Onderzoek en rapportage over het beheer van akkers en randen voor Stichting het Brabants Landschap.
Afstudeer opdracht voor de opleiding Bos en Natuur van Helicon te Velp.
School: Helicon. Opleiding: bos en natuurbeheer MBO 4 Door: Thijs Kollau. Klas: V4.
.
Opdrachtgever: Brabantslandschap. Stage begeleider: Wim de Jong
Akkers en Randen. Onderzoek en rapportage over het beheer van akkers en randen voor Stichting het Brabants Landschap
Door: Thijs Kollau. Klas: V4. Opleiding: bos en natuurbeheer MBO 4. School: Helicon.
Opdrachtgever: Brabants landschap. Stage begeleider: Wim de Jong
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 2van 74
VOORWOORD Dit project is ontstaan toen ik voor mijn afstuderen een stage bedrijf moest gaan zoeken. Na een tijdje zoeken kwam ik uit bij het Brabants landschap te Riel. Na een gesprek met mijn stagebegeleider kwam er dit project uit ( Akkers en randen). Ik heb eerst een projectvoorstel gemaakt. Nadat dit was goedgekeurd door mijn stagebegeleider en mijn begeleider van school ( de heer van Wijk), ben ik aan de slag gegaan met het project. Dit project heeft mijn interesse gewekt voor akkers en randen en het werk van natuurbeheers organisaties. Ik had daar vóór dit project niet veel mee te maken, maar ik zie nu het belang ervan in. Ik hoop dat u deze mening met mij deelt na het lezen van dit rapport. Het Brabants Landschap is een van de 12 provinciale Landschaps organisaties. Al deze landschappen zijn particuliere organisaties die natuur beheren. Samen beheren ze meer dan 800 natuurgebieden met een totale oppervlakte van ongeveer 100.000 hectare. Elke provincie heeft zo zijn eigen landschap. De meeste hiervan zijn in de 20er en 30er jaren van de 20e eeuw opgericht. Dit werd gedaan omdat de landelijke vereniging natuurmonumenten de aankoop van woeste grond en landgoederen provinciaal wilde controleren. De landschapen zijn allemaal een stichting. Ze staan geregistreerd als een goed doel bij het Centraal Bureau Fondsenwerving. Het doel van de landschappen is om natuur en typische landschap elementen te beschermen via de aankoop daarvan. Deze gebieden worden zo beheerd dat ze kunnen blijven bestaan en blijvend landschaps waarde hebben. Door middel van meer aankopen van grond worden de gebieden vergroot. Vanaf 1932 strijdt het Brabants Landschap (volledige naam: Stichting Het Noordbrabants Landschap) voor het behoud van natuur en landschapselementen. Het Brabants landschap heeft nu zo 16.500 Hectare grond in beheer, die ook hun eigendom zijn. Naast aankoop en beheer van gebieden geeft Het Brabants Landschap ook voorlichting door het uitgeven van boeken, gidsen, een eigen tijdschrift, brochures, het uizetten van wandel paden en het organiseren van excursies. Dit doet het Brabants landschap om zo meer begrip te kweken voor de natuur en het landschap. Het Brabants landschap geeft ook voorlichting over de aanleg en onderhoud van landschapselementen zoals houtwallen, erfbeplantingen en poelen. Ook doet het Brabants landschap veel aan soorten bescherming in het agrarische cultuurlandschap bijvoorbeeld: weidevogels en uilenbescherming. Mijn werk heb ik uitgevoerd bij en onder begeleiding van deze stichting. De doelstellingen van het Brabants Landschap zijn voor mij door dit project erg gaan leven en ik hoop met mijn werk daar ook een steentje aan bijgedragen te hebben. Ik heb er veel van geleerd en wil ook mijn begeleiders bij de stichting hiervoor bedanken. Mijn begeleider van Helicon dhr van Wijk, en mijn stage begeleider dhr de Jong hebben mij erg geholpen om de leerstof goed in de praktijk te brengen en te rapporteren. waarvoor ik hen ook bedank. Ook wil ik mijn persoonlijke coach, dhr Pijnenburg, bedanken voor de goede begeleiding en de goede ondersteuning bij het opstellen van het rapport. Voor het geven van informatie wil ik bedanken Ad van Oss (deskundige biologische landbouw) en Sjaak Blok (directeur Neutkens zaadhandel).
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 3van 74
SAMENVATTING Dit project is gericht op natuurlijke en biologische gewas teelt. Ik heb eerst onderzoek gedaan naar de huidige situatie en beheersmethodes. Op de akkers was de afgelopen jaren niet veel gedaan aan beheer en onderhoud. De gevolgen hier van zijn dat de akkers een enorme onkruiddruk en bijna geen gewas productie meer hebben. Toen heb ik me gericht op de mogelijkheden en eisen binnen de biologische teelt. Ook heb ik de mogelijkheden bekeken voor het aanleggen van akkerranden. Om zo de biologische diversiteit te verhogen van de akkers. Het is de bedoeling dat er op alle akkers biologisch geteeld wordt. Alle akkers worden omgevormd tot zogeheten Skal (een stichting die toezicht houdt op biologische teelt) akkers. Uit mijn bevindingen heb ik een beheersplan samengesteld (voor 5 jaar) waarmee niet alleen de akkers weer in optimale conditie komen, maar ook voldoen aan de eisen van de biologsche teelt. Hiermee moet het mogenlijk zijn om weer mooie opbrengsten te krijgen. Voor een goede cultuuur historische en ecologische inpassing worden er bij de akkers ook akkerranden aangelegd met een speciaal hiervoor geschikte zaadselectie. Gebaseerd op de ervaringen uit het verleden en met opgaven van leveranciers is er ook een overzicht gemaakt van de te verwachten kosten en opbrengsten die met het voorgestelde beheersplan samenhangen.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 4van 74
INHOUDSOPGAVE 1. 2.
INLEIDING.....................................................................................................7 UITGANGSSITUATIE. ...................................................................................9 2.1. Gebieden. ................................................................................................9 2.1.1. Regte heide .......................................................................................9 2.1.2. Annanina’s rust ...............................................................................10 2.1.3. Beleven. ..........................................................................................11 2.1.4. Kleine Beerze/Groote Beerze. .........................................................12 2.1.5. Gorp de Leij .....................................................................................14 2.2. Beschrijving huidige situatie...................................................................15 2.2.1. Akkerranden. ...................................................................................15 2.2.2. Financiën .........................................................................................16 2.3. Huidige beheersmethodes. ....................................................................16 2.4. Gewassen afgelopen jaren. ...................................................................17 2.5. Bewerkingen afgelopen jaren. ...............................................................19 3. ONDERZOEK GEBRUIKTE MIDDELEN EN TECHNIEKEN .......................22 3.1. Bodemonderzoek...................................................................................22 3.1.1. Bodem classificatie..........................................................................22 3.1.2. Geologie. .........................................................................................23 3.1.3. Grondwater trappen ........................................................................25 3.1.4. uitvoering grondboringen.................................................................27 3.1.5. Overzicht voor de locaties ...............................................................29 3.2. Grondbewerking en onkruidbestrijding ..................................................29 3.2.1. Grondbewerkings technieken ..........................................................29 3.2.2. Grondbewerkings methode .............................................................31 3.3. Eisen en Eigenschap van te kiezen gewassen ......................................32 3.3.1. Luzerne. ..........................................................................................32 3.3.2. Triticale............................................................................................35 3.3.3. Zomergerst. .....................................................................................36 3.3.4. Gewasbescherming.........................................................................37 3.4. Bemesting..............................................................................................37 3.4.1. Organische bemesting ....................................................................37 3.4.2. Groenbemesting ..............................................................................37 3.4.2.1. Bladrammenas.............................................................................39 3.4.2.2. Gele mosterd. ..............................................................................39 3.4.2.3. Grassen. ......................................................................................40 3.4.2.4. Italiaans raaigras..........................................................................40 3.5. Akkerranden ..........................................................................................41 3.5.1. Zaadmengsel voor akkerranden. .....................................................43 3.5.2. Grondbewerking voor de akkerranden. ...........................................43 3.5.3. Wetgeving en subsidies. .................................................................44 3.6. Cultuurhistorische waarde. ....................................................................44 3.6.1. Invloed van de mens. ......................................................................44 3.6.2. Agrarisch grondgebruik en recreatie. ..............................................46 3.6.3. Historische gewassen. ....................................................................46 4. BEHEERSPLAN. .........................................................................................48 4.1. Inleiding .................................................................................................48 4.2. Inventarisatie en inrichting van de gebieden..........................................49 4.3. De jaarlijkse bewerkings cyclus .............................................................52 4.4. De vijfjarige beheer cyclus .....................................................................53 4.5. Begroting. ..............................................................................................53
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 5van 74
4.5.1. Inkomsten overzicht 2009/2010 ......................................................54 4.5.2. kosten overzicht 2011 .....................................................................54 4.5.3. kosten inschatting 2012...................................................................56 4.5.4. inschatting kosten akker randen ......................................................57 5. Conclusies ...................................................................................................59 6. Referenties en literatuur ..............................................................................60 Bijlage 1 Project voorstel ....................................................................................61 Bijlage 2 beheersbeleid Brabants Landschap.....................................................66 Bijlage 3 Richtlijnen Skal.....................................................................................67 Bijlage 4 Het enten van Luzerne? .......................................................................70 Bijlage 5 Gewassen stichting Korensla ...............................................................71
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 6van 74
1. INLEIDING Dit project is tot stand gekomen in overleg met Helicon en de stichting Het Brabants Landschap. De opdracht is het opstellen van een beheersplan, voor aan aantal akker gebieden die de stichting in eigendom heeft, dat tegemoet komt aan de volgende doelstellingen: 1. 2. 3. 4.
Vergroten van de landschappelijke waarden van de akkers. Planmatig aanpakken van het beheer. Komen tot een duurzaam beheer met een blijvende waarde. Verhogen van de opbrengsten om de kosten van het beheer te dekken.
Het project moet aan een aantal eisen voldoen. Deze eisen zijn vastgelegd door de school. Deze heb ik nodig om te kunnen afstuderen. Ook heeft het Brabants landschap bepaalde eisen voor onderwerpen die ze graag in het verslag terug willen zien. Deze zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
De eisen en eigenschappen van de gewassen. Biologische onkruidbestrijding. Verschillende methodes grondbewerking. Kosten grondbewerking en zaaien. Kosten en inkomsten akkers. Overzicht gewassen de afgelopen 3 jaar. Wisselteelt programma en beheersplan voor 5 jaar. Een grondboring uitvoeren.
De eisen van MBO Helicon zijn als volgt: 1. Het formulier beoordeling examen bpv en het kerntaken bpv formulier. 2. Een klein verslagje waar in staat hoe dit verslag tot stand is gekomen (voorwoord). 3. Het verslag moet een inrichtingsplan of beheersplan zijn. Dit inrichtingsplan of beheersplan moet het volgende bevatten: 1. inventarisatie van het terrein of gebied. 2. doelstellingen van het plan. 3. opzet van het plan. 4. toelichting keuzes binnen het plan. 5. omschrijving gevolgen van het plan. 6. werkomschrijving. 7. budget en begroting van het plan. 8. wetgeving en regelgeving. 9. afspraken over de uitvoering. 10. overzicht informatie bronnen. De Stichting “Het Brabants Landschap”, heeft als beleid om de akkers die onder haar beheer vallen en waarvoor een productie doelstelling geldt, te bedrijven onder het “biologisch” certificaat. Hiertoe worden de SKAL normen gehanteerd. Daarnaast heeft de stichting eigen richtlijnen volgens de doelstellingen: - Landschap en cultuur historie; Akkers waarbij het oude cultuurlandschap in zijn geheel centraal staat in het beheer en waarop op een traditionele manier de akkerbouw bedreven wordt. - Flora; Akkers waarbij de akkerflora centraal staat in het beheer.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 7van 74
-
Fauna; Akkers waarbij in het beheer bepaalde fauna centraal staat.
De beheersaspecten die hierbij horen geeft de stichting aan in hun beleids document Ook voor de akkers waarvoor in deze opdracht het beheerplan wordt opgesteld is het de bedoeling volgens deze richtlijnen te gaan werken. Het beheersplan is daarom ook opgesteld om hieraan te kunnen voldoen. De stichting SKAL ziet erop toe dat het verbouwen van de gewassen wel echt biologisch gebeurt, heeft daarvoor richtlijnen. Omdat het begrip “ biologisch” een beschermd is moet hiervoor gecertificeerd worden wat SKAL ook doet. Meer informatie over SKAL kan op hun website worden gevonden. In dit verslag worden de doelstellingen van het Brabants Landschap en van Helicon geïntegreerd aangepakt. Het betreft een beheersplan voor een aantal locaties van de Stichting Het Brabants Landschap. De locaties zijn:
1 2 3 4 5
Locatie Regte heide. Annanina’s rust Beleven. Kleine Beerze. Gorp de Leij.
beheersrichtlijn Productie/fauna/flora/cultuur Productie/fauna/flora/cultuur Productie/fauna/flora/cultuur Productie/fauna/flora/cultuur Productie/fauna/flora/cultuur
Deze gebieden liggen allemaal in de regio midden-west Brabant, in de buurt van Tilburg. Zoals in de tabel blijkt geldt voor de gebieden een gemengd beleid en moet aan de gezamenlijke voorwaarden van de beheersrichtlijnen worden voldaan. Om tot het beheersplan te komen wordt als volgt te werk gegaan: • In hoofdstuk 2 wordt uitgebreid ingegaan op de locaties en wordt het op dit moment gevestigde beheersplan toegelicht. • In hoofdstuk 3 worden alle onderdelen die nodig zijn voor een beheersplan uitgebreid toegelicht en worden de benodigde onderzoeken gerapporteerd. • Het feitelijke beheersplan komt in hoofdstuk 4 aan bod. • • •
De opdrachtstelling is uitgebreid opgenomen in bijlage 1. De richtlijnen van “Het Brabants Landschap”, zijn in bijlage 2 terug te vinden. De hier van toepassing zijnde richtlijnen van Skal zijn opgenomen in bijlage 3
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 8van 74
2. UITGANGSSITUATIE. Ik begin eerst met een beschrijving van de gebieden en de precieze ligging dit met behulp van kaarten. Ook laat ik zien wat er de afgelopen jaren op de akkers heeft gestaan. Tot slot licht ik de huidige beheersmethodes toe.
2.1. Gebieden. 2.1.1.
Regte heide
Korte beschrijving. De Regte heide zelf is 250 hectare groot en ligt ten zuidwesten van Goirle. Met de gebieden die er om heen liggen is het gebied veel groter. Dit heide gebied wordt afgewisseld met natte en droge heide (dopheide en struikheide). Op de natte gebieden komen ook de zeldzame planten zonnedauw, klokjesgentiaan en beenbreek nog voor. Ook de bedreigde vlinders heideblauwtje en gentiaanblauwtje zijn hier nog te vinden. Broedvogels van de heide die hier opvallen zijn: Wulp, Roodborsttapuit, boompieper, boomleeuwerik en veldleeuwerik. Deze soorten komen hier in grote aantallen voor. De Regte heide grenst over een lengte van 3 km aan een beekdal Riels laag genaamd. Door stuwing en verondieping is het Riels laag heel het jaar door nat. Hier komen steltlopers en moerasvogels op af: Grutto, Slobeend, Zomertaling en Kievit. Midden op de heide liggen 6 grafheuvels uit de midden Bronstijd (1700-1000 v.Chr.). Een ander cultuurhistorisch monument wordt gevormd door een zevental moerascipressen van 200 jaar oud. In dit gebied gaat het om 27 percelen akkerland met een totale oppervlakte van 54,19 ha
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 9van 74
Kaart Regte heide. 2.1.2.
Annanina’s rust
Korte beschrijving. Annanina’s rust is oorspronkelijk een landgoedbos met een oppervlakte van 251 ha en ligt ten oosten van Hilvarenbeek. Annanina’s rust bestaat uit naaldhoutbossen (op de armere gronden) en uit Zomereik, Beuk en Rode beuk (op de voormalige landbouwgronden). De struiklaag wordt gedomineerd door: Rododendron en hulst. In deze struik laag komen veel struweel vogels voor: Kneu, Bosrietzanger en Grasmus. Het gebied grenst aan Diessens broek dit gebied heeft de grootste weidevogel dichtheid van Noord-Brabant. In dit gebied gaat het om 12 percelen akkerland met een totale oppervlakte van 6,1 ha
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 10van 74
Kaart Annanina’s rust. 2.1.3.
Beleven.
Korte beschrijving. Het gebied is 198 ha groot en ligt ten zuidwesten van Reusel. Dit gebied is voorheen altijd landbouwgrond geweest. Pas in de periode tussen de 2 wereld oorlogen werd hier een heide gebied van gemaakt. Het gebied wordt gedomineerd door een komvormige laagte, dit komt omdat dit vroeger een groot ven is geweest. Ook lopen er diepe watergangen door het gebied deze zorgen voor een ernstige verdroging van het gebied. De akkers zijn voor het merendeel verpacht en worden intensief bewerkt. Daarom hebben deze akkers ook geen natuurlijke waarden. Zodra deze akkers uit de pacht komen, worden hier de verdwenen vennen weer uitgegraven. Ook lopen er veel oude zandwegen door dit gebied met mooie natuurlijke bermen en hier en daar een oude solitaire Eik, waar de geelgors veel te zien is. Hier betreft het 6 percelen akkerland met een totale oppervlakte van 19,48ha
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 11van 74
Kaart Beleven. 2.1.4.
Kleine Beerze/Groote Beerze.
Korte beschrijving (Kleine Beerze). Kleine Beerze is 95ha groot en bestaat uit bos en hooiland. Het logt ingeklemd tussen de Broekdijk (Vessem-Oostelbeers) en de Kuikseindseweg (VessemMiddelbeers). In de kruidlaag van het bos staan onder meer grote wederik en kale jonker. Het gebiedsdeel de Spekdonken bestaat uit langgerekte, loodrecht op de beek staande weitjes, zogenaamde slangen. Korte beschrijving (Groote Beerze. Tussen Westelbeers in het noorden en Netersel en Casteren in het zuiden. Van de kapel van Westelbeers voert de Broekeindse Dijk via de Westelbeersedijk naar Casteren. Aan de westzijde van deze weg ligt ons reservaat. De Groote Beerze is helaas gekanaliseerd in het begin van de jaren ’70. Dit had en heeft een verdrogende uitwerking op de aangrenzende moerasweitjes. Waar deze hooilandjes zijn verschraald, groeien nog zeldzame planten als gevlekte orchis, brede orchis, Spaanse ruiter, poelruit, moerasviooltje en kleine valeriaan. De dichte houtwallen en hakhoutbosjes in het beekdal bieden onderdak aan onder meer nachtegaal, tuinfluiter, braamsluiper en goudvink. Bij het waterschap bestaan vergevorderde plannen voor het terug aan de beek koppelen van oude meanders, herstellen van overstromingsvlaktes, afsteken van oevers en versmallen van de beekbedding. Hoop doet leven. In deze gebieden zijn 16 percelen akkerland met een totale oppervlakte van 49,74 ha.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 12van 74
Kaart Kleine Beerze/Groote Beerze.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 13van 74
2.1.5.
