PLAN Amsterdam 05 | 2011
Van leegloop naar magneet Dubbele aantrekkingskracht van Amsterdam
De roltrap Voordelen van wonen in een metropool
Internationaal perspectief De kracht van stad en land
04
16
22
Growth and decline Demography as a driving force with English captions and summary
Groei en krimp Demografie als motor
infographics De stad groeit mee met de bevolking. Kaarten: DRO The city grows in line with the population. De Amsterdamse bevolking groeide flink in drie perioden, waarvan de laatste de huidige is. Grafiek: O+S Amsterdam’s population has
grown vigorously in three periods, the most recent of which is ongoing kaart Wonen en infrastructuur tot 2020. Grote projecten ca. 72.000, kleine projecten niet op kaart ca. 50.000 Kaart: DRO Housing and infrastructure through to 2020. Large-scale
projects c. 72,000, small projects not included on map c. 50,000. woningbouw in uitleg gebied residential development in expansion area woningbouw in bestaand stedelijk gebied residential development in existing urban area weg financiering rond
road, financing arranged ov financiering rond public transport, financing arranged weg financiering niet rond road, financing to be arranged ov financiering niet rond public transport, financing to be arranged
1 Foto: Edwin van Eis
2040
1.000.000 800.000 600.000 400.000 200.000
1600
1750
1965
1700
1800
De bevolking van Amsterdam
1900
2000
Auteurs van dit nummer: Kees Dignum Julian Jansen Jeroen Slot
Zoeken naar samenhang Colofon PLAN Amsterdam is een uitgave van de Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) en geeft in acht themanummers per jaar informatie over ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio. DRO is een van de centrale diensten van de gemeente Amsterdam en zorgt voor een samenhangende ruimtelijke ontwikkeling van stad en regio. De Dienst Ruimtelijke Ordening is onderdeel van de OntwikkelingsAlliantie van de Gemeente Amsterdam en werkt daarin intensief samen met de diensten Infrastructuur Verkeer en Vervoer, Economische Zaken, het Ontwikkelingsbedrijf, ProjectManagement Bureau en het Ingenieursbureau. (Eind)redactie en coördinatie Karin Borst, Sandra Langendijk Redactie Julian Jansen Vormgeving Beukers Scholma, Haarlem Hoofdbeeld cover Edwin van Eis Kaarten en fotografie binnenwerk zie bijschrift Lithografie en druk Zwaan Printmedia, Wormerveer Vertaling Andrew May Deze uitgave is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Er kunnen echter geen rechten aan worden ontleend. Mocht ons iets zijn ontgaan bij de vermelding van afbeeldingen of heeft u andere vragen, neem dan contact op met de redactie via planamsterdam@ dro.amsterdam.nl of 020 552 7765. Een gratis abonnement is aan te vragen via
[email protected]. Jaargang 17, nr 5, september 2011 Ook te downloaden vanaf www.dro.amsterdam.nl/publicaties Dit nummer is mede tot stand gekomen dankzij een financiële bijdrage van Dienst Onderzoek en Statistiek en Dienst Wonen Zorg en Samenleven.
1
De bevolking van Amsterdam groeit sneller dan verwacht: de afgelopen twee jaar is deze met 25.000 mensen toegenomen, terwijl er maar 6.500 woningen bijgekomen zijn. Alles wijst erop dat deze groei voorlopig blijft, met grote gevolgen voor de stad: voor de bouw, de infrastructuur, het groen, de culturele voorzieningen. De snelle stijging van het aantal Amsterdammers maakt de urgentie om snel werk te maken van nieuwbouw alleen maar groter. Maar dat is lastig. Vanwege de crisis staan alle ruimtelijk-economische investeringen op een laag pitje. De productie van nieuwbouwwoningen zit zelfs op een historisch dieptepunt. En dat terwijl de wens om te verhuizen naar of binnen Amsterdam niet minder groot is geworden. De doorstroming stagneert dus. De impact van deze stagnatie is veel groter dan het op het eerste oog lijkt blijkt uit het artikel De roltrap. Voordelen van wonen in een metropool. Heel Nederland krijgt hier mee te maken, ook onder invloed van Europa, zo is te lezen in het artikel Internationaal perspectief. De kracht van stad en land. Wie wonen er in Amsterdam en in de regio over vijftig jaar? Wat hebben deze mensen nodig om in een economisch sterke, internationaal georiënteerde
05 | 2011
metropoolregio te wonen? Keuzes moeten in samenhang met de ontwikkelingen in Nederland en Europa worden gemaakt. De bevolking van een stad is het resultaat van een voortdurend selectieproces. De woningvoorraad is hierin een belangrijk hulpmiddel, ondersteunend aan het demografische proces. Om inzicht te krijgen in welke ruimtelijke investeringen nodig zijn voor de toekomst, is het belangrijk de demografische ontwikkelingen te volgen. In het artikel Van leegloop naar magneet. De dubbele aantrekkingskracht van Amsterdam is de naoorlogse bevolkingsaf- en toename beschreven, gekoppeld aan grote stadsontwikkelingen, zoals de ontwikkeling van de lobbenstad. De stadsvernieuwing die hiermee gepaard ging riep hevige, maatschappelijke protesten op. Wie herinnert zich nog de verkrotting, de dichtgetimmerde straten, de krakersrellen? Toch kan niemand ontkennen dat de kwaliteit van de openbare ruimte er sindsdien enorm op vooruit is gegaan. En dan in onze tijd het werken aan een metropoolregio Amsterdam. Uit de actuele ontwikkelingen op regionaal, nationaal en internationaal niveau komt een heel duidelijk beeld naar voren: ruimtelijke investeringen – passend bij de toekomstige bewoners van de metropoolregio – kunnen niet worden uitgesteld. De redactie
03
Van leegloop naar magneet door Julian Jansen en Jeroen Slot
[email protected] met medewerking van Marcel Janssen
[email protected]
Dubbele aantrekkingskracht van Amsterdam Amsterdam kent de laatste jaren de snelste bevolkingsgroei sinds de Tweede Wereldoorlog. De aantrekkingskracht van Amsterdam is enorm en alles wijst erop dat de Amsterdamse bevolking voorlopig sterk blijft groeien. De groei van Amsterdam gaat grote gevolgen hebben voor de stad: voor de bouw, de infrastructuur, het groen, de culturele voorzieningen. Belangrijk is dan de vraag: voor wie bouwen we het Amsterdam van de toekomst? Wie wonen hier en in de regio over vijftig jaar? Wat hebben deze mensen nodig om in een economisch sterke, internationaal georiënteerde metropoolregio te wonen? Medio 2011 telt Amsterdam 785.000 inwoners, ruim 30.000 meer dan begin 2009. Dit betekent dat er de afgelopen tweeënhalf jaar gemiddeld duizend Amsterdammers per maand zijn bijgekomen. De term ‘bevolkingsexplosie’ lijkt hier op zijn plaats. Een schril contrast met de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen de stad een groot deel van haar inwoners zag vertrekken. Om voor de toekomst verstandige beslissingen te kunnen nemen, is het belangrijk te weten wat er in de loop van de tijd is gebeurd. Waaruit bestaat de huidige bevolkingsexplosie? Hoe weten we dat deze ontwikkelingen structureel zijn? En wat
04
PLANAmsterdam
zijn de kansen en bedreigingen hiervan voor de stad Amsterdam en de metropoolregio? Allereerst een kijkje in de naoorlogse geschiedenis.
1945-1960: groei en woningtekort De Amsterdamse bevolkingssamenstelling is door de jaren heen behoorlijk veranderd. Gedurende het drama van de Tweede Wereldoorlog verloor Amsterdam bijna haar gehele Joodse bevolking. Het inwonertal van de stad daalde van 800.000 in 1940 naar 765.000 eind 1944. Tijdens de wederopbouw groeide Amsterdam snel. De uitgestelde gezinsvorming door de oorlogsjaren werd ingehaald en na de babyboom ontstond er een groot woningtekort. Veel grote gezinnen woonden in te kleine, verouderde woningen. De woningbouw werd niet aan de markt overgelaten; er werd op grote schaal sociale woningbouw gerealiseerd in naoorlogse uitleggebieden. In 1959 telde de stad een tot op heden naoorlogs record van 872.000 inwoners. Direct daarna begon de ommekeer. >
1 Het aantal Amsterdammers neemt de laatste jaren snel toe. Ook worden er steeds meer kinderen geboren in de stad Grafiek: O+S In recent years the population of Amsterdam has increased rapidly. There are also more and more children being born in the city. natuurlijke aanwas natural growth
binnenlands migratiesaldo domestic net migration buitenlands migratiesaldo foreign net migration deportatie deportation toe/afname growth/ decline 2 De Dappermarkt in Amster damOost, september 1978. Eind jaren zeventig, begin jaren
tachtig waren vanwege de stads vernieuwing overal in de stad straten met dichtgetimmerde huizen te zien, wat een grimmige indruk maakte Foto: Maurice Boyer The Dapper Market in Amsterdam-East in September 1978. In the late 1970s and early 1980s, urban renewal meant that there were streets throughout the city
with boarded-up houses, which made a forbidding impression.
30.000
20.000
10.000
0
-10.000
-20.000
-30.000
-40.000
1940
1945
1950
1955
1960
1965
1970
1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
1
2
05 | 2011
05
3 De bekende uitspraak van Jan Schaefer – ‘In geouwehoer kun je niet wonen’ – verscheen in gecensureerde vorm op de PvdAverkiezingsaffiche van 1978. Waarschijnlijk staat op dit straatnaambord in Zuidoost de werkelijke uitspraak Foto: Sandra Langendijk The renowned statement by Jan Schaefer ‒ ‘Idle chatter won’t provide a roof over your head’ ‒
appeared in a censored form on the PvdA (Labour Party) election poster in 1978. This street nameplate in Amsterdam-Southeast probably reflects the genuine, cruder phrasing: gelul means ‘a load of piffle’.
