STILL CITY SCENARIO MACHINE Expert Meeting 4 februari 2014 Aanwezig: Anoek Nuyens, Jelk Kruk, Emiel Rijshouwer, Jessica Hammarlund, Guido Marsille, Christiaan Fruneaux, Edwin Gardner, Saskia van Stein Notulen: René Boer Start: 19:30 Opening door Edwin Gardner, Monnik. Saskia van Stein: Bureau Europa is in 2006 ontstaan als dependance van het NAi, om zicht te krijgen op het krachtenveld van de Benelux. De ambitie was om ook een dependance in Groningen te openen. Op het moment houdt het zich bezig met de vormgegeven omgeving, we verhouden ons tot design, landschap, architectuur. Ik heb mijn sporen verdient als curator bij het NAi, daarna ben ik artistiek directeur van Bureau Europa geworden. Deze samenwerking tussen Monnik en Bureau Europa is in april 2013 begonnen, waarin ik Edwin heb benaderd om te reflecteren op het Essay ‘Towards a Critical Regionalism’. Daarop hebben zij gereageerd met dit prachtige essay en een programmalijn ‘het werklokaal’. De komende tijd ben ik bezig met het verder ontwikkelen van de artistieke visie en het geld bij elkaar schrapen. Toen ik het instituut onder mijn hoede kreeg moest ik 60% bezuinigen. Maar aan de positieve kant worden er ook veel aanvragen gehonoreerd en onder andere zijn dat twee tentoonstellingen, ‘Yestermorrow’, om te onderzoeken of er nog een durf is voor een grote visie voorwaarts, en een grote ‘Cederic Price’ tentoonstelling. Ik heb op diverse niveau’s fascinatie voor dit onderwerp, niet in de laatste plaats omdat het in de Euregio al buitengewoon urgent en aanwezig is. Jessica Hammarlund: Ik ben stedenbouwkundige, kom uit Denemarken, heb een landschapsbureau gehad. Nu begonnen met nieuw initiatief, in een collectief met ontwerpers. Afgelopen jaar hebben we een project gedaan met een broodvergister in West. Nu zijn we bezig met een regenboogapp. Wij zijn ook bezig met een project op Sint-Eustatius, waar we in de lente naar toe gaan. Het is het enige eiland dat niet zelf heeft gekozen om Nederlands te worden, maar dat wel geworden is. Anoek Nuyens: Ik ben dramaturg, maar ook schrijver en theatermaker. Nu ben ik veel aan het schrijven voor de Correspondent. Vanaf April komt er een reeks artikelen uit over best bewaarde staatsgeheimen. Wat ik nu het meest fascinerend vind is het vier kilometer aan archief over ‘foute’ Nederlanders in de Tweede Wereldoorlog. Iedere persoon hier aan tafel heeft een familielid in het archief. Ik ben ook een solo aan voorbereiden, in Frascati, een persoonlijk verhaal over een oudtante die een ontwikkelingsorganisatie had in Afrika. Jelk Kruk: Ik heb een bureau, ik ben afgestudeerd in de architectuur. Bouwkundige. Houd me bezig op allerlei niveaus met hoe we willen leven, in al z’n abstractie. Nu ben ik bezig CPO-projecten, Collectief Particulier Opdrachtgeverschap, waarin mensen in georganiseerd verband hun woning realiseren. Ik doe ook nog Architectuurwerk. In de nabije toekomst wil ik me meer gaan richten op toekomstverkenningen.
René Boer: Ik zit bij Failed Architecture, een onderzoeksbureau in Amsterdam op het gebied van architectuur, en bij Archis/Volume, waar we bezig zijn met een tentoonstelling over architectuur in post-conflict situaties in Stroom in Den Haag. Emiel Rijshouwer: Ik ben opgeleid als industrieel ontwerper in Delft, maar ik was altijd liever onderzoeker. Als trendresearcher bij Philips in Amsterdam aan de slag gegaan. Te veel in een team gefocust op stofzuigers en scheerapparaten, het was te beperkend. Toen ben ik in de avonduren sociologie gaan studeren. In Antwerpen ben ik gaan werken bij een bureau voor toekomstverkenningen. We hadden klanten bij overheden, universiteiten. In de tussentijd ben afgestudeerd op bottom-up initiatieven via internet, nu meer bezig met steden. Guido Marsille: Ik ben ruimtelijk ontwerper, maar tegelijkertijd doe ik projectontwikkeling, met name betrokken bij het in een vroeg stadium tot ideeën komen. Ook doe ik projecten in opdracht. De publieke ruimte vind ik met name interessant. Ik heb gewerkt bij West 8, maar dat was vrij cosmetisch. In Detroit was ik drie maanden artist-in-residence in een afgebrande wijk, waar een off-the-gridhuis werd ontwikkeld. Daar heb ik ook een onderdeel van gedaan, de ‘public kitchen’. Daarnaast ben ik gevraagd door Partizan, voor een residency in Usquert, waar ik een stijlkamer heb ontwikkeld. Daar wordt de verbinding gezocht met de buurt en lokale ambachten worden erbij betrokken. Christiaan Fruneaux: Ooit ben ik opgeleid als antropoloog en historicus en vanuit m’n studie ben ik als programmamaker gaan werken bij de Balie. Ik had ook m’n eigen stichting, de Infowarroom, een show waar we een maand tv opnamen door elkaar husselden en verborgen culturele narratieven onder de loep namen. Abustersachtig, twee jaar mee door Europa getourd. Daarna met Joost Janmaat Partizan Public begonnen. Dat heb ik toen verlaten, want het was te campagnegericht. Twee jaar geleden heb ik samen met Vincent Schipper en Edwin Monnik opgericht. Edwin Gardner: Heb ooit architectuur gestudeerd in Delft, maar kwam als snel op de meer theoretisch/reflectieve kant van de discipline terecht. Bij Archis/Volume gewerkt als webredacteur. Ook een tijd bij Partizan onderzoek gedaan. Jan van Eyck, daar kwam eigenlijk het Still City project op m’n pad. Dat is de aanleiding dat Monnik is opgericht. Opeens was er geld voor een woest project, een alternatieve stadsgids over Tokyo, van een Japans cultureel fonds. Still City is het begin van ons denken. Het begon met het Essay ‘Tragic Lost’. Dat ging over hoe we eigenlijk in onze fantastische wereld van oneindige technologische mogelijkheden er eigenlijk geen plaats meer lijkt te zijn voor het omgaan met beperkingen, limitaties en frustratie. Er is genoeg tegenslag, maar er zijn geen grote verhalen. Christiaan Fruneaux: Alleen kleine [verhalen], het grote narratief in onze maatschappij is dat je naar school gaat, outdropt, een dotcom begint en miljonair en filantroop wordt. Dit verhaal krijg je overal met de paplepel ingegoten. Door je ouders, docenten, etc. Groei is de basis van onze maatschappij, van de moderniteit. De stad wordt groter, door demografische en economische groei maken we steeds meer dat ook steeds meer waard is. Persoonlijke groei, je wordt steeds wijzer en je leven wordt steeds rijker. Technologische wetenschappelijke innovatie, met z’n allen worden we steeds slimmer en vaardiger. Tokyo is in dit kader interessant, want het is de grootste stad in de wereld maar de stad staat demografisch en economisch al 20 jaar stil. Hoe ziet een samenleving/stad eruit die niet op groei is gebaseerd? De reis naar Tokyo bracht niet per se antwoorden op onze vragen maar wel nieuwe inzichten, dus die gids gaat er ook komen.