Gorp de Leij
Korte beschrijving. Langs de sterk meanderende Rovertsche Leij ligt een reeks intieme bosweitjes, omzoomd door zware zomereiken. In steile buitenbochten van de beek broedt de ijsvogel. Hier is ook de Weidebeekjuffer en de Bosbeekjuffer te vinden. In het water komt de zeldzame vis het Bermpje voor. Het gebied is 40 ha groot en ligt tussen Goirle en de Belgische grens. Hier betreft het één akker met een oppervlakte van 5,9 ha
Kaart Gorp de Leij.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 14van 74
2.2. Beschrijving huidige situatie. Dit is een beschrijving van alle akkers die het Brabants landschap in beheer heeft. De akkers waar dit rapport over gaan horen bij deze oppervlaktes. Akkertypen. De akkers (zowel tijdelijk als permanente) worden onderverdeeld in akkers met productiedoelstelling en akkers zonder productiedoelstelling. Akkers met productiedoelstelling (500 ha). Met gangbare biologische landbouwkundige methodes worden producten geteeld met als doel deze producten te oogsten en te verkopen. Dit gebeurt via pacht aan landbouwers of in eigen beheer. Er wordt vooral graan, grasklaver of luzerne geteeld. Het toepassen van chemische bestrijdingsmiddelen is niet toegestaan op deze akkers. Bemesting wordt minimaal toegepast (alleen dierlijke mest of wat het gewas nodig heeft). Als het nodig is wordt het perceel bekalkt of er vindt een kali gift plaats. Tijdelijke pacht (110 ha). Het betreft hier vooral percelen die in gebruik zijn als akker, die binnen bepaalde tijd wordt omgevormd naar een ander terreintype. Dit kan natuurherstel of gebiedsuitbreiding zijn. Met de volgende doelen, het eerste doel is het moeilijkst en het laatste het eenvoudigst te behalen: 1. Avifauna (broedvogel, trekkende akkervogels, roofvogels) 2. Insecten. 3. Flora (zeldzame akkerflora / oude gewassen). Akkers zonder productiedoelstelling (75 ha). Met gangbare, biologische landbouw methodes, worden producten geteeld, met de bedoeling deze voor vooral de( avi)fauna niet te oogsten. Dit gebeurt via pacht aan landbouwers of in eigen beheer. Meestal worden er bloemen of wildschut zaadmengsel gezaaid. Bemesting en bestrijdingsmiddelen worden niet toegepast op deze akkers. Pas in het voorjaar vindt eventueel grondbewerking plaats door inzaaien. Het gewas blijft dus heel de winter staan. Hiervan profiteren overwinterende akkervogels. Tijdelijke pacht (15 ha). Het betreft hier vooral percelen: 1. Die binnen een bepaalde tijd omgevormd worden naar een ander terreintype: natuurherstel of terreinuitbreiding. 2. Gezien de geïsoleerde ligging het financieel gunstiger is om het perceel tijdelijk te verpachten. Wildakkers (20 ha). De betreffende percelen liggen vooral in de grotere aaneengesloten gebieden. Deze percelen dienen in de winter als extra voedsel voor de (avi)fauna. Het beheer ligt in de handen van de jachthouder in het gebied.
2.2.1. Akkerranden. Akkerranden zorgen voor natuurlijke overgangen tussen akkers die geoogst worden en andere terreintypen. Akkerranden worden daarom ook wel als biodiversiteit hotspots gezien. Binnen het Brabants landschap worden ze nog op kleine schaal toegepast. In de winterperiode vormen deze randen een essentieel aanbod van schuil en voedselgelegenheid voor vogels, insecten en kleine zoogdieren. Uit onderzoek is bekend dat een minimale breedte van 12 tot
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 15van 74
maximaal 20 meter het beste is voor de biodiversiteit. Het inzaaien van een akkerrand met een mengsel geschikt hiervoor heeft de voorkeur boven het braak laten liggen. Toch heeft een stukje kalen grond veel effect op de flora en fauna: insectenontwikkeling, stofbad en verbetert de toegankelijkheid van de akkerranden. Bij het aanleggen van akkerranden is het belangrijk dat van te voren wordt bepaald welke doelen het Brabants landschap voor ogen heeft. De ervaring is dat een combinatie van doelen er juist voor zorgt dat geen van deze doelen behaald wordt. Dus het stellen van 1 of 2 doelen is het beste . Het eerste doel hieronder is het lastigst te behalen en het laatste het eenvoudigst. 1. Avifauna (Broedvogels, trekkende akkervogels, roofvogels). Creëren van foerageer, broed en schuilgelegenheid. 2. Insecten. 3. Flora (zeldzame akkerflora/oude gewassen). 2.2.2. Financiën Kosten: bestaan uit ploegen, eggen, zaaien, zaaigoed en maaien. De gemiddelde kosten van het totale akkerbeheer bedraagt 550 euro per hectare. Opbrengsten: verkoop gewas, toeslagrechten, pacht en bijdrage SNL. De gemiddelde opbrengsten van het totale akkerbeheer bedraagt 550 euro per hectare.
2.3. Huidige beheersmethodes. Het beheer van het Brabants landschap is gericht op behoud, herstel en ontwikkelen van natuur en landschapselementen. Dit geld ook voor de bijbehorende leefgemeenschappen. Hierbij worden beheersstrategieën toegepast die kunnen worden onderscheiden naar de intensiteit van menselijk ingrijpen. Dit kan als volgt worden ingedeeld: nagenoeg natuurlijk, begeleid natuurlijk, half natuurlijk en multifunctioneel beheer. De akkers op eigen beheer van Brabants landschap (875 Ha situatie 2011) vallen allen binnen de beheersstrategie, “multifunctioneel beheer”. De akkers die nog regulier verpacht worden (300 Ha situatie 2011) vallen buiten deze visie. Als deze akkers uit de pacht vrijkomen wordt bekeken welke natuurbeheertype het beste geschikt is voor de akkers. Over de natuurkwaliteit van de akkers van het Brabants landschap is op dit moment nog erg weinig bekend. Definitie Brabants landschap van de akkers. Een akker of bouwland van het Brabants Landschap is een stuk omgewerkte grond waar op biologische wijze gewassen worden verbouwd. Er worden geen bestrijdingsmiddelen toegepast en minimale bemesting; er is geen kunstmest is toegestaan. Ook zijn er akkers waar niks op uitgevoerd wordt dit heet dan natuur braak. Verder wordt op elke akker die in gebruik is elk jaar grondbewerking uitgevoerd. Indien er gemest wordt gebeurd dit met biologische dierlijke mest, heideplagsel en gecomposteerd maaisel uit eigen natuurgebieden. Brabants landschap maakt onderscheid in tijdelijke en permanente akkers. Tijdelijk: het betreffende perceel wordt binnen een bepaalde termijn omgevormd tot een ander natuurdoel in het kader van natuurherstel of gebiedsuitbreiding. Het akkerbeheer wat hierop gevoerd wordt is overgangsbeheer. Permanent: dit perceel ligt in een landschap waar van oudsher akkerbouw plaatsvond en nog duidelijk in het terrein zichtbaar is (Cultuurhistorie). Het terrein kan ook een ecologische meerwaarde hebben (natuurwaarde). Blijven deze percelen bestaan.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 16van 74
Ontwikkelingen. De afgelopen jaren is er binnen het Brabants Landschap meer aandacht ontstaan voor het belang van akkers voor de flora en fauna. Dit heeft als uitkomst dat er veel onderzoeksprojecten over akkerbeheer gaande zijn. Hierdoor is de kennis fors toegenomen. Het Brabants Landschap is betrokken bij: 1. SoLaBio-akkerranden (gereed eind 2011) In het SoLaBio project (Soorten en Landschappen als dragers voor Biodiversiteit) wordt het onderdeel weidevogels uitgewerkt in de West-Brabantse zee en rivierkleigebieden Steenbergen, Drimmelen en land van Heusden. Hier wordt onderzocht wat de beste wijze van beheer (mengsel, inzaaien, maaien, breedte) is. De conclusies van de eerste 2 project jaren zijn: a) Brede randen (12-18 meter) hebben een hoge waarde voor broedende en overwinterde akkervogels. Randen smaller dan 12 meter hebben bijna geen functie voor broedende akkervogels. b) In een rand ingezaaid met een gras/kruidenmengsel zal in het eerste jaar veel onkruid opkomen. Het regelmatig maaien zal ervoor zorgen dat het na een tijdje meer het mengsel opkomt als het onkruid. c) Een rand ingezaaid met een graan/kruidenmengsel levert een meer open structuur op voor de akkervogels. Hierdoor worden er meer broedende akkervogels in deze randen aangetroffen. d) Let bij de keuze van het graanmengsel op de eisen en eigenschappen van de gewassen. Deze moeten goed bij elkaar passen. e) De biodiversiteit in akkerranden is ten opzichte van reguliere akkers 4 keer zo groot. Een aantal akkervogelsoorten zijn volledig afhankelijk van de aanwezigheid van ingezaaide akkerranden. 2. Alterra-onderzoek (een onderzoek instituut voor het groene milieu) onder andere op Gynzenrooi naar het belang van wintervoorraden voor akkervogels (gereed eind 2013). Engels onderzoek suggereert dat de achteruitgang van akkervogels te maken heeft met het gebrek van wintervoorraden. Het onderzoek heeft als doel: a) Het vasttellen van een economisch landbouwkundig haalbaar beheers pakket. Dat akkervogels moet voorzien van voedsel gedurende de winter periode. b) Het testen van een drietal bestaande mengsels van rassen van zaadgewassen. Om te kijken welke de akkervogels het beste van voedsel voorziet in de winter periode. c) Het vergelijken van wintervoedselgewassen en de huidige gewassen die nu als randen gewassen worden aangeboden. d) Vasttellen wat het effect is op het overleven en voorplanting van de akkervogels.
2.4. Gewassen afgelopen jaren. In onderstaande tabellen laat ik zien welke gewassen er de afgelopen jaren op de akkers hebben gestaan. Ik heb per object een tabel gemaakt om het zo overzichtelijk te maken. De oppervlakte die in de tabellen staan zijn alleen de akkers binnen het gebied. Uitleg van de begrippen in de tabel: 1. Macsherry: de nationale identificatie code van de akkers nationaal. 2. Bl afdeling: de identificatie code van de akkers door het Brabants Landschap. 3. Skal: of het een perceel is dat onder Skal richtlijnen valt.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 17van 74
4. Loonwerker: de loonwerker die akkers heeft bewerkt. 5. Bijzonderheden: dingen die afwijkend zijn van de rest.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 18van 74
2.5. Bewerkingen afgelopen jaren. Onderstaande tabellen geven per object aan wat er de afgelopen 2 jaar (2009/2010) is gedaan.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 19van 74
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 20van 74
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 21van 74
3. ONDERZOEK GEBRUIKTE MIDDELEN EN TECHNIEKEN De hier beschreven onderwerpen zijn belangrijk voor dit onderzoek. Met de resultaten van deze onderzoeken kan ik tot een beheersplan komen voor de akkers. Als onderdeel van het beheersplan zal het terugdringen van onkruidruk van belang zijn. Grondbewerking en uitgekiende beplanting zijn hiervoor van belang. Ook om de wisselteelt mogelijk te maken, die het uitputten van de akkers tegengaat, is een variatie aan beplanting nodig. Daarnaast is het landschappelijke karakter gediend met historisch kenmerkende begroeiing en de tegenwoordig steeds meer herkende karakteristieke inrichting van de akkerranden. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan bod die allemaal bijdragen aan de keuzes voor het beheer van de akkers en randen. 1. Bodem onderzoek: in dit hoofdstuk onderzoek ik welke bodem soort het is. Dit doe ik met behulp van grondboringen. Ook kijk ik naar de ligging en de grondwatertrappen. Zo kan ik bepalen tot welke orde deze grond behoort. 2. Grondbewerking en onkruidbestrijding: in dit hoofdstuk onderzoek ik de mogelijkheden die er zijn op het gebied van biologische grondbewerking, en machinale onkruidbestrijding. 3. Eigenschappen gebruikte gewassen: in dit hoofdstuk achterhaal ik wat de precieze eisen en eigenschappen zijn van de gebruikte gewassen. 4. Bemesting: in dit hoofdstuk licht ik mijn keuzes toe. Waarom ik deze groenbemesters heb gekozen voor de betreffende akkers. 5. Akker randen: in dit hoofdstuk leg ik het belang uit van natuurlijke akker randen. Ook laat ik zien waarom natuurlijke akker randen belangrijk zijn voor de biodiversiteit en de ecologische hoofdstructuur. 6. Cultuur historische waarde: in dit hoofdstuk leg ik uit waarom het belangrijk is om deze akkers te behouden. De meeste akkers hebben een cultuurhistorische waarde. Dit betekent dat deze gronden al een tijd worden gebruikt voor landbouw. De richtlijnen van Skal zijn hier van belang voor zover het de bemesting, gewas bescherming en onkruid bestrijding aangaat. Voor de eigen richtlijnen van Brabants Landschap is het voornamelijk van belang te letten op de bemesting, gewas keuze en wisseling en zaai dichtheid.
3.1. Bodemonderzoek Voor het beheersplan is het nodig om een goed beeld te hebben van de kwaliteit van de bodem. Dit heeft betrekking op de grond samenstelling, waterhuishouding. De grondsamenstelling laat zich aanduiden in ordes van bodem soorten, de waterhuishouding in de term watertrappen. Beide wordt hierna uitgelegd. Als hulpmiddel worden er bodemmonsters genomen. 3.1.1. Bodem classificatie In Nederland kun je de bodemsoorten in verschillende ordes in vullen er zijn 5 ordes. De ordes zijn als volgt: Orde 1: De veengronden. Deze gronden moeten tussen 0 en 80 cm diepte hebben en voor tenminste de helft uit moerig materiaal bestaan. Onder moerig materiaal verstaan we veenachtig, organisch, humeus materiaal. Het gaat dan vooral om afgestorven resten van planten die niet zijn vergaan; dit komt door de hoge waterstand. Meestal bestaat bij veengronden de bovenste laag uit veen, maar dit kan in sommige gevallen ook een ander materiaal zijn (klei).
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 22van 74
Orde 2: De podzolgronden. het woord podzol is Russisch, dit is zo omdat de gronden het eerst in Rusland werden beschreven. Deze gronden hebben een duidelijke herkenbare inspoelingslaag waarin ijzer en humus zijn in gespoeld. De podzolgronden nemen voor een groot deel de plaats in van zandgronden bij oudere bodemclassificaties. Orde 3: De brikgronden. Deze gronden hebben een inspoelingslaag die binnen 80 cm van bovenaf begint en waarin lutum is ingespoeld. Lutum bestaat uit leemdeeltjes met een doorsnede kleiner dan 2 mm. De orde naam is afgeleid van het Zuid Nederlandse woord brik: baksteen. De orde van brikgronden valt samen met de lössgronden uit oudere bodemclassificaties. Orde 4: De eerdgronden. Deze gronden worden ook wel de zogenaamde cultuurdek genoemd. Dit is een door de mens opgebrachte laag mineraalrijk humeus materiaal van gemengd anorganische en organische samenstellingen: mest, heideplaggen, bosstrooisel, bagger. Die inmiddels verteerd zijn. De eerdlaag heeft een ruwe structuur en een donkerbruine tot zware kleur. Dit komt door de verteerde organische resten. De eerdgronden kunnen een onder laag hebben van klei, zand, veen en in sommige gevallen zelfs krijt. Deze gronden komen dus ook door heel Nederland voor. Orde 5: De vaaggronden. In deze gronden hebben nog geen bodemvormende processen plaats gevonden. De vaagronden nemen de plaats in van het grootste deel van de kleigronden zowel zee als rivierkleigronden uit ouder bodemclassificaties. Ook behoren er enkele zandgronden tot de vaaggronden. 3.1.2. Geologie. Het gebied wordt al vanaf het Carboon (0,8 miljoen jaar geleden) beïnvloedt door breuktektoniek (verschuiven van de aardkorst). Vanaf die tijd wordt het zuiden van Nederland doorsneden door een stelsel van breuken, die zuidoost-noordwest gericht zijn. Deze breuken verdelen dit gebied in hoge en laaggelegen gebieden. Het gebied bestaat uit hoge en laag gelegen slenken en horsten. De belangrijkste slenk is de centrale slenk. Aan het oosten van deze slenk bevindt zich de Peelrandbreuk, met daarachter de hoger liggende Peelhorst. Aan het westen van de centrale slenk bevindt zich de Feldbissstoring en de Rijenbreuk. Deze tektoniek is van invloed geweest op de latere gevormde sedimentatie (verschillende soorten van de grond). Pleistoceen (2,588 miljoen tot 11,56 duizend jaar geleden). De oudste binnen 120 cm diepte voorkomende afzettingen liggen ten westen van de Feldbiss. Het zijn vroeg Pleistoceen afzettingen die tot de formatie van Kedichem behoren. Deze sedimenten zijn voor een deel aangevoerd door de Maas, ook hebben hier de lokale beken aan bijgedragen. De afzettingen bestaan uit een pakket van lagen van klei met in spoeling van fijn zand en soms organische stof. Bijna nergens wordt dit materiaal aan de oppervlakte aangetroffen, het is meestal bedekt met door dekzand. Aan het eind van het vroeg Pleistoceen en het begin van het midden Pleistoceen stroomde de Rijn door de centrale Slenk en bracht zandige, grindhoudende of kleiige sedimenten met zich mee (formatie van Sterksel). Ten westen van de Feldbiss vindt men deze afzettingen op geringe diepte of aan het oppervlak. Als gevolg van tektoniek in het Nederrijn gebied werd de Rijn in Duitsland tot een andere loop gedwongen. Hierdoor verdween de Rijn voorgoed uit het gebied. De Maas de oorspronkelijk in de Rijn stroomde vervolgde nu alleen haar weg door de centrale Slenk. Afzettingen van de Maas, vooral de formatie van Veghel zijn hier niet waargenomen. Door tektonische activiteit en dat de Peelhorst niet meer kantelde, gleed de Maas steeds verder naar het oosten.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 23van 74
Met als resultaat dat er een einde kwam aan de sedimentaties door de grote rivieren. In de periode van het midden en laat Pleistoceen werd de centrale slenk opgevuld met fijnzandige sedimenten, afgewisseld met leemlagen (loss) en lokale veenlagen. In de centrale Slenk is dit soms 25 meter dik. Buiten de Slenk (ten westen van de Feldbiss) komen deze lagen minder voor, of ze ontbreken. Voor het (Brabantse) leem wordt aangenomen dat de afzetting plaats vond tijdens een periode midden in het Pleistoceen. Deze was toen permanent bevroren (permafrost). Men denkt dat het transport plaats vond door kleine deeltjes leem in de stroompjes die ontstonden door het dooiwater. Dit water verzamelde zich in meertjes, hierdoor kon het leem bezinken. In de zomermaanden werd er ook veel fijn zand meegenomen door het smeltwater. Ook werd er veel zand meegenomen door de wind. Door deze sedimentatie werd er op de centrale Slenk veel oud en jong dekzand aangetroffen. Holoceen (11.700 duizend jaar geleden tot nu) Aan het eind van het Pleistoceen werd het klimaat milder. Hierdoor veranderde het systeem van: ondiepe verwilderde geulen en beken geleidelijk in dat van meanderende beken, die zich dieper in het landschap insneden. Ook nam de vegetatie toe, hierdoor werd de versplaatsing van zand door de wind minder. Gedurende het Holoceen werd in de beekdalen klei en zand afgezet, terwijl hier en daar veenvorming plaats vond. Deze klei, zand en veen afzettingen behoren tot de vorming van Singraven. De ten zuiden van Oirschot/Middelbeers dekzandaccumulatie (dekzandrug) heeft gedurende het Holoceen de afwatering bemoeilijkt van het ten zuidenliggende gebied. De vanuit het zuiden komende beken (de Beerze en de Reusel) zijn hier dan ook heel smal. In de historische tijden kwamen hier en daar ook weer zandverstuivingen voor door vegetatie verwoesting. Hierdoor ontstonden landschappelijke markante stuifzandgebieden (vorming van Kootwijk). Hier hebben ook klimatologische invloeden een rol gespeeld aan de vorming, maar het grootse deel is te danken aan de invloed van de mens. Verbreiding van de geologische afzettingen. Hier beschrijf ik de verschillende geologische afzettingen die in het gebied voorkomen. - Formatie van Kootwijk. Stuifzanden komen op vel plaatsen voor. Ze zij ontstaan tijdens het Holoceen, op gebieden waar de vegetatie op leemarme jonge dekzanden werd vernietigd door de mens (door plaggen en strooiselroof). Bij de verstuiving zijn duinen gevormd. Bodemkundig gezien behoren alle duinen tot de duinvaaggronden (Zd21). Toch zijn er duinen die laag gelegen zijn deze behoren tot de vlakvaaggronden (Zn21). - Formatie van Singraven. In de beekdalen en in de zijdalen van de Donge, de Leij, de Reusel, de Groote/Kleine Beerze en de Dommel komen veen, zand en kleiafzettingen voor. Op sommige plekken in de dalen heeft zich een dikke laag broekveen gevormd. De klei en het deel van het dekzand zijn afgezet door de plaatselijke beekjes. Waar de veen grond heft plaatsgevonden liggen vooral beekeerdgronden (pZg). Hebben deze beekeerdgronden een bovenlaag van meer dan 8 % lutum dan is het aangegeven met de toevoeging K. voor de rest bestaan de dalen uit gooreerdgronden (pZn) en lage enkeerdgronden (Ezg). - Formatie van Twente. In het Pleistoceen zijn grote delen van het gebied door lokale sedimenten. Men kan onderscheid maken in Brabants leem en dekzand. Het oude dekzand ligt op verschillende plaatsen aan de oppervlakte. Dit zand is meestal sterk of zeer sterk lemig en gelaagd. De loss (Brabants leem) wordt in de centrale Slenk bij
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 24van 74
Eindhoven aan de oppervlakte aangetroffen en bestaat meestal uit zandige leem. Dit gebied is op de bodemkaart aangegeven als leek/woudeerdgronden (pLn5) of als poldervaaggronden (Ln5). Op veel plaatsen in de centrale Slenk begint de loss op 60 en 120 cm diepte. Van de laatste warme periode in het Pleistoceen zijn plaatselijk in de hoge gronden nog sporen zichtbaar, in de vorm van humusrijke laag. Deze lagen vormen de scheiding tussen dekzand 1 (zwak lemig) en dekzand 2 (leemarm). - Formatie van Sterksel. Dit fluviatiele materiaal (zand, zavel, klei) treft men ten westen van de Feldbiss vaak vrij ondiep en soms op de oppervlakte aan. In de centrale Slenk is dit materiaal verzonken en zit onder een dikke laag lokale afzetting. Deze fluviatiele sedimenten bestaan ui grof zand waarin grindrijke lagen en kleilagen voorkomen. Als deze gronden aan de oppervlakte liggen is er meestal een humuspodzolprofiel in gevormd. Het zijn dan veldpodzolgronden (Hn30). - Formatie van Kedichem. In het westen van het gebied komt de formatie van Kedichem plaatselijk vrij ondiep voor, maar nergens aan het oppervlak. Deze afzettingen bestaan uit klei afgewisseld met lagen fijn zand. Deze afzettingen zijn afkomstig van de Maas en Rijn afzettingen. Deze zijn afgezet in het vroege Pleistoceen.