1960-1985: suburbanisatie en krimp De verouderde woningvoorraad van Amsterdam, de mogelijkheid om te bouwen in omliggende plaatsen in de regio en de opkomst van de auto, zorgden ervoor dat een groot deel van de Amsterdammers de stad begon te verlaten en een eengezinswoning in de provincie betrok. Deze trend werd van Rijkswege uit begeleid via de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening: groeisteden en -kernen werden aangewezen om de suburbaniserende gezinnen van de grote naoorlogse generatie op te vangen, de gebundelde deconcentratie. Amsterdam bouwde weliswaar door en de woningen werden ook groter, maar de gemiddelde woningbezetting in de verouderde binnenstad en negentiende-eeuwse gordel daalde. In de jaren zeventig bereikte de suburbanisatie haar hoogtepunt, waarbij jaarlijks per saldo 20.000 Amsterdammers uit de stad vertrokken. Bewoners van verouderde etagewoningen zonder douche kregen de kans om een nieuwbouw eengezinswoning te betrekken in plaatsen als Purmerend, Hoorn, Alkmaar, Lelystad en later Almere. De keuze was snel gemaakt. De achtergebleven woningen bleven dichtgetimmerd leeg staan. Ondertussen kwamen gastarbeiders uit mediterrane landen in de stad wonen. Eerst alleen de mannen, geworven in Turkse en Marokkaanse dorpen, om in Nederlandse fabrieken te werken. In eerste instantie tijdelijk, erbarmelijk gehuisvest in pensions, vervolgens herenigd met het gezin in een Amsterdamse woning. De Bijlmer, bedoeld voor gezinnen die door stadsvernieuwing werden verdreven, werd door deze groep gemeden toen de bouw van Almere van start ging. Vervolgens werd de Bijlmer voor een groot deel betrokken door Surinamers, die in 1975 rond de onafhankelijkheid van hun land naar Nederland kwamen. In de geest van die tijd werden ook andere plannen voor grootschalige sloop, functiescheiding en cityvorming ontwikkeld: vierbaanswegen door de stad, De Pijp tegen de vlakte, een metro door de Nieuwmarktbuurt. Alleen het laatste werd gerealiseerd, zij het onder hevig verzet. Veel achtergebleven Amsterdammers ijverden voor kleinschaliger stadsvernieuwing: bouwen voor de buurt. Ondanks de uitstroom was er een woningtekort, panden bleven dichtgetimmerd leegstaan door speculatie of wachtend op stadsvernieuwing, wijken verloederden.
De kraakbeweging nam het heft in eigen hand, gesteund door een groot deel van de bevolking. De ijveraars voor het bouwen voor de buurt en de krakers legden met hun verzet tegen de functiescheiding en cityvorming een grondsteen voor het latere proces van gentrification, waarbij mensen met relatief hoge inkomens gaan wonen in buurten die eerder niet gewild waren. Dit was vooral het geval in buurten die relatief gunstig waren gelegen en waar de stadsvernieuwing niet teveel uit sloop en nieuwbouw bestond. Uiteindelijk zou de stad weer geliefd worden.
1985-2005: herstel en revitalisering In 1985 had Amsterdam nog maar 675.000 inwoners, bijna tweehonderdduizend minder dan in 1959. De stadsvernieuwing was ondertussen in gang gezet. Wethouder Jan Schaefer pakte het woningtekort aan onder het motto ‘In geouwehoer kun je niet wonen’, zoals vermeld op een PvdA-affiche voor de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen van 1978. De productie werd opgevoerd, het Rijk hielp financieel mee met het verbeteren van de leefbaarheid. Meer binnenstedelijke locaties werden ontwikkeld. De bevolkingssamenstelling was ondertussen in twintig jaar tijd ingrijpend veranderd. De niet-westerse allochtonen maakten in 1985 vijftien procent van de Amsterdamse bevolking uit. Dit aandeel steeg snel doordat de instroom op gang bleef en door het relatief hoge gemiddelde aantal kinderen per vrouw, van met name Turkse en Marokkaanse immigranten van de eerste generatie. Deze gezinnen vestigden zich
3
06
PLANAmsterdam
4 Actie voor kleinschaliger stadsvernieuwing: Bouwen voor de buurt, op Bickerseiland in 1970. Foto: Nationaal Archief/National Archives The campaign for smaller-scale urban renewal: ‘Building for the neighbourhood’ on Bicker’s Island in 1970.
‘In de jaren zeventig bereikte de sub urbanisatie haar hoogtepunt, waarbij jaarlijks per saldo 20.000 Amsterdammers uit de stad vertrokken.‘
in Amsterdam steeds meer in de grotere woningen in de naoorlogse buitenwijken. De eerdere investeringen in volkshuisvesting en leefbaarheid maakten de tweede basis voor de revitalisatie van de stad mogelijk: differentiatie van de woningvoorraad. Vanaf de jaren negentig werd er meer woningbouw in de marktsector gerealiseerd, enerzijds onder druk van de steeds kleinere budgetten voor volkshuisvesting, anderzijds door de toenemende vraag van hogere inkomens, die het langzaam weer zagen zitten in de stad, de zogenaamde young urban professionals ofwel yuppen. Deze groep vestigde zich vooral in het binnenstedelijk milieu. De nieuwbouw op het voormalige
Oostelijk Havengebied was voor een groot deel toegesneden op deze groep. Afgesproken werd om in alle nieuwbouw 30 procent sociale woningbouw te realiseren, om een gemengde bevolkingssamenstelling te houden. Vanaf 1985 nam de natuurlijke aanwas – geboorte minus sterfte – ook weer toe in Amsterdam. De voornaamste bevolkingsgroei ontstond door buitenlandse migratie. In de jaren negentig kwam dit voor een groot deel door huwelijksmigratie vanuit Turkije en Marokko en de toestroom van asielzoekers. Het binnenlands migratiesaldo bleef negatief tot 2005; er vertrokken meer mensen naar andere delen van Nederland, vooral binnen de regio, dan er vanuit >
4
>
5 Van de nietwesterse alloch tonen, de westerse allochtonen en de autochtonen is opvallend dat van de laatste groep het gemiddeld aantal kinderen per vrouw de laatste jaren toeneemt Grafiek: O+S Of the non-Western foreigners, the Western foreigners and the native Dutch, it is remarkable that there has been an increase in the number of children born
among the latter group in recent years. niet westerse allochtonen non-Western foreigners westerse allochtonen Western foreigners autochtonen native Dutch
7 In de jaren negentig waren vooral de Turkse en Marokkaanse gezinnen verantwoordelijk voor de natuurlijke aanwas in Amsterdam. Foto: Edwin van Eis In the 1990s it was primarily families of Turkish and Moroccan origin who were responsible for natural population growth in Amsterdam.
6 Westerpark, Amsterdam. Vooral de jonge, autochtone, hoogopgeleide vrouwen krijgen gemiddeld meer kinderen Foto: Edwin van Eis Westerpark, Amsterdam. It is primarily young, highly educated, native Dutch women who, on average, are having more children.
2,5
2
1,5
1
0,5
0 1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
6
5
Nederland naar Amsterdam kwamen. Vanaf 2005 is er echter sprake van een kentering. Voor het eerst sinds 1950 is in Amsterdam weer sprake van een binnenlands vestigingsoverschot. In 2005 telde Amsterdam 743.000 inwoners. Medio 2011 zijn daar ruim 40.000 inwoners bijgekomen, met als voorlopig hoogtepunt een toename van bijna 13.000 inwoners in 2010 na een toename van ruim 12.000 inwoners in 2009. Deze trend zet door in 2011. Grofweg een kwart hiervan wordt verklaard door het positieve binnenlands migratiesaldo, een kwart door het positieve buitenlandse migratiesaldo en de helft door natuurlijke aanwas.
Voor Nederland als geheel ligt het vruchtbaarheidscijfer op gemiddeld 1,8 kind per vrouw. Hiermee behoort Nederland tot de koplopers in Europa. In veel landen, zoals Duitsland, Italië en Polen ligt dit veel lager. Als vrouwen werk en zorg goed kunnen combineren dankzij maatschappelijke en ruimtelijke condities die dit ondersteunen, dan krijgen Europese vrouwen meer kinderen, in tegenstelling tot traditioneel-conservatieve opvattingen. Omdat vrouwen gemiddeld 2,1 kind moeten krijgen om de bevolking te vervangen, krijgt Europa als geheel te maken met bevolkingskrimp bij een vergrijzende bevolking. Deze krimp is selectief, want het gaat opmerkelijk genoeg gepaard met groei in metropolitane regio’s.
Gezinnen Het geboortecijfer in Amsterdam stijgt de afgelopen jaren. Tegelijk is er sprake van een relatief laag sterftecijfer. Dit komt doordat Amsterdam een betrekkelijk jonge bevolking heeft in vergelijking met de rest van Nederland. Er is ook een opvallend verschil te zien tussen herkomstgroepen. Waar in de jaren negentig nog vooral Turkse en Marokkaanse gezinnen verantwoordelijk waren voor de natuurlijke aanwas in Amsterdam, krijgen deze vrouwen gemiddeld steeds minder kinderen. Autochtone Nederlandse vrouwen krijgen er steeds meer. Het vruchtbaarheidscijfer is onder niet-westerse allochtonen in de periode van 1992 tot 2010 gedaald van 2,2 naar 1,9 kind per vrouw. Onder autochtonen is dit in dezelfde periode gestegen van 1,0 naar 1,5 kind per vrouw.
