Als dovemansoren geopend worden!
Meditatie ds. Gerard Rinsma Zondag 16 augustus 2015 Evangelielezing: Marcus 7:31-37
1
OVERWEGING Lieve mensen, Ik was afgelopen woensdag uitgenodigd; de oude beurtschipper was eenennegentig jaar geworden en vierde dat in he chinees restaurant. Vanwege de warmte stond de achterdeur open en stiekem glipte ik even naar buiten. Ik herkende de steeg en even later stond ik voor de ingang van het kerkgebouw, waar ik lang geleden gedoopt was. Ik trok aan de deurkruk: dicht. Ik keek door de deurramen: er stonden stoelen voor geplaatst. En er om heen zag ik afvalspullen van het chinees restaurant. En hoewel ik als kind niet graag naar de kerk meeging werd ik toch overvallen door een gevoel van weemoed. Hier had ik als kind geluisterd naar ds. Smilde en nog meer gefascineerd door het litteken op zijn rechterwang gezeten, hier had ik ooit ds. Zijlstra gehoord over een preekwedstrijd tussen een jonge en een oude predikant; hier had ik ooit eens de dominee met dat geweldige stemgeluid horen preken dat er maar vier van de hele kerk het Koninkrijk van God zouden binnengaan, hier had ik ooit een dominee horen preken over een vrijend paartje en gedacht dat hij het paard van de melkboer bedoelde. En toen ik realiseerde ik me dat ik vandaag zelf een kind zou dopen. Jullie kind, Jelmer Sjouke. Hier in de kerk van Goutum. En ik vroeg me af, als hij vijftig jaar later naar de Agneskerk – zijn doopkerk - terug zou keren, welke herinneringen hij dan zou hebben. Aan de kerk, aan de gemeente, aan de kindernevendienst. Misschien aan een enkele dominee. Zou dit dat nog een kerk zijn? Zou de deur dan open zijn? Zou het orgel nog bespeeld worden? En zouden er nog een mensen zijn, die zouden meezingen? Zou er nog een gemeente zijn, die er wekelijks samenkomt? In het jaar 2065? Of zou de bijbel zondags dicht blijven? Omdat God ook uit Goutum is verdwenen? 1 Kunnen we ons niet voorstellen. Nee, maar in Jezus’ tijd was Galilea, waar 1
naar Hoe God verdween uit Jorwert van Geert Mak
2
hij werkzaam was, omringd door heidense dorpen en steden, waarin God nog nooitwas geweest. Men had geen toegang tot de joodse religie, tot de joodse godsdienst van de naburige plaatsen. Natuurlijk geloofde men wel ergens in; in de keizer van Rome, in het recht van de sterkste, in coalities en bondgenootschappen. En in handel. Want het waren voornamelijk Griekse kolonisten, die zich daar in dat gebied hadden gevestigd.2 Zou Nederland, Friesland erin 2065 ook zo uitzien? En hoe zou het leven mensen er dan uitzien?3 Juist in een crisis, zo zei Geert Mak dit voorjaar in Jorwert, blijkt hoe fataal het uitpakt als een samenleving geen diepere zin meer kent, als een politieke gemeenschap niet meer voor ogen heeft wat de gemeenschappelijk waarden en doeleinden zijn. Een politiek zonder geloof, zonder een diepe drive, verenigt uiteindelijk niet, maar verdeelt alleen maar. Andre Malraux, Frans schrijver en later minister van cultuur, zei ooit: 'De 21e eeuw zal religieus zijn of niet zijn.' Volgens hem was die nadruk op spirituele waarden van levensbelang voor onze overleving. Zo niet, dan zouden we uiteindelijk ten onder gaan aan ons eigen geweld. Aan ons fysieke, militaire geweld, maar net zo goed aan het structurele geweld van onze verpletterende overvloed. We weten het allemaal, tenzij we het niet willen weten: onze beschaving gaat, als we niet uitkijken, kapot aan de immense klimaatproblemen die aan de horizon op ons of komen rollen. Die problemen zijn globaal en van de lange termijn, ont2