Edwin Gardner: Na een half jaar heen en weer gereisd te hebben, begonnen het een beetje in te dalen dat we nog steeds niet helemaal weten wat groei nu eigenlijk met ons doet en wat het is. We zeiden naïef, ‘we gaan de post-growth city onderzoeken’. Maar dat is zo’n metathema, hoe manifesteert zich dat in ons dagelijks leven? Daar hebben we een essay over geschreven, getiteld ‘Tea, Earl Grey, Hot’, over hoe het groeiparadigma aan ons verschijnt. Twee jaar hebben we dit allemaal onderzocht, dus dit is een soort tussenstation, maar ook een aanzet tot het Werklokaal, wat nog een vervolg krijgt. We zijn bezig met opstellen plan voor promotieonderzoek rond de Still City aan de University of Adelaide. Christiaan Fruneaux: ‘Tea Earl Grey Hot’ refereert aan Star Trek, waar Captain Picard in z’n Starship tegen de computer praat. Hij leeft in een modernistische omgeving, het schip is strak en gemaakt. En als tegenhanger voor die minimaatschappij liep hij in zijn kantoor naar de replicator waar hij ‘Tea Earl Grey Hot’ zei, en daar materialiseerde zich een kopje thee. Heel interessant, niemand in Startrek is een loodgieter, er zijn alleen maar brainy types die met hele slimme dingen problemen oplossen. Edwin Gardner: We moeten allemaal kenniswerker worden, allemaal supercreatief. Dat is de anekdote waar het essay mee opent, maar waar we achter kwam in Tokyo zijn eigenlijk twee fenomenen die vooral door groei zich aan ons voordoen: abstractie en fragmentatie. Die zijn zowel positief als negatief. Enerzijds is er vervreemding, een klassiek marxistisch thema. Ooit maakte men alles van scratch, maar door Ford werd het productieproces in duizend kleine stukken geknipt, waardoor een andere relatie met het product ontstond. En dat geldt ook voor ons, je hebt geen idee waar alle spullen vandaan komen en wie het aangeraakt heeft. Onze omgeving is supergefragmenteerd, en de verhouding tot omgeving is abstracter geworden. Een reclamebureau zet een brand neer en geeft een bepaald gevoel, maar dat heeft weinig te maken met de werkelijkheid. Dit alles wordt gedreven door een drive voor efficiency. Ieder bedrijf in de moderne economie zal proberen het proces efficiënter te maken, dan kan je meer maken met minder. Guide Marsille: Bij de industrie gaat het ook om het opschalen, dus creatieven zijn totaal niet schaalbaar en dus totaal niet efficiënt. Christiaan Fruneaux: Sommige ervaren het als vervreemding, zoals Marx zei, maar het kan ook bevrijdend werken. Edwin Gardner: Meer afstand, anoniemer. Er zijn twee zijden, aan de ene kant begrijp je niet waar iets vandaan komt, maar anderzijds kan je ook onbezonnen door de wereld gaan. Dit is in de notendop hoe wij het groeiparadigma vooral in z’n culturele uiting hebben geanalyseerd. Christiaan Fruneaux: Fragmentatie loopt door het hele leven heen: hoe we anderen zien, hoe we vriendschappen aangaan. In de VS is dat bijvoorbeeld heel lastig door de eisen die werk stelt. Maar in Nederland kan je het zien in de generatiekloof. Des te sneller de vooruitgang gaat, des te minder ouders aan vaardigheden kunnen doorgeven. Emotionele vaardigheden zou je nog wel kunnen doorgeven, maar door facebook is er nieuwe socialiteit ontstaan, die weer heel andere vaardigheden en skills vereist om daar in te slagen. Anoek Nuyens: Je kan je ook vragen hoeveel anonimiteit een mens aan kan, en hoeveel fragmentatie. Daardoor gaan we ook weer klitten aan de kleine
gemeenschap. Het werkt als een soort pendulum. Jessica Hammarlund: In Tokyo, omdat het zo groot is, werkt juist alles heel lokaal. Guido Marsille: Tokyo is toch eigenlijk een kluster van dorpen van origine. Christiaan Fruneaux: De definitie van het groeiparadigma is het gevoel van en de nadruk op noodzaak tot stedelijke verdichting, demografische groei, technologische innovatie en economische groei. Dus jij, maar ook steden moeten aan targets voldoen, die steeds hoger liggen. Edwin Gardner: Het is geen natuurlijk noodzaak, maar in de kern wordt gesteld: groei is goed. Dat uit zicht in winstmaximalisatie, efficiency, targets. Jelk Kruk: Uit welke tijd komt dit? Christiaan Fruneaux: De moderniteit is lastig. De pluk de dag mentaliteit die begon in de Renaissance zou je kunnen stellen tegenover het Memento Mori van de middeleeuwen. Al is het niet zo zwart-wit. Verbetering van het leven is inherent aan de mens, in die zin is het van alle tijden. Het is ook niet per se slecht, maar er zitten grenzen aan. Groei gaat niet altijd door, je gaat dood. Maar breder zijn we nu tegen een aantal grenzen aangelopen: klimaatsverandering, afname van de biodiversiteit, het opraken van grondstoffen. Dit zijn allemaal fysieke, omgevingsgrenzen aan de groei. Jelk Kruk: Het probleem is vooral dat we deze grenzen tegenkomen? Christiaan Fruneaux: Kapitalisme is gebaseerd op onder andere demografische groei, maar hoe rijker we worden, des te minder kinderen we maken. In Japan is geen groei meer, en dat zie je terug in de economie. Dat wordt door iedereen als heel kwalijk geacht. Saskia van Stein: Voordat we naar de reacties gaan, kunnen jullie verder ingaan op die intrinsieke systeemgrens? Edwin Gardner: Tot zover zijn er drie grenzen aan het groeiparadigma, wat overigens geen officiële term is. Milieu, sinds de Club of Rome. Demografie, zodra een land onder het 2.3 vervangingscijfer komt, ontstaat er krimp. Maar eigenlijk is pas heel recent een discussie aan het ontstaan over een intrinsieke systeemgrens die in ons economisch, kapitalistisch systeem zit. Sinds 2000 is er steeds meer vervanging van arbeidsprocessen door computers en robots. Tot 2001 was er een gelijke tred van productiviteit en werkgelegenheid. Maar sinds 2001 vlakt de werkgelegenheid af, de productiviteitswinst komt dus volledig door robotisering. Ook kenniswerkers zijn niet meer veilig, en ook de middenklasse staat zwaar onder druk. De eerste twee grenzen manifesteren zich ergens anders op de planeet, maar deze laatste hier. Philips haalt fabriek terug uit China naar hier, maar dat levert niet tot nauwelijks banen op. Christiaan Fruneaux: De laatste studie van de Universiteit van Oxford laat zien dat 47% van de banenpool wordt bedreigd door automatisering. Sinds de jaren 70 is het aandeel van loon in het nationaal inkomen afgevlakt, wat wil zeggen dat het loon feitelijk minder waard wordt. In de VS was de middenklasse vroeger 60% van de workforce, nu 20%. En nu al hebben de onderste 80% van de bevolking maar 39%