8
PLANAmsterdam
Jongeren, waaronder veel hoogopgeleide vrouwen, trekken naar stedelijke regio’s, waardoor de verschillen tussen stad en platteland groter worden, onderzocht Jan Latten, hoogleraar demografie aan de UVA en demografisch onderzoeker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit is een zichzelf versterkend proces, omdat door de toenemende regionale verschillen tussen vergrijzing en verjonging ook de verschillen tussen de toekomstige natuurlijke aanwas groter zullen worden. Vooral autochtone Nederlandse vrouwen in Amsterdam die voor studie of werk vanuit andere delen van Nederland in Amsterdam zijn komen wonen, krijgen gemiddeld meer kinderen. Het zijn ‘de nieuwe stedelingen’ omdat zij veelal stedelijk georiënteerd zijn, wat betreft hun studie, werk, cultureel en
‘Het vruchtbaarheidscijfer is onder nietwesterse allochtonen in de periode van 1992 tot 2010 gedaald van 2,2 naar 1,9 kind per vrouw. Onder autochtonen is dit in dezelfde periode gestegen van 1,0 naar 1,5 kind per vrouw.‘
sociaal leefpatroon. Dit hangt ook samen met het stijgende opleidingsniveau van vrouwen. Vaak zijn het gezinnen van hoogopgeleide tweeverdieners, die voor de combinatie van werk, kinderen en sociale contacten op de nabijheid van stedelijke voorzieningen zijn aangewezen. Jan Latten wijst er echter ook op dat de economische verschillen met gezinnen van lager opgeleide eenverdieners hierdoor versterkt worden. Een te hoge druk op de stedelijke woningmarkt vanuit de hoogopgeleide gezinnen, kan daardoor in een marktgestuurde woningmarkt leiden tot sociaal-ruimtelijke uitsortering: mensen met talent trekken naar steden die het goed doen waardoor er in deze steden steeds minder plaats is voor minder getalenteerde mensen, als er te weinig gebouwd wordt en er te weinig betaalbare huisvesting beschikbaar is. Waar jongeren vroeger na hun studie Amsterdam veelal verlieten voor een eengezinswoning in de regio, blijven nu meer jonge gezinnen – voorlopig dus – in Amsterdam. De toename van het aantal gezinnen in
de stad is het sterkst in stadsdeel Oost door de bouw van grote woningen in de laatste stadsuitleg IJburg. Dit heeft vooral gezorgd voor een doorstroom van gezinnen uit onder meer het Oostelijk Havengebied. Nog steeds vertrekken veel gezinnen de stad uit, maar jonge stellen die in Amsterdam hun eerste kind krijgen, zorgen voor de toename van het aantal geboorten in de stad. Dit betekent dat als gezinnen in Amsterdam niet kunnen doorstromen naar grotere huizen en er daardoor minder jongeren in de stad kunnen wonen, het aantal gezinnen in de stad uiteindelijk zal afnemen. Er moeten dus voldoende grote woningen in de juiste woonmilieu’s beschikbaar zijn voor de doorstroom, om de instroom op gang te houden.
Dubbele aantrekkingskracht Door de jaren heen is gebleken dat Amsterdam altijd een aantrekkelijk stad is geweest voor studenten. Deze aantrekkingskracht is verbreed naar meer groepen in de leeftijd tussen 18 en 35 jaar. In eerste instantie buitenlandse migranten uit zwakkere >
>
7
05 | 2011
9
8 Foto: Doriann Kransberg
10
PLANAmsterdam
‘Jonge stellen die in Amsterdam hun eerste kind krijgen, zorgen voor de toename van het aantal geboorten in de stad.‘
05| 2011
11
9 De laatste jaren is het aan deel westerse allochtonen in de buitenlandse migratie gestegen. Grafiek: O+S In recent years the proportion of Westerners among foreign migrants to Amsterdam has increased. niet westerse allochtonen non-Western foreigners westerse allochtonen Western foreigners
autochtonen native Dutch 10 De Nesciobrug: de fiets en wandelbrug die IJburg met AmsterdamOost verbindt Foto: Edwin van Eis The Nescio Bridge for cyclists and pedestrians that connects IJburg with Amsterdam-East.
11 In Amsterdam vestigen zich meer mensen vanuit andere delen van Nederland dan er vertrekken. De meesten van hen zijn jong. Grafiek: O+S There is net inward migration to Amsterdam from other parts of the Netherlands. Most of these immigrants are young. 1824 2529
12 Foto: Edwin van Eis
10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 -2.000 -4.000 -6.000 -8.000 1992
1994
1996
1998
2000
1998
2000
2002
2004
2006
2007
2010
10
9
8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 -1.000 1992
1994
1996
2002
2004
2006
2008
2010
12
11
economieën, maar de laatste jaren vooral hoger opgeleiden uit sterkere of opkomende economieën en afgestudeerden uit Nederlandse universiteitsteden. Vanaf 2008 komen er zowel uit het buitenland, als uit het binnenland, meer mensen naar Amsterdam dan er weggaan, de zogenaamde demografische ‘dubbele aantrekkingskracht’. De groei van Amsterdam werd in de periode van 2005 tot 2007 afgevlakt, doordat er meer mensen naar het buitenland vertrokken dan er naar Amsterdam kwamen. In 2009 en 2010 piekt de buitenlandse migratie echter. Anders dan in de periode voor 2005, is het aandeel immigranten uit
12
PLANAmsterdam
de traditionele herkomstlanden Turkije, Marokko, Suriname en Nederlandse Antillen gedaald. Het aandeel immigranten uit overige niet-westerse landen is gestegen, maar opvallend is vooral de stijging van immigranten uit opkomende economieën, zoals Brazilië, Rusland, India en China: de ‘BRIC- landen’. Het grootste deel van de immigratie en emigratie betreft echter die van en naar EU-landen, voor het grootste deel West-Europa. Daarnaast is een aanzienlijk deel afkomstig van overige westerse landen, zoals de Verenigde Staten. De diversiteit wordt dus groter. Tegelijk neemt de dynamiek toe. Zowel de immigratie
13 De belangrijkste migratie stromen binnen, van en naar Metropoolregio Amsterdam. Bron: Provincie Noord-Holland, 2009 / Province of North Holland, 2009 The most important migratory flows within, from and to the Amsterdam Metropolitan Area.
NH-Noord
450
150
METROPOOLREGIO AMSTERDAM Waterl/Zaanst
IJmond
300
Z-Kennmer
1.350
Amstel-Meerl
400
200
1.900
0
50
550
Amsterdam
650
Almere
Gooi&Vecht
6.000
650
600
Buitenland
3.550
4.850
Overig NL
5.350
13
als de emigratie stijgt en de verblijfsduur wordt korter. Dit is ook een landelijk beeld, wat er op duidt dat de Europese arbeidsmarkt begint te werken. Amsterdam heeft hierin een gunstige positie. De stad is onder meer aantrekkelijk door het historische karakter, het nog tolerante imago, de relatief lage werkloosheid en doordat men zich in eerste instantie met Engels kan redden. Ook de economische diversiteit, de ligging bij Schiphol, hogesnelheidsverbindingen en goede ict-netwerken spelen hierbij een rol. Maar misschien wel het belangrijkste aspect is de waardering voor de enorme diversiteit van de bevolking op het kleine schaalniveau. Betaalbare huisvesting in de binnenstad, stadsparken, maatschappelijke en culturele voorzieningen zijn daarmee belangrijke economische voorwaarden. De buitenlandse migranten, die hierdoor aangetrokken worden, zijn immers over het algemeen jong en vormen, mits zij zich in de stad kunnen ontwikkelen, een belangrijke aanvulling op de toekomstige dalende beroeps-
05 | 2011
bevolking en zijn daarmee nodig voor Amsterdams internationale economische concurrentiepositie. Tegelijkertijd vestigen zich meer mensen vanuit andere delen van Nederland in Amsterdam dan er vertrekken. De meesten van hen zijn jong – tussen de 18 en 24 jaar – en komen naar Amsterdam voor studie. Een kleiner deel is iets ouder – tussen de 25 en 35 jaar – en komt voor werk naar Amsterdam. Vaak gaat het hier om afgestudeerden uit andere universiteitssteden in Nederland. De laatste jaren stijgt ook het migratiesaldo uit overige delen van Nederland. Hoewel de toekomstige regionale verschillen in bevolkingsgroei en -krimp hiermee groter worden, is dit eveneens een gunstige ontwikkeling voor de internationale economische concurrentiepositie van de regio Amsterdam en daarmee ook weer van heel Nederland. De grootste groep binnenlandse verhuizers naar Amsterdam zijn afkomstig uit Utrecht en Groningen. Als men vertrekt uit Amsterdam stroomt men vooral door naar de regio rond Amsterdam. Zowel de buitenlandse als >
13
14 Aandeel en ontwikkeling van nietwesterse allochtonen in Amsterdam. Bron: O+S, 2010 The proportion of and trends in non-Western foreigners among Amsterdam’s population 35% en meer 35% and above minder dan 35% less than 35% afname 20052010
decrease 2005-2010
toename 20052010 increase 2005-2010
15 Ontwikkelingsbeeld 2040 voor de metropoolregio Amsterdam. De lijnen geven de richtingen aan waar in de metropoolregio de verbindingen en de samenhang versterkt kunnen worden. Bron: DRO
Development Scenario for the Amsterdam Metropolitan Area in 2040. The arrows indicate the thrusts of development within the metropolitan region, places where infrastructural links and cohesion could be strengthened.
15
14
de binnenlandse, jonge toestroom naar de metropoolregio Amsterdam vestigt zich bij voorkeur in het gebied van de kernstad Amsterdam binnen de ring A10 en het IJ, dat daardoor de demografische motor van de metropoolregio is.
