Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in Noordoost Nederland Vragenlijst december 2005
Hanzehogeschool Groningen/Windesheim Groningen/Zwolle Jan Kamphorst en Pieter Jansen 6 juni 2006
1
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Inhoud Samenvatting.............................................................................................................................. 3 1
Inleiding ............................................................................................................................ 5 1.1 Doel van de aansluitingsmonitor................................................................................ 5 1.2 Opzet van de aansluitingsmonitor .............................................................................. 5 1.3 Rapportage per opleiding ........................................................................................... 8 1.4 Respons ...................................................................................................................... 9 2 Trends en vergelijking van hogescholen op een aantal benchmarks .............................. 10 2.1 Werkvormen............................................................................................................. 10 2.2 Studielast .................................................................................................................. 12 2.3 Tevredenheid over de overstap, voorlichting en studeerbaarheid............................ 12 2.4 Dezelfde keuze weer?............................................................................................... 14 2.5 Tevredenheid over pedagogisch-didactische aspecten van de aansluiting............... 15 3 Tijdbesteding per werkvorm naar sector......................................................................... 17 4 Tevredenheid over de overstap naar het hbo (rapportcijfer)........................................... 19 5 Tevredenheid over de aansluiting voor vier pedagogisch-didactische aspecten naar sectoren ........................................................................................................................... 22 6 Vier groepen pedagogisch-didactische aspecten nader bekeken .................................... 24 6.1 Discrepanties tussen vooropleiding en hbo.............................................................. 24 6.2 Gemiddelde tevredenheid van vier discrepantiegroepen over werken in groepen, zelfstandig werken, basisvaardigheden en leerstof.................................................. 26 6.2.1 Inleiding ........................................................................................................... 26 6.2.2 Leerstof (havisten)............................................................................................ 26 6.2.3 Basisvaardigheden (havisten)........................................................................... 28 6.2.4 Zelfstandig werken (havisten).......................................................................... 29 6.2.5 Werken in groepen (havisten) .......................................................................... 29 6.2.6 Leerstof (mbo’ers)............................................................................................ 30 6.2.7 Basisvaardigheden (mbo’ers)........................................................................... 32 6.2.8 Zelfstandig werken (mbo’ers) .......................................................................... 32 6.2.9 Werken in groepen (mbo’ers) .......................................................................... 33 7 De vakinhoudelijke aansluiting....................................................................................... 34 7.1 Inleiding ................................................................................................................... 34 7.2 Waardering van vakken............................................................................................ 34 7.3 Nut en waardering .................................................................................................... 35 8 Conclusies en aanbevelingen .......................................................................................... 41 8.1 Conclusies ................................................................................................................ 41 8.2 Aanbevelingen.......................................................................................................... 42 Bijlage 1. Vragenlijst Aansluitingsonderzoek hbo-vooropleiding 2005-2006......................... 44 Bijlage 2. Waardering 18 aansluitingsaspecten naar vooropleiding en sector ......................... 50 Bijlage 3. Discrepanties voor 22 aansluitingsaspecten, havisten en mbo’ers .......................... 51 Bijlage 4. Responstabel aansluitingsmonitor 2005-2006 voltijd instroom september alle vooropleidingen per opleiding per hogeschool........................................................ 57