de-kap'-o-lis (Dekapolis): The name given to the region occupied by a league of "ten cities" (Mt 4:25; Mk 5:20; 7:31), which Eusebius defines (in Onomastica) as "lying in the Peraea, round Hippos, Pella and Gadara." Such combinations of Greek cities arose as Rome assumed dominion in the East, to promote their common interests in trade and commerce, and for mutual protection against the peoples surrounding them. This particular league seems to have been constituted about the time of Pompey's campaign in Syria, 65 BC, by which several cities in Decapolis dated their eras. They were independent of the local tetrarchy, and answerable directly to the governor of Syria. They enjoyed the rights of association and asylum; they struck their own coinage, paid imperial taxes and were liable to military service (Ant., XIV, iv, 4; BJ, I, vii, 7; II, xviii, 3; III, ix, 7; Vita, 65, 74). Of the ten cities, Scythopolis, the ancient Bethshean, alone, the capital of the league, was on the West side of Jordan. The names given by Pliny (NH, v.18) are Scythopolis (Beisan), Hippos (Susiyeh), Gadara (Umm Qeis), Pella (Fahil), Philadelphia (`Amman), Gerasa (Jerash), Dion (Adun?), Canatha (Qanawat), Damascus and Raphana. The last named is not identified, and Dion is uncertain. Other cities joined the league, and Ptolemy, who omits Raphans, gives a list of 18. The Greek inhabitants were never on good terms with the Jews; and the herd of swine (Mk 5:11 ff) indicates contempt for what was probably regarded as Jewish prejudice. The ruins still seen at Gadara, but especially at Kanawat (see KENATH) and Jerash, of temples, theaters and other public buildings, attest the splendor of these cities in their day. 3 Geert Mak in de Verdieping, uitgave van Stichting Nijkleaster In De ferdjipping schrijft Mak twintig jaar later: In dit dorp heb ik nog nooit iemand het het woord mantelzorg' in de mond horen nemen. maar ondertussen gebeurt dat hier op grote schaal. Altijd ook zo geweest. Vrijwilligerswerk en burenhulp idem dito. Dat doen al die Jorwerters gewoon uit verantwoordelijkheidsgevoel. uit solidariteit en uit overtuiging.
3
trekken zich daarmee aan het hedendaagse politieke' en marktdenken van het ikik-ik en van de korte termijn. Mak schildert een egoïstische samenleving, waarin ieder het voor zichzelf moet uitzoeken. Maar misschien mag ik zeggen: dat was het Israël van toen ook. Natuurlijk stond de tempel in het midden, waren er priesters en Schriftgeleerden en werd er veelvuldig geofferd, maar, zo horen we Jezus in het Marcus evangelie zeggen: ‘Wat is de profetie van Jesaja toch toepasselijk op huichelaars als u! Er staat immers geschreven: “Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij; tevergeefs vereren ze mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen.” De geboden van God geeft u op, maar aan tradities van mensen houdt u vast.’4 Om Geert Mak nog eens te citeren: In het marktdenken is de wereld gereduceerd tot materie, tot geld en vooral tot getallen, eindcijfers, toetsen en wat dies meer zij. Al het andere: intuïtie, traditie, menselijkheid speelt als het erop aankomt, nauwelijks een rol. Het getal, de koude meetbaarheid, raakt zo ons bestaan op een manier die we een halve eeuw geleden niet voor mogelijk zouden hebben gehouden. In Bijbelse termen: de Mammon regeert.5 Maar volgens Marcus vindt ook Jezus in zijn vaderland weinig begrip voor zijn boodschap. Hij stuit op onbegrip en weerstand, op vooroordelen en geborneerdheid.6 In zijn geboorteplaats wordt hij gewoon weggestuurd.7 Hij kon daar geen enkel wonder doen, schrijft Marcus, behalve 4
