Aon Hewitt
Update@Work
Augustus 2014 – Nummer 5 – Jaargang 10
Nieuwsbrief over personeelsbeleid Inhoudsopgave 01 Uittreding 03 Multi-inrichterspensioenstelsel 03 Databank opbouw aanvullende pensioenen (DB2P) 03 Pensioenfiche 04 Pensioenleeftijd 04 Voorschotten en inpandgeving 04 WAP bedrijfsleider 04 Verjaring 05 Sociale bijdrage 1,5% (Wyninckx-bijdrage) en sectorpensioen 05 Geglobaliseerde informatie voor de burger over zijn wettelijk en aanvullend pensioen 05 Concreet
Aanvullende pensioenen in de wet van 15.5.2014 houdende diverse bepalingen De wet van 15.5.2014 houdende diverse bepalingen omvat meerdere bepalingen omtrent de tweede pijler. In deze update@work geven we een overzicht van de belangrijkste veranderingen. De formele aanpassing van de bestaande pensioenreglementen en -overeenkomsten moet uiterlijk op 1 juli 2017 zijn beëindigd.
1. Uittreding 1.1. Het begrip “uittreding” De uittreding is een belangrijk ogenblik voor het vaststellen van de rechten van de aangeslotene en de verplichtingen van de inrichter (zijnde de werkgever in geval van een pensioentoezegging op ondernemingsniveau): informatieverplichtingen in hoofde van de inrichter en de pensioeninstelling, vaststelling van de verworven reserves en prestaties en van het gewaarborgd minimumrendement, verplichting van de inrichter tot aanzuivering van eventuele tekorten, mogelijkheid van de aangeslotene tot overdracht van zijn verworven reserves, … Tot nog toe was de uittreding meestal verbonden aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (anders dan door pensionering of overlijden). In de nieuwe wet wordt de uittreding niet meer uitsluitend verbonden met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar ook met de beëindiging van de actieve aansluiting. a) Niet meer voldoen aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel Volgens de nieuwe wet is er eveneens sprake van uittreding indien de aangeslotene niet langer voldoet aan de aansluitingsvoorwaarden, ook al valt dit niet samen met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Men denke bijvoorbeeld aan een onderneming met afzonderlijke pensioenplannen voor bedienden en kaderleden. In geval van promotie van een bediende tot kader kan hij niet in het pensioenplan voor de bedienden blijven, maar moet hij bij het plan voor het kader worden aangesloten.
Risk. Reinsurance. Human Resources.
In geval van uittreding wegens het niet meer voldoen aan de aansluitingsvoorwaarden worden de gevolgen van de uittreding uitgesteld tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (anders dan door pensionering of overlijden). Zo zal de voormelde bediende bijvoorbeeld niet kunnen vragen om de overdracht van zijn verworven reserves. De wet voorziet in één uitzondering: wanneer de werknemer niet meer geniet van een overlijdensdekking, dan kan hij de overdracht van zijn verworven reserves naar de onthaalstructuur vragen, althans voor zover die onthaalstructuur is voorzien. Wordt deze overdracht gevraagd, dan zal de inrichter de eventuele tekorten moeten aanzuiveren. Aangezien de bedoeling van de wetgever het garanderen van “een” overlijdensdekking is, zal deze overdracht enkel kunnen worden gevraagd indien de werknemer geen enkele overlijdensdekking meer geniet (noch in het pensioenplan waarbij hij niet langer is aangesloten, noch in het pensioenplan waarbij hij desgevallend wordt aangesloten). De omvang van de overlijdensdekking voorzien in het andere pensioenplan is daarbij zonder belang.
