Samenvatting De Stichting Bodemsanering NS (SBNS) doet onderzoek naar het voorkomen en de effecten van verontreiniging op emplacementen en langs de spoorbaan. In gevallen van ernstige verontreiniging waarvoor de sanering urgent is zal de SBNS het geval aanpakken. Deze theoretische studie spitst zich toe op de vrije baan. Dit is het deel van de spoorbaan dat tussen de emplacementen ligt en dat dus vaak agrarisch en natuurgebied doorsnijdt. Voor de provincie Utrecht is, via een samenwerking tussen de VU en de SBNS, vastgesteld waar gebieden gelegen zijn mogelijk verhoogde blootstellingsrisico’s voor ecologie of volksgezondheid. Dit is gedaan met behulp van een GIS (Geografisch Informatie Systeem) waarbij de thema’s intensiteit treinverkeer, ecologisch doelstellingsniveau en bodemtype gebruikt zijn. Als potentieel risicogebied, in zowel humaan als ecologisch opzicht, komt een deel van de Utrechtse Heuvelrug als aandachtsgebied naar voren. Aan deze uitkomst is echter nog niet direct een oordeel toe te kennen aangezien het nog onduidelijk is of er daadwerkelijk risico’s aanwezig zullen zijn. De uitkomsten van deze studie dienen voornamelijk ter beoordeling van de toegepaste methode en ter bepaling van het aandachtsgebied. Uit een vervolgonderzoek is gebleken dat de gehalten in de bodem langs de vrije spoorbaan geen risico’s voor gezondheid of ecologie op zullen leveren: de gehalten zijn daarvoor te laag en wijken bovendien nauwelijks af van de gehalten in de omgeving.
1
Achtergrond bodemverontreiniging langs het spoor Na ruim 150 jaar intensief grondgebruik heeft de NS de bodem op verschillende plaatsen verontreinigd. Een groot deel van deze verontreiniging is een erfenis vanuit het verleden, toen er geen of lagere normen ten aanzien van milieukwaliteit waren geformuleerd. Onderzoek naar de omvang en de eventuele verwijdering van de bodemverontreiniging wordt uitgevoerd door de Stichting Bodemsanering NS. De bodemverontreiniging kan op twee manieren ontstaan zijn, door lokale of door diffuse belasting. De lokale vervuiling is voornamelijk te vinden op en in de omgeving van de emplacementen. Dit type vervuiling heeft meestal een historische oorzaak en is afhankelijk van de activiteit op de locatie. Dat kan bijvoorbeeld een tankplaats, kolenopslag of goederenopslag (geweest) zijn. Het grootste gedeelte van het spoorwegennet loopt tussen de stations en emplacementen door Nederland en wordt ‘vrije baan’ genoemd. Langs deze vrije baan zal verontreiniging vooral diffuus voorkomen; de verontreiniging is verspreid over het gebied. Het type verontreiniging waar hier sprake van zal zijn, is vooral: • IJzer, door slijtage van rails en spoorwegmaterieel. IJzer is geen milieu-gevaarlijke stof en zal hier daarom buiten beschouwing gelaten worden, • Zware metalen (voornamelijk koper en in mindere mate lood, chroom en nikkel), veroorzaakt door slijtage van de bovenleidingen, sleepstukken, wielbanden en rails, • PAK, door uitloging van dwarsliggers, en • Onkruidbestrijdingsmiddelen, toegepast om de baan van begroeiing vrij te houden. Voor de SBNS is het uiteindelijk van belang een totaalbeeld te vormen van de verontreinigingsgraad en de daar eventueel mee samenhangende blootstellingsrisico’s langs de vrije baan en de emplacementen in héél Nederland. In déze studie is alleen in theoretische zin gekeken naar de vrije baan situatie. Er is op basis van bodemgesteldheid, landgebruik en verwachte mate van verontreiniging een inschatting gemaakt van de ligging van mogelijke risicogebieden.
Methode Deze studie diende om de methode ter lokalisatie van mogelijke risicogebieden te testen. In een samenwerking tussen de Stichting Bodemsanering NS / VU is een pilotstudy uitgevoerd naar de ligging van mogelijke risicogebieden ten aanzien van volksgezondheid en ecologie langs de vrije spoorbaan in de provincie Utrecht. Deze gebieden zijn met behulp van een GIS gelokaliseerd.