van de koopkracht. Jessica Hammerlund: Als je een treinwagon vult met de rijkste mensen, hebben die al meer dan 70% van de rest van de wereld. Christiaan Fruneaux: Maar voor de morele keuze is er de systematische dynamiek: de mens wordt de minst efficiënte factor in productie. Tegen die grens zitten we nu aan, en dat is een probleem in kapitalisme, want je moet wel mensen hebben die dingen kopen. Edwin Gardner: De kern van het verhaal is: robots kopen niets, en uiteindelijk heb je een consumer economy. Christiaan Fruneaux: De vraag is of we dit kunnen door kunnen zetten. Maar er is berekend dat dat niet kan, een stabiele factor van een grote middenklasse is nodig. Guido Marsille: In de krant stonden hier dit weekend allemaal artikelen over. Er was ook een artikel over een aantal ondernemers, die het weer in andere landen zoeken, ze gaan bijvoorbeeld naar Noord-Korea. Christiaan Fruneaux: Zo is de creatieve stad ontstaan. Productie gaat naar lagelonen landen, wat resulteerde in leeggelopen steden. Een groepje mensen bedachten dat als zij het maken, dan gaan wij het vermarkten, en daar hebben we creatieven voor nodig. Saskia van Stein: Zijn er al vragen na deze welluidende woorden? Jelk Kruk: Alleen maar goed nieuws, dan hoeven we niets meer te doen! Christiaan Fruneaux: Het is een complete herijking van ons economisch systeem. Saskia van Stein: Maar laten we daar in de scenario’s even op ingaan. Edwin Gardner: Eigenlijk zijn we met name benieuwd of jullie je kunnen vinden in deze woeste analyse van de status quo. Jessica Hammarlund: Ja, dit is hoe het is. Jelk Kruk: Wat is precies de grens van technologie? Edwin Gardner: Iedere raskapitalist wil het liefst geen arbeider in z’n fabriek, maar dat is een probleem voor het hele systeem. De beste fabriek is een grote machine die dingen uitpompt die gekocht worden, dat verdien je heel veel geld, en dan hoef je alleen wat onderhoud te doen. Google dus. Maar als iedereen dat doet zijn er uiteindelijk geen mensen meer die dingen kopen. Dat is een paradox in het kapitalistische systeem. Christiaan Fruneaux: Het gaat niet om groei in absolute zin, maar het systeem waar we nu in zitten, dat houdt een beetje op. In Nederland leven we in een combinatie van een vrije marktsysteem en een hiërarchische welvaartsstaat. Jelk Kruk: Dus omdat we spullen verkopen en daar winst opmaken en omdat we winst maken draait de economie, dat gaat op de schop door deze drie thema’s?
Christiaan Fruneaux: Vooral door de laatste reden. Dat het milieu naar de klote gaat interesseert eigenlijk niemand totdat het gaat interveniëren met je winst. Saskia van Stein: Die kwantificeerbaarheid zit daar al. De bijen worden met uitsterven bedreigd en dat wordt niet als een ethische positie gemanifesteerd, maar als een kwantitatief probleem. Er wordt gezegd dat er 70 miljoen nodig zijn. Edwin Gardner: Veel milieuactivisten willen het dus ook als economische problemen brengen. Emiel Rijshouwer: Maar terug naar Google, daar werken ook heel veel mensen. Christiaan Fruneaux: Als je naar de cijfers kijkt zie je dat Google 17 miljard winst maakt, maar er werken maar 23 duizend mensen. Doorgerekend werkte er twintig jaar geleden bij General Motors 300 duizend mensen, en die maakte 6 miljard winst. Edwin Gardner: Dus: veel meer winst, met veel minder mensen, hoe efficiënt kun je zijn. Guido Marsille: Bedrijfscijfers zeggen niets meer over werkgelegenheid. Edwin Gardner: Dat is het ding. Dit soort economische cijfers zijn losgekoppeld van de kern van de economie. Guido Marsille: Geld is gebaseerd op de goudstandaard, maar dat is ergens op gebaseerd. Christiaan Fruneaux: Dat is losgelaten met Bretton Woods, het draait nu op vertrouwen. Dat ontbrak dus op een gegeven moment. Alle derivatives bleken op niets gebaseerd. Jessica Hammarlund: Het hele bitcoin verhaal is toch ook luchtgeld. Edwin Gardner: Ja. Vroeger was geld nog aan goud gekoppeld. Bitcoin is pure code, verder aan niet iets echts gekoppeld zoals een goudstaaf. Maar er is een limiet van 21 miljoen bitcoins, ooit. Christiaan Fruneaux: Maar je hebt meer van dit soort systemen, zoals in Oost, het is dus wat een gek er voor geeft. Saskia van Stein: Emiel, over bottom-up. Is dat een methode die ook gekwantificeerd wordt, of speelt dat meer langs sociale lijnen? Emiel Rijshouwer: Dat gebeurt door lokale economiën opzetten, lokale uitwisselingssystemen, zonder dat daar geld mee gemoeid is. Jelk Kruk: Dat is een efficiëntieslag. Edwin Gardner: Dat is een paradox van efficiency. Die wereldeconomie werkt met globaliseringsketens, die heel ‘efficiënt’ zijn. Maar zou dat niet efficiënter zijn als de fabriek gelijk om de hoek zou staan? In de balance sheet is het wel efficiënt, maar in de echte wereld van landen met fabrieken en containerschepen, vraag je je af of dat