Doorstroom bepaalt dynamiek De huidige aantrekkingskracht van Amsterdam op veelal jong hoogopgeleid talent uit binnen- en buitenland is gunstig voor de economie. Maar tegelijkertijd neemt de druk op de woningmarkt toe. Door de huidige crisis op de woningmarkt sluiten vraag en aanbod niet op elkaar aan en is er vanuit demografisch oogpunt sprake van oververhitting. Woningen worden niet verkocht, terwijl de bevolkingstoename zich uit in een hogere gemiddelde woningbezetting, meer ‘overige’ vormen van huishoudens en daling van bestaande leegstand. Vestigers in Amsterdam staan meestal aan het begin van hun carrière en kunnen nog
14
PLANAmsterdam
niet kopen. Tegelijkertijd stromen gevestigde groepen minder door. De woningmarkt in de metropoolregio moet daarom vooral flexibeler worden en diverse carrières mogelijk maken. De druk op het gebied binnen de ring A10 en het IJ neemt toe. Andere gebieden blijven achter, zoals Amsterdam Zuidoost en delen van Almere. Als de mismatch tussen demografische vraag en effectieve marktvraag blijft bestaan, loopt de metropoolregio het risico zijn samenhang en diversiteit te verliezen en daarmee uiteindelijk zijn aantrekkingskracht op getalenteerde nieuwkomers. Verschillen in bevolkingssamenstelling tussen gebieden nemen dan toe. De laatste jaren is er in Amsterdam sprake van een afname van nietwesterse allochtonen in het gebied binnen de ring A10 en het IJ en een toename buiten dit gebied. In de regio worden de verschillen tussen Zaanstad en Almere enerzijds en Haarlem en Amstelveen anderzijds groter. Het is daarom van groot belang dat de
16 Verklaring van de toename van het aantal inwoners in 2010. Grafiek: O+S Breakdown of the increase in Amsterdam’s population in 2010. 1 extra woonruimte additional living space 2 extra huishoudens additional households 3 extra personen additional people toename woningvoorraad
increase in housing stock toename bewoonde niet woningen increase in inhabited nonresidential properties afname leegstand decrease in vacancy toename zelfstandig huis houdens (excl. ‘overige huishou dens’) increase in solo households (excluding ‘other householdsr’)
toename ‘overige’ huis houdens (groepen e.d.) increase in ‘other’ households (communes, etc.) toename inwonende huis houdens increase in live-in households groei huishoudengrootte increase in household size
14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 1
2
3
16
beweging ‘Uitrol Binnenstad’ uit de Amsterdamse structuurvisie en de ruimtelijk-economische investeringen uit het Ontwikkelingsbeeld 2040 van Metropoolregio Amsterdam worden gerealiseerd.
Metropoolvorming De demografische ontwikkeling van het gebied binnen de ring A10 en het IJ werd de afgelopen vijftien jaar gekenmerkt door een proces van milde gentrification, waarbij een zekere mate van diversiteit in buurten werd behouden. Nu de demografische en marktdruk op dit gebied steeds groter wordt, kan die druk verlicht worden door te stimuleren dat het proces zich voortzet over de ring A10 en het IJ. Gentrification heeft in het verleden echter alleen plaatsgevonden in buurten die hiervoor het juiste stedelijke weefsel hebben en niet monofunctioneel zijn opgebouwd. Bovendien heeft voorafgaand aan gentrification altijd een pioniersfase plaatsgevonden, waarbij groepen als studenten, krakers en creatieven de vloer plaveiden voor de uiteindelijke uitrol van hogere inkomensgroepen – vaak zijzelf in een latere levensfase. Het aanbieden van goedkope en vrij toegankelijke huisvesting in deze gebieden kan dit proces bespoedigen, bijvoorbeeld in de vorm van tijdelijke woonruimten en hergebruik van bestaande gebouwen, zoals leegstaande kantoren. Te vroege ingrepen, zoals sloop en nieuwbouw, kunnen het proces van gentrification
05 | 2011
verstoren. Pas na de pioniersfase is de marktdruk in deze gebieden hoog genoeg geworden om grotere aantallen woningen in de koopsector te realiseren. Gebieden die in Amsterdam op dit moment als eerste ontwikkeld kunnen worden om het binnenstedelijk milieu uit te rollen en de doorstroom te bevorderen zijn Houthavens, Amstelkwartier en IJburg 2. Deze gebieden liggen het beste in de markt en geven ook de richtingen aan waar in de metropoolregio de verbindingen en de samenhang sterker kunnen worden. Het Amstelkwartier gaat richting Zuidoost, de Houthavens richting Zaanstad en IJburg 2 richting Almere. Vooral IJburg 2 kan worden ontwikkeld voor het toenemende aantal gezinnen dat in Amsterdam wacht op een grotere woning in het juiste woonmilieu. De demografische druk op de regio blijft groot, blijkt uit de laatste prognoses. Uit- of afstel van de noodzakelijke ruimtelijk-economische investeringen onder invloed van kortetermijndenken mag niet als rem gaan werken op de groei en de dynamische bevolkingsontwikkeling van Metropoolregio Amsterdam.
15
1 Roltrappen in metrostation Bijlmer, stadsdeel Zuidoost Foto: Edwin van Eis Escalators at the Bijlmer metro station in the borough of Amsterdam-Southeast.
De roltrap
1
door Kees Dignum
[email protected]
Voordelen van wonen in een metropool Voormalig burgemeester Cohen noemde Amsterdam een opwerkfabriek, wethouder Maarten van Poelgeest sprak van een emancipatiemachine. Wie naar Amsterdam komt om te wonen, studeren en werken, krijgt door het grote en gevarieerde aanbod aan scholingsmogelijkheden en banen in deze stad extra mogelijkheden om vooruit te komen in werkniveau en inkomen. Centraal Planbureau: ‘Wanneer een willekeurige werknemer zou worden verplaatst van Friesland naar Amsterdam dan zou deze ruim 10 procent meer gaan verdienen.’
16
PLANAmsterdam
De roltrap is een mooie metafoor voor de stad waar mensen kans zien om te stijgen. Iedereen die over dit onderwerp schrijft, verwijst naar de Britse wetenschapper Fielding met zijn escalator region. Fielding legt goed uit hoe dit werkt en ondersteunt zijn theorie met overtuigend bewijsmateriaal. Hij bewees in 1992 in drie stappen dat de regio Groot-Londen een bijzondere positie inneemt. Stap 1: Er is in vergelijking met de andere regio’s een opvallend hoge toestroom van jonge mensen met een goede uitgangspositie op de arbeidsmarkt. Stap 2: Mensen kunnen hier in relatief snel tempo doorstromen naar hogere posities op de arbeidsmarkt. Stap 3: Er is een relatief hoge migratie van middelbare, welvarende mensen naar andere regio’s met een relatief ontspannen woningmarkt. Het vergaarde kapitaal wordt ingezet om een hogere woonkwaliteit te bemachtigen richting de fase van pensionering.
Extra dimensie Fielding stelt dat in elke stad wel enige stijging plaatsvindt, maar dat bij migratie naar Londen en omgeving wordt overgestapt op een roltrap met een extra dimensie. Daarom mag juist het zuidoosten van Engeland bij uitstek een roltrapregio genoemd worden: het in volgorde opstappen, stijgen en na enige tijd weer afstappen van de roltrap levert mensen juist in dit gebied sociale en economische meerwaarde. Fieldings regionale vergelijking en zijn lange termijn analyse van de stijging – van dezelfde mensen wordt in een bepaalde onderzoeksperiode gemeten wat ze bereikt hebben – zijn moeilijk te evenaren. Wie verschillende onderzoeksresultaten combineert komt echter tot de conclusie dat in de Nederlandse situatie vrijwel alleen Metropoolregio Amsterdam gelijkwaardige omstandigheden kent. >
‘Inmiddels is de koopsector 30 procent van de voorraad, in 1995 was dat nog 11 procent. Die transformatie heeft lokaal aanzienlijke veranderingen teweeg gebracht.‘
Woningmarkt Een roltrapregio is vanwege zijn mogelijkheden voor sociaal-economische stijging per definitie in trek en dat veroorzaakt, bij een achterblijvend woningaanbod, krapte op de woningmarkt. De prijzen hebben de neiging te stijgen. Mede door de historisch stedenbouwkundige kenmerken van de stad – kleine huizen in een krappe setting – is de prijs-kwaliteitverhouding niet gunstig. Dat leidt ertoe dat de ‘gearriveerden’, de mensen die niet meer afhankelijk zijn van de specifieke stijgingsmogelijkheden in de roltrapregio, het zich kunnen permitteren om te verhuizen naar locaties op aanzienlijke afstand, waar de prijs-kwaliteitverhouding van het wonen veel gunstiger is. Woningmarktkenners denken dat een verminderde doorstroming op de woningmarkt de werking van de roltrap kan belemmeren. Essentieel voor de werking van de roltrap is namelijk dat er voortdurend woongelegenheid beschikbaar komt voor twee categorieën: ‘opstappers’, mensen die naar Amsterdam komen om scholings- en arbeidscarrière te maken en ‘doorstromers’, mensen die hun scholings- en arbeidscarrière binnen de stad of de regio Amsterdam willen voortzetten en wooncarrière willen maken door te verhuizen naar een woning die past bij het gestegen ambitieniveau. Door kenners worden verschillende problemen gezien die deze doorstroming belemmeren. Voldoende aanbod – door verhuizingen of door nieuwbouw – van woningen die geschikt zijn voor middeninkomens is een eerste aandachtspunt. Voldoende aanbod van goedkope en betaalbare huisvesting voor de ‘opstappers’ wordt door anderen het punt van zorg genoemd. Huurverhogingen en omzetting van huur naar koop hebben het goedkope huursegment verkleind en de mutatiegraad in het corporatiebezit is aanzienlijk afgenomen.