3.1.3. Grondwater trappen Ook het grondwater heeft invloed op de bodem. Op bodemkaarten worden ook de grondwatertrappen in kaart gebracht. Bij de grondwatertrappen wordt gekeken naar de gemiddelde stand van zowel de zomergrondwaterspiegel (GLG) als de wintergrondwaterspiegel (GHG). GHG staan voor: gemiddelde hoogste grondwatertrap, en GLG staat voor: gemiddelde laagste grondwatertrap. Dit zijn de grondwatertrappen die er zijn: Grondwatertrap I II III IV V VI VII
GHG (cm-mv) <40 >40 <40 40-80 >80
GLG (cm-mv) <50 50-80 80-120 80-120 >120 >120 >120
De cijfers staan voor de gemiddelde diepte van het grondwater onder het maaiveld. De indeling van de trappen gaat van zeer nat (trap I) naar zeer droog (trap VII). De gronden waar trap I of II staat staan in de winter meestal blank. Ook zijn deze in de zomer moeilijk begaanbaar. Gronden waar trap III of V staat zijn in de winter nat, maar in de zomer weer droog tot zeer droog. Watertrap IV is een goed gemiddelde, niet te nat in de winter en niet te droog in de zomer. Gronden met een grondwatertrap VI of VII kunnen als zeer droge gronde beschouwd worden. Soms wordt er nog een achtste watertrap onderscheiden. Ook wel VIII genoemd. Deze stap heeft betrekking op zeer droge gebieden, met een GHG van 120 cm en een GLG van 200 cm. Bij het beoordelen van de beschikbaarheid van de bodems met behulp van de grondwatertrappen is de GHG bepalend voor de betreedbaarheid van de grond. Als een terrein goed begaanbaar moet zijn dan zal het in de winter ook goed afgewaterd moeten worden. De GLG wordt weer gebruikt om de mogelijk voor
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 25van 74
plantengroei te bepalen op een terrein. Want in de zomer is het belangrijk dat de grond ook nog genoeg water kan leveren aan de planten die op het terrein groeien.
Grondwatertrappen kaart Nederland.
Zoals u kunt zien zijn de grondwatertrappen in Noord Brabant: III/V, IV, VI en op sommige plekken zelfs VII/VIII. Hydrografie. Hier leg ik uit hoe het is gesteld met de afwatering van Noord Brabant door de jaren heen. Het hoogste punt ligt in omgeving van Reusel op ongeveer 30 m + NAP. De omgeving van Tilburg en Boxtel ligt op 10 m + NAP. De natuurlijke afwatering vindt dan ook naar het noorden plaats via de Mark, de Reusel, de Donge, de Zanfleij, de Beerze, de Dommel enz. Na de ontginningen in de negentiende en in de twintigste eeuw bleek de afwatering niet overal goed te zijn voor het moderne agrarische gebruik. Daarom zijn veel nieuwe watergangen gegraven. Deze staan in verbinding met de natuurlijke waterlopen. Hierdoor kregen de beken periodiek meer water te verwerken. Dit leidde ertoe dat veel beken werden verbreedt en rechtgetrokken. In bepaalde gebieden is de grondwaterstand verlaagd door de ontwaterring en drinkwatervoorzieningen. Dit is vooral het geval in de omgeving van Tilburg en Eindhoven en in het waterwingebied Vessem. Waterschap de Boven Mark. Dit stroomgebied ligt aan de westzijde van het gebied. Ontwatering van het gebied gebeurd door beken en gegraven watergangen naar het riviertje de Mark. De Mark ontspringt in België komt ten westen van Strijbreek ons land binnen en stroomt in noordelijke richting naar Breda. Dit riviertje heft veel natuurlijke zijarmen.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 26van 74
Waterschap de Donge. Dit gebeid watert af naar het noorden. Het belangrijkste riviertje is de Donge. Dit riviertje ontstaat in Baarle-Nassau hier vloeien een aantal beken bij elkaar. Veel van deze beken dragen de naam Leij. De Donge mondt uit in de Bergsche Maas. In dit gebied zij de meeste beken genormaliseerd en flink uitgebreid. Voor een betere waterbeheersing zijn er in de Donge en beken stuwen aangebracht. In noordelijk deel van dit gebied ligt het Wilhelminakanaal dit heeft verder geen functie in de afwatering van dit gebied. Waterschap de Zandleij. Dit gebied ligt ten noorden van Tilburg en Oisterwijk. De Zandleij loost het water via een sluis op het afwateringskanaal ’s-Hertogenbosch-Dongen en loost ook via een sluis het water op de Bergsche Maas. Waterschap de Dommel. De Dommel ontspringt in België in de omgeving van Excel, Neerpelt en Peer. Ten zuiden van Schaft komt het riviertje ons land binnen. Stroomt dan in zuidoostelijke richting naar Eindhoven en verlaat dan in noordelijke richting et gebied weer. Bij Sint Oedenrode komt de Dommel het gebied weer in en stroomt dan richting Boxtel en ’s Hertogenbosch. Zijriviertjes van de Dommel zijn de: de Gender, de Run en de Keersop deze liggen ten zuiden van Eindhoven. Verder naar het westen liggen de Beerze, de Rosep, de Reusel en de Leij. Deze beken monden in het noorden bij Vught uit in de Dommel. In vrijwel alle beken zijn stuwen geplaatst ter bevordering van een goede waterbeheersing. In dit waterschap ligt een lang traject van het Wilhelminakanaal. Gewoonlijk wordt dit kanaal gevoed door de Zuid-Willemsvaart. Ter ontlasting van de Dommel is het mogelijk om ene deel van het water via het afwateringkanaal en het Beatrixkanaal naar het Wilhelminakanaal. 3.1.4. uitvoering grondboringen Algemene informatie. Ik heb in mijn project gebied een aantal boringen uitgevoerd op de gebieden: Regte heide, Annanina’s rust en Nieuwkerk. De Regte heide en Nieuwkerk liggen in de beurt van Riel en Tilburg. Annanina’s rust ligt bij Diessen. Nieuwkerk ligt tegen de Belgische grens aan, is een onderdeel van de rechte heide en wordt niet meer apart benoemd na dit hoofdstuk. De boringen op deze locatie zijn gedaan omdat deze gebieden als een deken om de andere gebieden liggen. De gebieden die er in de buurt liggen zijn bijna het zelfde. De boringen heb ik uitgevoerd zodat ik kan zien hoe het met de bodem gesteld is en welke storende lagen er aanwezig zijn. Met een boring is ook gemakkelijk te zien hoe hoog de grond waterstand is. De boringen zijn uitgevoerd op 28 augustus 2011 en is daarmee in overeenstemming met de GLG (Gemiddeld Laagste Grondwatertrap) Uitvoering en benodigdheden. Ik heb er voor gekozen om per object grondboringen te doen. Dit ging als volgt. Ik keek of de akker er egaal bij lag en dus geen kuilen en natte plekken bevatte, wat het geval bleek te zijn. Ik voerde 5 boringen diagonaal over de akker uit, ieder van 1 meter diep. Deze bleken zodanig consistent dat ze als representatief voor de akkers genomen konden worden. Zo kreeg ik een goed beeld van de akker. Ik
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 27van 74
schreef op welke akker ik geboord had, zodat ik thuis de boringen op kaart kan zetten. Benodigdheden: 1. Grondboor. 2. Kaarten van de gebieden waar geboord wordt. 3. Handschoenen. 4. Plastic zeiltje wat je de grond op kan leggen. 5. Een fotocamera. 6. Pen en papier. Grondboring op de Regte heide, akker nummer Rh 09d2. De eerste boringen zijn gedaan op de Regte heide. Deze akker is 2,10 hectare groot. En er heeft dit jaar als gewas hemel gerst op gestaan. Er zijn 5 boringen verricht. Uit de boring bleek dat de eerste 25 cm bestaat uit humus rijk materiaal. Dit wordt dieper als ik meer naar het midden van de akker ga. Dan zit de humus rijke grond op 60 cm maar is de onderste 20 cm wel lichter van kleur. Onder deze humus rijke laag kreeg ik een zanderige grond met leem. Grondboring bij Annanina’s rust, akker nummer Ar 08b. Deze akker is 2,95 hectare groot en is aangemeld bij Skal. Dit jaar heeft er Gras/klaver op gestaan als gewas. Ik heb net zoals bij de akker op de Regte heide de boringen diagonaal uitgevoerd van links naar rechts. Ook heb ik hier 5 boringen gedaan. Op deze akker was het zo dat er in de bovenste 20 tot 30 cm humus rijke laag aanwezig was. En daar onder was er een zandgrond met leem erin. Het grondwater stond op deze akker ook hoger zoals u kunt zien op de foto. De grond was natter.
Grondboring bij Nieuwkerk, akker nummer Ni 18d5. Deze akker is 6,90 hectare groot en ook hier heb ik ook diagonaal geboord met 4 boringen. Dit kwam omdat de akker moeilijk begaanbaar was. Ook hier weer van links naar rechts zoals u kunt zien op de kaart. Bij de eerste boring kon ik maar tot de 90 cm komen omdat op de akker het grondwater erg hoog stond. Ik kon op 90 cm bijna geen grond meer omhoog krijgen. Deze akker vertoonde tot ongeveer 20 cm een humus rijke grond. Daarna kwam er een zandgrond met leem te voorschijn. Het grond water stond op deze akker zeer hoog. En was al bij 30 cm aanwezig. Dit kunt u ook zien aan de kleur van de grond deze is grijzig omdat de grond nat is.
Onderstaande foto’s zijn representatief voor de boringen van de verschillende locaties; Hierin is achtereenvolgens te zien:
Toplaag
Akkers en Randen; december 2011
Uitspoelingslaag
onderlaag
Pagina 28van 74
3.1.5. Overzicht voor de locaties Bodem classificatie Regte heide Annanina’s rust Beleven *) Kleine Beerzen *) Gorp de Leij *) Nieuwkerk
Veldpodzolgronden Hoge zwarte enkeerdgronden Veldpodzolgronden Hoge zwarte enkeerdgronden Veldpodzolgronden Veldpodzolgronden
Grondwater trap V VII
Toplaag
diepe laag
Humus rijk Humus rijk
Fijn lemig Fijn lemig
V VI
Humus rijk Humus rijk
Fijn lemig Fijn lemig
V V
Humus rijk Humus rijk
Fijn lemig Fijn lemig
*) voor deze locaties zijn geen boringen uitgevoerd. De boringen die ik heb uitgevoed op deze drie akkers vertonen allemaal de zelfde boorstaat. 3.2. Grondbewerking en onkruidbestrijding 3.2.1. Grondbewerkings technieken Een opeenvolging van diverse grondbewerking technieken vormt de grondbewerking methode die voor een bepaald perceel kan worden gebruikt. De grondbewerking technieken en de prijzen hiervoor worden hieronder beschreven. Het betreft: - eggen - smaragd - schoffelgarnituur Machinale onkruidbestrijding. De grondbewerking heeft ook aan betekenis gewonnen voor het bestrijden van onkruid: Door een besluit op Europees en nationaal niveau verdwijnen steeds maar herbiciden die schadelijk zijn voor het milieu uit de markt. Omdat de akkers die in beheer zijn van Brabants landschap biologisch beheerd worden is het gebruik van herbiciden ook niet toe gestaan. Hierdoor komt het machinaal en met de hand verwijderen van onkruiden weer aan de orde. Vooral de oudere methodes zoals eggen en schoffelen komen weer in beeld. Testen hebben bewezen dat zonder chemische bestrijding middelen de opbrengst van de gewassen niet achter uit gaan. Dus je kunt hier uit concluderen dat machinaal onkruidbestrijding ook goed helpt en het is beter voor het milieu. De methodes zijn sterk verbeterd. Soms is er toch wel een verschil te zien tussen machinaal en chemisch, maar dit is maar nihil. Door de grote weerafhankelijkheid zal het resultaat soms ook minder zijn. Ook zullen de kosten van het onkruid bestrijden hoger zijn. Er dient ook rekening gehouden te worden met schade aan het gewas. Bijvoorbeeld een paar keer eggen bij zomergerst dat nog in een jong stadium is (1-2 blaadje) kan zeer effectief zijn. De zomergerst moet niet te jong zijn anders bestaat het gevaar van ondereggen (volledig met grond bedekt). Als er een hoge onkruiddruk is zal het eggen nog 1 of 2 keer herhaald moeten worden. Er moet wel in de zaairichting geëgd worden. Tegen de zaairichting eggen veroorzaakt meer schade aan het gewas. Ook is het belangrijk dat er geëgd wordt als de onkruiden nog klein zijn. Het beste moment is als onkruiden net boven de grond komen. Het belangrijkste
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 29van 74
doel van eggen is namelijk de onkruiden met grond te bedekken en niet er uiteggen van de onkruiden. Ook voor het schoffelen van granen bestaan goede mogelijkheden. Bij zomergerst zal het niet snel plaats vinden. Het vraagt namelijk veel intensieve arbeid. En er is speciale schoffel gereedschap voor nodig. Een optie zou zijn het verruimen van de rijen. Maar dit is weer negatief voor de korrel opbrengst. Ik laat ook de mogelijkheden zien die er zijn om met groenbemesters onkruiden te bestrijden. Eggen. Een eg is een werktuig waarmee de grond zaai klaar en ook onkruid verwijderd kan worden. De eg is ontstaan uit de hand eg deze wordt niet meer in de landbouw gebruikt. De eggen die nu worden ingezet worden bevestigd aan een trekker. Er zijn verschillende eggen voor machinaal gebruik: 1. De gewone eg met korte tanden 2. De schijven eg. Bij deze eg zitten er rolbladen aan de eggen in plaats van tanden. De schijven eg wordt gebruikt om de grond los te maken. 3. De rotorkop eg. Bij deze eg zitten tanden aan de rolbladen. 4. De cultivator ook wel tand eg genoemd. Deze eg wordt ingezet voor de diepere grondbewerking. De tanden zijn niet geveerd.
Schijven eg.
Cultivator.
Verkruimelrol.
Smaragd. De smaragd wordt gebruikt voorafgaand aan het ploegen omdat je dan de grond beter kunt ploegen. Wat de smaragd precies doet is: de grond losmaken en verbeteren voor de gewassen. De smaragd is vooral goed voor stoppel bewerking hij maakt het bed weer egaal. Zo is het makkelijker om met de ploeg erover te gaan. De hoofdtaak van de smaragd is het egaliseren van de grond en onkruid bestrijden.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 30van 74
Schoffelgarnituur. Een werktuig met meerdere schoffels, wordt achter de tractor gehangen. Te gebruiken in op rijen gezaaide gewassen zoals bieten of maïs. Werkt bijna het zelfde als een eg. Alleen het schoffelgarnituur pakt de grond harder. De naam zegt het al het heeft het zelfde effect als de bekende schoffel. Met als enig verschil dat het nu machinaal gebeurt. 3.2.2. Grondbewerkings methode Het doel van de grondbewerking is een zo gunstig mogelijk milieu te scheppen voor de kieming, opkomst en beworteling van het gewas. Er kan in de grondbewerking onderscheid worden gemaakt in de bewerking methodes. Na de oogst van de voorvrucht begint men met de hoofdgrond bewerking (ploegen, spitten). Na de hoofdbewerking volgt de nabewerking deze kan bestaan uit vorenpakker of eggen. En dan volgt de zaaibedbereiding. De keuze van de methodes voor grondbewerking hangt af van de grondsoort. Het is soms ook moeilijk om de juiste methodes te vinden. De methodes zijn niet gewasgebonden. Alleen de zaaibedbereiding is soms gewasgebonden. De methodes uitgekozen na gesprekken met loonwerkers die de percelen van Brabants landschap kennen. De methodes die ik toepas zijn: 1. Voordat ik er met de ploeg over ga. Ga ik er eerst met de smaragd stoppelbewerker erover heen. Dit doe ik omdat de onkruiddruk zo hoog is. Deze machine zorgt er namelijk voor dat het onkruid en de restanten van het gewas onder de grond worden gewerkt. En legt ook meteen het grond opvlak mooi recht. Dit is weer een voordeel voor het ploegen. 2. Ploegen met 4- schaar met ondergronders en vorenpakkers. Ondergronders bevinden zich onder de ploegen dit voorkomt dat er een zo gehete ploeglaag ontstaat. Dit is een storende laag in de grond. Die de groei van het gewas kan belemmeren. Een vorenpakker verwijderd onkruid en duwt het aan onder de grond. Dit is eigenlijk het zelfde als met de smaragd. Ik heb hier voor gekozen om dit nog eens te herhalen. Omdat de onkruidruk zo hoog is 3. Daarna kunnen we gaan zaaien. Voor deze taak gebruik ik een zaaibedcombinatie deze machine zaai en maakt gelijk een zaaibed. 4. Dan komt het oogsten dit gebeurt met een maaidorser. 5. Het moet natuurlijk ook vervoerd worden door een gecertificeerd bedrijf. De gehele oogst van het Brabants Landschap gaat weg als GPS (Gehele Planten Silage). Dit betekent dat de gehele plant wordt gebruikt voor veevoer. De genoemde grondbewerkings technieken zijn geheel geschikt als een van de manieren voor het bestrijden van onkruid in de zin van Skal. Tevens past het in alle vormen van beheer die het Brabants Landschap in zijn beleid heeft.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 31van 74
bewerking
Frezen Smaragd stoppel bewerker Ploegen 4-schaar met ondergronders en vorenpakker. Zaaibedcombinatie. Eggen.
Prijs per hectare incl. BTW
Object waar bewerking wordt toegepast Regte Heide 51,59 ha
Annanina’s rust 6,1 ha
Beleven. 17,33 ha
Kleine Beerze 47,8 ha
Gorp de Leij 5,9 ha
€47,50
€ 2450
€ 289
€ 823
€ 2270
€ 280
€95
€ 4901
€ 579
€ 1646
€ 4541
€ 560
€ 92
€ 4746
€ 561
€ 1594
€ 4370
€ 542
€ 12097
€ 1430
€ 4063
€ 11181
€ 1383
€92
€ 28,5
Maaidorsen.
€ 221
Transport van GPS.
€ 250
totaal
Dit zijn de berekeningen per object. Van dit jaar (2011). Ik heb hier het totale oppervlakte in hectare genomen van elk object. Bij sommige objecten zijn niet alle akkers ingezaaid deze heb ik dus ook niet meegenomen in de berekeningen. Bij Eggen, Maaidorsen, Transport GPS staat geen totaal prijs, omdat dit niet met het inzaaien heeft te maken. Brabants Landschap wilde alleen weten wat de prijs per hectare bedraagt.