wel zo is. In een beperkte realiteit is het efficiënt. Emiel Rijshouwer: Wat betreft lokaal voedsel produceren, qua milieu gezien is het helemaal niet gezegd dat dat per se efficiënter is. Edwin Gardner: Maar voor onze realiteit, steeds lokaler, werkt dat grote stuk efficiëntie niet meer. Als ik iemand lokaal z’n fiets kan maken en hij past op m’n kinderen, daar helpt dat megasysteem niets bij. Emiel Rijshouwer: Maar je kan moeilijk je eigen band fabriceren. Anoek Nuyens: Printen! Saskia van Stein: Ik hoorde laatst iemand vermiddeleeuwificering noemen. EU zal waarschijnlijk verplicht doorvoeren dat we de zaden van Monsanto moeten gebruiken in de moestuintjes. Er zijn dan schaalniveaus die niet meer passen. Dan worden we zelfwerkzaam en gaan daar over ageren. Guido Marsille: Interessant. Maar wie gaat dat controleren en organiseren? Dat lees ik in jullie stuk - er is geen vertrouwen in de mens meer. Emiel Rijshouwer: Maar waarom moet ik dan een munt van jou krijgen als ik toevallig op je kinderen pas? Anoek Nuyens: Vertrouwen heeft ook met afstand te maken. Des te kleiner de afstand des te groter dat vertrouwen. Guido Marsille: In de Correspondent hadden ze het over het onderzoek naar daklozen in Canada, dat als je mensen geld geeft ze het feitelijk goed besteden. Saskia van Stein: Nu pauze, daarna introduceren de heren de thema’s. PAUZE Christiaan Fruneaux: Het idee van het project is meer dan de realisatie dat het huidige systeem op een gegeven moment tegen de grenzen aanloopt, want dat is niet heel erg interessant. Het is een verbeelding hoe de wereld na het groeiparadigma eruit zou kunnen zien. Het wil niet zeggen dat het helemaal de verkeerde kant op gaat, dat vinden wij ook niet zo erg. Er zijn veel kwalijke zaken aan de hand, maar het groeiparadigma heeft ons ook veel goeds gebracht. Wat we willen doen is een verbeelding maken van de wereld na het groeiparadigma. The Still City. Van post-apocalyptische scenario’s tot utopische scenario’s. Bijvoorbeeld dat de welgestelde op een gegeven moment de aarde verlaten. We willen een werkbaar scenario realiseren, dat voortbouwt op huidige trends, dus realistisch is. Dat gaan we doen in het lab, waar we één van de scenario’s gaan uitwerken met Saskia. We hebben nu vier elementen van zo’n scenario waarvan wij denken van dit is haalbaar, betaalbaar, cultureel compatible. Deze 4 elementen kunnen samen verenigbaar zijn. De eerste is basisinkomen. Het idee is als heel veel mensen werkloos worden je daar toch iets mee doet. Het garandeert niet iedere werkloze een basisinkomen, maar iedereen. Of je nou heel rijk of arm bent krijg je 1500 euro, of zoiets per maand. Daar hoef je niet voor te solliciteren, je krijgt het gewoon. Edwin Gardner: Het is een alternatief idee voor een sociaal vangnet. Nu moet je
bewijzen dat je ziek, werkloos, te oud bent. Er hangt een bureaucratisch apparaat omheen dat controleert of je wel goed genoeg je best doet om mee te doen. Alleen als dat niet lukt krijg je wat geld. Basisinkomen keert dat om: je hebt een basisinkomen nodig om in je levensbehoeften te voorzien. Daar beginnen we mee, dan kunnen we eigenlijk de hele bureaucratie afschaffen. Daarbovenop kan je werken en leuke dingen doen. Jessica Hammarlund: Dit is eigenlijk alleen voor rijke landen? Christiaan Fruneaux: In eerste instantie wel. Het is maar hoe groot je de gemeenschap trekt. Het interessant is omdat iedereen het krijgt, er geen stigma aan vastzit: geen klap in je gezicht. Het is een heel erg ingrijpend voorstel, met veel consequenties. Edwin Gardner: De productieve rol van de mens, zoals dat in de huidige economie is vormgegeven, is uitgespeeld. We moeten een alternatieve rol bedenken waarop mensen mee kunnen doen in de samenleving en de economie. Blijkbaar kan dat niet meer gebaseerd worden op de productiviteit van onze arbeid. Het antwoord is dan ook vaak dat het basisinkomen toch wel een idee is. Christiaan Fruneaux: Dat is een mooi bruggetje naar de master of craft. Het idee is om de sociale status van mentale vaardigheden gelijk te trekken met manuele vaardigheden. Op dit moment selecteert het schoolsysteem je in hoe goed je bent in abstracte kennis. Des te beter je daarin bent des te hoger je opklimt. Manuele vaardigheden zijn overgenomen door machines en zijn dus niet meer echt nodig, dan blijf je lokaal. Dit heeft invloed op onze sociale organisatie: partnerkeuze vaak op zelfde opleiding, zo werkt de manier waarop wij sociale gemeenschappen formeren. Het idee is dat we ook titels gunnen aan mensen met manuele vaardigheden. Jessica Hammerlund: Moeten ze dan iets anders kunnen dan robots? Christiaan Fruneaux: Als een timmerman een tafel maakt en je wilt hem daarvoor vergoeden ben je 5000 euro kwijt. Als je exact hetzelfde koopt bij IKEA ben je 500 euro kwijt. Daarom kan die timmerman niet zijn wie hij wil. Niemand koopt dat. Het idee van een basisinkomen maakt hem minder duur. Edwin Gardner: Post-productieve arbeid. In het huidige systeem kan hij het niet maken omdat een machine of megacorporation sneller is. Maar in een ander soort economie waar zo’n soort productiviteitsnotie niet zo heftig meer de tent runt zou dat soort arbeid wel weer een plek kunnen krijgen. Jelk Kruk: Wat is daar het voordeel van? Christiaan Fruneaux: Hij heeft weer wat doen, en er is een tafel. Deze scenario’s zijn gebaseerd op het feit dat machines ons allemaal werkloos maken, ook ons. Jelk Kruk: Dat is toch niet erg? Christiaan Fruneaux: Dan wil je toch wel wat doen, of ga jij dan niets doen? In Europa is basinkomen nog wel te doen, in tegenstelling tot de VS. Daar wordt gezegd dat er dan geen incentive meer is om iets te doen. Jelk Kruk: Dat is waar socialisme of communisme op vastlopen. Het gebrek aan