Doorstroming In 2010 is de mutatiegraad nog hoog omdat het aantal opgeleverde nieuwbouwwoningen nog op peil is. Door verhuisketens levert die nieuwbouw nog altijd vrij hoge dynamiekcijfers op. Inmiddels is de verkoop van nieuwe woningen sterk ingezakt en ook de verkoop van bestaande woningen vertoont crisisverschijnselen. De wachtstemming in de koopmarkt
18
PLANAmsterdam
werkt dan door in de hele woningmarkt. Dat zal in de mutatiecijfers van 2011 en 2012 zichtbaar zijn. De toegankelijkheid van verschillende buurten kan in het licht van doorstroming gezien worden. ‘Gentrification’ – de komst en het blijven wonen van rijke huishoudens in centrumbuurten die lange tijd minder in trek waren – is een teken dat er minder ‘gearriveerde huishoudens’ van de roltrap ‘afstappen’ en ook dat bepaalde delen van de stad ‘op slot gaan’ voor huishoudens met een minder hoog inkomen. Armoedeconcentraties kunnen het tegenovergestelde effect hebben. Het gevaar is dat in buurten met een slechte woonkwaliteit alleen nog huishoudens gaan wonen die zich niets anders kunnen permitteren. Leefbare buurten zijn belangrijk voor bewoners om sociaal te kunnen stijgen.
Grotere contrasten Aan de afstemming van de woningvoorraad op de verschuivende vraag en aan de kwaliteitsverbetering van woningen en buurten wordt al jaren gewerkt door de gemeente en de andere betrokken partijen. Dat beleid is succesvol, maar het leidt tevens tot verschillen die er daarvoor niet in die mate waren. Sinds de jaren negentig leeft in het Amsterdamse beleid het besef dat de verdeling van de woningvoorraad naar goedkope, gemiddelde en dure segmenten niet goed meer aansluit bij de veranderende inkomensstructuur. Er is sinds die tijd ingezet op vergroting van de koopsector. Het sloop- en nieuwbouwprogramma heeft sterk bijgedragen aan deze transformatie, maar ook de verkoop van huurwoningen. Inmiddels is de koopsector 30 procent van de voorraad, in 1995 was dat nog 11 procent. Die transformatie heeft lokaal aanzienlijke veranderingen teweeg gebracht. Zo is er in de Bijlmermeer en in stadsdeel Nieuw-West meer differentiatie naar woonmilieus en in de samenstelling van buurten ontstaan. Ook is de kwaliteit van woningen en woonomgeving aanzienlijk verbeterd in de buurten waar de stedelijke vernieuwing is uitgevoerd. Tegelijkertijd is het contrast tussen het gebied binnen de ring A10 en het IJ en het gebied daarbuiten groter geworden. Op het moment dat Amsterdam in staat blijkt om meer hoge inkomens voor de stad te >
door Laura Uittenbogaard en Koos van Zanen
a Werken aan de fundering in AmsterdamOost. Foto: Kees Hoogeveen Working on foundations in Amsterdam-East.
Grote behoefte aan woningen, maar weinig productie Het zijn moeilijke tijden voor de Amsterdamse woningmarkt. Mensen willen een andere woning, maar de productie van nieuwbouwwoningen zit op een historisch dieptepunt, terwijl de Amsterdamse bevolking blijft groeien. Deze paradoxale situatie heeft grote gevolgen. Voor veel aspirant-Amsterdammers is het moeilijk om in de stad huisvesting te vinden en zittende bewoners zien weinig mogelijkheden om door te stromen naar een andere woning. Wachttijden voor sociale huurwoningen lopen nog verder op en de vernieuwing van bestaande stadswijken komt in de knel. Deze stagnatie op de woningmarkt is niet slechts een probleem voor de woonconsument zelf, het vormt ook een fors economisch risico voor Amsterdam: in de steeds belangrijker wordende kenniseconomie is de stad erbij gebaat om voortdurend talentvolle mensen aan te trekken en aan de stad te binden. Groot gat De wens om te verhuizen naar Amsterdam of binnen de stad, is gelijk gebleven, maar de afzet van koopwoningen en van huurwoningen in de marktsector is sterk afgenomen. De belangrijkste oorzaken zijn bekend: strengere eisen van hypotheekvertrekkers, onzekerheid over de economie, de woningmarkt en de hypotheekrenteaftrek, het wegvallen van overwaarde als motor van de wooncarrière en het niet kunnen verkopen van de huidige woning. Juist in Amsterdam is zichtbaar dat er een groot gat zit tussen woonwens en het daadwerkelijk kopen of huren van een woning.
b De grafiek laat de afzet en productie van woningen in Amsterdam zien. Deze afzet zat in 2009 in een dal, maar heeft zich daarna licht hersteld. De productie blijft echter dalen. Ontwikkelingsbedrijf, Gemeente Amsterdam / Development Corporation, City of Amsterdam The chart shows the sales of dwellings in Amsterdam. In 2009 there was a dip, but since then
Afzet en productie De woningvoorraad in Amsterdam is de afgelopen decennia sterk verbeterd – zowel kwantitatief als kwalitatief – net als de woonomgeving. De verwachting is dat de afzet van nieuwbouwwoningen voorlopig stabiel blijft en in ieder geval niet aan zal trekken. De economische indicatoren zijn niet positief en het consumentenvertrouwen in de woningmarkt is laag. Daarbij komt dat nieuwbouwwoningen nog meer concurrentie hebben van bestaande koopwoningen door de verlaging van de overdrachtsbelasting. Ook de productie van nieuwbouwwoningen had een dip in 2009 en heeft zich in 2010 enigszins hersteld. Een voorlopige schatting is dat in 2011 gestart gaat worden met de bouw van circa 1.900 nieuwbouwwoningen. Daarmee is de stijging van 2010 weer omgezet in een daling. Het lijkt alsof het lage aantal verkochte woningen in 2009 nog zijn weerslag moet vinden in de productiecijfers. Dat is logisch omdat over het algemeen 70 procent van de woningen verkocht moet zijn voordat wordt gestart met bouwen. Er zit dus tijd tussen de verkoop van een woning en de start van de bouw. Ook zijn de aantallen gestarte bouwprojecten in 2010 relatief hoog omdat deze omhoog zijn getrokken door de rijkssubsidies om de woningbouw uit het slop te halen. Uit de houdgreep De meeste koopwoningen in de nieuwbouw zijn duurder dan mensen op dit moment willen of kunnen betalen. Bijna de helft van de aangeboden nieuwbouwwoningen in 2010 kostte meer dan
the market has recovered slightly. However, residential construction continues to decline. start bouw alle woningen start of construction (all dwelling types) afzet nieuwe markt woningen sales of new owneroccupied dwellings
350.000 euro, en juist die woningen verkopen moeizaam. Daarnaast is er veel vraag van hoog opgeleide starters naar huurwoningen in het middensegment. Goedkope woningen in de nieuwbouw is dus een wens van woningzoekenden. Maar ook die markt is niet oneindig en bovendien heeft Amsterdam al veel kleine woningen. Het is verstandig om meer dan nu een slimme mix van woningen in verschillende prijssegmenten en woningtypen te realiseren en daarnaast ook het zelf bouwen door particulieren te stimuleren. Meer aandacht besteden aan het creëren van de juiste woonmilieus op de juiste plekken is ook belangrijk. Bovendien hebben de verschillende hoofdrolspelers op de Amsterdamse woningmarkt – woonconsument, hypotheekverstrekkers, ontwikkelaars en corporaties, de gemeente – elkaar nu in een uiterst complexe houdgreep. Keer op keer blijkt de onderlinge afhankelijkheid als één van de hoofdrolspelers geen sjoege geeft. Het ontwarren van het kluwen kan alleen in gezamenlijkheid, en in kleine stapjes: iets meer geld durven uitlenen, iets meer ontwikkelingsrisico nemen, iets meer maatwerk bij de grondprijzen om zo vraag en aanbod beter op elkaar te laten aansluiten. Dit alles draagt bij aan een grotere afzet op korte termijn en kwalitatief hoogwaardige woonmilieus in de toekomst. Een vitale woningmarkt en een gestage woningproductie zijn van levensbelang voor Amsterdam, dat meer en meer afhankelijk wordt van haar grote demografische dynamiek.