2
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Samenvatting De aansluitingsmonitor Noordoost-Nederland is afgenomen in december 2005–januari 2006 onder eerstejaarsstudenten van negen hogescholen in de regio Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Gelderland. De studenten is gevraagd naar hun tevredenheid over de aansluiting tussen vooropleiding en hbo. De monitor is dit jaar voor de zesde keer afgenomen. De eerste drie jaar is gefocust op de aansluiting havo-hbo maar sinds drie jaar is ook de aansluiting mbo-hbo onderdeel van het onderzoek. De respons was dit jaar met 35% weer redelijk hoog, zij het iets lager dan in het cursusjaar 2004-2005 (was toen 38%). De resultaten kunnen beschouwd worden als representatief voor de eerstejaars populatie van havisten en mbo’ers. Net zoals vorig jaar was ook nu de afnameperiode december/januari. Dit omdat in maart veel eerstejaarsuitvallers al verdwenen zijn en omdat studenten de aansluiting vooral in de eerste maanden van hun studie ervaren. In hoofdstuk 2 van deze rapportage zijn de resultaten van de negen hogescholen gepresenteerd over de afgelopen zes jaren (of de periode waarin is deelgenomen aan de monitor). In de hoofdstukken 3 tot en met 7 zijn de resultaten van het cursusjaar 2005-2006 gepresenteerd voor de zeven hbo-sectoren. In hoofdstuk 8 volgen enkele conclusies en aanbevelingen. De resultaten van deze algemene rapportage kunnen opleidingen naast de resultaten van de instellingsrapportages leggen. Opleidingen kunnen, enkele weken na het verschijnen van deze rapportage, een beknopt en tekstarm overzicht van de eigen resultaten ontvangen. Dat overzicht stelt opleidingen in staat om, onder andere in de kaders van interne kwaliteitszorg en accreditatie, de eigen kwaliteit van de aansluiting te beoordelen en te vergelijken met andere opleidingen van de eigen of andere hogescholen en sectoren. De studenten zijn bevraagd over vier aspecten van aansluiting: 1. het voortbouwen op gehanteerde methodes; 2. het voortbouwen op kennis en vaardigheden; 3. het voortbouwen op loopbaanoriëntatie; 4. de studeerbaarheid. Ad. 1. Over de overstap naar het hbo zijn eerstejaarsstudenten voldoende tevreden (gemiddeld een 6.0). In vergelijking met vorig jaar zijn er geen verschillen op dit punt. Er is geen verschil tussen havisten en mbo’ers. Havisten in sector kunst zijn meer tevreden over de overstap en de studeerbaarheid. Havisten in de sector landbouw en mbo’ers in de sector gezondheidszorg zijn in 2005-2006 minder tevreden dan in 2004-2005. Eerstejaarsstudenten besteden per week 7 à 8 uur aan zelfstudie, 8 à 9 uur aan hoor- en werkcolleges en practica, 6 uur aan schrijven van verslagen of werkstukken en 9 uur aan projecten en opdrachten. Ad. 2. Zowel havisten als mbo’ers zijn meestal redelijk tot goed te spreken over de aansluiting van leerstof naar vakken. Naar sectoren en profielen zijn er soms verschillen. Havisten in alle sectoren zijn iets minder tevreden over de aansluiting wat betreft ictvaardigheden dan mbo’ers; havisten in de sectoren economie en gedrag en maatschappij zijn iets meer tevreden over het vak m&o dan mbo’ers. Mbo’ers zijn minder tevreden over de aansluiting van het vak Nederlands (lezen, schrijven, grammatica en spelling). Ad 3. In het kader van loopbaanoriëntatie zijn er verschillen naar vooropleiding. Havisten hebben voor de voorlichting een waardering van gemiddeld 5.9, mbo’ers geven hieraan een 5.3. Er zijn geen verschillen naar hogeschool, met uitzondering van het vhi. Havisten van vhi scoren vrij laag, ook vergeleken met vorig jaar. De waardering van de voorlichting is, zowel bij de havisten als bij de mbo’ers, bij de andere hogescholen gelijk aan de voorgaande jaren.
3
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Havisten en mbo’ers in de sector economie (20%) en havisten in de sector landbouw (27%) zouden nu een andere opleiding en/of hogeschool kiezen als zij daartoe de mogelijkheid hadden. Ad 4. De tevredenheid over de studeerbaarheid ligt rond de 6.5 Havisten van de hd zijn iets minder tevreden dan hun collega’s van chn, chw, sdev, sens en art. En art-havisten zijn iets meer tevreden op dit punt dan hun collega’s van hg en nhl. In de bijlagen van dit rapport is het instrument waarmee de gegevens zijn verzameld opgenomen, alsmede een tabel met de respons per opleiding per hogeschool, aan de hand waarvan opleidingen kunnen bepalen of het aanvragen van een opleidingspecifieke rapportage zinvol is.