stimuli om iets te doen. Jessica Hammarlund: Dat is een totalitair systeem wat bepaalt wat je wel moet doen. Jelk Kruk: Maar als het niet bepaald wordt, ga ik dan tafels maken? Jessica Hammarlund: Nee, iets anders, maar je gaat wel iets doen. Jelk Kruk: Dan ga ik SBS6 kijken. Edwin Gardner: Dit is natuurlijk het kernprobleem, hét tegenargument, dat moet ondervangen te worden. Jelk Kruk: In dit verhaal koop ik een tafel van 500 euro in plaats van 5000 euro, en die prijs is gebaseerd op de beperkte hoeveelheid arbeid. Dus als we alle tafels door timmermannen laten maken worden er te weinig tafels gemaakt, dat is een afname van mijn bezit, dan ben ik minder efficiënt. Edwin Gardner: Die efficiëntie kan overboord in een post-productieve economie. Jelk Kruk: Alleen als er teveel wordt gemaakt. Maar op het moment dat we tafels van 500 euro door tafels van 5000 gaan vervangen. Edwin Gardner: Maar dat kosten ze dan niet meer, als je een basisinkomen hebt. Christiaan Fruneaux: Misschien is het interessant om naar de laatste gaan. Nu leven we in een schaarste-economie. In principe is de aanname dat er een oneindige behoefte is aan dingen, die er niet zijn, waardoor schaarste wordt gemaakt. Door systemen, robots, ontstaat er een enorme productieve capaciteit, waar alleen geen mensen bij betrokken zijn. Daardoor schiften we van een economie van schaarste naar een economie van overvloed. Er is dan geen schaarste meer aan essentiële behoeftes. In de gifteconomie is het dus zo, bijvoorbeeld in de hackerseconomie is het zo dat sociale status wordt toegewezen als jij een heel mooi product maakt en dat geeft aan de peers. Een prachtig stukje code dat wat oplost geeft dan heel veel sociale status. Nu verdien je sociale status door veel goede middelen om je heen te verzamelen, vroeger was dat door geweld. Saskia van Stein: Hoe ontzenuw je een gecreëerde behoefte naar het hebben die spullen? Christiaan Fruneaux: Dat wordt aan ons gegeven door reclame. Saskia van Stein: Maar hoe ontzenuw je dat? Edwin Gardner: Dat is een mentaliteitsverandering die in het basisinkomen besloten ligt. Nu moet je de hele tijd iets doen om inkomen te vergaren. Vrije tijd is consumptietijd. Hoe je nadenkt over wat je doet met je vrije leven wordt gekaderd door consumptie. Stel je hebt een basisinkomen, dan is een zijde niet meer op productiviteit gebaseerd. Je kan iets betekenisvol met je tijd te gaan doen, je hoeft geen excelsheet meer in te vullen. Christiaan Fruneaux: Door het maken van iets wat waardevol is of op waarde
wordt geschat krijg je sociale status in de gifteconomie. Saskia van Stein: Een student van mij heeft een project georganiseerd over nieuwe vormen van identiteit, waarin toewijding, energie, toelegging, als basisbeginsel geldt, met daarin fans, tribals, idlers – de mensen die er de kantjes vanaf lopen, en de radicals. Dit is een nuancering van veelheid aan identiteiten die we toch al in ons hebben. Men zal op tijd gekwalificeerd gaan worden Jelk Kruk: wat doet een radical? Saskia van Stein: Dat is de saboteur, die gaat over de grens van het toelaatbare. Het is de meest radicale anti-positie. Jelk Kruk: en tribals? Saskia van Stein: Tribals zijn de innercircle, de nerds, die zijn weer anders dan de radicals. Dit om te beamen dat je op een dergelijke manier identiteitsubcatgeoriën gaat creëeren. Christiaan Fruneaux: Grote indrustriële productie heb je ook nog nodig, er is ook aandacht nodig om dat te onderhouden. Emiel Rijshouwer: Dat zijn twee systemen door elkaar bijna. Uiteindelijk gaat dat toch nog om efficiëntie, en dat zal door blijven gaan. Edwin Gardner: Bijvoorbeeld computers hebben allemaal infrastructuur voordat jij met je word processor aan de slag kan. De hele economie draait ook al op infrastructuur, wegen, gas, water, licht: nutsvoorzieningen. Dat was voor de privatisering een overheidstaak. En die productie-economie zou ook een soort nutsvoorziening kunnen worden, en dat moeten we natuurlijk wel efficiënt draaien. En wat wij dan gaan doen, dat hoort niet meer bij die onderste laag. Christiaan Fruneaux: Toch zal 30-40 procent van de bevolking in die grote infrastructuur werken. Jessica Hammarlund: Interessant dat artikel over dat Canadese dorp, waar ze dat op grote schaal gedaan hebben. Mensen gingen dan juist hun eigen dingen doen, een business openen, een opleiding volgen. Edwin Gardner: De sociale status blijft natuurlijk bestaan. We hebben duizend systemen gehad in de geschiedenis waarin sociale status op allerlei manieren werd bepaald. Nu doen we dat in economisch verband, maar vroeger werd dat bepaald aan de hand van land, slaven, vrouwen, of als je goed was in een bepaald ritueel. Chistiaan Fruneaux: Sinds de counter-culture in de jaren 60 leven veel van ons al in die situatie van overvloed: we doen wat we zelf leuk vinden, omgaan met wie we zelf leuk vinden, creatief zijn, ook als we er niet voor betaald krijgen. Achterliggende motivatie is al gebaseerd op een situatie van overvloed, ook ben je een arme sloeber. Guido Marsille: Al heb je geen euro ben je toch heel rijk in Nederland, de omgeving is heel rijk.
Edwin Gardner: Verhoudingsgewijs, als een arme sloeber in Nederland is het fantastisch nog steeds. Maar binnen de Nederlandse samenleving.. Guido Marsille: Dan ben je misschien ook wel een sukkel als je in een buitenwijk woont. Christiaan Fruneaux: Maar die situatie geeft al aan dat we niet meer nadenken vanuit schaarste maar vanuit overvloed. Jessica Hammarlund: Ik vraag me af op wat voor een schaal zou je zoiets kunnen realiseren? Amsterdam bijvoorbeeld, of heel Nederland, of de Europese Unie? Edwin Gardner: Die rekensom is een grote uitdaging, misschien moet je beginnen met 50 euro per maand basisinkomen. Jessica Hammarland: Dat is ook interessant aan Detroit, waar de ruileconomie heel hevig is. Veel van die kunstenaars en de idealistische mensen die daar mee bezig waren hadden een zekere opleiding en gingen daaraan werken zonder geld. Maar opeens had de Chrysler Foundation een miljoen euro in de stad gepompt en gelijk ging iedereen weer voor het grote geld. Emiel Rijshouwer: Door stimulansen daarbuiten zijn mensen geneigd zich niet aan dingen te houden. Christiaan Fruneaux: Zelforganisatie schijnt wel mogelijk te zijn als mensen zich, met een basisinkomen, geen zorgen