Marcus 7:5-8 De aanleiding is een incident met de leerlingen. Marcus 7:1-4Ook de farizeeën en enkele van de schriftgeleerden die uit Jeruzalem waren gekomen, hielden zich in zijn nabijheid op. En toen ze zagen dat sommige leerlingen brood aten met onreine handen, dat wil zeggen, met ongewassen handen (de farizeeën en alle andere Joden eten namelijk pas als ze hun handen gewassen hebben, omdat ze zich aan de traditie van hun voorouders houden, en als ze van de markt komen, eten ze pas als ze zich helemaal gewassen hebben, en er zijn nog allerlei andere tradities waaraan ze zich houden, zoals het schoonspoelen van bekers en kruiken en ketels ), ttoen vroegen de farizeeën en de schriftgeleerden hem: ‘Waarom houden uw leerlingen zich niet aan de tradities van onze voorouders en eten ze hun brood met onreine handen? 5 Geert Mak in de Verdieping, uitgave van Stichting Nijkleaster Maar in het marktdenken is de wereld gereduceerd tot materie, tot geld en vooral tot getallen. eindcijfers, toetsen en wat dies meer zij. (…) Met deze secularisering vindt zo, in toenemende mate, en loskoppeling plaats van politiek en spiritualiteit die vergaande consequenties heeft. 6 Marcus 4:17-19 Toen hij een huis was binnengegaan, weg van de menigte, vroegen zijn leerlingen hem om uitleg over deze uitspraak. Hij zei tegen hen: ‘Begrijpen ook jullie het dan nog niet Marcus 8:16-21 Ze hadden het er met elkaar over dat ze geen brood hadden. Toen hij dit merkte, zei hij: ‘Waarom praten jullie erover dat je geen brood hebt? Begrijpen jullie het dan nog niet, en ontbreekt het jullie aan inzicht? Zijn jullie dan zo hardleers? Jullie hebben ogen, maar zien niet? Jullie hebben oren, maar horen niet? Weten jullie dan niet meer hoeveel manden vol stukken brood jullie hebben opgehaald toen ik vijf broden brak voor vijfduizend mensen?’ ‘Twaalf,’ antwoordden ze. ‘En toen ik zeven broden brak voor vierduizend mensen, hoeveel manden vol stukken brood hebben jullie toen opgehaald?’ ‘Zeven,’ antwoordden ze. Toen zei hij: ‘Begrijpen jullie het dan nog niet?’ 7 Marcus 6:1-6Hij vertrok weer en ging naar zijn vaderstad, gevolgd door zijn leerlingen. Toen de sabbat was aangebroken, gaf hij onderricht in de synagoge, en vele toehoorders waren stomverbaasd en zeiden: ‘Waar haalt
4
dat hij een paar zieken de handen oplegde en hen genas. Hij stond verbaasd over hun ongeloof. Hoe anders is dat aan de overkant van het meer bij Gennesaret. Als ze uit de boot stappen, wordt hij meteen herkend. In het hele gebied ontstaat een druk komen en gaan van mensen, die zieken op draagbedden meenemen naar elke plaats waarvan ze hoorden dat hij daar was. Overal waar hij komt, in dorpen, steden en gehuchten, leggen ze de zieken op het plein. Ze smeken hem of ze ten minste de zoom van zijn kleed mogen aanraken. En iedereen die hem aanraakt, wordt genezen.8 En hoe anders is dat in het heidense buitenland. Vorige week was het een syro-fenicische vrouw, die Jezus de ogen opende, met haar uitspraak dat de hondjes onder de tafel de kruimels opeten die de kinderen laten vallen,9 en vanmorgen zijn het onbekenden, die een doofstomme man, bij hem brengen en hem smeken om deze man de hand op te leggen. Met nadruk wijst Marcus erop dat het niet in Israël, in Galilea, niet in Nazareth, maar in het buitenland plaatsvindt: als Jezus uit de omgeving van Tyrus via Sidon naar het Meer van Galilea, dwars door het gebied van Dekapolis is gereisd. Daar, in dat griekssprekende heidense gebied vindt Jezus, wat hij in zijn eigen land heeft gemist. Geloof, vertrouwen.10 Ja, waarin? In hem, Jezus, hij dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid die hem gegeven is? En dan die wonderen die zijn handen tot stand brengen! Hij is toch die timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En ze namen aanstoot aan hem. Jezus zei tegen hen: ‘Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad, onder zijn verwanten en huisgenoten.’ Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat hij een paar zieken de handen oplegde en hen genas. Hij stond verbaasd over hun ongeloof. 8 Schillebeeckx, Jezus het verhaal van een levende, pg. 152 In de wondertraditie worden we geconfronteerd met een herinnering aan Jezus van Nazareth zoals hij is overgekomen vooral bij het gewone, landelijke Galilese volk, dat door alle religieuze bewegingen en groeperingen word verwaarloosd. Opvallend is, dat zowel Johannes de Doper als Jezus zich juist ook tot het gewone volk hebben gewend, en door hen dan ook enthousiast werden ontvangen. In zulk een milieu groeit de verering van een weldoener uiteraard ook uit tot een zekere legendevorming, waarin, wanneer macht in dienst van goed-zijn en weldoen staat zoals bij Jezus, vooral de macht op de volksfantasie werkt. Uit zijn wondertraditie noemt Mc. inderdaad ook elementen op, waarin Jezus nagenoeg als „dorps-wonderdokter" (Mc. 7,31-37; 8,22-26) en magiër (Mc. 5,1-20; 11,12-14.20-22) wordt voorgesteld. In de evangeliën hoort men evenwel nog de reserve van Jezus tegenover eenzijdige vertekening; maar niettemin neemt hij dit risico erbij. 9 Marcus 7:28 10 Schillebeeckx, Om het behoud van het evangelie, pg. 20-21 Markus situeert de gebeurtenis die hij verhaalt, in de heidense streken die Galilea omringen. In een aan dit verhaal onmiddellijk voorafgaand twistgesprek in het heidense Syro-Fenicie over wat rein is voor joden en dus heidens of onrein (Mk. 7, 14-23) wordt het duidelijk dat Jezus de joodse tafelgemeenschap ook openstelt voor heidenen: joden mogen ook heidense spijzen eten. Maar de leerlingen begrijpen dat niet: joods gezien is dit immers onzin, dat kan en mag niet! Daarna laat Markus Jezus in een bizarre zigzag-route op reis gaan van het heidense Tyrus via een heidense omweg, om het joodse Galilea heen, naar het hart van de heidense Dekapolis. Hier vindt dan de genezing van de doofstomme plaats (al wordt niet gezegd dat deze een heiden is). Om een idee te hebben van deze wat gekke reisroute, moet men de verhoudingen omzetten op een Nederlandse landkaart. Jezus wil vanuit Den Haag naar Nijmegen reizen, maar hij vermijdt heel het Utrechtse en het Maas- en Waalgebied, die dan op dit plaatje het joodse 'Galilea' voorstellen, en hij gaat vanuit Den Haag via de omweg
5
in zijn barmhartigheid. En in zijn gave om mensen te kunnen genezen, en ook in zijn missie. Hier komt hij geen vooroordelen tegen, geen wantrouwen, 11 geen achterdocht, geen intriges.12 Maar hier treft hij mensen, die in hem de laatste strohalm zien. Wat de Duitse minister van buitenlandse zaken overkwam, toen hij een bezoek bracht aan een van de vele vluchtelingenkampen13, wat Merkel overkwam toen ze een school in Rostock bezocht 14 en onze scriba ds. Plaisier, toen hij dit voorjaar het eiland Lampedusa bezocht.15 Mensen, die in jou een laatste reddingsboei zien, die jou smeken hen te helpen. Amsterdam, Zwolle en Zutphen naar Nijmegen. Een wel gekke reisroute! Niet dat Markus onbekend was met de geografische ligging aan die steden: hij heeft met die reisroute wel degelijk een eigen bedoeling. Hiermee wordt, in Markus' opvatting, reeds door Jezus zelf, en niet pas door Paulus of onder druk van Paulus ook door Petrus, de openheid van het joodse evangelie van Jezus naar dc heidense wereld toe verkondigd. Zo gaat het Markusevangelie, zonder het wonder van ten fysieke genezing te loochenen of op de achtergrond te drukken, door het invoegen van deze overlevering van een door Jezus gewrochte genezing in de grote samenhang van zijn evangelie haast onopgemerkt over naar een dieper, symbolisch niveau. In de grote context van zijn evangelie wijst Markus op het onvermogen van de leerlingen en van de mensen om Jezus' persoon en zending te verstaan. Reeds voor (Mk. 7, 18) en ook na (Mk. 8. 