DE VRUCHTBAARHEID VAN DE VROUWENBEVOLKING TE ROTTERDAM IN 1870 DOOR PROF. IR. L. H. J. ANGENOT
A
LS object van demografische geschiedenis is in 1940 een onderzoek ingesteld naar de vruchtbaarheid van de vrouwenbevolking van Rotterdam in het midden van de tweede helft van de 19de eeuw. Het geboortecijfer was toen hoog. Zij was in die tijd ongeveer 40 ^/^Q, een cijfer dat thans alleen nog maar in de onderontwikkelde landen wordt aangetroffen. Teneinde de specifieke vruchtbaarheid naar leeftijd te kunnen bepalen zijn de leeftijdopbouw van de bevolking nodig en de aantallen geborenen verdeeld naar de geboortejaren van de moeders. Gekozen is het jaar 1870, omdat uit de volkstelling van 31 december 1869 het aantal vrouwen ingedeeld naar het geboortejaar kan worden afgeleid, en het onderzoek zich verder kan bepalen tot dat van de geborenen en de leeftijd van hun moeders. Voor een jaar zo ver in het verleden is dit niet zo eenvoudig als voor deze tijd. Immers wordt tegenwoordig bij elke geboorte-aangifte ter Gemeentesecretarie een formulier ingevuld voor het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarop de voor alle statistieken benodigde gegevens vermeld worden; daaronder ook de leeftijd van de moeder. In 1870 bestond dit niet. Men moet voor dit jaar rechtstreeks putten uit het geboorteregister. Dit register bestaat van 1812 af, en de inrichting er van is heden ten dage niet verschillend van die in 1870 en vroeger. Bij de inschrijving van een geboorte worden opgenomen, behalve de namen van aangever, kind en ouders, de geboortetijd (dag en uur), de geboorteplaats (straat en huisnummer), de woonplaats van de ouders en die van de aangever, en de leeftijd van de aangever. De aangever kan zijn de vader, een vroedvrouw of een geneesheer, maar nooit de moeder, want deze is tot aangifte binnen drie dagen niet in staat. De leeftijd van de moeder is alleen in het bevolkingsregister te vinden. Het bevolkingsregister van Rotterdam van vóór 1880 is geen kaartsysteem, maar een verzameling van ongeveer 300 folianten, die de bevolking van 1850 af beschrijven. De bevolking van omstreeks 1870 vindt men in het tweede 150-tal. 249
Voor de bevolking was de stad vroeger in wijken verdeeld; de huizen van een wijk waren doorlopend genummerd. Deze nummers corresponderen in 't geheel niet met de gewone huisnummers, daar een wijk meer dan één straat omvat en een straat dikwijls over verschillende wijken is verdeeld. Er waren 15 wijken; elke wijk omvat dus verscheidene folianten. Elk huis neemt hierin een of meer folio's in beslag, en op elk folio vindt men een of meer gezinnen beschreven. Het geheel is een combinatie van het huidige woningregister en het gezinskaartenstelsel. Nu is in het geboorteregister van 1870 de woonplaats van de ouders aangeduid volgens het hierboven beschreven wijknummersysteem, en men zou dus via een wijknummer een short cut hebben van geboorteregister naar bevolkingsregister en daarmee naar de leeftijd van de moeder, als de opgave van de woonplaatsen niet zo dikwijls ontbrak, onvolledig of foutief was. Waar het nummer goed is genoteerd, ontdekt men dikwijls, dat een huis tientallen dicht beschreven folio's omvat, waarvan het doorlopen veel tijd eist. Aan het eind daarvan merkt de onderzoeker