3.3. Eisen en Eigenschap van te kiezen gewassen In dit hoofdstuk ga ik wat dieper op sommige gewassen in die het Brabants Landschap gebruikt op haar akkers, deze zijn geschikt binnen de richtlijnen voor de inrichting. Het betreft de volgende gewassen: Luzerne… Triticale Zomergerst waarbij de volgende kenmerken van belang zijn: - Algemene kenmerken - Productiviteit - Eisen aan de grond - Onkruidbestrijding De reden waarom ik meer informatie geef van deze gewassen is omdat dit de gewassen zijn die Brabants landschap het meeste gebruikt op hun akkers. Er zouden ook andere gewassen in aanmerking komen. Maar dit is in deze opdracht niet van toepassing. 3.3.1. Luzerne. Algemeen. Luzerne wordt bijna overal ter wereld gebruikt. In landen als de Verenigde Staten, Canada, en Australië een zeer belangrijk gewas. Ook in alle Europese landen wordt Luzerne geteeld. Luzerne wordt vooral geteeld vanwege zijn hogere voederwaarde.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 32van 74
Luzerne is een gewas met een diepgaand wortel stelsel. Daardoor kan het op diep bewortelbare gronden (kleigronden, leemgronden en humeuze zandgronden) in een droge periode toch voldoende vocht opnemen. In de zomermaanden groeit Luzerne daarom ook beter als gras. Ook is Luzerne een goede keus op bedrijven die hun gewassen niet kunnen beregenen. In Nederland wordt Luzerne zowel geteeld door akkerbouwers en veehouders. Een groot voordeel van Luzerne is dat het gewas zelf zijn eigen stikstof aanmaakt. Dit komt door de bacterie Rhizobium die zich in de wortelknolletjes bevindt. Het effect hiervan is dat er geen stikstof nodig is. Dit is weer gunstig vooral voor de wetgeving. Een ander voordeel van Luzerne is de positieve invloed op de groei van volggewassen als gras en maïs. Dit komt door de stikstof binding en de ontsluiting van de ondergrond door de penwortels van de Luzerne. Maaien en maaitijdstip. Luzerne zou beweidt kunnen worden. Maar het is toch in de eerste plaats een gewas om te maaien. Het is geschikt voor stalvoeding en voor het maken van een voor droogkuil. Luzerne is voor hergroei na het maaien afhankelijk van reservevoedsel dat is opgeslagen in de wortels. Luzerne kan pas hergroeien als het in bloei staat dan is er pas genoeg reservevoedsel aanwezig voor een snelle hergroei. -
-
Het beste tijdstip om Luzerne te maaien is als 5-10 % in bloei staat. Dit is ook vaak het moment dat er nieuwe loten ontspruiten vlak boven de grond. Luzerne is gevoelig voor rijschade. Daarom niet maaien onder natte omstandigheden. Stoppellengte: 5 cm bij maaien voor de bloei of in het knopstadium. 7-10 cm bij maaien in een later stadium. De jonge spruiten nooit afmaaien. Bij de laatste snede in het najaar moet het maaitijdstip zo zijn dat de Luzerne nog kan herstellen voor dat het de winterrust ingaat.
Wat ook een optie is de Luzerne pas maaien in november. Het gewas kan beter met kale stoppels de winter ingaan dan met pas uitgelopen loten. Herhaaldelijk maaien (b.v. Om de 4 weken) kan het gewas uitputten. Daarom is het beter om het gewas af en toe een keer te maaien (minstens 2 keer per jaar) is voldoende. Zo kan het gewas wel 2 tot 3 jaar mee gaan. Als het gewas teveel verzwakt is het verstandig om het te laten uitbloeien tot 100 %. Grondsoort en perceelkeuze. De akker waarop Luzerne wordt geteeld moet aan de volgende eisen voldoen: • Goed door wortelbaar, geen storende lagen. • Goede ontwatering. • De PH-KCI moet voldoende hoog zijn: - op zandgrond hoger dan 5,5. - op kleigrond hoger dan 6,0. • De afgelopen 4 jaar mag er geen Luzerne op de akker zijn geteeld. • Geen hoge onkruiddruk. Zaaien. Luzerne heeft een goede grond structuur nodig. Verdichte en storende lagen in de grond moeten worden gebroken. Voor Luzerne is het beste als het zaaibed vlak en fijn van structuur is.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 33van 74
Zaaitijdstip. • Bij inzaaien van Luzerne in het voorjaar kan in het zelfde jaar nog 2 snede worden geoogst. • Bij inzaaien van Luzerne in augustus moet u oppassen voor schade door slakken (vooral na wintertarwe). Dit kan verkomen worden door een goed zaaibed. Zaaizaadhoeveelheid. • Om de opbrengst een beetje te verhogen en de onkruiddruk op kleigrond tegen te gaan zou u bij Luzerne Alexandrijnse kunnen zaaien. De verhouding is: 25-30 kg Luzerne en 5 kg Alexandrijnse klaver. Op zandgrond kunt u gewoon 25-30 kg Luzerne zaaien zonder Alexandrijnse klaver. • Als het onkruid mechanisch bestreden wordt is het slim om 5 kg extra per hectare te zaaien. Rijenafstand. • Als de akker veel onkruiddruk heeft is het beste om een rijenafstand van 8 tot 12,5 cm aan te houden. Het voordeel is dat er dan mechanisch onkruid bestreden kan worden. • Bij het gebruik van een schoffelmachine kan een rijenafstand van 22 cm aangehouden worden. Enten van luzerne. Omdat luzerne de Rhizobium bacterie in de wortelkolletjes heeft. Maakt Luzerne zelf stikstof aan en kan ook stikstof binden. Een stikstofbemesting is daarom niet nodig. Het is op zandgrond verstandig om het zaad van Luzerne te enten met Rhizobium bacterie en het ook in te hullen met kalk. Ook is dit verstandig op kleigronden allen hoeft het hier niet in te hullen met kalk. Hoe het enten van Luzerne in zijn werk gaat kunt u lezen in bijlage 4. Mechanische onkruidbestrijding. Bij Luzerne is onkruid mechanisch goed te bestrijden. Dit kan met de onkruid eg. Het is verstandig om dan 5 kg per hectare meer te zaaien. •
• •
Als het zaadonkruiden zijn die boven de Luzerne uitkomen. Kunnen goed bestreden worden door het onkruid te toppen met een maaimachine. Het maaien moet vroeg in het seizoen gebeuren. Er moet niet te laag gemaaid worden zodat de Luzerne niet geraakt wordt. Dit geeft ook een snellere hergroei en dus een betere onkruidonderdrukking. Vermijd rijschade.
Bestrijding ziekte en plagen. Luzerne heeft niet veel last van ziekten en plagen. Toch zijn er een paar ziekten die zich soms wel voordoen: Verwelkingziekte: • De stengeltop verwelkt en de bladeren verkleuren geel. • Tegen te gaan door: • Een ruime vruchtwisseling (met gras, maïs, granen, of bieten). Stengelaaltjes: • Niet maaien onder natte omstandigheden. • Gebruik zaaizaad dat is begast.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 34van 74
3.3.2. Triticale. Algemeen. Triticale is een kruising tussen tarwe (triticum aestivum) en rogge (secale cereale). Triticale is een combinatie van de beide Latijnse namen. In de provincies Overijssel, Gelderland, Noord Brabant en Limburg wordt het meeste triticale verbouwd. Productiviteit. Triticale kan een heel goede opbrengst opleveren. Dit wordt bereikt door een lang groeiseizoen en een optimaal licht opnemen. Deze graansoort kan een hoge opbrengst opleveren maar kan ook een lage opbrengst opleveren. Grondsoort. Triticale doet het beste op een vochtige zand grond. Op gronden die gevoelig zijn voor droogte doet triticale het niet goed. Winterhardheid. Triticale is een winterhard ras. Dus heeft geen moeite om de winter te door staan. Ziektegevoeligheid. De beperkte gevoeligheid voor de meeste graanziekten werd bij de introductie van het gewas als een sterk punt van triticale beschouwd. Het optreden van voetziekten (tarwehalmdoder en oogvlekkenziekte) is inderdaad beperkt en sterk rasgebonden. Bladziekten zoals meeldauw, bladseptoria en bruine roest worden echter steeds vaker ook op triticale aangetroffen. Ook blijkt triticale vatbaar voor fusariumvoetziekten, kafjesbruin, moederkoren en fusarium in de aar. Van deze ziekten kan vooral fusarium in de aar in sommige jaren aanzienlijke schade veroorzaken. Ook bij triticale wordt daarom een positieve werking van ziektebestrijding gemeten. Daarom moet de ontwikkeling van ziekten nauwgezet in de gaten gehouden worden. Bodemeisen. Triticale wordt vooral geteeld op klei en zandgronden. Triticale komt vooral veel voor in de gebieden waar van oudsher vooral veel rogge werd verbouwd. Bodem en beworteling. Een goede beworteling van triticale is goed voor een goede opbrengst. Bij een goede waterbeheersing en geen storende lagen in de grond vind bij kleigronden meestal een diepte van een meter beworteling plaats. En zandgronden wordt dit beperkt tot de humus bovenlaag van de bodem. Triticale heeft een goede doorluchtige bodem met voldoende water nodig. Verdichting van de bodem door rij schade en vorming van plassen beperkt de luchttoevoer en de beworteling. Dit heeft weer invloed op de opbrengst van het gewas. Bodemvruchtbaarheid. Triticale kan op uiteenlopende gronden hoge opbrengsten geven. Verschillen in slibgehalte, koolzure kalk en organische stofgehalte worden door triticale goed verdragen. In vergelijking met andere graansoorten produceert triticale goed op lichte (zand) en zware (klei)gronden, waarbij de Ph kan variëren van 5 tot 7. Net als rogge is triticale tolerant voor een lage Ph. De verbreiding van triticale op de van oudsher typische roggegronden hangt hier ongetwijfeld mee samen. Grondbewerking. Triticale eist van de grond een goed luchtdoorlatend is. Dit is te bereiken door 2530 cm grondbewerking. Het zaaibed bestaat uit een toplaag die goed verkruimeld
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 35van 74
is en egaal is van ongeveer 3 cm. Je kunt triticale het beste zaaien bij droog weer. Want zaaien in een zeer natte bodem is niet goed voor het zaad. Zaaitijd. Triticale is het beste om te zaaien in half oktober. Maar inzaaien tot half november zou ook nog mogelijk zijn. Dit brengt geen opbrengst schade met zich mee. Het beste is om 150 kg per hectare te zaaien. Het zaad kan het beste op een diepte van 2-4 cm diepte worden gezaaid. Dit is goed voor een gelijkmatige opkomst van het gewas. De beste rijenafstand is 10-15 cm. Dit is handig bij uitwintering omdat de planten ruim verdeeld staan. En zo schade aan het gewas wordt verkomen. Ziekten en plagen. Triticale staat bekend als een graangewas dat door zijn goede resistentie tegen ziekten weinig teeltkosten met zich meebrengt. De gevoeligheid voor schimmelziekten is ook minder dan die van tarwe. In Nederland worden echter steeds vaker meeldauw, bladvlekken en bruine roest op triticale aangetroffen. Ook is er een zekere vatbaarheid voor moederkoren, tarwehalmdoder, oogvlekkenziekte en vooral fusaria, zoals voetziekte (sneeuwschimmel) en aarziekte (rode kafschimmel). De ziekteresistentie van het gewas triticale mag beslist niet worden overschat. Zo is de vatbaarheid voor gele roest een belangrijk gegeven in het veredelingswerk. De lagere ziektegevoeligheid van triticale hangt wellicht voor een deel samen met het geringe teeltareaal. Gezien het potentieel aan schimmelparasieten dat triticale kan aantasten, mag bij een (aanzienlijke) toename van het areaal een vergroting van de ziektedruk niet worden uitgesloten. 3.3.3. Zomergerst. Algemeen. Gerst is in Nederland na tarwe de meest geteelde graansoort en vooral zomergerst. Wintergerst heeft nooit zo grote betekenis gehad in Nederland. Het verbouwen van wintergerst is in de afgelopen jaren sterk achteruit gegaan. Zomergerst behoort tot de grassenfamilie. Deze familie vormt een van de klasse die de eenzaadlobbige vormen. Gerst is ingedeeld in het geslacht Hordeum. Er zijn zowel twee-rijïge als meer-rijïge gerst soorten. De Nederlandse zomergerst soorten zijn allemaal twee-rijïg. Bodemeisen. De bodem verschaft de plant water, lucht en verankering. Als deze optimaal zijn zal de opbrengst van gewas ook optimaal zijn. Zomer gerst doet het op elke bodemsoort goed. De eisen zijn dan wel de structuur van de grond en de waterhuishouding goed zijn. Maar ook de luchttoevoer moet goed zijn. Bij een goede waterhuishouding en het ontbreken van storende lagen kunnen de wortels van zomergerst wel tot 1 meter diep gaan. Dit is gunstig omdat het gewas dan ook in droge tijden water kan ontrekken van de bodem. Verdichtingen in de bodem verstoren de groei van de wortels. En zo ook de groei van het gewas. Teveel water overlast door verdichting van de grond en slecht afvoeren van water. Kan bij het gewas ook leiden tot groei stagnatie. Ook is het niet goed om een zaaibed aan te leggen met een te fijn verkruimeling. Dit kan namelijk snel wegspoelen bij een hevige regenbui. Het gehele seizoen moet er voor zomergerst mineralen aanwezig zijn in de bodem. Gronden met klei en een humus laag kunnen dit beter vast houden als andere gronden. Grondbewerking. De ligging van het zaaibed is belangrijk voor de opkomst van het gewas. Voor de kieming van het zaad moet er voldoende vocht en lucht aanwezig zijn. Het bereiden van zaaibed kan het beste bij droge weersomstandigheden. Vroeg
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 36van 74
zaaien bij zomergerst is van groot belang. Ook een goede structuur van de grond is van groot belang. Een goed zaaibed bestaat uit een egale en goed verkruimelde bovenlaag van 3-4 cm is hierbij het beste. Zaaien. Het is het beste om 140 kg per hectare te zaaien. Dan is de opkomst optimaal. De rijen afstand is 12,5 cm. Bij testen in Nederland heeft dit aangetoond dat dit lijdt tot 6 % meer productie. Het bevordert ook de beginontwikkeling. Zo is er ook een optimale grondbedekking dit brengt weer minder onkruiddruk met zich mee. De beste zaaidiepte voor zomergerst is 3-4 cm. Het zaaitijdstip van zomergerst is half maart. 3.3.4. Gewasbescherming
Bij biologische teelt zijn eisen en richtlijnen vast gesteld door Skal op het gebied van gewasbescherming. Chemische gewas bescherming is niet meer toe gestaan. Onkruid mag alleen bestrijdt worden met machinale onkruidbestrijding (eggen, schoffelen en ploegen). Een wisselteelt valt ook onder gewasbescherming, omdat door een wisselteelt programma ziekten en plagen minder kans krijgen. U kunt meer lezen over de eisen en richtlijnen van Skal in bijlage 3.
Samenvatting: De gewassen die ik hier boven heb beschreven zijn allemaal zeer geschikt voor de akkers waarvoor dit beheerplan is opgesteld. Uit mijn grondonderzoek blijkt dat de akkers van de verschillende gebieden dezelfde grondsoort hebben. Dat verklaart dus de keuze van deze gewassen.
3.4. Bemesting 3.4.1. Organische bemesting Bij het Brabants Landschap wordt niet veel organisch gemest. Het toekomstbeeld van het Brabants Landschap komt overeen met het beleid van Skal. Het Brabants Landschap wil in de toekomst meer organisch gaan bemesten op de akkers met een productie doelstelling. Volgens de regels van Skal moet de organische mest 100 % biologisch zijn. Dit betekent dat de mest van een biologisch bedrijf af moet komen. Volgens het toekomst beeld van het Brabants Landschap er wordt gemest tot 170 kg N2 per hectare. Hierbij is vruchtwisseling noodzakelijk en wordt het gewas dichter ingezaaid. Meer eisen van Skal kunt u vinden in bijlage 3. 3.4.2. Groenbemesting Het Brabants Landschap bemest zijn akkers vooral met behulp van groenbemesters, en met gewassen die hun eigen voedingstoffen aanmaken (bijvoorbeeld luzerne). Groenbemesting is het telen van planten op een stuk grond om deze vervolgens onder te ploegen. Dit wordt gedaan om het percentage organische stof in de bodem te verhogen. Een deel van die organische stof wordt in de bodem omgezet in humus. Een tweede reden is dat groenbemesters kunnen optreden als vanggewassen voor de opvang van meststoffen en een derde reden is dat ze kunnen helpen de bodemstructuur te verbeteren en soms het onkruid helpen
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 37van 74
onderdrukken. In dit hoofdstuk vertel ik welke ik heb gebruikt en dit jaar zijn gepland door Brabants landschap. Groenbemesting valt binnen de richtlijnen van Skal. Voor de diverse soorten van beheer van het Brabants Landschap wordt ook nagestreefd om het dierlijk mesten te verminderen. Groenbemesters hebben een positieve invloed op de bodemstructuur. Hierdoor is de grond eerder en beter bewerkbaar. De grond krijgt zo een beter vochthoudend vermogen en betere luchtdoorlaatbaarheid. Het resultaat van een groenbemester is dan ook een betere opbrengst. Bij sommige gewassen is de opbrengst wel 5 % meer. Groenbemesters leggen de grondstoffen vast die belangrijk zijn voor de volggewassen. Deze stoffen zijn: stikstof en kali. De groenbemester legt deze stoffen vast in de stengel, bladeren en de wortels. Hierdoor worden de stoffen niet weggespoeld in de herfst en de winter. Een groenbemester kan 80-100 kg van deze stoffen vastleggen Keuze van groenbemesters. De keuze van de juiste groenbemester hangt af van wat het teeltdoel en de zaaitijd is. Teeltdoelen kunnen zijn: organische stofproductie, structuurverbetering, grondbedekking, voederwinning of bestrijding van aaltjes. Groenbemesters worden vooral als stoppelgewas geteeld. Dit betekent na de oogst van een cultuur gewas. En worden ook in gezet voor bestrijding van aaltjes en onkruiden. Voor dit doel is bladrammenas vooral geschikt. Ook worden groenbemesters veel gebruikt als tussengewas. Op een stuk waar groenbemesters staan zal na neerslag veel vochtverdamping plaatsvinden. Zo kan de grond dus droger geploegd worden. Zaaien onder dekvrucht. Het zaaien onder dekvrucht zorgt ervoor dat de groei van de groenbemester vroeger begint. Maar niet iedere groenbemester is geschikt voor zaaien onder dekvrucht. Sommige groenbemesters groeien te hoog in de dekvrucht dit geeft problemen bij het oogsten. En soms kan ook de dekvrucht nadelig werken op de ondervrucht. De groenbemesters die hier voor in aanmerking komen zijn: witte klaver, rode klaver, en enkele grassoorten. Bij vroege stoppel gaat de keuze uit naar: klavers, wikke en facelia. Bij late stoppel is de keuze beperkt tot gele mosterd en rogge. Opslag in het volgende jaar. Bij de teelt van sommige groenbemesters bestaat de kans dat er jonge opslag komt door uitzaaien. Italiaans raaigras kan zaad vormen en uitzaaien. Bij bladrammenas moet minimaal een keer worden gemaaid om opslag te voorkomen. Vruchtwisseling en ziekten en plagen. Bij de keuze van een groenbemester is het belangrijk om de keuze van de vruchtopvolging in de gaten te houden. Bij sommige groenbemesters kunnen gewassen die opvolgen meer kans hebben op besmeting van ziekten en aaltjes. Bij de groenbemesters die ik heb gekozen, valt dit reuze mee; Ze hebben niet veel invloed op het volgende gewas. Bladrammenas is bijvoorbeeld een zeer goede keuze. Bestrijding van aaltjes. Door vroeg de juiste groenbemester te zaaien is het mogelijk om de aaltjes die in de grond zitten te bestrijden. Het is wel belangrijk dat de groenbemester immuun voor de aaltjes is, anders komen er alleen maar meer aaltjes. Zo wordt het na
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 38van 74
gewas behouden voor schade van aaltjes en krijgt het gewas ook een hogere opbrengst. 3.4.2.1. Bladrammenas. Bladrammenas is een groenbemester die kan zorgen voor aanvulling van organische stof. Ook is het een goed gewas om de onkruiddruk tegen te gaan. Het wordt ook vaak gebruikt als lokgewas voor aaltjes. Lokgewas of stoppelgewas. Bij teelt als lokgewas wordt in het late voorjaar gezaaid. Om zo de aaltjes op een optimale manier te lokken. Bij teelt als stoppelgewas in het najaar is de bestrijding van aaltjes minder, maar door de snelle grondbedekking weer geschikt om de onkruiddruk tegen te gaan. Bladrammenas kan ook gemaaid of geklepeld worden en groeit daarna gewoon weer uit. Laatheid bloei. Bladrammenas komt laat in bloei. Dit heeft als voordeel dat het lang door groeit en zo dus zorgt voor een optimale grondbedekking. En dit is weer gunstig tegen onkruid. Snelheid grondbedekking. Bij stoppel zaai zijn rassen met een snelle beginontwikkeling en late bloei de beste keuze. Het gewas blijft kort en kan dan goed omgeploegd worden. Bladrammenas kan tot half augustus worden ingezaaid. En voldoet aan deze eisen. Hergroei na maaien. Bladrammenas die in het voorjaar is ingezaaid dient minimaal een keer gemaaid of geklepeld te worden. Het gewas heeft de eigenschap om dan weer opnieuw uit te schieten. De beste tijd om te maaien is wanneer 70 % van het gewas in bloei staat. De maaihoogte is 25-30 cm. Inzaaien. De beste zaaitijd is van januari tot eind augustus. De zaaihoeveelheid is 15-20 kg per hectare. De beste zaaidiepte is 1-2 cm. 3.4.2.2. Gele mosterd. Gele mosterd is een gewas dat helpt om het organische stof gehalte op peil te houden. Gele mosterd zorgt voor groter opbrengsten van het volg gewas. Gele mosterd is ook aaltjes werend. Laatheid bloei en aaltjesbestrijding. Gele mosterd bestrijdt aaltjes op een effectieve manier. De wortels scheiden een lokstof af, deze lokstof strekt aaltjes aan. Gele mosterd is immuun voor aaltjes en daarom kunnen de aaltjes zicht niet vermeerderen en sterven langzaam af. De afscheiding van deze stof stopt als gele mosterd begint te bloeien. Gele mosterd komt vlug in bloei. Dus er is maar een korte tijd dat het aaltjes bestrijdt. Het gewas is ook vorstgevoelig. Lengte en stevigheid. Afhankelijk van de zaaitijd en de groeiomstandigheden. Wordt gele mosterd een lang en massaal gewas. Met een geringe stevigheid. Het gewas moet eerst gemaaid of geklepeld worden om het goed te kunnen omploegen. Het groeit niet meer aan naar het maaien. Snelheid grondbedekking.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 39van 74
Gele mosterd groeit tamelijk snel en heeft een snelle groenbedekking. Het is daarom ook goed om de onkruiddruk tegen te gaan. Ten opzichte van bladrammenas heeft gele mosterd het voordeel dat het later gezaaid kan worden, tot in september. Het gewas heeft dan ook nog een zeer goede grondbedekking. Het nadeel is wel dat het een mindere wortel ontwikkeling heeft als bladrammenas. Maar verder zijn er veel overeenkomsten tussen de gewassen. Inzaaien. De zaaitijd is van begin augustus tot eind september. De zaaizaadhoeveelheid is 15-20 kg per hectare. De zaaidiepte is 1-2 cm diep. 3.4.2.3. Grassen. Ik heb ook naar grassoorten gekeken. Uit deze soorten heb ik een soort uitgekozen die ook goed geschikt is als groenbemester. Deze grassoort is Italiaans raaigras. Waarom ik deze soort heb gekozen leg ik hieronder uit. In vergelijking met andere gewassen hebben grassen een sterk wortelstelsel. Zodat als het wordt gemaaid voor groenvoer er nog voldoende voedingstoffen zijn voor herstel. Ook heeft dit als voordeel dat de organische stof in de grond goed verdeeld wordt. Uitzaai onder dekvrucht. Hiervoor komen Engels en Italiaans raaigras voor in aanmerking. Italiaans raaigras kan gezaaid worden als het gewas 15-20 cm lang is. Bij eerder zaaien komt engels raaigras in aanmerking. Dit gras groeit minder hoog in de dekvrucht en groeit ook niet door bij het zaaien. Deze grassoort heeft in de herfst minder bovengrondse ontwikkeling als Italiaans raaigras. De voorkeur wordt gaat naar de tetraploide rassen. Deze rassen groeien sneller en hebben minder last van ziekten en plagen. Als het gras gemaaid wordt geven deze ook een betere opbrengst als diploide rassen. De hoeveelheid zaaizaad van tetraploide Italiaans en Engels raaigras is 20-25 kg per hectare. Uitzaai in de stoppel. Bij stoppel zaai wordt vooral tetraploide Italiaans raaigras gebruikt. Er wordt dan ongeveer 30 kg zaaizaad per hectare gezaaid. Bij vroeg inzaaien kan er een snede voor groenvoer worden gemaaid. En het gras kan doorgroeien voor groenbemester. Italiaans raaigras heeft ook een zeer goede grondbedekking zo dat het goed werkt tegen onkruiddruk. 3.4.2.4. Italiaans raaigras. Dit gras wordt met namelijk gebruikt voor zaaien in de stoppel. Vooral op de landbouw percelen loopt het organische stof gehalte snel terug. Groenbemesters worden gebruikt om de mineralen die nog in de grond zitten op te nemen. En als ze dan worden omgeploegd wordt de grond rijker aan organische stof Italiaans raaigras is hier zeer geschikt voor. Kenmerken Italiaans raaigras. 1. Een snelle beginontwikkeling. Waardoor de grond snel bedekt is en mineralen in de grond snel gebonden worden. Hierdoor ontstaat een hogere mineraalbenutting. Dit is ook nuttig om de onkruiddruk tegen te gaan. 2. Het schiet laat door waardoor binding van mineralen langer doorgaat. Dit is een voordeel voor het opvolgende gewas. 3. het gras zorgt voor een goede organische stof productie. Italiaans raaigras kan ook wel een echte grondverbeteraar genoemd worden.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 40van 74
4. het zaaizaad is vrij van kweek en duist. Zodat de grond niet besmet raakt met deze onkruiden. Inzaaien. Dankzij de snelle ontwikkeling is Italiaans raaigras geschikt voor inzaai in de stoppel. De zaaihoeveelheid per hectare is dan 30-40 kg. En de beste inzaaiperiode is half juni tot half november.