meer hoeven te maken. Emiel Rijshouwer: Dat willen we onderzoeken, maar het vermogen tot zelforganisatie is ook ongelijk verdeeld. Het zijn vaak eigenlijk creatieve ondernemers. Jelk Kruk: In die hele CPO wereld is het hetzelfde, het trekt een bepaald publiek. In CPO wijken in Duitsland, daar zitten alleen maar Duitse groenlinkers, en dat vinden ze zelf zelfs eng. Saskia van Stein: Een nieuwe gated community. Edwin Gardner: Dat is één van de grote vragen. Het bottom-up denken wordt heel erg gecultiveerd bij een linkse hoogopgeleide elite. Het heeft voor een deel te maken met het Master of Craft verhaal, zij voelen zich zelfverzekerd genoeg om wat voor elkaar te krijgen. Jelk Kruk: Wat moet je nou nog voor elkaar krijgen als je een basisinkomen hebt? Saskia van Stein: Een betekenisvol leven. Jelk Kruk: Hoe krijg je dat dan en waaraan ontleen je dat dan? Jessica Hammarlund: Ontleen je de waarde van je leven dan uit geld? Jelk Kruk: In zekere zin, al maakt het uiteindelijk niet gelukkig. Jessica Hammarlund: Ik denk, misschien begin je met de onderklasse. Niet
iedereen in één keer. Edwin Gardner: Interessant. Het beeld dat jij [Jelk Kruk] voor je hebt is ‘als ik geld krijg dan ga ik niets meer doen’. Wat ik eigenlijk bij je voel is dat je bang bent dat die ander geen reet meer gaat doen. Jelk Kruk: Nee het gaat me om het systeem. Christiaan Fruneaux: Jij [Jelk Kruk] denkt dat er een incentive moet zijn om iets te doen. Deze scenario’s zijn geen antwoord op jouw of onze zoektocht naar het grote geluk, het is een reactie op die grenzen aan de groei. Emiel Rijshouwer: Dit is een nieuw systeem en het kapitalistische systeem pakt ook voor sommigen verschillend uit. En het zal met dit systeem ook zo zijn. Sommigen worden daar hartstikke lui van en anderen krijgen juist een duwtje in de rug. Jelk Kruk: Een basisinkomen is voor mij geen oplossing voor de grenzen aan groei, misschien ga ik wel meer kopen als ik een basisinkomen heb. Emiel Rijshouwer: Je zou het kunnen koppelen aan de totale hoeveelheid milieuimpact. Edwin Gardner: Maar in hoeverre wil je een systeem formaliseren, want voor je het weet is het precies zoals jij het wil en dan is het een totalitair systeem. Het interessante aan de test-cases is dat er uit blijkt dat als een arme zwerver geld geeft hij beter weet hoe hij het moet besteden dan een bureaucratisch apparaat. Jelk Kruk: Dan heeft hij ook een incentive. Christiaan Fruneaux: Heel klassiek: jij bent ook op zoek naar de knapste partner om kinderen mee te maken. Hoe krijg je die in een gifteconomie, door een heel mooi product neer te zetten en dat weg te geven. Dat werkt met sociale status. Jelk Kruk: Jij denkt dat je een partner alleen maar krijgt met sociale status. Edwin Gardner: Grotendeels. Christiaan Fruneaux: De kans is klein dat jij eindigt met iemand die alleen maar LBO heeft gedaan. Jelk Kruk: Maar met het basisinkomen gaat het mis als.. Christiaan Fruneaux: Maar wat zou jij doen als 47% van de mensen fundamenteel werkloos is, omdat het systeem ze niet meer nodig heeft? Jelk Kruk: Dat kan je op verschillende manieren benaderen. Als arbeid en expertise waardeloos worden, dan is dat prima. Dan moet je alleen nog zorgen dat je aan behoeftes voldoet? Christiaan Fruneaux: Hoe doe je dat dan? Eten, drinken? Jelk Kruk: Door mede-eigenaar te zijn van die productiemachine.
Christiaan Fruneaux: Basisinkomen is de dividenduitkering van de samenleving. Jelk Kruk: Dividend krijg je pas op het moment dat je iets bezit. Christiaan Fruneaux: Dat is een naamkwestie. Je bent eigenaar van die productiemachine. Jelk Kruk: Dan moet je zeggen, de wereld is van ons allemaal. Anoek Huyens: Als 47% werkloos is, dan heb je heel veel mensen die niet werkloos zijn, dan ontstaat er toch een onbalans? Jessica Hammarlund: Dat wordt toch oorlog. Emiel Rijsenhouwer: Is het niet veel interessanter om een aantal van deze scenario’s verder uit te denken? Edwin Gardner: Netwerk, de technologische doortrekking. Het maakt mensen werkloos, maar het bied anderzijds ook nieuwe mogelijkheden. Sinds het internet biedt het netwerk een nieuwe organisatiemodus om samen te werken. Airbnb, marktplaats, etcetera, die voorbij alle bestaande instituties ingrijpen hoe we direct met elkaar het leven regelen, zonder dat daar bureaucratie, maar alleen maar drie nerds in Sillicon Valley tussenzitten. Dat biedt dus een radicaal andere mogelijkheid om die samenleving te organiseren. Christiaan Fruneaux: Gerelateerd hieraan is de open-source beweging. Je zou een shirt thuis uit kunnen printen. Jessica Hammarlund: En kennis met elkaar delen. Jelk Kruk: Is dat geen voortzetting van groei? De prijzen worden lager, de toegankelijkheid hoger. Edwin Gardner: Absoluut. Efficiënter wordt het niet. Aan de andere kant kan ik met een sociaal huurhuis opeens meedoen in de hotelbranche. Opeens krijgt iedereen allerlei andere rollen in de economie, buiten de bestaande institutionele kaders. Christiaan Fruneaux: Basisinkomen is eigenlijk het mede-eigenaarschap van het productie-arsenaal, de Master of Craft het gelijktrekken van talenten, het netwerk het beheren van platformen waarin in dat mogelijk is en die gifteconomie een nieuw normen en waardesysteem dat je eigenwaarde geeft, en een transactiewaarde heeft. Jessica Hammarlund: Deze dingen worden toch vooral benut door ons. Edwin Gardner: Niet helemaal, Marktplaats is redelijk ingeburgerd. De early adopters zijn natuurlijk altijd de elite. Christiaan Fruneaux: Urban farming doen wij, maar meeste urban farmers zijn volkstuintjes, dat werd al gedaan. Dit gaat niet gebeuren om onze goede bedoelingen. We kunnen het niet afdwingen, het gaat gebeuren omdat er grenzen zijn aan het systeem. Dit zou één van de uitkomsten zijn van een transformatie die het systeem gaat doorlopen omdat het tegen zichzelf aanloopt.