17-2I ) de genezing van de doofstomme worden de leerlingen om dit onvermogen gelaakt. Dat sluit aan bij de klachten van de oude profeten, die het volk blinde ogen, dove oren, een verstokt hart verwijten. Enkele verzen voor dit wonderverhaal laat Markus Jezus zeggen: 'Luister allemaal naar mij en begrijp me toch' (Mk. 7,14). Maar de leerlingen begrijpen het niet: alleen een heidense vrouw die wel Jezus' woord gelooft, een Syrofenicische. is niet doofstom (7, 24-30). Zij heeft aanhoord wat Jezus zei en het overwogen en aanvaard: ze gelooft zijn woorden. 11 Mark 2:16 16 En toen de schriftgeleerden der Farizeeën Hem met de zondaars en tollenaars zagen eten, zeiden zij tot zijn discipelen: Waarom eet Hij met de tollenaars en zondaars? Mark 2:24 En de Farizeeën zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op de sabbat wat niet mag? 12 Mark 3:6 6 En de Farizeeën gingen heen en pleegden terstond met de Herodianen overleg tegen Hem ten einde Hem om te brengen. Marcus 12:13 Ze stuurden enkele farizeeën en herodianen naar hem toe om hem een ongeoorloofde uitspraak te ontlokken. 13 Gehoord op de Kirchentag Stuttgart 2015; ook in Der Spiegel 4. mei 2015 Steinmeier in Kairo: Deutschland nimmt Ägypten 600 Flüchtlinge ab. Deutschland will 600 Flüchtlinge aufnehmen, die vorübergehend in Ägypten Zuflucht gefunden haben. Die Bundesregierung will ihnen die Weiterreise nach Deutschland ermöglichen. Das gab Bundesaußenminister Frank-Walter Steinmeier (SPD) bei einem Besuch in Kairo bekannt. 14 NRC17 juli 2015 Merkel krijgt kritiek na ‘kille’ reactie op huilend Palestijns meisje door Pim van den Dool Een politicus die met de mond vol tanden staat op het moment dat hij of zij geconfronteerd wordt met de gevolgen van beleid. Het overkwam de Duitse bondskanselier Merkel deze week, toen een Palestijns meisje dat bedreigd wordt met uitzetting uit Duitsland in tranen uitbarstte. Op social media krijgt Merkel, die te onderkoeld zou hebben gereageerd, veel kritiek. Merkel bracht dinsdag een bezoek aan een school in Rostock, waar ze met leerlingen over actuele zaken sprak. Het gevoelige onderwerp asiel kwam ook aan de orde toen een Reema, een Palestijns meisje, Merkel in vloeiend Duits vroeg waarom zij en haar familie nog altijd met uitzetting worden bedreigd terwijl ze al vier jaar geleden een verblijfsvergunning hadden aangevraagd. “Ik heb doelen als ieder ander”, zei Reema tegen Merkel. “Ik wil studeren zoals iedereen. [...] Het is erg onprettig te zien dat anderen van het leven kunnen genieten, en ik niet.” Merkel zegt in reactie tegen het meisje dat “politiek soms hard is”. Vervolgens beschrijft ze Reema als “een heel erg sympathiek persoon”, maar voegt ze toe dat er in Palestijnse vluchtelingenkampen duizenden meisjes als haar zijn en dat Duitsland simpelweg niet iedereen kan opnemen. Op het moment dat ze Reema belooft dat asielaanvragen in de toekomst sneller zullen worden afgehandeld, ziet ze dat Reema in tranen is uitgebarsten en onderbreekt ze haar verhaal. Merkel weet even niet goed hoe te reageren, maar loopt dan naar Reema toe om haar te troosten. Ze aait wat onzeker over het hoofd van het meisje terwijl ze zegt: “Je hebt het toch goed gedaan.” 15 Het is belangrijk dat kerken naar Lampedusa gaan, om die mensen te laten zien dat ze er niet alleen voor staan als ze de grote klappen moeten opvangen," zegt Arjan Plaisier in het Nederlands Dagblad. De scriba van de Protestantse Kerk (PKN) bracht een bezoek aan het eiland. "En we moeten ook verkondigen dat Lampedusa
6
