Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Academiejaar 2014-2015
Afternoon tea of koffie met koekjes? Een receptie-onderzoek naar vertaalstrategieën in de kinderliteratuur Florence Lapere
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de taal- en letterkunde: Nederlands – Engels
Promotor: dr. Katrijn Maryns Co-promotor: prof. dr. Klaas Willems
Dankwoord Aan het begin van deze masterproef neem ik graag even de tijd om enkele mensen te bedanken die me tijdens het schrijfproces geholpen hebben. Bedankt aan Dr. Katrijn Maryns om mijn werk na te lezen en me goede tips en motivatie te geven om verder te schrijven. Het is deels dankzij een vak die ik in de 3 e bachelor bij haar volgde, dat ik een bachelorproef én masterproef schreef over vertalingen. Prof. Dr. Klaas Willems hielp me vorig jaar reeds bij het voltooien van mijn bachelorproef en slaagde er dit jaar opnieuw in om me warm te maken voor een verder onderzoek. Daarnaast stond hij me aan het begin van dit jaar bij met raad en daad als co-promotor en zette me op de goede weg. Bij de statistische verwerking van mijn masterproef kon ik rekenen op de hulp van Dr. Ludovic De Cuypere. Alleen wist ik helemaal niet hoe daar aan te beginnen, maar hij hielp me waar nodig en zo slaagde ik er alsnog in een analyse te maken van mijn resultaten. Verder ook heel erg bedankt aan juffrouw Marieke en meester Willy en hun zesdes uit de Vrije Basisschool Sint-Lodewijk Beitem en de Vrije Basisschool uit Oostnieuwkerke, bij juffrouw Carol en haar leerlingen voor hun medewerking aan en inzet voor mijn onderzoek. Als laatste wil ik ook nog een dankwoordje richten aan mijn ouders. Zij hebben me de voorbije vijf jaar die ik aan de Blandijn doorgebracht altijd onvoorwaardelijk gesteund en me tijdens moeilijke periodes zoals de examens altijd een duwtje in de rug gegeven waar nodig. Hetzelfde geldt voor Louis, bedankt voor je eindeloze geduld.
1
Inhoudsopgave DANKWOORD
1
LIJST VAN AFKORTINGEN
4
LIJST VAN TABELLEN
5
LIJST VAN AFBEELDINGEN
6
1.
7
INLEIDING
1.1.
KORTE INHOUD THE SECRET GARDEN
1.1.1. 1.2. 2.
9
MOTIVATIE KEUZE THE SECRET GARDEN
9
OPBOUW MASTERPROEF
10
LITERATUURSTUDIE
11
2.1.
STUDIE VAN VERTALINGEN
11
2.2.
WAT IS KINDERLITERATUUR?
20
2.3.
FUNCTIES VAN KINDERLITERATUUR
21
2.4.
STUDIE VAN VERTALINGEN VAN KINDERLITERATUUR
23
2.5.
EERDER ONDERZOEK NAAR DE INVLOED VAN VERTAALSTRATEGIEËN OP RECEPTIE
25
2.6.
KERNBEGRIPPEN
27
2.6.1.
VERTAALSTRATEGIEËN
27
2.6.2.
CLASSIFICATIE VAN LOKALE VERTAALSTRATEGIEËN
27
2.7.
REALIA
2.7.1. 3.
30
SOORTEN REALIA
32
METHODOLOGIE
35
3.1.
SELECTIE VAN DE FOCUSTEKSTEN
35
3.2.
VERTALINGEN FOCUSTEKSTEN
36
3.3.
VERZAMELING VAN DE PARTICIPANTEN
39
3.4.
VRAGENLIJSTEN
40
3.4.1.
DEEL 1 – OVER JEZELF
40
3.4.2.
DEEL 2 – INHOUDSVRAGEN
43
3.4.3.
DEEL 3 – ATTITUDEVRAGEN
45
3.4.4.
AFNAME VAN DE VRAGENLIJSTEN
45
2
3.5.
MOGELIJKE ZWAKTES VAN HET ONDERZOEK
47
3.5.1.
GEEN READABILITY TEST
47
3.5.2.
MOMENTOPNAME
48
3.6. 4.
STATISTISCHE VERWERKING VAN DE RESULTATEN BESPREKING RESULTATEN
4.1.
48 50
‘OVER JEZELF’-VRAGEN
50
4.1.1.
REDENEN OM TE LEZEN
50
4.1.2.
LEESFREQUENTIE
51
4.1.3.
CORRELATIE REDENEN OM TE LEZEN EN GEMIDDELDE SCORES
52
4.1.4.
CORRELATIE LEESFREQUENTIE EN GEMIDDELDE SCORES
54
4.2.
ATTITUDE-VRAGEN
55
4.3.
COMPREHENSIE-VRAGEN
57
4.3.1.
T-TEST
58
4.3.2.
CONTROLE-VRAGEN
61
4.4.
VERGELIJKINGEN TUSSEN JONGENS EN MEISJES
62
4.5.
VERGELIJKING TUSSEN DE TWEE SCHOLEN
66
5.
BESLUIT
70
REFERENTIELIJST
73
PRIMAIRE LITERATUUR
73
SECUNDAIRE LITERATUUR
73
BIJLAGEN
78
(19848 woorden)
3
Lijst van afkortingen DT
Doeltaal
BT
Brontaal
DC
Doeltaalcultuur
BC
Doeltaalcultuur
AOIs
Areas Of Interest
N
Naturaliseren
E
Exotiseren
Tekst AF
Tekst A – foreignizing/exotiserende vertaling
Tekst AD
Tekst A – domesticating/naturaliserende vertaling
Tekst BF
Tekst B – foreignizing/exotiserende vertaling
Tekst BD
Tekst B – domesticating/naturaliserende vertaling
H0
Nulhypothese
HA
Alternatieve hypothese
Q1
Eerste kwartiel
Q3
Derde kwartiel
Med
Mediaan
ONK
School Oostnieuwkerke
B
Beitem
4
Lijst van tabellen
Tabel 1: Classificatie lokale strategieën (Wiggerts 2005: 16 - eigen vertaling + toevoeging, FL) 29 Tabel 2: Illustratie van tabellen vertalingen focusteksten
38
Tabel 3: Illustratie deel 1 vragenlijsten - 'over jezelf'
42
Tabel 4: Attitude 2 - iets niet begrepen?
56
Tabel 5: Mean and standard deviation of Score by Test
59
Tabel 6: Scores controlevragen ONK/Beitem
61
Tabel 7: Scores vragen Oostnieuwkerke
62
Tabel 8: Scores vragen Beitem
62
5
Lijst van afbeeldingen
Afbeelding 1: Voorbeeld deel 3 vragenlijsten – Attitudevragen
45
Afbeelding 2: Redenen om te lezen
51
Afbeelding 3: Leesfrequentie participanten
52
Afbeelding 4: Correlatie redenen om te lezen en gemiddelde scores algemeen
53
Afbeelding 5: Correlatie leesfrequentie/gemiddelde score algemeen
54
Afbeelding 6: Attitude 1 - verder lezen of niet?
55
Afbeelding 7: Attitude 2 - iets niet begrepen?
56
Afbeelding 8: Boxplot scores D-test en F-test
60
Afbeelding 9: Vergelijking meisjes/jongens gemiddelde score
63
Afbeelding 10: Correlatie frequentie/geslacht
64
Afbeelding 11: Vergelijking meisjes/jongens redenen om te lezen
65
Afbeelding 12: Vergelijking gemiddelde scores ONK/B
66
Afbeelding 13: Leesredenen per school
67
Afbeelding 14: Frequentie per school
68
6
“Talen zijn nooit spiegels van elkaar; per definitie komt er in een andere taal iets anders te staan dan wat er stond.” (Lalleman 2005: 7)
1.
Inleiding
Dagelijks worden in de hele wereld dezelfde boeken gelezen, door allerlei mensen van verschillende culturen en de bijhorende gebruiken. Dit wordt, onder meer, mogelijk gemaakt door vertalingen. Hoewel ‘dezelfde boeken’ misschien enige nuancering vereist. Niet elke lezer krijgt exact dezelfde boodschap, want een vertaling is immers niet zomaar een letterlijke vervanging van een woord uit de brontaal (de oorspronkelijke taal van de tekst) door een woord uit de doeltaal (vertaling). De structuur van elke taal is anders, en elke taal kent polysemie, waarbij woorden of constructies verschillende betekenissen kunnen hebben, afhankelijk van de context. Vertalers moeten dus voortdurend kiezen tussen die verschillende betekenissen. In vertaalstudies noemt men de vertaler vaak “the mediator, […] one who facilitates the negotiating ‘dialogue’ between source text and target audience” (Van Coillie & Verschueren 2006: v). Elk woord moet apart bekeken worden in zijn context om zo tot de best mogelijke vertaling te komen. Hiermee verbonden zijn realia of specifiek culturele referenties. Realia zijn vaak historische, geografische, sociaal-culturele en institutionele begrippen (Grit 1997: 279). Ze zijn dus heel specifiek voor een bepaalde taal (en -gebied) of cultuur en vaak moeilijk of helemaal niet te vertalen. Dit is één van de punten waarop vertalen voor volwassenen erg verschilt van vertalen voor kinderen. Vaak veronderstellen vertalers dat volwassenen wel enige kennis hebben van fenomenen en gebruiken uit een vreemde cultuur en dat ze begrijpen dat namen, plaatsen en gewoontes anders kunnen zijn wanneer men een boek leest daar oorspronkelijk in een andere taal geschreven werd. Bij jonge lezers ligt dit moeilijker. Die beseffen ten eerste meestal niet dat een boek een vertaling is, daarnaast ontbreekt de kennis en de tolerantie voor ‘het vreemde’ vaak (Nikolajeva 2006: 278). De rol van de vertaler is dus nergens zo belangrijk als bij vertalingen van kinderboeken (Van Coillie & Verschueren 2006: v). Bij het vertalen van die vreemde elementen – de realia – zijn er verschillende doelen. In de vertaalwetenschap (o.a. Vandeweghe 2005: 57) spreekt met onder andere over ‘brontaalgericht’ en ‘doeltaalgericht’ vertalen. Een brontaalgerichte vertaler probeert zo dicht mogelijk bij de brontekst te blijven en bij wat de auteur oorspronkelijk bedoelde.
Een
doeltaalgerichte vertaler daarentegen probeert “trouw [te] blijven aan” de doelgroep en hun 7
cultuur. Grit (1997: 280) noemt dit respectievelijk exotiserend en naturaliserend vertalen, terwijl onder anderen Venuti (1995) het over foreignizing en domesticating heeft. Samenvattend laat een vertaler in een exotiserende vertaling vreemde elementen voor wat ze zijn, waarbij het doelpubliek zich moet aanpassen aan het vreemde. Naturaliserende vertalers doen het omgekeerde en maken bepaalde aanpassingen aan het vreemde, ten voordele van de doelgroep. Bij een doelpubliek met voorkennis, meestal volwassenen dus, gebruikt men heel vaak de exotiserende strategie. Bijgevolg kan men verwachten dat men bij vertalingen van kinderboeken vaker voor de naturaliserende strategie zal kiezen. Nikolajeva (2006: 277) waarschuwt echter voor een al te naturaliserende vertaling. Kinderliteratuur kan kinderen immers kennis laten maken met een vreemd land en cultuur, met al zijn gebruiken. Toch is er tegelijk de mogelijkheid dat een kind een vertaling zal afkeuren omdat die als ‘te vreemd’ wordt ervaren. Net die afweging is het onderwerp van deze masterproef. De wetenschappelijke studie van literaire vertalingen is sowieso nog steeds een jonge discipline. De eerste ‘echte’ studies over literaire vertalingen ontstonden volgens Ordóñez-López (2009: 53) pas begin vorige eeuw. Onderzoek naar kinderliteratuur ontstond pas vanaf 1960 (Kruger 2012: 12). Uit eerder eigen onderzoek (Lapere 2014) bleek er binnen de studie van kinderliteratuur heel weinig empirisch onderzoek te bestaan naar de invloed van die verschillende vertaalstrategieën op de receptie van vertalingen bij kinderen. Kruger (2013) maakt melding van twee andere onderzoeken, Puurtinen (1994) en Liang (2007), naast haar eigen onderzoek bij Zuid-Afrikaanse kinderen. Onderzoekers blijken hun argumenten voor of tegen één van de vertaalstrategieën vaak te baseren op intuïties en persoonlijke ervaringen (Chesterman 1998: 226) en niet op duidelijk empirisch bewijs. Ook Lathey (2011: 211) stelt dat “[a] greater emphasis on empirical research […] necessary [is] to discover just how much ‘foreignness’ young readers are able to tolerate, […]”. Uit verdere interesse na het schrijven van die bachelorproef (Lapere 2014) over dit onderwerp, werd beslist om dus zelf een onderzoek op te zetten naar de receptie van vertalingen. Het wordt verwacht dat een exotiserende vertaling inderdaad moeilijker te begrijpen zal zijn, omwille van het gebruik van ‘moeilijkere woorden’ en onbekende begrippen, terwijl een naturaliserende vertaling zoals gezegd het voor de kinderen ‘gemakkelijker’ maakt en moeilijke elementen en passages uit de weg gaat. Centraal staat dus de onderzoeksvraag of er al dan niet verschil te merken zal zijn tussen de receptie van een exotiserende en die van een naturaliserende vertaling van een kinderboek bij kinderen van 10 tot 12 jaar. Dit wordt getest aan de hand van focusteksten, met daarin verschillende realia of Areas Of Interest (AOIs) en vragenlijsten over die focusteksten. Als basis 8
voor deze focusteksten werd net zoals bij Lapere (2014) gekozen voor het oorspronkelijk Engelstalig kinderboek The Secret Garden van Frances H. Burnett uit 1911. Tegenwoordig beschouwen velen het nog altijd als een klassieker binnen de Engelse kinderliteratuur. Het werd ettelijke keren vertaald en tussen 1983 en 1993 werden er maar liefst dertien verschillende filmen TV-bewerkingen gemaakt.
Mary Lennox is een onaantrekkelijk meisje met een smal mager gezichtje en piekerig blond haar. Als haar ouders gestorven zijn na een cholera-epidemie, wordt ze naar haar oom in Engeland gestuurd. Ze komt terecht op huize Misselthwaite, een groot oud landhuis, dat te midden van uitgestrekte sier- en moestuinen ligt. Haar oom is een eenzelvig man, die veel op reis is en haar aan de zorgen van zijn huishoudster overlaat. Omdat ze zich verveelt gaat ze op onderzoek uit. Dwalend langs de kronkelige paden, de bloemperken, fonteinen en uitgestrekte gazons ontdekt ze een ommuurde tuin. Wat voor een tuin zou dat zijn? Waar zou de deur zijn en is het waar dat de sleutel begraven is? Mary wordt steeds nieuwsgieriger en op een goede dag wijst een klein eigenwijs roodborstje haar de toegang tot de geheimzinnige tuin. Maar de wonderlijkste ontdekking doet Mary op een stormachtige nacht als ze niet kan slapen. In het oude huis dat wel honderd kamers heeft, klinkt tussen de bulderende windvlagen door een vreemd geluid. Is dat niet het huilen van een kind?
1.1.1.
Motivatie keuze The Secret Garden
Het verhaal speelt zich af aan het begin van de twintigste eeuw, binnen een aristocratische Britse familie. Het boek staat boordevol handelingen en gebruiken die typisch zijn voor de Britten en hun cultuur (zoals thee drinken, afternoon tea, etc.), maar daarnaast ook gebruiken die typisch zijn voor de aristocratie (zoals het hebben van ‘housekeepers’, ‘maids’ en zelfs slaven in India).
1
Gebaseerd op Burnett, F.H. (1983). De geheime tuin. (Vertaald door E. Veegens-Latorff). Zeist:
Christofoor.
9
Een vertaling maken van al deze regionale gebruiken plaatst een vertaler voor grote uitdagingen. Men wil immers de authenticiteit van het oorspronkelijke verhaal dat zich afspeelt in een Britse familie behouden. De boodschap die de oorspronkelijke auteur wilde overbrengen moet blijven, maar tegelijk is het de bedoeling dat kinderen wel snappen waarover het gaat. Al deze regionale en culturele woorden of realia maken het onderzoek interessant, omdat we specifiek kunnen kijken of kinderen wel of niet invloed ondervinden van een exotiserende of naturaliserende vertaling van die realia. Daarnaast is The Secret Garden een verhaal, dat ondanks het feit dat het begin vorige eeuw geschreven werd, nog steeds bij veel kinderen tot de verbeelding spreekt. Hoewel het verhaal zich ook afspeelt begin twintigste eeuw, kunnen veel kinderen zich nog steeds inleven in het verhaal van Mary en haar vrienden in Misselthwaite Manor. Het is spannend en meeslepend tot op het einde.
In hoofdstuk 2 gaan we dieper in op eerder onderzoek, in de literatuurstudie. Hierbij bespreken we onderzoek naar vertalingen in het algemeen, maar daarnaast ook naar vertalingen van kinderliteratuur, dat tegenwoordig nog steeds een marginale positie inneemt in de vertaalwetenschap. Daarnaast komt hier ook een uitdieping van de kernbegrippen voor deze masterproef aan bod. De belangrijkste begrippen hierbij zijn realia en vertaalstrategieën. In hoofdstuk 3 bespreken we de voor deze masterproef gevolgde methodologie uitgebreid. We hebben het over het opstellen van de focusteksten en vragenlijsten, over de zoektocht naar participanten, maar ook kort over eventuele zwaktes binnen dit onderzoek. Hoofdstuk 4 omvat de bespreking van de resultaten van het onderzoek, maar daarnaast ook een korte discussie. Afsluiten doen we in hoofdstuk 5 met een besluit en een vooruitblik op eventueel verder onderzoek. Achteraan deze masterproef kunnen de geselecteerde focusteksten, vragenlijsten en de verwerking van de resultaten, alsook de literatuurlijst gevonden worden.
10
2.
Literatuurstudie
In de literatuurstudie geven we een overzicht van eerder onderzoek (hoewel zeker nietexhaustief), om het onderzoek voor deze masterproef een theoretisch kader te geven.
Er is enorm veel literatuur terug te vinden over vertalingen. Daarbij moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de descriptieve en de prescriptieve vertaalwetenschap. Descriptieve vertaalwetenschap legt de nadruk op hoe vertalingen tot stand komen, terwijl de prescriptieve vertaalwetenschap, zoals de naam het suggereert, voorschrijft hoe vertaald moet worden. In wat volgt hebben we het vooral over prescriptieve werken. De discussie over naturaliserend en exotiserend vertalen gaat waarschijnlijk al even lang mee als er vertaald wordt. Cicero (106-43 v.C.) had het over ‘ut interpres’ (als gewoon vertaler) en ‘ut orator’ (als een auteur) (Vandeweghe 2005: 57). Friedrich Schleiermacher hanteerde in de achttiende eeuw voor het eerst de termen ‘domesticating’ en ‘foreignizing’. Zelf was hij een aanhanger van het tweede. Zijn doel was “het publiek [te] trainen om vreemde vertalingen te aanvaarden en [te] begrijpen” (Vandeweghe 2005: 59). Daarnaast hing hij een nationalistische ideologie aan om, waarbij men door Duitse teksten foreignizing te vertalen, men zo met de Duitse taal en literatuur de toen heersende overmacht van het Frans kon overwinnen (Venuti 2004: 19). Vladimir Nabokov, die zelf een vertaling maakte van de roman Jevgeni Onegin van de Russische Aleksandr Poesjkin stelt dat een vertaler van romans maar één taak en één taak alleen heeft: “to reproduce with absolute exactitude the whole tekst, and nothing but the text” (Nabokov 1955: 121). Hij gaat zelfs zover te zeggen dat de termen ‘letterlijke vertaling’ een tautologie zijn. Alles wat niet een volledige exacte vertaling is, beschouwt hij als een imitatie, een adaptatie of een parodie. Het enige probleem dat hij hierbij ziet is de keuze die een vertaler moet maken tussen rijm en rede. Jevgeni Onegin is immers een roman die in versvormen geschreven werd. Indien je dit als vertaler helemaal letterlijk wilt vertalen, verlies je de rijm die de
2
Dit overzicht volgt deels Venuti (2004), die theoretici.
een overzicht bundelde van alle belangrijke
11
oorspronkelijke auteur Poesjkin erin stopte en verlies je zo dus voor een stuk de eigenheid en het karakter van de roman (Nabokov 1955: 121). Hoewel Nabokov dus duidelijk een aanhanger is van een letterlijke vertaling, is hij zich tegelijk bewust van eventuele problemen die dat met zich mee kan brengen. Ondanks deze vroege voorbeelden, is de studie van vertalingen nog een jonge discipline. De eerste echte wetenschappelijke studies over literaire vertalingen verschenen pas aan het begin en midden vorige eeuw. ‘Scholars have become aware of the relevance of this area of study and efforts are aimed towards a dynamic and practical analysis, as proven by the publication of a series of relevant contributions.’ (Ordóñez-López 2009: 53) Men beschouwde een vertaling niet langer als een simpele omzetting van woorden uit de brontaal (BT) naar woorden in de doeltaal (DT). Taal werd als een intrinsiek deel van een cultuur gezien en tijdens het vertaalproces moest hier ook rekening mee gehouden worden (Van Boxem 2010: 8). Shaheen (1991: 23) noemt dit een ‘cultureel model’ van vertalen: ‘This approach to translating and translation teaching is based on the theory of language which defines meaning in terms of its cultural fields and contexts. According to this view, language is culture; translating is describing and explaining the world view of one people to another.’ Intercultureel vertalen stelt een vertaler dus voor enkele uitdagingen. Shaheen (1991: 23) noemt het zelfs bijna onmogelijk. Ook Sapir (1956: 69, geciteerd in Shaheen 1991: 23) draagt bij tot dat idee: ‘No two languages are ever sufficiently similar to be considered as representing the same social reality. The worlds in which different societies live are distinct worlds, not merely the same world with different labels attached.’ Edward Sapir is één van de belangrijkste aanhangers van het idee van linguïstische relativiteit. Dit idee dat ook sterk door Benjamin Whorf gevolgd wordt, noemt men ook vaak de Sapir-Whorfhypothese. Die hypothese stelt dat taal niet alleen een communicatiemiddel is, maar dat het tegelijk ook een andere wereldvisie geeft. Als sprekers gaan we ervaring als het ware op een andere manier gaan analyseren. Dit impliceert dat taal de manier waarop we naar de wereld kijken determineert. Bijgevolg kan er tussen verschillende talen maar heel weinig gelijk zijn. (Shaheen 1956: 39-40). Een bekend voorbeeld van deze linguïstische relativiteit-theorie is de taal van de Hopi-stam. Deze stam drukt de werkwoord tijden – verleden, heden en toekomstige tijd – 12
helemaal anders uit dan pakweg het Nederlands of het Engels. Volgens de Sapir-Whorfhypothese delen de inwoners van deze stam hun wereldbeeld compleet anders in dan een Engelstalige of Nederlandstalige spreker. Een vertaling maken is dus bijgevolg voor Sapir heel moeilijk, aangezien je nooit helemaal weet hoe men in de andere taal naar de wereld en de werkelijkheid kijkt. Exacte equivalenten uit verschillende talen zijn misschien zelfs onbestaand. Jean-Paul Vinay en Jean Darbelnet (1958) stellen dat ondanks het grote aantal verschillende theorieën en bijhorende benamingen het aantal methodes eigenlijk teruggebracht kan worden tot zeven, elk met een andere graad van complexiteit. Deze zeven methodes kunnen elk apart gebruikt worden, maar kunnen evengoed ook gecombineerd voorkomen. Ten eerste maken ze een onderscheid tussen een directe (of letterlijke vertaling) en een oblieke vertaling. Bij directe vertalingen is het mogelijk om de boodschap uit de brontaal element per element over te zetten in de doeltaal. Dit is omdat het gebaseerd is op parallelle categorieën of concepten. Soms is het ook nodig om bepaalde lacunes op te vullen om ervoor te zorgen dat het algemeen beeld nog klopt. Oblieke vertalingen zijn nodig wanneer het niet mogelijk blijkt over te zetten van de BT naar de DT zonder de syntactische volgorde te veranderen. Hiervoor zijn de iets complexere, oblieke methodes nodig (Vinay en Darbelnet 1958: 128). Hieronder volgt een lijst van alle zeven procedures die de auteurs beschrijven, met telkens kort wat meer uitleg en voorbeelden (Vinay en Darbelnet 1958: 129-136): Directe methodes 1. Borrowing Deze procedure wordt voornamelijk gebruikt wanneer er een meta-linguïstische tekort is in de DT. Dit is meestal zo bij een onbekend concept. Borrowing of ontlening is dan vaak de aangewezen procedure. Om de sfeer van een Amerikaanse stad te behouden in een Nederlandstalige vertaling wordt bij voorbeeld ‘dollars’ behouden in plaats van dit te veranderen naar ‘euro’. 2. Calque Dit is eigenlijk een speciale vorm van ontlening. Een calque wordt gebruikt wanneer men een uitdrukking letterlijk vertaalt, in plaats van het equivalent uit de DT te gebruiken. Een voorbeeld hiervan is bij voorbeeld het oorspronkelijke ‘compliments of the season’ dat ‘compliments de la saison’ wordt. De eerste en de tweede procedure kunnen door veelvuldig gebruik uiteindelijk een deel van de DT worden. 13
3. Literal translation De derde procedure is een gewone letterlijke vertaling. Deze procedure wordt vooral gebruikt bij vertalingen tussen twee talen van dezelfde taalfamilie zoals bij voorbeeld Frans en Italiaans. Daarnaast wordt het ook vaak gebruikt bij talen die dezelfde cultuur delen. Oblieke methodes: Deze oblieke methodes hebben, in tegenstelling tot de directe methodes, nood aan stilistische ingrepen. Vaak blijken deze nog nodig nadat eerst de drie directe procedures geprobeerd werden. 4. Transposition Bij deze procedure wordt een bepaalde woordklasse vervangen door een andere woordklasse, zonder dat daarom de boodschap veranderd wordt. Deze transpositie kan noodzakelijk zijn, maar ook optioneel. 5. Modulation Bij deze procedure wordt er een variatie op de vorm van de boodschap geformuleerd. Het standpunt is veranderd. Een voorbeeld is hierbij de oorspronkelijke zin ‘It is not difficult to show…’ die vertaald wordt als ‘Il est facile de démontrer…’. 6. Equivalence Eén en dezelfde situatie kan in twee verschillende talen hetzelfde weergegeven worden, ondanks stilistische en structurele verschillen. We spreken dan van equivalente teksten. Een voorbeeld hierbij is de vertaling van onomatopeeën van dierengeluiden. Een haan in een Franstalige tekst zal ‘cocorico’ kraaien, terwijl een ‘Engelstalige haan’ eerder als ‘cock-a-doodle-doo’ weergegeven worden. 7. Adaptation De laatste procedure die Vinay en Darbelnet (1958) beschrijven is die van de adaptatie. Ze omschrijven dit als de meest extreme vorm van vertaling. Dit wordt voornamelijk gedaan wanneer een concept of gebruik uit de BT en BC helemaal afwezig en onbekend is in de DT en DC. Een voorbeeld die de auteurs geven is dat het voor een Engelse vader heel normaal is om zijn dochter op de mond te kussen, na een lange afwezigheid. In de Franse cultuur is dit blijkbaar onbekend en zou dit zelfs als onaanvaardbaar kunnen gezien worden. Een vertaling hiervan
14
wordt dan eerder ‘Il serra tendrement sa fille dans ses bras’, in plaats van ‘Il embrassa sa fille sur la bouche’. De evolutie van de eerste naar de zevende procedure die Vinay en Darbelnet (1958) beschrijven kunnen we enigszins vergelijken met de verschillende lokale strategieën die binnen een globale strategie (naturaliseren of exotiseren) gebruikt worden (zie § 2.6.2.). Roman Jakobson (1959: 139) onderscheidt drie soorten vertalingen: een intralinguale vertaling, een interlinguale vertaling en een intersemiotische vertaling. Een intralinguale vertaling of parafrase is een interpretatie van verbale tekens door middel van tekens van dezelfde taal (Van Bork e.a. 2012). Er worden dus min of meer synonieme woorden gebruikt. Jakobson zegt hier bij dat echte synoniemen misschien wel niet bestaan, want er is nooit volledige equivalentie tussen twee woorden, er is eerder een overlappende betekenis. Hetzelfde geldt ook bij interlinguale vertalingen. Van Bork e.a. (2012) noemen dit in hun Algemeen Letterkundig Lexicon ‘een vertaling in strikte zin’. Hierbij is er een interpretatie van verbale tekens door middel van tekens van een andere taal. Ook tussen twee talen is volledige equivalentie volgens Jakobson dus niet mogelijk. De derde soort vertaling waarover hij het heeft is de intersemiotische vertaling of adaptatie. Hierbij wordt een interpretatie van de verbale tekens door middel van een ander tekensysteem gegeven. Als voorbeeld geven Van Bork e.a. (2012) een verfilming of dramatisering van een roman. Nida (2006: 11) stelt ook dat er tussen twee talen geen echte synoniemen bestaan, hoewel hij dat zelf nuanceert. Er bestaan immers woordenboeken vol synoniemen. Maar die sets van synoniemen kunnen niet in steeds dezelfde contexten gebruikt worden. Alles hangt af van zin tot zin en van tekst tot tekst. Vertalers moeten telkens de juiste afweging maken, vooraleer te kiezen voor een bepaald woord. Samenvattend kan dus gezegd worden dat een vertaler “does not translate LANGUAGES, one translates CULTURES” (Casagrande 1954: 338). De vertaler van een literaire tekst moet op zoek naar oplossingen voor al deze vertaalproblemen. Verschillende taalkundigen probeerden theorieën op te stellen. Een belangrijke moeilijkheid hierbij is dat vertalingen eigenlijk onbewust plaatsvinden in onze hersenen en dat niemand eigenlijk echt weet wat er dan gebeurt (Nida 2006: 11). Meeste taalkundigen gebruiken de term vertaalstrategie om het over de verschillende keuzemogelijkheden bij vertalingen te hebben. Een vertaalstrategie is “een mogelijk bewuste procedure […] om een probleem op te lossen bij de vertaling van een tekst van de ene taal naar de andere” (Lörscher 1991: 76).
15
Eugène Nida (1964) waagde zich als één van de eersten aan een echte vertaaltheorie. De vertaalstrategieën die hij onderscheidt zijn formele en dynamische equivalentie. Formele equivalentie focust op de boodschap zelf, zowel op formeel als inhoudelijk vlak. De cultuur van de doeltaal wordt buiten beschouwing gelaten. Het belangrijkste is dat “[…] the message in the receptor culture is constantly compared with the message in the source culture to determine standards of accuracy and correctness” (Nida 1964: 159). De formele aanpak vereist het gebruik van voetnoten, met uitleg om de tekst volledig begrijpelijk te maken. Bij dynamische equivalentie wordt de brontaal aangepast aan de doelcultuur van de vertaling. De relatie tussen de ontvanger van de vertaling en de vertaling moet zoveel mogelijk gelijk zijn aan de relatie tussen de originele ontvangers en de originele boodschap. Het is dus niet van belang dat de ontvanger van de vertaling alle culturele gebruiken uit het origineel begrijpt om de boodschap van de tekst te snappen (Nida 1964: 159). Hierbij maakt Nida wel de opmerking dat het haast onmogelijk is om te kiezen voor enkel één van beide strategieën, er bestaan allerlei gradaties tussen beiden. Begin jaren 70 kreeg de polysysteemtheorie bekendheid door het werk van o.a. Itamar Even-Zohar. Die theorie stelt dat literatuur een complex geheel van systemen is. Die systemen staan steeds in wisselende relaties, afhankelijk van de normen die domineren in de gegeven omstandigheden (Van Bork e.a. 2012). De focus van Even-Zohar ligt voornamelijk op de relatie tussen een vertaling en de cultuur waarin de vertaling gemaakt wordt. Binnen die bepaalde cultuur bestaat er een hiërarchie tussen verschillende literaire werken. We maken een onderscheid tussen primary en secondary genres. Primary genres zijn de belangrijkste genres binnen een polysysteem, terwijl alle minder belangrijke tot de secondary genres behoren. Het polysysteem is in elke cultuur anders. Binnen grote culturen worden vertalingen vaak als minderwaardig of secondary beschouwd, omdat er binnen het polysysteem al zoveel origineel werk is. Kleinere culturen daarentegen hebben niet zoveel eigen werk en beschouwen vertaling daarom vaker als een nuttige aanvulling en dus al primary (Van Boxem 2010: 8-9). Vertaling is binnen een bepaalde cultuur een onmisbaar deel. Daarover zegt hij het volgende: ‘[…] it [is] not only justifiable to talk about translated literature, but rather imperative to do so. I cannot see how any scholarly effort to describe and explain the behavior of the literary polysystem in synchrony and diachrony can advance in an adequate way if that is not recognized. In other words, I conceive of translated literature not only as an integral system within any literary polysystem, but as a most active system within it.’ (Even-Zohar 1990: 200)
16
Er zijn drie gevallen waarin vertalingen een centrale positie kunnen innemen binnen een bepaald polysysteem: a. Wanneer een polysysteem nog niet ‘gekristalliseerd’ is, m.a.w. wanneer een literatuur nog jong is. b. Wanneer een polysysteem nog perifeer is (binnen een grotere groep van samenhangende literaturen), of m.a.w. wanneer een literatuur nog zwak is c. Wanneer een polysysteem een literaire crisis doormaakt of nog leegtes heeft (Even-Zohar 1990: 200-201) Wellicht kunnen we het Nederlandstalige polysysteem vooral onderbrengen in optie b. We kunnen het Nederlands als een perifere taalgroep beschouwen, waarbinnen heel vaak vertaald wordt. Bij ons zijn vertalingen dus veeleer een primary genre in plaats van een secondary genre. Cijfers uit 1990 tonen immers dat 40 % van de toen beschikbare proza vertalingen waren (Heilbron 1995; Hindryckx 2011: 6). Hoewel hier geen recentere gegevens over gevonden werden, is dit tegenwoordig waarschijnlijk nog steeds een hoog percentage. De lijst van succesvolle en bekende Nederlandstalige schrijvers is nog altijd erg beperkt in vergelijking met het aantal vertalingen die jaarlijks verschijnen. Gideon Toury werkte ook rond de polysysteemtheorie. Hij ontwikkelde echter ook een eigen vertaaltheorie. Toury (1995: 56) stelt dat “translation […] a kind of activity [is] which inevitably involves at least two languages and two cultural traditions, i.e., at least two sets of norm-systems on each level.” De vertaler moet bij een vertaling een keuze maken tussen de doeltaal of de brontaal. Dit noemt Toury de “initial norm”. Een vertaler kan ervoor kiezen trouw te blijven aan de originele tekst en de normen die erbij horen. De belangrijkste drijfveer hiervoor is “adequacy”. Dit kan tot onverenigbaarheden in de DT leiden. De vertaler kan ook kiezen om zich aan te sluiten bij de normen uit de DT. Het is dan noodzakelijk veranderingen (“shifts”) aan te brengen in de tekst. Deze strategie heeft als belangrijkste doel “acceptability”, we zouden dit ook target-oriented kunnen noemen. Bij acceptability moet de vertaler keuzes maken tussen bepaalde strategieën en procedures. (Mansor 2012: 2). De keuze voor één van beide normen wordt volgens Toury onbewust geleid door de maatschappij waarin de vertaler leeft (Van Boxem 2010: 9). Daarnaast nuanceert hij ook onmiddellijk een al te eenzijdige strategie, een vertaling houdt immers altijd veranderingen in, men beschouwt dit immers als een universeel kenmerk van vertalingen. Het is noodzakelijk om
17
combinaties en compromissen te maken tussen beide strategieën om tot een aanvaardbare en leesbare vertaling te komen (Toury 1995: 57). De Duitse taalkundige Hans Vermeer noemde zijn visie op vertaalstrategieën de ‘skopos theorie’. Hij noemt elke vorm van vertaling een handeling met een doel (“skopos”). Elke actie leidt onvermijdelijk ook tot een resultaat, in dit geval een nieuwe vertaalde tekst, “a target text”. Afhankelijk van het doel, kiest een vertaler voor een vertaalstrategie. (Vermeer 1989: 227). Daarnaast is het belangrijk dat een tekst begrijpelijk is voor het doelpubliek, het moet kloppen in die specifieke communicatieve situatie en cultuur. Tegenwoordig worden vertalingen vaak gemaakt op vraag van een opdrachtgever (“commission”), die meestal vooraf bepaald heeft hoe de vertaling eruit zou moeten zien. ‘Every translation can and must be assigned a skopos. This idea can now be linked with the concept of commission: it is precisely by means of the commission that the skopos is assigned’ (Vermeer 1989: 236). Christiane Nord (2001) omschrijft de theorie van Vermeer als een zeer bruikbare theorie, hoewel zij vindt dat de theorie nog een extra principe mist. Dat principe omschrijft ze als het ‘loyalty-principle’. Dit sluit deels aan bij het feit dat veel vertalingen tegenwoordig gemaakt worden in navolging van een ‘commission’. De verwachtingen die lezers van een vertaling hebben, zijn afhankelijk van tijd en cultuur. Terwijl de ene cultuur verwacht dat een vertaling de auteurs exacte mening weergeeft, verwacht een andere cultuur dat de tekst vooral leesbaar is, en aanvaardt het dat daarvoor de nodige ingrepen nodig zijn. De vertaler moet al die verschillende verwachtingen in het achterhoofd houden, hoewel dit niet betekent dat de vertaler zomaar moet doen wat de lezers verwachten. De enige morele verplichting die ze hebben, is om de lezers niet te misleiden. Dit is wat Nord ‘loyalty’ noemt (Nord 2001: 123-126). Venuti (1995) heeft het in The Translator’s Invisibility: A History of Translation, net zoals Schleiermacher over de strategieën foreignizing en domesticating. Hij sluit zich aan bij de omschrijving die Schleiermacher al in de 18e eeuw formuleerde: ‘Schleiermacher allowed the translator to choose between a domesticating method, an ethnocentric reduction of the foreign text to target-language cultural values, bringing the author back home, and a foreignizing method, an ethnodeviant pressure on those values to register the linguistic and cultural difference of the foreign text, sending the reader abroad.’ (Venuti 1995: 20)
18
Samenvattend laat een vertaler die voor de foreignizing methode kiest, vreemde elementen zoveel mogelijk vreemd, om zo de lezer als het ware ‘onder te dompelen’ in een vreemde cultuur. Een vertaler die voor de domesticating methode kiest doet net het omgekeerde, en vindt de DT en DC belangrijker. Bijgevolg moeten bij deze methode allerlei aanpassingen gemaakt worden om zo tegemoet te komen aan de DT en DC. Zelf neemt Venuti een duidelijke positie in tegen al te naturaliserende vertalingen: “foreignizing translations in English can be a form of democratic geopolitical relations” (Venuti 1995: 20). Vandeweghe (2005: 57) heeft het dan weer over brontaalgericht en doeltaalgericht vertalen. Een brontaalgerichte vertaler blijft zo dicht mogelijk bij de brontekst en wat de auteur oorspronkelijk bedoelde. Een doeltaalgerichte vertaler daarentegen probeert “trouw [te] blijven aan” de doelgroep en doelcultuur. Dit is dus zeer vergelijkbaar met wat Nida (1964) reeds beschreef. Vandeweghe is een aanhanger van het brontaalgericht of exotiserend vertalen. Naturaliserend of doeltaalgericht vertalen noemt hij “het uitvlakken van het ‘vreemde’ in de vertaling” (Vandeweghe 2005: 60), ook dit sluit aan bij de mening die Venuti heeft. Grit (1997: 280) gebruikt de termen exotiserend en naturaliserend. Exotiserende vertalingen laten vreemde elementen vreemd en het doelpubliek moet zich dus aanpassen aan de vertaling. Naturaliserende vertalingen maken aanpassingen aan het vreemde, om het de doelcultuur zo gemakkelijker te maken. Het onderscheid en de benaming die Grit (1997) hanteert, zullen we doorheen deze masterproef ook verder volgen. O’Sullivan (2000: 237) heeft het als één van de weinigen niet over twee, maar over drie vertaalstrategieën: exotiseren, naturaliseren en neutraliseren. “Neutraliserende vertalingen laten vreemde elementen weg of vervangen ze door een omschrijving die voor het doelpubliek van de vertaling gemakkelijk herkenbaar is” (Joosen & Vloeberghs 2008: 225). De formele equivalentie die Nida (1964) in zijn theorie voorstelde, is hier enigszins mee vergelijkbaar. Deze derde onderverdeling volgen we hier verder niet. Ik vind immers dat neutraliseren eerder als een deel van de naturaliserende strategie gezien kan worden, dan eerder als een aparte strategie. Bijna alle taalkundigen die het over vertaalstrategieën hebben, nemen dus een duidelijke positie in voor één van beide strategieën. Nog het vaakst verkiezen ze de foreignizing of exotiserende strategie. De belangrijkste reden die ze hiervoor geven is dat die strategie lezers kan laten kennis maken met een vreemde cultuur en het hen inzicht kan geven in een ander land en haar gebruiken (Nikolajeva 2006: 277). Oittinen (2000) vindt het “very delicate issues” om te oordelen over beide strategieën. Ze stelt dat er voor allebei voor- en nadelen te noemen zijn. Door het gebrek aan empirisch onderzoek naar de invloed van één van beide strategieën is het 19
ook heel moeilijk duidelijke voor- of nadelen van de strategieën te formuleren (zie ook verder § 2.4.). In de realiteit is het ook bijna onmogelijk om een vertaling te maken op basis van enkel één strategie. Dergelijke keuzes zouden immers tot een vreemde en haast onleesbare vertaling leiden. Ook uit onderzoek blijkt dat vertalers eerder voor mengvormen van deze strategieën kiezen (o.a. Van Coillie 2007).