Procedure De werkgever moet de pensioeninstelling (of de inrichter van het sectorpensioenstelsel) binnen de 30 dagen schriftelijk inlichten over het feit dat een werknemer niet meer voldoet aan de aansluitingsvoorwaarden. De pensioeninstelling beschikt over 30 dagen (vanaf haar inkennisstelling van de uittreding door de inrichter) om de aangeslotene schriftelijk in te lichten over: •
de uittreding
•
het al dan niet behoud van de overlijdensdekking
• in geval van niet-behoud van de overlijdensdekking: de gevolgen daarvan en het recht van de werknemer om desgevallend de overdracht van zijn verworven reserves naar de onthaalstructuur te vragen. De werknemer heeft vervolgens 30 dagen om desgevallend de overdracht te vragen naar de onthaalstructuur. Laat hij deze termijn verstrijken, dan wordt hij geacht « niet » te hebben gekozen voor de overdracht naar de onthaalstructuur. b) De werkgever valt niet meer onder het toepassingsgebied van het sectorpensioenstelsel Wanneer een werkgever (of de nieuwe werkgever in geval van een overname in het kader van CAO nr. 32bis) niet langer onder het toepassingsgebied van het sectoraal pensioenstelsel valt, is er geen beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar een beëindiging van de actieve aansluiting. In de nieuwe wet wordt dit als uittreding beschouwd.
c) Overnameovereenkomst in het kader van een multi-inrichterspensioenstelsel In geval van een multi-inrichterspensioenstelsel (zie 2) kunnen de inrichters een overeenkomst sluiten waarbij de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (anders dan door pensionering of overlijden) worden opgeheven (hierna de overnameovereenkomst), wanneer een aangeslotene een nieuwe arbeidsovereenkomst sluit met een inrichter die aan hetzelfde multiinrichterspensioenstelsel deelneemt. Het sluiten van deze overnameovereenkomst is niet verplicht. De overnameovereenkomst regelt de overname van alle rechten en plichten van de inrichter die de aangeslotene verlaat naar de inrichter die de aangeslotene vervoegt (met inbegrip van het gewaarborgd minimumrendement). De modaliteiten van de overname moeten in de overeenkomst worden bepaald (regeling i.v.m. de verdeling van eventuele deficits tussen de inrichters). De overnameovereenkomst en de overdracht van alle rechten en plichten zijn tegenwerpelijk aan de aangeslotenen. Alle aanspraken die de aangeslotene kon laten gelden tegenover de inrichter die hij verlaat, kan hij laten gelden t.a.v. de inrichter die hij vervoegt. De inrichter die hij verlaat, blijft t.o.v. de aangeslotene hoofdelijk aansprakelijk indien de inrichter die hij vervoegt de verplichtingen niet nakomt. Binnen de 30 dagen volgend op de overname van de rechten moet de aangeslotene schriftelijk worden geïnformeerd over de overdracht en haar gevolgen (geen wijziging van de pensioentoezegging, maar volledige overname van alle rechten en plichten door de inrichter die de werknemer vervoegt en hoofdelijke aansprakelijkheid van de vroegere inrichter in geval van tekortkoming door de nieuwe inrichter). In de overnameovereenkomst moet worden bepaald wie deze informatie aan de aangeslotene bezorgt: de inrichter die de aangeslotene verlaat, de inrichter die de aangeslotene vervoegt of de pensioeninstelling. Een kopie van de overnameovereenkomst moet aan het pensioenreglement worden gehecht.
1.2. Aanzuivering van tekorten Tot nog toe was de inrichter “bij uittreding” ertoe gehouden om de tekorten met betrekking tot de verworven reserves en het gewaarborgd minimumrendement aan te zuiveren. De wet bepaalt thans dat deze aanzuivering moet gebeuren ten laatste bij de overdracht van de verworven reserves, de pensionering of de opheffing van de pensioentoezegging.
