacht van welke fabrikant of leverancier dan ook nieuwe applicaties op het netwerk aangesloten kunnen worden . Er hoeven in principe geen lastige koppelingen tussen verschillende systemen meer gemaakt te worden . Desalniettemin is de nieuwe standaard KNX tot nu toe nog relatief onbekend. Daarbij sluit de norm weliswaar goed aan op de norm EN133321 voor verwarming, ventilatie en airconditioning, maar niet goed op de prEN 14908 van het Amerikaanse Echelon consortium en zijn er ook nog steeds fabrikanten die eigen systemen aanbieden die niet conform de standaard werken .
KNX meer bekendheid geven . . . de fabrikanten die eigen systemen aanbieden zullen moeten kiezen . Met
64
TUIe
conclusies en aanbevelingen
2. Opleiden installateurs 3. Onderzoeken mogelijkheid evt . koppeling tussen KNX en Echelon 4 . Zorgen voor goede projectstructuur Naast de ouderen hebben ook de overige actoren zo hun belangen . . . . . . Voor het goed verlopen van het realisatie-proces dient er verder gezorgd te worden voor een duidelijke projectstructuur (bij voorkeur met een centrale rol voor de projectintegrator), duidelijke afspraken maken etc . . . . .Daarbij inventariseren wat de behoeften en problemen zijn bij de zorg -en dienstaanbieders (als die nieuwe diensten ontwikkelen en gaan toepassen en mee gaan financieren. . . . ) Aansluiten bij de werkwijze van de woningcorporatie en zorginstelling . . .
onderhoudsplan opstellen : want dat is ook een probleem voor de woningcorporaties/wie is verantwoordelijk voor onderhoud?/het systeem moet wel betrouwbaar zijn .
Met een structurele oplossing voor de financiering zullen opdrachtgevers (woningcoporaties) welke nu ondanks het feit dat veel woningcorporaties op zich positief zijn over de mogelijkheden van domotica naar verwachting eerder geneigd zijn om het initiatief te nemen en in domotica te investeren . Daar waar . . .de kosten te hoog om direct door ontegraal door e rekenen het hoeft niet meer opgenomen te worden in de onrendabele top .
Uiteindelijk zullen er (wanneer er een structurele financiering is) naar verwachting relatief gezien schaalvergroting en dus prijsverlaging plaatsvinden . (wordt het vanzelf goedkoper)
Een belangrijke rol voor de overheid . . . .meer gerichte . . . .wetgeving . . . . .duidelijke verantwoordelijkheid/regie . . . waar je voor wat terecht kunt . De overheid (ze zeggen dat domotica een belangrijke rol kan spelen/een belangrijke rol voor domotica weggelegd) moet de daad bij het woord voegen . Duidelijk afgestemde en gerichte wetgeving.
Voor het realiseren van een structurele financieringsstructuur en het omlaag brengen van de kosten is een belangrijke rol weggelegd voor de overheid . Tot nu toe is er voor de financiering van domotica veelal gebruik gemaakt van verschillende subsidieregelingen . Zonder eze regelingen hadden veel projecten net gerealiseerd kunnen worden .
van Met de invoering van de WMO enzo . . .de beleidsregel Zorginfrastructuur . . .meer duidelijkheid, maar blijft afwachten . Maar ook. .Daarbij . . .Een grotere rol voor de zorginstellingen bij de financiering en initiatiefneming/die mogen best een grotere rol gaan spelen . Daar waar ze eerst wachtten op de infrastructuur . . . . .met de ontwikkeling naar meer bandbreedte en meer draadloze technologie . . . .meer mogelijkheden voor zorgtoepassingen . . . . 5. Per project inventariseren van de doelgroep
Om de ouderen te overtuigen de domotica te adopteren moet het aanbod/ de aangeboden functionaliteiten aansluiten bij de wensen, behoeften en mogelijkheden van de ouderen .