Vooraleer we verder gaan met een overzicht van studies naar vertalingen van kinderliteratuur, is het belangrijk de term kinderliteratuur af te bakenen: “Children’s literature can be seen either as literature produced and intended for children or as literature read by children. […] compared to literature written for adults, children’s literature tends to be more directed toward its readers.” (Oittinen 2000: 61) Ghesquière (2009: 9) stelt dat er vanuit de twee delen van de samenstelling, ‘kinder’ en ‘literatuur’, drie invullingen mogelijk zijn: 1. literaire teksten geschreven door jongeren 2. literaire teksten geschreven voor jongeren 3. literaire teksten gelezen door jongeren Dit komt ongeveer overeen met wat Oittinen (2000) zegt. Met ‘literatuur’ bedoelt Ghesquière (2009: 9) alles wat door lezers als literair beschouwd wordt, ook triviale teksten. De eerste invulling kan omwille van het klein aantal jonge auteurs weggelaten worden. De derde invulling vindt Ghesquière nodig omdat sommige boeken die oorspronkelijk niet voor jongeren werden geschreven, na verloop van tijd toch als kinderboek gezien kunnen worden. Bekende voorbeelden hiervan zijn Robinson Crusoë en Gulliver’s Travels. Naast kinderliteratuur worden vaak ook de termen jeugdliteratuur en recent ook adolescentenliteratuur gebruikt. Jeugdliteratuur focust op kinderen van 11 tot 15 jaar, terwijl adolescentenliteratuur mikt op jongeren vanaf vijftien jaar. Boeken die bedoeld zijn voor kinderen vanaf de peuterleeftijd tot 11 à 12 jaar noemt men kinderliteratuur. Binnen die grote groep van kinderliteratuur kunnen we ook nog verschillende soorten boeken onderscheiden. Voor vooral de jongste lezers binnen die doelgroep bestaan er prentenboeken en voorleesboeken. 20
Die groep is immers nog te jong om zelf te lezen. De keuze en voorkeur van de ouders speelt hier dus nog een erg grote rol. Daarnaast heb je de echte leesboeken, waarbij het de bedoeling is dat het kind echt zelf leest. The Secret Garden, het boek dat voor dit onderzoek gebruikt werd heeft een doelgroep van 11 tot 12 jaar en behoort dus tot de kinderliteratuur, en daarbinnen kunnen we het als een leesboek classificeren.
Kinderliteratuur werd lang als minderwaardig beschouwd tegenover de volwassen literatuur. Tegenwoordig blijkt er echter steeds meer waardering voor het genre te zijn. In 1953 werd de organisatie International Board on Books for Young People (IBBY) opgericht. De belangrijkste doelen van deze organisatie zijn om actief de kwaliteit en verspreiding van kinderboeken te verbeteren. Daarnaast reikt de organisatie ook elk jaar de Hans Christian Andersen-award uit aan een kinderschrijver of –illustrator. Ook worden elk jaar enkele vertalers beloond met een certificaat voor ‘uitstekende vertalingen’ van een kinderboek. De meer academische instelling International Research Society for Children’s Literature (IRSCL) werd in 1970 opgericht. Elke twee jaar houdt deze organisatie een symposium waarop de belangrijkste onderzoeken van de voorgaande jaren gepresenteerd worden (Tabbert 2002: 304). Op lokaler niveau zien we ook steeds vaker initiatieven zoals de Jeugdboekenweek van Stichting Lezen en het ontstaan van verschillende prijzen voor kinderauteurs. Volgens Van Coillie (2007) kan het belang van de kinderliteratuur immers moeilijk onderschat worden. Het kan immers verschillende functies vervullen. Van Coillie maakt een onderscheid tussen zes verschillende functies: 1. De ontspannende functie 2. De creatieve functie 3. De emotieve functie 4. De informatieve functie 5. De zingevende functie 6. De esthetische functie De eerste functie heeft uiteraard als doel ontspannend te zijn. Dit is voor kinderen één van de belangrijkste functies. Kinderen lezen immers vooral als ontspanning. Dit zal ook blijken uit dit onderzoek (zie § 4.1.1.). Met een creatieve functie wordt vooral bedoeld dat boeken 21
kinderen aanzetten om zelf creatief na te gaan denken over het verhaal en eventueel al over het verdere verloop te fantaseren. De emotieve functie zorgt ervoor dat verhalen emoties kunnen oproepen bij hun jonge lezers. Kinderen kunnen dus als het ware helemaal emotioneel meeleven met bepaalde personages en opgaan in het verhaal. De informatieve functie komt eerder tot uiting in non-fictie, hoewel het in fictie zeker nooit afwezig is. Een boek, of een verhaal kan door de inhoud kinderen iets bijbrengen en hen iets leren over de wereld en hoe alles werkt. Als vijfde functie kan een auteur kinderen een bepaalde zingeving aanreiken door bepaalde waarden of moraal in het verhaal te verweven. De laatste functie, de esthetische is er vooral omdat het belangrijk is dat boeken één geheel vormen en dat er een duidelijk verband is tussen vorm en inhoud. Mooie, samenhangende boeken zullen eerder en met meer plezier gelezen worden (Van Coillie 2007; Hindryckx 2011: 12-14). Rita Ghesquière (2009) neemt het idee van functies in de kinderliteratuur over, maar heeft het over de psychologische functie, de maatschappelijke functie en de intellectuele functie. Binnen de psychologische functie gaat het er vooral om dat de kinderen door het lezen van een boek inzicht kunnen krijgen in zichzelf en de wereld rondom hen. Daarnaast moeten ze zich door het lezen van een boek ook kunnen ontspannen (Hindryckx 2011: 14-15). Dit lijkt dus sterk op de informatieve en de ontspannende functie die Van Coillie (2007) voorstelde. De maatschappelijke functie sluit voor een stuk aan bij de psychologische functie. Binnen de maatschappelijke functie hebben we het over de normen en waarden die het boek uitdraagt. Dit kan ofwel maatschappijbevestigend zijn en zich dus aansluiten bij de cultuur waarbinnen het boek geschreven en gepubliceerd werd. Anderzijds kan het ook maatschappijkritisch zijn. Met de intellectuele functie bedoelt Ghesquière (2009) dat een boek informatief kan zijn en kinderen dus kennis kan bijbrengen. Daarnaast is het ook mogelijk om via een boek een zekere zingeving over te brengen (Hindryckx 2011: 15). Kinderboeken zijn dus veel meer dan enkel een stukje ontspanning. Auteurs kunnen doorheen hun verhalen heel wat teweeg brengen. Dit is één van de redenen waarom enkele onderzoekers voorstander zijn van een exotiserende vertaling van kinderliteratuur. Door bepaalde elementen te laten voor wat ze zijn, kan je kinderen kennis laten maken met een andere cultuur en een heel andere leefwereld dan die van henzelf.
22
De theorieën uit § 2.1. focussen bijna allemaal op volwassen lezers. Niettemin kunnen de inzichten uit deze studies naar ‘volwassen’ literatuur, ook meer dan waardevol blijken voor het onderzoek naar kinderliteratuur. De wetenschappelijke studie van kinderliteratuur (en vertalingen ervan) ontstond nog later dan die voor volwassenen, pas vanaf ongeveer 1976 (Lathey 2006: 1). Men vond kinderboeken tot dan toe geen onderzoek waard. Iets wat Bamberger (1978: 19) ten zeerste betreurt: “[…] in spite of the fact that translations, as a rule, are of even greater importance in children’s than in adult’s literature”. De eerste studie van de vertaling van kinderboeken was van de hand van Klingberg en Ørvig (1978). Sinds dan heeft dit soort onderzoek enorme vooruitgang geboekt, met allerlei publicaties van o.a. O’Sullivan (2000), Oittinen (2000), etc. (Lathey 2006: 3). Wanneer het over vertalingen voor kinderen gaat, zijn de meningen over welke strategie de voorkeur verdient meer verdeeld. De taalkundigen die een exotiserende strategie verkiezen stellen voornamelijk dat dergelijke vertalingen kinderen in staat stellen kennis te maken met een andere cultuur dan hun eigen (zie o.a. Nikolajeva 2006: 278). Pleitbezorgers van de naturaliserende strategie vinden dat een kind de nodige voorkennis en tolerantie mist om te kunnen omgaan met vreemde elementen en dan bestaat het risico dat ze een vertaling hierom zullen afkeuren. Shavit (1986: 112) stelt dat de nadruk vaak op naturaliseren gelegd wordt, omwille van “the prevailing society’s perceptions of the child’s ability to read and comprehend”. De soms radicale veranderingen die aangebracht worden in vertalingen bedoeld voor kinderen, hebben vooral als doel de tekst gemakkelijker en toegankelijker te maken voor de jonge lezers (Tabbert 2002: 314; Kruger 2013: 182). Klingberg (1987, geciteerd in Oittinen 2000: 88-89) onderstreept het belang van onderzoek naar vertalingen van kinderliteratuur. Hij heeft het vooral over adaptation en degree of adaptation als belangrijkste elementen bij de vertaling van kinderliteratuur. Hij stelt dat als er een hoge mate van adaptatie is, de tekst gemakkelijk te lezen zal zijn. Als de mate van adaptatie laag is, is een tekst bijgevolg moeilijker. Volgens hem heeft een vertaler die voor adaptatie kiest rekening gehouden met het doelpubliek van zijn vertaling. Klingberg beschouwt vertaling als sameness, hij vindt dat een vertaling altijd zoveel mogelijk op het origineel moet lijken. ‘He suggests that as the authors of the source texts (for children) have already taken into consideration their readers, the only task of the translators is to keep to the same degree 23
of adaptation as in the original; that is, they should keep to function equivalence.’ (Oittinen 2000: 89) Naast adaptatie bespreekt Klingberg ook nog antilocalizing, wat eigenlijk een meer descriptieve term is voor foreignizing. Alle informatie zoals namen, jaartallen, plaatsen, etc. worden behouden zoals in het origineel. Dit laat de kinderen kennis maken met nieuwe, vreemde culturen (Oittinen 2000: 90). Hij vindt dat vertalingen van kinderliteratuur zo weinig mogelijk gebruik moeten maken van verkortingen en aanpassingen, want dit kan de leeservaring van een kind ongewenst beïnvloeden (Oittinen 2000: 93). Oittinen (2000: 97) beschouwt de meeste van Klingbergs inzichten als waardevol, maar vindt het problematisch dat hij vertalers als ‘herhalers’ van de originele auteurs beschouwt, en niet als professionals die zelf kunnen beslissen wanneer een foreignizing of domesticating strategie nodig is. Voor Carmen Bravo-Villasante is antilocalizing de beste manier om vreemde elementen te gebruiken. Ze vindt het aanpassen van vreemde elementen een teken dat we als volwassenen “little faith in our children’s ability to find knowledge and information by themselves” hebben en dat we “the role of imagination in learning” onderschatten (Bravo-Villasante, geciteerd in Klingberg et al. 1978: 48). Oittinen (2006: 43) zelf sluit zich ook aan bij de visie van Venuti (1995): “domestication as a method [is] denaturalizing and pedagogizing children’s literature”. Toch stelt ze tegelijk dat een vertaler tot op een zekere hoogte altijd een domesticating strategie hanteert. Vertalers baseren immers altijd hun handelingen op hun eigen beeld van de kennis van kinderen. En vaak is dat beeld dat een kind nog een beperkte kennis van de wereld en andere culturen heeft. Yamazaki (2002: 53, geciteerd in Kruger 2012: 17) is tegen de naturaliserende aanpak van veel vertalers. Ze stelt dat door dergelijke vertalingen te creëren, de kinderen een kans ontzegd worden om kennis te maken met de rijke culturele diversiteit die rondom hen bestaat, en in de rest van de wereld. Yamazaki gaat zelfs zover te zeggen dat een aanpak waarbij alles zomaar genaturaliseerd wordt, een getuige is van weinig of geen respect voor andere culturen. Volgens Van Coillie (2007: 36-37) speelt de leeftijd van de doelgroep een belangrijke rol. Ietwat arbitrair legt hij de grens op tien jaar. Vertalingen voor kinderen die jonger dan tien jaar zijn, gebruiken volgens hem het best een naturaliserende strategie. Bijgevolg kan men vanaf de leeftijdsgroep van tien en meer kiezen voor een exotiserende vertaling, hoewel de afweging dan nog steeds gemaakt moet worden of het wel echt noodzakelijk is om iets onvertaald of ‘vreemd’
24
te laten. Immers, soms voegt een vreemd element helemaal niets extra toe aan het verhaal en is het dus onnodig moeilijker gemaakt door iets niet of exotiserend te vertalen.
Uit eerder literatuuronderzoek (bachelorproef Lapere 2014) over vertaalstrategieën bij twee vertalingen van The Secret Garden is gebleken dat er heel weinig empirisch onderzoek bestaat naar de invloed van bepaalde vertaalstrategieën op de receptie van een verhaal/tekst door kinderen. Bijna alle eerder geciteerde taalkundigen (§2.4.) baseren hun voorkeur voor één van beide strategieën op intuïtie of hun eigen ervaringen (Chesterman 1998: 226). Ook Stolt (2006: 72-73, geciteerd in Kruger 2013: 17-18) is van die mening. Het frequente gebruik van de naturaliserende strategie is volgens haar het gevolg van een vooroordeel van volwassenen. Het niveau en de mogelijkheden van kinderen worden vaak zomaar onderschat. Volgens Lathey (2011: 211) zijn “children’s responses to translations […] still largely a matter of speculation”. Haidee Kruger (2013) heeft het over twee andere onderzoeken, naast dat van haarzelf: Puurtinen (1995) en Liang (2007). Puurtinen (1995) verwondert zich zelf over de minieme aandacht die kinderliteratuur krijgt. Dit is volgens haar een gevolg van de perifere positie die het heeft in het literair systeem, omwille van het schijnbaar simpele onderwerp en het onvolwassen publiek (Puurtinen 1995: 17). Onderzoek naar kinderliteratuur is volgens haar onmisbaar, omdat ze onmiskenbaar een effect moet hebben op de kennis en ervaring van kinderen (Puurtinen 1995: 21-22), zie ook eerder bij de verschillende functies van kinderliteratuur § 2.3. In haar eigen onderzoek heeft Puurtinen de linguïstische acceptabiliteit onderzocht in twee Finse vertalingen van The Wizard of Oz. Met acceptabiliteit bedoelt ze vooral of kinderen wel of niet moeite hebben met bepaalde constructies of woorden. Indien iets niet acceptabel is, dan kunnen kinderen het verhaal op basis daarvan verwerpen en links laten liggen. Daarbij focuste ze vooral op de effecten van het gebruik van een dynamische of verbale stijl (gebruik van finiete werkwoorden) versus een statische of nominale stijl (gebruik van non-finiete werkwoorden) op de acceptabiliteit (Puurtinen 1995: 25). Belangrijkste conclusie van haar onderzoek is dat kinderen vaak meer moeite hadden met een statische stijl, die sowieso complexer is (Kruger 2013: 184). Aangezien Puurtinen enkel in het
25
gebruik van de werkwoorden geïnteresseerd was, en niet echt in vertalingen, wijkt haar onderzoek enigszins af van mijn onderzoek, dat specifiek op realia zal focussen. Het onderzoek van Liang (2007) sluit beter aan bij het opzet van mijn onderzoek. Hij onderzocht de reacties van 15 Taiwanese kinderen tussen 10 en 15 jaar op vreemde elementen in een vertaling van de Harry Potter-reeks. De participanten van dit onderzoek kregen ook vragenlijsten met open vragen en meerkeuzevragen. Hij kwam tot de conclusie dat de tolerantie van die vreemde elementen heel wat lager lag dan van genaturaliseerde elementen (Kruger 2013: 184). Liang stelt zich verder ook de vraag of de resultaten van dergelijk onderzoek misschien kunnen zorgen voor een herevaluatie van de normen die verschillende onderzoekers aan vertalers voorschrijven. Het onderzoek van de Zuid-Afrikaanse Haidee Kruger (2013) lijkt het meest op het onderzoek dat in deze masterproef gepresenteerd wordt. Zij onderzocht de reacties en receptie van Zuid-Afrikaanse kinderen en volwassenen op een vertaald prentenboek, tegen de achtergrond van een postkoloniale cultuur en een hybride linguïstisch landschap in Zuid-Afrika. Alle kinderen die deelnamen aan haar experiment waren immers tweetalig. In de thuissituatie spraken alle kinderen de Nederlandse dochtertaal Afrikaans. Op school daarentegen maakten ze gebruik van het Engels. Dat is het grootste verschil met dit onderzoek. Alle kinderen die aan dit onderzoek deelnemen spreken zowel als thuistaal als op school het Nederlands. Hoewel kinderen tegenwoordig heel wat vaker in contact komen met het Engels via films, series en videogames, kunnen we hun niveau van de taal helemaal niet vergelijken met de Afrikaanse kinderen. Daarnaast werden bij dit experiment ook geen volwassenen betrokken. Alle vragen werden enkel door de kinderen ingevuld, zonder hulp van de juf van hun klas of hun ouders. Zij maakte in haar onderzoek een combinatie van verschillende methodes. De reacties van de participanten die aan haar onderzoek deelnamen werden tijdens het lezen van de teksten al gemeten aan de hand van een eye-tracking systeem. Onderzoekers gaan er immers van uit dat de bewegingen van de ogen de cognitieve processen reflecteren. Ze was vooral geïnteresseerd in de fixaties van het oog en vooral de duur van deze fixaties bij de verschillende AOIs. In het tweede deel van haar onderzoek, kregen haar participanten een vragenlijst. Dit is dus erg gelijklopend met het onderzoek in deze masterproef. De conclusie van haar onderzoek is vooral dat kinderen duidelijk opmerken wanneer er een vreemd element in de vertaling staat. Bijgevolg blijkt dit een duidelijke invloed te hebben op hun begrip van de tekst. Bij de volwassenen die aan dit onderzoek deelnamen was de invloed van
26
de vreemde elementen veel lager. Daarmee wordt de hypothese dat volwassenen een hogere tolerantie voor ‘het vreemde’ hebben dus bevestigd.
In wat volgt gaan we dieper in op de belangrijkste begrippen die doorheen deze masterproef gebruikt worden. Enkele van deze termen werden eerder al aangehaald, maar die worden hier nu duidelijk uitgelegd en geschetst binnen de vertaalwetenschap.
2.6.1. Vertaalstrategieën
Een vertaalstrategie is “een mogelijk bewuste procedure … om een probleem op te lossen bij de vertaling van een tekst van de ene taal naar de andere” (Lörscher 1991: 76). Het is dus een keuze die een vertaler moet maken vooraleer te beginnen aan de vertaling. De meeste vertaalwetenschappers vinden dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen globale en lokale strategieën. Globale strategieën zeggen iets over de algemene principes en manier van werken van de vertaler. De globale strategie bevindt zich op dus op tekstniveau. Lokale strategieën daarentegen worden toegepast op een lager niveau, specifiek op het lexicale niveau van de zin (Jääskeläinen 1993: 116, geciteerd in Kylä-Harakka 2008: 24). De globale strategie komt tot uiting door de aanwending van een lokale strategie, waarbij specifieke technieken gebruikt worden op het zinsniveau. De exotiserende of naturaliserende (of foreignizing en domesticating) aanpak is dus een globale strategie. De manier waarop een vertaler aanpassingen doet doorheen de vertaling noemen we een lokale strategie.
2.6.2. Classificatie van lokale vertaalstrategieën
Verschillende vertaalwetenschappers hebben het over de lokale strategieën. Vaak stelden ze zelf lijsten op met de verschillende keuzes die een vertaler kan maken. Grit (1997) heeft het bij voorbeeld over:
27
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Handhaving Leenvertaling Benadering Omschrijving of definiëring in de doeltaal Kernvertaling Adaptatie Weglating Combinaties van strategieën
Aixelá (1996: 61-64) formuleert een enigszins andere lijst van strategieën. Voor een deel komt deze lijst overeen met die van Grit (1997), maar daarnaast geeft hij ook nog andere, nieuwe strategieën en is ook wat gedetailleerder: 1. Conservation a. Orthographic adaptation b. Linguistic (non-cultural) translation c. Extratextual gloss d. Intratextual gloss 2. Substitution a. Synonymy b. Limited universalization c. Absolute universalization d. Naturalization e. Deletion f. Autonomous creation 3. Compensation 4. Dislocation 5. Attentation De lijst die Newmark (1988) voorstelde komt opnieuw hier en daar overeen met die van Grit (1997) en Aixelá (1996): 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Transference Cultural equivalen Neutralisation Literal translation Label Naturalisation Deletion Couplet (combinatie) Accepted standard translation Paraphrase, gloss, notes Classifier 28
Het mag dus duidelijk zijn dat er tussen de verschillende vertaalwetenschappers overlappingen zijn, maar daarnaast zeker ook verschillen. Net zoals in mijn bachelorproef (Lapere 2014) wordt hier een lijst gevolgd die Wiggerts (2005) opstelde. Daarbij koos zij ervoor om de hier bovenstaande voorbeelden te combineren en zo ook zelf tot een classificatie te komen. De keuze voor Wiggerts’ classificatie is vooral gemotiveerd door de eenvoudige en duidelijke manier waarop die samengesteld is. Bovendien is haar lijst gemakkelijk toe te passen op het onderzoek voor deze scriptie. Globale
Lokale strategie
Strategie E1
Handhaving
E2
Handhaving + interne toevoeging
E3
Handhaving + beschrijving in voetnoot
E4
Handhaving + beschrijving in de tekst
E5
Handhaving + letterlijke vertaling
E6
Handhaving + adaptatie
O
Weglating (ommissie)
N1
Vervanging door andere term uit BT
N2
Vervanging door gestandaardiseerde vertaling
N3
Vervanging door beschrijving
N4
Vervanging door hyperoniem
N5
Vervanging door letterlijke vertaling
N6
Vervanging door andere term uit DT
NA
Vervanging door adaptatie
Tabel 1: Classificatie lokale strategieën (Wiggerts 2005: 16 - eigen vertaling + toevoeging, FL)
De letters E en N in de eerste kolom staan respectievelijk voor één van beide globale strategieën, exotiseren (E) of naturaliseren (N). In de tweede kolom staat een omschrijving van de 29
strategie. In het midden van de rijen staat ook nog O, weglating, omdat ook deze strategie vaak toegepast wordt. We kunnen het ook een naturaliserende strategie noemen. Net zoals De Boe (2009) wordt nog een extra strategie toegevoegd, NA: “vervanging door middel van een vertaling die het idee uit de BT weergeeft” (De Boe 2009: 18). Men zou kunnen zeggen dat hoe lager men in de tabel komt, hoe naturaliserender de strategie is. E1 is dus nog duidelijk puur exotiserend, terwijl E6 al dichter aanleunt bij de naturaliserende strategie. De lokale strategieën uit deze lijst werden gebruikt om zelf vertalingen te maken die gebruikt werden als focusteksten bij het experiment. Hierover volgt in § 4. meer uitleg.
Eén van de grootste uitdagingen voor een vertaler, is het vertalen van realia. Evenepoel en Van Poucke (2009: 83) hebben het over een ‘cultuurspecifieke referentie’, dat een woord, woorddeel of woordgeheel kan zijn die een cultureel gegeven beschrijft. Vaak zijn cultuurspecifieke referenties moeilijk of niet vertaalbaar omdat “in een bepaalde andere taal de specifieke taalelementen daarvoor ontbreken” (Evenpoel en Van Poucke 2009: 83). Grit (1997: 278) specifieert het begrip reale nog verder en heeft het over twee verschijningsvormen: 1. de concrete unieke verschijnselen of categoriale begrippen die specifiek zijn voor een bepaald land of cultuurgebied en die elders geen of hooguit een gedeeltelijk equivalent kennen; 2. de voor deze verschijnselen/begrippen gebruikte termen.
Vandeweghe (2005: 39) heeft het ook over deze twee niveaus, maar geeft ze elk een andere benaming. Hij gebruikt cultuurgebonden term of culturele referentie voor het woord in de taal (2) en reale voor het ding in de werkelijkheid (1). De titel van deze masterproef is een voorbeeld van een dergelijke cultuurspecifiek begrip. ‘Afternoon tea’ is een fenomeen dat in Engeland algemeen gekend is en vaak gedaan wordt. De afternoon tea is een lichte maaltijd die tussen 15u en 17u genomen wordt, om zo de grootste honger tussen de lunch en het avondmaal te stillen.3 Hoewel het steeds vaker ook in chique hotels buiten Engeland voorkomt, is het fenomeen in Vlaanderen en zeker bij Vlaamse kinderen hoegenaamd onbekend. Afternoon tea kan bij ons dus beter
3
http://nl.wikipedia.org/wiki/Afternoon_tea 30
vertaald worden naar ‘thee met koekjes’ of zelfs ‘koffie met koekjes’. Wij hebben immers een veel grotere koffie-cultuur dan een thee-cultuur. Uiteraard is het concept niet helemaal hetzelfde, maar voor kinderen zal koffie met koekjes ongetwijfeld veel gemakkelijker te begrijpen zijn dan afternoon tea. Binnen de vertaalwetenschap zijn realia een van de meest bestudeerde en onderzochte vertaalfenomenen. Realia vormen immers niet enkel voor literaire vertalers een probleem. Iedereen die schrijft voor een andere dan de eigen doelcultuur krijgt er mee te maken: een wetenschapper die een wetenschappelijk artikel schrijft, een reisgidsauteur die voor een andere cultuur schrijft, diplomaten, enz… Daarnaast kunnen er binnen één taalgebied ook verschillen bestaan. Bij voorbeeld kan binnen het Nederlandse taalgebied een term die heel normaal is in Vlaanderen, haast onbegrijpelijk of onbekend zijn in Nederland. Voorbeelden zijn ‘het vmbo’ (Nederland) en ‘Rijkswacht’ (Vlaanderen) (Grit 1997: 279). Ook bij de vertaling van realia zijn er allerlei verschillende manieren en verschillende vertaalstrategieën om uit te kiezen. Grit (1997: 280) stelt dat die afhankelijk zijn van drie factoren: de tekstsoort, het tekstdoel en de doelgroep. Andere vertaalwetenschappers, zoals Vlachov en Florin (1980, geciteerd in Vandeweghe 2005: 41) stellen dat er sprake moet zijn van vijf parameters. 1. 2. 3. 4.
de tekstsoort het belang van de realia in de context het soort realia en hun bekendheid van de realia in de bron- en doelcultuur de talen zelf en het vermogen om woorden en collocaties te vormen en de literaire en linguïstische traditie 5. de doeltaal-lezer, zijn achtergrondkennis en zijn reactie op de introductie van realia Voor dit onderzoek zijn vooral de doelgroep, de voorkennis van de doelgroep en het tekstdoel relevant. Zoals eerder gezegd gaan we ervan uit dat de voorkennis van de participanten laag is. Ze hebben ongetwijfeld wel enige kennis van het Engels via allerlei kanalen zoals games en films, maar onvoldoende om van een echte voorkennis te spreken. Daarnaast is ook het tekstdoel gekend. The Secret Garden is leesboek met als belangrijkste doel voor ontspanning te zorgen. Dit is voor heel veel kinderboeken het hoogste doel of de belangrijkste functie. Het dilemma tussen naturaliserend en exotiserend vertalen is vooral van belang bij de parameter ‘doelgroep’. Er zijn drie doelgroepen te onderscheiden: (1) absolute leken, (2) geïnteresseerden met voorkennis en (3) deskundigen (Grit 1997: 281). De doelgroep van The Secret Garden kunnen we binnen de eerste groep onderbrengen. Kinderen missen immers vaak een voorkennis en een 31
tolerantie voor vreemde elementen (zie ook eerder § 3.3). Om deze reden wordt meestal een naturaliserende of een verklarende vertaalstrategie gebruikt.
2.7.1. Soorten realia
Realia zijn dus cultuurbepaalde termen en uitdrukkingen, maar het is niet altijd helemaal duidelijk wat men daarmee precies bedoelt. Vaak worden er binnen deze nogal algemene groep ook nog onderverdelingen gemaakt. Evenepoel en Van Poucke (2009) hanteren de volgende onderverdeling: 1. 2. 3. 4.
realia in strikt traditionele zin taalvariëteiten connotaties en allusies vreemdtalige invoegingen
Met realia in strikt traditionele zin bedoelen Evenepoel en Van Poucke “de concrete unieke verschijnselen of categoriale begrippen die specifiek zijn voor een bepaald land of cultuurgebied en die elders geen of hooguit een gedeeltelijk equivalent kennen” (Grit 1997: 278) Een voorbeeld die Evenepoel en Van Poucke hierbij geven is ‘Allerzielen’. De echte nuances en bijzonderheden van dit woord is volgens hen enkel volledig te snappen door Vlaamse lezers, die weten dat we op die dag bloemen op het graf van geliefden leggen en vaak ook langs gaan bij familie om samen die dierbaren te herdenken. De tweede categorie die Evenepoel en Van Poucke (2009) voorstellen, betreft “verwijzingen naar specifieke taalvariëteiten van een brontaal, die cultuurspecifiek zijn omdat ze refereren aan een specifieke sociaal-culturele context in de brontaal die in een doeltaal wel (gedeeltelijk) gelijkaardig kan zijn, maar nooit identiek” (Evenepoel en Van Poucke 2009: 92). Elke taal kan als een complex geheel beschouwd worden met allerlei variëteiten en die zijn niet zomaar vertaalbaar naar een andere DT. Hierbij kan nog een onderscheid gemaakt worden. Enerzijds hebben we dialecten, die afhankelijk zijn van de plaats waar iemand geboren en opgegroeid is. Anderzijds bestaan er ook sociolecten, die afhankelijk zijn van bij voorbeeld sociale klasse, sekse, leeftijd, enz… Dialecten zijn veruit het moeilijkst te vertalen, omdat die het meest plaatsgebonden zijn (Evenepoel en Van Poucke 2009: 93-94). Auteurs maken vaak gebruik van een taalvariëteit om een personage te helpen karakteriseren. Dit zien we ook in The Secret Garden, waarin sommige personages gebruik maken 32
van het Yorkshire-dialect. De personages die dit doen zijn de laaggeschoolde meiden en bediendes die op het landgoed werken en op het platteland wonen. Uit eerder onderzoek (bachelorproef Lapere 2014) bleek ook duidelijk dat vertalers zich hier vaak geen raad mee wisten. In de ene onderzochte vertaling werd het dialect gewoon weggelaten, terwijl de andere vertaling een ietwat West-Vlaams aandoend alternatief probeerde te formuleren. Omdat dit geen deel uitmaakt van het huidig onderzoek gaan we hier niet verder op in. Als derde onderverdeling hebben ze het over connotaties en allusies. Dit is “[een] taalelement[en] met een connotatieve of allusieve lading die verwijst naar een cultureel gegeven dat in de DC/DT niet op die manier voorhanden is”. Deze categorie is vooral bijzonder omdat de connotaties en allusies niet altijd opgeroepen worden als de termen uit de BT gebruikt worden. Dit gebeurt enkel in specifieke contexten (Evenepoel en Van Poucke 2009: 89). Binnen een Vlaams-nationalistische roman die zich afspeelt ergens kort na de tweede Wereldoorlog is het gebruik van een Nederlandstalige naam voor een handelszaak veelzeggend, het Frans was toen immers nog steeds de norm. We kunnen het gebruik van die Nederlandstalige titel hier dus als een soort reale bekijken. In eender welke andere roman die zich niet afspeelt tegen deze Vlaamsnationalistische achtergrond zouden we dit niet als een reale beschouwen (Evenpoel en Van Poucke 2009: 90-91). De vierde categorie ‘vreemdtalige invoegingen’ lijken op het eerste zicht wat op de groep ‘taalvariëteiten’. De categorie taalvariëteiten heeft het echter over variaties van de taal waarin de brontekst geschreven is. Vreemdtalige invoegingen zijn letterlijk woorden uit een nog andere taal die gebruikt worden doorheen de brontekst. Het grootste probleem met deze categorie is niet dat deze vreemdtalige invoegingen niet vertaalbaar zijn in de DT, wel dat die vreemdtalige invoeging een significante rol speelt en betekenis draagt binnen die oorspronkelijke zin of woordgroep waarin ze staat. Voor het huidig onderzoek zullen we ons enkel toeleggen op de eerste categorie, die van de realia in strikt traditionele zin, met de reden dat er simpelweg geen tijd noch ruimte is om alle vier de categorieën gedetailleerd te bespreken. Die eerste groep realia in strikt traditionele zin kan nog eens onderverdeeld worden in zes subcategorieën (Grit 1997): 1. 2. 3. 4.
historische begrippen geografische begrippen particulier-institutionele begrippen publiek-institutionele begrippen 33
5. eenheidsbegrippen 6. sociaal-culturele begrippen. Vlachov en Florin (1980: 47-79, geciteerd in Verstraete 2004: 27-28) bespreken gelijkaardige categorieën. Zij hebben het over drie grote groepen, met daarbinnen telkens verschillende subgroepen: 1. Geografische realia:
Fysische aardrijkskunde Geografische objecten, ontstaan door menselijke activiteit Plant- en diersoorten
2. Etnografische realia:
Dagdagelijkse bestaan: voeding, drank, openbare eetgelegenheden, kledij, sieraden, woningen, meubels, huisraad, vervoersmiddelen, Het werk: uitvoerder, werktuigen, arbeidsorganisatie Kunst en cultuur: muziek en dans, muziekinstrumenten, theater, gewoontes en rituelen, feesten, etc. Afkomst: etnoniemen, bij- en spotnamen, etc. Maten, munten en lokale benamingen ervan
3. Sociaal-politieke realia
Administratief-territoriale structuureenheden, woonkernen, etc. Machtsorganen Realia uit het maatschappelijk-politieke leven: politieke groeperingen, titels, aansprekingen, symbolen, kasten, etc. Militaire realia: afdelingen, wapens, uniformen, militaire functie
Bij het creëren van de focusteksten door middel van een eigen vertaling werd ook gebruik gemaakt van de onderverdeling van Vlachov en Florin (1980: 47-79, geciteerd in Verstraete 2004: 27-28) en niet die van Grit (1997). Er werd vooral gefocust op termen en eventuele gebruiken die ondergebracht kunnen worden binnen deze grote groepen. Dit betekent niet dat elke onderverdeling die ze maakten daarom teruggevonden werd. De belangrijkste reden om die onderverdeling te gebruiken is dat Vlachov en Florin niet zo genuanceerd (Verstraete 2007: 28) en eng (De Boe 2009: 20) zijn als Grit (1997).
34
3.