Update@Work | Aon Belgium bvba | Augustus 2014 2
2. Multi-inrichterspensioenstelsel Een multi-inrichterspensioenstelsel wordt gedefinieerd als een identiek pensioenstelsel ingevoerd door meerdere inrichters waarvan de uitvoering wordt toevertrouwd aan dezelfde pensioeninstelling(en). Met uitzondering van bepalingen die eigen zijn aan elke inrichter (de naam van de inrichter, zijn adres/ maatschappelijke zetel,…) moet het pensioenreglement hetzelfde zijn voor de verschillende inrichters. Een multi-inrichterspensioenstelsel is mogelijk zowel op sector-, als op ondernemingsniveau. Het pensioenreglement van een multi-inrichterspensioenstelsel moet verplicht een aantal vermeldingen omvatten: het feit dat het een multiinrichterspensioenstelsel betreft, de inrichters van dit pensioenstelsel en of er al dan niet een overnameovereenkomst bestaat (zie 1.1.c). Bestaat deze overnameovereenkomst, dan moet in het pensioenreglement het doel ervan worden vermeld (= de opheffing
3. Databank opbouw aanvullende pensioenen (DB2P)
van de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst), alsook de modaliteiten van die opheffing. Bij gebreke aan deze overeenkomst moet het pensioenreglement de gevolgen vermelden van het ontbreken ervan (bij gebreke aan overnameovereenkomst zal er sprake zijn van uittreding wanneer een werknemer een inrichter verlaat om een andere inrichter te vervoegen die deelneemt aan datzelfde multi-inrichterspensioenstelsel). De wijzigingen aan het pensioenreglement om rekening te houden met deze verplichte vermeldingen moeten gebeuren met inachtname van de voorafgaandelijke advies-/informatieprocedure. Bovendien zal de beslissing tot deze wijziging moeten worden genomen bij cao (in een onderneming met een sociaal overlegorgaan) of door middel van een wijziging van het arbeidsreglement (in geval van een onderneming zonder sociale overlegorganen) wanneer het ondernemingspensioenstelsel geldt voor alle werknemers in de onderneming en dit stelsel (geheel of deels) gefinancierd wordt met persoonlijke bijdragen.
ook de verwachte maandelijkse rente vanaf 65 jaar zal vermelden
3.1. Toegang voor de burger
2° informatie per statuut (werknemer, zelfstandige en/of ambtenaar)
Vanaf uiterlijk 31.12.2016 zal elke burger via een beveiligde webtoepassing in DB2P toegang hebben tot de gegevens over zijn aanvullend pensioen. Jaarlijks moet de vzw Sigedis die deze databank beheert, de burger (via zijn e-box) verwittigen van die mogelijkheid, alsook hem een document bezorgen met de gegevens over zijn aanvullend pensioen.
3° informatie per inrichter, per pensioeninstelling opgesplitst per pensioentoezegging
De informatie die de burger in DB2P kan raadplegen is op 3 niveaus gestructureerd: 1° geglobaliseerde informatie over alle pensioentoezeggingen die
4. Pensioenfiche Vanaf 2016 moet de jaarlijkse pensioenfiche enkel nog worden meegedeeld aan de werknemers die nog in dienst zijn. Werknemers die zijn uitgetreden worden verondersteld om DB2P te raadplegen. Het is ook niet meer verplicht om aan alle aangeslotenen vanaf 45 jaar minstens om de 5 jaar de te verwachten bruto rente op 65 jaar mee te delen. De inhoud van de pensioenfiche wordt gewijzigd om deze in overeenstemming te brengen met de gegevens die de burger over zijn aanvullend pensioen zal kunnen raadplegen in DB2P. Vanaf 2016 moet de pensioenfiche 2 delen omvatten. Het eerste deel vermeldt de bedragen op 1 januari van het betrokken jaar van de verworven
3.2. Slapende of vergeten aanvullende pensioenen Sigedis moet de burger aanschrijven indien zij vaststelt dat het aanvullend pensioen niet is uitbetaald binnen de 6 maanden nadat hij zijn wettelijk pensioen heeft opgenomen. Hierbij moet Sigedis aangeven tot welke pensioeninstelling(en) de burger zich moet wenden voor de uitbetaling van zijn aanvullend pensioen.
reserves, van de verworven prestaties (indien berekenbaar), van de prestatie bij leven op de pensioenleeftijd (in de veronderstelling dat de werknemer in dienst blijft) en van de prestatie bij overlijden vóór die leeftijd. Er wordt eveneens vermeld of er een wezenrente en bijkomende prestaties bij overlijden door een ongeval zijn. In het tweede deel wordt het actueel financieringsniveau van de verworven reserves en het gewaarborgd minimumrendement vermeld, alsook het bedrag van de verworven reserves van het vorige jaar en de variabele elementen voor de berekening van de verworven reserves en prestaties. In het kader van de pensioenfiche moet de werknemer ook worden ingelicht over de mogelijkheid om de gegevens omtrent zijn aanvullend pensioen in de DB2P te raadplegen.