65
conclusies en aanbevelingen
TUIe Door
zodat de meerwaarde voor de woningcorporaties duidelijk wordt/hun woningen aantrekkelijker worden. (ze zijn zelf op zich wel overtuigd dat domotica hen een meerwaarde kan bieden alleen de klanten zijn nog niet overtuigd) Er moet gezorgd worden dat het aanbod aansluit bij de behoeften. 6. De gebruikers in een vroeg stadium betrekken bij het realisatieproces De ouderen erbij betrekken
Voorlichting (niet alleen in het begin, maar ook nazorg) Daar het vanwege de grote heterogeniteit lastig is om inzicht . . . Voor ieder project in kaart brengen van de situatie . Dat houdt in : vaststellen van de doelgroep . En inventariseren van de wensen en mogelijkheden van de doelgroep . 7. Gebruik maken van een domotica-integrator 8. Goede voorlichting en vooral ook nazorg. 9. Geen standaardpakketten => zoveel mogelijkfexibiliteit 10Richten op jongere/aankomende ouderen
Richten op de watjongere . . . draagkrachtigere ouderen . . . .Betere fmanciële uitgangspositie . . . .. . . .die zorgen straks ook voor de echte problemen en zijn al meer bekend met technologie . . . Draagkrachtiger Zij vormen de vergrijzingsgolf Vaak meer gewend met ICT 11. Opstellen onderhoudsplan (wie is verantwoordelijk voor de werking?) 12. Meer aandacht besteden aan domotica bij opleidingen in de zorg Aanbod sluit niet aan omdat . . . grote heterogeniteit (iedereen heeft een ander behoeftepatroon) en lastig om inzicht te krijgen in marktvraag . Dus . . .per project onderzoeken wat de vraag is. . ..bij voorkeur geen standaardpakketten, maar zoveel mogelijk flexibiliteit . . . . Daar waar nu de ouderen zelf vaak afwezig lijken in het realisatieproces, de ouderen er juist bij betrekken en meer aandacht voor de beleving van hun situatie (omdat die voor een groot deel bepaald . . .)
66
TUIe
conclusies en aanbevelingen
8 .3 Tot slot Uiteindelijk blijft het de vraag of het allemaal zal gaan lukken. De ontwikkeling van domotica zich op dit moment nog steeds in de eerste marktfase . Het wachten is op de volgende fase, nl . die van de brede maatschappelijke diffusie . Deze fase is een wederzijds leerproces waarbij de producenten en aanbieders een beter zicht krijgen op wat de gebruikers nu eigenlijk wensen en de gebruikers door het omgaan met een concreet product pas leren wat ze werkelijk willen . Dit is wat men ook wel noemt het `kip-ei' probleem waar de markt op dit moment mee te maken heeft . Nou is dat natuurlijk wel vaker het geval bij de introductie van een nieuwe technologie, echter dan heb je meestal te maken met wat ze in de sociologie noemen zogenaamde innovators, over het algemeen jonge, rijkere mensen, die als eerste een nieuwe technologie uitproberen . Echter in dit geval heb je te maken met ouderen . En dat zijn toch niet degenen, uitzonderingen daargelaten, die als eerste een nieuwe technologie adopteren . Het is in feite de wereld op z'n kop . Aanbod waar geen vraag is . Er wordt geprobeerd een nieuwe technologie te introduceren bij . . . .terwijl . . . . Uiteindelijk zal voor het bereiken van een brede diffusie van domotica de cirkel waar de ontwikkeling van domotica zich nu in bevindt doorbroken moeten worden . Desondanks blijft het in feite de wereld op z'n kop (oude mensen die als eerste de technologie gaan gebruiken) . . . . . . en zal het succes afhangen van in welke mate men erin slaagt goede product/markt combinaties te vinden/ te voldoen aan de vraag . Zeker voor de nu oude mensen . Straks met de wat jongere ouderen (die ook al wat meer thuis zijn met de computer/ op het werk computers enzo) gaat het waarschijnlijk beter (verwachtingen)
Je kunt je afvragen of het allemaal wel zo gewenst is, omdat ouderen in feite nog meer geisoleerd komen. Ze hoeven nergens het huis meer voor uit . (het voordeel van een afstandbediening is dat je niet op hoeft te staan, het nadeel is at je lui wordt, geen beweging meer hebt waardoor je lichamelijke toestand juist afiieemt .)