Motivatie Waarom Utrecht? Er is gekozen voor de Provincie Utrecht als proefgebied, vanwege een drietal redenen: 1. De provincie Utrecht heeft een druk bereden spoorwegennet. Dit heeft op bepaalde trajecten een verhoogde diffuse belasting tot gevolg. 2. De provincie Utrecht bestaat uit relatief veel uitspoelings-gevoelige gronden. Dit zijn humusarme zandgronden en deze komen vooral voor in het gebied van de Utrechtse Heuvelrug. In dit type bodem zijn zware metalen dus in hoge mate beschikbaar voor opname door planten en gewassen. 3. Er is veel ecologisch waardevol gebied aanwezig: de Utrechtse Heuvelrug is een groot gebied met hoge natuurwaarden. Wanneer wordt potentieel risico voor gezondheid verwacht? Wanneer de mens aan verontreiniging blootgesteld wordt kan de gezondheid in gevaar komen. De blootstelling kan bijvoorbeeld optreden via zwemmen in vervuild water, aanraking met verontreiniging grond, inademing van verontreinigde lucht of, indirect, door het eten van groenten die geteeld zijn op verontreinigde grond. Dit worden ook wel blootstellingsroutes genoemd.
2
In deze studie is aangenomen dat de meest risicovolle vorm van grondgebruik langs de vrije baan het gebruik als volkstuin is. Bij dit type bodemgebruik komen een aantal blootstellingsroutes voor, zoals aanraking met grond, inademing van stofdeeltjes, en consumptie van gewassen. Er moet worden opgemerkt dat deze studie als doel heeft potentiële risicogebieden te lokaliseren. Bodemkwaliteits-gegevens moeten uitwijzen of daadwerkelijk sprake is van risico’s voor de gezondheid.
Wanneer wordt risico voor ecologie verwacht? Risico’s voor plant en dier treden vooral op als deze in contact kunnen komen met de verontreiniging in de grond. Deze contactmogelijkheid is het grootst in natuurgebied, vanwege het ontbreken van belemmeringen die door de mens zijn aangebracht, als bv. bebouwing of wegen. Het risico-beoordelingsprogramma SUS (Sanerings Urgentie Systematiek) maakt onderscheid tussen het ecologisch doelstellingsniveau van gebieden. Er worden drie categorieën onderscheiden met hoge, middel, en lage ecologische waarden. De combinatie van een druk bereden traject én een natuurgebied met hoge ecologische waarden wordt als potentieel risicogebied aangemerkt.
Uitvoering Er is bepaald in welke gebieden in de Provincie Utrecht potentieel risico bestaat, afgewogen aan een aantal factoren als grondsoort, intensiteit treinverkeer en type landgebruik. Om een indruk te krijgen in het lengte-aandeel spoorlijn wat een bepaald ecologisch gebiedstype doorsnijdt, is tevens het aantal kilometers spoorlijn in per gebiedstype in GIS bepaald. Lokalisatie potentiële humane risicogebieden In onderstaand schema is aangegeven welke thema’s gecombineerd zijn om de potentiële humane risicogebieden te lokaliseren. Verkeersintensiteit (hoog)
Grondsoort (zandgrond, kalk- en humusarm)
Lokaties van volkstuinen
Potentiële humane risicogebieden
De als risicovol aangemerkte bodemtypen zijn hieronder weergegeven. Deze bodemtypen hebben de eigenschap dat ze een laag bindend vermogen, en dus een hoge beschikbaarheid voor opname door gewassen van verontreiniging, bezitten. De volgende drie bodemtypen zijn uit de bodemkaart van de provincie Utrecht geselecteerd: 1. Zandige vaaggronden, 2. Podsol, grof zand, 3. Podsol, leemarm en fijn zand. De precieze lokaties van volkstuinen waren niet op digitaal kaartmateriaal beschikbaar. Lokalisatie potentiële ecologische risicogebieden Om mogelijke risico’s voor de ecologie te lokaliseren, zijn de thema’s intensiteit treinverkeer en het type landgebruik gebruikt. Dit laatste thema is verdeeld in een drietal categorieën, welke hieronder zijn aangegeven:
3
Landgebruik verdeeld in 3 categorieën ecologische doelstelling:
Hoog − loof- en naaldbos − droge heide − overig open natuurgebied − kale grond in natuurgebied
Middel − grasland, maïs, aardappelen, bieten, granen, overige landbouwgewassen − boomgaard − bebouwing in buitengebied − loof- en naaldbos in bebouwd gebied − bos met dichte bebouwing
Laag − glastuinbouw − bollenteelt − gras in bebouwd gebied − kale grond in buitengebied − hoofdwegen en spoorwegen
Ook in dit geval is schematisch aangegeven welke thema’s gecombineerd zijn om de potentieel ecologische risicogebieden te lokaliseren.