4
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
1
Inleiding
1.1
Doel van de aansluitingsmonitor
De aansluitingsmonitor is opgezet met als doel hbo-opleidingen en scholen voor voortgezet onderwijs in staat te stellen de kwaliteit van de aansluiting van havo en mbo met het hbo te bewaken en te verbeteren. Op verzoek kunnen hbo-opleidingen van de negen deelnemende hogescholen in het kader van interne kwaliteitszorg en accreditatie een specificatie van de resultaten krijgen. De deelnemende hogescholen zijn: • Hanzehogeschool Groningen (verder afgekort met HG) • Hogeschool Drenthe (HD) • Van Hall Instituut (VHI) • Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) • Christelijke Hogeschool Nederland (CHN) • Christelijke Hogeschool Windesheim (CHW) • Saxion Hogescholen Deventer (Sdev) • Saxion Hogescholen Enschede (Sens) • ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten (Art) In de monitor wordt de kwaliteit van de aansluiting tussen voortgezet onderwijs (havo en mbo) en hbo jaarlijks aan de hand van de volgende definities bestudeerd: 1. Aansluiting opgevat als het voortbouwen in het hbo op de methodes (werkvormen) die in het voortgezet onderwijs worden ingezet om leerlingen voor te bereiden op hun vervolgstudies. 2. Aansluiting opgevat als het voortbouwen op de kennis (programma-inhouden) die eerstejaars studenten hebben verworven in het voortgezet onderwijs. 3. Aansluiting opgevat als het voortbouwen op programmaonderdelen als loopbaanoriëntatie. 4. Aansluiting in termen van de door studenten gerapporteerde hoeveelheid studielast. De aansluiting tussen vooropleiding en hbo is in de monitor beschreven vanuit de optiek van studenten. Evenals in de voorgaande jaren zijn in het cursusjaar 2005-2006 havisten en mbo’ers die voor de eerste maal begonnen met een hbo-opleiding benaderd met een digitale of schriftelijke vragenlijst (bijlage 1). In de grafieken en tabellen worden de resultaten van de monitor 2005-2006 aangegeven met het jaartal 2006.
1.2
Opzet van de aansluitingsmonitor
In hoofdstuk 2 zijn de resultaten per hogeschool over een reeks van jaren gepresenteerd. De benchmarks die zijn onderscheiden en waarop over havisten en mbo’ers per hogeschool is gerapporteerd zijn: Benchmark 1: Benchmark 2a-c: Benchmark 2d: Benchmark 4-7:
Tijdbesteding per werkvorm. Tevredenheid overstap, voorlichting en/studeerbaarheid. Dezelfde studiekeuze achteraf weer. Waardering van de nieuwe opleiding op vier pedagogisch-didactische aspecten (werken in groepen, zelfstandig werken, basisvaardigheden, leerstof). 5
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
In de hoofdstukken 3 tot en met 7 zijn de resultaten van de monitor 2005-2006 nader gespecificeerd. Anders dan in de voorgaande jaren zijn de resultaten niet uitgesplitst naar hogescholen maar naar hbo-sectoren (onderwijs, techniek, landbouw, kunst, gezondheidszorg, gedrag en maatschappij en economie). De onderwerpen die aan bod komen zijn: • Tijdbesteding per werkvorm naar sector (hoofdstuk 3) • Rapportcijfer tevredenheid over de overstap naar het hbo (hoofdstuk 4) • Rapportcijfer tevredenheid voorlichting naar sector (hoofdstuk 4) • Rapportcijfer tevredenheid over de studeerbaarheid naar sector (hoofdstuk 4) • Tevredenheid over de aansluiting voor vier pedagogisch-didactische aspecten naar sector (hoofdstuk 5) • Overeenkomsten tussen vo en hbo in ervaring met pedagogisch-didactische aspecten naar sector (hoofdstuk 6) • Gemiddelde tevredenheid over werken in groepen, zelfstandig werken, basisvaardigheden en leerstof, voor vier discrepantiegroepen en naar sectoren (hoofdstuk 6) • De vakinhoudelijke aansluiting ofwel de mate waarin wordt voortgebouwd op de kennis die eerstejaars studenten hebben verworven in het voortgezet onderwijs (hoofdstuk 7) • De vakinhoudelijke aansluiting ofwel de mate waarin wordt voortgebouwd op de kennis die eerstejaars studenten hebben verworven in het voortgezet onderwijs naar profielen (hoofdstuk 7) Alle gerapporteerde verschillen zijn significant: p < .05 en zijn minimaal: 1.0 (uren); 0.3 (rapportcijfers); 0.3 (discrepanties) 0.3 (scores pedagogisch-didactische aspecten)
De rapportage wordt besloten met enkele conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 8).