Update@Work | Aon Belgium bvba | Augustus 2014 3
5. Pensioenleeftijd De mogelijkheid om het aanvullend pensioen op te vragen vanaf 60 jaar voor zover het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst dit expliciet voorziet, blijft ongewijzigd. De opname van het aanvullend pensioen wordt dus niet gekoppeld aan de wettelijke pensionering. Wel wordt het pensioenkapitaal, gevormd door de werkgeversbijdragen bij uitkering vóór 62 jaar zonder wettelijke
6. Voorschotten en inpandgeving Het sociaal luik van de wetgeving betreffende de aanvullende pensioenen voorziet de mogelijkheid van voorschotten, inpandgeving van pensioenrechten en de toewijzing van de afkoopwaarde aan de wedersamenstelling van hypothecair krediet
7. WAP bedrijfsleider Met betrekking tot de individuele en collectieve pensioentoezeggingen toegekend door een onderneming aan haar zelfstandige bedrijfsleiders voert de wetgever een wettelijk minimumkader op sociaal vlak in. Dit minimumkader is geïnspireerd op de wetgeving betreffende de aanvullende pensioenen voor werknemers (WAP) en het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (WAPZ).
pensionering, zwaarder belast (20% of 18% bij uitkering op 60 resp. 61 jaar). De pensioenleeftijd moet ingevolge de nieuwe wet verplicht in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst worden gedefinieerd. In de praktijk zal dit weinig gevolgen hebben aangezien de meeste reglementen of overeenkomsten dit al voorzien.
m.b.t. onroerende goederen gelegen in de Europese Unie, daar waar het volgens het fiscale luik gaat om onroerende goederen gelegen in de EER. De wet brengt de sociale wetgeving in overeenstemming met het fiscale luik en breidt de mogelijkheid van voorschotten en dergelijke uit tot de onroerende goederen gelegen in de EER.
• de regeling in verband met voorschotten en inpandgeving van de pensioenrechten met betrekking tot onroerende goederen gelegen in de EER • de verplichte opstelling door de pensioeninstelling van een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een verslag over het beheer van de pensioentoezegging •
het toezicht door de FSMA
•
strafsancties
•
de verjaring (zie 8)
Aldus wordt onder meer voorzien in: •
de verplichte externalisering, behoudens enkele uitzonderingen
• het verstrekken van het pensioenreglement aan de bedrijfsleider op zijn verzoek •
de jaarlijkse pensioenfiche voor de actieve bedrijfsleider
•
het afkoopverbod vóór 60 jaar
8. Verjaring De verjaring met betrekking tot de aanvullende pensioenen is een complex gegeven. Al naargelang de hoedanigheid van de partijen, alsook de aard van de vordering (contractueel of buitencontractueel) zijn er verschillende verjaringstermijnen. Bovendien is ook het vertrekpunt van deze termijnen verschillend. Voor wat betreft de vorderingen tussen enerzijds de aangeslotene/ de begunstigde en anderzijds de inrichter en/of de pensioeninstelling voorziet de wet een unieke verjaringstermijn van 5 jaar. Ook het vertrekpunt van deze verjaringstermijn wordt uniform vastgesteld.
In tegenstelling tot de WAP wordt niet voorzien in een gewaarborgd minimumrendement, noch dat de bedrijfsleider minstens na 1 jaar aansluiting aanspraak kan maken op verworven reserves en prestaties.