Ik ga niet op de details van het wonder zelf in: in de oudheid zijn er meer van dat wonderverhalen van genezers bekend. In de oudheid zag men zo’n genezing ook niet als een puur medisch handelen, maar als een overwinning op boze geesten, die mensen in hun greep hielden. 16 Nee, maar waar het Marcus om gaat, gaat boven dit specifieke wonder uit. Deze genezing verwijst naar Jezus’ missie, naar wie hij vertegenwoordigt. De mensen waren geweldig onder de indruk en zeiden: ‘Alles vooral een erg mooi eiland is. Dat helpt echt." Hij mocht - bij hoge uitzondering en na wat aandringen - een kijkje nemen in het hermetisch afgesloten en overvolle detentiecentrum midden op het eiland. "Als ik al die koppies zie, vraag ik me af wat deze mensen nog te wachten staat. Waar zijn ze aan begonnen? Ze dromen van een leven in Europa, maar of die droom wat oplevert? Dat greep me erg aan." 16 Schillebeeckx Jezus, het verhaal van een Levende pg. 150 Bovendien is het uit het nieuwe testament meer dan duidelijk, dat „wonderen" niet gezien worden binnen de moderne verstaanshorizon of' vraagstelling van een al dan niet „doorbreken van natuurwetten" (deze visie is het oude en het nieuwe testament zonder meer vreemd, omdat daar de dingen zijn wat ze zijn door Gods nieuw scheppende of „hartverhardende" activiteit). Ze moeten gezien worden binnen de horizon (of vraagstelling) van de „macht van de boze" tegenover „de macht van God". Daarom juist spelen „duiveluitdrijvingen" en genezingen van zieken (ziekte, in de breedste zin van het woord, is joods een „in de macht van de boze zijn") zo'n centrale rol in de verhalen van Jezus' wonderdaden (zij vormen, traditiehistorisch, ook het oudste bestand van de voorcanonieke wondertraditie). Het optreden en verschijnen van Jezus wordt door de boze machten op zich at beschouwd als een agressie (Mc. 1,23-24 par; 5,7 vv par; 9, 20.25). Tegenover de boze, pijnlijke vruchten van deze machten stelt Jezus slechts goede daden, weldaden. Dat juist is het opvallende in een geschiedenis van mensen, die voor velen vooral een lijdensgeschiedenis is: Lijden onder de macht van het kwaad. In de strijd tussen de goede macht van God en de demonische machten, die de mensen teisteren, kwellen en verleiden, kent Jezus zichzelf derhalve een uitgesproken functie toe. Idem pg. 158 Typerend is, dat Jezus zelf nooit het initiatief neemt om wonderen te verrichten. Hij wil mensen die bij hem komen om genezing, niet teleurstellen; zelf wil hij zich geen genezersrol toeschrijven, maar hij is gevoelig voor alwie, hoe dan ook, vertrouwen in hem stelt (Mc. 5,25-34; Mt. 8,513 par). Hij wordt terughoudend, wanneer hij daaromtrent twijfel bemerkt (Mc. 9,14-30 par). Nabijheid van Jezus wordt als heil ervaren. Uit al deze daden spreekt volgens Mc. „een nieuwe leer met volmacht" (1,27). Hier wordt geen onderscheid gemaakt tussen „woorden" (logia) en daden. Jezus' daden zijn zelf „een evangelie": de blijde boodschap aan armen ligt in hun genezing dankzij Jezus' aanwezigheid, waarbij niet eens gezegd wordt dat deze mensen „geloven in hem". Ze komen gewoon met hun misère bij hem. Heil wordt hier geschonken aan mensen die in hun besef van onheil de enig juiste voorwaarde realiseren om tenslotte het evangelie als blijde boodschap te kunnen ontvangen. Jezus' omstuwd worden door het volk is als de machteloze kreet van de menselijke onheilsgeschiedenis! Het tekent tevens de hoop, die dankzij Jezus in deze geschiedenis is binnengetreden: iemand die alleen maar weldoende rondgaat; een man in wie geen kwaad is. Al blijft dit alles voorlopig allemaal erg dubbelzinnig, naar Mc.' zienswijze, het geeft in zijn kern de indruk weer die Jezus in zijn aardse levensdagen op velen heef t gemaakt. Dat proefde Mc. in het hem