Verkeersintensiteit (hoog)
Type landgebruik (hoge ecologische doelstelling)
Potentiële risicogebieden voor ecologie
Resultaten Gebieden met mogelijk risico voor de gezondheid Na de combinatie van de gebruikte thema’s is met behulp van een GIS een kaart gemaakt. Op kaart 1 staan de intensiteit van het treinverkeer op een bepaald traject, en alle als ‘gevoelig’ aangemerkte bodemtypen. Als potentieel risicogebied (én hoge intensiteit treinverkeer én ‘gevoelig’ bodemtype) komt een deel van het traject Utrecht - Amersfoort naar voren. Kanttekening: • Bij de selectie van verschillende bodemtypen is ervan uit gegaan dat de toplaag ongestoord is. In de praktijk zal dit, vooral bij gebruik als moestuin echter wél het geval zijn, doordat de grond vaak bemest en bewerkt wordt. Toevoeging van mest en kalk verlaagt de beschikbaarheid van verontreiniging in de bodem en vermindert dus de opname van deze stoffen door gewassen. Gebieden waar mogelijke nadelige ecologische effecten kunnen voorkomen. Kwalitatief Na combinatie van de gebruikte thema’s (ecologie) is middels een GIS een kaart gemaakt waarop potentiële risicogebieden met betrekking tot ecologie zijn te vinden. Deze gebieden zijn te vinden waar én een hoge intensiteit treinverkeer én gebieden met hoge natuurwaarden voorkomen. Een deel van de Utrechtse Heuvelrug komt als potentieel risicogebied naar voren. Dit is weergegeven op kaart 2 (pdf file van 1,4 Mb).
4
Kwantitatief Per ecologisch gebiedstype is met behulp van GIS berekend wat de lengte van het spoor is dat dit gebied doorsnijdt. De resultaten zijn in de onderstaande tabel weergegeven. Van de 192 km spoor in de provincie Utrecht, doorsnijdt ca. 22 km (12%) gebieden met een hoge natuurwaarde. Het merendeel van de spoorbaan doorsnijdt agrarisch gebied en buitengebied (categorie middel). Lengte (in kilometer) spoorbaan in de Provincie Utrecht wat gebieden met bepaalde natuurwaarde doorsnijdt. Er is tevens een onderverdeling aangebracht in treinverkeersintensiteit.
Natuurwaarde Verkeersintensiteit Laag Middel Hoog
Laag 9,5 18 4,5 32 16%
Middel 38 71 29 138 72%
Hoog 2,65 11 8,5 22,15 12%
Let wel: De uitkomsten van het theoretische deel van de studie zeggen in feite nog weinig over het daadwerkelijk aanwezige risico, ze dienen meer om de ‘zoekrichting‘ te bepalen en de onderliggende methodiek te testen.
Vervolg In de gebieden die als risicovol werden aangemerkt is middels onderzoek nagegaan hoe de bodemkwaliteit ter plaatse is. Dat is gebeurd door interpretatie van beschikbare data m.b.t. bodemkwaliteit, aangevuld met bodemonderzoek. Aan de hand van de resultaten daarvan is een risicobeoordeling uitgevoerd. Uit dit vervolgonderzoek kwam naar voren dat de kopergehalten in de bodem langs de spoorbaan weliswaar licht verhoogd zijn, maar niet zodanig dat ze een humaan of ecologisch risico veroorzaken. Een lichte verhoging is tevens voor lood en PAK aangetoond. Landelijk gezien is dit echter een normaal beeld en aan deze gehalten zijn geen gezondheids- of ecologische risico’s verbonden. Chroom, nikkel en minerale olie werden aangetroffen in gehalten die niet afweken van de achtergrondgehalten zoals die normaliter in bodems worden aangetroffen.
Eindconclusie Ondanks het feit dat (in theorie) potentiële risicogebieden langs de vrije spoorbaan in de provincie Utrecht aangewezen konden worden, blijkt na aanvullend bodemonderzoek géén gezondheidsrisico of ecologisch risico op te treden. De diffuse verontreiniging van bovengrond met de stoffen koper, lood en PAK resulteerde weliswaar in een lichte verhoging ten opzichte van achtergrondgehalten, maar deze is dermate klein dat geen risico’s optreden. De SBNS beschouwt het onderzoek naar het voorkomen en de eventuele risico’s van diffuse verontreiniging langs de vrije spoorbaan dan ook als afgerond.
5