1.4
Gebruiksmogelijkheden
De gegevens van de monitor kunnen worden gebruikt binnen de verschillende beleidsterreinen van de hogescholen. A. PR en voorlichting naar scholen voor voortgezet onderwijs (decanen, leerlingen) Voorlichters in het hbo zouden de monitorresultaten kunnen benutten bij hun informatievoorziening naar aspirant-studenten. De resultaten kunnen aanleiding geven tot bijstellen van de informatie van hogescholen naar het voortgezet onderwijs. Het voortgezet onderwijs zou de resultaten kunnen benutten voor voorlichting aan leerlingen over het hbo. Aspirant-studenten zouden de uitkomsten van dit onderzoek kunnen betrekken bij hun overwegingen om al dan niet voor een bepaalde vervolgopleiding op hbo-niveau te kiezen. B. Informatievoorziening, mentoraat en studieloopbaanbegeleiding van hbo-opleidingen Eerstejaars studenten kunnen door studiegidsen of digitale varianten daarop en in studiehandleidingen gericht worden geïnformeerd over aanpak en inhoud van het onderwijs, bijvoorbeeld met gebruikmaking van resultaten uit de monitor. Resultaten zouden benut kunnen worden door mentoren en studieloopbaanbegeleiders.
6
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
C. Onderwijsontwikkelaars en –coördinatoren in scholen voor vo en hbo Het onderzoek geeft informatie over de mate waarin werkvormen in beide onderwijstypen voorkomen en de waardering die studenten hieraan geven. Het onderzoek geeft ook indicaties voor het bestaan van deficiënties wat betreft vakken maar ook wat betreft ervaringen met bepaalde werkvormen. Uit de resultaten beschreven in de hoofdstukken 6 en 7 blijkt dat mbo’ers en havisten op deze onderwerpen nogal van elkaar verschillen. D. Kwaliteitszorg en evaluatie De aansluitingsmonitor geeft antwoord op eisen die vanuit het accreditatiekader (NVAO, februari 2003) aan de aansluiting worden gesteld. In verband met de kwaliteit van het programma worden als criteria genoemd: • Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten • Het didactisch concept is in lijn met de doelstelling • De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept De aansluitingsmonitor sluit ook aan op aandachtspunten die het EFQM-model1 (Expertgroep HBO, april 1999) noemt in verband met het onderwijs. Bij het curriculum (aandachtsgebied 5.2) staat bij Fase 3 als kenmerken genoemd: • ‘Het curriculum is afgeleid van een visie op (beroep en) onderwijs’. De monitor besteedt aan dit aspect aandacht met vragen over de tevredenheid van studenten over pedagogisch-didactische aspecten. Bij het ontwerpen van de leeromgeving staat bij Fase 3 als kenmerk genoemd: • ‘Uitvoerbaarheid van het curriculum voor (docenten en) studenten wordt bij de planning betrokken’. In de monitor is aandacht voor studielast en de werkvormen in de propedeuse. Op basis van de resultaten kunnen opleidingen vaststellen of hun studenten relatief veel of weinig studielast hebben en hoe de studielast is verdeeld over de werkvormen. Bij de studentactiviteiten (aandachtsgebied 5.6) staat bij Fase 3 als kenmerk genoemd: • ‘De studentactiviteiten vinden plaats op basis van een visie op beroep en leerprocessen’. In de monitor is aandacht voor overeenkomsten en verschillen van leerprocessen op havo/mbo en hbo. De categorieën waarnaar is gekeken (werken in groepen, basisvaardigheden, zelfstandig werken en omgaan met niveau/omvang van de studielast) zijn relevant in beroepen waarvoor het hbo opleidt. De resultaten van de monitor vormen een aanvulling op gegevens die opleidingen zelf verzamelen in de loop van een cursusjaar. Opleidingen kunnen door vergelijking met hogeschoolresultaten, resultaten van dezelfde opleidingen of vergelijkbare opleidingen uit dezelfde sector nagaan of hun aansluitingsbeleid in de propedeuse op alle aspecten van dit onderzoek voldoet of dat het in aanmerking komt voor verbetering.