Methodologie
In dit hoofdstuk bespreken we de gebruikte methodologie. Daarbij zullen we bekijken hoe de focusteksten geselecteerd werden en hoe de vragenlijsten opgesteld werden aan de hand van die focusteksten. Daarnaast bekijken we ook de groep van participanten en de manier waarop de vragenlijsten bij die participanten werden afgenomen. Als laatste hebben we het ook kort over de zwaktes van dit onderzoek, waar we ons terdege van bewust zijn.
Dit onderzoek probeert te achterhalen of er een duidelijk verschil is tussen de receptie van een naturaliserende en een exotiserende vertaling van een kinderboek. Om dit te doen werd een onderzoek opgezet waarbij de participanten, kinderen in dit geval, door middel van twee focusteksten kennis maakten met één bepaald boek/verhaal. Zoals eerder vermeld werd in dit onderzoek opnieuw voor het twintigste-eeuwse Engelstalig kinderboek The Secret Garden gekozen. De focusteksten werden opgesteld op basis van de originele Engelstalige versie die te vinden is op het online Gutenberg-project4. Oorspronkelijk werd ervoor gekozen om enkel twee hoofdstukken letterlijk uit de tekst te lichten en die te gebruiken, maar omdat het nodig was om een coherente en duidelijk te volgen tekst te hebben, stapten we van dit idee af. Het is immers onmogelijk om in één hoofdstuk de lezers mee te krijgen in het verhaal en hen ervan te overtuigen verder te lezen. Daarenboven bevatten de hoofdstukken apart niet genoeg realia, waarnaar we specifiek onderzoek konden doen (Areas of Interest, zie later). De focusteksten werden daarom gemaakt door verschillende delen van het boek te combineren. Hierbij was het nodig af en toe verhaallijnen en personages weg te laten, maar ook toe te voegen. Uiteindelijk ontstonden er zo twee Engelstalige focusteksten, die we tekst A en
4
Burnett, F.H. (1911). ‘The Secret Garden’. New York: Frederick A. Stokes Company
Publishers
(eerste
druk).
Geraadpleegd
http://www.gutenberg.org/files/17396-h/17396-h.htm.
35
oktober-februari
2015
via
tekst B genoemd hebben. Tekst A omvat het begin van het boek, tot ongeveer in het midden van het verhaal. Tekst B start dan ongeveer in het midden en beschrijft de gebeurtenissen tot op het einde van het boek. Er werd voor gezorgd dat elke tekst ongeveer even lang was en ongeveer dezelfde moeilijkheidsgraad had. Elke tekst omvat uiteindelijk ongeveer 2000 tot 2200 woorden5.
De volgende stap in het proces om focusteksten op te stellen was de vertalingen maken van de Engelstalige focusteksten. Als basis werd voor die vertalingen vertrokken vanuit de vertaling door Els Veegens-Latorff uit 19836. Ik ben zelf immers geen studente vertaalkunde en dus was het bijna onmogelijk zelf een volledig eigen vertaling te maken die goed en coherent was. Elke tekst kreeg dus twee vertalingen, enerzijds een naturaliserende (of domesticating) en een exotiserende (of foreignizing) vertaling. De vertaling die Veegens-Latorff maakte bleek uit het onderzoek voor mijn bachelorproef (Lapere 2014) voornamelijk naturaliserend te zijn en dus werden de realia voor de exotiserende vertaling het vaakst aangepast. Uiteindelijk verkregen we zo dus vier teksten: -
AD – tekst A naturaliserend
-
AF – tekst A exotiserend
-
BD – tekst B naturaliserend
-
BF – tekst B exotiserend
In normale vertalingen is het meestal onmogelijk een vertaling te maken die eenduidig van één van beide vertaalstrategieën gebruik maakt, omdat dit veelal een te star en haast onleesbaar resultaat oplevert. Voor dit onderzoek was het wel noodzakelijk zoveel mogelijk een dergelijke vertaling te maken, omdat het anders immers niet mogelijk was verschillen in de receptie waar te nemen tussen beide vertalingen. In de volledige versies achteraan deze masterproef kan gezien worden dat het ook hier niet altijd helemaal mogelijk was om alles enkel naturaliserend of exotiserend te vertalen. Zoals in § 2.6.2. gezegd werd er gebruik gemaakt van de codering die Wiggerts (2005) opstelde:
5 6
Voor een volledige versie, zie de bijlages achteraan deze masterproef Burnett, F.H. (1983). De geheime tuin. (Vertaald door E. Veegens-Latorff). Zeist: Christofoor. 36
Globale
Lokale strategie
Strategie E1
Handhaving
E2
Handhaving + interne toevoeging
E3
Handhaving + beschrijving in voetnoot
E4
Handhaving + beschrijving in de tekst
E5
Handhaving + letterlijke vertaling
E6
Handhaving + adaptatie
O
Weglating (ommissie)
N1
Vervanging door andere term uit BT
N2
Vervanging door gestandaardiseerde vertaling
N3
Vervanging door beschrijving
N4
Vervanging door hyperoniem
N5
Vervanging door letterlijke vertaling
N6
Vervanging door andere term uit DT
NA
Vervanging door adaptatie
Tabel 1: Classificatie lokale strategieën (Wiggerts 2005: 16 - eigen vertaling + toevoeging, FL)
De Engelstalige focusteksten werden in een Excel-bestand (versie 2010) geplaatst. De teksten werden opgesplitst in verschillende stukken, afhankelijk van de hoeveelheid realia elk stuk bevatte. In een tweede kolom kwam de vertaling, die ofwel naturaliserend ofwel exotiserend was. Elke vertaling kreeg afhankelijk van de globale strategie N of E, een lokale strategiecode van 1 tot 6. (Wiggerts 2005). Zo kregen we een overzichtelijk beeld van alle gebruikte lokale strategieën. Ter illustratie staat hieronder een stuk van de tabel die bij focustekst AD gemaakt werd: 37
TEKST A - NATURALISEREND ORIGINEEL
LOKALE
VERTALING
STRATEGIE
Toen Mary Lennox naar Huize When
Mary
Lennox
was
sent
to Lijster werd gestuurd om bij haar
Misselthwaite Manor to live with her uncle, oom te gaan wonen, zeiden de everybody
said
she
was
the
most mensen dat ze nog nooit zo'n
disagreeable-looking child ever seen.
onaantrekkelijk
kind
N3 + N6
hadden
gezien. Haar vader bekleedde een hoge Her father had held a position under the functie bij de Engelse regering. Hij English Government and had always been was altijd druk bezig en had ook busy and ill himself, and her mother had been geen
goede gezondheid.
Haar
a great beauty who cared only to go to moeder was een heel mooie vrouw
N2 + N6
dinner parties and amuser herself with gay die niets liever deed dan naar people.
feestjes gaan en plezier maken met vrolijk mensen. Ze had helemaal geen dochtertje
She had not wanted a little girl at all, and when Mary was born she handed her over to the care of an Ayah, who was made to understand that if she wished to please the Mem Sahib she must keep the child out of sight as much as possible.
willen hebben, en toen Mary geboren was, had ze haar aan de zorgen van een kindermeisje toevertrouwd.
Tegen
kindermeisje was gezegd dat, als ze goede vrienden met de meesteres wilde blijven, ze het kind maar zo weinig mogelijk moest laten zien.
Tabel 2: Illustratie van tabellen vertalingen focusteksten
38
N6
het N6
Zoals wel te verwachten was, komt bij de naturaliserende vertalingen vooral de strategie N6 voor. Bij de exotiserende vertalingen werden vooral strategieën E1 en E5 gebruikt. In de bijlages achteraan deze masterproef kunnen de volledige tabellen met alle gebruikte lokale strategieën geraadpleegd worden.
Dit is een onderzoek naar de invloed van bepaalde vertaalstrategieën op de receptie van een verhaal bij kinderen. De participanten van dit onderzoek zijn bijgevolg allemaal kinderen. The Secret Garden is volgens de uitgever van de vertaalde versie uit 1983 bedoeld voor kinderen vanaf 10 jaar. Om een statistisch relevant resultaat te verkrijgen was het nodig om voor elke tekst minstens 15 participanten te hebben. Omdat het moeilijk is om deze participanten allemaal apart te verzamelen, werd er beslist om verschillende lagere scholen aan te schrijven. Elke school werd gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek met één of meerdere klassen uit het vijfde of, bij voorkeur, uit het zesde leerjaar. Leerlingen uit het zesde leerjaar, sluiten immers het meeste aan bij de doelgroep van het boek. Chesterman (1998: 225) stelt dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat het sample van participanten bij een vertaalonderzoek zoveel mogelijk de reële groep potentiële lezers benadert. Uiteindelijk namen twee lagere scholen deel aan het onderzoek, de Vrije Basisschool SintLodewijk uit Beitem en de Vrije Basisschool uit Oostnieuwkerke. Uit beide scholen kon ik langsgaan bij een klas uit het zesde leerjaar, waardoor alle participanten uit dezelfde leeftijdsgroep kwamen, namelijk 11 tot 12 jaar. Het was dus een gemak om in één keer meer dan genoeg participanten te bereiken, zonder veel verschillende afspraken te moeten maken. Daarnaast bleek het ook een voordeel om een leerkracht vooraan de klas te hebben. De kinderen werkten allen uitzonderlijk goed mee en ik vermoed dat de aanwezigheid van de juf of meester daar voor iets tussen zat. De klas uit Beitem is een klas van 25 leerlingen, waarvan 15 jongens en 10 meisjes. In de klas uit Oostnieuwkerke zitten 14 jongens en 13 meisjes, dus een totaal van 27 leerlingen. In totaal namen dus 52 participanten deel aan het onderzoek, 29 jongens en 23 meisjes. Ter volledigheid vermelden we nog even dat er zowel in Beitem (1) als in Oostnieuwkerke (2)
39
leerlingen zaten die dyslexie hebben. Dit blijkt evenwel geen invloed te hebben uitgeoefend op hun resultaten.
De vragenlijsten werden deels opgesteld naar het voorbeeld van Kruger (2012; 2013). De vragenlijst bestond uit drie delen. Het eerste deel ‘over jezelf’ peilde naar het leesgedrag en – ervaring van de participanten. Het tweede deel, het comprehensie-gedeelte, omvatte zeven open vragen die de inhoud van de focusteksten bevroeg. Het derde en laatste deel kunnen we ‘attitudevragen’ noemen. De vragenlijst werd bewust vrij kort gehouden. Dit om het risico op verveling en bijgevolg verminderde aandacht, die de resultaten zouden kunnen beïnvloeden, te beperken. In wat volgt gaan we dieper in op elk van de onderdelen.
3.4.1. Deel 1 – Over jezelf
Het deel ‘over jezelf’ werd aan elke participant slechts één keer gevraagd. De eerste keer dat de participanten de vragenlijst moesten invullen (ze moesten dit immers allemaal twee keer doen, zie later) begon hun lijst hiermee. Dit deel was voornamelijk bedoeld om een idee te kunnen krijgen van het leesgedrag en (eventueel ook van de) leeservaring van de participanten. Dit deel werd aan de vragenlijst toegevoegd omdat we omwille van de beperkte omvang en tijd van dit onderzoek geen leestest konden afnemen bij de participanten. Indien dit wel het geval was geweest, konden we op basis van de leesscores van elke participant ook onderverdelingen gaan maken in het sample. Een andere mogelijkheid zou geweest zijn om bij elke school de resultaten van alle leerlingen van begrijpend lezen-toetsen op te vragen. Maar dit werd uitgesloten omwille van privacy-wetgevingen. In dit deel werden de leerlingen daarnaast ook algemene informatie over zichzelf gevraagd, zoals naam, familienaam, geslacht en leeftijd. Uiteraard worden de resultaten hier anoniem gepresenteerd. Het vragen van de naam en familienaam was enkel nodig om eventueel te kunnen kijken of er tussen vragenlijst A en vragenlijst B grote verschillen zaten. Daarna volgden twee korte meerkeuzevragen. De eerste vraag luidde ‘Hoe vaak lees je een boek’. Hierbij konden de participanten kiezen tussen vijf verschillende antwoorden: 40
a. Nooit b. Elke dag c. Meerdere keren per week d. Meerdere keren per maand e. Iets anders, …. Ook op de tweede vraag ‘Waarom lees je?’ waren vijf mogelijk antwoorden: a. Als ontspanning b. Omdat het moet voor school c. Omdat ik moet van mijn ouders d. Omdat ik graag lees e. Iets anders, … Om dit deel af te sluiten konden de participanten ook invullen welk soort boeken ze het meest lazen. Dit deel zag er als volgt uit:
41
Datum: .…/…./……. A. Over jezelf Naam:
………………………………………………………
Leeftijd:
………………………………………………………
Geslacht:
………………………………………………………
Klasnummer: ……………………………………………………… School:
………………………………………………………
Hoe vaak lees je een boek? (omcirkel je antwoord) a. Nooit b. Elke dag c. Meerdere keren per week d. Meerdere keren per maand e. Iets anders, ………………………………………………………………………………… Waarom lees je boeken? (omcirkel je antwoord) a. Als ontspanning b. Omdat het moet voor school c. Omdat ik moet van mijn ouders d. Omdat ik graag lees e. Iets anders, …………………………………………………………………………………………… …………. Tabel 3: Illustratie deel 1 vragenlijsten - 'over jezelf' Welk soort boeken lees je het meest? ………………………………………………………………….…………………………… ……………………………………. ………………………………………………………………….…………………………… …………………………………….
42
3.4.2. Deel 2 – Inhoudsvragen
In het tweede deel kregen de participanten zeven open vragen. Zes daarvan peilden daadwerkelijk naar de verschillende Areas of Interest, één vraag fungeerde als controlevraag en het antwoord daarop was dus in beide versies (exotiseren en naturaliseren) hetzelfde. In principe zou er dus geen verschil in resultaat te merken mogen zijn tussen beide versies.
3.4.2.1.
Areas of Interest (AOIs)
Omdat het niet mogelijk was te peilen naar de receptie van alle realia die doorheen de twee focusteksten te vinden waren, werd ervoor gekozen om bepaalde realia uit te lichten. Deze realia noemen we de Areas of Interest (AOIs). Elke open vraag uit dit deel stelde een vraag die specifiek gericht was op één van die AOIs. Het antwoord op die vragen verschilde dus afhankelijk van de versie die de participanten te horen gekregen hadden. AOIs van tekst A (naturaliserend/exotiserend): -
Wie zorgde er voor Mary toen ze nog in India woonde? o een kindermeisje/ een Ayah
-
Wat doet de moeder van Mary het liefst van al, nog veel liever dan bij Mary zijn? o naar feestjes gaan/ naar dinner parties gaan
-
Welk beroep heeft mevrouw/mrs. Medlock? o de huishoudster/ de housekeeper
-
Waar heeft mevrouw/mrs. Medlock zin in als ze aankomen bij het huis? o een kop koffie/ afternoon tea
-
Wat vindt Mary het grootste verschil tussen haar nieuwe bediende Martha en de bedienden in India? o dat Martha geen buigingen maakt/ dat Martha geen salaams maakt
-
Welke kleur heeft het gezicht van Colin de eerst keer dat Mary hem ziet? o wit/ ivoor
-
Waarachter bevindt de deur van de kamer van Colin zich? o een gigantisch wandtapijt – CONTROLEVRAAG
43
AOIs van tekst B (naturaliserend/exotiserend): -
Waarover praat Mary met Colin als ze bij hem op zijn kamer is? o rajahs/ de cottage op de moor
-
Mevrouw/Mrs. Medlock roept Mary ’s middags altijd naar binnen, waarom? o koffie en koekjes/ afternoon tea
-
Als Mary binnenkomt, vindt ze dat Colin er al veel beter uit ziet. Waarop zit hij zelfs recht? o zetel/ sofa
-
Wie draagt er Colin uit het huis om naar de geheime tuin te gaan? o de sterkste bediende/ de sterkste ayah
-
Wat stelt Ben voor om eens te zingen? o een lofzang/ een Doxologie
-
Hoe lang heeft meneer Craven rondgedoold in de Noorse fjorden en andere buitenlandse plaatsen? o tien jaar/ een decennium
-
Wat wil Colin worden, nu hij eindelijk zelf weer kan wandelen en genezen is? o sportman worden – CONTROLEVRAAG
Oorspronkelijk was het de bedoeling om voor dit deel geen open vragen te gebruiken, maar meerkeuzevragen, met drie tot vier opties. Er werd van dit idee afgestapt omdat het heel moeilijk bleek te zijn niet suggestief te zijn bij het opstellen van de verschillende opties. Open vragen stelden de participanten in staat zelf hun antwoord te geven, zonder daarbij (al dan niet bewust) beïnvloed te worden van buitenaf. Uiteraard is het bij open vragen moeilijk om achteraf een statistische verwerking te maken, omdat je geen eenduidig juist of fout antwoord hebt. Daarom was het nodig om voor elke vraag te beslissen wat we als correct en incorrect konden rekenen. Een correct antwoord werd zo een 1/1, een incorrect antwoord gold als 0/1. Hierdoor konden we uiteindelijk wél voor elke participant een totaalscore op 7 bekomen. De afweging correct of incorrect was niet altijd eenvoudig te maken. Bij de vraag ‘Welk beroep heeft Mrs. Medlock?’ in de vragenlijst AD was het volledig juiste antwoord ‘huishoudster’. Toch werden antwoorden als ‘hulp bij de oom van Mary’, ‘dienares’ en ‘bediende’ wel goed gerekend, terwijl ‘kindermeisje’, ‘iemand die iets brengt’ en ‘parkwachter’ afgekeurd werden.
44
3.4.3. Deel 3 – Attitudevragen
In het derde deel van de vragenlijst kregen de participanten twee vragen over hun attitude tegenover de tekst. Hiermee proberen we vooral te achterhalen of de participanten zelf vinden dat iets te moeilijk was en dat ze niet helemaal begrepen hebben. Daarnaast werd ook de vraag gesteld of het verhaal hen op basis van wat ze net hoorden/lazen verder nog interesseerde. Voorbeeld van deel 3: C. Attitude-vragen – omcirkel jouw antwoord Zou je dit verhaal helemaal willen lezen, op basis van wat je vandaag gehoord hebt? A. Ja B. Nee C. Weet ik niet Was er in het verhaal iets wat je niet helemaal begreep? A. Ja B. Nee C. Ben ik niet helemaal zeker Indien je A omcirkeld hebt, wat begreep je dan niet zo goed? …………………………………………………………………………………………… Afbeelding 1: Voorbeeld deel 3 vragenlijsten – Attitudevragen
3.4.4. Afname van de vragenlijsten
Zoals al eerder gezegd werden er van elke tekst twee versies gemaakt, wat resulteerde in in totaal vier teksten, AD, AF, BD en BF. Hoewel beide scholen een tekst A en een tekst B te horen kregen, was er een verschil in de volgorde van de versies. De school uit Oostnieuwkerke kreeg eerst tekst AF en vervolgens tekst BD, terwijl de Beitemse school versies AD en BF kreeg. De motivatie hiervoor was dat we eventueel ook konden onderzoeken of de volgorde waarin de
45
participanten de teksten te horen/lezen kregen ook invloed had op de receptie. Uiteindelijk konden we deze piste niet verder volgen om verschillende redenen. Beide teksten na elkaar en dan de vragenlijsten aan de klassen geven bleek niet mogelijk, omdat de vragenlijst over de eerste tekst teveel invloed zou ondervinden van de tweede tekst, de tijd tussen de tekst en de vragenlijst zou ook te groot zijn. Daarnaast riskeer je ook verveling op te wekken en dit kan enkel nefast zijn voor de resultaten. Indien een andere volgorde – tekst, vragenlijst, tekst, vragenlijst – gebruikt zou worden, dan is er weliswaar geen invloed meer van de eerste tekst op de tweede vragenlijst, maar dan is er nog steeds een grote kans dat de participanten zich zullen vervelen en niet meer zo goed zullen opletten bij de tweede tekst als bij de eerste. Het probleem van verveling zou op te lossen zijn door tussen de eerste tekst en vragenlijst en de tweede tekst en vragenlijst een pauze in te lassen. Maar dit creëert dan opnieuw een nieuw probleem: tijdsgebrek. Om alles gedaan te krijgen zou meer dan één uur nodig zijn. Dit bleek – begrijpelijkerwijs – moeilijk in te plannen in de roosters van de verschillende scholen. Uiteindelijk werd er dus voor gekozen de afname van de vragenlijsten in elke school te spreiden over twee verschillende dagen. Omwille van de krokusvakantie die midden februari viel werden de twee dagen in elke school niet gespreid over twee opeenvolgende weken, maar was er dus wel enige tijd verstreken vooraleer de tweede vragenlijst afgenomen kon worden. Elk bezoek aan de klassen duurde uiteindelijk ongeveer drie kwartier, tot een uur, afhankelijk van hoeveel tijd de participanten nodig hadden om hun vragenlijst in te vullen. De bezoeken stonden ook steeds ’s morgens ingepland, net na de eerste speeltijd. De leerlingen hadden zo toch een kwartier pauze en wat frisse lucht gehad vooraleer ze aan de vragenlijsten begonnen.
3.4.4.1.
Manier van afname
Bij dergelijk onderzoek zou je verwachten dat de kinderen de tekst zelf moeten lezen en daarna de vragenlijsten invullen om zo te kunnen polsen naar hun algemeen begrip van de tekst, zoals een toets Begrijpend Lezen die leerlingen doorheen de lagere en middelbare school wel vaker eens krijgen. Omdat we echter niet zeker kunnen zijn dat alle leerlingen de tekst daadwerkelijk gelezen hebben en daarna niet gewoon zullen gissen bij de vragen, hebben we ervoor gekozen om de tekst zelf voor te lezen en de kinderen een kopie van de tekst te geven,
46
zodat ze zo kunnen meevolgen. Desondanks heb je hierbij nog steeds geen honderd procent zekerheid dat alle participanten luisteren. Bij het eerste bezoek aan elke klas, werd er voorafgaand aan het lezen/horen van de tekst een korte inhoud gegeven. Dit was vooral om te voorkomen dat de participanten een tekst zonder context zouden lezen/horen. Vervolgens werd de tekst (voor)gelezen. Nadien konden de participanten, indien nodig, vragen stellen. Dit bleek geen van de vier keren nodig. De kopie van de tekst die alle participanten gekregen hadden, moest daarna terug ingediend worden. Daarna kregen de kinderen allemaal een vragenlijst, die ze alleen en op eigen tempo moesten invullen. Bij het tweede bezoek werd grotendeels dezelfde procedure gevolgd. Ten eerste werd met de hele klas nog eens overlopen wat in het eerste deel van het verhaal, tekst A gebeurd was en werden alle personages nogmaals besproken, met mogelijkheid tot vragen. Dit was opnieuw om decontextualisatie te voorkomen. Daarna volgden opnieuw de tekst en de vragenlijst.
Hoewel doorheen in § 4.1 tot § 4.4. al verschillende moeilijkheden, problemen en eventuele zwaktes aan bod gekomen zijn, bespreken we hier nog enkele overgebleven problemen die nog niet voldoende uitgeklaard zijn.
3.5.1. Geen readability test
Het onderzoek van Haidee Kruger (2013) waar dit onderzoek voor een deel op gebaseerd is, onderwerpt de focusteksten aan een ‘readability test’ om zich ervan te vergewissen dat er tussen beide teksten geen grote verschillen in complexiteit bestaan. Dit is belangrijk om zo de moeilijkheidsgraad van de tekst als extra variabele uit te schakelen (Kruger 2012: 229). Kruger paste op haar teksten de Flesch-Kincaid readability test toe. Dit is één van de verschillende bestaande readability tests. Tegelijk is het één van de meest gebruikte en meest gewaarde readability tests (Kincaid e.a. 1975: 2). De test telt het gemiddeld aantal woorden per zin en het gemiddeld aantal syllaben per woord om zo te beoordelen hoe moeilijk een bepaalde Engelse tekst is.
47
Dergelijke test was bij dit onderzoek niet mogelijk, om dezelfde reden die eerder al werd aangehaald: een beperkte omvang en tijd. Tevens is zo’n test bij dit onderzoek waarschijnlijk minder noodzakelijk, aangezien beide focusteksten op hetzelfde boek gebaseerd zijn en er dus een continuïteit is op vlak van schrijfstijl, inhoud en complexiteit. Dit was bij Kruger (2013) niet het geval, de verschillende focusteksten waren allen gebaseerd op verschillende boeken van verschillende auteurs en dus was de continuïteit niet gegarandeerd.
3.5.2. Momentopname
Een andere mogelijke zwakte van dit onderzoek is het feit dat we er ons van bewust moeten zijn dat elke vragenlijst slechts een momentopname is. Elke participant kan een slechte dag hebben, of even niet opgelet hebben tijdens het (voor)lezen van de tekst. Dit hebben we zoals eerder al gezegd zoveel mogelijk geprobeerd om tegen te gaan door de vragenlijsten gespreid af te nemen en niet op het einde van een lange dag langs te gaan in de klassen.
Omdat dit een kwantitatief onderzoek is, werden de resultaten statistisch verwerkt. Om dit te kunnen doen werden ten eerste alle resultaten in een werkblad in Excel (versie 2010) ingevoegd. Bij elke participant werden de antwoorden die ze gaven op de zeven open vragen ingevoerd. Daarnaast werd een totaalscore op 7 gegeven. Dit maakt het mogelijk om zo te bekijken welke vragen potentieel ‘moeilijker’ waren dan andere. Ook konden we zo de gemiddelde score van elke participant berekenen. In een ander werkblad voerden we ook de antwoorden van alle participanten op de leesgedrag-vragen en attitude-vragen in. In combinatie met de individuele scores van alle participanten konden we zo achterhalen of er een correlatie was tussen het leesgedrag en/of leeservaring van de participanten en de respectievelijke score die ze haalden bij de vragenlijsten. Met de grafieken-functie in Excel konden we zo verschillende grafieken maken om daaruit de verschillende informatie af te leiden. Uitgebreide informatie en uitleg bij de gebruikte testen worden verderop in § 4. ook nog gegeven.
48
Bij de statistische verwerking van de resultaten kreeg ik de erg gewaardeerde hulp van Dr. Ludovic De Cuypere. Zelf heb ik nagenoeg geen kennis noch ervaring met statistiek en al zeker niet met kwantitatieve onderzoeksmethoden in de taalkunde, dus was alle hulp die ik van hem kreeg meer dan welkom.
49
4.
Bespreking resultaten
In wat volgt bespreken we de resultaten van het gevoerde onderzoek. Ten eerste kijken we naar de antwoorden die de participanten gaven op de persoonlijke vragen. Hierbij aansluitend vergelijken we deze antwoorden met de gemiddelde scores van alle participanten bij beide testen. Hetzelfde doen we bij de attitude-vragen. Daarnaast bekijken we of er inderdaad een significant verschil blijkt te zijn tussen de receptie van een exotiserende en een naturaliserende vertaling en proberen we zo de centrale hypothese van deze masterproef al dan niet te bevestigen. Dit doen we aan de hand van een t-test. In het laatste deel van deze bespreking vergelijken we de resultaten van de meisjes met die van de jongens en kijken we heel kort ook naar het verschil in gemiddelde scores tussen de beide scholen.
4.1.1. Redenen om te lezen
In het eerste deel van de vragenlijsten werden de participanten gevraagd naar hun belangrijkste reden om te lezen. De participanten konden kiezen tussen vijf verschillende antwoorden: a. Als ontspanning b. Omdat het moet voor school c. Omdat het moet van mijn ouders d. Omdat ik graag lees e. Iets anders,… Vooraf werd hier geen hypothese gevormd, het was niet helemaal niet duidelijk wat te verwachten van de belangrijkste redenen voor kinderen om te lezen. Het mag blijken dat de meeste leerlingen vooral lezen als ontspanning (23) en omdat ze graag lezen (9). Daarnaast omcirkelden 9 leerlingen antwoord e. ‘iets anders’. Hierbij was het meest voorkomende aanvullende antwoord dat ze lezen omdat ze zich vervelen of om de tijd te doden. Daarnaast lezen 8 leerlingen omdat het moet voor school en slechts 2 leerlingen zeggen te lezen omdat het moet van hun ouders. 50
Op basis van deze antwoorden kunnen we dus veronderstellen dat de meeste lagere school-kinderen nog steeds graag en ter ontspanning lezen en dat ze het (nog) niet als een opgelegde taak of last ervaren.
Afbeelding 2: Redenen om te lezen
4.1.2. Leesfrequentie
Een tweede vraag die in dit deel van de vragenlijst gesteld werd, peilde naar de leesfrequentie van de participanten. Ook hier hadden ze de keuze uit vijf verschillende antwoorden, waarbij ze gewoon één antwoord moesten omcirkelen: a.
Nooit
b.
Elke dag
c.
Meerdere keren per week
d.
Meerdere keren per maand
e.
Iets anders,…
Hierbij is het opvallend dat hoewel de meeste participanten bij de vorige vraag stelden graag en vaak als ontspanning te lezen, er toch maar 3 participanten zijn die elke dag lezen. Elf participanten zeggen meerdere keren per week te lezen. Het grootste deel van de participanten 51
omcirkelde antwoord d. ‘meerdere keren per maand’. Bij het antwoord e. ‘iets anders,…’ dat door 15 leerlingen aangeduid werd het meest gezegd dat men ‘soms’ wel eens leest. Antwoord a. ‘nooit’ werd door twee leerlingen aangeduid.
Afbeelding 3: Leesfrequentie participanten
4.1.3. Correlatie redenen om te lezen en gemiddelde scores
Omdat het wel opvallend was dat een grote groep van de participanten (23 van de 52) beweert graag en als ontspanning te lezen, werd besloten ook te achterhalen of er een correlatie vast te stellen zou zijn tussen de gemiddelde scores die de participanten haalden op beide testen en hoe vaak ze zelf zeggen te lezen. Dit leverde in Excel volgende grafiek op:
52
Afbeelding 4: Correlatie redenen om te lezen en gemiddelde scores algemeen
In de grafiek zien we eerst en vooral dat de scores bij test D telkens hoger of eenmalig gelijk zijn (bij C) aan die van test F. Dit draagt dit dus al bij de oorspronkelijke hypothese van deze masterproef dat participanten hoger zullen scoren bij een naturaliserende vertaling dan bij een exotiserende vertaling en dat de receptie dus beter is bij die eerste vertaling. Daarnaast zien we dat leerlingen die zeggen graag te lezen en als ontspanning lezen (antwoord A en D) telkens ook gemiddeld hoger scoren dan leerlingen die zeggen dat ze enkel lezen wanneer dit van school uit verlangd wordt of wanneer hun ouders hen verplichten een boek ter hand te nemen (antwoord B en C). Opvallend is ook dat de leerlingen die antwoord E omcirkelden ook relatief hoog scoren. We zagen eerder dat de participanten hierbij het vaakst schreven dat ze lezen ‘uit verveling’ en ‘om de tijd te doden’. Afgaand op deze grafiek kunnen we zeggen dat dit ook gevolgen heeft op hun begrip van de tekst. Die correlatie tussen de redenen om te lezen en de gemiddelde scores is gelijklopend bij beide testen. Enige uitschieter die de moeite waard is om te vermelden is dat bij test F de kinderen die zeggen enkel voor school te lezen ook beter scoren dan bij test D. Een reden hiervoor is niet duidelijk, maar het is niettemin opvallend.
53
4.1.4. Correlatie leesfrequentie en gemiddelde scores
Op dezelfde manier als waarop we de grafiek uit § 4.1.3 verkregen, deden we hetzelfde met de antwoorden die participanten gaven wanneer we naar hun leesfrequentie polsten en de gemiddelde scores van deze participanten op beide testen. De grafiek hiervoor ziet er als volgt uit:
Afbeelding 5: Correlatie leesfrequentie/gemiddelde score algemeen
Uit deze grafiek kunnen we enkele zaken afleiden. Ten eerste zien we dat de participanten die antwoord A (‘nooit’) aanduidden vooral op test F veel lager scoren dan de andere participanten. Bij test D is het resultaat ongeveer gelijk met de rest. De participanten die voor antwoord B kozen, scoorden op beide testen gemiddeld het hoogst, hoewel de verschillen klein zijn. De kinderen die dus zeggen elke dag te lezen scoren ook daadwerkelijk beter. Leerlingen die voor antwoord C (‘meerdere keren per week’) of antwoord D (‘meerdere keren per maand’) kozen, haalden gelijklopende resultaten. Ook de resultaten van de participanten die antwoord E (‘iets anders’ – heel vaak ‘soms’) aanduidden zijn ongeveer gelijk met C en D.
54
In het deel met attitude-vragen kregen de participanten opnieuw twee meerkeuzevragen, maar met de mogelijkheid om extra informatie of uitleg te geven bij hun antwoord. Ten eerste kregen de participanten de vraag of ze op basis van wat ze gehoord/gelezen hadden de rest van het verhaal wel of niet zouden willen horen. Hierbij waren drie keuzemogelijkheden: a.
Ja
b.
Nee
c.
Weet ik niet
Er werd verwacht dat hier een verschil te merken zou zijn tussen de naturaliserende en de exotiserende vertaling, die zogenaamd ‘moeilijker’ zou zijn. Er valt tussen beide testen (D en F) helemaal geen verschil te zien, alle aantallen zijn exact hetzelfde. Vermoedelijk berust dit op toeval. In ieder geval is het resultaat hiervan niet significant te noemen in het onderzoek. Er is op basis van dit onderzoek geen bewijs dat een exotiserende of een naturaliserende vertaling een rol speelt op het leesplezier of de zin om nog verder te lezen of niet.
Afbeelding 6: Attitude 1 - verder lezen of niet?
55
Attitude-vraag 2 vroeg de participanten of er doorheen het verhaal iets was wat ze niet begrepen hadden of moeilijk vonden. Opnieuw hadden ze de keuze tussen drie antwoorden: a.
Ja
b.
Nee
c.
Ben ik niet helemaal zeker.
Indien de participanten antwoord a. ‘ja’ omcirkeld hadden, werd er bijkomend gevraagd om te benoemen of beschrijven wat dan precies voor problemen zorgde. Ook bij deze vraag werd verwacht dat de participanten bij de F-test (exotiseren) vaker ‘ja’ zouden omcirkelen dan bij de D-test.
Afbeelding 7: Attitude 2 - iets niet begrepen?
TEST D
TEST F
A
4
10
B
35
27
C
13
15 Tabel 4: Attitude 2 - iets niet begrepen?
56
In absolute cijfers gaven er bij de F-test meer participanten (10) antwoord ‘ja’ dan bij de D-test (4). Ook antwoord c., ‘niet helemaal zeker’ werd iets meer omcirkeld bij F. Echter op basis van een statistische analyse kunnen we stellen dat er geen significant verschil blijkt te zijn tussen beide testen (x2 = 3,75; df = 2; p-value = 0,15). Op basis van de eigen inschatting van de participanten heeft de exotiserende of naturaliserende vertaling geen effect op het tekstbegrip. Desondanks is het nodig om hierbij op te merken dat het merendeel van de participanten bij het invullen van de vragenlijst bij de F-test vaker antwoord gaven op de extra vraag ‘indien je A omcirkeld hebt, wat begreep je dan niet zo goed?’. Het vaakst gegeven antwoord hierbij was ‘moeilijke woorden’ (5 keer). Daarnaast werd ook twee keer het antwoord ‘onduidelijkheid in het verhaal’ gegeven. Hierbij zijn we niet zeker of dit komt omdat het verhaal als het ware kunstmatig ‘geknipt en geplakt’ werd om tot een goed verhaal te komen of omdat er doorheen de tekst ‘moeilijkere woorden’ gebruikt werden. Gezien dit antwoord slechts twee keer gegeven werd, is het meest plausibel te denken dat de onduidelijkheid verbonden is met het gebruik van de moeilijke, exotiserende woorden. Uiteraard kunnen we dit ook gewoon toeschrijven aan die specifieke participant, die misschien die dag wat minder goed opgelet en geluisterd had en daardoor een minder goed resultaat haalt (zie ook § 6.5.2.).
Bij de comprehensie-vragen polsten we naar specifieke realia, AOIs, om zo te kunnen achterhalen of de participanten bij een exotiserende vertaling meer moeite hadden met het verhaal dan bij een naturaliserende vertaling. Om dit te kunnen testen hebben we onder meer gebruik gemaakt van een t-test, en meer bepaald een two-sample t-test. We bespreken ook of de controlevragen hun nut hebben bewezen, namelijk of er tussen beide testen verschillen te merken zijn. Dit zou in theorie niet mogen, aangezien het antwoord erop in beide gevallen exact hetzelfde was.
57
4.3.1. T-test 7
Wanneer we een statistische analyse willen uitvoeren zijn er enkele stappen die gevolgd moeten worden. Ten eerste is het belangrijk om als onderzoeker een nulhypothese (H0) en een alternatieve hypothese (HA) te formuleren. We willen immers met deze analyse een bepaald effect aantonen. Een nulhypothese stelt altijd dat dat gewenste effect niet plaatsvindt, of dat er geen verschil waar te nemen is. De alternatieve hypothese stelt dat dat effect of verschil er wel is. In het geval van het onderzoek voor deze masterproef willen we kunnen aantonen dat er een verschil is in receptie tussen een naturaliserende (D-test) en een exotiserende (F-test – niet te verwarren met de gelijknamige statistische test) vertaling. De nulhypothese die we voor dit onderzoek dus formuleren is dat er tussen test D (naturaliseren) en test F (exotiseren) geen verschil te merken zal zijn. De alternatieve hypothese daarentegen stelt dat er wél een verschil of een effect te merken zal zijn. Beide hypotheses formuleren geen voorkeur voor één van beide testen. We zeggen dus niet dat de alternatieve hypothese zal aantonen dat de participanten beter zullen scoren op de D-test dan op de F-test of vice versa. De volgende stap die we moeten volgen is een significantieniveau kiezen. Het significantieniveau is een niveau die de probabiliteit weergeeft om de nulhypothese te verwerpen. In de taalkunde wordt het significantieniveau meestal op 0,05 of 5 % gelegd. Op basis van dit significantieniveau en de p-waarde kunnen we later besluiten of onze resultaten al dan niet statistisch significant zijn en de nulhypothese bijgevolg te verwerpen. De p-waarde wordt ook wel de overschrijdingskans (van een bepaalde steekproefuitkomst) genoemd. De p-waarde geeft de kans aan dat de teststatistiek een waarde zou aannemen die even extreem is of nog extremer dan de feitelijk waargenomen uitkomst. Dit is berekend onder de aanname dat de nulhypothese klopt.