7.000 6.000 verwachting 2011
5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
b a
05 | 2011
19
2 De gemiddelde vraagprijs van woningen per vierkante meter in Metropoolregio Amsterdam in 2008. Bron: RIGO The average asking price (in euros) per square metre for housing in the Amsterdam Metropolitan Area in 2008. 1.093 1.627 1.628 1.879 1.880 2.122
2.123 2.370 2.371 2.655 2.656 3.036 3.037 3.556 3.557 4.304 4.305 8.499 3 Gemiddeld inkomen van Amsterdamse huishoudens ten opzichte van Nederland, 1950 2008 Bron: Voor de periode 1950-
income’, a measure of income that is adjusted for household size and composition (‘The State of the City VI’, based on CBS data) Average income of Amsterdam households ten opzichte van the Netherlands, 1950-2008. Source: for the period 1950-2000 the benchmark is the average income per ‘income recipient’ boven landelijk gemiddelde above national average
2000 het gemiddeld inkomen per ‘inkomenstrekker’ (CBS regionale inkomensstatistiek); voor de periode 1998-2008 het koopkrachtinkomen, een inkomensmaat waarbij verschillen naar huishoudensomvang en – samenstelling verrekend zijn (Staat van de Stad VI op basis van CBS-data) / CBS regional income statistics); for the period 1998-2008 the ‘purchasing power
onder landelijk gemiddelde below national average Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam 4 Lage, midden en hoge inkomens in Amsterdam, 1995 2009. Bron: Dienst Wonen Zorg en Samenleven / Housing and Social Support Department (WZS)
110% 105% 100% 95% 90%
2006
2008
2004
2007
2002
2005
2000
1998
1994
1989
1984
1978
1976
1974
1969
1965
1963
1958
1960
1955
1999
1950
1997
85%
3
2
50
40
30
20
behouden, komt dit contrast tevoorschijn. De inkomensontwikkeling in grote delen van de stadsdelen Centrum en Zuid is door de rest van de stad niet bij te houden. Vooral de koopsector bindt hier de hogere inkomens aan de stad. Buurten die nog overwegend uit corporatiewoningen bestaan – de naoorlogse woonwijken – lopen grotere achterstand op. Ook de nieuw gebouwde koopsector in de stedelijke vernieuwingsbuurten trekt door het concurrerende prijsniveau vooral middeninkomens aan en bijna geen hogere. Daarmee vervult dit deel van de koopsector, zoals bedoeld, een rol in de wooncarrière van middeninkomens buiten de ring. Maar het effect op de gemiddelde inkomensontwikkeling buiten de ring
20
PLANAmsterdam
2009
2003
2001
1999
1997
1995
2009
2007
2005
2003
2001
1995
2009
2007
2005
2003
2001
1999
1997
1995
2009
2007
2005
2003
2001
1999
4
1997
0
1995
10
is niet groot genoeg om de tendens binnen de ring bij te houden. Iets soortgelijks geldt voor de omgevingskwaliteit. De rapportcijfers voor de woonomgeving liggen aanzienlijk hoger in de buurten waar de stedelijke vernieuwing is uitgevoerd dan in de buurten daar omheen. Tegelijkertijd kan de kwaliteit die de bewoners ervaren zich niet meten met die op van de grachtengordel of het Oostelijk Havengebied. Ook is voor buurten buiten de ring een veel grondigere en geplande transformatie nodig, willen de bewoners kwaliteitsverbetering ervaren, dan in wijken binnen de ring A10 waar de verbetering een natuurlijk proces lijkt te zijn, mede gedragen door veel nieuwe koopwoningenbezitters, maar vooral gelegen in de kwaliteit van het
Low, median and high incomes in Amsterdam, 1995-2009. lage inkomens low incomes lage middeninkomens lower middle incomes middeninkomens middle incomes hoge (midden) inkomens higher (middle) incomes
‘De inkomensontwikkeling in grote delen van de stadsdelen Centrum en Zuid is door de rest van de stad niet bij te houden.‘
stedelijk weefsel en de flexibele transformatiemogelijkheden. De ontwikkeling van toenemende contrasten zet zich voort in de regio rondom Amsterdam. Vooral de oudere delen van Purmerend, Lelystad, Almere en de Haarlemmermeer, staan aan de vooravond van vergrijzing van de bevolking en kwaliteitsverval van de woningvoorraad. Terwijl een kwart eeuw geleden deze suburbane locaties Amsterdam in zijn geheel voorbij gestreefd hadden in woonkwaliteit en sociaaleconomische status, is er momenteel grofweg een driedeling te zien. De driedeling bestaat uit een opgebloeid Amsterdam binnen de ring A10 en het IJ, een gemixt gebied van stedelijke armoede en stedelijke vernieuwing buiten deze ring en een suburbane ring waarin voornamelijk Haarlem en Amstelveen en de allernieuwste nieuwbouw van onder meer Almere zich onttrekt aan een tendens van een dalende status op de woningmarkt.
De onderste treden De beeldspraak van de roltrap is mooi, maar eigenlijk zou je de serie van roltrappen in een groot warenhuis met meer etages voor ogen moeten nemen. Er zijn voor verschillende mensen andere op- en afstapverdiepingen en een groot deel van de bevolking bereikt weliswaar stijging na enkele jaren werken en wonen in de stad, maar de topetage zal buiten hun bereik vallen. Vanuit dat perspectief is de woningbehoefte van de lage inkomensgroep een voortdurend aandachtspunt. Ondanks dat de Amsterdamse inkomensstructuur aanzienlijk verschoven is, ligt het gemiddelde huishoudinkomen nog onder het Nederlands gemiddelde, al is het verschil inmiddels verwaarloosbaar. De lage inkomensgroep is in de loop van de periode 1995-2007 maar liefst geslonken van 48 procent naar 32 procent, maar de snelheid van deze ontwikkeling is na 2003 behoorlijk afgenomen. Waarschijnlijk geldt die afgevlakte trend ook voor de toekomst. De groep voor wie een laag inkomen een structurele situatie is, zal om een aantal redenen namelijk niet gemakkelijk meer kleiner worden. Een belangrijk deel van de lage inkomensgroep is de eerste generatie
05 | 2011
niet-westerse allochtonen. Deze groep is nog niet echt op leeftijd, maar maakt al grotendeels geen deel meer uit van de beroepsbevolking, en zal geringe ambitie en mogelijkheden hebben om te gaan verhuizen naar een ruimere en iets duurdere woning. Zij zullen nog voor langere tijd de bevolkingssamenstelling van de stadsdelen Zuidoost, Nieuw-West en Noord bepalen. De tweede reden is dat de structureel lage inkomensgroep aanvulling krijgt van onderaf. De tweede generatie betreedt inmiddels de woningmarkt met een opleidingsniveau dat gemiddeld hoger is dan de eerste generatie, maar ook onder hen is het aandeel laag opgeleiden hoog.
Stedelijke vernieuwing Voor deze lage inkomensgroep blijft een aanzienlijke voorraad aan betaalbare woningen van goede kwaliteit nodig. De corporatiesector blijkt in toenemende mate bewoond te worden door huishoudens die geringe mogelijkheden hebben om door te stromen naar bijvoorbeeld de koopsector, terwijl die corporatiesector zelf kleiner wordt. Op het moment dat lage inkomens vooral zijn aangewezen op doorstroming binnen de corporatiesector is het van groot belang dat de kwaliteitsverbetering in die sector wordt voortgezet. Het is jammer dat de huidige woningmarktcrisis inmiddels ook de stedelijke vernieuwing, de belangrijkste impuls voor deze kwaliteitsverbetering, vertraagd heeft. Juist omdat de lage inkomensgroep in de stadsdelen Zuidoost, Noord en Nieuw-West een aanzienlijke omvang heeft, is een nauwkeurige en creatieve afstemming vereist in de aantallen en de ruimtelijke compositie van de woningmarktsegmenten die bedoeld zijn voor lage inkomens en voor middengroepen. Omdat er tijdens de woningmarktcrisis minder woningen gebouwd worden, moet de kwaliteitsverbetering van de woonomgeving de belangrijkste aandacht krijgen in de betreffende stadsdelen. Voorkomen moet worden dat er nieuwe gebieden ontstaan die huishoudens met woonambities links laten liggen vanwege een negatief imago. De roltrap werkt het best als de vele buurten waaruit de woningmarktregio bestaat, hun eigen rol vervullen op het snijvlak van doorstroming en verwezenlijking van woonambities.
21
Internationaal perspectief
1 De groei van de wereld bevolking van 1950 tot 2050. Bron: BiosolarCells Growth of the world’s population (in billions) from 1950 to 2050. overig other Afrika Africa China China Zuid Azië South Asia Oost en Zuidoost Azië East and Southeast Asia
door Julian Jansen
[email protected] met medewerking van Rick Vermeulen, Koen Elzerman en Juliane Kürschner
De kracht van stad en land Dit najaar 2011 wordt naar verwachting de zeven miljardste mens geboren. De kans dat de geboorteplaats van deze persoon een stad zal zijn, is meer dan vijftig procent. De mensheid concentreert zich meer en meer in grotere steden, metropolen. Steden groeien, ook in Europa. De bevolkingsgroei van Amsterdam lijkt daarmee niet op zichzelf te staan. Door demografische en economische ontwikkelingen veranderen ook de verhoudingen tussen stad en platteland en steden onderling. Hoe lang zal de wereldbevolking nog groeien? Naar verwachting zullen er tegen het einde van 21e eeuw tussen de negen en elf miljard mensen op aarde wonen. Het subcontinent India zal dan de meeste inwoners tellen. India en China herbergen ongeveer een derde van de wereldbevolking. Hoewel India op dit moment nog hard groeit, blijkt uit de laatste volkstelling dit jaar dat deze groei enigszins begint af te vlakken. China zal tegen het einde van deze eeuw al beginnen met krimpen. Afrika heeft een relatief jonge bevolking en zal nog een tijd doorgroeien. Europa krimpt dan al lang. Met dit proces van afvlakkende groei, stabilisatie en krimp gaat een veroudering en
22
PLANAmsterdam
vergrijzing van de bevolking gepaard. De geboortecijfers dalen, terwijl de sterftecijfers hoger worden. Als dit proces geheel is doorlopen, zal er in de 22e eeuw sprake kunnen zijn van een stabiele, licht krimpende wereldbevolking. Na Japan, loopt Europa op dit moment voorop in dit demografische proces.