Guido Marsille: Tegenwoordig wil een loodgieter ook al een visitekaartje ontworpen hebben en een website en die heeft een neef en die kan dat goed. Die delen toch ook al. Ik weet zeker dat dat gebeurt. In Rotterdam is uit onderzoek gebleken dat dat gebeurt in buurten. Hele gewone mensen. Edwin Gardner: Dat is ook onzichtbaar, wij kijken op hippe blogs met urban interventions. Maar dat wil niet zeggen dat het niet gebeurt. Guido Marsille: Volgens mij gaat dat heel eenvoudig gebeuren: als voorzieningen binnenkort wegvallen gaan mensen vanzelf wel anders handelen. Anoek Nuyens: Het gaat ons allemaal overkomen, dat is ook de verbinding. Er is een Duitse interessante theatermaker […], die heeft geprobeerd een politieke partij op te richten voor werklozen in Duitsland. Hij had berekend dat als elke werkloze op hem zou stemmen hij een meerderheid zou behalen in het Duitse parlement. Het enige wat hij wilde bewerkstelligen was een basisinkomen. Edwin Gardner: Interessant. In de marge spelen heel veel van dit soort bottom-up ideologieën zich af, maar er moet een schaalsprong gemaakt worden naar een politieke dimensie. Dan pas kunnen dit soort ideeën niet een soort dromerij blijven. Christiaan Fruneaux: Die theatermaker wilde met name aangeven: er zijn zoveel werklozen, moet je kijken wat ik daarmee voor elkaar kan krijgen. Christiaan Fruneaux: Nogmaals, als deze werkloosheid blijft stijgen, kan op een gegeven moment geen enkele huidige politieke partij daar heel erg omheen. Het is niet ideologie die dit voort gaat brengen, dit gaat gebeuren, omdat het huidige systeem op z’n gat gaat. Jelk Kruk: Alleen als er voldoende geld is om dat te betalen, anders houdt het op. Christiaan Fruneaux: Het interessante is dat de productie blijft groeien. Nu gaat het om het geld, maar als je veel productionele mogelijkheden hebt.. Jelk Kruk: Maar van wie is dat? Edwin Gardner: Het is wel vaker gebeurd dat een staat kan zeggen: dit hoort niet meer bij de markt. Bell had een monopolie op een telecommunicatienetwerk, en toen zei de VS: dit is eigenlijk een nutsvoorziening, het is nu van de staat. Dat is ook één van de argumenten die Martin Ford aanvoerde: eigenlijk is het basisinkomen een soort dividend van de samenleving voor technologische innovatie. Je kan niet zeggen dat innovatie privaat eigendom is. Het is allemaal met state-funding begonnen. Christiaan Fruneaux: Emiel, dit soort ideeën zijn nog ver weg en de transitie gaat in eerste instantie heel veel pijn doen. Voordat het culturele bewustzijn is gecreëerd, dan is de ongelijkheid al enorm gestegen. En dan worden beslissingen genomen die tegen belangen in gaan. Emiel Rijshouwer: Voor mijn gevoel zit er ook een soort idee van concurrentie in. Het is ons belang dat er een Philips fabriek hier staat. Christiaan Fruneaux: Waanzinnig interessant hoe dat precies gaat. Paralel en
scheef. Guido Marsille: In de hele eerste wereld gaat dit nog heel lang duren. Al liever vandaag dan morgen. Volgens mij moeten wij nog een democratiseringsslag maken, en daar heb je landen in Afrika, Zuid-Amerika ook voor nodig, anders hebben we daar de kracht niet voor. Christiaan Fruneaux: McDonalds geeft aan de ene kant een CEO een beloning van 20 miljoen en aan de andere kant letterlijk folders aan werknemers die vertellen hoe ze moeten rondkomen van het karige loon. Edwin Gardner: Het is niet zo dat de hele wereld zo moet zijn als wij zijn voor er iets verandert. China koopt alle schuld van de VS, bevoorraadt alle Walmarts, alles hangt aan elkaar. Guido Marsille: De economie verschuift lekker over alle landen waar het mogelijk is en straks is het rond. Christiaan Fruneaux: Daar zijn we nu al. De robot is goedkoper dan de allergoedkoopste afrikaan. Edwin Gardner: Daarom is de Philips fabriek in Drachten en niet in een lage lonenland. Christiaan Fruneaux: Wat betreft het milieu, ik denk dat we de allerlaatste walvis hebben opgegeten voordat we daar iets aan doen. Het systeem zelf houdt zichzelf niet meer in stand als de werkloosheid groter wordt. En dat wordt de incentive om iets anders te gaan doen. Jelk Kruk: Het bezit van productiegoederen is dan niets meer waard. Jessica Hammarlund: Als iedereen heel arm is wordt het democratische proces ook anders. Edwin Gardner: Dat is ook de reden waarom we dit neerleggen, er zijn vele routes mogelijk. Maar we hebben wel keuzemomenten. Als zich dit zo gaat ontvouwen, dan hebben we hier een democratie, je hebt invloed. Je moet de keuzemomenten niet laten passeren. Daar moeten mensen bewust van worden gemaakt. Emiel Rijshouwer: Ik zie nog steeds die fabriek voor me die met schaarse goederen bezig is. Maar je kan ook aan biotechnologie denken, dingen laten groeien, etcetera. Christiaan Fruneaux: Die ontwikkeling loopt zeker door. Anoek Nuyens: Over dat netwerk en die lokaliteit. Als je je een landschap voorstelt dat totaal versnipperd is, met lokale communities, wie bepaalt dan op het hoge niveau? Emiel Rijshouwer: Dat basisinkomen, komt dat dan van een sterke staat of van een grote commerciële partij? Edwin Gardner: Er zijn veel verschillende lagen. In ‘de biecht van de bankier’ van
Tegenlicht zegt een Belgische professor: We maken steeds grotere markten en banken, die zijn niet zo makkelijk kleiner te maken. Misschien moeten we dat laten, en zorgen we dat we op lokaler niveau kleine munteenheden krijgen. Bijvoorbeeld in Zwitserland is er een andere lokale munteenheid als tegenhanger van de mondiale economie. Die planetaire schaal heb je nodig, dat kunnen we niet ontkennen. We kunnen niet terug in onze stammetjes. Maar op verschillende schalen, werken we op verschillende manieren en hebben we lokale munten nodig. Anoek Nuyens: Is een door en door versnipperd landschap nog bestuurbaar? Christiaan Fruneaux: Jij zal je engageren je in een netwerk van theatermakers wereldwijd, dat doe je nu ook. Dus je hebt lokale structuur, en wereldwijde. Zo leven we al. Anoek Nuyens: Maar verhoudt het systeem bovenaf zich dan tot beneden? Edwin Gardner: Dat is nu ook al. De megakapitaalstromen waardoor de Zuidas ontstaat hebben niets te maken met de lokale Amsterdamse economie. Saskia van Stein: Welk rechtssysteem hoort daarbij, welk politiek systeem? Christiaan Fruneaux: De VS is een verbeelde gemeenschap. Mensen voelen zich Amerikaans, maar kennen op 100 mensen na niemand. Dus je kan wel gaan nadenken wat zijn dan wel werkbare gemeenschappen. Jessica Hammarlund: Arme mensen leven nu toch ook al heel lokaal en versnipperd en komen nooit buiten hun buurt? Ze zijn toch bezig met overleven op 500 vierkante meter? Christiaan Fruneaux: Maar is dat nog wel nodig? Anoek Nuyens: Dat denk ik wel. Guido Marsille: Heb je niet al nagedacht over een anders bestuurssyteem? Christiaan Fruneaux: Democratie werkt nu ook helemaal versnipperd omdat niemand het eigendom voelt van de politiek. De wereld wordt steeds globaler en een deel van de bevolking blijft achter en krijgt alle kutbaantjes en niet alle eer. Dat is een incentive om te rellen en op populistische partijen te stemmen. Jessica Hammarlund: In Italië vond iedereen het best oké dat iemand die totaal niet gekozen was door het volk alles even technocratisch op de rails ging zetten. Edwin Gardner: Een alternatief systeem dat nu ook meer in het nieuws is is de loterij: deliberative democracy. Het is nog een beetje ver van ons bed. Het is gebaseerd op het jurysysteem in de rechtspraak. Je hebt een rechter, en je hebt leken geselecteerd door loting, die oordelen. Dat loterijsysteem krijgt een doorsnee van de samenleving bij elkaar, verschillende achtergronden en opleidingsniveaus. Die moeten geïnformeerd, met z’n twintigen tot een besluit komen. In Canada hebben ze het getest, maar uiteindelijk niet in kunnen voeren, omdat de bevolking het geen fijn idee vond dat twintig random mensen gewoon besluiten maken. Maar het was goed afgewogen en een goede afspiegeling van de samenleving. En dat is niet gebaseerd op die media-politiek machine.