dan wel eens, dat de naam, die hij hebben moet, er niet bij is. De ambtenaren van het bevolkingsregister hebben echter ook alfabetische klappers op het bevolkingsregister samengesteld, die een tweede brug vormen van geboorte- naar bevolkingsregister. In deze klappers vindt men achter elke naam de wijk en het folionummer aangegeven. Volgt men deze weg, dan spaart men dus het doorbladeren van reeksen folio's uit; anderzijds heeft men het zoeken in de klappers er bij gekregen, die uit extra zware folianten bestaan. Zij zijn alleen voor zover het de achternaam betreft alfabetisch ingericht, en zij vertonen last not least ook veel fouten en nog meer hiaten, niettegenstaande de aanwezigheid van supplementklappers. Dit laatste gaf intussen de afdeling Bevolking aanleiding, in werkverschaffing een nieuwe klapper in de vorm van een alfabetisch-lexicografisch kaartsysteem op de genoemde 300 folianten samen te laten stellen. Dit is gebeurd, maar de oorlog heeft het laatste gedeelte van deze klapper (de letters V tot en met Z), dat zich voor een slotbewerking nog bij de werkverschaffing in het Oude Raadhuis bevond, vernietigd. Waar tenslotte het geboorteregister ook vele namen foutief geregistreerd heeft (sommige aangevers waren analfabeten en werk250
ten dus ook al niet mede), en waar er altijd personen zijn, die niet in het bevolkingsregister zijn opgenomen, is het niet te verwonderen, dat 132 gevallen onvindbaar bleken. De methode, die als de kortste en beste werd gevolgd, is deze: van elke inschrijving in het geboorteregister van 1870 werden op een kaartje de volgende notities gemaakt: Nummer van de inschrijving (voor eventuele latere referenties), achternaam van de vader, volledige naam van de moeder, en een codeteken voor het geslacht van het kind. Gevallen van tweeling en drieling werden ook in code aangegeven, evenzo de eventuele onwettigheid van een geboorte. De inschrijvingen, waaruit bleek dat de ouders niet te Rotterdam woonden, werden overgeslagen, evenals de inschrijvingen in 1870 van geboorten, die in het laatst van 1869 plaats hadden. Daartegenover werden uit het geboorteregister van 1871 die inschrijvingen opgenomen, welke de geboorten in het einde van 1870 beschreven. Zo werden 4573 kaartjes verkregen. Deze geven niet het volledige aantal geboorten in 1870 uit Rotterdamse ouders weer: er ontbreken de geboorten uit inwoners van deze stad, die elders plaats vonden. Deze laatste zijn echter te moeilijk te achterhalen en daarom verwaarloosd. De kaartjes werden gealfabetiseerd en wel op die van de twee familienamen, die begon met een letter, welke in het alfabet vóór de beginletter van de andere familienaam komt. De bedoeling hiervan was het aantal kaartjes voor de letters V-Z zo klein mogelijk te houden, en voorts de mogelijkheid te scheppen, alle kaartjes desnoods twee keer te kunnen naslaan in de kaartenklapper van het bevolkingsregister. Daar een van beide familienamen in het geboorteregister dikwijls onjuist gespeld is, en ook de kaartenklapper van het bevolkingsregister enkele omissies vertoont, bewees dit systeem uitstekende diensten. Een voorbeeld volge ter verduidelijking. Als de achternaam van de vader Arend is, en de naam van de moeder Johanna Duif, dan alfabetiseert men de naam op Arend, Johanna, geboren Duif. Is deze naam niet in de klapper te vinden, dan wordt het betreffende kaartje tussen de nog te bewerken D-kaarten op de naam Duif, Johanna, huisvrouw Arend gelegd en mogelijk wordt die naam t.z.t. wel in de klapper gevonden. Zo werd het terugslaan in de klapper vermeden, en dit betekent veel arbeidsbesparing, als men 251