Wereldwijd netwerk De mensheid zal moeten omgaan met een aantal omstandigheden dat met dit proces samenhangt. De voorlopige groei van de wereldbevolking leidt tot een toenemend beroep op natuurlijke hulpbronnen, terwijl de veroudering van de bevolking in bepaalde gebieden, zoals Europa, leidt tot een relatieve daling van de beroepsbevolking. Een efficiënte en duurzame organisatie van productie, consumptie en kapitaalgoederen, inclusief menselijk kapitaal, is noodzakelijk. Metropolen lijken hiervoor het meest geschikt en vormen daarmee de centra waar economische groei zich concentreert. Deze groei is afhankelijk van de mate waarin een metropool is verbonden met andere metropolen, die knopen of ‘hubs’ vormen in een wereldwijd netwerk. Delen van Europa hebben op dit moment al te maken met bevolkingskrimp en Europa als geheel zal onder invloed van de vergrijzing te maken krijgen met een daling van de potentiële beroepsbevolking. Uit de recente Europese studie DEMIFER blijkt dat vooral in Oost-Europa en Duitsland de gevolgen hiervan nu al zichtbaar zijn. In deze gebieden zien we dat steden als Warschau, München, Hamburg en in mindere mate Berlijn juist sterk groeien. Deze steden trekken vooral de hoogopgeleide jongeren. Steden als Bremen, Leipzig, Dresden en Wrocław groeien en hebben in het geval van de Oost-Duitse steden zelfs krimp weten te keren, vooral door de aanwezigheid van universiteiten en het creëren van een aantrekkelijk cultureel klimaat. De regio waarin zij liggen, loopt ondertussen leeg en
VS en Canada USA and Canada
Midden Oosten Middle East Zuid Amerika South America Centraal Amerika en Caraïbisch gebied Central America and the Caribbean USSR (voormalig) (Former) USSR Oost Europa (voormalig) (Former) Eastern Europe West Europa Western Europe
Natural population development in Europe, 2001-2005. Nowhere in Europe did births exceed deaths as much as in Flevoland, because of families moving to Almere from the Amsterdam Metropolitan Area. min – 1% 1,0 – 0,5% 0,5 – 0,0% 0,0 – 0,5% 0,5 – 1,0%
2 Ontwikkeling van de natuur lijke aanwas in Europa, 2001 2005. Nergens in Europa over trof het aantal geboorten de sterfte zoveel als in Flevoland, vanwege de suburbanisatie van gezinnen binnen Metropoolre gio Amsterdam naar Almere. Bron: © ESPON, 2013
1,0% – max 3 Leegstaande huizen in krimp dorp Ganzedijk in Noordoost Groningen staan in schril con trast met de nieuwbouw op het westerdok aan het IJ. Met 175 tot 300 woningen per hectare is het waarschijnlijk het dichtst bebouwde stukje Nederland. Foto: Edwin van Eis / NoodweeR Empty houses in the shrinking
village of Ganzedijk in Northeast Groningen contrast sharply with the new development at the Westerdok on the banks of the IJ waterway. With 175 to 300 dwellings per hectare, it is probably the most densely developed tract of land in the Netherlands.
9 miljard 8 miljard 7 miljard 6 miljard 5 miljard 4 miljard 3 miljard 2 miljard
3
2050
2045
2040
2035
2030
2025
2020
2015
2010
2005
2000
1995
1990
1985
1980
1975
1970
1965
1960
1955
1
1950
1 miljard
2
op hun beurt verliezen deze regionale centra inwoners aan de grotere aantrekkende metropolen. In Nederland beschrijft demograaf Jan Latten een soortgelijk patroon voor de stad Groningen dat groeit, maar veel inwoners vervolgens ziet vertrekken naar Amsterdam. De jongere beroepsbevolking en de economische groei zal zich dus vooral concentreren in steden, die daarmee voor een groei- en duurzaamheidopgave staan, zowel sociaal als fysiek. Om de daling van de beroepsbevolking te ondervangen, is het namelijk ook noodzakelijk een zekere mate van buitenlandse migratie te faciliteren en tegelijkertijd het onbenutte talent van de potentiële beroepsbevolking te stimuleren, dat wil zeggen emancipatie en participatie. Te grote sociale en economische verschillen leiden anders tot wrijving en spanning en zijn op termijn niet efficiënt > 4
05 | 2011
23
5 Het hogesnelheidsnetwerk in Europa in 2011. Bron: Bernese Media The high-speed rail network in Europe in 2011. 320350 km/h 300 km/h 250 km/h 200230 km/h <200 km/h in uitvoering under construction
6 Bevolkingsconcentraties in Europa. Bron: Imago Mundi, 2005 Population concentrations in Europe.
Bron: Atelier Rijksbouwmeester / Chief Government Architect’s Studio
7 Burgemeester Van der Laan introduceerde het begrip Amsterdam Verantwoordelijke Hoofdstad. Foto: Edwin van Eis The Mayor of Amsterdam,
Population decline and growth in the Netherlands in percentages. It is clear that the Amsterdam Metropolitan Area is currently the fastest growing region.
5
6
en duurzaam. Dit raakt aan de sociale cohesieagenda van de Europese Unie. Een ruimtelijke opgave hiervoor is het creëren van een samenhangend grootstedelijk gebied: de metropool. Samenhangende metropolen kunnen immers functioneren als emancipatiemachines, door de bereikbaarheid van een groot en divers aanbod aan scholing en werk.
Wisselwerking
7
24
8 Bevolkingskrimp en groei in Nederland in procenten. Duidelijk is te zien dat in Metro poolregio Amsterdam momen teel de hoogste groei is.
Eberhard van der Laan, introduced the ‘Amsterdam: Accountable Capital’ concept.
Niet alleen de sociale en fysieke verbindingen binnen de metropool moeten goed zijn, maar ook de verbindingen tussen de metropolen. Duurzame economische groei is gebaat bij wisselwerking. Wat zou helpen is om de stedelijke groeipolen met bijvoorbeeld een hogesnelheidsnetwerk te verbinden. De Europese arbeid- en studiemigratie nemen toe. Zo ook het vliegverkeer binnen Europa, dat op de kortere afstanden veel minder efficiënt en duurzaam is dan de hogesnelheidstrein. De metropoolregio Amsterdam is in dit netwerk samen met Utrecht goed verbonden met Frankfurt en München. Via Rotterdam ligt er een goede verbinding met Brussel en Parijs en van daaruit verder naar het zuiden. Wat ontbreekt, is een snellere verbinding naar Berlijn en Warschau, en uiteindelijk Moskou. Een andere belangrijke ontbrekende schakel in het hogesnelheidsnetwerk is een verbinding naar Hamburg en verder naar Kopenhagen, via Groningen en Bremen. Door de grote en middelgrote stedelijke groeipolen en kenniscentra
PLANAmsterdam
beter met elkaar te verbinden, kan het Europese ruimtelijk economische en sociale netwerk sterker gemaakt worden. Middelgrote groeipolen, zoals Groningen en Bremen, kunnen in een dergelijk netwerk vitaler blijven en zo ook de omliggende krimpregio’s. Het voorkomen van te grote sociale en economische verschillen – en daarmee van wrijving en spanning – tussen groei- en krimpregio’s, is de territoriale cohesieagenda van de Europese Unie. Door de vergrijzing en krimp op het platteland en verjonging en groei van de aantrekkende steden, ontstaan er andere verhoudingen tussen stad en platteland. Uitersten worden versterkt. Stedelijke groei is noodzakelijk voor een efficiënte en duurzame economie bij een dalende beroepsbevolking. Dit vergt investeringen in woningbouw en infrastructuur. Regionale bevolkingskrimp kan niet worden tegengegaan; het gaat vooral om het behoud van leefbaarheid en kwaliteit. Dit vergt tegelijkertijd investeringen. Samenhang kan behouden blijven als er niet vanuit een zuiver kwantitatieve invalshoek gekeken wordt, maar vanuit een kwalitatieve. Hoe zorgen we onder de veranderende, demografische omstandigheden voor kwaliteit van leven, zowel in groei- als krimpgebieden en voorkomen we onbegrip en tegenstellingen? Wederzijdse waardering, kennis delen en begrip zijn hiervoor als eerste noodzakelijk. Een voorbeeld is de insteek van de Amsterdamse
9 Aantrekkingskracht van Nederlandse regio’s, 2011. Bron: CBS / Statistics Netherlands The attractiveness of Dutch regions, 2011. dubbel negatief double negative positief buitenlands migratiesaldo, negatief binnelands migratiesaldo positive foreign net migration,
8
structuurvisie om stedelijke groei vooral in kwalitatief hoogwaardige verdichting te zoeken en de kwaliteit van landelijke gebieden tegelijkertijd te versterken en groen te houden. Een ander voorbeeld vanuit Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) is Proeftuin Amsterdam, waarbij regionale ambachtelijke producten in Amsterdam gepromoot worden.
Begrip
9
05 | 2011
In zijn inaugurele rede heeft de Amsterdamse burgemeester Van der Laan begrip gevraagd voor de problematiek van de krimpregio’s, memorerend aan de periode van krimp van het Amsterdam van de jaren zeventig. Op zijn uitnodiging is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Amsterdam en krimpgemeenten Heerlen, Sluis en Delfzijl opgestart onder de noemer Amsterdam Verantwoordelijke Hoofdstad. De gemeente Amsterdam levert hierbij ambtelijke expertise in de vorm van zogenaamde ‘masterclasses’ aan de krimpgemeenten. Met betrekkelijk weinig inzet worden hierdoor zowel in Amsterdam, als in de krimpgemeenten, nieuwe inzichten opgedaan. DRO organiseerde in het voorjaar een masterclasses herstructurering. Dit werd gekoppeld aan een bijeenkomst van een expertgroep over de samenwerking tussen stad en land binnen het Europese metropolitane samenwerkingsverband METREX. Zo kon ook internationaal kennis worden uitgewisseld.