67
TU/e
literatuurl~st
LITERATUURLIJST 1 . Algemene Rekenkamer, Wonen, zorg en welzijn van ouderen, Sdu Uitgevers, Den Haag, 5 juni 2003 2 . Baarda, D .B . & de Goede M.P.M., Methoden en Technieken, Stenfert Kroese/Educatieve partners, tweede herziene druk, Houten 2000, (eerste druk 1997) 3 . Bekkers, R . & Smits, J ., Mobiele telecommunicatie : standaarden, reguleringen en toepassingen, Kluwer, Deventer, 1997 4 . Beek, M. van, De AOW.- Hoe lang nog betaalbaar?, (economische liter~ . . .8 mei 2003 5. Besselaar, P . van den, De dynamiek van technologische ontwikkeling en innovatie, . . . .. 6 . Beije, P, Technological change in the modern economy, Edward Elgar Publishing Limited, 1998
7. Coombs, R. et al, Technology and the market, Edward Elgar Publishing, Cheltenham, 2001 8 . CPB Notitie, Bugettaire en economische aspecten van het Hoofdlijnenakkoord 20042007,16 mei 2003 9. CVZ, AWBZfunctiegerichte aanspraken in operationele termen "een eerste handreiking", 17 april 2003
10. CVZ, Lasten en financiering AWBZ 2001-2003, 19 december 2002 11 . CVZ, Lasten en financiering Ziekenfondswet 2001-2003, 19 december 2002 12. CVZ, Goedkeuringsbesluit uitkomsten van overleg AWBZ, 15 april 2003 13 . CVZ, Ziekenfonds -en AWBZ premie in 2004 fors hoger, 18 april 2003 14. CVZ, Persoonsgebonden Budget : zelf uw zorg inkopen in 8 stappen, . . 15 . Timmermans, J.M . et al, Sociaal en cultureel Planbureau, Vraagverkenning wonen en zorg, Rijswijk, december 1997 16. Deserranno, J., De markt voor systemen van Home Automation, Katholieke Universiteit Leuven, 1999 17. Dries, J. et al, TNO STB / TNO-Bouw, Het nieuwe wonen voor ouderen; een omgevingsverkenning naar domotica en duurzaamheid voor ouderen, NIDO, Leeuwarden, maart 2003
68
TU /e
literatuurl #st
18. Dingenen, K. van, VEI ; Vlaams Elektro Innovatiecentrum, Domotica : beknopt overzicht van de technologie, oktober 1997 19 . Dorrestein, A. et al, PON ; Instituut voor advies onderzoek en ontwikkeling in NoordBrabant, Thuis met domotica; de ervaringen van ouderen in zes domoticaprojecten, Tilburg, december 2002 20 . Douthwaite, B., Enabling innovation : a practical guide to understanding and fostering technological change, Zed Books Ltd, London, 2002 21 . Eck, van R ., Innovatie in de ouderenhuisvesting, TU Delft, Faculteit der Bouwkunde, TU drukkerij, Delft 1992 22 . Ex, F . van, Centrum voor de Economische studie van Innovatie en Technologie, Universiteit Antwerpen, Technologische innovatie en diffusie, economische groei en technologisch beleid .- een literatuuroverzicht, CESIT Discussion Paper No 99-03, februari 1999 23 . Heijs, W .J.M., Een exploratieve analyse van woonkomfort, proefschrift katholieke universiteit Nijmegen, Wibro dissertatiedrukkerij, Helmond 1992 24 . Hoofdlijnenakkoord voor het kabinet CDA, VVD, D66, Meedoen, meer wer k, minder regels, 16 mei 2003 25 . Houben, P .P.J, Woonbehoeften van ouderen gepeild : nieuwe peilers voor beleid, RIW; Instituut voor volkshuisvesting, Den Haag, 1984 26 . IWZ, Heft in eigen hand : Cliënten als doe-het-zelvers is woon-zorg-welzijn-land, Rotterdam, Juli 2003 27 . KITTZ; kwaliteitsinstituut voor Toegepaste Thuiszorgvernieuwing, Ouderen en Technologie, 28 . Klumper, 0., een rapport in opdracht van Internet Society Nederland, KMBV en Seniorweb, Ouderen &@pestaartjes, Utrecht, mei 2000 29 . Knook, prof . dr . D .L. et al, Senioren & Wonen : me succes inspelen op de woonbehoeften van 50 plussers, TNO en Senmar Consultancy BV, 2001 30 . Leeuw, J . van der, IWZ ; Innovatieprogramma wonen en zorg, Handreiking domotica voor de brede doelgroep ouderen, eerste concept, Utrecht, juli 2002 31 . Leeuw, J . van der, IWZ ; Innovatieprogramma wonen en zorg, Handreiking domotica voor de brede doelgroep ouderen, derde concept, Utrecht, januari 2003 32 . Mansfield, E ., Innovation, technology and the economy, Edward Elgar Publishing Limited, UK, 1995
69
TU/e
literatuurl qst