3.5. Akkerranden De akkerranden worden ook steeds belangrijker. Ik besteed in dit hoofdstuk hier aandacht aan. Ze zijn toepasbaar in beide hoofdtypen van beheer (Akkers met en zonder productie doelstelling) Het ministerie van LNV heeft in haar programma een aantal pakketen voor akkerbeheer opgenomen. Dit is gericht op natuur als nevendoel voor de hoofdfunctie agrarische productie. De toepassingen van natuurlijke akkerranden is nu nog beperkt, maar er wordt regionaal steeds meer geëxperimenteerd met akkerranden. De randen worden meestal ingezaaid met: graan, cultuurkruiden (oude gewassen, cultuurbloemen en groenbemesters). Soms zitten er ook wilde kruiden tussen. Het gebruik van gewasbescherming en meststoffen wordt hier achterwegen gelaten. Anders is het niet meer natuurlijk. Ze worden meestal beheerd door agrariërs die hierbij gebruik maken van hun kennis en hun apparatuur. Akker randen zijn vooral goed voor de vogelstand. Maar de zeldzame soorten vogels komen hier nog maar weinig voor. Het beheer is daar ook niet op ingesteld. De randen groeien vaak snel dicht met de gezaaide onkruiden. Zaad van de zeldzamer onkruiden zit hier niet tussen. Akkerranden zijn ideaal om verschillend natuurdoel typen te realiseren. Ze zijn dus zeer interessant om te realiseren. In de regio wordt hier ook goede ervaringen opgedaan met betrekking tot de fauna. Akkers zijn een stuk land waarop landbouw bedreven wordt. Brabants landschap gebruikt geen bestrijdingsmiddelen of kunstmest. Brabants landschap heeft 2 soorten akkers: tijdelijke akkers met een overgangsbeheer en permanente akkers die een cultuurhistorische en ecologische functie hebben. Deze akkers zijn dus geschikt voor natuurlijke randen. Akkerranden hebben verschillende voordelen. 1. Ze geven voedsel. In de vorm van insecten voor de vogels en voor het wild. 2. Ze zijn een goede schuilplaats voor het wild. 3. Ze geven broedgelegenheid voor vogels (Veldleeuwerik, Gele kwikstaart) De soorten fauna die op de akkerranden voorkomen zijn: Insecten; Dit is maar een greep uit de insecten die in een akkerrand voor kunnen komen. Er zitten ook verschillende soorten sprinkhanen, dagvlinders, vliegen en muggen.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 41van 74
Aardhommel
Schorpioenvlieg
Blinde bij.
Langlijfzweefvlieg
Argusvlinder.
Vogels: Er zijn ook veel soorten vogels te vinden bij de akkerranden. Ik geef hier een opsomming van een aantal soorten: Gele kwikstaart, Fazant, Veldleeuwerik, Graspieper, Patrijs, Kwartel, Putter, kneu. Deze soorten komen af op de insecten die zich in de akkerranden ophouden. En natuurlijk ook voor de beschutting die het biedt tegen roofdieren.
Graspieper.
Kneu.
Veldleeuwerik.
Overige soorten dieren: Ook komen er veel andere soorten fauna voor in de akkerranden. Zoals: amfibieën (kikker en paden soorten). Knaagdieren ( verschillende soorten muizen en konijnen). En natuurlijk niet te vergeten het wild (reeën, konijnen en hazen). Ten aanzien van de akkerranden hanteert de stichting de volgende uitgangspunten. Deze zijn opgenomen in visie document. 1. Randen van meer dan 12 meter dragen bij aan een hogere biodiversiteit (akkervogels, bodemdieren, insecten, planten) ik denk persoonlijk dat 12 meter op sommige percelen die Brabants landschap in beheer heeft mooi zou staan. Aan de andere kant denk ik ook dat je naar het perceel zelf moet kijken en ook naar de grootte ervan. Sommige percelen zijn niet zo groot. En als je dan een akkerrand van 12 meter daar gaat aanleggen houd je niks over van je akker om je gewas te planten. Dus naar mijn menig heeft de breedte van de akkerrand te maken met de grote van het perceel. 2. Het is ook belangrijk om keuzes te maken. Mooie akkerranden of een functionele akkerrand. Ik heb gekozen voor een functionele akkerrand. Omdat ik persoonlijk denk dat hier meer biodiversiteit aanwezig is. 3. Goed beheer is van belang. Het juiste moment van inzaaien is belangrijk. Als het een meerjarige akkerrand is, is tijdig maaien en afvoeren belangrijk. Ik heb zelf gekozen voor een eenjarige akkerrand, met als doel dat je dan de akkerrand kunt circuleren. Hiermee bedoel ik dat je bijvoorbeeld eerst de ene kant een akkerrand
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 42van 74
maakt van het perceel. En het jaar daarop de andere kant. Zo kun je kijken waar het meeste effect gehaald wordt. 4. De ligging is ook heel belangrijk. Het is namelijk niet handig om een akkerrand te maken naast een drukke weg of een druk wandel pad. Waar veel honden los lopen. Het beste is langs een sloot. Of aan een gesloten naast een braakliggend terrein of bos. Functie akkerranden. 1. Verhoogt natuurwaarde. 2. Het verhogen van de biodiversiteit. 3. Fauna beschutting en voedsel beiden. 4. Zaadbank gebiedseigen soorten. 5. functie reservaten voor broed en wintervogels. 3.5.1. Zaadmengsel voor akkerranden. Neutkens zaadhandel in Vessem heeft een mooie selectie akkerranden mengsels. Ook heeft deze zaadhandel in samenwerking met Brabants Landschap een mooi mengsel voor natuur randen ontwikkeld. Ik heb dit zaden mengsel gekozen omdat ik denk dat hier voor elk dier wat in zit. Het is mengsel van granen met verschillende bloemen en kruiden. Ik denk dat hier veel wild en vogels op af zullen komen. En het staat mooi. Dus in feite zijn dit beide functies (mooi en functioneel) in een. samenstelling Brabants natuurmengsel. • • • • • •
Haver. Tarwe Boekweit. Maïs. Gele lupinen. Facelia.
• • • • • •
Bladrammenas Gele mosterd. Vogelwikken. Vlas Komkommerkruid. Mergkool.
Dit mengsel moet gezaaid worden op matig tot voedselrijke gronde. Dit mengsel zou voor subsidie in aanraking kunnen komen. Het beste zaaitijdstip is maart tot en met half april. Zaaizaad hoeveelheid bedraagt 45 kg per hectare. Als je dit aanhoudt krijg je een optimale groeidichtheid. Het kost 5,75€ per kg. Aangezien er geen hele hectare gezaaid wordt heb ik uitgerekend wat het per are: je hebt 45 kg per hectare nodig. 1 hectare= 100 are dus per are is dit 45/100 = 0,45 kg / are. Voorbeeld: Je hebt een akkerrand van 12 meter breed en 20 meter lang. Dat is dus 2,40are. Hiervoor is nodig: 2,40 * 0,45 kg/are = 10,8 kg. Dit kost dan 10,8 kg * 5,57 €/kg = 62,10€ 3.5.2. Grondbewerking voor de akkerranden. Als eerste zou ik de grond met de smaragd bewerken zodat de grond vlak ligt voor de ploeg. Daarna de grond bewerken met de ploeg. Ik zou in dit geval werken met een vals zaaibed. Dit houdt in dat je na de smaragd bewerking, het een week laat liggen. Dit voor het geval dat als er veel onkruiddruk is. Je kunt met deze methode namelijk al veel onkruid weghalen. Omdat je het zaait in maart tot half april komt er al veel onkruid naar boven. Dit kun je weg halen met de smaragd bewerking en
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 43van 74
vervolgens inzaaien met een zaaibedcombinatie. Er is voor deze akkerranden geen bemesting vereist. Ik heb gekozen voor een eenjarig mengsel. Dit betekent dat het na een jaar ook weg is. Dan kun je het onderploegen en gebruiken als een groenbemester (zitten ook een aantal groenbemester soorten in). Dan zou ik het zelfde doen op een andere hoek van het perceel. En zo dan elk jaar reguleren. Je zou natuurlijk na een jaar ook kunnen besluiten voor een meerjarig mengsel. Maar dan zouden het vaste akkerranden worden. 3.5.3. Wetgeving en subsidies. Natuurlijke flora akkerranden kunnen in aanmerking komen voor Subsidie van de overheid. U kunt dan een aanvraag van subsidie doen bij het ministerie van landbouw. Het aanvragen van subsidie gaat heel eenvoudig. Je kunt het ministerie bellen of de aanvraag doen via Internet. Hoeveel subsidie er wordt gegeven wordt pas bepaald na de aanvraag. Ik kan deze subsidie dus helaas niet mee nemen in mijn kosten overzicht. Wel heb ik de eisen waar de akkerranden aan moeten voldoen kunnen achterhalen. Deze zijn: Agrarische natuurtype ao2: agrarische floragebieden. Beheerspakket Ao2.02.03 (aanvraagcode 8181) Akkerflora randen. Instapvoorwaarden • De beheereenheid is in gebruik als bouwland. • Dit pakket mag niet overlappen met andere beheerpakketten. Minimale grootte • De beheereenheid heeft een oppervlakte van minimaal 0,3 hectare. Beheereisen • Op de beheereenheid verbouwt u in de beheerperiode graan, met uitzondering van maïs. • In de beheereenheid vindt geen mechanische onkruidbestrijding plaats vanaf het zaaien (bij zomergraan) of vanaf 1 april (bij wintergraan) tot de oogst. Ook is het gebruik van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen niet toegestaan, behalve plaatselijke bestrijding van haarden met akkerdistel, ridderzuring of kleefkruid. • U mag de beheereenheid niet bemesten en beweiden. • U mag de beheereenheid niet als wendakker gebruiken
3.6. Cultuurhistorische waarde. Cultuurhistorische waarde houdt in dat het gebied nog structuren en elementen uit het verleden heeft die nog herkenbaar zijn. Deze elementen hebben te maken met de geschiedenis en zijn door de mens gemaakt en gevormd. Vaak hebben deze elementen archeologische waarde. 3.6.1. Invloed van de mens. De omgeving waarin de akkers liggen kent een lange geschiedenis van menselijk ingrijpen in het natuurlijke landschap. De oudste bij ons bekende bewoning in deze gebieden stamt af van de Tjongercultuur (10.000 v.Chr.). Dit was te bewijzen door enkele vondsten in de omgeving van Eindhoven van die tijd. Dit waren vooral mensen die jacht maakten op wild en visten in de Dommel. Toen het klimaat
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 44van 74
kouder werd kwamen rendierjagers deze kant op. Deze mensen hebben sporen van nederzettingen achtergelaten in de buurt van Eindhoven en Wintelre. Dit werd de Ahrenburgcultuur genoemd (9000 v.Chr.). In het Holoceen verandert het klimaat en wordt zo gunstig voor plantengroei. De jagers en vissers kunnen zich nu ook voeden met planten en vruchten die in het wild leven. In de omgeving van Reusel, Veldhoven en Vessem worden vuurstenen en werktuigen gevonden uit de Midden Steentijd (8000-4000 v.Chr.). In de Jonge Steentijd (4000 v.Chr.) doen landbouw en veeteelt hun intrede in deze omgeving. Typisch voor deze tijd zijn het aardewerk en de verfijnde vuurstenen werktuigen en wapens. Door de landbouw en veeteelt komen ook de vaste nederzettingen tot stand. Voor het bouwen van boerderijen waren er zwaardere werktuigen nodig. Daarom werden er grotere vuurstenen aangevoerd uit Limburgse en Belgische vuursteen mijnen. Hier zijn een aantal vondsten van gedaan bij Reusel en Veldhoven. De Bronstijd is vooral bekend om de grafheuvels (urnenveldencultuur). Ook in de IJzertijd (700 v.Chr. tot begin van de jaartelling) werden er nog grafheuvels gemaakt. In dit gebied komen nog veel grafheuvels voor. Op de Rechte heide bij Goirle zijn er nog 6 te bezichtigen.
Paalkransheuvel op de Rechte heide in deze heuvel zijn veel urnen gevonden.
Lange tijd is gedacht dat de Brabantse kempen in de Romeinse tijd onbewoond zijn geweest op een enkele militaire wachtpost na dan. Uit opgravingen in 1950 bleek dat dit niet het geval was, er werden meer dan 200 nederzettingen blootgelegd in heel Brabant. Een groot deel hiervan ligt in de Brabantse kempen. In Hoogeloon werd een Romeinse kapitale villa opgegraven. Door toename van de bevolking in de middeleeuwen werd er steeds meer grond gebruikt voor de landbouw. Daarbij wilden de mensen ook meer opbrengst hebben. Dit werd bereikt met gebruik van potstalmest; deze werd vermengd met o.a. bosstrooisel, heide en grasplaggen maar ook met zand. Zo ontstond er een zand humusmengsel. Dit mengsel is weer geschikt voor bemesting. Door dit proces ontstond er langzaam een hummus houdende laag van 50 cm dik, ook wel cultuurgronden genoemd. Deze gronden vindt je nog in de buurt van dorpen en in beekdalen. De heidevelden zijn ontstaan door ontbossing door de mens. Dit begon al in de vroege Bronstijd toen er al wat aan landbouw werd gedaan. In middeleeuwen werden de heidevelden drastisch uitgebreid. Dit werd gedaan door de toename van schapen die op de heide graasden. De mest van de schapen kwam via de potstal op de akkers terecht. De stuifzand gebieden zijn ook ontstaan door de mens. Deze gebieden kun je herkennen aan hun onregelmatig reliëf (duinreliëf). Door de ontbossing en het verzamelen van heide plaggen werd de grond ontdaan van zijn vegetatie. Hierdoor ontstond op de droge leemarme gronden winderosie. Zo ontstonden de stuifduinen. Aan het eind van de negentiende eeuw en later zijn er veel heide gronden ontgonnen. Dit kwam omdat de kunstmest zijn intrede deed en er geen
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 45van 74
heideplagsels meer nodig waren. Ook werden er veel heide en stuifzand gebieden met bomen aangepland om zo verdere verstuiving te voorkomen. Nationaal park de Loonse en Drunense duinen is hier een goed voorbeeld van.
Nationaal park Loonse en Drunense duinen.