7
Dit deel werd gebaseerd op lesnotities en powerpoints van het vak ‘Kwantitatieve
onderzoeksmethoden in de taalkunde’ dat door Ludovic De Cuypere gegeven wordt in de 3 e bachelor van de opleiding. Daarnaast bleek ook wikipedia een waardevolle bron van informatie om bepaalde termen snel te begrijpen. Als derde bron bleek ook de masterproef van een medestudente interessant: Florkin, J. (2014). De Nederlandse receptiefconstructie. Een comparatieve studie naar aanvaardbare werkwoorden in Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands [Masterproef]. Gent: Universiteit Gent.
58
Indien de p-waarde lager ligt dan het significantieniveau 0,05 dan zijn onze resultaten significant. Hoe lager de p-waarde ligt, hoe sterker het bewijs tegen de nulhypothese ook is. We kunnen de volgende onderverdeling ook hanteren (Florkin 2014: 19): o o o o
p < 0,01: hoogst significant 0,01 < p < 0,05: significant 0,05 < p < 0,10: tendens p > 0,10: niet significant
De derde stap in het statistisch proces is de keuze voor een test, en dit op basis van de onderzoeksvraag. Zoals eerder al gezegd, werd bij dit onderzoek gekozen voor de two-sample ttest. Met dergelijke test kunnen we achterhalen of er een verschil is tussen het gemiddelde van twee populatiegemiddelden. Bij dit onderzoek willen we dus achterhalen of er een verschil tussen de gemiddelde score op 7 bij de D-test (naturaliserend) en de F-test (exotiseren) van alle participanten. De two-sample t-test is hier dus de aangewezen statistische test. Het is tevens een betrouwbare test, zelfs wanneer de assumpties (normaliteit en homoscedasticiteit) geschonden worden. In stap vier en vijf zullen we zien dat dit ook het geval is. De vierde stap is het daadwerkelijk uitvoeren van de geselecteerde test, in dit geval de ttest. De vijfde stap is het interpreteren van de resultaten in de context van de onderzoeksvraag. Deze twee stappen nemen we in wat volgt samen omdat dat de meest logische keuze is. Als eerste berekenen we de gemiddeldes van de scores van alle participanten bij elke test. Bij de naturaliserende vertaling (D-test) blijkt dit 4.36 op 7 te zijn. De participanten haalden bij de exotiserende vertaling een gemiddelde score van 3.65 op 7. De standaarddeviatie bij D is 1.93, bij F is dit 1.59. Test
mean
sd
min
max
D
4.36
1.93
0
7
F
3.65
1.59
0
7
Tabel 5: Mean and standard deviation of Score by Test
We kunnen deze gegevens ook weergeven in boxplots:
59
Afbeelding 8: Boxplot scores D-test en F-test
De boxplot geeft grafisch weer wat in de beschrijvende statistiek de vijfgetallensamenvatting genoemd wordt. In deze vijf-getallensamenvatting worden zoals de naam het al zegt de vijf kwartielen van een dataset weergegeven. Deze zijn het minimum, het eerste kwartiel (Q1), de mediaan (Q2), het derde kwartiel (Q2) en het maximum van een gegeven dataset. Op bovenstaande boxplot kunnen we bij benadering deze vijf getallen aflezen. Omdat dit een test is waarbij de participanten een score kunnen halen tussen 0 en 7, is het minimum bij beide testen 0, en het maximum voor allebei dus 7. Terwijl de interkwartielafstand (IKA) bij test D 3 is, is dit bij test F maar 2. Q1 is bij allebei 3, maar bij D is Q3 6. Bij F is die maar 5. Dit betekent dat de scores bij D dus verder uit elkaar verspreid liggen dan bij F. Dit wordt ook gereflecteerd door de standaarddeviaties van beide testen die we in tabel 5 zagen (sd D= 1.93; sd F= 1.59). Daarnaast valt ook op dat er bij D geen symmetrische verdeling is, de normaliteit is met andere woorden geschonden. We weten echter dat de t-test een robuuste test is, dus is dit geen probleem. Bij F is er wél een normale verdeling. Bij D scoorde het grootste deel van de participanten lager dan de mediaan (5), bij F is dit gelijk verdeeld. 60
Op basis van de gemiddeldes die we zagen in tabel 5 en de bovenstaande boxplots zouden we al kunnen stellen dat er inderdaad een significant verschil is tussen de beide testen. Echter moeten we dit nog controleren door middel van de t-test. De uitkomst van die t-test geeft de volgende resultaten: t = 2.0489; df = 102; p-value = 0.04304 Aangezien de p-waarde dus lager ligt dan het vooropgestelde significantieniveau 0,05 dat bij de taalkunde gehanteerd wordt, kunnen we hier dus met zekerheid stellen dat er een significant verschil is tussen de gemiddeldes van beide testen (95% Confidence Interval = 0,02 to 1.40).
4.3.2. Controle-vragen
Van de zeven open vragen die de participanten in dit deel kregen, was er in elke test één een controlevraag. Het antwoord op die vraag was dus in zowel test D als test F hetzelfde. Bij tekst A luidde de vraag: ‘Waarachter bevindt zich de deur van Colins kamer?’. Het antwoord hierop was ‘een gigantisch wandtapijt’. Bij tekst B vroegen we: ‘Wat wil Colin later worden, nu hij zelf weer kan wandelen en genezen is?’. Het antwoord daarop was ‘een sportman’. Verwacht werd dat de participanten op deze vragen ongeveer gelijk zouden scoren, ongeacht welke test ze aflegden. Tekst A
Tekst B
ONK
20
74 %
27
100%
Beitem
16
64 %
23
92 %
Tabel 6: Scores controlevragen ONK/Beitem
Uit de resultaten blijkt dat dit ook het geval is. Van de 27 leerlingen uit Oostnieuwkerke antwoordden er bij tekst A 20 juist op de controlevraag. Dit is 74%. Bij tekst B geeft zelfs de volledige klas het juiste antwoord. In Beitem, een klas van 25 leerlingen, antwoordden er 16 leerlingen juist bij tekst A, of 64 %. Bij tekst B lag dit aantal, net als in Oostnieuwkerke, opnieuw hoger, namelijk 23 van de 25, of 92 %. Dit zijn dus allemaal hoge aantallen. Uiteraard moeten we de resultaten op deze vragen ook nog vergelijken met alle andere vragen om zo een duidelijk beeld te krijgen van de scores van beide scholen. 61
Tekst AF
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Vraag 7
52%
85%
30%
33%
74%
48%
44%
30%
100%
(controle) Tekst
93%
93%
70%
52%
93%
BD
(controle)
Tabel 7: Scores vragen Oostnieuwkerke
Tekst AD
Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Vraag 7
36%
60%
4%
44%
64%
36%
84%
16%
92%
(controle) Tekst BF
80%
56%
40%
28%
56%
(controle) Tabel 8: Scores vragen Beitem
We zien dat de scores voor de controlevragen telkens bij de hoogste scores zijn. We moeten daarbij opmerken dat de scores voor de controlevraag bij tekst B in beide scholen hoger ligt dan die voor tekst A. Vermoedelijk was het antwoord op de vraag bij tekst B dus gemakkelijker dan in tekst B. Dit kan ook kloppen aangezien de kinderen waarschijnlijk al vaker gehoord hebben van ‘een sportman’ dan van ‘een gigantisch wandtapijt’. Opvallend is dat de Oostnieuwkerkse school beide keren hoger scoort dan de school uit Beitem. In § 4.5. zullen we zien dat dit een algemene trend blijkt te zijn. De school uit Oostnieuwkerke scoorde over het algemeen gezien telkens beter. Dit kunnen we ook hier in de tabel al deels zien.
In deze paragraaf maken we enkele vergelijkingen tussen de beide geslachten van onze participanten. Van de in totaal 52 participanten, namen er 29 jongens en 23 meisjes deel aan het 62
onderzoek (zie ook § 3.3.). Het aandeel van elk geslacht is dus niet gelijk verdeeld, waardoor we dus onze vergelijkingen niet in absolute cijfers maken, maar met percentages. Allereerst werd een vergelijking gemaakt tussen de gemiddelde scores die de meisjes haalden op elke test tegenover die van de jongens. De grafiek hiervoor werd opnieuw met Excel gecreëerd en ziet er zo uit:
Afbeelding 9: Vergelijking meisjes/jongens gemiddelde score
Wanneer we deze grafiek in detail bekijken, zien we onmiddellijk dat op test F zowel de jongens als de meisjes hetzelfde gescoord hebben. Gemiddeld halen ze allebei een score van 4.02 op 7. Enkel bij test D is er verschil te merken. Terwijl de meisjes een gemiddeld puntenaantal van 4,37 op 7 halen, halen de jongens een iets betere score, 4.43 op 7. Het verschil is echter heel klein, dus kunnen we zeker niet spreken van een opvallend verschil tussen de twee geslachten. Een volgende vergelijking tussen jongens en meisjes maakten we op vlak van de leesfrequentie:
63
Afbeelding 10: Correlatie frequentie/geslacht
Bij deze grafiek zijn al grotere verschillen waar te nemen dan bij de iets algemenere vergelijking tussen de gemiddelde scores hierboven. 45 procent van de jongens zegt meerdere keren per maand te lezen, ten opzichte van 35 % meisjes. Ook het antwoord C ‘meerdere keren per week’ blijkt door een hoog aantal jongens te zijn gegeven. Daarnaast zien we ook dat toch 7 % van de jongens toegeven nooit te lezen, terwijl er geen enkel meisje dit antwoord omcirkeld heeft. Bij de overige antwoorden blijken de meisjes altijd lager in aantal te zijn dan de jongens, behalve bij antwoord E ‘iets anders’. Daar geeft 39 % van alle meisjes dit antwoord, ten opzichte van maar 21 % bij de jongens. Als we dan gaan kijken naar de extra uitleg of informatie die de kinderen hierbij geven, blijkt dit bij de jongens vooral ‘soms’ te zijn. Meisjes daarentegen kiezen blijkbaar voor deze optie om genuanceerder te kunnen antwoorden dan de vier andere opties. Hun antwoorden zijn heel uiteenlopend, gaande van ‘af en toe’, ‘soms’, ‘één keer per week’ tot ‘als ik niet te moe ben’. Over het algemeen kunnen we wel, ondanks de verschillen hier en daar, zeggen dat de leesfrequentie van de jongens en de meisjes vrij gelijklopend is. De meeste kinderen lezen toch frequent een boek. Een laatste vergelijking die we tussen de jongens en meisjes konden maken is door de redenen waarom ze lezen naast elkaar te leggen. 64
Afbeelding 11: Vergelijking meisjes/jongens redenen om te lezen
Zowel de jongens als de meisjes blijken het vaakst te lezen als ontspanning (43 % en 45 %). Daarnaast verschillen de antwoorden nogal wat. Eenentwintig procent van de jongens zegt enkel te lezen als het moet voor school (B), terwijl er maar 9 % meisjes voor dit antwoord kiezen. Lezen om de ouders te plezieren (C) blijkt dan weer een populairder antwoord bij de meisjes (22 %) dan bij de jongens (7 %). Het opvallendste van deze grafiek is dat er geen enkel meisje zegt graag te lezen, terwijl er wel 14 % van alle jongens voor optie D kiest. Maar wanneer we opnieuw gaan kijken bij de extra informatie of uitleg die gegeven kon worden bij optie E, blijkt dat meisjes ook hier kiezen voor optie E (26%) om zo een genuanceerder antwoord te kunnen geven dan één van de andere mogelijke antwoorden. Antwoorden die ze hierbij gaven zijn onder andere ‘als het me interesseert’, ‘als het een mooi boek is’, ‘als ik zin heb’, ‘soms voor ontspanning, soms voor school’ en ook twee keer ‘als ik me verveel’. Jongens die voor de optie E kozen (10 %) geven uitsluitend ‘als ik me verveel’ als reden. Ten slotte was er bij de jongens ook 3 % die geen antwoord gaf. Samenvattend kunnen we hier dus zeggen dat er tussen de jongens en meisjes die aan dit onderzoek deelnamen geen grote verschillen bleken te zijn. Een deel van de meisjes wil vooral genuanceerder kunnen antwoorden dan simpelweg een antwoord te omcirkelen. Toch was het resultaat, ondanks de kleine verschillen enigszins verrassend. Wellicht uit een soort vooroordeel 65
werd niet verwacht dat de jongens beter zouden scoren en liever en frequenter zouden lezen dan de meisjes. Uit dit (beperkte) onderzoek bleek dat het tegenovergestelde te zijn en halen de jongens enigszins ‘betere’ resultaten dan de meisjes. Dit kwam ook tot uiting in de 43% jongens die aangaven als ontspanning te lezen. Dit was opnieuw onverwacht en ontkrachtte dus ten volle het ietwat discriminerende vooroordeel van voor dit onderzoek.
De laatste vergelijkingen die gemaakt werden, waren tussen de verschillende scholen. Deze vergelijkingen werden op dezelfde manier gedaan als die tussen de verschillende geslachten. Ten eerste vergeleken we opnieuw de gemiddelde scores van de leerlingen op elke test. Dit leverde volgende grafiek op:
Afbeelding 12: Vergelijking gemiddelde scores ONK/B
Uit de grafiek kunnen we afleiden dat de Beitemse school op beide testen relatief gelijk scoorde. Op test D haalden de leerlingen daar 3,36 op 7, bij test F haalden ze zelfs nog een iets hogere score van 3,64. De school uit Oostnieuwkerke scoorde opvallend beter bij test D. Terwijl de Oostnieuwkerkse participanten bij test F ongeveer hetzelfde scoorden als de leerlingen uit Beitem 66
(3,67 op 7), scoorden ze op test D opmerkelijk veel beter. Bij die test haalden ze gemiddeld 5,30 op 7. Het is moeilijk om hiervoor een verklaring te geven, hoewel we verder zullen zien dat de leerlingen andere redenen om te lezen formuleren. De verschillen tussen die redenen van beide scholen zien we grafisch voorgesteld in onderstaande afbeelding:
Afbeelding 13: Leesredenen per school
Onmiddellijk valt op dat geen enkele leerling uit Oostnieuwkerke zegt te lezen omdat hij of zij dat moet van de school (B) of de ouders (C). Het percentage leerlingen uit Beitem die deze antwoorden omcirkelde ligt heel wat hoger. In Beitem leest 32 % van de leerlingen enkel omdat ze dat moeten van de school. Daarnaast blijkt er 8 % van die leerlingen te lezen omdat hun ouders hen dat vragen. Over het algemeen zien we ook dat de leerlingen uit ONK veel vaker als ontspanning lezen (A) en graag lezen (D), in vergelijking met de leerlingen uit Beitem. In het eerste geval gaat het over 52 % tegenover maar 36 %, in het tweede 22 % tegenover 12 %. Ook bij antwoord E zien we een duidelijk verschil tussen de beide scholen. De 22 % leerlingen die in Oostnieuwkerke voor antwoord E kozen, schreven voornamelijk als extra uitleg dat ze lezen wanneer ze er zin in hebben, als ze er tijd voor hebben, dat ze soms lezen voor school, maar ook 67
soms als ontspanning en daarnaast ook als ze zich vervelen. In Beitem blijkt de verveling de belangrijkste reden om te lezen. Als laatste bekeken we ook de leesfrequenties van beide klassen.
Afbeelding 14: Frequentie per school
De resultaten van deze vergelijkingen leveren geen grote verschillen op. In beide scholen blijkt 4 % van de leerlingen nooit te lezen. In de school in Oostnieuwkerke blijken de leerlingen die dit aangeduid hebben, de vraag over hun redenen open gelaten te hebben. In Beitem zeiden al die leerlingen enkel te lezen als dat moest voor school. We kunnen dus veronderstellen dat zowel die 4 % leerlingen uit ONK als die uit Beitem niet graag en niet veel lezen. In beide scholen zijn er geen hoge percentages van leerlingen die elke dag lezen. In ONK gaat het om 7 %, in Beitem slechts 4 %. De hoogste percentages vinden we terug bij optie C (meerdere keren per week) en D (meerdere keren per maand). Bij optie C zien we 26 % in ONK en 16 % in Beitem. Optie D levert grotere verschillen op. In Beitem zegt maar liefst 52 % van de leerlingen meerdere keren per maand te lezen. Ten slotte duidden ook veel leerlingen optie E aan. De extra uitleg is in beide scholen vergelijkbaar: ‘soms’, ‘af en toe’, ‘één keer per week’, enz… We kunnen dus besluiten dat er tussen beide scholen geen al té grote verschillen waar te nemen zijn. Het belangrijkste verschil blijkt in de gemiddelde score voor test D te liggen. Daarbij 68
haalden de leerlingen uit de Oostnieuwkerkse school een opvallend hogere score dan de leerlingen uit Beitem. Misschien kunnen we dit verklaren door de hogere leesfrequenties en andere leesredenen in ONK. Vermoedelijk lezen de kinderen uit die klassen met meer plezier en bijgevolg ook vaker. Maar dit blijft uiteraard giswerk. We moeten hierbij opmerken dat elke school en elke klas anders is. Zoals eerder ook opgemerkt, hebben we wegens privacyredenen geen inzage gekregen in de algemene resultaten van elke klas. Het is dus mogelijk dat de ene school een hoger klasgemiddelde heeft en de leerlingen dus over het algemeen ook beter scoren. Daarnaast is ook de aanpak van elke school en elke leerkracht anders, dus kunnen we deze resultaten zeker niet veralgemenen.
69
5.
Besluit
Het wetenschappelijk onderzoek naar kinderliteratuur is een nog erg jonge discipline. Het is pas sinds het midden van de jaren zeventig dat er vaker onderzoek gedaan wordt naar literatuur voor kinderen en jeugd. Toch heeft het onderzoek sindsdien een grote vooruitgang geboekt. Er verschijnen
geregeld
nieuwe
artikels
en
allerhande
onderzoeken.
Het
heeft
zijn
ondergewaardeerde positie binnen de taalkunde overwonnen en het wordt tegenwoordig steeds vaker als een volwaardige discipline beschouwd. Desondanks is er nog steeds een lange weg af te leggen. Voor de theoretische achtergrond van deze masterproef was het vaak nodig terug te grijpen naar onderzoek over literatuur bedoeld voor volwassenen, bij gebrek aan onderzoek naar kinderliteratuur en in het bijzonder onderzoek naar de vertalingen ervan. Er is echter geen gebrek aan onderzoekers die classificaties van vertaalstrategieën voorstellen. Heel vaak zijn er grote gelijkenissen tussen de verschillende classificaties, ondanks de veel verschillende namen. Terwijl Lawrence Venuti (1995; 2004) het over domesticating/foreignizing heeft, spreekt o.a. Vandeweghe (2005) van brontaalgericht en doeltaalgericht vertalen en heeft Toury (1995) het over acceptability en adequacy. Grit (1997) kiest echter voor exotiserend en naturaliserend vertalen. Voor deze masterproef hebben we ook deze benaming gevolgd. Binnen het onderzoek naar vertalingen van kinderliteratuur wordt vaak aangeraden naturaliserend te vertalen. Kinderen zouden immers de voorkennis missen om vreemde elementen in een vertaling te begrijpen en te tolereren. Volwassenen hebben deze tolerantie voor het vreemde wel, doordat ze zich er meestal wel van bewust zijn dat ze een vertaling aan het lezen zijn. Ze snappen dus het gebruik van ‘afternoon tea’ in een oorspronkelijk Engelstalige boek. Voor kinderen is het beter om daar ‘thee’ of ‘koffie met koekjes’ van te maken. De stellingen om voor kinderen naturaliserend te vertalen blijken wel bijna uitsluitend gebaseerd te zijn op intuïties en eigen ervaringen. Uitgebreid empirisch onderzoek naar de invloed van vertaalstrategieën bij kinderliteratuur op de receptie is nog heel erg schaars. Er zijn dus nog geen echte bewijzen dat het ook inderdaad invloed heeft op de leeservaring van kinderen indien er exotiserend vertaald wordt. Daarom zetten we voor deze masterproef dergelijk empirisch onderzoek op. De centrale vraagstelling van dit onderzoek was of er al dan niet een verschil in receptie merkbaar is tussen een naturaliserende en een exotiserende vertaling. Verwacht werd dat dit inderdaad het geval zou zijn. De weinige voorgaande onderzoeken hebben immers ook al een dergelijk resultaat gegeven. Door middel van focusteksten met een verschillende vertaalstrategie en vragenlijsten over die teksten peilden we naar enkele Areas of Interest. Dit door specifieke 70
open vragen te stellen over die vooraf bepaalde realia. Zo konden we achterhalen of de participanten meer problemen hadden met één van beide vertalingen. Uit de resultaten bleek er daadwerkelijk een significant verschil te zijn tussen de receptie van een exotiserende vertaling tegenover die van een naturaliserende vertaling. De 52 participanten die aan dit onderzoek deelnamen scoorden gemiddeld 4,36 op 7 bij de vragenlijst over de naturaliserende vertaling. Bij test F, de test bij de exotiserende vertaling daalde de gemiddelde score naar 3,65 op 7. Na het uitvoeren van een t-test bleek de p-waarde 0.04304 te zijn. Gezien we in de taalkunde het significantieniveau op 0,05 vastleggen, is de uitkomst van het onderzoek dus zeker significant te noemen en kunnen we de nulhypothese verwerpen. Er is dus wel degelijk in verschil in receptie tussen een exotiserend en een naturaliserende vertaling, met een voordeel voor een naturaliserende vertaling. Naast de vragen over de inhoud, kregen de participanten ook vragen over hun leesgedrag en –ervaring. De belangrijkste reden om dit te doen was om zo deels het tekort aan gegevens over het algemene leesniveau van de participanten op te vangen. Omwille van de privacywetgeving was het immers niet mogelijk om deze gegevens bij de scholen op te vragen en weten we dus niet op welk niveau de participanten zitten. Uit die gegevens kunnen we vooral concluderen dat de meeste participanten graag en vrij veel lezen. De meerderheid van de participanten leest meerdere keren per maand tot zelfs meerdere keren per week en doet dat omdat ze dat ontspannend vinden. Hoewel dit onderzoek eerdere bevindingen van Liang (2007) en Kruger (2012; 2013) bevestigd, kunnen de resultaten niet zomaar doorgetrokken worden naar alle kinderen van 11 tot 12 jaar – de leeftijdsgroep van onze participanten. Daarvoor is er meer en uitgebreider onderzoek nodig. Misschien kan er in de toekomst een onderzoek opgezet worden dat de invloed van de verschillende vertaalstrategieën meet bij veel grotere participantengroepen. Het aantal participanten van dit onderzoek was wel groter dan het vereiste minimum voor dergelijk onderzoek, maar desondanks is het altijd beter om het effect bij nog grotere groepen te testen. Daarnaast kan het misschien interessant zijn om net zoals Kruger (2012; 2013) ook een eye-tracking experiment op te zetten. Zo kan je op een andere, directere manier de reacties van participanten meten bij bepaalde woorden en uitdrukkingen. De duur van fixaties op bepaalde woorden geven zo ongenuanceerd een inzicht in de respons van de participanten. Dit onderzoek focuste ook enkel op vertalingen van een Engelstalig boek. Misschien kan het in ons tweetalig land interessant zijn om hetzelfde onderzoek te voeren met vertalingen van 71
een Franstalig boek. De resultaten van dergelijk onderzoek kunnen ongetwijfeld ook bijdragen tot een beter inzicht in de keuze voor bepaalde vertaalstrategieën bij kinderliteratuur. Want zoals het citaat aan het begin van deze masterproef het reed zei, talen zijn nooit spiegels van elkaar en dus plaatst een vertaling de vertaler altijd voor bepaalde uitdagingen. Uitdagingen die wat minder moeilijk gemaakt kunnen worden door een duidelijk beeld te proberen krijgen van wat de lezers verwachten en kunnen begrijpen in een vertaling.
72
Referentielijst
Burnett, F.H. (1911). ‘The Secret Garden’. New York: Frederick A. Stokes Company Publishers (eerste
druk).
Geraadpleegd
oktober-februari
2015
via
http://www.gutenberg.org/files/17396-h/17396-h.htm. Burnett, F.H. (1983). De geheime tuin. (Vertaald door E. Veegens-Latorff). Zeist: Christofoor.
Aixéla, J.F. (1996). “Culture-Specific Items in Translation.” In Alvarez, R. & Vidal, C.(red.). Translation, Power, Subversion. Clevedon: Multilingual Matters. 52-78. Bamberger, R. (1978). The influence of translation on the development of national children’s literature. In: Klingberg, G., Ørvig, M. (red.) Children’s Books in Translation. Stockholm: Almqvist and Wiksell. 19-27. Casagrande, J. B. (1954). “The End of Translation”. International Journal of American Linguistics 20 (4). 335-340. Chesterman, A. (1998). “Causes, Translations, Effects”. Target 10 (2). 201-230. De Boe, E. (2009). Der Kummer von Flandern versus Der Kummer von Belgien. Een vergelijkende analyse van de vertaalstrategieën met betrekking tot cultuurspecifieke referenties in twee vertalingen van Het verdriet van België van Hugo Claus [Masterproef]. Antwerpen: Artesis Hogeschool Antwerpen. Evenepoel, S. & P. Van Poucke (2009). “Waar eindigt dat? – Over cultuurspecifieke referenties en literair vertalen”. In: Hinderdael, M., Jooken, L., Verstraete, H. (red.) De aarde heeft kamers genoeg: hoe vertalers omgaan met culturele identiteit in het werk van Erwin Mortier. Antwerpen: Garant. 83-99. Even-Zohar, I. (1990). The position of translated literature within the literary polysystem. In: Venuti, L. (red). The translation studies reader. Second edition. London: Routledge. 199-204. 73
Florkin, J. (2014). De Nederlandse receptiefconstructie. Een comparatieve studie naar aanvaardbare
werkwoorden
in
Belgisch-Nederlands
en
Nederlands-Nederlands
[Masterproef]. Gent: Universiteit Gent. Ghesquière, R. (2009). Jeugdliteratuur in perspectief. Leuven: Acco. Grit, D. (1997). De vertaling van realia. In: Naaijkens, T. e.a. (red.) Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap. Nijmegen: Uiteverij Vantilt. 279-286. Heilbron, J. (1995). Nederlandse vertalingen wereldwijd. Kleine landen en culturele mondialisering. In: Heilbron, J., De Nooy, W. & W. Tichelaar (red.). Waarin een klein land. Nederlandse cultuur in internationaal verband. Amsterdam: Prometheus. 206-253. Hindryckx, Y. (2011). Receptieonderzoek naar Geronimo Stilton [Masterproef]. Brussel: Hogeschool-Universiteit Brussel Jakobson, R. On Linguistic Aspects of Translation. In: Venuti, L. (red.). The Translation Studies Reader. Second Edition. Routledge: London. 138-143. Joosen, V. & K. Vloeberghs (2008). Uitgelezen jeugdliteratuur. Ontmoetingen tussen traditie en vernieuwing. Leuven: LannooCampus. Kincaid, J.P., Fishburne, R.P., Rogers, R.L., & B.S. Chissom (1975). Derivation of New Readability Formulas (Automated Readability Index, Fog Count, and Flesch Reading Ease formula) for Navy Enlisted Personnel. Research Branch Report 8-75. Chief of Naval Technical Training: Naval Air Station Memphis. Klingberg, G. (1987), “Children’s Fiction in the Hands of the Translators”. Studia psychologica et paedagogica. Series Altera LXXXII. Lund: Bloms Boktryckeri Ab. Klingberg, G., Ørvig, M. & S. Amor (1978) (red.). Children’s Books in Translation: The Situation and the Problems. Stockholm: Almqvist and Wiksell. Kruger, H. (2013). “Child and adult readers’ processing of foreignised elements in translated South African picturebooks. An eye-tracking study”. Target 25 (2). 180-227. Kruger, H. (2012). Postcolonial Polysystems. The production and reception of translated children's literature in South Africa. Amsterdam: John Benjamins Publishing Company. Kylä-Harakka, P. (2008). Crime Stories from the country of huopatossu and juhannusruusut— Translation strategies for Finnish cultural realia in the English translations of two of Matti Yrjänä Joensuu’s crime novels [Masterproef]. Helsinki: University of Helsinki. 74
Lalleman, J. (2005). “Jeugdliteratuur in vertaling”. Literatuur zonder leeftijd 19 (67), 7-8. Lapere, F. (2014). Exotiseren of naturaliseren. Veranderende visies vanaf de jaren zeventig en tachtig? Case study: The Secret Garden van Frances H. Burnett [Bachelorproef]. Gent: Universiteit Gent. Lathey, G. (2011). The Translation of Literature for Children. In: K. Malmkjaer and K, Windle. (red.) The Oxford Handbook of Translation Studies. Oxford: Oxford University Press. 198213. Lathey, G. (2006) (red.). The Translation of Children’s Literature. A Reader. Clevedon: Multilingual Matters. Lefevere, A. (1982). Mother Courage’s cucumbers: Tekst, system and refraction in a theory of literature. In: Venuti, L. (red.) The translation studies reader. Second edition. London: Routledge. 239-255. Liang, W. (2007). “A Descriptive Study of Translating Children’s Fantasy Fiction”. Perspectives: Studies in Translatology 15 (2), 92-105. Lörscher, W. (1991). Translation Performance, Translation Process, and Translation Strategies. A Psycholinguistic Investigation. Tübingen: Gunter Narr Verlag. Mansor, I. (2012). "Acceptability in the Translation into Malay of Rihlat Ibn Battutah”. Kemanusiaan 19 (2). 1-18. Nabokov, V. (1955). Problems of translation: Onegin in English. In: Venuti, L. (red.) The Translation Studies Reader. Second Edition. London: Routledge. 115-127. Newmark, P. (1988). A textbook of translation. New York : Prentice Hall. Nida, E. (2006). “Theories of Translation”. Pliegos de Yuste 4(I). 11-14. Nida, E. (1964). Towards a science of translating: with special reference to principles and procedures involved in Bible translating. Leiden: E.J. Brill. Nikolajeva, M. (2006). What Do We Translate When We Translate Children’s Literature? In: Becket, S.L. & Nikolajeva, M. (red.). Beyond Babar. The European Tradition in Children’s Literature. Lanham: The Scarecrow Press Inc. 277-297. Nord, C. (2001). Translating as a Purposeful Activity. Functionalist Approaches Explained. Manchester: St. Jerome Publishing. 75
Oittinen, R. (2006). No Innocent Act. On the Ethics of Translating for Children. In: Van Coillie, J. & Verschueren, W.P. (red.) Children’s Literature in Translation. Challenges and Strategies. Manchester: St. Jerome Publishing. 35-46. Oittinen, R. (2000). Translating for Children. New York & London: Garland Publishing Inc. Ordóñez-López, P. (2009). The Misery and Splendour of Translation: a Classic in Translation Studies. SKASE Journal of Translation and Interpretation 4 (1). 53-78. O’Sullivan,
E.
(2000).
Comparative
Children’s
Literature:
Based
on
her
Book
“Kinderliterarische Komparistik” (Vertaald door A. Bell, 2005). London & New York: Routledge. Puurtinen, T. (1995). Linguistic Acceptability in Translated Children’s Literature. Joensuu: University of Joensuu. Puurtinen, T. (1994). Dynamic Style as a Parameter of Acceptability in Translated Children’s Books. In: Snell-Hornby, M., Pöchhacker & K. Kaindl (red.). Translation Studies: An Interdiscipline. Amsterdam: John Benjamins Publishing Company. 83-90 Shaheen, M. (1991) Theories of translation and their applications to the teaching of English/Arabic-Arabic/English translating [Doctoraat]. Glasgow: University of Glasgow. Shavit, Z. (1986). Poetics of Children’s Literature. Athene: University of Georgia Press. Tabbert, R. (2002). “Approaches to the Translation of Children’s Literature: A Review of Critical Studies sinds 1960.” Target 14 (2). 303-351. Toury, G. (1995). Descriptive Translation Studies and beyond. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company. Van Bork, G.J., Delabastita, D., Van Gorp H., P.J. Verkruijsse & G.J. Vis (2012) (red.). Algemeen
letterkunde
lexicon.
Geraadpleegd
op
23
mei
2015
via
http://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/ Van Boxem, E. (2010). Knäckebröd of crisp-bread? Een vergelijkend onderzoek naar de Nederlandse en Engelse vertaling van cultuurspecifieke elementen uit de Zweedse roman ‘Musikanternas Uttåg’ van Per Olov Enquist [Masterproef]. Gent: Universiteit Gent. Van Coillie, J. (2007). Leesbeesten en boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? Leuven: Davidsfonds/Infodok.
76
Van Coillie, J. & W.P. Verschueren (2006). Preface. In: Van Coillie, J & W.P. Verschueren (red.). Children’s Literature in Translation. Challenges and Strategies. Manchester: St. Jerom Publishing. v-ix. Vandeweghe, W. (2005). Duoteksten. Inleiding tot vertaling en vertaalstudie. Gent: Academia Press. Vermeer, H. J. (1989). Skopos and Commission in Translational Action. (Vertaald door A. Chesterman, 2004). In: Venuti, L. (red.). The Translation Studies Reader. Second Edition. London: Routledge. 227-238. Verstraete, H. (2004). Het onvertaalbare vertaald. De Russische vertaalwetenschap over equivalentloos lexicon. In: Evenepoel, S., Rooryck, G. & H. Verstraete (red.). Taal en cultuur in vertaling. De wereld van Cees Nooteboom. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. 23-38. Venuti, L. (2004) (red.). The Translation’s Studies Reader. Second Edition. London: Routledge. Venuti, L. (1995). The Translator’s Invisibility: A History of Translation. London: Routledge. Vinay, J.-P. & J. Darbelnet (1958). A Methodology of Translation. (Vertaald door J. C. Sager en M.-J. Hamel, 1995). In: Venuti, L. (red.) The Translation Studies Reader. Second Edition. London: Routledge. 128-137. Wiggerts, M. (2005). Naturalise-t-on Quasimodo. L’évolution de la notion de l’exotisation de Notre Dame de Paris de Victor Hugo [Masterproef]. Utrecht : Universiteit Utrecht.