33 . Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Zorgnota 2003, Sdu Uitgevers, Den Haag, september 2002 34. Molen, van der F.,et al., Wonen en zorg, Geo Pers Groningen, 1992 35. Molen, van der F., Woongedrag en huisvesting van ouderen, proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, Wolters-Noordhoff, Groningen 1993 36. Naafs, J., Met zorg wonen, Bohn Stafleu VanLoghum, Houten/Diegem 1997 37. Nationale woningraad, De optimumwoning; Intelligent wonen, drukkerij SSN, Almere 1994 38 . Nederlands Normalisatie Instituut, NEN 1010, Delft . . . .. 39 . NIDO, Besprekingsverslag workshop "In eigen omgeving oud worden ", 30 januari 2003 40 . Nouws, H ., Laagland Advies, Domotica in groepswoningen voor dementerenden : een functioneel P. V. E., Amersfoort, 12 juni 2000 41 . Patrick, J., How to develop successful new products, NTC Publishing Group, Chicago, 1997 42. Rogers, Everett M., Diffusion of Innovations fourth edition, The Free Press, New York, 1995 43. Schipper, J .K. en Pistorius, F.A., Beleidsadvies voor invoering domotica voor bestaande woningen, Eindhoven, februari 2001 44. Steil, B. et al, Technological Innovation & Economic Performance, Princeton Univesity Press, 2002
45. Schouwstra, A., Domotica: aanbod waar nog geen vraag is, weekblad Computable (nr 7, pag 33),16 februari 2001 46. Santarelli, E ., Finance and technological change : theory and evidence, Macmillan Press Ltd, 1995 47. Smit, Wim A. en Oost, Ellen C .J. van, De wederzijdse beïnvloeding van technologie en maatschappij, Coutinho, Bussum 1999 48. Sogelée, G ., Woonconcept 75+ : ontwikkeling van een woonconcept op basis van de woonbehoeften van 75 plussers, Technische universiteit Eindhoven, Juni 2000
49. Tiggelaar, B ., Internet strategie : concurrentievoordeel in de digitale economie, Addison Wesley Longman Nederland BV, Zeist, 1999 50. Uneto/TNO, Domotica ; Senioren en Technologie (Opties voor elektrotechnische ondernemers),
70
ÍU%
literatuurl Yst
51 . Uneto, Handreiking levensloop bestendig wonen 52 . Vaags, D .W., et al., Techniek, innovatie en maatschappij, Het Spectrum, Utrecht 1983 . 53 . Voordt van der, D .J.M., et al, Verpleeghuizen; varianten en alternatieven, TU Delft, faculteit der Bouwkunde, 1995 . 54 . Vries de, P ., Financiering van de gezondheidszorg, Kluwer, Deventer, 1991 55 . WMB ; Wonen Midden Brabant, Notitie : domotica-toepassingen Wonen Midden Brabant, Tilburg, 15 mei 2003 56. Wissema, J .G., Samenwerking bij technologische vernieuwing, Kluwer Bedrijfswetenschappen, Deventer, 1988 57 . Willems, C . et al, IRV ; Kenniscentrum voor Revalidatie en Handicap, Verkenning naar de informatiebehoefte bij de toepassing van domotica in de realisatie van woningen voor mensen met specifieke wensen, Hoensbroek, . . . .. 58. Zaal, K ., et al, Ouderen, wonen en zelfstandigfunctioneren, TNO-Gezondheidsonderzoek, Leiden, januari 1993 Cahier domotica, tips voor zorginstellingen, College Bouw zorginstellingen, Utrecht, december 2006 Persbericht : 'KNX is een internationale standaard geworden : ISO/IEC 14543-3', KNX Association, Brussel, december 2006 [http ://www .knx.org/nl/news-press/press-room]
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, Arbeidsmarkt en Zorgvraag, Den Haag, 2006 CVZ; College voor Zorgverzekeringen, Wachtlijsten in de verpleging en verzorging en gehandicaptenzorg : ontwikkelingen in 2005 en achtergronden, Diemen, 8 juni 2006 Bosch, A., P . van Daal en A. Dorresteijn, Thuis met dn~ca, de ervaringen van ouderen in zes Brabantse domoticaprojecten . Pon, Tilburg 2002
Internet : http ://www .vrom .nl http ://www .cbs.nl/ http ://www .kenniscentrumwonenenzorg .nl http ://www .researchvoorbeleid .nl http://www .iwz .nl http://www.vrom .nl http ://www.anbo .nl http ://www .desencogroup .com
http : //www . kittz . nl/
71
TU/e
literatuurl #st
http://www.geonieuws.nl . http://www.wachtlij staanpak .nl http://www. pkopzorg .nl http://www.minvws .nl http://www .cvz .nl http://www.nietafwachten.nl
72
TU/e e h s he , e e„ dh t , l, c
un v -
on
-
Postbus 90159
technische universilê ;), -
TelO 040 - 247 22 24 I IIIIII II III IIIII
Bibhotheek
N~ ~ ~I I~ ~I il I I I I I I I I I Il l I I 200711603
Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Technologie Management Pav R 1 .32
Postbus 513 560o MB Eindhoven Nederland Tel : 040 247 26 35 Fax: 040 246 85 26 E-mail : fac @tm .tue.nl www.tue .nl/tm
Fotografie : Norbert van Onna, Eindhoven
/ faculteit technologie management