3.6.2. Agrarisch grondgebruik en recreatie. In dit gebied is het vanouds vooral gemengde bedrijven met veeteelt en akkerbouw die er het meeste voorkomen. Dit is nog steeds het geval. Na de tweede wereldoorlog kwamen er wel meer bedrijven die zich gingen specialiseren. Hierdoor kwam een verandering in de teelt van gewassen. Zo worden op de zandgronden veel suikerbieten geteeld; ook wordt er veel snijmaïs verbouwd voor veevoer. Graangewassen zoals gerst, rogge en haver werden vroeger veel verbouwd maar zijn nu sterk afgenomen. De melkveehouderij heeft in dit gebied de laatste tijd sterk zijn intrede gedaan. Akkers die werden gebruikt voor landbouw zijn nu weilanden geworden voor het vee. Dit is mogelijk gemaakt door kunstmatige beregening, vooral op de hoger gelegen gronden is dit van belang. Dit komt door de diepe grondwaterstanden. Ook zijn er veel varkens- en kippenmesterijen bij gekomen. Dit heeft als gevolg dat er veel mest wordt geproduceerd. Dit heeft tot gevolg dat er op sommige plekken grote overschotten mest zijn. Verspreid door het gebied wordt er ook nog aan teelt gedaan. In de omgeving van Best en Liempde worden op de lage vochtige groen populieren geteeld. Op de droge hoge gronden zijn er grote oppervlakte naaldhoutbossen. Sinds de vorige eeuw is de oppervlakte van de heidegebieden sterk verminderd. Dit komt door de bebossing van de gebieden en het ontginnen. De belangrijkste overgebleven heidegebieden zijn: de Rechte heide bij Goirle, de Kampinasche heide tussen Oisterwijk en Boxtel, de Oirschotseheide, de Landschotse heide bij Middelbeers, de Mispeleindsche heide en de Neterselsche heide. Een aantal van deze gebieden zijn nu natuurreservaat andere gebieden zijn militair oefen terrein. De Kempen bieden veel mogelijkheden voor recreatie. De uitgestrekte heide en bossen zijn ideaal voor wandelen en fietsen. Er zijn verschillende wandel en fiets routes uitgezet in de gebieden. Is sommige gebieden zijn plekken voor dagrecreatie aangelegd. Ook bevinden er zich veel campings in de omgeving. Kenmerkend voor deze gebieden zijn de vele vennen. Ook zijn er kuilen, die door zandwinning zijn ontstaan, die geschikt zijn gemaakt voor de watersport. 3.6.3. Historische gewassen. Historische gewassen zijn vooral geschikt voor gebruik op de akkers die gemerkt zijn binnen de categorie “Akkers zonder productiedoelstelling/landschap en cultuur historie”. Ik besteed hier wat aandacht aan de stichting en de gewassen, deze komen verder niet meer in het verslag voor. Dergelijke gewassen worden gepromoot door de stichting Korensla. De stichting Korensla zet zich in voor het
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 46van 74
behoud van historische gewassen. Deze gewassen vormen een onderdeel van de agro biodiversiteit. Hier volgen enkele voorbeelden van historische gewassen die de stichting graag wil behouden: Zandboekweit wordt beschouwd als het grote nieuwe gewas van de middeleeuwen. Het werd gebruikt voor veevoer. Naast dit gewas worden er ook meerdere gewassen gebruikt voor de productie. Een ander voorbeeld is sint-jansrogge. En natuurlijk mag het plantje niet ontbreken waar naar de stichting is vernoemd; Korensla dit is een eenjarig plantje dat op de rode lijst staat. Korensla bloeit van juni tot september. In deze tijd staan de akker onkruiden in bloei. Dit geeft net weer een ander gezicht aan het landschap. De activiteiten van de stichting zijn al in bescheiden vorm opgestart in 2006 met de steun van de provincie Noord Brabant. De provincie bekostigde hier een project van tot herstel van akkerflora en fauna. Ook zij er vorig jaar op een aantal plekken kleine reservaat akkers gerealiseerd waar een bescheiden oogst vandaan kwam. Op landgoed de Hoevens worden Kempische heideschapen ingezet voor natuur begrazing.
Zandboekweit
Sintjansrogge
Korensla
De gewassen die stichting Korensla op de akkers bij Regte heide zijn gezaaid zijn opgenomen in bijlage 5
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 47van 74
4. BEHEERSPLAN. 4.1. Inleiding In dit hoofdstuk komt de visie op het beheren van de betrokken akkers aan bod. De eisen van Het Brabants Landschap liggen hieraan ten grondslag waarbij het dus aansluit bij de visie van deze stichting. Daarom bestaat dit plan dus uit de volgende delen: - Inventarisatie en inrichting van de gebieden: hier leg ik uit wat de situatie is en om welke gebieden het gaat. Tevens leg ik uit welke gewassen geteeld worden. - De jaarlijkse bewerkingscyclus: in deze paragraaf geef ik aan wat de bewerkingscyclus is. Deze komt elk jaar terug. Dit vormt tevens de basis voor de kosten. - In het deel “Landschappelijke waarde” geef ik aan wat de waarde van deze akkers is voor het landschap en hoe ik met de inrichting hier verdere vorm aan geef. - De 5 jarige beheerscyclus: dit is een cyclus die zich elke 5 jaar herhaalt. Hierin staat welke gewassen er elk jaar op worden gezet en om welke groenbemesters het gaat. - Kosten en opbrengsten: hier staan de totale kosten van het plan.
Toekomst beleid stichting het Brabants Landschap. Beschrijving toekomstbeeld. De resultaten van de onderzoeken zullen er toe leiden dat het beleid door Brabants landschap wordt veranderd. Er blijven dan 2 hoofdtypen: 1. Akkers met productiedoelstelling. Biologische akkerbouw: akkers waarop het genereren van inkomsten door middel van het telen en oogsten van gewassen volgens de Skal normen centraal staat. Het gaat hier over akkers in eigen beheer en akkers in tijdelijke pacht. Daarom moten deze akkers jaarlijks worden bemest met organische mest (tot 170 kg N per ha). Vruchtwisseling is noodzakelijk om ziekten en plagen te voorkomen. Ook worden de gewassen dichter ingezaaid. 2. Akkers zonder productiedoelstelling. A. Landschap en cultuurhistorie: akkers waarbij het oude cultuurlandschap in zijn geheel centraal staat in het beheer. Op deze akkers wordt op traditionele manier landbouw gedreven. Om akkers met veel akkerflora wordt er minder gemest dan op andere akkers (40 kg N per ha) met ruige stalmest. Ook is er minder afwisseling tussen zomer en winter granen. De gewassen worden ook minder dicht op elkaar gezaaid. B. Flora: akkers waarbij de akkerflora centraal staat in het beheer. Voor deze akkers geld dat er niet of nauwelijks gemest wordt. Er mag geen afwisseling plaatsvinden tussen zomer en wintergranen. Het gewas moet zeer dun gezaaid worden. Er worden verschillende subtypen onderscheiden: 1. Kruidenrijke wintergraanakkers. 2. Kruidenrijke zomergraanakkers. 3. Kruidenrijke graanakkers met groot zadige akkerplanten Het gericht herintroduceren van bepaalde doelsoorten komt pas in beeld als deze soorten zich niet vanzelf in het perceel hebben gevestigd. C. Fauna: akkers waarbij in het beheer bepaalde fauna centraal staat. Het beheer van zulke akkers is sterk afhankelijk van de faunafuncties en soorten waarvoor de akker bestemd is
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 48van 74
en kan gelijk zijn aan elk ban de Andere 3 akkertypen. De volgende soortgroepen worden onderscheiden: 1. Vogels (broedvogels, foeragerende vogels). 2. Insecten. 3. Kleine zoogdieren.
Akkerranden. Op beide hoofdtypen kan randenbeheer worden toegepast. Brabants landschap streeft gezien de ecologische meerwaarde, naar een toename in het aandeel akkerranden. Naast het in stand houden van akkerranden yen behoeve van fauna zal dit ook gericht zijn op instandhouding van flora.
4.2. Inventarisatie en inrichting van de gebieden De percelen Het gaat om akkers die het Brabants landschap in beheer heeft. Deze akkers hebben cultuurhistorische waarde. Deze akkers liggen rond Tilburg. Het gaat om 135,7 hectare. Deze akkers zijn verdeeld in verschillende objecten. Deze objecten zijn: Regte heide, Annanina’s rust, Beleven, Kleine Beerze, Gorp de Leij. Deze akkers worden behouden bij Sichting het Brabants landschap, mede omdat de organisatie extra inkomsten te geven. Het Brabants landschap heeft deze gebieden aangekocht omdat deze gebieden de laatste stukjes zijn van eens grote heide en bebosten gebieden. Deze gebieden zijn kenmerkend voor het Brabantse landschap. De reden dat het Brabants landschap deze akkers heeft aangekocht is omdat deze akkers als een deken om de gebieden liggen. Zo kan het Brabants landschap deze gebieden veilig stellen van intensieve akkerbouw en intensief gebruik van chemische bestrijding middelen en kunstmest. Ook kan het Brabants landschap zo de gebieden uitbreiden. Grond eigenschappen De grond eigenschappen zijn met grondboringen onderzocht en zijn als volgt:
Regte heide Annanina’s rust Beleven Kleine Beerze Gorp de Leij
Bodem classificatie Veldpodzolgronden Hoge zwarte enkeerdgronden Veldpodzolgronden Hoge zwarte enkeerdgronden Veldpodzolgronden
Grondwater trap V VII
Toplaag Humusrijk Humusrijk
diepe laag Fijn lemig Fijn lemig
V VI
Humusrijk Humusrijk
Fijn lemig Fijn lemig
V
Humusrijk
Fijn lemig
Deze gronden zijn geschikt voor de gewassen die ik heb uitgekozen, omdat de bovenste laag van de grond humus rijk is (dit betekent dat er veel voedingsstoffen in zitten). Ook kunnen de gewassen diep in de grond doordringen met hun wortels, dit is goed voor de ontwikkeling van het gewas. Helaas zijn deze omstandigheden ook goed voor het onkruid. Daarom is de onkruidruk ook zo hoog op deze akkers. Grondbewerkingen Deze paragraaf heeft betrekking op de grondbewerkingen die ik ga toepassen in dit beheersplan. Ik verdeel de bewerkingen in 2 verschillende methodes. De ene methode is voor de gewassen, de andere bewerking heeft betrekking tot de groenbemesters.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 49van 74
Dit is de methode die ik toepas voor de gewassen: 1. Voordat ik er met de ploeg over ga. Ga ik er eerst met de smaragd stoppelbewerker erover heen. Dit doe ik omdat de onkruiddruk zo hoog is. Deze machine zorgt er namelijk voor dat het onkruid en de restanten van het gewas onder de grond worden gewerkt. En legt ook meteen het grond opvlak mooi recht. Dit is weer een voordeel voor het ploegen. 2. Ploegen met 4- schaar met ondergronders en vorenpakkers. Ondergronders bevinden zich onder de ploegen deze voorkomen dat er een zogenaamde ploeglaag ontstaat. Dit is een storende laag in de grond. Die de groei van het gewas kan belemmeren. Een vorenpakker verwijderd onkruid en duwt het aan onder de grond. Dit is eigenlijk het zelfde als met de smaragd. Ik heb hier voor gekozen om dit nog eens te herhalen. Omdat de onkruidruk zo hoog is 3. Daarna kunnen we gaan zaaien. Voor deze taak gebruik ik een zaaibedcombinatie deze machine zaai en maakt gelijk een zaaibed. 4. Dan komt het oogsten dit gebeurt met een maaidorser. 5. Het moet natuurlijk ook vervoerd worden door een gecertificeerd bedrijf. De gehele oogst van het Brabants landschap gaat weg als GPS (Gehele Planten Silage). Dit betekent de gehele plant wordt gebruikt voor veevoer. Voor de groenbemesters gaat het bijna het zelfde. Ik gebruik hier ook methode 1,2 en 3 voor. Maar een groenbemester hoeft niet geoogst en afgevoerd te worden. Anders is het nut van een groenbemester weg. In het geval van Bladrammenas zou er na het zaaien en het opkomen van de groenbemester nog met een klepel over het gewas kunnen gaan om zo de druk op de grond te vermeerderen. De bedoeling is dan om het maaisel niet op te ruimen (dit is weer bemesting voor de akker). Dit heeft dan als gevolg dat de druk op de grond groter wordt en zo de onkruidruk minder wordt, omdat er geen licht en ruimte is voor het onkruid. Als de tijd is gekomen om het hoofd gewas op de akker te zaaien, wordt de groenbemester onder de grond verwerkt met behulp van de smaragd en de ploeg. En zo begint dan de grondbewerking methode voor gewassen weer opnieuw. Gewassen: De gewassen die er momenteel vooral op verbouwd worden zijn: Luzerne, triticale en Zomer gerst. Deze gewassen kunnen gewoon behouden worden; Uit het onderzoek naar de eigenschappen van de grondsoort is gebleken dat deze gewassen geschikt zijn. Uit de afgelopen jaren is gebleken dat er niet veel aan wisselteelt is gedaan. Op veel akkers zijn jaar na jaar de zelfde gewassen geteeld. Daarom is er nu op veel akkers akkermoeheid opgetreden. Dit is te zien aan de geringe opbrengst en de hoge onkruidruk die is ontstaan. Dit wil ik gaan oplossen met behulp van groenbemesters, die de eigenschap hebben dat ze de onkruidruk verminderen en voor voedingstoffen zorgen voor het vervolg gewas. De groenbemesters die ik ga gebruiken zijn: Bladrammenas, Gele mosterd, Italiaans raaigras. Ook ga ik de onkruidruk terug dringen met machinale onkruidbestrijding. Dit doe ik machinaal omdat de akkers allemaal biologisch beheerd worden; er mogen dus geen chemische bestrijdings middelen gebruikt worden. Ik stel hier een wisselteelt programma op voor een aantal jaren. Dit doe ik omdat dit programma is bedoeld om de akkers de voedingsstoffen terug te geven. Mijn idee is om op alle akkers het eerste jaar het zelfde soort groenbemester te gebruiken. Mijn
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 50van 74
voorkeur gaat uit naar Bladrammenas dit omdat deze de beste eigenschappen heeft. Bladrammenas heeft een grote en snelle begroeiing van het grond oppervlak. Hierdoor krijgt het onkruid minder kans om zich te ontwikkelen. Ook geeft Bladrammenas veel voedingstoffen terug aan de grond van de akker. Als de Bladrammenas is omgeploegd wil ik er Luzerne op zetten. Dit gewas maakt zijn eigen stikstof aan. Dit is gunstig voor de akker en het gevolg gewas. Dit profiteert weer van de stikstof die de Luzerne heeft aangemaakt. Akkerranden Het Brabants landschap heeft mij ook gevraagd om de mogelijkheden en voordelen te bekijken van natuurlijke akker randen. Mijn keuzes voor beheer heb ik hier onder opgesomd. Ook geef ik aan welke akker ik heb uitgekozen voor de akkerranden en waarom. Dit laat ik zien met behulp van kaarten. 1. Randen meer 12 meter dragen bij aan een hogere biodiversiteit (akkervogels, bodemdieren, insecten, planten) ik denk persoonlijk dat 12 meter op sommige percelen die Brabants landschap in beheer heeft mooi zou staan. Aan de andere kant denk ik ook dat je naar het perceel zelf moet kijken en ook naar de grote ervan. Sommige percelen zijn niet zo groot. En als je dan een akkerrand van 12 meter daar gaat aanleggen houd je niks over van je akker om je gewas te planten. Dus naar mijn menig heeft de breedte van de akkerrand te maken met de grote van het perceel. 2. Het is ook belangrijk om keuzes te maken. Mooie akkerranden of een functionele akkerrand. Ik heb gekozen voor een functionele akkerrand. Omdat ik persoonlijk denk dat hier meer biodiversiteit aanwezig is. 3. Goed beheer is van belang. Het juiste moment van inzaaien is belangrijk. Als het een meerjarige akkerrand is tijdig maaien en afvoeren belangrijk. Ik heb zelf gekozen voor een eenjarige akkerrand. Met als doel dat je dan de akkerrand kunt circuleren. Hiermee bedoel ik dat je eerst de ene akker kan voorzien van akkerranden en het jaar daarop de andere. Je kunt daarna altijd nog kiezen om een meerjarige akkerrand aan te leggen. Maar dit zou ik pas doen als je weet waar de akkerranden het meest functioneel zijn. 4. De ligging is ook heel belangrijk. Het is namelijk niet handig om een akkerrand te maken naast een drukke weg of een druk wandel pad. Waar veel handen los lopen. Het beste is langs een sloot. Of aan een gesloten naast een braakliggend terrein of bos. 5. Het weer speelt ook een belangrijke rol. Bijvoorbeeld inzaaien is het beste bij droog weer. Als je inzaait bij regen heb je kans dat de zaden wegspoelen. Ik heb gekozen voor een eenjarig mengsel. Dit betekent dat het na een jaar ook weg is. Dan kun je het onderploegen en gebruiken als een groenbemester (zitten ook een aantal groenbemester soorten in). Dan zou ik het zelfde doen op een andere hoek van het perceel. Je zou natuurlijk na een jaar ook kunnen besluiten voor een meerjarig mengsel. Maar dan zouden het vaste akkerranden worden. Dit zou ik pas doen als je zeker er van bent dat deze akkerrand de natuurwaarde veel verhoogd. Ik ga in dit plan aangeven waar de akkerranden volgens mij dit jaar het beste kunnen komen. Dit zijn voor mij de akkers die het dichtst bij de betreffende natuurgebieden liggen en ook, zoals ik al eerder heb aangegeven, op de akkers met het grootste oppervlak. De akkers die een zeer klein oppervak hebben wil ik helemaal inzaaien met dit eenjarige mengsel en daarna gewoon braak te laten liggen. Dit omdat deze akkers zo klein zijn dat ze meer kosten dan dat ze opbrengen. De reden dat ik niet elke akker van een akkerrand voorzie is omdat dit dan wel heel duur gaat worden.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 51van 74
Het eenjarige mengsel wat ik ga gebruiken ziet er als volgt uit: • • • • • •
• • • • • •
Haver. Tarwe Boekweit. Maïs. Gele lupinen. Facelia.
Bladrammenas Gele mosterd. Vogelwikken. Vlas Komkommerkruid. Mergkool.
Inpassing met de rest van het gebied en effect op fauna Dit mengsel hierboven is door het Brabants landschap en de zaadhandel Neutkens samengesteld. Na onderzoek heeft dit zaadmengsel de beste invloed op de flora en fauna. Dit past mooi in het gebied om dat deze soorten die in het zaadmengsel ook vanzelf in de akkerranden voorkomen. Deze natuurlijke akkerranden helpen ook mee aan de ecologische hoofdstructuur. Dit kan zo omdat deze akkerranden ook doorgangen kunnen vormen voor verschillende soorten fauna. Natuurlijke akkerranden staan erom bekend dat ze de biodiversiteit van een akker verhogen daarom is er de mogelijkheid vanuit het ministerie van landbouw om subsidie aan te vragen voor deze akkerranden.
4.3. De jaarlijkse bewerkings cyclus Zoals je hebt kunnen zien in het hoofdstuk grondbewerking heb ik ook uitgezocht welke methodes voor grondbewerking en machinale onkruidbestrijding er zijn. Hier heb ik er een paar van uitgekozen. Deze methodes zijn het beste voor de akkers en de gewassen die het Brabants Landschap erop verbouwt.
Smaragd ploegen zaaien maaien oogsten
GB GB GB
BN BN
BN BN GB
Dec emb er
Nov emb er
Okto ber
Sep tem ber
Aug ustu s
Juli
Jun i
Mei
Apr il
Maa rt
Feb ruar i
bewerking
Jan uari
Hieronder heb ik een schema voor het eerste jaar 2012:
HG HG HG
HG
GB: Groenbemesters (Bladrammenas) akkers. HG: Hoofdgewas (Luzerne) akkers. BN: Branbants Natuurmengsel
Bladrammenas wordt in januari al ingezaaid. Dit laten we opkomen totdat 70% in bloei staat dan maaien we het. Dit heeft als effect dat de druk op de grond groter wordt en onkruid het moeilijker krijgt met ontwikkelen. Bladrammenas loopt hierna gewoon weer uit. In augustus wordt het met de smaragd en de ploeg onder geploegd. Luzerne wordt in augustus gezaaid. Dit laten we de winter staat (Luzerne is winter hard). En wordt in april geoogst (2013). Hierna laat ik de akkers brak liggen. In het voorjaar wordt er weer een groenbemester op gezaaid.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 52van 74
Bij de randen werk ik met een vals zaaibed: dit houdt in dat ik eerst de grond bewerk om dan een aantal weken te laat liggen zodat er weer onkruid op kan komen. Dan worden de akkers weer bewerkt. Zo wordt de onkruidruk verminderd. Daarna wordt het in gezaaid met het zaadmengsel.