nagaat dat de kaarten, waaruit de klapper bestaat, over ruim 330 pakken verdeeld zijn, die men stuk voor stuk moet openmaken en weer dichtmaken als de nodige gegevens er uit gehaald zijn. Alleen met dit pakwerk kon een assistent druk bezig gehouden worden. Het feit, dat elk pak maar één keer open hoefde, betekende dus wel wat. Overigens zijn toch alle pakken twee keren open geweest, nl. een maal vóór de oorlog, toen het werk reeds voor driekwart af was gemaakt en een keer na de oorlog, toen wegens de verbranding van dit driekwart de zaak weer van voren af aan moest worden opgebouwd. Op de kaarten van de klapper was meteen de geboortedatum van de betrokken persoon genoteerd, zodat men die slechts had over te nemen en wel voor zover het het jaartal betrof, waarvan ter verdere arbeidsbesparing slechts de laatste twee cijfers geschreven werden. Het eeuwcijfer is immers altijd 18. De kaartjes V-Z werden met behulp van de ouderwetse klappers en met behulp van de in het geboorteregister vermelde wijknummers zoveel mogelijk uit de 150 folianten van een geboortedatum voorzien. De nu gecompleteerde kaartjes werden gesorteerd naar enkelen meervoudige geboorten, beide naar wettigheid en onwettigheid en de enkelvoudige geboorten bovendien naar jongens en meisjes. De exemplaren van elk van de verkregen stapels werden geturfd naar de generatie van de moeder. Het resultaat is neergelegd in de hierna volgende tabellen. Als curiosum kan nog vermeld worden, dat in het jaar 1870 een door een onbekende vrouw te vondeling gelegde jongen door een inspecteur van politie bij de Burgerlijke Stand werd aangegeven en naar de plaats van het vinden de naam Houttuin kreeg. Deze inschrijving valt uiteraard buiten de 4573 genoteerde geborenen. (Zie tabel A) In de tabellen zijn de uitkomsten statistisch verwerkt en met behulp van de leeftijdenstructuur van de volkstelling 1869 is de specifieke vruchtbaarheid berekend van de vrouwengeneraties. De moeders waarvan het geboortejaar niet bekend is - ongeveer 3 % - behoren vermoedelijk niet tot de Rotterdamse bevolking. Hoeveel Rotterdamse moeders in 1870 elders kinderen ter wereld hebben gebracht was niet na te gaan. De berekende specifieke 252
TABEL A: Aantal geboorten te Rotterdam in het jaar 1870 g.: geboortejaar van de moeder; j . : jongens; m.: meisjes; t.: totaal. wettig
Dnwettig
i
g.
t. j-
1814 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57
onbekend totaal
t.
m.
1 — —
—
1
1 — 1 —. 1 1 2 2 3 4 18 37 52 75 102 133 151 149 165 190 211 226 246 234 250 218 247 199 247 219 185 147 139 126 84 55 31 14 10 1 — 1 — 1
39
47
2200
2064
—i
—
—
—
—
—
1 1 1 12 21 29 39 47 74 65 83 89 99 111 126 115 122 142 119 122 104 128 109 96 78 59 64 49 30 14 5 5 1 —i
1 — 1 — 1 1 2 1 2 3 6 16 23 36 55 59 86 66 76 91 100 100 131 112 108 99 125 95 119 110 89 69 80 62 35 25 17 9 5 — —i
—
j.
m.
—— —_. —— — — — — — —. 2 1 1 — 2
— — — — — — — — —. —. 2 2 — 4
t.