Ruw geschetst komt het erop neer dat de verjaring een aanvang neemt de dag volgend op die waarop men kennis had of redelijkerwijs had moeten hebben van het voorval dat de vordering doet ontstaan. Een andere wet van 8.5.2014 bepaalt dat de arbeidsrechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de geschillen tussen de aangeslotenen/de begunstigden enerzijds en de inrichter en/of de pensioeninstelling anderzijds. De nieuwe regeling in verband met de verjaringstermijn en de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank is niet van toepassing op de geschillen tussen de werkgevers/inrichters en de pensioeninstellingen.
Update@Work | Aon Belgium bvba | Augustus 2014 4
9. Sociale bijdrage 1,5% (Wyninckx-bijdrage) en sectorpensioen In de overgangsregeling - in voege sedert 1.1.2012 en gaande tot maximaal 31.12.2015 -, is de werkgever de bijdrage van 1,5% verschuldigd indien de som van de bedragen toegewezen aan de individuele rekening of de toename van de verworven reserves en de bijdragen voor de dekking van het overlijdensrisico, het drempelbedrag van 30.000 EUR (te indexeren bedrag) overschrijdt. De berekening gebeurt per werkgever en per werknemer. Vanaf bijdragejaar 2014 moet in de berekeningsbasis ook rekening worden gehouden met de sectorpensioenen. Bij de praktische uitwerking ervan is echter gebleken dat het linken van de bedragen
toegewezen aan een individuele pensioenrekening in het sectorplan per individu aan een achterliggende werkgever, een administratief zwaar proces is. Derhalve voorziet de wet dat tijdens de overgangsregeling de berekening van de 1,5%-bijdrage gebeurt per inrichter (i.p.v. per werkgever maar rekening houdend met het sectorpensioen vanaf 2014) en dat in geval van overschrijding van het drempelbedrag de bijdrage verschuldigd is door de inrichter (i.p.v. de werkgever). Volgens de Memorie staat het de sectoren vrij om intern een regeling uit te werken om de bijdrage te recupereren bij de betrokken werkgever. Voor ondernemingspensioenstelsels wijzigt er niets: de werkgever blijft schuldenaar van de 1,5%-bijdrage.
10. Geglobaliseerde informatie voor de burger over zijn wettelijk en aanvullend pensioen Vanaf 2016 ontvangt elke burger in het jaar waarin hij 45 jaar wordt per brief een geïndividualiseerde informatieverstrekking met betrekking tot zowel zijn wettelijk, als aanvullend pensioen.
Concreet Uw pensioenreglementen en -overeenkomsten moeten tegen uiterlijk 1.7.2017 aan de nieuwe wettelijke bepalingen zijn aangepast. Enkele punten op te nemen in de checklist in dit verband zijn: de definitie van de pensioenleeftijd
dan moet deze beperking worden uitgebreid naar de onroerende goederen gelegen in de EER • aanpassing van de individuele en collectieve pensioentoezeggingen gedaan door de onderneming aan de zelfstandige bedrijfsleiders in functie van de WAP bedrijfsleider anaf 2016 moet door de pensioeninstelling (of de inrichter indien V hij daarom vraagt) een pensioenfiche worden meegedeeld die beantwoordt aan de nieuwe wettelijke bepalingen. De aandacht wordt erop gevestigd dat in geval van een ondernemingspensioenstelsel, de vaststelling van de pensioenfiche één van de materies betreft waaromtrent de werkgever de voorafgaandelijke advies- of informatieprocedure dient te eerbiedigen.
•
• aanpassing van de bepalingen in verband met de uittreding
• in geval van een multi-inrichterspensioenstelsel: de verplichte vermeldingen in het pensioenreglement, eventueel met de toevoeging van een kopie van de overnameovereenkomst
• indien het pensioenreglement of de -overeenkomst voorschotten en inpandgeving enkel toelaat met betrekking tot onroerende goederen gelegen in de EU,
Indien u nog vragen heeft, aarzel dan niet om contact op te nemen met uw Aon-adviseur.
Contact Aon Belgium bvba/sprl trading as Aon Hewitt Jules Cockxstraat 8-10 1160 Brussel t +32.2.730.95.05 e
[email protected]
Risk. Reinsurance. Human Resources.