overgeleverde materiaal en hij respecteerde de tendens die er in lag: de opeengestapelde menselijke lijdensgeschiedenis, die uitkijkt naar Jezus, die uitredding brengt. Naast enkele algemene samenvattingen van Jezus' wonderbare optreden (Mc. 1,32-34; 1,39; 3,7-12; 6,53-56) heeft Mc. nog een zestiental afzonderlijke wonderverhalen. Deze omvang van het „wonder-repertorium" van Jezus wijst er op, dat voor Mc. Jezus' wonderdaden een bepaalde betekenis bezitten voor „het evangelie van Jezus Christus", die zij in andere vroegchristelijke tradities in deze mate geenszins hebben (de Q- gemeente spreekt slechts van twee wonderen en dan vooral met het oog op een daaruit ontsponnen discussie; Paulus' evangelie spreekt niet over Jezus' wonderen). Dit wijst er op, dat (zie boven) voor Mc. „het evangelie" wezenlijk ook een historische herinnering aan hetgeen Jezus zei en vooral deed, mede-insluit. Mc. wil Jezus uittekenen als iemand die mensen blij heeft gemaakt, hun metterdaad een eu-aggelion brengt. Dc wonderdaden van Jezus hebben in zijn verhaal dus een evangelische betekenis: Jezus brengt heil, omdat hij de met de Geest vervulde Zoon is (Mc. 1,9-11). Daarom wijkt de satan waar hij verschijnt (1,23-28), want waar hij optreedt nadert ook de Gods heerschappij, die hij verkondigt (1,1415). Dat doorzien de mensen nog niet die in hun onheil naar hem toestromen voor genezing en bevrijding (wat trouwens nergens door Mc. wordt bekritiseerd): in Jezus gaat het om de weldoende (zie Mc. 7,37) werkelijkheid van het koninkrijk Gods. Dit zal evenwel pas na zijn dood volkomen duidelijk worden in dec ervaring der gemeente, aan wie de Godsheerschappij is geopenbaard.
7
wat hij doet is goed: zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken.’ 17 Dat is wat Marcus beoogt, daarom heeft hij dit verhaal over de genezing ook opgenomen; dat wij, zijn lezers, met de heidenen van toen zouden zeggen: ‘Alles wat hij doet is goed: zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken.’ In deze mens Jezus vindt een herstel van de schepping plaats, in deze mens Jezus wordt het messiaanse heil zichtbaar. Of zoals ze we aan het begin van de dienst zongen: De dans werd vergeten en het ritme verstoord; Het lied van de schepping werd zelden nog gehoord Ik kwam hier op aarde om een gloednieuw begin, In Bethlehem zette de dans weer in. Ik danst voor blinden die mij riepen om licht. Ik gaf aan verschopten een stem, een nieuw gezicht. Ik danste voor kinderen, de koning te rijk. Ik danste het lied van gerechtigheid.18 Wat Jezus brengt, is bevrijding van kwellende machten. Wat Jezus bewerkstelligt, is het verdrijven van boze machten. Misschien zou je hem met een modern woord een trauma-deskundige mogen noemen. Waar het om gaat, is dat daarin Gods bedoeling, Gods heil zichtbaar wordt. In het genezen, in het herstellen, in het opengaan van mensen.19 17
Schillebeeckx, Jezus het verhaal van een levende, pg. 150-151 Dit hebben de christenen later goed gezien: zoals in het begin God bij de schepping zag dat alles goed geschapen was, zo zegt men nu van de eschatologische profeet: „hij heeft alles wel gedaan" (Mc. 7,37), terwijl satan, de macht van het kwaad, degene is die mensen doof, blind, melaats en stom maakt. De macht der goedheid daarentegen, zoals in Jezus gemanifesteerd, bevrijdt de mens van alle satanskwellingen. Dat is de nieuwtestamentische, antieke verstaanshorizon van wat men Jezus' „tekenen en machtsdaden" noemt; — aan al dan niet doorbroken of gerespecteerde natuurwetten denkt daarbij geen mens, Jezus noch zijn toehoorders, participerend in het gebeuren hetzij door bijval hetzij door afkeer. Het wonderbare, dat in Jezus tot uiting komt, is hierbij geen