Jessica Hammarlund: Konden ze afgerekend worden op een slechte beslissing? Christiaan Fruneaux: Waarom we er niet over hebben nagedacht – de meeste dingen waarom het goed gaat is niet omdat er expliciete regels zijn, maar omdat we dezelfde normen, waarden, conventies en verwachtingspatronen hanteren. Culturele veranderingen beginnen uit de maatschappij en gaan dan pas naar de politiek. Saskia van Stein: We gaan afsluiten. Misschien te complex om nog een rondje te maken? Ik zal wel beginnen. Ik vond een mooie opmerking dat in alles wat we om ons heen hebben een groeiparadigma gevangen zit en dan dat in essentie het vermogen tot zelforganisatie ongelijk is. En inderdaad dat het recht en het politiek systeem grote invloed zal hebben. Ik zie er naar uit dit verder uit te kristalliseren de komende tijd. Ik had het graag willen hebben over het potentieel van zinsgevingskwesties in methoden die we nog niet hebben gezien, meer in het bestaande weefsel, waar zitten daar de clues, de punten aan de horizon? Guido Marsille: Interessant hoe de vier scenario's door elkaar heen kunnen lopen. Eventueel zouden er nog in theater, spelvormachtig iets stappen gezet kunnen worden door iemand een rol te geven in de discussie. Zeg tegen mij, verdiep je in de gifteconomie, dan ga ik me daar naar gedragen en krijg je een andere discussie, om stappen te zetten er verder over na te kunnen denken. Emiel Rijshouwer: Ik ben gewend in scenario’s te denken, eventueel tegenstrijdige richtingen, die elkaar misschien bijten. Misschien willen we hier te veel bij elkaar brengen, al zijn het interessante elementen. Binnen deze vier kan je ook combineren. Als ontwerper zeg ik, je kan ook dingen ontwerpen om het debat te stimuleren. Laat dat maar zien in een tentoonstelling of op posters. Edwin Gardner: Éen van de plannen was het herschrijven van de brochure als partijprogramma. Dan kun je het door een ander frame bekijken, als je er een Zwitserleven reclame van maakt wordt het weer wat anders. René Boer: Interessant vind ik met name dat verschil tussen de werkgelegenheid en de productiviteit die zo veel in het nieuws is geweest, en hoe zich dat verder gaat ontwikkelen. Een beroemde econoom zij in de jaren dertig al dat in het jaar 2000 de werkweek tussen de 10 en 15 uur zou zijn. Dat zou een interessante herverdeling zijn als je naar de werkloosheid kijkt. Ook een kwestie van organisatie. Wat nog ontbreek in het rijtje is het marxistische ideaal van de democratisering van productiemiddelen. Wat zijn de productieketens en wie bepaalt hoe die worden ingezet? Terugkomend op de stad, en de surplus humanity die niets meer te doen heeft, dat is natuurlijk precies het idee dat de situationisten hadden: de spelende mens in babylon, waar mensen niets meer te doen hebben en een beetje rondzwerven. Jelk Kruk: Groei is toch een soort vooruitgangsdrang, die in ons allen zit. Volgens mij komen we troosteloos aan ons eind, dat zie ik als alternatief voor deze optimistische gedachten over basisinkomens en dergelijken. De milieuproblematiek zullen we niet oplossen en we zullen te weinig kinderen maken om de demografische problemen op te lossen. Er komt wel een herinterpretatie van arbeid en bezit, een verschuiving daarin is logisch. Aandelen zou je kunnen inzetten als een communisme 2.0. Omdat we allemaal aandelen herverdelen, is er een feite een communistische staat. En als we dan al het werk door robots laten uitvoeren hebben we het top voor
elkaar. Het gelijk trekken van talenten lijkt me vreselijk, als ik me niet meer kan onderscheiden. Het ubersysteem dat hier overheen wordt gegoten, hoe onverkoombaar ook, vind ik eigenlijk een tegenhanger van het bottom-up verhaal, wat gaat over zelf weer verantwoordelijkheid te nemen, en wat ingaat tegen het idee van grotere systemen. Anoek Nuyens: Dit project is een ode aan aan de verbeelding, wat de mens zo goed kan maar wat steeds meer ondergesneeuwd raakt. Mooi dat er nagedacht wordt over een alternatief voor het geld systeem. Laatst ben ik naar een expositie van een theatermaker Thomas Bellinck geweest. Het is een soort parcours dat je loopt en je bevindt je in 2060 en je kijkt terug op Europa dat geklapt is in 2018. Dat heeft hij zo mooi weergegeven, het leek een beetje op vanavond. Ik zou jullie adviseren om er over na te denken hoe het eruit zou zijn als je een theatrale installatie maakt waarin de bezoeker wordt uitgenodigd om vanaf 2014 door de tijd te lopen. Jessica Hammarlund: Van nature ben ik heel optimistisch, maar ik zie wel een Apocalyps voor me. We kunnen wel een idee hebben over hoe we het organiseren, maar als mensen geen eten meer hebben is de werkelijkheid totaal anders. Ooit in de favelas heb ik me gerealiseerd dat stedenbouw een luxe is. Zijn we niet bezig een luxeproduct te ontwikkelen nu? Het is niet per se slecht om in kleine pockets te leven als alles uit elkaar valt, en weer opnieuw te gaan beginnen. Christiaan Fruneaux: Toen we Tragic Loss schreven, werden we meegetrokken in een soort van ‘we kunnen toch niet eeuwig doorgroeien, er zijn toch grenzen’. Maar meer we zijn gaan denken, hoe hoopvoller het wordt, zoals bijvoorbeeld de Master of Craft. En ook al is er nog geen coherentie tussen de elementen, bij elkaar maakt het de maker in mij los, met de hoop op een mooi product. Emiel Rijshouwer: De doomscenario’s heb je zo op tafel, maar op de positieve dingen moet je langer kauwen. Edwin Gardner: In het eerste jaar van onze presentaties vond iedereen ons heel pessimistisch. Maar het zet mensen aan het denken. De poging is wel om het steeds meer om te buigen naar positieve vergezichten. De kern van het Still City project is dat de narratieven altijd blijven hangen in de cautonary tale. Het is heel belangrijk een narratief te ontwikkelen dat verder gaat.