4.4. De vijfjarige beheer cyclus In deze paragraaf laat ik zien hoe mijn visie voor de akkers er voor de komende 5 jaar uit ziet. Dit doe ik met behulp van een wisselteelt programma dit houdt in: dat er een schema wordt opgesteld waar in staat welke gewassen erop welke akkers staan. Het is belangrijk dat er niet elk jaar dezelfde groenbemesters en gewassen op de zelfde akkers staan. Als dit wel gebeurt dan treedt er akkermoeheid op. Dit betekent dat de akkers bijna geen voedingstoffen meer bevatten voor het gewas. Elk gewas neemt weer een andere combinatie van voedingsstoffen op. In de loop van de tijd raakt deze voedingstof op omdat het niet de tijd krijgt om zich te herstellen. Het gevolg hiervan is dat de opbrengst van de gewassen sterk terug uit gaat en dat de onkruiddruk heel hoog wordt. Een wisselteelt programma zorgt ervoor dat dit niet gebeurt omdat er vast staat welke gewassen erop hebben gestaan en welke er in de toekomst opkomen.
object
jaar 1
jaar 2
jaar 3
gr oe nb em es ge te wa r s
gr oe nb em es ge te wa r s
gr oe nb em es ge te wa r s
gr oe nb em es ge te wa r s
gr oe nb em es ge te wa r s
Dit is het schema voor de komende 5 jaar:
jaar 4
jaar 5
Regte heide
Bld rm
Luz
G mst
Trit
It rgras
Z Gerst G mst
Trit
It rgras
Z Gerst
Annanina's rust
Bld rm
Luz
G mst
Trit
It rgras
Z Gerst Bld rm
Luz
G mst
Trit
Beleven
Bld rm
Luz
G mst
Trit
It rgras
Z Gerst G mst
Trit
Bld rm
Luz
Kleine beerze
Bld rm
Luz
G mst
Trit
It rgras
Z Gerst It rgras
Z Gerst G mst
Trit
Gorp de leij
Bld rm
Luz
G mst
Trit
It rgras
Z Gerst Bld rm
Luz
Z Gerst
gew assen Luz Trit Z Gerst
It rgras
groenbemesters
Luzerne
Bld rm
Bladrammenas
Triticale
G mst
Gelemosterd
Zomergerst
It rgr
Italiaans raaigras
Dit is mijn visie voor de komende 5 jaar. Ik heb voor de eerste 3 jaar gekozen om op elk object dezelfde gewassen te zaaien zodat de akkers zich dan kunnen herstellen. In het 4e jaar heb ik er voor gekozen om het te gaan wisselen. Dan zijn naar mijn mening de akkers weer genoeg hersteld. Ik heb voor deze methode gekozen omdat alle akkers nu verschijnselen van akkermoeheid laten zien. Daarom heb ik de eerste 3 jaar overal de zelfde gewassen op gezet zodat de alle akkers de zelfde voordelen hebben van deze gewassen en dan na 3 jaar allemaal even goed zijn hersteld.
4.5. Begroting. In deze paragraaf laat ik een overzicht zien van de totale kosten van dit beheersplan. Dit heeft betrekking op grondbewerking, zaaien, kosten gewassen en akkerranden. Ook staat er een overzicht van de inkomsten van de afgelopen jaren.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 53van 74
4.5.1. Inkomsten overzicht 2009/2010
De inkomsten van 2011 staan er niet in, deze zijn bij mij niet bekend. Ik kan ook de inkomsten van 2012 niet schatten, omdat het niet te schatten is wat de opbrengst van de akkers is. 4.5.2. kosten overzicht 2011 Kosten voor grondbewerking en zaaien voor 2011. Deze kosten zijn elk jaar het zelfde. Dus dit geld ook voor de komende 5 jaar. bewerking
Prijs per hectare incl. BTW
Object waar bewerking wordt toegepast Gorp de Leij 5,9 ha
Annanina’s rust 6,1 ha
€ 289
Frezen
€92
Smaragd stoppel bewerker
€47
€ 280
Ploegen 4-schaar met ondergronders en vorenpakker.
€95
€ 560
€ 579
Zaaibedcombinatie.
€ 92
€ 542
€ 561
Eggen.
€ 28
Maaidorsen.
€ 221
Transport van GPS.
€ 250
Totaal
Akkers en Randen; december 2011
€ 1383
€ 1430
Beleven. 17,33 ha
Kleine Beerze 47,8 ha
Regte Heide 51,59 ha
€ 823
€ 2270
€ 2450
€ 1646
€ 4541
€ 4901
€ 1594
€ 4063
€ 4370
€ 4746
€ 11181
€ 12097
Pagina 54van 74
Kosten van de gewassen 2011.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 55van 74
Totale kosten 2011 per object. object
aantal Ha
Totaal Grondbewerkin g
54,19
€ 12098
€ 2225
€ 14323
6,1
€ 1430
€ 265
€ 1695
Kleine Beerze
49,74
€ 11182
€ 9133
€ 20315
Beleven
19,98
€ 4064
€ 5435
€ 9499
5,9
€ 1384
€ 2746
€ 4130
Totaal
€ 49962
Regte heide Annanina's rust
Gorp de Leij
Totaal gewassen
Totaal kosten
De totale kosten voor dit jaar (2011) is 49.961 euro. 4.5.3. kosten inschatting 2012 Kosten Grondbewerking 2012. bewerking
Prijs per hectare incl. BTW
Object waar bewerking wordt toegepast Gorp de Leij 5,9 ha
Annanina’s rust 6,1 ha
€ 289
Frezen
€92
Smaragd stoppel bewerker
€47
€ 280
Ploegen 4-schaar met ondergronders en vorenpakker.
€95
€ 560
€ 579
Zaaibedcombinatie.
€ 92
€ 542
€ 561
Eggen.
€ 28
Maaidorsen.
€ 221
Transport van GPS.
€ 250
Totaal
€ 1383
Beleven. 17,33 ha
Regte Heide 51,59 ha
€ 823
€ 2270
€ 2450
€ 1646
€ 4541
€ 4901
€ 1594
€ 1430
Kleine Beerze 47,8 ha
€ 4063
€ 4370
€ 4746
€ 11181
€ 12097
Kosten Bladrammenas en Luzerne 2012. gewas kosten voor de percelen:
gewas kosten per ha
perceel
Regte heide
Annanina's rust
Kleine Beerze
Beleven
Gorp de Lei
oppervlakte
54,19
6,10
49,74
19,98
5,90
Akkers en Randen; december 2011
kg/ha
€ / kg
Pagina 56van 74
€/ ha
Bladram menas
€ 488
€ 55
€ 448
€ 180
€ 53
15
0,6
9,00
Luzerne
€ 1.953
€ 220
€ 1.793
€ 720
€ 213
35
1,03
36,05
totaal
€ 2.441
€ 275
€ 2.241
€ 900
€ 266
Totaal kosten 2012. Object
aantal Ha
Regte heide
Totaal Grondbewerking
Totaal gewassen
Totaal kosten
54,19
€ 12097
€ 2441
€ 14539
6,1
€ 1430
€ 274
€ 1705
Kleine beerze
49,74
€ 11181
€ 2240
€ 13422
Beleven
19,98
€ 4063
€ 900
€ 4963
5,9
€ 1383
€ 265
€ 1649
Annanina's rust
Gorp de leij
€ 36279
Totaal
De totaal kosten van het beheersplan voor 2012 zijn: 36.279 euro in totaal. De kosten kunnen per jaar verschillen omdat de kosten van de zaden per jaar kunnen verschillen. De kosten van de grondbewerking zullen elk jaar het zelfde zijn. Ik heb daarom ook geen kosten overzicht voor de komende 5 jaar gemaakt.
4.5.4. inschatting kosten akker randen Kosten grondbewerking akkerranden 2012. Bewerking
Prijs per hectare incl. BTW
Frezen
€92
Smaragd stoppel bewerker
€47
Ploegen 4-schaar met ondergronders en vorenpakker.
€95
Zaaibedcombinatie.
€ 92
Eggen.
€ 28
Maaidorsen.
€ 221
Transport van GPS.
€ 250
Object waar bewerking wordt toegepast Gorp de Leij 5,9 ha
Annanina’s rust 6,1 ha
Beleven. 17,33 ha
Kleine Beerze 47,8 ha
Regte Heide 51,59 ha
Totaal
Kosten Brabants natuurmengsel 2012. natuurmengsel kosten voor de percelen: perceel
Regte heide
Annanina's rust
Kleine Beerze
natuurmengsel kosten per ha Beleven
Gorp de Lei
kg/ha
€ / kg
45
€ 5,75
€/ ha
oppervlakte Brabants natuurmeng sel
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 57van 74
€ 258,7 5
Totaal
Totale kosten akkerranden 2012. Object
aantal Ha
Totaal Grondbewerking
Totaal natuurmengsel
Totaal kosten
Regte heide Annanina's rust Kleine beerze Beleven Gorp de leij Totaal
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 58van 74
5. Conclusies De voorgestelde beheersmethode heeft alle elementen in zich die aan de randvoorwaarden passen. Door de combinatie van de toegepaste gewassen op zowel de akkers als de randen wordt er een interessant gevarieerde opzet gecreëerd die zowel landschappelijk aantrekkelijk als biologisch verantwoord is en tevens een opbrengst heeft die de kosten in belangrijke mate dekt. Door het inrichten van de randen ontstaat een optisch aantrekkelijk effect en een aantrekkelijke biotoop voor fauna. Uit mijn onderzoek blijkt dat het niet mogelijk om precies te achterhalen op welke akkers welke gewassen hebben gestaan. Dit brengt als gevolg mee dat er in de loop van de jaren veel de zelfde gewassen zijn gekweekt op de zelfde akkers. Deze akkers vertonen nu dus symptomen van akkermoeheid. In het voorstel is daarom ook een 5 jarige cyclus opgenomen waarin met de soorten gewassen gevarieerd wordt. De in de achtereenvolgende jaren te gebruiken gewassen passen allen binnen de variatie die bij de stichting gebruikelijk wordt toegepast en waarmee ervaring en afzetgebied is. Voor de inrichting van de randen is de afweging gemaakt tussen het effect die het inrichten van de randen potentieel heeft en het nuttig gebruik van de overgebleven akker. Dit resulteert in het afzien van het inrichten van de randen voor een aantal locaties. Het effect van de randen zal experimenteel bepaald moeten worden. Dit kan inhouden dat de exacte plaatsing van het randgebied op de akker over de jaren heen gevarieerd kan worden onder het monitoren van het effect op de fauna. De voorgestelde beheersmethode dient de uitgangspunten van de stichting het Brabants landschap en sluit aan bij de toekomstige beheersvisie die door het hoofdkantoor te Haaren is uitgegeven.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 59van 74
6. Referenties en literatuur Boeken.
1. Pieter Vos e.a. (2009) "Barenbrug Verkoopmap". Oosterhout. Barenbrug Holland BV. 2. Drs. M. Elema e.a (2011) "Rassenlijst 2011 Akkerbouw akkerbouwgewassen( Arable crops)" Gouda. CSAR. 3. Drs. M. Elema e.a (2010) "Rassenlijst 2010 Veehouderij Voedergewassen (Forage Crops)" Gouda. CSAR. Internet.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
www.wikipedia.com www.kennisakker.nl www.neutkens.nl www.gebroedersvaneijck.nl www.brabantslandschap.nl www.skal.nl
Bedrijven.
1. Zaadhandel Neutkens BV, Lantie 1a, 5512 Vessem, Rabobank 15.40.00.140, KVK Eindhoven 17062360, BTW nummer NL009081598.B01 2. Loon-grondwerk en transportbedrijf, Gebr van BV. Schellestraat 16, 5131 RJ, Alphen Personen. 1. Ad van Oss (zaadhandelaar, deskundige biologische landbouw). Willibrordstraat 6, 5056 HV, Berkel-Enschot, Mob: 0624150301. 2. Sjaak Blok (directeur Neutkens zaadhandel).
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 60van 74
Bijlage 1 Project voorstel
PROJECTVOORSTEL Projectnaam: Akker en randen beheer. Projectnummer: Naam opdrachtgever:
Wim de Jong
Naam projectleider:
Thijs Kollau
Naam opsteller: Betrokken bestuurslid:
Thijs Kollau
Akkers en Randen; december 2011
Versie: 1.0 Doc. nummer:1 Datum: 04-7-2011 Voor akkoord: Datum: Voor akkoord: Datum:
Pagina 61van 74
Inhoudsopgave 1
ProjectKader ................................................................................................63 1.1 Situatieschets en aannames..................................................................63 1.2 Probleemstelling en uitgangssituatie .....................................................63 1.3 Doelstelling van het akker beheersproject .............................................63 1.4 Doelgroepen ..........................................................................................63 2 Resultaat en afbakening van het afstudeer project......................................64 2.1 Resultaat................................................................................................64 2.2 Afbakening.............................................................................................64 2.3 Relatie met andere projecten.................................................................64 3 Aanpak ........................................................................................................65 3.1 Werkwijze en fasering:...........................................................................65 4 Project planning ...........................................................................................65
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 62van 74
ProjectKader Situatieschets en aannames • De gebieden van het Project liggen inde omgeving van Tilburg, het gaat hier om 135,41 Ha akkers die brabants landschap in beheer heeft. • Sommige van deze akkers worden biologisch beheerd. • Een aantal akker liggen dicht tegen de bosrand aan hier zou een kruidrand of wildakker wenselijk zijn. • De akkers worden elk jaar ingezaaid voor extra opbrengst voor BL. • Een aantal akkers ligt braak.
Probleemstelling en uitgangssituatie • BL wil weten of het mogelijk is om meer rendement van de akkers te krijgen, maar ook dat de akker flora en fauna kan blijven bestaan. • De eigenschappen en eisen van de gewassen die nu gezaaid zijn achterhalen. • Een grondboring uitvoeren op verschillende akkers. • Verschillende zaai en grondbewerking methodes. • Biologische onkruid bestrijding met name wortelonkruiden. • Een systeem maken waar in de gegevens van de afgelopen jaren en dit jaar makkelijk terug te vinden zijn. • De kosten van het zaaien. • Een wisselteelt programma opstellen tegen uitputting van de akker. • Randen beheer met de hier aan verbonden kosten.
Doelstelling van het akker beheersproject • • • •
Vergroten van de landschappelijke waarden van de akkers. Planmatig aanpakken van het beheer. Komen tot een duurzaam beheer met een blijvende waarde. Vergroten van de opbrengsten om de kosten van het beheer te dekken.
Doelgroepen • Opdrachtgever BL (Te Riel) • Andere natuurbeheerders die de zelfde vragen hebben. • Helicon mbo Velp.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 63van 74
Resultaat en afbakening van het afstudeer project Resultaat Æ Een onderzoek en rapportage over het akker en randen beheerplan. Dit • • • • •
heeft als onderdelen: Een inventarisatie van de huidige situatie Gegevens over de akkers van de afgelopen jaren en dit jaar. Criteria voor een doelmatig beheer van de akkerranden van stichting Het Brabants Landschap. Informatie over akkers, randen beheer, gewassen, biologische bemesting en onkruid bestrijding, zaai en grondbewerking methoden. Een beheersplan voor de komende 5 jaar o De afwegingen hiervoor. o Een kosten overzicht.
Afbakening • •
De uitvoering cq realisatie van het akkerbeheersplan valt buiten dit afstudeerproject. Het rapport moet in november gerealiseerd zijn.
Relatie met andere projecten • •
Dit project zou binnen BL nuttig kunnen zijn voor andere beheerders met de zelfde vragen. Ook zou het nuttig kunnen zijn voor andere beheers instanties.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 64van 74
Aanpak Werkwijze en fasering: De realisatie van het project kent verschillende stappen die in elkaar zullen overlopen. 1) Als eerste zal er een inventarisatie gemaakt worden van de huidige situatie, beheersmethode, gebruikte gewassen en bewerkingsmethoden. 2) Er wordt samen met verantwoordelijken bij de stichting een overzicht gemaakt van de criteria waar een beheersplan moet voldoen. 3) Er wordt zoveel mogelijk relevante informatie ingewonnen over te gebruiken gewassen, eigenschappen van de grond, grondbewerking methoden, kosten en mogelijke beheersmethoden. 4) Alternatieve beheersplannen worden hiermee opgesteld en aan de criteria getoetst om daarmee tot een of meerdere beheersvoorstellen te komen. Deze worden met de opdrachtgever besproken.
Project planning Ik ben al bezig met het project omdat ik stage heb gelopen bij het Brabants Landschap. Het project voor het doelmatige beheer van de akkerlanden loopt over meerdere jaren. Het onderzoek en rapportage van het afstudeer project moet in januari klaar zijn.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 65van 74
Bijlage 2 beheersbeleid Brabants Landschap Toekomst beleid stichting het Brabants Landschap
1. Akkers met productiedoelstelling. A. Biologische akkerbouw: akkers waarop het genereren van inkomsten door middel van het telen en oogsten van gewassen volgens de Skal normen centraal staat. Het gaat hier over akkers in eigen beheer en akkers in tijdelijke pacht. Daarom moten deze akkers jaarlijks worden bemest met organische mest (tot 170 kg N per ha). Vruchtwisseling is noodzakelijk om ziekten en plagen te voorkomen. Ook worden de gewassen dichter ingezaaid. 2. Akkers zonder productiedoelstelling. A. Landschap en cultuurhistorie: akkers waarbij het oude cultuurlandschap in zijn geheel centraal staat in het beheer. Op deze akkers wordt op traditionele manier landbouw gedreven. Om akkers met veel akkerflora wordt er minder gemest dan op andere akkers (40 kg N per ha) met ruige stalmest. Ook is er minder afwisseling tussen zomer en winter granen. De gewassen worden ook minder dicht op elkaar gezaaid. B.
Flora: akkers waarbij de akkerflora centraal staat in het beheer. Voor deze akkers geld dat er niet of nauwelijks gemest wordt. Er mag geen afwisseling plaatsvinden tussen zomer en wintergranen. Het gewas moet zeer dun gezaaid worden. Er worden verschillende subtypen onderscheiden: 1. Kruidenrijke wintergraanakkers. 2. Kruidenrijke zomergraanakkers. 3. Kruidenrijke graanakkers met groot zadige akkerplanten Het gericht herintroduceren van bepaalde doelsoorten komt pas in beeld als deze soorten zich niet vanzelf in het perceel hebben gevestigd.
C.
Fauna: akkers waarbij in het beheer bepaalde fauna centraal staat. Het beheer van zulke akkers is sterk afhankelijk van de faunafuncties en soorten waarvoor de akker bestemd is en kan gelijk zijn aan elk ban de Andere 3 akkertypen. De volgende soortgroepen wordt onderscheiden: 1. Vogels (broedvogels, foerangerende vogels). 2. Insecten. 3. Kleine zoogdieren.
Akkerranden. Op beide hoofdtypen kan randenbeheer worden toegepast. Brabants landschap streeft gezien de ecologische meerwaarde, naar een toename in het aandeel akkerranden. Naast het in stand houden van akkerranden yen behoeve van fauna zal dit ook gericht zijn op instandhouding van flora.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 66van 74
Bijlage 3 Richtlijnen Skal Een aantal akkers bij het Brabants landschap is aangemeld bij Skal zoals u heeft kunnen zien in de schema’s. in dit hoofdstuk wordt er dieper op in gegaan wat de eisen zijn en waar je op moet letten. Het is de bedoeling om de overige akkers ook onder toezicht van Skal om te vormen.
Overschakeling periode. Voordat u producten als biologisch in de handel mag brengen. Moet de grond waarop het gewas geteeld wordt ook aan een aantal eisen voldoen. Hiervoor geldt een minimale perioden waar in u al de regels voor biologische teelt toepast. Maar u mag de producten nog niet aanbieden als biologisch. Deze periode heet de omschakeling periode. U begint met biologische productie wanneer u officieel staat geregisterd bij Skal. U staat dan onder controle bij skal, u heeft dan ook een certificaten overeenkomst met skal. Na deze datum komt bij u een controleur kijken of u de regels van Skal wel naleeft. Als u een perceel aankoopt is het handig om het perceel meteen aan te melden bij Skal. U kunt het ook aanmelden na de laaste spuiting of andere niet biologische handeling wacht niet tot de controleur langs is gekomen.
Een- en tweejarige teelten en blijvend grasland. De omschakeling van percelen voor een- en tweejarige teelten (grasland en bouwland) en blijvend grasland duurt twee jaar. • Als u een gewas, ook gras, oogst tussen 12 en 24 maanden na de startdatum, kunt u het verhandelen of voeren als tijdens omschakeling op biologische landbouw. • Als u een gewas inzaait of plant vanaf 24 maanden na de startdatum, kunt u het verkopen als biologisch • Oogst u gras vanaf 24 maanden na de startdatum, kunt u het verkopen of voeren als biologisch. • Oogst u een gewas tussen 0 en 12 maanden na de startdatum, dan is dit gewas nog gangbaar.