negative domestic net migration negatief buitenlands migratiesaldo, positief binnen lands migratiesaldo negative foreign net migration, positive domestic net migration dubbel positief double positive
Onder invloed van de demografische en economische ontwikkelingen ontstaan binnen Europa meer en nieuwe vormen van samenwerking tussen steden en platteland. Directe nabijheid hoeft daarbij geen rol te spelen, zoals Amsterdam Verantwoordelijke Hoofdstad laat zien. Hamburg heeft een nieuw model voor ruimtelijke ordening ontwikkeld, genaamd MORO (Modellvorhaben der Raumordnung). MORO-Nord omvat een Hamburgse metropoolregio met samenwerkingsverbanden tot over de grenzen van Denemarken en Polen. Een krimpende stad als Rostock wordt zo met het Hamburgse netwerk verbonden en de metropool Hamburg heeft hierdoor meer spanwijdte. Stockholm betrekt in haar ruimtelijke ordening gemeenten die meer dan honderd kilometer ver liggen. In Denemarken en Zweden zijn onder invloed van de demografische veranderingen alle gemeenten samengevoegd tot een grootte van minimaal 50.000 inwoners. Warschau heeft weer met hele andere problematiek te maken, waarbij de bevolkingstoename van de economisch snelst groeiende hoofdstad van Europa gepaard gaat met een ongecontroleerde uitdijing in het landelijk gebied, de zogenaamde urban sprawl. Hamburg, Amsterdam, Stockholm, Londen en Parijs hebben hun metropolitane samenwerkingsverbanden gepresenteerd in Warschau als voorbeelden om samen te werken tussen stedelijke en landelijke gemeenten. Deze best practices: daar gaat het om bij de veranderende Europese demografische en economische verhoudingen. Grotere verschillen tussen groeiende en krimpende regio’s, stad en land, zijn onontkoombaar. In verschillende situaties zijn er meerdere manieren om hiermee om te gaan. Benaderingswijzen die kunnen leiden tot vruchtbare samenwerkingsmodellen worden binnen de METREX-expertgroep verzameld in een publicatie die in oktober in Hamburg wordt aangeboden aan andere Europese metropolen. Vervolgens zal de publicatie ook naar de Europese Commissie gaan, als bijdrage aan de Europese agenda voor sociale en territoriale cohesie.
Texts and maps stemming from research projects under the ESPON programme presented in this report do not necessarily reflect the opinion of the ESPON Monitoring Committee.
25
Summary
Growth and decline Demography as a driving force The population of Amsterdam is growing faster than anticipated: over the last two years it has increased by 25,000 people, while just 6,500 new dwellings have been built there. Everything indicates that this growth is set to continue for the time being, with major consequences for the city: for construction, infrastructure, green spaces and cultural amenities, but also on a larger scale, for the Netherlands and for Europe.
Amsterdam’s dual magnetism In mid-2011, Amsterdam counted 785,000 inhabitants, some 30,000 more than in early 2009. Roughly a quarter of this growth is accounted for by the positive balance for internal migration, a quarter by the positive international migration balance, and half by organic growth. For many years, families with young children tended to leave the city, but families are now likely to remain in the city. This is a positive development for Amsterdam: it is families established by highly qualified, double-income households – people strongly oriented towards the city’s delights and amenities – who are choosing to raise their children in the city. Talent thus remains within the city, but this also makes demands on the housing stock. Sufficient large dwellings in the appropriate residential environment must be available for the upward flow-through, the climbers, in order to allow the influx to continue. Since 2008, more people – mostly young, highly educated talents – have been moving to Amsterdam from abroad than there are people leaving, the demographic ‘dual magnetism’. This is advantageous for the economy, but the pressure on the housing market increases concurrently. At the moment demand and supply are poorly matched due to the prevailing crisis in the housing market, and from a demographic viewpoint there is evidence of overheating. Postponement or cancellation of the requisite spatio-economic investments under the influence of crisis-driven short-term thinking
26
is not in keeping with the reality of prevailing population trends in the Amsterdam Metropolitan Area.
performing their respective roles at the cutting face of climbing the housing ladder and realizing housing ambitions.
Living in a metropolitan area offers considerable advantages
Growth and decline in an international perspective
Because of the large and varied selection of educational opportunities and jobs, people who come to Amsterdam to live, study and work are presented with a surplus of opportunities to progress professionally as well as in terms of income. The escalator is a useful metaphor for cities where people see opportunities to advance themselves, as posited by the British academic A.J. Fielding. Stepping onto the escalator, moving up it and then, after a while, stepping off it again provides added social and economic value for people living within such a metropolitan region. In the Netherlands it is only the Amsterdam Metropolitan Area which can boast such conditions. Housing market experts think that a reduced through-flow on the housing market can impede the escalator’s effectiveness, because constant availability of housing for two categories is essential to it functioning properly: bottom-rung ‘stepper-uppers’, those who come to Amsterdam to pursue education and/or professional careers, and ‘climbers’, people who wish to continue their education and/or advance their professional careers within Amsterdam or the metropolitan region, and wish to climb the housing ladder by moving to a dwelling that matches their higher aspirations. Sales of new homes have slumped in the meantime, and even sales of existing homes are displaying symptoms of crisis. A considerable supply of high-quality, affordable homes is still required for low-income groups. With fewer dwellings being realized because of the crisis in the housing market, the qualitative improvement of housing conditions must receive most attention in the city quarters concerned. The escalator works best if the many neighbourhoods which make up the regional housing market
Humankind is becoming increasingly concentrated in larger cities, the metropolises, so Amsterdam’s population growth is hardly an isolated phenomenon. Demographic and economic developments also bring about shifts in the relationships between city and countryside, as well as among cities themselves. This seems to call for an efficient and sustainable organization of production, consumption and capital goods – human capital included. Metropolises are best suited to achieving this and are therefore the centres where economic growth is concentrated. Such growth is dependent on the degree to which a metropolis is connected with other metropolises, which form hubs in a worldwide network. Ageing and shrinking populations in rural areas combined with the rejuvenation and growth of the attractive cities bring about a shift in relations between city and countryside, as is also the case in the Netherlands. By way of the project entitled ‘Amsterdam Verantwoordelijke Hoofdstad’ (Amsterdam: The Accountable Capital), the City of Amsterdam is providing professional expertise in the form of masterclasses for shrinking municipalities. European metropolises also share knowledge via METREX, an expert group for cooperation between city and countryside. Hamburg has developed the Modellvorhaben der Raumordnung (MORO), a new model for large-scale regional planning. MORO-Nord encompasses the Hamburg metropolitan region with collaborative ties extending across national frontiers into Denmark and Poland. Stockholm is devising spatial plans in conjunction with municipalities that lie more than a hundred kilometres away. Greater differences between growing and shrinking regions, between city and countryside, are
PLANAmsterdam
1 Foto: Doriann Kransberg 2 Foto: Edwin van Eis
inevitable. The METREX expert group is gathering together fruitful models of cooperation for a publication, which is to be presented to European metropolises and the European Commission in Hamburg in October, as a source of inspiration and as a contribution to the European agenda for social and territorial cohesion.
‘In mid2011, Amsterdam counted 785,000 inhabitants, some 30,000 more than in early 2009.‘
Auteurs van dit nummer
– –
–
– –
– –
– – –
Kees Dignum (1957) Studeerde sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam Werkt sinds 1998 bij de gemeente Amsterdam en sinds 2003 bij Dienst Wonen Zorg en Samenleven als programmamanager Woningmarktbeleid en onderzoek Is sinds 2006 docent Stadsgeografie aan de Universiteit Utrecht Julian Jansen (1970) Studeerde sociale geografie en Duitse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam Werkte tot 2009 onder meer als onderzoeker bij de gemeenten Alkmaar en Heerhugowaard en als veiligheidscoördinator van de gemeente Heerhugowaard Werkt sinds 2009 bij de Dienst Ruimtelijke Ordening als planoloog met als specialisatie demografische ontwikkelingen en woningmarkt Houdt zich bezig met nationale en internationale demografische ontwikkelingen die relevant zijn voor ruimtelijk beleid, zoals migratie, huishoudensvorming en regionale bevolkingsgroei en -krimp Jeroen Slot (1958) Studeerde sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam Is nu hoofd onderzoek en beleidsinformatie bij Dienst Onderzoek + Statistiek Werkt onder meer aan de projecten de Staat van de Stad, Etnische diversiteit en vertrouwen, Selectieve migratie en de betekenis voor buurten en Een nieuwe typologie van hoogopgeleiden
1
Aan het artikel Van leegloop naar magneet. De dubbele aantrekkingskracht van Amsterdam werkte Marcel Janssen (senior onderzoeker O+S) mee. Het kader Grote behoefte aan woningen, maar weinig productie is geschreven door Laura Uittenbogaard (Ontwikkelingsbedrijf Amsterdam) en Koos van Zanen (planoloog bij DRO). Aan het artikel Internationaal perspectief. De kracht van stad en land werkten mee: Juliane Kürschner (planoloog DRO), Rick Vermeulen (planoloog DRO), Koen Elzerman (stagiair DRO)
PLANAmsterdam is een uitgave van de Dienst Ruimtelijke Ordening gemeente Amsterdam en is te downloaden vanaf www.dro.amsterdam.nl/publicaties.
2
05 | 2011
27
Stadsbeeld 05/11 Tijdelijk gebruik van braak liggende terreinen
Kaart: DRO
Van hotel in treinwagons tot buurtmoestuin Door de economische crisis worden veel terreinen in de regio de komende jaren niet bebouwd. Amsterdam wil tijdelijk gebruik van braakliggende terreinen faciliteren. Zo helpt zij initiatiefnemers op weg met de digitale kaart met informatie over braakliggende terreinen. Sinds de lancering eind juni 2011 zijn al heel wat initiatieven bij de stadsloods en bij planeigenaren binnengekomen, variërend
van camperterrein en hotel in treinwagons tot buurtmoestuin en schapen drijven. Hoeveel van deze initiatieven van de grond komen, kunt u volgen via de website. Barbara Ponteyn, planoloog bij Dienst Ruimtelijke Ordening
Voor meer informatie: www.gisdro.nl/braakliggende_terreinen