77
Bijlagen
Bijlage 1 – Engelse tekst A When Mary Lennox was sent to Misselthwaite Manor to live with her uncle everybody said she was the most disagreeable-looking child ever seen. Her father had held a position under the English Government and had always been busy and ill himself, and her mother had been a great beauty who cared only to go to dinner parties and amuse herself with gay people. She had not wanted a little girl at all, and when Mary was born she handed her over to the care of an Ayah, who was made to understand that if she wished to please the Mem Sahib she must keep the child out of sight as much as possible. She never remembered seeing familiarly anything but the dark faces of her Ayah and the other native servants, and they always obeyed her and gave her her own way in everything, because the Mem Sahib would be angry if she was disturbed by her crying. The young English governess who came to teach her to read and write disliked her so much that she gave up her place in three months, and when other governesses came to try to fill it they always went away in a shorter time than the first one. One frightfully hot morning, when she was about nine years old, she awakened feeling very cross, and she became crosser still when she saw that the servant who stood by her bedside was not her Ayah. There was something mysterious in the air that morning. Nothing was going at its usual order, and her Ayah was nowhere to be found. She was grinding her teeth when she heard her mother come out on the veranda with someone "Is it so very bad? Oh, is it?" Mary heard her say. "Awfully," the young man answered in a trembling voice. "Awfully, Mrs. Lennox. You ought to have gone to the hills two weeks ago." The Mem Sahib wrung her hands. "Oh, I know I ought!" she cried. "I only stayed to go to that silly dinner party. What a fool I was!” At that very moment such a loud sound of wailing broke out from the servants' quarters that she clutched the young man's arm, and Mary stood shivering from head to foot. The wailing grew wilder and wilder. After that appalling things happened, and the mysteriousness of the morning was explained to Mary. The cholera had broken out in its most fatal form and people were dying like flies. The Ayah had been taken ill in the night, and it was because she had just died that the servants had wailed in the huts. Before the next day three other servants were dead and others had run away in terror. There was panic on every side, and dying people in all the bungalows. During the confusion and bewilderment of the second day Mary hid herself in the nursery and was forgotten by everyone. The child ate some fruit and biscuits, and being thirsty she drank a glass of wine, which stood nearly filled, she soon fell asleep. When she awakened she lay and stared at the wall. The house was perfectly still. She had never known it to be so silent before. She wondered also who would take care of her, now her Ayah was dead. There would be a new Ayah, and perhaps she would know some new stories. Mary was standing in the middle of the nursery when they opened the door a few minutes later. She looked an ugly, cross little thing and was frowning because she was beginning to be hungry and feel disgracefully neglected. The first man who came in was a large officer she had
78
once seen talking to her father. He looked tired and troubled, but when he saw her he was so startled that he almost jumped back. "It is the child no one ever saw!" exclaimed the man, turning to his companions. "She has actually been forgotten!""Why was I forgotten?" Mary said, stamping her foot. "Why does nobody come?" "Poor little kid!" he said. "There is nobody left to come." When Mary arrived at the train station, Misselthwaite Manor’s housekeeper, Mrs. Medlock was waiting for her. She thought Mrs. Medlock the most disagreeable person she had ever seen, with her common, highly colored face and her common fine bonnet. While they were on their way to Thwaite, Mrs. Medlock told her what to expect of her uncle’s house she had never heard of or seen before. She was not at all a timid child and she was not exactly frightened, but she felt that there was no knowing what might happen in a house with a hundred rooms nearly all shut up--a house standing on the edge of a moor. "What is a moor?" she said suddenly to Mrs. Medlock. "Look out of the window in about ten minutes and you'll see," the woman answered. "We've got to drive five miles across Missel Moor before we get to the Manor. You won't see much because it's a dark night, but you can see something.” The horses were climbing up a hilly piece of road when she first caught sight of a light. Mrs. Medlock saw it as soon as she did and drew a long sigh of relief. "Eh, I am glad to see that bit o' light twinkling," she exclaimed. "It's the light in the lodge window. We shall get a good cup of tea after a bit, at all events." It was "after a bit," as she said, for when the carriage passed through the park gates there was still two miles of avenue to drive through and the trees made it seem as if they were driving through a long dark vault. The entrance door was a huge one made of massive, curiously shaped panels of oak studded with big iron nails and bound with great iron bars. It opened into an enormous hall, which was so dimly lighted that the faces in the portraits on the walls and the figures in the suits of armor made Mary feel that she did not want to look at them. And then Mary Lennox was led up a broad staircase and down a long corridor and up a short flight of steps and through another corridor and another, until a door opened in a wall and she found herself in a room with a fire in it and a supper on a table. Mrs. Medlock said unceremoniously: "Well, here you are! This room and the next are where you'll live—and you must keep to them. Don't you forget that!" It was in this way Mistress Mary arrived at Misselthwaite Manor and she had perhaps never felt quite so contrary in all her life. At first each day, which passed by for Mary Lennox was exactly like the others. Every morning she awoke in her tapestried room and found Martha – her new maid – bringing her breakfast; The native servants she had been used to in India were not in the least like Martha. They were obsequious and servile and did not presume to talk to their masters as if they were their equals. They made salaams and called them "protector of the poor" and names of that sort. Every morning she ate her breakfast in the nursery; and after each breakfast she gazed out of the window across to the huge moor which seemed to spread out on all sides and climb up to the sky, and after she had stared for a while she realized that if she never went out before, so she decided to go out. Martha found her coat and hat for her and a pair of stout little boots and she showed her her way down-stairs. "If tha' goes round that way tha'll come to th' gardens," she said, pointing to a gate in a wall of shrubbery. "There's lots o' flowers in summer-time, but there's nothin' bloomin' now." She seemed to hesitate a second before she added, "One of th' gardens is 79
locked up. No one has been in it for ten years." "Why?" asked Mary in spite of herself. Here was another locked door added to the hundred in the strange house. "Mr. Craven had it shut when his wife died so sudden. He won't let no one go inside. It was her garden. He locked th' door an’ now no one knows where th’key is”. Perhaps it was because she had nothing whatever to do that she thought so much of the deserted garden. She was curious about it and wanted to see what it was like. Why had Mr. Archibald Craven buried the key? She walked back into the first kitchen-garden she had entered and found an old man digging with a spade there. She went and stood beside him and watched him a few moments in her cold little way. He took no notice of her and so at last she spoke to him. "I should like to see the secret garden," said Mary. "Where is the door? There must be a door somewhere." The old man, Ben, drove his spade deep and looked uncompanionable. "There was ten year' ago, but there isn't now," he said. "No door!" cried Mary. "There must be." "None as anyone can find, an' none as is any one's business. Don't you be a meddlesome wench an' poke your nose where it's no cause to go. Here, I must go on with my work. Get you gone an' play you." For the next couples of days, or even weeks, Mary kept looking for the green door and the key that opened it. But without any luck. The garden keeper also wasn’t giving her any good information. One evening, the weather was very bad and the wind was ‘wuthering’ around the house. But as Mary was listening to the wind she suddenly heard something else. She did not know what it was, because at first she could scarcely distinguish it from the wind itself. It was a curious sound--it seemed almost as if a child were crying somewhere. Sometimes the wind sounded rather like a child crying, but presently Mistress Mary felt quite sure that this sound was inside the house, not outside it. It was far away, but it was inside. Suddenly it stopped and although Mary kept listening, she didn’t hear anything for the rest of the night. The next day the rain poured down in torrents again, and when Mary looked out of her window the moor was almost hidden by gray mist and cloud. There could be no going out today. "What do you do in your cottage when it rains like this?" she asked Martha. “We just keep busy and stay out of each other’s hair”. Mary decided she would go wandering through the corridors. There were so many rooms she hadn’t seen yet. It was a long corridor and it branched into other corridors and it led her up short flights of steps, which mounted to others again. There were doors and doors, and there were pictures on the walls. Sometimes they were pictures of dark, curious landscapes, but oftenest they were portraits of men and women in queer, grand costumes made of satin and velvet. It was while she was standing here and looking at the pictures that the stillness was broken by a sound. It was another cry, but not quite like the one she had heard last night; it was only a short one, a fretful, childish whine muffled by passing through walls. Suddenly she saw a door hidden behind a giant tapestry. So she walked to the door and pushed it open, and there she was standing in the room! It was a big room with ancient, handsome furniture in it. There was a low fire glowing faintly on the hearth and a night light burning by the side of a carved four-posted bed hung with brocade, and on the bed was lying a boy, crying fretfully. The boy had a sharp, delicate face the color of ivory and he seemed to have eyes too big for it. He had also a lot of hair which tumbled over his forehead in heavy locks and made his thin face seem smaller. "Who are you?" he said at last in a half-frightened whisper. "Are you a ghost?" "No, I am not," Mary answered, her own whisper sounding half frightened. "Are you one?" "No," he replied after waiting a moment or so. 80
"I am Colin Craven." "I am Mary Lennox. Mr. Craven is my uncle, so you must be his son? No one told me there was a boy here. Oh, what a queer house this is!" Mary said. "What a queer house! Everything is a kind of secret. Rooms are locked up and gardens are locked up--and you!” "I stay in this room because I don't want to be moved out of it. It tires me too much, I’m ill. What do you mean, gardens are locked up?” “Your mother had a garden, but since she died your father has locked it up and he never goes there anymore, Martha told me. I’ve searched for the key everywhere, but I can’t find it. ”“I want to see it,” said Collin. “The garden? You want to see the secret garden?”
81
Bijlage 2 – Engelse tekst B After another week of rain the high arch of blue sky appeared again and the sun which poured down was quite hot. Though there had been no chance to see either the secret garden, Mistress Mary had enjoyed herself very much. The week had not seemed long. She had spent hours of every day with Colin in his room, talking about Rajahs or gardens and the cottage on the moor. They had looked at the splendid books and pictures and sometimes Mary had read things to Colin, and sometimes he had read a little to her. When he was amused and interested she thought he scarcely looked like an invalid at all, except that his face was so colorless and he was always on the sofa. On that first morning when the sky was blue again Mary wakened very early. The sun was pouring in slanting rays through the blinds and there was something so joyous in the sight of it that she jumped out of bed and ran to the window. The moor was blue and the whole world looked as if something Magic had happened to it. She clasped her hands for pure joy and looked up in the sky and it was so blue and pink and pearly and white and flooded with springtime light that she felt as if she must flute and sing aloud herself and knew that thrushes and robins and skylarks could not possibly help it. She ran out her room, through the corridor, out the front door, around the shrubs and paths toward the secret garden. The long warm rain had done strange things to the herbaceous beds which bordered the walk by the lower wall. There were things sprouting and pushing out from the roots of clumps of plants and there were actually here and there glimpses of royal purple and yellow unfurling among the stems of crocuses. All morning and afternoon Mary played outside in the secret garden. The only thing she missed was a friend to play with. Ben the gardener was nice, but he never had time to play with her. So when Mrs. Medlock called her in for afternoon tea and scones, she decided she would go and ask Colin to come to his mother’s garden with her. She told Ben of her plan. "He's been lying in his room so long and he's always been so afraid of his back that it has made him queer," said Mary. "He knows a good many things out of books but he doesn't know anything else. He says he has been too ill to notice things and he hates going out of doors and hates gardens. But he likes to hear about this garden because it is a secret. I daren't tell him much but he said he wanted to see it." "Us'll have him out here sometime for sure," said Ben. "I could push his carriage well enough. I’m sure he wants to see the robin as well.” She ran back to the house as quickly as her feet would carry her. She wanted to tell Colin about what the springtime had been doing and about her plan with Ben to bring him out to the garden. She felt sure he would like to hear that. Colin had been doing a lot better the last couple of weeks. When she came in he was sitting upright on the sofa. Mary told Colin she wanted to take him to the garden. “Oh, that would be delightful!” Colin yelled, “but I’m afraid Dr. Craven and my nurse will never allow me to go outside, I’m too ill!” So Mary, Ben and him decided to keep it a secret. The most absorbing thing, however, was the preparations to be made before Colin could be transported with sufficient secrecy to the garden. No one must see the chair-carriage and Ben and Mary after they turned a certain corner of the shrubbery and entered upon the walk outside the ivied walls. As each day passed, Colin had become more and more fixed in his feeling that the mystery surrounding the garden was one of its greatest charms. Nothing must spoil that. No one must 82
ever suspect that they had a secret. They had long and quite delightful talks about their route. They would go up this path and down that one and cross the other and go round among the fountain flower-beds as if they were looking at the "bedding-out plants". Rumors of the new and curious things which were occurring in the invalid's apartments had of course filtered through the servants' hall into the stable yards and out among the gardeners. Then the best day to go outside had finally arrived. The strongest Ayah in the house carried Colin down-stairs and put him in his wheeled chair near which Ben waited outside. After the manservant had arranged his rugs and cushions the Rajah waved his hand to him. Ben started pushing the wheel-carriage in the direction of the secret garden. "And here is the handle, and here is the door. The door to the secret garden.” Ben quickly pushed his chair through the door, into the garden. But Colin had actually dropped back against his cushions, even though he gasped with delight, and he had covered his eyes with his hands and held them there shutting out everything until they were inside and the chair stopped as if by magic and the door was closed. Not till then did he take them away and look round and round and round as Ben and Mary had done. And over walls and earth and trees and swinging sprays and tendrils the fair green veil of tender little leaves had crept, and in the grass under the trees and the gray urns in the alcoves and here and there everywhere were touches or splashes of gold and purple and white and the trees were showing pink and snow above his head and there were fluttering of wings and faint sweet pipes and humming and scents and scents. And the sun fell warm upon his face like a hand with a lovely touch. And in wonder Mary and Ben stood and stared at him. He looked so strange and different because a pink glow of color had actually crept all over him--ivory face and neck and hands and all. "I shall get well! I shall get well!" he cried out. "Mary! Ben! I shall get well! And I shall live forever and ever and ever!" "I will become better," he said, "if I go every day to the garden. There is Magic in here--good Magic, you know, Mary. I am sure there is." "So am I," said Mary. "Even if it isn't real Magic," Colin said, "we can pretend it is. And so, every morning Colin was brought out and every hour of each day when it didn't rain he spent in the garden. Even gray days pleased him. He would lie on the grass "watching things growing," he said. He also saw a lot of animals he’d never seen before, evidently. A mole throwing up its mound at the end of its burrow and making its way out at last with the longnailed paws which looked so like elfish hands, had absorbed him one whole morning. Ants' ways, beetles' ways, bees' ways, frogs' ways, birds' ways, plants' ways, gave him a new world to explore and when Ben revealed them all and added foxes' ways, otters' ways, ferrets' ways, squirrels' ways, and trout's and water-rats' and badgers' ways, there was no end to the things to talk about and think over. And this was not the half of the Magic. Colin had stood on his feet for a little while. This was something he hadn’t done in a very long time! Every beautiful morning the Magic was worked by the mystic circle under the plum-tree which provided a canopy of thickening green leaves after its brief blossom-time was ended. Every morning, Colin did his walking exercise and throughout the day he exercised his newly found power at intervals. Each day he grew stronger and could walk more steadily and cover more ground. And each day his belief in the Magic grew stronger--as well it might. Their belief in the Magic was an abiding thing. Colin had even started performing a ceremony every morning. After these morning's incantations he sometimes gave Mary and Ben Magic lectures. One morning Ben suddenly dropped his trowel and stood upright. "Tha' might sing th' Doxology," he suggested. He had no opinion of the Doxology and he did not make the 83
suggestion with any particular reverence. But Colin was of an exploring mind and he knew nothing about the Doxology. "What is that?" he inquired. "They sing it i' church," he said. "My mother used to say she believed th'skylarks sings it when they gets up i' th' mornin'." "If she says that, it must be a nice song," Colin answered. "I've never been in a church myself. I was always too ill. Maybe we should sing the Doxology for a change!” And so they did. While they were singing they didn’t notice the door in the ivied wall had been pushed gently open and a man had entered. He had come in with the last line of their song and he had stood still listening and looking at them. With the ivy behind him, the sunlight drifting through the trees and dappling his long blue cloak, and his nice fresh face smiling across the greenery he was rather like a softly colored illustration in one of Colin's books. He had wonderful affectionate eyes which seemed to take everything in--all of them, even Ben Weatherstaff and the "creatures" and every flower that was in bloom. He was a man who had been wandering about certain far-away beautiful places in the Norwegian fiords and the valleys and mountains of Switzerland and he was a man who for ten years had kept his mind filled with dark and heart-broken thinking. A terrible sorrow had fallen upon him when he had been happy and he had let his soul fill itself with blackness and had refused obstinately to allow any rift of light to pierce through. He had forgotten and deserted his home and his duties. He was a tall man with a drawn face and crooked shoulders and the name he always entered on hotel registers was, "Archibald Craven, Misselthwaite Manor, Yorkshire, England." Suddenly Colin saw the man. "Father," he said, "I'm Colin. You can't believe it. I scarcely can myself. I'm Colin." "Who--What? Who!" Archibald stammered. "Yes," hurried on Colin. "It was the garden that did it--and Mary and Ben and the creatures--and the Magic. No one knows. We kept it to tell you when you came. I'm well, I can beat Mary in a race. I'm going to be an athlete." He said it all so like a healthy boy--his face flushed, his words tumbling over each other in his eagerness--that Mr. Craven's soul shook with unbelieving joy.
84
Bijlage 3 – tekst AD Toen Mary naar huize Lijster werd gestuurd om bij haar oom te gaan wonen, zeiden de mensen dat ze nog nooit zo’n onaantrekkelijk kind hadden gezien. Haar vader bekleedde een hoge functie bij de Engelse regering. Hij was altijd druk bezig en had ook geen goede gezondheid. Haar moeder was een heel mooie vrouw die niets liever deed dan naar feestjes gaan en plezier maken met vrolijke mensen. Ze had helemaal geen dochtertje willen hebben, en toen Mary geboren was, had ze haar aan de zorgen van een kindermeisje toevertrouwd. Tegen het kindermeisje was gezegd dat, als ze goede vrienden met de meesteres wilde blijven, ze het kind maar zo weinig mogelijk moest laten zien. Mary herinnerde zich nooit iets anders om zich heen te hebben gezien dan de donkere gezichten van haar kindermeisje en de andere inheemse bedienden. Zij gehoorzaamden Mary altijd en gaven haar in alles haar zin, omdat de meesteres boos zou worden als ze haar hoorde huilen. De jonge Engelse kinderjuffrouw die haar kwam leren lezen en schrijven vond haar zo’n vervelend kind dat ze na drie maanden haar ontslag nam en de anderen die na haar kwamen bleven allemaal nog korter. Toen ze ongeveer negen jaar was, werd ze op een snikhete morgen erg kribbig wakker en raakte nog meer uit haar humeur toen ze dat de vrouw die naast haar bed stond niet haar kindermeisje was. Er hing iets geheimzinnigs in de lucht. Niet werd op de gewone geregelde manier gedaan en ze kon haar kindermeisje nergens vinden. Ze trok een verbeten gezicht toen ze haar moeder met iemand op de veranda hoorde. ‘Is het zo erg? Is het echt zó erg?’ hoorde Mary haar zeggen. ‘Ontzettend’, antwoordde de jongeman met trillende stem. ‘Ontzettend, mevrouw Lennox. U had al twee weken geleden naar de bergen moeten gaan.’ De meesteres klemde haar handen ineen. ‘O, ik weet het!’ zei ze wanhopig. ‘Ik ben alleen maar gebleven voor dat ongelukkige avondfeest. Hoe heb ik zo dom kunnen zijn!’ Op datzelfde ogenblik brak er zulk een luid gejammer in de bijgebouwen los, dat ze de arm van de jongeman vastgreep en Mary op haar benen stond te beven. Het jammeren werd steeds wanhopiger en wilder.
Daarna gebeurden er allerlei vreselijke dingen en kreeg Mary eindelijk te horen wat er eigenlijk aan de hand was. Er heerste een cholera-epidemie en de mensen stierven als ratten. Haar kamermeisje was ’s nachts ziek geworden en het gejammer in de hutten was geweest omdat ze net gestorven was. Nog dezelfde dag stierven nog drie bedienden en namen de anderen in doodsangst de vlucht. Aan alle kanten heerste er paniek en in alle hutten lagen mensen op sterven. In de verwarring en de verbijstering van de tweede dag verstopte Mary zich in de kinderkamer en werd door iedereen vergeten. Mary at een paar vruchten en koekjes en dronk een bijna vol glas wijn leeg, kort daarna viel ze in slaap.
Toen ze wakker werd lag ze een tijdlang naar de muur te staren. Het was doodstil in huis, zo stil was het er nog nooit geweest. Ze peinsde er ook over wie voor haar zou zorgen, nu haar kindermeisje dood was. Er zou natuurlijk een nieuw kindermeisje komen, die misschien wel nieuwe verhalen zou weten. Toen even later de deur van de kinderkamer geopend werd, stond Mary midden in het 85
vertrek. Een lelijk, onvriendelijk meisje, dat boos keek omdat ze honger begon te krijgen en zich schandelijk verwaarloosd voelde. De man die eerst binnenkwam was een lange militair, die ze wel eens met haar vader had zien praten. Hij zag er vermoeid en zorgelijk uit en toen hij haar zag schrok hij zo dat hij bijna achteruit sprong. ‘Het is het kind dat niemand ooit te zien kreeg!’ riep de man tegen zijn metgezel. ‘Ze is blijkbaar vergeten!’ ‘Waarom ben ik vergeten?’ vroeg Mary stampvoetend. ‘Waarom komt er niemand?’ ‘Arme kleine meid’, zei hij. ‘Er is niemand meer die bij je zou kunnen komen.’ Toen Mary aankwam in het station, stond de huishoudster van huize Lijster, juffrouw Medlock haar op te wachten. Mary vond juffrouw Medlock met haar grove rode gezicht en de opgedirkte hoed het naarste mens dat ze ooit gezien had. Toen ze op weg gingen naar huize Lijster vertelde juffrouw Medlock Mary wat ze kon verwachten van het huis van haar oom waar ze tot voor kort nog nooit van gehoord had en waarvan ze zelfs niet wat dat hij bestond. Mary was helemaal geen verlegen kind en ze was niet echt bang, maar echt prettig leek het toch niet. Een huis met honderd kamers, die bijna allemaal op slot waren, - een huis aan de rand van een heide. ‘Wat is een heide?’ vroeg Mary plots aan juffrouw Medlock. ‘Kijk over een minuut of tien nog maar eens naar buiten, dan zul je het wel zien,’ antwoordde de vrouw. ‘We moeten nog vijf kilometer over de Lijsterheide rijden voor we bij het Huis komen. Veel zul je niet zien op zo’n donkere avond, maar toch altijd wel iets.’ Toen de paarden een steil gedeelte van de weg beklommen, zag ze voor het eerst een lichtje. Juffrouw Medlock had het ook gezien en slaakte een zucht van verlichting. ‘Hè, hè, wat ben ik blij dat ik dat lichtje zie,’ riep ze uit. ‘Het is het huis van de parkwachter. Nu hebben we tenminste over een poosje een kop koffie’ Het was inderdaad ‘over een poosje, want toen het rijtuig het hek was binnengereden kwam er een lange oprijlaan die, doordat de kruinen van de bomen elkaar bijna raakten, wel een lange donkere tunnel leken. De zware, massief eikenhouten voordeur had eigenaardig gevormde panelen met dikke ijzeren spijkers en grote ijzeren bouten. Door deze deur kwamen ze in een enorme hal die zo spaarzaam verlicht was, dat Mary maar liever niet naar de portretten aan de muur en harnassen keek. En toen moest Mary Lennox een brede trap op en een lange gang door en no geen paar treden op en toen weer een gang en nog één, tot de huishoudster een deur opendeed. Ze kwam in een kamer waar een open vuur brandde en een gedekte tafel stond. ‘Alsjeblieft’, zei juffrouw Medlock. ‘Deze kamer en die ernaast zijn voor jou, en verder blij je overal vandaan. Knoop dat goed in je oren!’ Dat was Mary’s aankomst in huize Lijster en misschien had ze zich in haar hele leven zo alleen gevoeld. Elke dag die voorbij ging, was hetzelfde voor Mary Lennox. Elke morgen werd ze wakker in haar kamer met wandtapijten terwijl Martha –haar nieuwe meid- haar ontbijt bracht. De bedienden die in India voor haar gezorgd hadden, waren zo totaal anders. Die waren nederig en onderdanig en zouden het nooit hebben gewaagd om met hun meesters te praten alsof ze gelijken waren. En vooral, ze maakten altijd buigingen, Martha deed dat nooit. Elke morgen at ze haar ontbijt in haar kinderkamer; en na elk ontbijt staarde ze uit haar raam naar de gigantische heide, die zich leek uit te spreiden in alle richtingen en omhoog te 86
klimmen naar de hemel. Nadat ze een tijdje gestaard had besefte ze dat ze nog nooit naar buiten geweest was, dus besliste ze dat te doen. Martha haalde haar jas en hoed en zocht voor haar een paar kleine laarzen uit en dan toonde ze haar de weg. ‘Als je in die richting gaat, dan kom je vanzelf op de tuinen uit,’ zei ze, wijzend naar een poort in een wand van struikgewas. ‘In de zomer staan er heel veel bloemen, maar er is nu niets aan het bloeien.’ Ze twijfelde even vooraleer ze zei: ‘één van de tuinen is gesloten. Niemand is erin geweest in de voorbije tien jaar.’ ‘Waarom?’ vroeg Mary. ‘Mr. Craven liet het sluiten toen zijn vrouw zo onverwacht overleed. Hij laat niemand erin. Het was haar tuin. Hij sloot de deur en niemand weet waar de sleutel is.’ Misschien was het omdat ze helemaal niets te doen had, maar ze bleef maar aan de verlaten tuin denken. Ze was er nieuwsgierig naar en wou zien hoe het eruit zag. Waarom had meneer Archibald Craven de sleutel laten verdwijnen? Ze wandelde terug naar de eerste keukentuin die ze was doorgelopen en zag daar een oude man aan het graven met een schop. Ze ging naast hem staan en wachtte even in stilte af. Hij lette helemaal niet op haar en uiteindelijk sprak ze hem aan. ‘Ik moet de geheime tuin zien,’ zei Mary. ‘Waar is de deur? Er moet ergens een deur zijn.’ De oudere man, die zich voorstelde als Ben, duwde zijn schop diep in de grond en bleef zwijgzaam. ‘Er was er een tien jaar geleden, maar nu niet meer.’ Zei hij. ‘Geen deur!’ riep Mary uit. ‘Er moet er één zijn!’ ‘Niemand kan er een vinden, en het is ook niemands zaak. Wees niet zo nieuwsgierig en steek je neus niet waar die niet hoort. Goed, ik moet verder met mijn werk. Ga jij nog maar wat spelen!’ Voor de volgende dagen, of zelfs weken, bleef Mary zoeken naar de deur en de sleutel die hem opende. Maar ze had geen geluk. De tuinier gaf haar ook geen goede informatie. Op een avond was het weer erg slecht en de wind woei rond het huis. Maar terwijl Mary naar de wind luisterde hoorde ze plots ook iets anders. Ze wist niet wat het was, want het leek heel erg op de wind. Het was een speciaal geluid, het leek bijna alsof er ergens een kind weende. De wind leek vaak op een wenend kind, maar nu was Juffrouw Mary zeker dat het van binnenin het huis kwam. Het was ver weg, maar zeker binnen. Plots stopte het geluid en hoewel Mary nog lang bleef luisteren, hoorde ze de rest van de avond niets meer. De volgende dag viel regen opnieuw met bakken uit de lucht en als Mary uit haar raam keek leek de heide bijna verborgen achter grijze mist en wolken. Ze ging vandaag niet naar buiten kunnen. ‘Wat doe je in jouw huisje als het zo regent?’ vroeg Martha. ‘We houden ons gewoon bezig en blijven uit elkaars weg.’ Mary besliste om door de gangen van het huis te slenteren. Er waren zoveel kamers die ze nog niet gezien had. Er was een gangen die overliepen in andere gangen en die omhoog liepen naar nog andere gangen. Er waren deuren en deuren er hingen schilderijen aan de muren. Soms waren het afbeeldingen van donkere, speciale landschappen maar nog vaker waren het portretten van mannen en vrouwen in speciale kostuums gemaakt uit satijn en fluweel. Terwijl ze naar die schilderijen stond te kijken werd de stilte plots verbroken door een geluid. Het was opnieuw gehuil, maar het was niet helemaal hetzelfde als de vorige keer. Het was maar een korte, knorrige, kinderlijke schreeuw die gedempt werd door de verschillende muren. Plots zag ze een deur achter een gigantisch wandtapijt. Ze wandelde richting de deur en duwde hem open en plots stond ze in een andere kamer! Het was een grote ruimte met 87
eeuwenoude meubels erin. Er brandde een klein haardvuur en er brandde een nachtlampje naast een gebeeldhouwd hemelbed behangen met zachte stof. Op het bed lag een wenend jongetje. De jongen had een scherp, delicaat, wit gezicht. Zijn ogen leken te groot voor zijn gezicht. Hij had ook veel haar dat in een dikke lokken op zijn voorhoofd lag, waardoor zijn gezicht nog smaller leek. ‘Wie ben jij?’ vroeg hij angstig fluisterend. ‘Ben je een geest?’ ‘Nee, dat ben ik niet,’ antwoordde Mary. ‘Ben jij er een?’ ‘Nee, ik ben Colin Craven.’ ‘Ik ben Mary Lennox. Meneer Craven is mijn oom, dan ben jij zijn zoon? Niemand heeft me verteld dat hier een jongen leefde. Oh, wat is dit een vreemd huis! Alles is een soort geheim. Kamers zijn gesloten en tuinen zijn afgesloten. En dan jij!’ zei Mary. ‘Ik verblijf in deze kamer omdat ik niet verplaatst wil worden. Het vermoeit me teveel. Ik ben ziek... Wat bedoel je, tuinen zijn gesloten?’ ‘Jouw moeder had een tuin, maar sinds haar dood heeft je vader hem afgesloten en hij gaat er nooit meer heen, vertelde Martha me. Ik heb al overal naar de sleutel gezocht, maar ik kan het nergens vinden.’ ‘Ik wil hem zien,’ zei Colin.
‘De tuin? Wil jij de geheime tuin zien?’
88
Bijlage 4 – tekst AF Toen Mary Lennox naar Misslethwaite Manor werd gestuurd om bij haar oom te gaan wonen, zeiden de mensen dat ze nog nooit zo’n onaantrekkelijk kind hadden gezien. Haar vader was een hoge functionaris bij de Engelse regering. Hij was altijd druk bezig en had ook geen goede gezondheid. Haar moeder was een heel mooie vrouw die niets liever deed dan naar diner parties gaan en plezier maken met vrolijke mensen. Ze had helemaal geen dochtertje willen hebben, en toen Mary geboren was, had ze haar aan de zorgen van een Ayah toevertrouwd. Tegen de Ayah was gezegd dat, als ze goede vrienden met de Mem Sahib wilde blijven, ze het kind maar zo weinig mogelijk moest laten zien. Mary herinnerde zich nooit iets anders om zich heen te hebben gezien dan de donkere gezichten van haar Ayah en de andere Indische bedienden. Zij gehoorzaamden Mary altijd en gaven haar in alles haar zin, omdat de meesteres boos zou worden als ze haar hoorde huilen. De jonge Engelse gouvernante die haar kwam leren lezen en schrijven vond haar zo’n vervelend kind dat ze na drie maanden haar ontslag nam en de anderen die na haar kwamen bleven allemaal nog korter. Toen ze ongeveer negen jaar was, werd ze op een snikhete morgen erg kribbig wakker en raakte nog meer uit haar humeur toen ze zag dat de vrouw die naast haar bed stond niet haar Ayah was. Er hing iets geheimzinnigs in de lucht. Niets werd op de gewone geregelde manier gedaan en ze kon haar Ayah nergens vinden. Ze trok een verbeten gezicht toen ze haar moeder met iemand op de veranda hoorde. ‘Is het zo erg? Is het echt zó erg?’ hoorde Mary haar zeggen. ‘Ontzettend’, antwoordde de jongeman met trillende stem. ‘Ontzettend, Mrs. Lennox. U had al twee weken geleden naar de bergen moeten gaan.’ De meesteres klemde haar handen ineen. ‘O, ik weet het!’ zei ze wanhopig. ‘Ik ben alleen maar gebleven voor die stomme diner party. Hoe heb ik zo dom kunnen zijn!’ Op datzelfde ogenblik brak er zulk een luid gejammer in de bungalows los, dat ze de arm van de jongeman vastgreep en Mary op haar benen stond te beven. Het jammeren werd steeds wanhopiger en wilder. Daarna gebeurden er allerlei vreselijke dingen en kreeg Mary eindelijk te horen wat er eigenlijk aan de hand was. Er heerste een cholera-epidemie en de mensen stierven als vliegen. Haar Ayah was ’s nachts ziek geworden en het gejammer in de bungalows was geweest omdat ze net gestorven was. Nog dezelfde dag stierven nog drie bedienden en namen de anderen in doodsangst de vlucht. Aan alle kanten heerste er paniek en in alle bungalows lagen mensen op sterven. In de verwarring en de verbijstering van de tweede dag verstopte Mary zich in de kinderkamer en werd door iedereen vergeten. Mary at wat fruit en biscuits en dronk een bijna vol glas wijn leeg, kort daarna viel ze in slaap. Toen ze wakker werd lag ze een tijdlang naar de muur te staren. Het was doodstil in huis, zo stil was het er nog nooit geweest. Ze peinsde er ook over wie voor haar zou zorgen, nu haar Ayah dood was. Er zou natuurlijk een nieuwe Ayah komen, die misschien wel nieuwe verhalen zou weten. Toen even later de deur van de kinderkamer geopend werd, stond Mary midden in het vertrek. Een lelijk, onvriendelijk meisje, dat boos keek omdat ze honger begon te krijgen en zich schandelijk verwaarloosd voelde. De man die eerst binnenkwam was een lange officier, die ze wel eens met haar vader had zien praten. Hij zag er vermoeid en zorgelijk uit en toen hij haar zag schrok hij zo dat hij bijna achteruit sprong. ‘Het is het kind dat niemand ooit te zien kreeg!’ riep de man tegen zijn metgezel. ‘Ze is blijkbaar vergeten!’ ‘Waarom ben ik vergeten?’ vroeg Mary 89
stampvoetend. ‘Waarom komt er niemand?’ ‘Arme kleine meid’, zei hij. ‘Er is niemand meer die bij je zou kunnen komen.’ Toen Mary aankwam in het station, stond de housekeeper van Misslethwaite Manor, Mrs. Medlock haar op te wachten. Mary vond mrs. Medlock met haar grove rode gezicht en de opgedirkte bonnet het naarste mens dat ze ooit gezien had. Toen ze op weg gingen naar Misslethwaite Manor vertelde Mrs. Medlock Mary wat ze kon verwachten van het huis van haar oom waar ze tot voor kort nog nooit van gehoord had en waarvan ze zelfs niet wist dat hij bestond. Mary was helemaal geen timide kind en ze was niet echt bang, maar echt prettig leek het toch niet. Een huis met honderd kamers, die bijna allemaal op slot waren, - een huis aan de rand van een moor. ‘Wat is een moor?’ vroeg Mary plots aan mrs. Medlock. ‘Kijk over een minuut of tien nog maar eens naar buiten, dan zal je het wel zien,’ antwoordde de vrouw. ‘We moeten nog vijf mijlen over de Misselmoor rijden voor we bij de Manor komen. Veel zul je niet zien op zo’n donkere avond, maar toch altijd wel iets.’ Toen de paarden een steil gedeelte van de weg beklommen, zag ze voor het eerst een lichtje. Mrs. Medlock had het ook gezien en slaakte een zucht van verlichting. ‘Hè, hè, wat ben ik blij dat ik dat lichtje zie,’ riep ze uit. ‘Het is het huis van de parkwachter. Nu hebben we tenminste over een poosje tijd voor afternoon tea.’ Het was inderdaad ‘over een poosje, want toen het rijtuig het hek was binnengereden kwam er een lange oprijlaan die, doordat de kruinen van de bomen elkaar bijna raakten, wel een lange donkere tunnel leken. De zware, massief eikenhouten voordeur had eigenaardig gevormde panelen met dikke ijzeren spijkers en grote ijzeren bouten. Door deze deur kwamen ze in een enorme hal die zo spaarzaam verlicht was, dat Mary maar liever niet naar de portretten aan de muur en harnassen keek. En toen moest Mary Lennox een brede trap op en een lange gang door en no geen paar treden op en toen weer een gang en nog één, tot de housekeeper een deur opendeed. Ze kwam in een kamer waar een open vuur brandde en een gedekte tafel stond. ‘Alsjeblieft’, zei mrs. Medlock. ‘Deze kamer en die ernaast zijn voor jou, en verder blijf je overal vandaan. Knoop dat goed in je oren!’ Dat was Mary’s aankomst in Misslethwaite Manor en misschien had ze zich in haar hele leven nooit zo alleen gevoeld. Elke dag die voorbij ging, was hetzelfde voor Mary Lennox. Elke morgen werd ze wakker in haar kamer met wandtapijten terwijl Martha –haar nieuwe meid- haar ontbijt bracht. De bedienden die in India voor haar gezorgd hadden, waren zo totaal anders. Die waren nederig en onderdanig en zouden het nooit hebben gewaagd om met hun Mem Sahibs te praten alsof ze gelijken waren. En vooral, ze maakten altijd salaams, Martha deed dat nooit! Elke morgen at ze haar ontbijt in haar kinderkamer; en na elk ontbijt staarde ze uit haar raam naar de gigantische moor, die zich leek uit te spreiden in alle richtingen en omhoog te klimmen naar de hemel. Nadat ze een tijdje gestaard had besefte ze dat ze nog nooit naar buiten geweest was, dus besliste ze dat te doen. Martha haalde haar jas en hoed en zocht voor haar een paar kleine laarzen uit en dan toonde ze haar de weg. ‘Als je in die richting gaat, dan kom je vanzelf op de tuinen uit,’ zei ze, wijzend naar een poort in een wand van struikgewas. ‘In de zomer staan er heel veel bloemen, maar er is nu niets aan het bloeien.’ Ze twijfelde even vooraleer ze zei: ‘één van de tuinen is gesloten. Niemand is erin geweest in de voorbije tien jaar.’ ‘Waarom?’ vroeg Mary. ‘Mr. Craven liet het sluiten toen zijn vrouw zo onverwacht overleed. Hij laat niemand erin. Het was haar tuin. Hij sloot de deur en niemand weet waar de sleutel is.’
90
Misschien was het omdat ze helemaal niets te doen had, maar ze bleef maar aan de verlaten tuin denken. Ze was er nieuwsgierig naar en wou zien hoe het eruit zag. Waarom had meneer Archibald Craven de sleutel laten verdwijnen? Ze wandelde terug naar de eerste keukentuin die ze was doorgelopen en zag daar een oude man aan het graven met een spade. Ze ging naast hem staan en wachtte even in stilte af. Hij lette helemaal niet op haar en uiteindelijk sprak ze hem aan. ‘IK moet de geheime tuin zien,’ zei Mary. ‘Waar is de deur? Er moet ergens een deur zijn.’ De oudere man, die zich voorstelde als Ben, duwde zijn spade diep in de grond en bleef zwijgzaam. ‘Er was er een tien jaar geleden, maar nu niet meer.’ Zei hij. ‘Geen deur!’ riep Mary uit. ‘Er moet er één zijn!’ ‘Niemand kan er een vinden, en het is ook niemands zaak. Wees niet zo nieuwsgierig en steek je neus niet waar die niet hoort. Goed, ik moet verder met mijn werk. Ga jij nog maar wat spelen!’ Voor de volgende dagen, of zelfs weken, bleef Mary zoeken naar de deur en de sleutel die hem opende. Maar ze had geen geluk. De tuinier gaf haar ook geen goede informatie. Op een avond was het weer erg slecht en de wind woei rond het huis. Maar terwijl Mary naar de wind luisterde hoorde ze plots ook iets anders. Ze wist niet wat het was, want het leek heel erg op de wind. Het was een speciaal geluid, het leek bijna alsof er ergens een kind weende. De wind leek vaak op een wenend kind, maar nu was Miss Mary zeker dat het van binnenin het huis kwam. Het was ver weg, maar zeker binnen. Plots stopte het geluid en hoewel Mary nog lang bleef luisteren, hoorde ze de rest van de avond niets meer. De volgende dag viel regen opnieuw met bakken uit de lucht en als Mary uit haar raam keek leek de moor bijna verborgen achter grijze mist en wolken. Ze zou vandaag niet naar buiten kunnen. ‘Wat doe je in jouw cottage als het zo regent?’ vroeg ze aan Martha. ‘We houden ons gewoon bezig en blijven uit elkaars weg.’ antwoordde Martha. Mary besliste om door de gangen van het huis te slenteren. Er waren zoveel kamers die ze nog niet gezien had. Er waren gangen die overliepen in andere gangen en die omhoog liepen naar nog andere gangen. Er waren deuren en deuren er hingen schilderijen aan de muren. Soms waren het afbeeldingen van donkere, speciale landschappen maar nog vaker waren het portretten van mannen en vrouwen in speciale kostuums gemaakt uit satijn en velvet. Terwijl ze naar die schilderijen stond te kijken werd de stilte plots verbroken door een geluid. Het was opnieuw gehuil, maar het was niet helemaal hetzelfde als de vorige keer. Het was maar een korte, knorrige, kinderlijke schreeuw die gedempt werd door de verschillende muren. Plots zag ze een deur achter een gigantisch wandtapijt. Ze wandelde richting de deur en duwde hem open en plots stond ze in een andere kamer! Het was een grote ruimte met eeuwenoude meubels erin. Er brandde een klein haardvuur en er brandde een nachtlampje naast een gebeeldhouwd hemelbed behangen met brokaat. Op het bed lag een wenend jongetje. De jongen had een scherp, delicaat, ivoren gezicht. Zijn ogen leken te groot voor zijn gezicht. Hij had ook veel haar dat in een dikke lokken op zijn voorhoofd lag, waardoor zijn gezicht nog smaller leek. ‘Wie ben jij?’ vroeg hij angstig fluisterend. ‘Ben je een geest?’ ‘Nee, dat ben ik niet,’ antwoordde Mary. ‘Ben jij er een?’ ‘Nee, ik ben Colin Craven.’ ‘Ik ben Mary Lennox. Meneer Craven is mijn oom, dan ben jij zijn zoon? Niemand heeft me verteld dat hier een jongen leefde. Oh, wat is dit een vreemd huis! Alles is een soort geheim. Kamers zijn gesloten en tuinen zijn afgesloten. En dan jij!’ zei Mary.