Overblijvende gewassen. De omschakeling van percelen voor de teelt van overblijvende gewassen duurt drie jaar. Onder overblijvende gewassen vallen: fruit (ook kleinfruit en druiven), bomen, struiken, asperges, hop en siergewassen met een productiecyclus van meer dan twee jaar. Percelen voor blijvend grasland vallen hier niet onder. • Vruchten, fruit, bloemen, planten of bomen die u oogst tussen 12 en 36 maanden na de startdatum, kunt u verhandelen als geproduceerd tijdens omschakeling op biologische landbouw. • Vruchten, fruit, bloemen, planten of bomen die u oogst vanaf 36 maanden na de startdatum, kunt u verhandelen als biologisch. • Oogst u een gewas tussen 0 en 12 maanden na de startdatum. Dan is dit gewas nog gangbaar.
Het verzamelen van (delen van) eetbare planten. Het verzamelen van eetbare planten en delen daarvan die op natuurlijke wijze in natuurgebieden, bossen en landbouwgebieden groeien, wordt als een biologische productiemethode beschouwd op voorwaarde dat: • de betrokken gebieden in de drie jaar voorafgaand aan het verzamelen alleen zijn behandeld met producten die in de biologische landbouw zijn toegestaan • de verzameling de stabiliteit van de natuurlijke habitat en de instandhouding van de soorten in het inzamelgebied niet nadelig beïnvloedt. • Dat in de afgelopen drie jaar alleen toegelaten middelen gebruikt zijn, kunt u slechts aantonen met behulp van een verklaring van organisaties als Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer of één van de provinciale landschappen.
Vruchtwisseling. Algemeen Op elk bedrijf met teelten in de bodem moet in principe vruchtwisseling plaatsvinden. In het vruchtwisselingsschema moet u leguminosen, groenbemesters of diepwortelende gewassen telen om vruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem te behouden of te verhogen. Een passend vruchtwisselingsschema is ook voorgeschreven voor de bestrijding van parasieten, ziekten en onkruiden. Skal beoordeelt jaarlijks het complete teelt- of bouwplan. Eén- en tweejarige gewassen in de volle grond U mag van éénjarige gewassen (voeder-, akkerbouw-, groenten-, sierteeltgewassen) in de volle grond niet jaar op jaar hetzelfde gewas op hetzelfde perceel telen. U moet een vruchtwisseling van ten minste één op twee aanhouden. Na de teelt van een tweejarig gewas moet u in het daaropvolgende jaar een ander gewas op dat perceel telen. Voor blijvend grasland geldt deze vruchtwisselingseis van één op twee niet, ook niet als het perceel alleen maar gemaaid en niet beweid wordt. Overblijvende gewassen in de volle grond
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 67van 74
Voor overblijvende gewassen zoals fruit-, boom- of bepaalde sierteelt en asperges geldt de vruchtwisselingseis van één op twee niet.
Uitgangsmateriaal. Gebruik zaad en uitgangsmateriaal Al het uitgangsmateriaal voor de biologische teelt van gewassen, zoals zaaizaad, plantgoed, stekken en pootgoed, moet van biologische oorsprong zijn. Dit houdt in dat het uitgangsmateriaal biologisch geteeld is en daarna niet ontsmet of behandeld mag zijn met chemisch-synthetische middelen. Ontheffing voor gebruik gangbaar zaaizaad en vegetatief teeltmateriaal Niet voor alle gewassen en teeltwijzen is voldoende biologisch uitgangsmateriaal beschikbaar. Skal mag onder bepaalde voorwaarden ontheffing verlenen voor het gebruik van gangbaar, niet ontsmet uitgangsmateriaal. Deze ontheffingsmogelijkheid geldt echter niet voor plantgoed (jonge planten opgekweekt uit zaaizaad). Het beschikbare biologische uitgangsmateriaal is opgenomen in een elektronische databank (www.biodatabase.nl). Deze databank is opgezet door Naktuinbouw in opdracht van het Ministerie van EL&I. Drie categorieën gewassen Om het gebruik van biologisch uitgangsmateriaal te stimuleren en het ontheffingensysteem zo eenvoudig mogelijk te houden heeft het Ministerie van EL&I de gewassen in drie groepen ingedeeld. Dit zijn: I. gewassen waarvoor géén ontheffing wordt afgegeven, omdat voldoende biologisch uitgangsmateriaal verkrijgbaar is; II. gewassen waarvoor wel ontheffing mogelijk is, omdat weliswaar biologisch uitgangsmateriaal beschikbaar is, maar niet voldoende of niet voor alle teeltwijzen; III. gewassen waarvoor een algemene ontheffing wordt gegeven, omdat geen biologisch uitgangsmateriaal beschikbaar is.
Bemesting. Bemesting algemeen Algemene maatregelen Om de vruchtbaarheid en de biologische activiteit van de bodem te behouden of te verhogen moet u volgens de regels voor de biologische productie een aantal basismaatregelen nemen. Deze basismaatregelen zijn: a. de teelt van leguminosen, groenbemesters of diepwortelende gewassen in een geschikt meerjarig vruchtwisselingsschema; b. het inwerken in de bodem van biologische dierlijke mest (maximaal 170 kg stikstof per hectare per jaar) c. het inwerken in de bodem van ander al dan niet gecomposteerd organisch materiaal, afkomstig van biologische bedrijven. Pas als u deze maatregelen genomen heeft, mag u aanvullend bemesten (zie 5.2). Een beperkt aantal niet-biologische meststoffen en bodemverbeteraars is als aanvullende bemesting toegestaan voor gebruik in de biologische landbouw. U vindt deze in bijlage A: Stikstofhoudende A- en B meststoffen. Biologische mest Biologische mest is mest afkomstig van dieren die biologisch gecertificeerd zijn, dus nadat de omschakelingsperiode van de dieren voorbij is. Het is toegestaan biologische dieren op gangbaar stro te huisvesten, mits het stro niet als ruwvoer wordt verstrekt. De mest blijft in dat geval biologisch. Mest van dieren die nog aan het omschakelen zijn, mag niet als biologisch verhandeld worden, maar moet als gangbaar worden afgezet. Deze mest mag u wel op het eigen bedrijf als biologische mest gebruiken. Dierlijke mest U mag jaarlijks per hectare cultuurgrond maximaal 170 kg stikstof uit dierlijke mest gebruiken. Dit geldt zowel voor veehouders als plantaardige producenten. Cultuurgrond is grond waarop u landbouw bedrijft. Tot cultuurgrond mag u ook de landbouwgrond rekenen die u in gebruik heeft en die onder een natuur- en beheersprogramma valt. Als op deze grond een beperking geldt voor het uitrijden van mest, dan telt u de hectares “grond met beperking” naar verhouding mee bij het berekenen van de totale oppervlakte cultuurgrond. Als er dierlijke mest zit in compost of paddenstoelensubstraatafval, dan moet u deze mest ook meetellen in de berekening van maximaal 170 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare. Inscharen van gangbare dieren U mag gangbaar vee weiden op biologische weidegronden. De dieren moeten van een ander soort zijn dan de dieren die u biologisch houdt. Bovendien mag dit voor een periode van maximaal 7 maanden per jaar. Tussenopslag mest Zorg dat u duidelijke mestbonnen heeft waarop datum transport, hoeveelheid, leverancier en afnemer goed leesbaar zijn. Biologische mest kan alleen via 1 op 1 transport. Tussenopslag bij een intermediair is niet toegestaan. Aan- en afvoer van dierlijk mest U mag geen biologische mest afvoeren en mest van dezelfde diersoort gangbaar weer aanvoeren. Dus afvoer van biologische rundveestalmest en aanvoer van gangbare rundveedrijfmest is niet toegestaan. Mestbeleid 2010: afzet en gebruik van biologische meststoffen
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 68van 74
Nederland scherpt vanaf 1 januari 2010 het biologische mestbeleid aan om afzet en gebruik van biologische meststoffen verder in overeenstemming te brengen met de biologische regelgeving. Er wordt uitgegaan van de volgende principes: 1.
2.
3.
Maximaal gebruik van biologische meststoffen, de zogenaamde A-meststoffen. Ameststoffen zijn biologische dierlijke mest, biologische compost en tot 1 januari 2012 niet-biologische groencompost (maximaal 75% van de A-meststoffen mag bestaan uit niet biologische groencompost). Beperkt gebruik van aanvullende, niet-biologische meststoffen, de zogenaamde Bmeststoffen. B-meststoffen zijn niet-biologische meststoffen die zijn toegestaan in de biologische landbouw. Denk bijvoorbeeld aan beendermeel of mest uit de gangbare melkveehouderij, waar de dieren (melkkoeien, geiten, schapen en paarden) weidegang, uitloop of een deels dichte vloer ter beschikking hebben. Gangbare vaste mest van scharrelvarkens is ook toegestaan. In dit informatieblad treft u een overzicht aan van de in de EU-bijlage I genoemde meststoffen. Dit is bijlage A. In dit overzicht zijn de meststoffen onderverdeeld in stikstofhoudende A- en Bmeststoffen en toegestane, niet stikstofhoudende meststoffen. In 2010 moet minimaal 50 % van de gebruikte stikstof afkomstig zijn uit Ameststoffen. Dit percentage gaat stapsgewijs omhoog. Streven is dat in 2020 alleen nog maar biologische meststoffen worden gebruikt. Biologische mest op biologische grond. Vanaf 2010 moet u minimaal 75% van uw biologische mest afzetten op biologische grond. Vanaf 2012 is dat 100%. De aan- en verkoop van biologische mest moet u kunnen aantonen.
Overige meststoffen De groep C-meststoffen bestaat uit niet-biologische dierlijke mest en andere nietbiologische meststoffen die niet zijn toegestaan omdat a. ze niet vermeld staan op bijlage A of b. er voldoende biologisch alternatief bestaat. Denk bijvoorbeeld aan niet biologische pluimveemest.
Gewasbescherming. Algemeen In elke teelt kunnen problemen met ziekten en onkruiden optreden. Problemen met parasieten, ziekten en onkruiden in een gewas moet u voorkomen door teelttechnische maatregelen. Deze maatregelen dienen te bestaan uit een combinatie van: • keuze voor soorten en rassen die geschikt zijn voor de biologische teelt; • aanhouden van een vruchtwisselingsschema dat past binnen de biologische teelt; • uitvoeren van mechanische teeltmaatregelen (zoals schoffelen, wieden, eggen); • gebruik maken van natuurlijke vijanden van parasieten en het bescherming bieden aan natuurlijke vijanden (zoals door heggen, nestplaatsen, uitzetten roofdieren); • onkruid bestrijden door vuur. Alleen als acuut gevaar dreigt voor de teelt van een gewas, mag u een beperkt aantal gewasbeschermingsproducten gebruiken. Deze vindt u in bijlage B. Het gebruik van deze middelen is aan voorwaarden gebonden. Deze voorwaarden staan bij het betreffende middel in deze bijlage vermeld. Binnen de gestelde voorwaarden mag u deze middelen zowel in gewassen als in (de opslag van) het geoogste product gebruiken. Als u een middel van bijlage B wilt gebruiken, dan moet het betreffende middel in Nederland door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (CTGB) zijn toegelaten en een toelatingsnummer hebben. Als het middel geen toelatingsnummer heeft, maar wél op de lijst van de Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen (RUB-lijst) staat, mag u het ook gebruiken, mits het natuurlijk ook in bijlage B staat vermeld. Resten niet-toegelaten middelen Bij omschakeling naar de biologische productie komt het nogal eens voor dat in opslagruimten resten van middelen worden aangetroffen die niet zijn toegestaan in de biologische productie, zoals kiemremmingsmiddelen in aardappelschuren. Zolang deze resten aantoonbaar in de opslagruimte aanwezig zijn, is het niet toegestaan daar een biologisch product op te slaan. Voor onderzoek kan Skal monsters nemen van de wanden van de opslagruimte. Bodembedekkers tegen onkruid Een manier om onkruidgroei tegen te gaan is het bedekken van de bodem. Voor het gebruik van levende plantaardige bodembedekkers, zoals klaverondergroei, gelden de voorschriften voor de biologische teelt. De regelgeving voor de biologische productie kent geen specifieke voorschriften voor het gebruik van andere bodembedekkers (dan levende plantaardige) voor de bestrijding van onkruid. Deze bodembedekkers zijn in de praktijk in twee groepen te verdelen, namelijk: • •
gemaakt van organisch, afbreekbaar materiaal, en gemaakt van niet-organisch, niet-afbreekbaar materiaal (bijvoorbeeld plastic).
Bodembedekkers van organisch materiaal verteren in de loop van de tijd en worden daarmee voedingsstof voor het gewas. Daarom wordt aan het gebruik van deze bodembedekkers de voorwaarde gesteld dat ze moeten voorkomen op de lijst van bijlage A: Stikstofhoudende A- en B meststoffen. Niet-afbreekbare bodembedekkers mogen worden gebruikt als zij na gebruik volledig worden verwijderd.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 69van 74
Bijlage 4 Het enten van Luzerne? Hoe ent u Luzerne? Dankzij de Rhizobium-bacterie in de wortelknolletjes kan Luzerne zelf stikstof aanmaken. Het scheelt zo veel kosten op bemesting. Het heeft ook nog ander voordeel minder last van onkruid. Op zandgrond is het altijd nodig om de Luzerne te enten met de Rhizobium-bacterie. Ook op kleigrond waar nog nooit Luzerne heeft gestaan is dit verstandig. In hullen met kalk s op kalkrijke grond niet nodig. Enten en inhullen voor kalkarme grond. De Rhizodium-bacterie kan de kiemwortel alleen binnenkomen in een kalkrijke omgeving (ph 7 of hoger). Op kalkarme grond is het dus belangrijk om het zaad in te hullen met kalk. Zo zorgt u ervoor dat het Luzerne zaad zich in een Kalkrijke omgeving bevindt. En de Rhizodium-bacterie zich kan hechten met de kiemwortels. Het enten en in hullen gaat als volgt: 1. Meng 1 zakje NPPL-entstof met 1 liter water. Goed roeren. 2. Doe 50 kg Luzernezaad in een betonmolen en voeg het papje met de entstof geleidelijk toe. Draaien tot alle zaadjes nat zijn en er geen klonten meer zijn. 3. Voeg geleidelijk de fijne droge kalk toe. Draaien tot alle zaden omhuld zijn met kalk (niet te lang doordraaien). 4. Spreid het zaad uit op een plastic zeil op een plaats die in de schaduw ligt. Maak eventuele kluitjes fijn. Schap daarna het zaad terug in de zak. 5. Bewaar het zaad koel en donker. Het moet binnen 24 uur worden gezaaid. 6. Omdat het in gehulde zaad zwaarder is geworden en minder goed door de machine loopt, is het beter om de machine ruimer af te stellen. Per hectare moet 30 kg (20 kg zaad en 5 kg kalk) zaaien.
Enten voor kalkhoudende grond. In deze gevallen is alleen enten zonder kalk voldoende. • Kalkrijke zandgrond. • Kleigrond waar nooit Luzerne is geteeld. • Zand grond waar een forse zaaibed bekalken is uitgevoerd. Het enten gaat als volgt: 1. Meng 1 zakje NPPL-entstof met 0,8 liter water. Goed roeren. 2. Doe 50 kg Luzernezaad in een betonmolen. 3. Giet het papje met entstof over het Luzernezaad. 4. Goed roeren. 5. Voeg een beetje fijne kalk toe, zodat het zaad droog wordt en niet meer plakt. \ 6. Bewaar het zaad koel en donker. Het moet binnen 24 uur gezaaid worden.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 70van 74
Bijlage 5 Gewassen stichting Korensla Gewassen 2011 stichting Korensla. In dit stuk volgt een opsomming van de gewassen die dit jaar voor de stichting korensla op akkers bij de regte heide zijn gezaaid. Tevens vindt u hier ook wat meer informatie over de gewassen. soort Winterrogge.
wintertarwe
Naam/latijnse naaam
Kenmerken
Sintjansrogge/Secale cereale
Tot meer dan 2 m. hoog; vroeger gebruikt voor dakbedekking Bloeit met Sint Jan. Oogstbaar vanaf half juli.
(Limburgse) kleine rode wintertarwe / Triticum aestivum (een hexaploïde variëteit
Een z.g. "zachte" tarwesoort die uitermate geschikt is voor het bakken van brood. In tegenstelling tot Triticum durum , de harde tarwesoorten die vooral gebruikt worden voor de productie van pasta. Hoogte: tot 1.80 m. In tegenstelling tot de moderne, kort stengelige tarwevariëteiten heeft deze tarwe lange kafnaalden.
(Gelderse) risweit ./ Triticum aestivum.
Zomergraan
Bruinkafzomeremmer / Triticum dicoccon
Akkers en Randen; december 2011
het staat aan de basis van de ontwikkeling van alle z.g. durum-tarwerassen (harde tarwe, vooral gebruikt bij de productie van pasta's); hoog vezel- en proteïnegehalte, laag glutengehalte). Emmer werd al geteeld door de Egyptenaren en stond aan de basis van het Romeinse rijk. In Nederland (zandgronden) aangetroffen in talloze opgravingen vanaf de IJzertijd tot in de Late Middeleeuwen .
Pagina 71van 74
Gele haver / Avena sativa .
Dit is de oorspronkelijke Brabantse Haver die van oudsher op de open akkercomplexen en bolle akkers verbouwd werd. Is in de twintigste eeuw verdrongen door rassen en selecties van Zeeuwse (Witte) haver.
Evie / Avena strigosa
Een lichte haversoort (botanische kenmerken geven) die vaak als noodgewas nog laat werd ingezaaid, als een eerder gezaaid gewas was mislukt. Kleine opbrengst van lichte korrels; vooral als veevoer gebruikt.
Aalter Troshaver /Avena sativa .
(bedekte of naakte haver?) waarom "troshaver"?
Huttentut /Camelina sativa
De bloem wordt door verschillende soorten insecten bestoven. De bloem van Huttentut is geel. Met name bij bijen is het een erg geliefde bloem vanwege de hoeveelheid nectar. Uit de zaden kan olie worden geperst. De olie werd vroeger vooral gebruikt voor olielampen, als spijsolie en soms als smeermiddel. Recentelijk staat het in de belangstelling als belangrijke kandidaat om te dienen als grondstof voor de 2e generatie biodiesel. De stengels van de plant zijn geschikt voor het maken van bezems. Vroeger werden de kleinere stukjes ook gebruikt als een soort schuursponsje.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 72van 74
Bijlage 6 Logboek. In deze bijlage staat de planning hoe ik het heb aangepakt. En te werk ben gegaan. Juli 2011. -
Gesprek gehad met Brabants landschap over een afstudeer rapport. Een project toegewezen gekregen. Projectvoorstel gemaakt een goedgekeurd.
Augustus 2011. -
Begonnen met het inventariseren van de huidige beheersmethodes en visie. Bij de betrefende akkers gaan kijken, hoe de akkers erbij liggen. Grondboringen gedaan op verschillende akkers, en onderzoek gedaan naar de bodem gesteldheid en soort.
September 2011. -
Informatie van de akkers uit het archief achterhaald en in tabellen gezet. Onderzoek gedaan naar verschillende methodes, gewassen en groenbemesters. Gesprekken gehad met loonwerk bedrijf van Ijeck en zaadhandel Neutkens. Gesprek gehad met Ad van Oss (deskundige biologische akkerbouw).
Oktober 2011. -
Verder onderzoek gedaan naar methodes en gewassen. Gesprek gehad met coach van school (dhr van Wijk). Begonnen met indeling van het rapport en opmaak.
November 2011. -
Cultuurhistorie achterhaald van de betreffende gebieden. Verder gegaan met de opmaak. Gesprek gehad met coach van school (dhr van Wijk), om het rapport op niveau te krijgen. Kaarten van de gebieden laten maken door het Brabants landschap.
December 2011. -
Alle hoofdstukken bij elkaar gevoegd, en de vereder opmaak van het rapport gemaakt. Het rapport laten controleren op spellingsfouten en de opmaak door mijn persoonlijke coach (dhr Pijnenburg). Laastte gesprek gehad met coach van school (dhr van Wijk). De laatste aanpasingen aangebracht en het verslag ingeleverd.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 73van 74
Bijlage 7 kaarten van de gebieden. In deze bijlagen zitten de kaarten van de gebieden. Ook staan er de akkerranden ingetekend. Hieronder geef ik een overzicht van welke akkers een akkerrand krijgen: 1. 2. 3. 4. 5.
Regte heide. Annanina’s rust. Beleven. Kleine beerze. Gorp de leij.
De nummers corresponderen met de nummers op de kaarten. Zo knt u zien welke akkers een akkerrand krijgen. Op de kaarten staan verschillende namen deze horen bij de hoofd objecten. Hieronder laat ik zien bij welk objecten: 1. 2. 3. 4. 5.
Regte heide. Annanina’s rust. Beleven. Kleine beerze. Gorp de leij.
Akkers en Randen; december 2011
Pagina 74van 74