— __ _. — — —. —
1 _ 1 __ 1 1 2 2 3 4 18 39 55 78 102 139 157 150 167 194 216 237 251 243 256 226 257 208 257 226 199 170 157 150 104 75 44 28 16 3 2 1 __ 1
— •
—
— — 2 3 3 — 6 6 1 2 4 5 11 5 9 6 8 10 9 10 7 14 23 18 24 20 20 13 14 6 2 2 __ __ —
86
24
22
46
132
4264
166
143
309
4573
4 — 2 1 4 4 3 6 2 5 6 6
4 5 7 11 10 13 12 13 7
7 1
2 1 __ —
2 1 —. 3 1 7 2 3 4 3 4 3 6 2 7 12 8 11 8 7 6 7 5 — 1 _
250
250
/V /
200 150
\
V\ \
/
100
150 100
\
/
50
200
50
18 70 20
25
\
18 90
/ 15
/ // y
/ *
30
35
40
45
50
15
20
25
30
35
40
LEEFTIJD
250 -
200
200-
/
\A
150 -
/
100
100 -
/
50
\
/
09 O 15
0
20
25
30
35
40
45
50
y
15
/ 19 33 ^ 1 1 1 . -
20
25
30
35
40
LEEFTIJD
250
200
200
150
150
100
100 /
V /
\
•
/
50
/l ^
46
1937 0
15
20
25
30
35
40
45
50
LEEFTIJD
254
45
50
LEEFTIJD
250
50
50
LEEFTIJD
250
150
45
15
20
25
30
\ \) \ \
35
40
45
50
LEEFTIJD
vruchtbaarheidscijfers kunnen daardoor, in geringe mate, afwyken van de juiste, maar deze afwijking is van geen belang. Met behulp van de specifieke vruchtbaarheidscijfers, die alleen betrekking hebben op de meisjes-geborenen, en met de vrouwensterftetafel kunnen, zoals bekend, de reproductiefactoren worden berekend. De toepassing van de vrouwensterftetafel voor Nederland van 1870-1879 leverde een bruto reproductiefactor 2,16 en een nettoreproductiefactor 1,26. Uit het verschil tussen de beide cijfers blijkt wel de grote invloed van de sterfte in die tijd. Teinde de ontwikkeling van deze cijfers voor Rotterdam te volgen zijn zij berekend op overeenkomstige wijze voor de jaren 1890, 1909 en 1937, met behulp van de sterftetafels respectievelijk voor 1890-1899, 1910-1920, 1930-1940 (tabel B). TABEL B: geboortecijfers en reproductiefactoren voor de jaren 1870, 1890, 1909 en 1937. jaar 1870 . 1890 1909 1937 .
geboortecijfer 38,4%o 35,7°/oo 30,6°/oo 16,l<7oo
reproductiefactor bruto netto 2,16 2,29 1,89 0,86
1,26 1,58 1,53 0,81
In de grafieken zijn de specifieke vruchtbaarheidscijfers naar leeftijd voorgesteld voor de genoemde jaren. Ter vergelijking is ook ingetekend die van het topjaar 1946, toen het geboortecijfer was gestegen tot 30,7 °/QQ, en van het jaar 1933, De netto reproductiefactor in dit laatste jaar bedroeg 0,83.
255
BLADVULLING
EEN (VERDWENEN) STANDBEELD VAN K O N I N G WILLEM III Van de hand van mejuffrouw dr. A. Th. C. Kersbergen verscheen in 1948 'Rotterdamse Standbeelden, Monumenten en Gedenktekens', waarin oude en nieuwe waren opgenomen. Toch ontbrak er één, en wel het standbeeld van koning Willem III. In 1874 vierde men het feest van zijn 25-jarig koningschap. Toen bezocht de Koning ook Rotterdam, en wel op donderdag 21 mei. Het was prachtig weer. Bij de rijtoer door de versierde stad vertoefde de stoet enige minuten op de Grote Markt, vóór een zeer gelijkend levensgroot model van Zijne Majesteit, door het Gemeentebestuur aangeboden, te zien op de hierbij afgebeelde prentbriefkaart. Het stond aan het hek aan de Steigersgracht bij de Nauwe Marktsteeg. Na het feest verdween het beeld. Waar het is gebleven weet men niet. Het was trouwens ook maar van papiermaché... H. A. van der Dussen
256
Ds. /i. M. va/; oV Laar Ara/f/
56. Mr.
. C. VÖ/J Dam
55. P r o / f/r. W. E.
57. Dr. /l. fi. vaw