91
‘Ik verblijf in deze kamer omdat ik niet verplaatst wil worden. Het vermoeit met teveel. Ik ben ziek… Wat bedoel je, tuinen zijn gesloten?’ ‘Jouw moeder had een tuin, maar sinds haar dood heeft je vader hem afgesloten en hij gaat er nooit meer heen, vertelde Martha me. Ik heb al overal naar de sleutel gezocht, maar ik kan die nergens vinden.’ ‘Ik wil hem zien,’ zei Colin. ‘De tuin? Wil jij de geheime tuin zien?’
92
Bijlage 5 – tekst BD Na nog een week met regenweer werd de hemel boven huize Lijster weer blauw en begon het in de zon zelfs flink warm te worden. Hoewel ze geen gelegenheid had gehad naar de geheime tuin te gaan, had juffrouwtje Mary het best naar haar zin gehad. De week was omgevlogen. Ze had iedere dag urenlang bij Colin in zijn kamer gezeten en gebabbeld over prinsen en tuinen en het huisje van Magda op de heide. Ze hadden samen prachtige boeken met tekeningen bekeken en soms had Mary Colin en een enkele keer Colin ook Mary, iets voorgelezen. Als hij ergens plezier in had en geboeid werd vond ze dat hij er helemaal niet zo ziek meer uitzag, behalve dat hij zo’n wit gezicht had en altijd op de zetel lag. De eerste morgen dat de lucht weer blauw was, werd Mary heel vroeg wakker. De zon viel in schuine stralen tussen de kieren van de rolluiken door en dat was zo’n vrolijk gezicht, dat ze uit haar bed sprong en naar het raam vloog. De heide was blauw en de hele wereld zag eruit alsof ze door een toverstaf was aangeraakt. Ze klapte in haar handen van plezier en keek op naar de lucht, die zo blauw en roze en wit en voorjaarsachtig was, dat ze zelf ook wilde fluiten en zingen. Ze begreep dat alle vogeltjes het onmogelijk konden laten. Ze rende langs struiken en paden naar de geheime tuin. De lenteregen had van alles doen ontwaken in de vaste-plantenbedden langs het pad bij de verste muur. Er kwamen allerlei groen en bruine knoppen aan de takken en de opgerolde en gedraaide blaadjes strekten zich uit naar het zonlicht. Hier en daar zag Mary werkelijk al een paar krokussen hun paarse en gele kelkjes openen. De hele morgen en namiddag speelde Mary buiten in haar geheime tuin. Het enige wat ze miste was een vriend om samen mee te spelen. Ben de tuinman was lief, maar hij had nooit tijd om iets samen te doen met haar. Toen mevrouw Medlock haar naar binnen riep om koffie en koekjes te eten, besliste ze om naar Colin te gaan en hem te vragen naar de geheime tuin mee te gaan. Ze vertelde Ben van haar plan. ‘Hij heeft altijd zo lang in zijn kamer gelegen en hij is altijd zo bang voor zijn rug geweest, dat hij een beetje vreemd is geworden’, zei Mary. ‘Hij weet een heleboel dingen uit boeken, maar verder weet hij niets. Hij zegt dat hij te ziek is geweest om ergens naar te kijken en hij heeft een hekel aan naar buiten gaan en een hekel aan tuinen. Maar hij vindt het leuk als ik over deze tuin vertel, omdat het een geheim is. Ik durf hem niet veel te vertellen, maar hij heeft gezegd dat hij erheen wilde.’ ‘Dat spelen we wel een keer klaar,’ zei Ben. ‘Natuurlijk kan ik zijn rolstoel duwen. Ik ben zeker dat hij de vogeltjes ook wil zien.’ Ze rende zo snel als haar voeten haar konden dragen terug naar het huis. Ze wilde Colin vertellen over wat de lente met de tuin gedaan had en haar plan met Ben om hem eens naar buiten te brengen. Ze was zeker dat hij dat wel wilde horen. Colin was de laatste weken al heel wat beter. Toen ze binnenkwam, zat hij zelfs rechtop op de zetel. Toen Mary van haar plan vertelde zei Colin: ‘Oh, dat zou geweldig zijn! Maar ik ben bang dat Dr. Craven en de verpleegster me nooit zullen toelaten naar buiten te gaan! Ik ben te ziek!’ En dus beslisten Mary, Ben en Colin om het geheim te houden. Wat hen het meeste bezig hield, waren de voorbereidingen om Colin naar de tuin te brengen, zonder dat iemand het zag. Niemand mocht de rolstoel en Ben en Mary zien, als ze eenmaal een bepaalde hoek van het struikgewas voorbij waren en op het pad langs de klimop liepen. Colin kreeg met de dag meer het 93
gevoel dat de geheimzinnigheid die om de tuin hing het mooiste van alles was. Dat mocht niet bedorven worden. Niemand mocht vermoeden dat ze een geheim hadden. Ze hadden lange en aangename gesprekken over hun weg. Ze zouden van het ene pad naar het andere, over nog een ander gaan en dan rond de fontein. Geruchten van de geheime plannen die ontstonden in de kamer van Colin waren tot de personeelskamer en de stallen en tuiniers doorgedrongen. En toen brak de beste dag om naar buiten te gaan eindelijk aan. De sterkste bediende uit het huis droeg Colin van de trap en plaatste hem buiten in zijn rolstoel waar Ben op hem wachtte. Ben begon de rolstoel te duwen in de richting van de geheime tuin. ‘Hier is de klink, hier is de deur. De deur naar de geheime tuin.’ Ben duwde snel zijn stoel door de deur in de tuin. Colin had zijn ogen gesloten tot ze helemaal in de tuin stonden. Dan pas keek hij rond en rond zoals Ben en Mary ook gedaan hadden. En net zoals Mary had verteld, had zich over takken, over ranken en twijgen een groene sluier van prille jonge blaadjes uitgespreid. In het gras, onder de bomen en in de grijze nissen en hier en daar, waren plekjes en spikkeltjes van geel en paars en wit van de bloeiende bolletjes. De bomen boven zijn hoofd zaten vol roze en witte bloemen, en er wiekten vleugels, er was een zacht fluiten en zoemen, en o, het rook zo lekker! De zon scheen warm op zijn gezicht, als een hand die hem liefkozend aanraakte en Mary en Ben stonden hem verwonderd aan te kijken. Hij zag er zo vreemd en anders uit, want zijn witte gezicht, zijn nek en handen waren door een zachtroze kleur overgoten. ‘Ik word beter! Ik word beter!’ riep hij uit. ‘Mary, Ben, ik word beter! Ik wil altijd, altijd, blijven leven! Ik zal beter worden! Ik zal beter worden! Als ik elke dag naar de tuin kom. Er hangt hier Toverkracht in de lucht – goede Toverkracht, Mary. Dat ben ik zeker!’ ‘Dat ben ik ook zeker,’ zei Mary. ‘Ook als er geen écht Toverkracht is,’ zei Colin, ‘dan kunnen we doen alsof.’ En dus werd Colin elke morgen en ieder uur van elke dag dat het niet regende naar de tuin gebracht. Zelfs grijze dagen deden hem plezier. Hij lag op het gras en keek ‘hoe de dingen groeiden’, zoals hij zelf zei. Hij zag ook een heleboel dieren die hij natuurlijk nog nooit eerder gezien had. Een mol die op het einde van zijn gang aarde had opgehoopt en zich uiteindelijk met zijn pootjes, naar buiten had gewerkt. Gewoontes van mieren, torren, bijen, kikkers, vogels en planten deden een nieuwe wereld voor hem opengaan. Ben legde hem vanalles uit en ook over de gewoontes van vossen, otters, fretten, eekhoorns en waterratten en dassen. Er kwam geen einde aan de dingen waarover ze konden praten en denken. En dit was nog maar een klein deel van de ‘Toverkracht’. Het feit dat hij werkelijk weer zelf op zijn benen had gestaan, was enorm belangrijk voor Colin. Dat was iets wat hij al heel lang niet meer gedaan had! Elke mooie ochtend had de Toverkracht zijn werk gedaan onder een speciale cirkel onder de pruimenboom. Elke morgen deed Colin zijn wandeloefeningen en tijdens de dag oefende hij af en toe zijn nieuwe kracht. Elke dag werd hij sterker en sterker en kon hij vaster lopen en verder raken. Elke dag groeide ook zijn geloof in de Toverkracht. Hun geloof in de Toverkracht was ook blijvend. Colin was zelfs begonnen met een plechtigheid op te voeren elke ochtend. Na deze toverspreuken gaf hij Mary en Ben soms lessen. Op een bepaalde ochtend liet Ben plots zijn tuinschopje vallen en ging rechtop staan. ‘Je kan misschien eens een lofzang zingen,’ stelde hij voor. Colin had daar nog nooit van gehoord. 94
‘Wat is een lofzang?’ vroeg hij. ‘Ze zingen het in de kerk,’ zei Ben. ‘Mijn moeder zei vroeg altijd dat een vogel het ’s morgens zingt als hij wakker wordt.’ ‘Als zij dat zegt, dan moet het wel een mooi lied zijn,’ antwoordde Colin. ‘Ik ben nog nooit zelf in een kerk geweest, daar was ik altijd te ziek voor. Misschien moeten we inderdaad als verandering eens een lofzang zingen.’ En dus deden ze dat. Terwijl ze aan het zingen waren, zagen ze niet dat de deur in de muur van klimop voorzichtig opengeduwd werd en dat er een man naar binnen kwam. Hij was tijdens de laatste zin van het lied binnengekomen en hij was stil blijven staan en luisteren naar hen. De man had erg hartelijke ogen die alles in zich op nam. Alle levende wezens, en elke bloem die in bloei stond. Hij was een man die tien jaar lang gedoold had in verre prachtige plaatsen in de Noorse inhammen en de valleien en bergen van Zwitserland. Het was een man die de voorbije tien jaar zijn hoofd gevuld had met donkere en kwetsende gedachten. Een vreselijk verdriet was hem overkomen toen hij overgelukkig was en hij had zijn ziel laten vollopen met duisternis en hij had geweigerd om enig licht toe te laten. Hij was zijn thuis en zijn plichten daar vergeten. Het was een grote man, met een getrokken gezicht en scheve schouders. In hotels liet hij zich altijd inschrijven met de naam, ‘Archibald Craven, Huize Lijster, Yorkshire, Engeland.’ Plots zag Colin de man. ‘Vader,’ zei hij, ‘Ik ben het. Colin. Je kan het amper geloven, hè! Ik kan het zelf bijna niet geloven. Ik ben Colin!’ ‘Wie? Wat? Wie?’ stotterde Archibald. ‘Ja!’ ging Colin verder. ‘Het is de tuin die me geholpen heeft – en Mary en Ben en alle levende wezens en de Toverkracht. Niemand weet ervan. We hebben het geheim gehouden om het jou te vertellen wanneer je terugkwam. Ik ben weer genezen. Ik kan Mary zelfs verslaan bij een wedstrijdje lopen. Ik ga een echte sportman worden!’ Hij zei het allemaal als een echte gezonde jongen – met zijn blozend gezicht, over zijn woorden struikelend door het enthousiasme – meneer Cravens ziel werd overspoeld door ongelofelijke vreugde.
95
Bijlage 6 – Tekst BF Na nog een week met regenweer werd de hemel boven Misslethwaite Manor weer blauw en begon het in de zon zelfs flink warm te worden. Hoewel ze geen gelegenheid had gehad naar de geheime tuin te gaan, had Misstress Mary het best naar haar zin gehad. De week was omgevlogen. Ze had iedere dag urenlang bij Colin in zijn kamer gezeten en gebabbeld over Radjahs en tuinen en de cottage op de moor. Ze hadden samen prachtige boeken met tekeningen bekeken en soms had Mary Colin en een enkele keer Colin ook Mary, iets voorgelezen. Als hij ergens plezier in had en geboeid werd vond ze dat hij er helemaal niet zo invalide meer uitzag, behalve dat hij zo’n ivoren gezicht had en altijd op de sofa lag. De eerste morgen dat de lucht weer blauw was, werd Mary heel vroeg wakker. De zon viel in schuine stralen tussen de kieren van de blinderingen door en dat was zo’n vrolijk gezicht, dat ze uit haar bed sprong en naar het raam vloog. De moor was blauw en de hele wereld zag eruit alsof ze door een toverstaf was aangeraakt. Ze klapte in haar handen van plezier en keek op naar de lucht, die zo blauw en roze en parelmoer en voorjaarsachtig was, dat ze zelf ook wilde fluiten en zingen. Ze begreep dat leeuweriken, lijsters en roodborstjes het onmogelijk konden laten. Ze rende langs struiken en paden naar de geheime tuin. De lenteregen had van alles doen ontwaken in de vaste-plantenbedden langs het pad bij de verste muur. Er kwamen allerlei groen en bruine knoppen aan de takken en de opgerolde en gedraaide blaadjes strekten zich uit naar het zonlicht. Hier en daar zag Mary werkelijk al een paar krokussen hun paarse en gele kelkjes openen. De hele morgen en namiddag speelde Mary buiten in haar geheime tuin. Het enige wat ze miste was een vriend om samen mee te spelen. Ben de tuinman was lief, maar hij had nooit tijd om iets samen te doen met haar. Toen Mrs. Medlock haar naar binnen riep voor de afternoon tea, besliste ze om naar Colin te gaan en hem te vragen naar de geheime tuin mee te gaan. Ze vertelde Ben van haar plan. ‘Hij heeft altijd zo lang in zijn kamer gelegen en hij is altijd zo bang voor zijn rug geweest, dat hij een beetje vreemd is geworden’, zei Mary. ‘Hij weet een heleboel dingen uit boeken, maar verder weet hij niets. Hij zegt dat hij te ziek is geweest om ergens naar te kijken en hij heeft een hekel aan naar buiten gaan en een hekel aan tuinen. Maar hij vindt het leuk als ik over deze tuin vertel, omdat het een geheim is. Ik durf hem niet veel te vertellen, maar hij heeft gezegd dat hij erheen wilde.’ ‘Dat spelen we wel een keer klaar,’ zei Ben. ‘Natuurlijk kan ik zijn wagentje duwen. Ik ben zeker dat hij het roodborstje ook wil zien.’ Ze rende zo snel als haar voeten haar konden dragen terug naar het huis. Ze wilde Colin vertellen over wat de lente met de tuin gedaan had en haar plan met Ben om hem eens naar buiten te brengen. Ze was zeker dat hij dat wel wilde horen. Colin was de laatste weken al heel wat beter. Toen ze binnenkwam, zat hij zelfs rechtop op de zetel. Toen Mary van haar plan vertelde zei Colin: ‘Oh, dat zou geweldig zijn! Maar ik ben bang dat Dr. Craven en mijn verpleegster me nooit zullen toelaten naar buiten te gaan! Ik ben te ziek!’ 96
En dus beslisten Mary, Ben en hij om het geheim te houden. Wat hen het meeste bezig hield, waren de voorbereidingen om Colin, zonder dat iemand het zag, naar de tuin te vervoeren. Niemand mocht de rolstoel en Ben en Mary zien, als ze eenmaal een bepaalde hoek van het struikgewas voorbij waren en op het pad langs de klimop liepen. Colin kreeg met de dag meer het gevoel dat de geheimzinnigheid die om de tuin hing het mooiste van alles was. Dat mocht niet bedorven worden. Niemand mocht vermoeden dat ze een geheim hadden. Ze hadden lange en aangename gesprekken over hun weg. Ze zouden van het ene pad naar het andere, over nog een ander gaan en dan rond de fontein. Geruchten van de geheime plannen die ontstonden in de kamer van de invalide waren tot de personeelskamer en de stallen en tuiniers doorgedrongen. En toen brak de beste dag om naar buiten te gaan eindelijk aan. De sterkste Ayah uit het huis droeg Colin van de trap en plaatste hem in zijn rolstoel waar Ben buiten op hem wachtte. Nadat de man zijn dekentjes en kussens mooi geordend had, zwaaide hij naar hem. Ben begon de rolstoel te duwen in de richting van de geheime tuin. ‘Hier is de klink, hier is de deur. De deur naar de geheime tuin.’ Ben duwde snel zijn stoel door de deur in de tuin. Colin had zijn ogen gesloten tot ze helemaal in de tuin stonden. Dan pas keek hij rond en rond zoals Ben en Mary ook gedaan hadden. En net zoals Mary had verteld, had zich over takken, over ranken en twijgen een groene sluier van prille jonge blaadjes uitgespreid. In het gras, onder de bomen en in de grijze alkoven en hier en daar en overal, waren plekjes en spikkeltjes van geel en paars en wit van de bloeiende bolletjes. De bomen boven zijn hoofd zaten vol roze en witte bloesems, en er wiekten vleugels, er was een zacht fluiten en zoemen, en o, het geurde! De zon scheen warm op zijn gezicht, als een hand die hem liefkozend aanraakte en Mary en Be stonden hem verwonderd aan te kijken. Hij zzag er zo vreemd en anders uit, want zijn ivoren gezicht, zijn nek en handen waren door een zachtroze kleur overgoten. ‘Ik word beter! Ik word beter!’ riep hij uit. ‘Mary, Ben, ik word beter! Ik wil altijd, altijd, blijven leven!’ ‘Ik zal beter worden! Ik zal beter worden! Als ik elke dag naar de tuin kom. Er hangt hier Magic in de lucht – goede Magic, Mary. Dat ben ik zeker!’ ‘Dat ben ik ook,’ zei Mary. ‘Ook als er geen écht Magic is,’ zei Colin, ‘dan kunnen we doen alsof.’ En dus, werd Colin elke morgen en ieder uur van elke dag dat het niet regende naar de tuin gebracht. Zelfs grijze dagen deden hem plezier. Hij lag op het gras en keek ‘hoe de dingen groeiden’, zoals hij zelf zei. Hij zag ook een heleboel dieren die hij natuurlijk nog nooit eerder gezien had. Een mol die op het einde van zijn gang aarde had opgehoopt en zich uiteindelijk met zijn pootjes, die wel elfenhandjes leken, naar buiten had gewerkt. Gewoontes van mieren, torren, bijen, kikvorsen, vogels en planten deden een nieuwe wereld voor hem opengaan. Ben legde hem vanalles uit en ook over de gewoontes van vossen, otters, fretten, eekhoorns en waterratten en dassen. Er kwam geen einde aan de dingen waarover ze konden praten en denken. En dit was nog maar een klein deel van de ‘Magic’. Het feit dat hij werkelijk op zijn benen had gestaan, was enorm belangrijk voor Colin. Dat was iets wat hij al heel lang niet meer gedaan had! Elke mooie ochtend had de Magic zijn werk gedaan onder de mystieke cirkel onder de pruimenboom. Elke morgen deed Colin zijn wandeloefeningen en tijdens de dag oefende hij in intervallen zijn nieuwe kracht. Elke dag werd hij sterker en sterker en kon hij vaster lopen en verder raken. Elke dag groeide ook zijn geloof in de Magic. 97
Hun geloof in de Magic was ook blijvend. Colin was zelfs begonnen met een ritueel op te voeren elke ochtend. Na deze incantaties gaf hij Mary en Ben soms lessen. Op een bepaalde ochtend liet Ben plots zijn troffel vallen en ging rechtop staan. ‘Je kan misschien eens een Doxologie zingen,’ stelde hij voor. Colin had daar nog nooit van gehoord. ‘Wat is een Doxologie?’ vroeg hij. ‘Ze zingen het in de kerk,’ zei hij. ‘Mijn moeder zei vroeg altijd dat de veldleeuwerik het ’s morgens zingt als hij wakker wordt.’ ‘Als zij dat zegt, dan moet het wel een mooi lied zijn,’ antwoordde Colin. ‘Ik ben nog nooit zelf in een kerk geweest, daar was ik altijd te ziek voor. Misschien moeten we inderdaad als verandering eens een Doxologie zingen.’ En dus deden ze dat. Terwijl ze aan het zingen waren, zagen ze niet dat de deur in de muur van klimop voorzichtig opengeduwd werd en dat er een man naar binnen kwam. Hij was tijdens de laatste zin van het lied binnengekomen en hij was stil blijven staan en luisteren naar hen. De man had erg hartelijke ogen die alles in zich op nam. Alle levende wezens, en elke bloem die in bloei stond. Hij was een man die gedoold had in verre prachtige plaatsen in de Noorse fjorden en de valleien en bergen van Zwitserland. Het was een man die de voorbije tien jaar zijn hoofd gevuld had met donkere en kwetsende gedachten. Een vreselijk verdriet was hem overkomen toen hij overgelukkig was en hij had zijn ziel laten vollopen met duisternis en hij had geweigerd om enig licht toe te laten. Hij was zijn thuis en zijn plichten daar vergeten. Het was een grote man, met een getrokken gezicht en scheve schouders. In hotels liet hij zich altijd inschrijven met de naam, ‘Archibald Craven, Misslethwaite Manor, Yorkshire, Engeland.’ Plots zag Colin de man. ‘Vader,’ zei hij, ‘Ik ben het. Colin. Je kan het amper geloven, hè! Ik kan het zelf bijna niet geloven. Ik ben Colin!’‘Wie? Wat? Wie?’ stotterde Archibald. ‘Ja!’ ging Colin verder. ‘Het is de tuin die me geholpen heeft – en Mary en Ben en alle levende wezens en de Magic. Niemand weet ervan. We hebben het geheim gehouden om het jou te vertellen wanneer je terugkwam. Ik ben weer genezen. Ik kan Mary zelfs verslaan bij een wedstrijdje lopen. Ik ga een atleet worden!’ Hij zei het allemaal als een echte gezonde jongen – met zijn blozend gezicht, over zijn woorden struikelend door het enthousiasme – meneer Cravens ziel werd overspoeld door ongelofelijke vreugde.
98
Bijlage 7 - Vertaling AD
TEKST A - NATURALISEREND ORIGINEEL
VERTALING
When Mary Lennox was sent to Misselthwaite Manor to live with her uncle, everybody said she was the most disagreeable-looking child ever seen. Her father had held a position under the English Government and had always been busy and ill himself, and her mother had been a great beauty who cared only to go to dinner parties and amuser herself with gay people. She had not wanted a little girl at all, and when Mary was born she handed her over to the care of an Ayah, who was made to understand that if she wished to please the Mem Sahib she must keep the child out of sight as much as possible.
Toen Mary Lennox naar Huize Lijster werd gestuurd om bij haar oom te gaan wonen, zeiden de mensen dat ze nog nooit zo'n onaantrekkelijk kind hadden gezien. Haar vader bekleedde een hoge functie bij de Engelse regering. Hij was altijd druk bezig en had ook geen goede gezondheid. Haar moedere was een heel mooie vrouw die niets liever deed dan naar feestjes gaan en plezier maken met vrolijk mensen. Ze had helemaal geen dochtertje willen hebben, en toen Mary geboren was, had ze haar aan de zorgen van een indermeisje toevertrouwd. Tegen het kindermeisje was gezegd dat, als ze goede vrienden met de meesteres wilde blijven, ze het kind maar zo weinig mogelijk moest laten zien. She never remembered seeing familiarly anything but the Mary herinnerde zich nooit iets anders om zich heen te dark faces of her Ayah and the other native servants, and hebben gezien dan de donkere gezichten van haar they always obeyed her and gave her her own way in kindermeisje en de andere inheemse bedienden. Zij everything, because the Mem Sahib would be angry if she gehoorzaamden Mary altijd en gaven haar in alles haar was disturbed by her crying. zin, omdat de meesteres boos zou worden als ze haar hoorde huilen.
99
LOKALE STRATEGIE
N3 + N6
N2 + N6
N6 N6
N6 N6
Bijlage 7 - Vertaling AD The young English governess who came to teach her to read and write disliked her so much that she gave up her place in three months, and when other governesses came to try to fill it they always went away in a shorter time than the first one. One frightfully hot morning, when she was about nine years old, she awakened feeling very cross, and she became crosser still when she saw that the servant who stood by her bedside was not her Ayah. There was something mysterious in the air that morning. Nothing was going at its usual order, and her Ayah was nowhere to be found. She was grinding her teeth when she heard her mother come out on the veranda with someone "Is it so very bad? Oh, is it?" Mary heard her say. "Awfully," the young man answered in a trembling voice. "Awfully, Mrs. Lennox. You ought to have gone to the hills two weeks ago. The Mem Sahib wrung her hands. "Oh, I know I ought!" she cried. "I only stayed to go to that silly dinner party. What a fool I was!”
De jonge Engelse kinderjuffrouw die haar kwam leren lezen en schrijven vond haar zo'n vervelend kind dat ze na drie maanden haar ontslag nam en de anderen die na haar kwamen bleven allemaal nog korter.
Toen ze ongeveer negen jaar oud was, werd ze op een snikhete morgen erg kribbig wakker en raakte nog meer uit haar humeur toen ze zag dat de vrouw die nast haar bed stond niet haar kindermeisje was. Er hing iets geheimzinnigs in de lucht. Niets werd op de gewone geregelde manier gedaan en ze kon haar kindermeisje nergens vinden. Ze trok een verbeten gezicht toen ze haar moeder met iemand op de veranda hoorde. "Is het zo erg? Is het echt zo erg?" hoorde Mary haar zeggen. "Ontzettend," antwoordde de jongeman met trillende stem. "Ontzettend, mevrouw Lennox. U had al twee weken geleden naar de bergen moeten gaan." De meesteres klemde haar handen ineen. "O, ik weet het!" zei ze wanhopig. "Ik ben alleen maar gebleven voor dat ongelukkige avondfeest. Hoe heb ik zo dom kunnen zijn!" At that very moment such a loud sound of wailing broke Op datzelfde moment brak er zulk een luid gejammer in out from the servants' bungalows that she clutched the de bijgebouwen los, dat ze de arm van de jongeman young man's arm, and Mary stood shivering from head to vastgreep en Mary op haar benen stond te beven. foot. wailing grew wilder and wilder. After that appalling The Het jammeren werd steeds wanhopiger en wilder. Daarna things happened, and the mysteriousness of the morning gebeurden er allerlei vreselijke dingen en kreeg Mary was explained to Mary. The cholera had broken out in its eingelijk te horen wat er eigenlijk aan de hand was. Er most fatal form and people were dying like flies. heerste een cholera-epidemie en de mensen stierven als ratten. 100
N2 + N6
N6
N6
N6 N6
N6
E2
Bijlage 7 - Vertaling AD The Ayah had been taken ill in the night, and it was because she had just died that the servants had wailed in the bungalows. Before the next day three other servants were dead and others had run away in terror. There was panic on every side, and dying people in all the bungalows. During the confusion and bewilderment of the second day Mary hid herself in the nursery and was forgotten by everyone. The child ate some fruit and biscuits, and being thirsty she drank a glass of wine which stood nearly filled, she soon fell asleep. When she awakened she lay and stared at the wall. The house was perfectly still. She had never known it to be so silent before. She wondered also who would take care of her now her Ayah was dead. There would be a new Ayah, and perhaps she would know some new stories. Mary was standing in the middle of the nursery when they opened the door a few minutes later. She looked an ugly, cross little thing and was frowning because she was beginning to be hungry and feel disgracefully neglected. The first man who came in was a large officer she had once seen talking to her father. He looked tired and troubled, but when he saw her he was so startled that he almost jumped back.
Haar kamermeisje was 's nachts ziek geworden en het gejammer in de hutten was geweest omdat ze net gestorven was. Nog dezelfde dag stierven nog drie bedienden en namen de anderen in doodsangste de vlucht. Aan alle kanten heerste er paniek en in alle hutten lagen mensen op sterven. In de verwarring en verbijstering van de tweede dag verstopte Mary zich in de kinderkamer en werd door iedereen vergeten. Mary at een paar vruchten en koekjes en dronk een bijna vol glas wijn leeg, kort daarna viel ze in slaap. Toen ze wakker werd, lag ze een tijdlang naar de muur te staren. Het was doodstil in huis, zo stil was het er nog nooit geweest. Ze peinsde er ook over wie voor haar zou zorgen, nu haar kindermeisje dood was. Er zou natuurlijk een nieuw kindermeisje komen, die misschien wel nieuwe verhalen zou weten. Toen even later de deur van de kinderkamer geopend werd, stond Mary midden in de kamer. Een lelijk, onvriendelijk meisje, dat boos keek omdat ze honger begon te krijgen en zich schandelijk verwaarloosd voelde. De man die eerst binnenkwam was een lange militair, die ze wel eens met haar vader had zien praten. Hij zag er vermoeid en zorgelijk uit en toen hij haar zag schrok hij zo dat hij bijna achteruit sprong.
101
N6 N6 N2
N2
N6
Bijlage 7 - Vertaling AD "It is the child no one ever saw!" exclaimed the man, turning to his companions. "She has actually been forgotten!" "Why was I forgotten?" Mary said, stamping her foot. "Why does nobody come?" "Poor little kid!" he said. is nobody to come." When Mary arrived at "There the train station,left Misselthwaite Manor’s housekeeper, Mrs. Medlock was waiting for her.
"Het is het kind dat niemand ooit te zien kreeg!" riep de man tegen zijn metgezellen. "Ze is blijkbaar vergeten!" "Waarom ben ik vergeten?" vroeg Mary stampvoetend. "Waarom komt er niemand?" "Arme kleine meid," zei hij, "Er is niemand meer die bij je zou kunnen komen." Toen Mary aankwam in het station, stond de huishoudster van Huize Lijster, Mevrouw Medlock haar op te wachten.
She thought Mrs. Medlock the most disagreeable person Mary vond Mevrouw Medlock met haar grove rode she had ever seen, with her common, highly colored face gezicht en de opgedirkte hoed het naarste mens dat ze and her common fine bonnet. ooit gezien had. While they were on their way to Thwaite, Mrs. Medlock told her what to expect of her uncle’s house she had never heard of or seen before. She was not at all a timid child and she was not exactly frightened, but she felt that there was no knowing what might happen in a house with a hundred rooms nearly all shut up--a house standing on the edge of a moor.
Toen ze op weg gingen naar Huize Lijster vertelde Mevrouw Medlock wat ze kon verwachten van het huis van haar oom waar ze tot voor kort nog nooit van gehoord had en waarvan ze zelfs niet was dat hij bestond. Mary was helemaal geen verlegen kind en ze was niet echt bang, maar echt prettig leek het toch niet. Een huis met honderd kamers, die bijna allemaal op slot waren, een huis aan de rand van een heide. "What is a moor?" she said suddenly to Mrs. Medlock. "Wat is een heide?" vroeg Mary plots aan Mevrouw "Look out of the window in about ten minutes and you'll Medlock. "Kijk over een minuut of tien nog maar eens see," the woman answered. naar buiten, dan zul je het wel zien," antwoordde de vrouw. "We've got to drive five miles across Missel Moor before "We moeten nog vijf kilometer over de Lijsterheide we get to the Manor. You won't see much because it's a rijden voor we bij het Huis komen. Veel zul je niet zien op dark night, but you can see something.” zo'n donkere avond, maar toch altijd wel iets."
102
N2 N3 + N6 E5 E5 N4
N3 + N6 N2 N6
N6 NA NA N4
Bijlage 7 - Vertaling AD The horses were climbing up a hilly piece of road when she first caught sight of a light. Mrs. Medlock saw it as soon as she did and drew a long sigh of relief. "Eh, I am glad to see that bit o' light twinkling," she exclaimed. "It's the light in the lodge window. We shall get a good cup of tea after a bit, at all events." It was "after a bit," as she said, for when the carriage passed through the park gates there was still two miles of avenue to drive through and the trees made it seem as if they were driving through a long dark vault.
"Toen de paarden een steil gedeelte van de weg beklommen, zag ze voor het eerst een lichtje. Mevrouw Medlock had het ook gezien en slaakte een zucht van verlichting. "Hè hè, wat ben ik blij dat ik dat lichtje zie," riep ze uit. "Het is het huis van de parkwachter. Nu hebben we tenminste over een poosje een kop koffie." Het was inderdaad over een poosje, want toen het rijtuig het hek was binnengereden kwam er nog een twee kilometer lange oprijlaan die, doordat de kruinen van de bomen elkaar bijna raakten, wel een lange donkere tunnel leken. The entrance door was a huge one made of massive, De zware massief eikenhouten voordeur had eigenaardig curiously shaped panels of oak studded with big iron nails gevormde panelen met dikke ijzeren spijkers en grote and bound with great iron bars. It opened into an ijzeren bouten. Door deze deur kwamen ze in een enormous hall, which was so dimly lighted that the faces enorme hal die zo spaarzaam verlicht was, dat Mary in the portraits on the walls and the figures in the suits of maar liever niet naar de portretten aan de muur en de harnassen keek. armor made Mary feel that she did not want to look at them. And then Mary Lennox was led up a broad staircase and En toen moest Mary Lennox een brede trap op en een down a long corridor and up a short flight of steps and lange gang door en nog een paar treden op en toen weer through another corridor and another, until a door opened een gang en nog één, tot de huishoudster een deur in a wall and she found herself in a room with a fire in it opendeed. Ze kwam in een kamer waar een open vuur and a supper on a table. brandde en een gedekte tafel stond. Mrs. Medlock said unceremoniously: "Alsjeblieft," zei Mevrouw Medlock. "Deze kamer en die "Well, here you are! This room and the next are where ernaast zijn voor jou, en verder blijf je overal vandaan. you'll live—and you must keep to them. Don't you forget Knoop dat goed in je oren!" that!" It was in this way Mistress Mary arrived at Misselthwaite Dat was Juffrouw Mary's aankomst in Huize Lijster en Manor and she had perhaps never felt quite so contrary in misschien had ze zich in haar hele leven nog nooit zo alleen gevoeld. all her life.
103
NA NA
N2
N3 + N6 N5 N3 + N6
Bijlage 7 - Vertaling AD At first each day which passed by for Mary Lennox was exactly like the others. Every morning she awoke in her tapestried room and found Martha – her new maid – bringing her breakfast. The native servants she had been used to in India were not in the least like Martha. They were obsequious and servile and did not presume to talk to their masters as if they were their equals. They made salaams and called them "protector of the poor" and names of that sort.
Elke dag die voorbij ging, was hetzelfde voor Mary Lennox. Elke morgen werd ze wakker in haar kamer met wandtapijten terwijl Martha, haar nieuwe meid haar ontbijt bracht. De bedienden die in India voor haar gezorgd hadden, waren zo totaal anders. Die waren nederig en onderdanig en zouden het nooit hebben gewaagd om met hun meesters te praten alsof ze gelijken waren. En vooral, ze maakten altijd buigingen, Martha deed dat nooit.
Every morning she ate her breakfast in the nursery; and after each breakfast she gazed out of the window across to the huge moor which seemed to spread out on all sides and climb up to the sky, and after she had stared for a while she realized that if she never went out before, so she decided to go out.
Elke morgen at ze haar ontbijt in haar kinderkamer; en na elk ontbijt staarde ze uit haar raam naar de gigantische heide, die zich leek uit de spreiden in alle richtingen en omhoog te klimmen naar de hemel. Nadat ze een tijdje gestaard had besefte ze dat ze nog nooit naar buiten geweest was, en dus besliste ze dat te doen.
104
N2
N6
N6
Bijlage 7 - Vertaling AD Martha found her coat and hat for her and a pair of stout little boots and she showed her her way down-stairs. "If tha' goes round that way tha'll come to th' gardens," she said, pointing to a gate in a wall of shrubbery. "There's lots o' flowers in summer-time, but there's nothin' bloomin' now." She seemed to hesitate a second before she added, "One of th' gardens is locked up. No one has been in it for ten years." "Why?" asked Mary in spite of herself. Here was another locked door added to the hundred in the strange house. "Mr. Craven had it shut when his wife died so sudden. He won't let no one go inside. It was her garden. He locked th' door an’ now no one knows where th’key is”. Perhaps it was because she had nothing whatever to do that she thought so much of the deserted garden. She was curious about it and wanted to see what it was like. Why had Mr. Archibald Craven buried the key? She walked back into the first kitchen-garden she had entered and found an old man digging with a spade there. She went and stood beside him and watched him a few moments in her cold little way. He took no notice of her and so at last she spoke to him. "I should like to see the secret garden," said Mary. "Where is the door? There must be a door somewhere." The old man, Ben, drove his spade deep and looked uncompanionable.
Martha haalde haar jas en hoed en zocht voor haar een paar kleine laarzen uit en toonde haar dan de weg. "Als je in die richting gaat, dan kom je vanzelf op de tuinen uit," zei ze, wijzend naar een poort in een wand van struikgewas. "In de zomer staan er heel veel bloemen, maar er is nu niets aan het bloeien." Ze twijfelde even vooraleer ze zei: "één van de tuinen is gesloten. NIemand is ering geweest in de voorbije tien jaar." Waarom? vroeg Mary. "Mr. Craven liet het sluiten toen zijn vrouw zo onverwachts overleed. Hij laat niemand erin. Het was haar tuin. Hij sloot de deur en niemand weet waar de sleutel is." Misschien was het omdat ze helemaal niets te doen had, maar ze bleef maar aan de verlaten tuin denken. Ze was er nieuwsgierig naar en wou zien hoe het eruit zag. Waarom had meneer Archibald Craven de sleutel laten verdwijnen? Ze wandelde terug naar de eerste keukentuin die ze was doorgelopen en zag daar een oude man aan het graven met een schop. Ze ging naast hem staan en wachtte even in stilte af. Hij lette helemaal niet op haar en uiteindelijk sprak ze hem aan. "Ik moet de geheime tuin zien," zei Mary. "Waar is de deur? Er moet toch ergens een deur zijn." De oudere man, die zich voorstelde als Ben, duwde zijn schop diep in de grond en bleef zwijgzaam.
105
N2
N2
N2
Bijlage 7 - Vertaling AD "There was ten year' ago, but there isn't now," he said. "No door!" cried Mary. "There must be." "None as anyone can find, an' none as is any one's business. Don't you be a meddlesome wench an' poke your nose where it's no cause to go. Here, I must go on with my work. Get you gone an' play you." For the next couples of days, or even weeks, Mary kept looking for the green door and the key that opened it. But without any luck. The garden keeper also wasn’t giving her any good information.