punt, niet voor de opponenten, noch voor de Jezus-gezinden; wel: de uiteindelijke interpretatie van wat beide partijen gelijkelijk ervaren. Interessant daarbij is op te merken, dat het „materiaal" van de wonderverhalen historisch wel zeker uit Galilea komt (Noord-Oost Galilea en de omgeving van het meer), — het land van Jezus' oorspronkelijk en langste vertoeven en optreden. De dragers van deze wonderoverlevering betreffende Jezus zijn oorspronkelijk de milieus waarin Jezus tijdens zijn optreden in Galilea werkzaam was geweest; van daaruit kwam die overlevering in contact met de andere tradities van bredere vroeg-christelijke kringen, waarin zij werden geïntegreerd, zij het niet zonder theologische correcties 18 gezang 839:2,3 19 Schillebeeckx Jezus, het verhaal van een Levende, pg. 158 Maar Mc. stelt tegelijk een „eschatologisch voorbehoud" tegenover de volkstoeloop naar het heil. Dat doet hij van meet af aan, maar de bedoeling ervan gaat pas blijken na de cesuur in zijn evangelie: Mc. 8.27, de messiasbelijdenis van Petrus. een „triomfalisme" dat onmiddellijk door Jezus wordt tegengesproken door het openen van het lijdensperspectief. Van dan af vermindert en
8
Misschien staan we net als toen als samenleving op een kruispunt. En zullen we onder druk van de omstandigheden moeten kiezen. Tussen verkilling, verharding en verzuring enerzijds en tussen barmhartigheid, gastvrijheid en menselijkheid anderzijds. Of om Geert mak nog eens te citeren: Zonder andersoortige waarden kunnen we inderdaad de 21e eeuw niet overleven. Zonder religieuze waarden. van welke aard ook. bestaat er geen spiritueel tegenwicht tegen ons materialisme en ons dodelijke marktdenken. Zonder dat geloof en visie en idealen die daaruit voortvloeien worden onze politieke !leidslieden steeds kleiner: ze hebben geen duidelijk doel meer dat hen voortdrijft afgezien van de dagelijkse peilingen van Maurice de Hondt. 20 Daarom ben ik blij dat jullie jullie kind willen laten dopen en je kind van jongs af met die andersoortige waarden vertrouwd willen maken. Daarom hoop ik ook dat er een plek zal blijven, waar mensen bijeen zullen blijven komen om elkaar vast te houden, om de verhalen over Jezus Christus door te vertellen en om zijn droom van het Koninkrijk van God levend te houden. Zodat jullie kind het op zijn beurt aan zijn kinderen en kleinkinderen kan doorgeven. Zodat, wanneer hij in 2065 hier op bezoek hen kan vertellen: kijk, in deze kerk ben ik gedoopt. En hier heb ik voor eerst de verhalen uit de bijbel gehoord. En hier heb ik van Jezus horen vertellen: een mens, die door God gezonden, de barmhartigheid zelve was. En die daarom van God de allerhoogste ereplaats heeft gekregen. Die door Zijn Geest nog steeds bij ons is en bemoedigt om ook zo te leven. Nou ja, of iets van die strekking. Ik zal er zelf niet bij zijn in 2065, maar wel geef ik jullie als ouders deze preek mee en hoop ik dat jullie op jullie beurt die zullen doorgeven als flessenpost in de tijd. Wie weet waar hij terecht komt. In elk geval hoop ik vanmorgen bij jullie, bij u. Amen.
verstomt zelfs het verhaal van de volkstoeloop naar Jezus. Het volk, hele steden verwerpen hem. Jezus trekt zich voortaan blijkbaar terug van de volksmassa en legt zich toe op een bijzondere vorming van zijn leerlingen. De genezing die nog volgt in het hem verloochenend Bethsaida (Mc. 8. 22-26) (zie ook in 7,31-36) verloopt slechts moeizaam, als drukt het ongeloof op heel dit gebeuren; zij gebeurt ook opzettelijk onttrokken aan de ogen van aanwezigen (ook in Mc. 7,33). Jezus trekt zich terug van dc menigte en gaat een kern van leerlingen vormen. 20 Geert Mak in de Verdieping, uitgave van Stichting Nijkleaster pg. 15
9