"Er was er één tien jaar geleden, maar nu niet meer." zei hij. "Geen deur!" riep Mary uit. "Er moet er één zijn!" "Niemand kan er één vinden en het is ook niemands zaak. Wees niet zo nieuwsgierig en steek je neus niet waar die niet hoort. Goed, ik moet verder met mijn werk. Ga jij nog maar wat spelen" Voor de volgende dagen, of zelfs weken, bleef Mary zoeken naar de deur en de sleutel die hem opende. Maar ze had geen geluk. De tuinier gaf haar ook geen goede informatie.
One evening, the weather was very bad and the wind was ‘wuthering’ around the house. But as Mary was listening to the wind she suddenly heard something else. She did not know what it was, because at first she could scarcely distinguish it from the wind itself. It was a curious sound--it seemed almost as if a child were crying somewhere. Sometimes the wind sounded rather like a child crying, but presently Mistress Mary felt quite sure that this sound was inside the house, not outside it. It was far away, but it was inside. Suddenly it stopped and although Mary kept listening, she didn’t hear anything for the rest of the night. The next day the rain poured down in torrents again, and when Mary looked out of her window the moor was almost hidden by gray mist and cloud. There could be no going out today. "What do you do in your cottage when it rains like this?" she asked Martha. “We just keep busy and stay out of each other’s hair”.
Op een avond was het weer erg slecht en de wind woei rond het huis. Maar terwijl Mary naar de wind luisterde hoorde ze plots ook iets anders. Ze wist niet wat het was, want het leek heel erg op de wind. Het was een speciaal geluid, het leek bijna alsof er ergens een kind weende. De wind leek vaak op een wenend kind, maar nu was Juffrouw Mary zeker dat het van binnenin het huis kwam. Het was nog ver weg, maar zeker binnen. Plots stopte het geluid en hoewel Mary nog lang bleef luisteren, hoorde ze de rest van de avond niets meer. De volgende dag viel de regen opnieuw met bakken uit de lucht en als Mary uit haar raam keek leek de heide bijna verborgen achter grijze mist en wolken. Ze ging vandaag niet naar buiten kunnen. "Wat doe je in jouw huisje als het zo regent?" vroeg Martha. "We houden ons gewoon bezig en blijven uit elkaars weg.
106
N5
Bijlage 7 - Vertaling AD Mary decided she would go wandering through the corridors. There were so much rooms she hadn’t seen yet. It was a long corridor and it branched into other corridors and it led her up short flights of steps which mounted to others again. There were doors and doors, and there were pictures on the walls. Sometimes they were pictures of dark, curious landscapes, but oftenest they were portraits of men and women in queer, grand costumes made of satin and velvet. It was while she was standing here and looking at the pictures that the stillness was broken by a sound. It was another cry, but not quite like the one she had heard last night; it was only a short one, a fretful, childish whine muffled by passing through walls. Suddenly she saw a door hidden behind a giant tapestry. So she walked to the door and pushed it open, and there she was standing in the room! It was a big room with ancient, handsome furniture in it. There was a low fire glowing faintly on the hearth and a night light burning by the side of a carved four-posted bed hung with brocade, and on the bed was lying a boy, crying fretfully. The boy had a sharp, delicate face the color of ivory and he seemed to have eyes too big for it. He had also a lot of hair which tumbled over his forehead in heavy locks and made his thin face seem smaller. "Who are you?" he said at last in a half-frightened whisper. "Are you a ghost?" "No, I am not," Mary answered, her own whisper sounding half frightened. "Are you one?" "No," he replied after waiting a moment or so. "I am Colin Craven."
Mary besliste om door de gangen van het huis te gaan slenteren. Er waren zoveel kamers die ze nog niet had gezien. Er waren gangen die overliepen in andere gangen en die omhoog liepen naar nog andere gangen. Er waren deuren en deuren en er hingen schilderijen aan de muren. Soms waren het afbeeldingen van donkere, speciale landschappen, maar nog vaker waren het portretten van mannen en vrouwen in speciale kostuums gemaakt uit satijn en fluweel. Terwijl ze naar die schilderijen stond te kijken werd de stilte plots verbroken door een geluid. Het was opnieuw gehuil, maar het was niet helemaal hetzelfde als de vorige keer. Het was maar een korte, knorrige, kinderlijke schreeuw die gedempt werd door de verschillende muren. Plots zag ze een deur achter een gigantisch wandtapijt. Ze wandelde richting de deur en duwde hem open en plots stond ze in een andere kamer! Het was een grote ruimte met eeuwenoude meubels ering. Er brandde een klein haardvuur en naast een gebeeldhouwd hemelbed behangen met een zachte stof brandde een nachtlampje. Op het bed lag een wenend jongetje. De jongen had een scherp, delicaat, wit gezicht. Zijn ogen leken te groot voor zijn gezicht. Hij had ook veel haar dat in dikke lokken op zijn voorhoofd lag, waardoor zijn gezicht nog smaller leek. "Wie ben jij?" vroeg hij angstig fluisterend. "Ben je een geest?" "Nee, dat ben ik niet," antwoordde Mary. "Ben jij er één?" "Nee, ik ben Colin Craven!" antwoordde de jongen aarzelend.
107
N2 N2
CONTROLE
N2 N4
N2 N4
Bijlage 7 - Vertaling AD "I am Mary Lennox. Mr. Craven is my uncle, so you must be his son? No one told me there was a boy here. Oh, what a queer house this is!" Mary said. "What a queer house! Everything is a kind of secret. Rooms are locked up and gardens are locked up--and you!” "I stay in this room because I don't want to be moved out of it. It tires me too much, I’m ill. What do you mean, gardens are locked up?” “Your mother had a garden, but since she died your father has locked it up and he never goes there anymore, Martha told me. I’ve searched for the key everywhere, but I can’t find it. ” “I want to see it,” said Collin. “The garden? You want to see the secret garden?”
"Ik ben Mary Lennox. Meneer Craven is mijn oom. Dan ben jij dus zijn zoon? Niemand heeft me ooit verteld dat hier een jongen leefde. Oh, wat is dit een vreemd huis! Alles is een soort geheim. Kamers zijn gesloten en tuinen zijn afgesloten. En dan blijk jij hier te zitten!" zei Mary. "Ik verblijf in deze kamer omdat ik niet verplaatst wil worden. Het vermoeit me teveel. Ik ben ziek... Wat bedoel je met 'tuinen zijn gesloten'?" "Jouw moeder had een tuin, maar sinds haar dood heeft je vader hem afgesloten en hij gaat er nooit meer heen, vertelde Martha me. Ik heb al overal naar de sleutel gezocht, maar ik kan hem nergens vinden." "Ik wil hem zien," zei Colin. "De tuin? Wil jij ook de geheime tuin zien?"
108
Bijlage 8 - Vertaling AF
TEKST A - EXOTISEREND ORIGINEEL
When Mary Lennox was sent to Misselthwaite Manor to live with her uncle, everybody said she was the most disagreeable-looking child ever seen. Her father had held a position under the English Government and had always been busy and ill himself, and her mother had been a great beauty who cared only to go to dinner parties and amuser herself with gay people. She had not wanted a little girl at all, and when Mary was born she handed her over to the care of an Ayah, who was made to understand that if she wished to please the Mem Sahib she must keep the child out of sight as much as possible. She never remembered seeing familiarly anything but the dark faces of her Ayah and the other native servants, and they always obeyed her and gave her her own way in everything, because the Mem Sahib would be angry if she was disturbed by her crying.
VERTALING
Toen Mary Lennox naar Misselthwaite Manor werd gestuurd om bij haar oom te gaan wonen, zeiden de mensen dat ze nog nooit zo'n onaantrekkelijk kind hadden gezien. Haar vader bekleedde een hoge functie bij de Engelse regering. Hij was altijd druk bezig en had ook geen goede gezondheid. Haar moedere was een heel mooie vrouw die niets liever deed dan naar feestjes gaan en plezier maken met vrolijk mensen. Ze had helemaal geen dochtertje willen hebben, en toen Mary geboren was, had ze haar aan de zorgen van een Ayah toevertrouwd. Tegen de Ayah was gezegd dat, als ze goede vrienden met de Mem Sahib wilde blijven, ze het kind maar zo weinig mogelijk moest laten zien. Mary herinnerde zich nooit iets anders om zich heen te hebben gezien dan de donkere gezichten van haar Ayah en de andere Indische bedienden. Zij gehoorzaamden Mary altijd en gaven haar in alles haar zin, omdat de Mem Sahib boos zou worden als ze haar hoorde huilen.
109
LOKALE STRATEGIE
E1
E1
E1 E1
E1 E1
Bijlage 8 - Vertaling AF The young English governess who came to teach her to read and write disliked her so much that she gave up her place in three months, and when other governesses came to try to fill it they always went away in a shorter time than the first one. One frightfully hot morning, when she was about nine years old, she awakened feeling very cross, and she became crosser still when she saw that the servant who stood by her bedside was not her Ayah. There was something mysterious in the air that morning. Nothing was going at its usual order, and her Ayah was nowhere to be found. She was grinding her teeth when she heard her mother come out on the veranda with someone "Is it so very bad? Oh, is it?" Mary heard her say. "Awfully," the young man answered in a trembling voice. "Awfully, Mrs. Lennox. You ought to have gone to the hills two weeks ago. The Mem Sahib wrung her hands. "Oh, I know I ought!" she cried. "I only stayed to go to that silly dinner party. What a fool I was!”
De jonge Engelse gouvernante die haar kwam leren lezen en schrijven vond haar zo'n vervelend kind dat ze na drie maanden haar ontslag nam en de anderen die na haar kwamen bleven allemaal nog korter.
At that very moment such a loud sound of wailing broke out from the servants' bungalows that she clutched the young man's arm, and Mary stood shivering from head to foot. wailing grew wilder and wilder. After that appalling The things happened, and the mysteriousness of the morning was explained to Mary. The cholera had broken out in its most fatal form and people were dying like flies.
Op datzelfde moment brak er zulk een luid gejammer in de bungalows los, dat ze de arm van de jongeman vastgreep en Mary op haar benen stond te beven. Het jammeren werd steeds wanhopiger en wilder. Daarna gebeurden er allerlei vreselijke dingen en kreeg Mary eingelijk te horen wat er eigenlijk aan de hand was. Er heerste een cholera-epidemie en de mensen stierven als ratten.
Toen ze ongeveer negen jaar oud was, werd ze op een snikhete morgen erg kribbig wakker en raakte nog meer uit haar humeur toen ze zag dat de vrouw die nast haar bed stond niet haar Ayah was. Er hing iets geheimzinnigs in de lucht. Niets werd op de gewone geregelde manier gedaan en ze kon haar Ayah nergens vinden. Ze trok een verbeten gezicht toen ze haar moeder met iemand op de veranda hoorde. "Is het zo erg? Is het echt zo erg?" hoorde Mary haar zeggen. "Ontzettend," antwoordde de jongeman met trillende stem. "Ontzettend, mevrouw Lennox. U had al twee weken geleden naar de bergen moeten gaan." De Mem Sahib klemde haar handen ineen. "O, ik weet het!" zei ze wanhopig. "Ik ben alleen maar gebleven voor die stomme dinner party Hoe heb ik zo dom kunnen zijn!"
110
E5
E1
E1
E1 E1
E1
E2
Bijlage 8 - Vertaling AF The Ayah had been taken ill in the night, and it was because she had just died that the servants had wailed in the bungalows. Before the next day three other servants were dead and others had run away in terror. There was panic on every side, and dying people in all the bungalows. During the confusion and bewilderment of the second day Mary hid herself in the nursery and was forgotten by everyone. The child ate some fruit and biscuits, and being thirsty she drank a glass of wine which stood nearly filled, she soon fell asleep. When she awakened she lay and stared at the wall. The house was perfectly still. She had never known it to be so silent before. She wondered also who would take care of her now her Ayah was dead. There would be a new Ayah, and perhaps she would know some new stories. Mary was standing in the middle of the nursery when they opened the door a few minutes later. She looked an ugly, cross little thing and was frowning because she was beginning to be hungry and feel disgracefully neglected. The first man who came in was a large officer she had once seen talking to her father. He looked tired and troubled, but when he saw her he was so startled that he almost jumped back. "It is the child no one ever saw!" exclaimed the man, turning to his companions. "She has actually been forgotten!" "Why was I forgotten?" Mary said, stamping her foot. "Why does nobody come?" "Poor little kid!" he said. "There is nobody left to come."
Haar Ayah was 's nachts ziek geworden en het gejammer in de bungalows was geweest omdat ze net gestorven was. Nog dezelfde dag stierven nog drie bedienden en namen de anderen in doodsangste de vlucht. Aan alle kanten heerste er paniek en in alle hutten lagen mensen op sterven. In de verwarring en verbijstering van de tweede dag verstopte Mary zich in de kinderkamer en werd door iedereen vergeten. Mary at een paar vruchten en biscuits en dronk een bijna vol glas wijn leeg, kort daarna viel ze in slaap. Toen ze wakker werd, lag ze een tijdlang naar de muur te staren. Het was doodstil in huis, zo stil was het er nog nooit geweest. Ze peinsde er ook over wie voor haar zou zorgen, nu haar Ayah dood was. Er zou natuurlijk een nieuw Ayah komen, die misschien wel nieuwe verhalen zou weten. Toen even later de deur van de kinderkamer geopend werd, stond Mary midden in de kamer. Een lelijk, onvriendleijk meisje, dat boos keek omdat ze honger begon te krijgen en zich schandelijk verwaarloosd voelde. De man die eerst binnenkwam was een lange officier die ze wel eens met haar vader had zien praten. Hij zag er vermoeid en zorgelijk uit en toen hij haar zag schrok hij zo dat hij bijna achteruit sprong. "Het is het kind dat niemand ooit te zien kreeg!" riep de man tegen zijn metgezellen. "Ze is blijkbaar vergeten!" "Waarom ben ik vergeten?" vroeg Mary stampvoetend. "Waarom komt er niemand?" "Arme kleine meid," zei hij, "Er is niemand meer die bij je zou kunnen komen."
111
E1 E2
E1
E1 E1
E5
Bijlage 8 - Vertaling AF Toen Mary aankwam in het station, stond de housekeeper van Misselthwaite Manor, Mrs. Medlock haar op te wachten. Mary vond Mrs. Medlock met haar grove rode gezicht en de opgedirkte bonnet het naarste mens dat ze ooit gezien had. Toen ze op weg gingen naar Misselthwaite Manor vertelde Mrs. Medlock wat ze kon verwachten van het huis van haar oom waar ze tot voor kort nog nooit van gehoord had en waarvan ze zelfs niet was dat hij bestond. Mary was helemaal geen timide kind en ze was niet echt bang, maar echt prettig leek het toch niet. Een huis met honderd kamers, die bijna allemaal op slot waren, een huis aan de rand van een moor. "What is a moor?" she said suddenly to Mrs. Medlock. "Wat is een moor?" vroeg Mary plots aan Mrs. Medlock. "Look out of the window in about ten minutes and you'll "Kijk over een minuut of tien nog maar eens naar buiten, see," the woman answered. dan zul je het wel zien," antwoordde de vrouw. "We've got to drive five miles across Missel Moor before "We moeten nog vijf mijlen over de Misselmoor rijden we get to the Manor. You won't see much because it's a voor we bij de Manor komen. Veel zul je niet zien op zo'n dark night, but you can see something.” donkere avond, maar toch altijd wel iets." When Mary arrived at the train station, Misselthwaite Manor’s housekeeper, Mrs. Medlock was waiting for her. She thought Mrs. Medlock the most disagreeable person she had ever seen, with her common, highly colored face and her common fine bonnet. While they were on their way to Thwaite, Mrs. Medlock told her what to expect of her uncle’s house she had never heard of or seen before. She was not at all a timid child and she was not exactly frightened, but she felt that there was no knowing what might happen in a house with a hundred rooms nearly all shut up--a house standing on the edge of a moor.
112
E1 E1 E1
E2
E1 E5 E1
E1 E5 E6 E1
Bijlage 8 - Vertaling AF The horses were climbing up a hilly piece of road when she first caught sight of a light. Mrs. Medlock saw it as soon as she did and drew a long sigh of relief."Eh, I am glad to see that bit o' light twinkling," she exclaimed. "It's the light in the lodge window. We shall get a good cup of tea after a bit, at all events." It was "after a bit," as she said, for when the carriage passed through the park gates there was still two miles of avenue to drive through and the trees made it seem as if they were driving through a long dark vault. The entrance door was a huge one made of massive, curiously shaped panels of oak studded with big iron nails and bound with great iron bars. It opened into an enormous hall, which was so dimly lighted that the faces in the portraits on the walls and the figures in the suits of armor made Mary feel that she did not want to look at them.then Mary Lennox was led up a broad staircase and And down a long corridor and up a short flight of steps and through another corridor and another, until a door opened in a wall and she found herself in a room with a fire in it and a supper on a table. Mrs. Medlock said unceremoniously: "Well, here you are! This room and the next are where you'll live—and you must keep to them. Don't you forget that!" It was in this way Mistress Mary arrived at Misselthwaite Manor and she had perhaps never felt quite so contrary in all her life.
"Toen de paarden een steil gedeelte van de weg beklommen, zag ze voor het eerst een lichtje. Mevrouw Medlock had het ook gezien en slaakte een zucht van verlichting. "Hè hè, wat ben ik blij dat ik dat lichtje zie," riep ze uit. "Het is het huis van de parkwachter. Nu hebben we tenminste over een poosje tijd voor afternoon tea." Het was inderdaad over een poosje, want toen het rijtuig het hek was binnengereden kwam er nog een twee kilometer lange oprijlaan die, doordat de kruinen van de bomen elkaar bijna raakten, wel een lange donkere tunnel leken. De zware massief eikenhouten voordeur had eigenaardig gevormde panelen met dikke ijzeren spijkers en grote ijzeren bouten. Door deze deur kwamen ze in een enorme hal die zo spaarzaam verlicht was, dat Mary maar liever niet naar de portretten aan de muur en de harnassen keek. En toen moest Mary Lennox een brede trap op en een lange gang door en nog een paar treden op en toen weer een gang en nog één, tot de huishoudster een deur opendeed. Ze kwam in een kamer waar een open vuur brandde en een gedekte tafel stond. "Alsjeblieft," zei Mrs. Medlock. "Deze kamer en die ernaast zijn voor jou, en verder blijf je overal vandaan. Knoop dat goed in je oren!" Dat was Mistress Mary's aankomst in Misselthwaite Manor en misschien had ze zich in haar hele leven nog nooit zo alleen gevoeld.
113
E6
N2
E1 E1
Bijlage 8 - Vertaling AF At first each day which passed by for Mary Lennox was exactly like the others. Every morning she awoke in her tapestried room and found Martha – her new maid – bringing her breakfast. The native servants she had been used to in India were not in the least like Martha. They were obsequious and servile and did not presume to talk to their masters as if they were their equals. They made salaams and called them "protector of the poor" and names of that sort. Every morning she ate her breakfast in the nursery; and after each breakfast she gazed out of the window across to the huge moor which seemed to spread out on all sides and climb up to the sky, and after she had stared for a while she realized that if she never went out before, so she decided to go out. Martha found her coat and hat for her and a pair of stout little boots and she showed her her way down-stairs. "If tha' goes round that way tha'll come to th' gardens," she said, pointing to a gate in a wall of shrubbery. "There's lots o' flowers in summer-time, but there's nothin' bloomin' now." She seemed to hesitate a second before she added, "One of th' gardens is locked up. No one has been in it for ten years." "Why?" asked Mary in spite of herself. Here was another locked door added to the hundred in the strange house. "Mr. Craven had it shut when his wife died so sudden. He won't let no one go inside. It was her garden. He locked th' door an’ now no one knows where th’key is”.
Elke dag die voorbij ging, was hetzelfde voor Mary Lennox. Elke morgen werd ze wakker in haar kamer met wandtapijten terwijl Martha, haar nieuwe meid haar ontbijt bracht. De bedienden die in India voor haar gezorgd hadden, waren zo totaal anders. Die waren nederig en onderdanig en zouden het nooit hebben gewaagd om met hun meesters te praten alsof ze gelijken waren. En vooral, ze maakten altijd salaams Martha deed dat nooit. Elke morgen at ze haar ontbijt in haar kinderkamer; en na elk ontbijt staarde ze uit haar raam naar de gigantische moor die zich leek uit de spreiden in alle richtingen en omhoog te klimmen naar de hemel. Nadat ze een tijdje gestaard had besefte ze dat ze nog nooit naar buiten geweest was, en dus besliste ze dat te doen. Martha haalde haar jas en hoed en zocht voor haar een paar kleine laarzen uit en toonde haar dan de weg. "Als je in die richting gaat, dan kom je vanzelf op de tuinen uit," zei ze, wijzend naar een poort in een wand van struikgewas. "In de zomer staan er heel veel bloemen, maar er is nu niets aan het bloeien." Ze twijfelde even vooraleer ze zei: "één van de tuinen is gesloten. NIemand is ering geweest in de voorbije tien jaar." Waarom? vroeg Mary. "Mr. Craven liet het sluiten toen zijn vrouw zo onverwachts overleed. Hij laat niemand erin. Het was haar tuin. Hij sloot de deur en niemand weet waar de sleutel is."
114
N2
E1
E1
E5
Bijlage 8 - Vertaling AF Perhaps it was because she had nothing whatever to do that she thought so much of the deserted garden. She was curious about it and wanted to see what it was like. Why had Mr. Archibald Craven buried the key? She walked back into the first kitchen-garden she had entered and found an old man digging with a spade there. She went and stood beside him and watched him a few moments in her cold little way. He took no notice of her and so at last she spoke to him. "I should like to see the secret garden," said Mary. "Where is the door? There"I should like to see the secret garden," said Mary. "Where is the door? There must be a door somewhere." The old man, Ben, drove his spade deep and looked uncompanionable. "There was ten year' ago, but there isn't now," he said. "No door!" cried Mary. "There must be." "None as anyone can find, an' none as is any one's business. Don't you be a meddlesome wench an' poke your nose where it's no cause to go. Here, I must go on with my work. Get you gone an' play you."
Misschien was het omdat ze helemaal niets te doen had, maar ze bleef maar aan de verlaten tuin denken. Ze was er nieuwsgierig naar en wou zien hoe het eruit zag. Waarom had meneer Archibald Craven de sleutel laten verdwijnen? Ze wandelde terug naar de eerste keukentuin die ze was doorgelopen en zag daar een oude man aan het graven met een spade Ze ging naast hem staan en wachtte even in stilte af. Hij lette helemaal niet op haar en uiteindelijk sprak ze hem aan. "Ik moet de geheime tuin zien," zei Mary. "Waar is de deur? Er moet toch ergens een deur zijn." De oudere man, die zich voorstelde als Ben, duwde zijn spade diep in de grond en bleef zwijgzaam. "Er was er één tien jaar geleden, maar nu niet meer." zei hij. "Geen deur!" riep Mary uit. "Er moet er één zijn!" "Niemand kan er één vinden en het is ook niemands zaak. Wees niet zo nieuwsgierig en steek je neus niet waar die niet hoort. Goed, ik moet verder met mijn werk. Ga jij nog maar wat spelen"
For the next couples of days, or even weeks, Mary kept looking for the green door and the key that opened it. But without any luck. The garden keeper also wasn’t giving her any good information.
Voor de volgende dagen, of zelfs weken, bleef Mary zoeken naar de deur en de sleutel die hem opende. Maar ze had geen geluk. De tuinier gaf haar ook geen goede informatie.
115
E1 + E5
E1 + E5
Bijlage 8 - Vertaling AF One evening, the weather was very bad and the wind was ‘wuthering’ around the house. But as Mary was listening to the wind she suddenly heard something else. She did not know what it was, because at first she could scarcely distinguish it from the wind itself. It was a curious sound--it seemed almost as if a child were crying somewhere. Sometimes the wind sounded rather like a child crying, but presently Mistress Mary felt quite sure that this sound was inside the house, not outside it. It was far away, but it was inside. Suddenly it stopped and although Mary kept listening, she didn’t hear anything for the rest of the night. The next day the rain poured down in torrents again, and when Mary looked out of her window the moor was almost hidden by gray mist and cloud. There could be no going out today."What do you do in your cottage when it rains like this?" she asked Martha. “We just keep busy and stay out of each other’s hair”. Mary decided she would go wandering through the corridors. There were so much rooms she hadn’t seen yet. It was a long corridor and it branched into other corridors and it led her up short flights of steps which mounted to others again. There were doors and doors, and there were pictures on the walls. Sometimes they were pictures of dark, curious landscapes, but oftenest they were portraits of men and women in queer, grand costumes made of satin and velvet.
Op een avond was het weer erg slecht en de wind woei rond het huis. Maar terwijl Mary naar de wind luisterde hoorde ze plots ook iets anders. Ze wist niet wat het was, want het leek heel erg op de wind. Het was een speciaal geluid, het leek bijna alsof er ergens een kind weende. De wind leek vaak op een wenend kind, maar nu was Mistress Mary zeker dat het van binnenin het huis kwam. Het was nog ver weg, maar zeker binnen. Plots stopte het geluid en hoewel Mary nog lang bleef luisteren, hoorde ze de rest van de avond niets meer. De volgende dag viel de regen opnieuw met bakken uit de lucht en als Mary uit haar raam keek leek de moor bijna verborgen achter grijze mist en wolken. Ze ging vandaag niet naar buiten kunnen. "Wat doe je in jouw cottage als het zo regent?" vroeg Martha. "We houden ons gewoon bezig en blijven uit elkaars weg. Mary besliste om door de gangen van het huis te gaan slenteren. Er waren zoveel kamers die ze nog niet had gezien. Er waren gangen die overliepen in andere gangen en die omhoog liepen naar nog andere gangen. Er waren deuren en deuren en er hingen schilderijen aan de muren. Soms waren het afbeeldingen van donkere, speciale landschappen, maar nog vaker waren het portretten van mannen en vrouwen in speciale kostuums gemaakt uit satijn en velvet
116
E1
E1 E1
E5 E1
Bijlage 8 - Vertaling AF It was while she was standing here and looking at the pictures that the stillness was broken by a sound. It was another cry, but not quite like the one she had heard last night; it was only a short one, a fretful, childish whine muffled by passing through walls. Suddenly she saw a door hidden behind a giant tapestry. So she walked to the door and pushed it open, and there she was standing in the room! It was a big room with ancient, handsome furniture in it. There was a low fire glowing faintly on the hearth and a night light burning by the side of a carved four-posted bed hung with brocade, and on the bed was lying a boy, crying fretfully. The boy had a sharp, delicate face the color of ivory and he seemed to have eyes too big for it. He had also a lot of hair which tumbled over his forehead in heavy locks and made his thin face seem smaller. "Who are you?" he said at last in a half-frightened whisper. "Are you a ghost?" "No, I am not," Mary answered, her own whisper sounding half frightened. "Are you one?" "No," he replied after waiting a moment or so. "I am Colin Craven."
Terwijl ze naar die schilderijen stond te kijken werd de stilte plots verbroken door een geluid. Het was opnieuw gehuil, maar het was niet helemaal hetzelfde als de vorige keer. Het was maar een korte, knorrige, kinderlijke schreeuw die gedempt werd door de verschillende muren. Plots zag ze een deur achter een gigantisch wandtapijt. Ze wandelde richting de deur en duwde hem open en plots stond ze in een andere kamer! Het was een grote ruimte met eeuwenoude meubels ering. Er brandde een klein haardvuur en naast een gebeeldhouwd vier-posten-bed behangen met brokaat brandDe een nachtlampje. Op het bed lag een wenend jongetje. De jongen had een scherp, delicaat, ivoren gezicht. Zijn ogen leken te groot voor zijn gezicht. Hij had ook veel haar dat in dikke lokken op zijn voorhoofd lag, waardoor zijn gezicht nog smaller leek. "Wie ben jij?" vroeg hij angstig fluisterend. "Ben je een geest?" "Nee, dat ben ik niet," antwoordde Mary. "Ben jij er één?" "Nee, ik ben Colin Craven!" antwoordde de jongen aarzelend.
117
CONTROLE
E5 E5
N5 E5
Bijlage 8 - Vertaling AF "I am Mary Lennox. Mr. Craven is my uncle, so you must be his son? No one told me there was a boy here. Oh, what a queer house this is!" Mary said. "What a queer house! Everything is a kind of secret. Rooms are locked up and gardens are locked up--and you!” "I stay in this room because I don't want to be moved out of it. It tires me too much, I’m ill. What do you mean, gardens are locked up?” “Your mother had a garden, but since she died your father has locked it up and he never goes there anymore, Martha told me. I’ve searched for the key everywhere, but I can’t find it. ” “I want to see it,” said Collin. “The garden? You want to see the secret garden?”
"Ik ben Mary Lennox. Meneer Craven is mijn oom. Dan ben jij dus zijn zoon? Niemand heeft me ooit verteld dat hier een jongen leefde. Oh, wat is dit een vreemd huis! Alles is een soort geheim. Kamers zijn gesloten en tuinen zijn afgesloten. En dan blijk jij hier te zitten!" zei Mary. "Ik verblijf in deze kamer omdat ik niet verplaatst wil worden. Het vermoeit me teveel. Ik ben ziek... Wat bedoel je met 'tuinen zijn gesloten'?" "Jouw moeder had een tuin, maar sinds haar dood heeft je vader hem afgesloten en hij gaat er nooit meer heen, vertelde Martha me. Ik heb al overal naar de sleutel gezocht, maar ik kan hem nergens vinden." "Ik wil hem zien," zei Colin. "De tuin? Wil jij ook de geheime tuin zien?"
118
Bijlage 9 - Vertaling BD
TEKST B - NATURALISEREND ORIGINEEL
After another week of rain the high arch of blue sky appeared again above Misselthwaite Manor and the sun which poured down was quite hot. Though there had been no chance to see either the secret garden, Mistress Mary had enjoyed herself very much. The week had not seemed long. She had spent hours of every day with Colin in his room, talking about Rajahs or gardens and the cottage on the moor. They had looked at the splendid books and pictures and sometimes Mary had read things to Colin, and sometimes he had read a little to her.
VERTALING
Na nog een week met regenweer werd de hemel boven Huize Lijster weer blauw en begon het in de zon zelfs flink warm te worden. Hoewel ze geen kans had gehad om naar de geheime tuin te gaan, had Juffrouwtje Mary het best naar haar zin gehad. De week was omgevlogen. Ze had ieder dag urenlang bij Colin in zijn kamer gezeten en gebabbeld over prinsen en tuinen en het huisje van Magda op de heide. Ze hadden samen prachtige boeken met tekeningen bekeken en soms had Mary aan Colin en een enkele keer ook Colin aan Mary iets voorgelezen.
When he was amused and interested she thought he Als hij ergens plezier in had en geboeid werd vond ze dat scarcely looked like an invalid at all, except that his face hij er helemaal niet zo ziek meer uitzag, behalve dta hij was so colorless and he was always on the sofa. zo'n wit gezicht had en altijd op de zetel lag. On that first morning when the sky was blue again Mary wakened very early. The sun was pouring in slanting rays through the blinds and there was something so joyous in the sight of it that she jumped out of bed and ran to the window. The moor was blue and the whole world looked as if something Magic had happened to it.
De eerste morgen dat de lucht weer blauw was, werd Mary heel vroeg wakker. De zon viel in schuine stralen tussen de kieren van de rolluiken door en dat was zo'n vrolijk gezicht, dat ze uit haar bed sprong en naar het raam vloog. De heide was blauw en de hele wereld zag eruit alsof ze door een toverstaf was aangeraakt.
119
LOKALE STRATEGIE
N3 + N6 N5
N6 N4 N6
N4 N6 N6
N6 N6
Bijlage 9 - Vertaling BD She clasped her hands for pure joy and looked up in the sky and it was so blue and pink and pearly and white and flooded with springtime light that she felt as if she must flute and sing aloud herself and knew that thrushes and robins and skylarks could not possibly help it. She ran out her room, through the corridor, out the front door, around the shrubs and paths toward the secret garden. The long warm rain had done strange things to the herbaceous beds which bordered the walk by the lower wall. There were things sprouting and pushing out from the roots of clumps of plants and there were actually here and there glimpses of royal purple and yellow unfurling among the stems of crocuses. All morning and afternoon Mary played outside in the secret garden. The only thing she missed was a friend to play with. Ben the gardener was nice, but he never had time to play with her. So when Mrs. Medlock called her in for afternoon tea and scones, she decided she would go and ask Colin to come to his mother’s garden with her.
Ze klapte in haar handen van plezier en keek op naar de lucht, die zo blauw en roze en wit en voorjaarsachtig was, dat ze zelf ook wilde fluiten en zingen. Ze begreep dat alle vogeltjes het onmogelijk konden laten. Ze rende langs struiken en paden naar de geheime tuin.
De lenteregen had van alles doen ontwaken in de vasteplantenbedden langs het pad bij de verste muur. Er kwamen allerlei groen en bruine knoppen aan de takken en de opgerolde en gedraaide blaadjes strekten zich uit naar het zonlicht. Hier en daar zag Mary werkelijk al een paar krokussen hun paarse en gele kelkjes openen. De hele morgen en namiddag speelde Mary buiten in haar geheime tuin. Het enige wat ze miste was een vriend om samen mee te spelen. Ben de tuinman was lief, maar hij had nooit tijd om samen iets te doen met haar. Toen Mevrouw Medlock haar naar binnen riep om koffie te drinken en koekjes te eten, besliste ze om naar Colin te gaan en hem te vragen naar de geheime tuin mee te gaan.
120
N4
E5 NA
Bijlage 9 - Vertaling BD She told Ben of her plan. "He's been lying in his room so long and he's always been so afraid of his back that it has made him queer," said Mary. "He knows a good many things out of books but he doesn't know anything else. He says he has been too ill to notice things and he hates going out of doors and hates gardens. But he likes to hear about this garden because it is a secret. I daren't tell him much but he said he wanted to see it."
Ze vertelde Ben van haar plan. "Hij heeft altijd zo lang in zijn kamer gelegen en hij is altijd zo bang geweest voor zijn rug, dat hij een beetje vreemd geworden is." zei Mary. "Hij weet een heleboel dingen uit boeken, maar verder weet hij niets. Hij zegt dat hij te ziek is geweest om ergens naar te kijken en hij heeft een hekel aan naar buiten gaan en een hekel aan tuinen. Maar hij vindt het leuk als ik over deze tuin vertel, omdat het een geheim is. Ik durf hem niet veel te vertellen, maar hij heeft gezegd dat hij erheen wilde." Us'll have him out here sometime for sure, said Ben. "I Dat spelen we wel een keer klaar, zei Ben. "Natuurlijk kan could push his carriage well enough. I’m sure he wants to ik zijn rolstoel duwen. Ik ben zeker dat hij de vogeltjes see the robins as well.” ook wil zien." She ran back to the house as quickly as her feet would Ze rende zo snel als haar voeten haar wilden dragen terug carry her. She wanted to tell Colin about what the naar het huis. Ze wilde Colin vertellen over wat de lente springtime had been doing and about her plan with Ben to met de tuin gedaan had en haar plan met Ben om hem bring him out to the garden. She felt sure he would like to eens naar buiten te brengen. Ze was zeker dat hij dat wel hear that. wilde horen. Colin had been doing a lot better the last couple of weeks. Colin was de laatste weken al heel wat beter. Toen ze When she came in he was sitting upright on the sofa. binnenkwam, zat hij zelfs rechtop op de zetel. Mary told Colin she wanted to take him to the garden. “Oh, that would be delightful!” Colin yelled, “but I’m afraid Dr. Craven and my nurse will never allow me to go outside, I’m too ill!”
Toen Mary van haar plan vertelde zei Colin: "Oh, dat zou geweldig zijn! Maar ik ben bang dat dokter Craven en de verpleegster me nooit zouden toelaten naar buiten te gaan! Ik ben te ziek!"
121
N4
N5
Bijlage 9 - Vertaling BD So Mary, Ben and him decided to keep it a secret. The most absorbing thing, however, was the preparations to be made before Colin could be transported with sufficient secrecy to the garden. No one must see the chair-carriage and Ben and Mary after they turned a certain corner of the shrubbery and entered upon the walk outside the ivied walls. As each day passed, Colin had become more and more fixed in his feeling that the mystery surrounding the garden was one of its greatest charms. Nothing must spoil that. No one must ever suspect that they had a secret. They had long and quite delightful talks about their route. They would go up this path and down that one and cross the other and go round among the fountain flower-beds as if they were looking at the "bedding-out plants".
En dus beslisten Mary, Ben en Colin om het geheim te houden. Wat hen het meeste bezig hield, waren de voorbereidingen om Colin naar de tuin te brengen, zonder dat iemand het zag. Niemand mocht de rolstoel en Ben en Mary zien, als ze eenmaal een bepaalde hoek van het struikgewas voorbij waren en op het pad langs de klimop liepen. Colin kreeg met de dag meer het gevoel dat de geheimzinnigheid die om de tuin hing het mooiste van alles was. Dat mocht niet bedorven worden. Niemand mocht vermoeden dat ze een geheim hadden. Ze hadden lange en aangename gesprekken over hun weg. Ze zouden van het ene pad naar het andere, over nog een ander gaan en dan rond de fontein, terwijl ze deden alsof ze keken naar de planten.
Rumors of the new and curious things which were occurring in the invalid's apartments had of course filtered through the servants' hall into the stable yards and out among the gardeners. Then the best day to go outside had finally arrived. The strongest Ayah in the house carried Colin down-stairs and put him in his wheeled chair near which Ben waited outside. After the Ayah had arranged his rugs and cushions the little Rajah waved his hand to him. Ben started pushing the wheel-carriage in the direction of the secret garden. "And here is the handle, and here is the door. The door to the secret garden.” Ben quickly pushed his chair through the door, into the garden.
Geruchten van de geheime plannen die onstonden in de kamer van Colin waren tot de personeelskamer en de stallen en de tuiniers doorgedrongen. En toen brak de beste dag om naar buiten gaan eindelijk aan. De sterkste bediende uit het huis droeg Colin van de trap en plaatste hem buiten in zijn rolstoel waar Ben op hem wachtte. Toen de bediende zijn dekens en kussens in orde gebracht had wuifde de kleine Prins naar hem. Ben begon de rolstoel in de richting van de geheime tuin te duwen. "Hier is de klink en hier is de deur. De deur naar de geheime tuin!" Ben duwde snel zijn stoel door de deur, de tuin in.
122
N5
NA
N6 N6 N6
Bijlage 9 - Vertaling BD But Colin had covered his eyes with his hands and held them there shutting out everything until they were inside. Not till then did he take them away and look round and round and round as Ben and Mary had done. And over walls and earth and trees the fair green veil of tender little leaves had crept. And in the grass under the trees and the gray urns in the alcoves and here and there everywhere were touches or splashes of gold and purple and white and the trees were showing pink and snow above his head and there were fluttering of wings and faint sweet pipes and humming and scents and scents. And the sun fell warm upon his face like a hand with a lovely touch. And in wonder Mary and Ben stood and stared at him. He looked so strange and different because a pink glow of color had actually crept all over him--ivory face and neck and hands and all. "I shall get well! I shall get well!" he cried out. "Mary! Ben, I shall get well! And I shall live forever and ever and ever!" "I will become better," he said, "if I go every day to the garden. There is Magic in here--good Magic, you know, Mary. I am sure there is." "So am I," said Mary. "Even if it isn't real Magic," Colin said, "we can pretend it is.
Maar Colin had zijn ogen bedekt met zijn handen en hield ze zo, alles buiten sluitend, tot ze helemaal in de tuin stonden. Pas toen nam hij ze weg en keek rond en rond en rond zoals Ben en Mary eerder ook gedaan hadden. Over de muren en de grond en de bomen was een groene sluier van prille jonge blaadjes uitgespreid. En in het gras onder de bomen en de grijze urnen en nissen en hier en daar en overal waren plekjes en spikkeltjes van goud en paars en wit te zien. En de bomen boven hun hoofden zaten vol witte en roze bloemen. Er wiekten vleugels, er ws een zacht fluiten en zoemen, en o, het rook zo lekker! De zon scheen warm op zijn gezicht, als een hand die hem liefkozend aanraakte en Mary en Ben stonden hem verwonderd aan te kijken. Hij zag er zo vreemd en anders uit, want zijn witte gezicht, zijn nek en handen waren door een zachtroze kleur overgoten. "Ik word beter! Ik zal beter worden!" riep hij uit. "Mary, Ben, ik word beter! Ik wil altijd, altijd, altijd, blijven leven! Als ik elke dag naar de tuin kom, zal ik beter worden! Er hangt hier Toverkracht in de lucht - goede Toverkracht, Mary. Dat ben ik zeker!" "Dat ben ik ook zeker!" zei Mary. "En zelfs al er geen echte Toverkracht is," zei Colin, "dan kunnen we doen alsof."
123
N2
N2 N2 N2
Bijlage 9 - Vertaling BD And so, every morning Colin was brought out and every hour of each day when it didn't rain he spent in the garden. Even gray days pleased him. He would lie on the grass "watching things growing," he said. He also saw a lot of animals he’d never seen before, evidently. A mole throwing up its mound at the end of its burrow and making its way out at last with the long-nailed paws which looked so like elfish hands, had absorbed him one whole morning. Ants' ways, beetles' ways, bees' ways, frogs' ways, birds' ways, plants' ways, gave him a new world to explore and when Ben revealed them all and added foxes' ways, otters' ways, ferrets' ways, squirrels' ways, and trout's and water-rats' and badgers' ways, there was no end to the things to talk about and think over.
En dus werd Colin iedere morgen en ieder uur van elke dag dat het niet regende naar de tuin gebracht. Zelfs grijze dagen deden hem plezier. Hij lag op het gras en keek 'hoe de dingen groeiden', zoals hij het zelf noemde. Hij zag ook een heleboel dieren die hij natuurlijk nog nooit eerder gezien had. Een mol die op het einde van zijn gang aarde had opgehoopt en zich uiteindelijk met zijn pootjes, naar buiten had gewerkt. Gewoontes van mieren, torren, bijen, kikkers, vogels en planten deden een nieuwe wereld voor hem opengaan. Ben legde hem vanalles uit en ook over de gewoontes van vossen, otters, fretten, eekhoorns en waterratten en dassen. Er kwam geen einde aan de dingen waarover ze konden praten en denken.
And this was not the half of the Magic. Colin had stood on his feet for a little while. This was something he hadn’t done in a very long time! Every beautiful morning the Magic was worked by the mystic circle under the plum-tree.
En dit was nog maar een klein deel van de Toverkracht. Het feit dat Colin werkelijk weer zelf op zijn benen had gestaan, was enorm belangrijk. Dat was iets wat hij al heel lang niet meer gedaan had! Elke mooie ochtend had de Toverkracht zijn werk gedaan onder een speciale cirkel onder een pruimenboom. Every morning, Colin did his walking exercise and Elke morgen deed Colin zijn wandeloefeningen en tijdens throughout the day he exercised his newly found power at de dag oefende hij af en toe zijn nieuwe kracht. Elke dag werd hij sterker en sterker en kon hij vaster lopen en intervals. Each day he grew stronger and could walk more steadily and cover more ground. And each day his verder raken. Elke dag groeide ook zijn geloof in de Toverkracht. belief in the Magic grew stronger--as well it might.
124
N2 N2 N4
N6 N2
Bijlage 9 - Vertaling BD Their belief in the Magic was an abiding thing. Colin had even started performing a ceremony every morning. After these morning's incantations he sometimes gave Mary and Ben Magic lectures.
Hun aller geloof in de Toverkracht was blijvend. Colin was zelfs begonnen met een plechtigheid op te voeren elke ochtend. Na deze toverspreuken gaf hij Mary en Ben soms lessen.
One morning Ben suddenly dropped his trowel and stood upright. "Tha' might sing th' Doxology," he suggested. He had no opinion of the Doxology and he did not make the suggestion with any particular reverence. But Colin was of an exploring mind and he knew nothing about the Doxology. "What is that?" he inquired. "They sing it i' church," he said. "My mother used to say she believed th'skylarks sings it when they gets up i' th' mornin'." "If she says that, it must be a nice song," Colin answered. "I've never been in a church myself. I was always too ill. Maybe we should sing the Doxology for a change!”
Op een bepaalde ochtend liet Ben plots zijn tuinschopje vallen en ging rechtop staan. "Je kan misschien eens een Lofzang zingen," stelde hij voor. Colin had daar nog nooit van gehoord. "Wat is een Lofzang?" vroeg hij. "Ze zingen het in de kerk," zei Ben. "Mijn moeder zei vroeger altijd dat een vogel het 's morgens zingt als hij wakker wordt." "Als zij dat zegt, dat moet het wel een mooi lied zijn," antwoordde Colin. "Ik ben zelf nog nooit in een kerk geweest, daar was ik altijd te ziek voor. Misschien moeten we inderdaad als verandering eens een Lofzang zingen."
And so they did. While they were singing they didn’t notice the door in the ivied wall had been pushed gently open and a man had entered. He had come in with the last line of their song and he had stood still listening and looking at them. He had wonderful affectionate eyes which seemed to take everything in--all of them, even Ben Weatherstaff and the "creatures" and every flower that was in bloom.
En dus deden ze dat. Terwijl ze aan het zingen waren, zegen ze niet dat de deur in de muur van klimop voorzichtig opengeduwd werd en er een man naar binnen kwam. Hij was tijdens de laatste zin van het lied binnengekomen en hij was stil blijven staan en luisteren naar hen. HIj had erg hartelijke ogen die alles in zich opnamen. Alle levende wezens, en elke bloem die in bloei stond.
125
N6 N2 N2
N2 N6+N3 N6 + N3 N4 N6+N3
Bijlage 9 - Vertaling BD He was a man who had been wandering for a decade about certain far-away beautiful places in the Norwegian fiords and the valleys and mountains of Switzerland and he was a man who for a decade had kept his mind filled with dark and heart-broken thinking. A terrible sorrow had fallen upon him when he had been happy and he had let his soul fill itself with blackness and had refused obstinately to allow any rift of light to pierce through. He had forgotten and deserted his home and his duties. He was a tall man with a drawn face and crooked shoulders and the name he always entered on hotel registers was, "Archibald Craven, Misselthwaite Manor, Yorkshire, England." Suddenly Colin saw the man. "Father," he said, "I'm Colin. You can't believe it. I scarcely can myself. I'm Colin." "Who--What? Who!" Archibald stammered.
Hij was een man die tien jaar lang gedoold had in verre prachtige plaatsen in de Noorse inhammen en de valleien en bergen van Zwitserland. Het was een man die de voorbije tien jaar zijn hoofd gevuld had met donkere en kwetsende gedachten. Een vreselijk verdriet was hem overkomen toen hij overgelukkig was en hij had zijn ziel laten vollopen met duisternis en hij had geweigerd om enig licht toe te laten. Hij was zijn thuis en zijn plichten daar vergeten. Het was een grote man, met een getrokken gezicht en scheve schouders. In hotels liet hij zich altijd inschrijven met de naam "Archibald Craven, Huize Lijster, Yorkshire, Engeland." Plots zag Colin de man. "Vader," zei hij, "Ik ben het, Colin. Je kan het niet geloven, hé! Ik kan het zelf amper geloven. Ik ben Colin!" "Wie, wat, wie?!" stotterde Archibald.
"Yes," hurried on Colin. "It was the garden that did it--and Mary and Ben and the creatures--and the Magic. No one knows. We kept it to tell you when you came. I'm well, I can beat Mary in a race. I'm going to be an athlete." He said it all so like a healthy boy--his face flushed, his words tumbling over each other in his eagerness--that Mr. Craven's soul shook with unbelieving joy.
"Ja!" ging Colin verder. "Het is de tuin die me geholpen heeft - en Mary en Ben en alle levende wezens en de Toverkracht. Niemand weet ervan. We hebben het geheim gehouden om het jou te vertellen wanneer je terugkwam. Ik ben weer genezen. Ik kan Mary zelfs verslaan bij een wedstrijdje lopen. Ik ga een echte sportman worden!" Hij zei het allemaal als een echte gezonde jongen - met zijn blozende gezicht, over zijn woorden struikelend door het enthousiasme - meneer Cravens ziel werd overspoeld door ongelofelijke vreugde.
126
N3 + N6 N6 N3 + N6 N3 + N6 E1 N5
N6
Bijlage 10 - Vertaling BF
ORIGINEEL
TEKST B - EXOTISEREND VERTALING
After another week of rain the high arch of blue sky appeared again above Misselthwaite Manor and the sun which poured down was quite hot. Though there had been no chance to see either the secret garden, Mistress Mary had enjoyed herself very much. The week had not seemed long. She had spent hours of every day with Colin in his room, talking about Rajahs or gardens and the cottage on the moor. They had looked at the splendid books and pictures and sometimes Mary had read things to Colin, and sometimes he had read a little to her. When he was amused and interested she thought he scarcely looked like an invalid at all, except that his face was so colorless and he was always on the sofa. On that first morning when the sky was blue again Mary wakened very early. The sun was pouring in slanting rays through the blinds and there was something so joyous in the sight of it that she jumped out of bed and ran to the window. The moor was blue and the whole world looked as if something Magic had happened to it.
Na nog een week met regenweer werd de hemel boven Misselthwaite Manor weer blauw en begon het in de zon zelfs flink warm te worden. Hoewel ze geen kans had gehad om naar de geheime tuin te gaan, had Mistress Mary het best naar haar zin gehad. De week was omgevlogen. Ze had ieder dag urenlang bij Colin in zijn kamer gezeten en gebabbeld over Rajahs en tuinen en de cottage van Magda op de moor Ze hadden samen prachtige boeken met tekeningen bekeken en soms had Mary aan Colin en een enkele keer ook Colin aan Mary iets voorgelezen. Als hij ergens plezier in had en geboeid werd vond ze dat hij er helemaal niet zo invalide meer uitzag, behalve dta hij zo'n wit gezicht had en altijd op de sofa lag. De eerste morgen dat de lucht weer blauw was, werd Mary heel vroeg wakker. De zon viel in schuine stralen tussen de kieren van de blinderingen door en dat was zo'n vrolijk gezicht, dat ze uit haar bed sprong en naar het raam vloog. De moor was blauw en de hele wereld zag eruit alsof ze door een toverstaf was aangeraakt.
127
LOKALE STRATEGIE
E1 E1
E1 E1 E5 E1
E5 E5
E5 E1
Bijlage 10 - Vertaling BF She clasped her hands for pure joy and looked up in the sky and it was so blue and pink and pearly and white and flooded with springtime light that she felt as if she must flute and sing aloud herself and knew that thrushes and robins and skylarks could not possibly help it. She ran out her room, through the corridor, out the front door, around the shrubs and paths toward the secret garden. The long warm rain had done strange things to the herbaceous beds which bordered the walk by the lower wall. There were things sprouting and pushing out from the roots of clumps of plants and there were actually here and there glimpses of royal purple and yellow unfurling among the stems of crocuses. All morning and afternoon Mary played outside in the secret garden. The only thing she missed was a friend to play with. Ben the gardener was nice, but he never had time to play with her. So when Mrs. Medlock called her in for afternoon tea and scones, she decided she would go and ask Colin to come to his mother’s garden with her.
Ze klapte in haar handen van plezier en keek op naar de lucht, die zo blauw en roze en wit en voorjaarsachtig was, dat ze zelf ook wilde fluiten en zingen. Ze begreep dat alle roodborstjes en leeuweriken het onmogelijk konden laten. Ze rende langs struiken en paden naar de geheime tuin. De lenteregen had van alles doen ontwaken in de vasteplantenbedden langs het pad bij de verste muur. Er kwamen allerlei groen en bruine knoppen aan de takken en de opgerolde en gedraaide blaadjes strekten zich uit naar het zonlicht. Hier en daar zag Mary werkelijk al een paar krokussen hun paarse en gele kelkjes openen. De hele morgen en namiddag speelde Mary buiten in haar geheime tuin. Het enige wat ze miste was een vriend om samen mee te spelen. Ben de tuinman was lief, maar hij had nooit tijd om samen iets te doen met haar. Toen Mrs. Medlock haar naar binnen riep voor de afternoon tea besliste ze om naar Colin te gaan en hem te vragen naar de geheime tuin mee te gaan.
128
E5
E1 E1
Bijlage 10 - Vertaling BF She told Ben of her plan. "He's been lying in his room so long and he's always been so afraid of his back that it has made him queer," said Mary. "He knows a good many things out of books but he doesn't know anything else. He says he has been too ill to notice things and he hates going out of doors and hates gardens. But he likes to hear about this garden because it is a secret. I daren't tell him much but he said he wanted to see it."
Ze vertelde Ben van haar plan. "Hij heeft altijd zo lang in zijn kamer gelegen en hij is altijd zo bang geweest voor zijn rug, dat hij een beetje vreemd geworden is." zei Mary. "Hij weet een heleboel dingen uit boeken, maar verder weet hij niets. Hij zegt dat hij te ziek is geweest om ergens naar te kijken en hij heeft een hekel aan naar buiten gaan en een hekel aan tuinen. Maar hij vindt het leuk als ik over deze tuin vertel, omdat het een geheim is. Ik durf hem niet veel te vertellen, maar hij heeft gezegd dat hij erheen wilde." Us'll have him out here sometime for sure, said Ben. "I Dat spelen we wel een keer klaar, zei Ben. "Natuurlijk kan could push his carriage well enough. I’m sure he wants to ik zijn rolstoel duwen. Ik ben zeker dat hij de see the robins as well.” roodborstjes ook wil zien." She ran back to the house as quickly as her feet would Ze rende zo snel als haar voeten haar wilden dragen terug carry her. She wanted to tell Colin about what the naar het huis. Ze wilde Colin vertellen over wat de lente springtime had been doing and about her plan with Ben to met de tuin gedaan had en haar plan met Ben om hem bring him out to the garden. She felt sure he would like to eens naar buiten te brengen. Ze was zeker dat hij dat wel hear that. wilde horen. Colin had been doing a lot better the last couple of weeks. When she came in he was sitting upright on the sofa. Mary told Colin she wanted to take him to the garden. “Oh, that would be delightful!” Colin yelled, “but I’m afraid Dr. Craven and my nurse will never allow me to go outside, I’m too ill!”
Colin was de laatste weken al heel wat beter. Toen ze binnenkwam, zat hij zelfs rechtop op de sofa Toen Mary van haar plan vertelde zei Colin: "Oh, dat zou geweldig zijn! Maar ik ben bang dat dokter Craven en de verpleegster me nooit zouden toelaten naar buiten te gaan! Ik ben te ziek!"
129
E5
E1
Bijlage 10 - Vertaling BF So Mary, Ben and him decided to keep it a secret. The most absorbing thing, however, was the preparations to be made before Colin could be transported with sufficient secrecy to the garden. No one must see the chair-carriage and Ben and Mary after they turned a certain corner of the shrubbery and entered upon the walk outside the ivied walls. As each day passed, Colin had become more and more fixed in his feeling that the mystery surrounding the garden was one of its greatest charms. Nothing must spoil that. No one must ever suspect that they had a secret. They had long and quite delightful talks about their route. They would go up this path and down that one and cross the other and go round among the fountain flower-beds as if they were looking at the "bedding-out plants".
En dus beslisten Mary, Ben en Colin om het geheim te houden. Wat hen het meeste bezig hield, waren de voorbereidingen om Colin naar de tuin te brengen, zonder dat iemand het zag. Niemand mocht de rolstoel en Ben en Mary zien, als ze eenmaal een bepaalde hoek van het struikgewas voorbij waren en op het pad langs de klimop liepen. Colin kreeg met de dag meer het gevoel dat het mysterie die om de tuin hing het mooiste van alles was. Dat mocht niet bedorven worden. Niemand mocht vermoeden dat ze een geheim hadden. Ze hadden lange en aangename gesprekken over hun weg. Ze zouden van het ene pad naar het andere, over nog een ander gaan en dan rond de fontein, terwijl ze deden alsof ze keken naar de planten.
Rumors of the new and curious things which were occurring in the invalid's apartments had of course filtered through the servants' hall into the stable yards and out among the gardeners. Then the best day to go outside had finally arrived. The strongest Ayah in the house carried Colin down-stairs and put him in his wheeled chair near which Ben waited outside. After the Ayah had arranged his rugs and cushions the little Rajah waved his hand to him. Ben started pushing the wheel-carriage in the direction of the secret garden. "And here is the handle, and here is the door. The door to the secret garden.” Ben quickly pushed his chair through the door, into the garden.
Geruchten van de geheime plannen die onstonden in de kamer van de invalide waren tot de personeelskamer en de stallen en de tuiniers doorgedrongen. En toen brak de beste dag om naar buiten gaan eindelijk aan. De sterkste Ayah uit het huis droeg Colin van de trap en plaatste hem buiten in zijn rolstoel waar Ben op hem wachtte. Toen de Ayah zijn dekens en kussens in orde gebracht had wuifde de kleine Rajah naar hem. Ben begon de rolstoel in de richting van de geheime tuin te duwen. "Hier is de klink en hier is de deur. De deur naar de geheime tuin!" Ben duwde snel zijn stoel door de deur, de tuin in.
130
E5
E5 + E6
E1 E1 E1
Bijlage 10 - Vertaling BF But Colin had covered his eyes with his hands and held them there shutting out everything until they were inside. Not till then did he take them away and look round and round and round as Ben and Mary had done. And over walls and earth and trees the fair green veil of tender little leaves had crept. And in the grass under the trees and the gray urns in the alcoves and here and there everywhere were touches or splashes of gold and purple and white and the trees were showing pink and snow above his head and there were fluttering of wings and faint sweet pipes and humming and scents and scents. And the sun fell warm upon his face like a hand with a lovely touch. And in wonder Mary and Ben stood and stared at him. He looked so strange and different because a pink glow of color had actually crept all over him--ivory face and neck and hands and all. "I shall get well! I shall get well!" he cried out. "Mary! Ben, I shall get well! And I shall live forever and ever and ever!" "I will become better," he said, "if I go every day to the garden. There is Magic in here--good Magic, you know, Mary. I am sure there is." "So am I," said Mary. "Even if it isn't real Magic," Colin said, "we can pretend it is.
Maar Colin had zijn ogen bedekt met zijn handen en hield ze zo, alles buiten sluitend, tot ze helemaal in de tuin stonden. Pas toen nam hij ze weg en keek rond en rond en rond zoals Ben en Mary eerder ook gedaan hadden. Over de muren en de grond en de bomen was een groene sluier van prille jonge blaadjes uitgespreid. En in het gras onder de bomen en de grijze urnen en alkoven en hier en daar en overal waren plekjes en spikkeltjes van goud en paars en wit te zien. En de bomen boven hun hoofden zaten vol witte en roze bloemen. Er wiekten vleugels, er ws een zacht fluiten en zoemen, en o, het rook zo lekker! De zon scheen warm op zijn gezicht, als een hand die hem liefkozend aanraakte en Mary en Ben stonden hem verwonderd aan te kijken. Hij zag er zo vreemd en anders uit, want zijn witte gezicht, zijn nek en handen waren door een zachtroze kleur overgoten. "Ik word beter! Ik zal beter worden!" riep hij uit. "Mary, Ben, ik word beter! Ik wil altijd, altijd, altijd, blijven leven! Als ik elke dag naar de tuin kom, zal ik beter worden! Er hangt hier Magic in de lucht - goede Magic Mary. Dat ben ik zeker!" "Dat ben ik ook zeker!" zei Mary. "En zelfs al er geen echte Magic is," zei Colin, "dan kunnen we doen alsof."
131
E5
E1 E1 E1
Bijlage 10 - Vertaling BF And so, every morning Colin was brought out and every hour of each day when it didn't rain he spent in the garden. Even gray days pleased him. He would lie on the grass "watching things growing," he said. He also saw a lot of animals he’d never seen before, evidently. A mole throwing up its mound at the end of its burrow and making its way out at last with the long-nailed paws which looked so like elfish hands, had absorbed him one whole morning. Ants' ways, beetles' ways, bees' ways, frogs' ways, birds' ways, plants' ways, gave him a new world to explore and when Ben revealed them all and added foxes' ways, otters' ways, ferrets' ways, squirrels' ways, and trout's and water-rats' and badgers' ways, there was no end to the things to talk about and think over.
En dus werd Colin iedere morgen en ieder uur van elke dag dat het niet regende naar de tuin gebracht. Zelfs grijze dagen deden hem plezier. Hij lag op het gras en keek 'hoe de dingen groeiden', zoals hij het zelf noemde. Hij zag ook een heleboel dieren die hij natuurlijk nog nooit eerder gezien had. Een mol die op het einde van zijn gang aarde had opgehoopt en zich uiteindelijk met zijn pootjes, naar buiten had gewerkt. Gewoontes van mieren, torren, bijen, kikkers, vogels en planten deden een nieuwe wereld voor hem opengaan. Ben legde hem vanalles uit en ook over de gewoontes van vossen, otters, fretten, eekhoorns en waterratten en dassen. Er kwam geen einde aan de dingen waarover ze konden praten en denken.
And this was not the half of the Magic. Colin had stood on his feet for a little while. This was something he hadn’t done in a very long time! Every beautiful morning the Magic was worked by the mystic circle under the plum-tree.
En dit was nog maar een klein deel van de Magic Het feit dat Colin werkelijk weer zelf op zijn benen had gestaan, was enorm belangrijk. Dat was iets wat hij al heel lang niet meer gedaan had! Elke mooie ochtend had de Magic zijn werk gedaan onder een mystieke cirkel onder een pruimenboom. Every morning, Colin did his walking exercise and Elke morgen deed Colin zijn wandeloefeningen en tijdens throughout the day he exercised his newly found power at de dag oefende hij in intervallen zijn nieuwe kracht. Elke dag werd hij sterker en sterker en kon hij vaster lopen en intervals. Each day he grew stronger and could walk more steadily and cover more ground. And each day his verder raken. Elke dag groeide ook zijn geloof in de Magic belief in the Magic grew stronger--as well it might.
132
E1 E1 E5
E5 E1
Bijlage 10 - Vertaling BF Their belief in the Magic was an abiding thing. Colin had even started performing a ceremony every morning. After these morning's incantations he sometimes gave Mary and Ben Magic lectures.
Hun aller geloof in de Magic was blijvend. Colin was zelfs begonnen met een plechtigheid op te voeren elke ochtend. Na deze incantaties gaf hij Mary en Ben soms lessen.
One morning Ben suddenly dropped his trowel and stood upright. "Tha' might sing th' Doxology," he suggested. He had no opinion of the Doxology and he did not make the suggestion with any particular reverence. But Colin was of an exploring mind and he knew nothing about the Doxology. "What is that?" he inquired. "They sing it i' church," he said. "My mother used to say she believed th'skylarks sings it when they gets up i' th' mornin'." "If she says that, it must be a nice song," Colin answered. "I've never been in a church myself. I was always too ill. Maybe we should sing the Doxology for a change!”
Op een bepaalde ochtend liet Ben plots zijn tuinschopje vallen en ging rechtop staan. "Je kan misschien eens een Doxologie zingen," stelde hij voor. Colin had daar nog nooit van gehoord. "Wat is een Doxologie vroeg hij. "Ze zingen het in de kerk," zei Ben. "Mijn moeder zei vroeger altijd dat een leeuwerik het 's morgens zingt als hij wakker wordt." "Als zij dat zegt, dat moet het wel een mooi lied zijn," antwoordde Colin. "Ik ben zelf nog nooit in een kerk geweest, daar was ik altijd te ziek voor. Misschien moeten we inderdaad als verandering eens een Doxologie zingen."
And so they did. While they were singing they didn’t notice the door in the ivied wall had been pushed gently open and a man had entered. He had come in with the last line of their song and he had stood still listening and looking at them. He had wonderful affectionate eyes which seemed to take everything in--all of them, even Ben Weatherstaff and the "creatures" and every flower that was in bloom.
En dus deden ze dat. Terwijl ze aan het zingen waren, zegen ze niet dat de deur in de muur van klimop voorzichtig opengeduwd werd en er een man naar binnen kwam. Hij was tijdens de laatste zin van het lied binnengekomen en hij was stil blijven staan en luisteren naar hen. HIj had erg hartelijke ogen die alles in zich opnamen. Alle levende wezens, en elke bloem die in bloei stond.
133
E1 E5
E5 E5 E5 E5
Bijlage 10 - Vertaling BF He was a man who had been wandering for a decade about certain far-away beautiful places in the Norwegian fiords and the valleys and mountains of Switzerland and he was a man who for a decade had kept his mind filled with dark and heart-broken thinking. A terrible sorrow had fallen upon him when he had been happy and he had let his soul fill itself with blackness and had refused obstinately to allow any rift of light to pierce through. He had forgotten and deserted his home and his duties. He was a tall man with a drawn face and crooked shoulders and the name he always entered on hotel registers was, "Archibald Craven, Misselthwaite Manor, Yorkshire, England." Suddenly Colin saw the man. "Father," he said, "I'm Colin. You can't believe it. I scarcely can myself. I'm Colin." "Who--What? Who!" Archibald stammered.
Hij was een man die een decennium lang gedoold had in verre prachtige plaatsen in de Noorse fjorden en de valleien en bergen van Zwitserland. Het was een man die het voorbije decennium zijn hoofd gevuld had met donkere en kwetsende gedachten. Een vreselijk verdriet was hem overkomen toen hij overgelukkig was en hij had zijn ziel laten vollopen met duisternis en hij had geweigerd om enig licht toe te laten. Hij was zijn thuis en zijn plichten daar vergeten. Het was een grote man, met een getrokken gezicht en scheve schouders. In hotels liet hij zich altijd inschrijven met de naam "Archibald Craven, Misselthwaite Manor, Yorkshire, England." Plots zag Colin de man. "Vader," zei hij, "Ik ben het, Colin. Je kan het niet geloven, hé! Ik kan het zelf amper geloven. Ik ben Colin!" "Wie, wat, wie?!" stotterde Archibald.
"Yes," hurried on Colin. "It was the garden that did it--and Mary and Ben and the creatures--and the Magic. No one knows. We kept it to tell you when you came. I'm well, I can beat Mary in a race. I'm going to be an athlete." He said it all so like a healthy boy--his face flushed, his words tumbling over each other in his eagerness--that Mr. Craven's soul shook with unbelieving joy.
"Ja!" ging Colin verder. "Het is de tuin die me geholpen heeft - en Mary en Ben en alle levende wezens en de Magic. Niemand weet ervan. We hebben het geheim gehouden om het jou te vertellen wanneer je terugkwam. Ik ben weer genezen. Ik kan Mary zelfs verslaan bij een wedstrijdje lopen. Ik ga een echte sportman worden!" Hij zei het allemaal als een echte gezonde jongen - met zijn blozende gezicht, over zijn woorden struikelend door het enthousiasme - meneer Cravens ziel werd overspoeld door ongelofelijke vreugde.
134
E5 E5 E5 E1
E1
Onderzoek masterproef
Academiejaar 2014-2015
A
Bijlage 11 – Vragenlijst A
Datum: .…/…./…….
A. Over jezelf Naam:
………………………………………………………
Leeftijd:
………………………………………………………
Geslacht:
………………………………………………………
Klasnummer: ……………………………………………………… School:
………………………………………………………
Hoe vaak lees je een boek? (omcirkel je antwoord) a. b. c. d. e.
Nooit Elke dag Meerdere keren per week Meerdere keren per maand Iets anders, ……………………………………………………………………………………………………..
Waarom lees je boeken? (omcirkel je antwoord) a. b. c. d. e.
Als ontspanning Omdat het moet voor school Omdat ik moet van mijn ouders Omdat ik graag lees Iets anders, ……………………………………………………………………………………………………….
Welk soort boeken lees je het meest? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………..
135
Onderzoek masterproef
Academiejaar 2014-2015
A
B. Inhoudsvragen 1. Wie zorgde er voor Mary toen ze nog in India woonde? …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………
2. Wat doet de moeder van Mary het liefst van al, nog liever dan bij Mary zijn? …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… 3. Welk beroep heeft Mrs. Medlock? …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………
4. Waar heeft mevrouw Medlock zin in als ze aankomen bij het huis? …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………
5. Wat vindt Mary het grootste verschil tussen haar nieuwe bediende Martha en de bedienden in India? …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… 6. Waarachter bevindt de deur van de kamer van Colin zich? …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………
136
Onderzoek masterproef
Academiejaar 2014-2015
A
7. Welke kleur heeft het gezicht van Colin de eerste keer dat Mary hem ziet? …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………
C. Attitude-vragen – omcirkel jouw antwoord Zou je dit verhaal helemaal willen lezen, op basis van wat je vandaag gehoord hebt? A. Ja B. Nee C. Weet ik niet
Was er in het verhaal iets wat je niet helemaal begreep? A. Ja B. Nee C. Ben ik niet helemaal zeker Indien je A omcirkeld hebt, wat begreep je dan niet zo goed? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………
137
Onderzoek masterproef
Academiejaar 2014-2015
B
Bijlage 12 – Vragenlijst B
Datum: .…/…./…….
A. Over jezelf Naam:
………………………………………………………
Leeftijd:
………………………………………………………
Geslacht:
………………………………………………………
Klasnummer: ……………………………………………………… School:
………………………………………………………
B. Inhoudsvragen 1. Waarover praat Mary met Colin als ze bij hem op zijn kamer is? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………
2. Mrs. Medlock roept Mary ’s middags altijd naar binnen, waarom? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… 3. Als Mary binnenkomt, vindt ze dat Colin er al beter uit ziet. Waarop zit hij zelfs recht? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… 4. Wie draagt er Colin uit het huis om naar de geheime tuin te gaan? ………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………
138
Onderzoek masterproef
Academiejaar 2014-2015
B
………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………
5. Wat stelt Ben voor om eens te zingen? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… 6. Hoe lang heeft meneer Craven rondgedoold in de Noorse fjorden en andere buitenlandse plaatsen? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… 7. Wat wil Colin worden, nu hij eindelijk weer zelf kan wandelen en genezen is? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………
C. Attitude-vragen – omcirkel jouw antwoord Zou je dit verhaal helemaal willen lezen, op basis van wat je vandaag gehoord hebt? A. Ja B. Nee C. Weet ik niet Was er in het verhaal iets wat je niet helemaal begreep? A. Ja B. Nee C. Ben ik niet helemaal zeker Indien je A omcirkeld hebt, wat begreep je dan niet zo goed? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………
139
Bijlage 13 - Verwerking resultaten vragenlijsten
ID
Sex School Freq.
Red.
Txt Test Score Att. 1 Att. 2 Wat?
13 V
ONK
14 M
ONK
D A E - Als ik me verveel E - soms voor ontspanning, soms voor school C A+D D E - niet zoveel A A D D C D B E - 1 keer per week A A D / A E - als het me interesseert en ik tijd E - af en toe heb E - af en toe een strip D
15 M 16 V
ONK ONK
C D
1V 2M 3V
4 5 6 7 8 9 10 11 12
V M V V M V V M M
ONK ONK ONK
ONK ONK ONK ONK ONK ONK ONK ONK ONK
D D E - soms
AF AF AF
F F F
3C 6A 1C
A A A
AF AF AF AF AF AF AF AF AF
F F F F F F F F F
4 3 3 3 5 4 3 1 3
C C B B B C A B C
A A
140
A B A A A A A A C
AF
F
7A
A
AF
F
5A
A
AF AF
F F
2C 2A
A C
Moeilijke woorden
Moeilijke woorden
Begreep Mrs. Medlock niet goed Moeilijke woorden Verhaal was plots onduidelijk
Bijlage 13 - Verwerking resultaten vragenlijsten
17 M
18 V
E - Als ik me verveel
ONK
E -soms
ONK
E - als ik niet te moe ben D
19 V
ONK
C
20 21 22 23 24
M M M V M
ONK ONK ONK ONK ONK
E - om de 3 dagen
25 26 27 28
V M M V
ONK ONK ONK ONK
E - Niet zoveel
D B C D
C C D
D + E - omdat ik niet kan slapen
A A A A A E - als ik een boek lees, is dat omdat ik daar zin in heb E - om de tijd te doden A D
141
AF
F
6A
A
AF
F
0C
C
AF
F
4C
A
AF AF AF AF AF
F F F F F
3 5 3 2 4
A A A A A
C C B C B
AF AF AF BD
F F F D
4 7 6 4
A A B A
B B B C
Moeilijke woorden + waarom Mary naar Engeland moest
Soms moeilijke woorden
Bijlage 13 - Verwerking resultaten vragenlijsten A E - Als ik me verveel E - soms voor ontspanning, soms voor school A+D
BD BD
D D
7A 6C
B B
BD BD
D D
4C 7C
B B
A A D D
BD BD BD BD
D D D D
5 5 4 5
A C A A
B B B B
BD BD BD
D D D
6A 5A 4A
B B B
BD
D
6A
B
29 M 30 V
ONK ONK
D E - soms
31 V 32 M
ONK ONK
C D
33 34 35 36
V V M V
ONK ONK ONK ONK
E - niet zoveel
37 V 38 M 39 M
ONK ONK ONK
40 V
ONK
E - 1 keer per week A A D / A E - als het me E - af en toe interesseert en ik tijd
41 42 43 44
M M V M
45 V
ONK ONK ONK ONK
ONK
D C B
E - af en toe een strip C D E -soms
D A A E - Als ik me verveel
E - als ik niet te moe ben D
142
BD BD BD BD
D D D D
7 3 2 6
A A A C
A C C B
BD
D
3C
C
Dat liedje uit de kerk
Bijlage 13 - Verwerking resultaten vragenlijsten 46 V
ONK
C
D + E - omdat ik niet
BD
D
6A
B
47 48 49 50 51
M M M V M
ONK ONK ONK ONK ONK
E - om de 3 dagen
BD BD BD BD BD
D D D D D
6 6 7 6 7
A A A A A
B B B B B
52 V 53 M 54 M
ONK ONK ONK
E - Niet zoveel
A A A A A E - als ik een boek lees, is dat omdat ik daar zin in heb E - om de tijd te doden A
BD BD BD
D D D
5A 5A 6C
B C B
E - gewoon als het een mooi boek is AD B AD
D D
6A 0B
B B
55 V 56 M
57 58 59 60 61 62
M V M M V M
B B
B B B B B B
D B C D
C C
E - vooral in de vakantie C
D D B A D D
A B A B E - als ik me verveel D
143
AD AD AD AD AD AD
D D D D D D
2 1 5 2 0 5
A A A C B C
A C B B B B
Alles staat door elkaar
Bijlage 13 - Verwerking resultaten vragenlijsten D C
63 V 64 M
B B
C D
65 66 67 68 69 70 71 72 73
B B B B B B B B B
E - per week 1 boek A A E - soms B D A E - soms B+C D A D C D A D D D
V V M M M V M V M
74 M 75 V 76 V
B B B
E - om de twee dagen C D
A A+D B
AD AD
D D
3A 3B
B B
AD AD AD AD AD AD AD AD AD
D D D D D D D D D
5 2 3 6 4 4 4 5 1
A A C A A B C A A
C C B C C C B B B
AD AD AD
D D D
4A 7A 2B
A C B
77 M
B
C
B
AD
D
1B
A
78 M 79 M
B B
E - als het moet
B E - Als ik me verveel
AD AD
D D
6C 3B
B C
D
144
Onduidelijk verhaal
Onduidelijkheid in het verhaal
Bijlage 13 - Verwerking resultaten vragenlijsten
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
V M M V M M V M V M
B B B B B B B B B B
90 91 92 93 94 95 96 97 98
V V M M M V M V M
B B B B B B B B B
B
99 M
E - vooral in de vakantie
E - gewoon als het een mooi boek is B A B A B E - als ik me verveel D D C
BF BF BF BF BF BF BF BF BF BF
F F F F F F F F F F
3 6 4 2 1 3 3 4 2 5
A A B A A C B A A C
B B B C B B B B B C
E - per week 1 boek A A E - soms B D A E - soms B+C D A D C D A D D D
BF BF BF BF BF BF BF BF BF
F F F F F F F F F
4 4 2 4 5 3 4 5 5
A A B A A B C A C
B C B B B C B B C
E - om de twee dagen
BF
F
5A
B
C D D B A D D C D
A
145
Bijlage 13 - Verwerking resultaten vragenlijsten
100 V 101 V 102 M
B B B
C D C
A+D B B
BF BF BF
F F F
1C 5A 5A
A B B
103 M 104 M
B B
E - als het moet
B E - Als ik me verveel
BF BF
F F
4C 2B
B C
D
146
(onleesbaar)