1
EFQM staat voor European Foundation for Quality Management. Het EFQM-model is een methode voor kwaliteitsverbetering, afgeleid van het INK-model en door de Expertgroep HBO bewerkt voor instellingen in het HBO.
7
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
1.4
Rapportage per opleiding
Opleidingen die dit hebben aangegeven ontvangen enkele weken na het verschijnen van deze rapportage een beknopt en tekstarm overzicht van de eigen resultaten. De opzet van dit overzicht is gelijk aan de rapportage over het totaal. Het overzicht stelt opleidingen in staat om de eigen kwaliteit van de aansluiting (zoals waargenomen door de eerstejaars studenten) te vergelijken met: • Het hogeschoolresultaat, • Het gemiddelde van alle andere opleidingen van de andere deelnemende hogescholen. • Dezelfde opleidingen van de andere deelnemende hogescholen en • Min of meer vergelijkbare opleidingen uit dezelfde sector. Een voorwaarde voor opleidingspecifieke rapportages is dat de respons op dat niveau voldoende is (minimaal 10 respondenten, hangt ook af van de grootte van de opleiding.) De opleidingsspecifieke rapportages bevatten dezelfde onderwerpen als deze rapportage, de presentatievorm kan afwijken: • respons naar vooropleiding • tijdbesteding in dagdelen per werkvorm • cijfermatige beoordeling van overstap (opvang, studiebegeleiding, werkvormen) • gemiddeld cijfer voor voorlichting • gemiddelde beoordeling aansluitingsaspecten • discrepantie tussen vooropleiding en hbo in mate van ervaring per aspect • gemiddelde beoordeling vakinhoudelijke aansluiting • profiel van de opleiding op basis van significante verschillen tussen opleiding en de rest van de hogeschool
8
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
1.5
Respons
Van de 15487 studenten die een verzoek om medewerking aan het onderzoek ontvingen hebben 5450 positief gereageerd. De bruto respons van de monitor bedraagt 35%, variërend van 23% (NHL) tot 70% (Art). De netto respons valt iets lager uit. In de netto respons zijn alleen studenten die voor de eerste keer begonnen met een voltijd of duale hbo-opleiding en die in het eerste jaar instroomden met een havo of mbo diploma geselecteerd. Het gaat dan om 2799 havisten en om 1451 mbo’ers. Op deze selectie zijn de analyses voor de monitor uitgevoerd. Tabel 1a: Respons
HG HD VHI NHL CHN CHW Sdev Sens Art totaal
steekproef schriftelijk online 3251 368 412 1342 1719 1900 1531 666 540 1560 1640 558 4684
10803
totaal 3251 368 412 1342 1719 3431 1206 3200 558
schriftelijk
resp%
929 382 855 391
49% 57% 55% 70%
15487
2557
55%
respons online resp% 1020 31% 158 43% 93 23% 313 23% 444 26% 381 25% 271 50% 213 13%
2893
27%
totaal 1020 158 93 313 444 1310 653 1068 391
resp% 31% 43% 23% 23% 26% 38% 54% 33% 70%
5450
35%
De bruto respons per vooropleiding en per sector is als volgt: Tabel 1b: Bruto respons per vooropleiding vooropleiding N % havo 2960 55 vwo 557 10 mbo 1688 31 anders 195 4 totaal 5400 100 onbekend 52
Tabel1c: Bruto respons per sector sector N % economie 1756 32 gedrag en m'ij 1010 19 gezondheidszorg 700 13 kunst 434 8 landbouw 92 2 techniek 786 14 onderwijs 657 12 totaal 5435 100 onbekend 17
9
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
2
Trends en vergelijking van hogescholen op een aantal benchmarks
2.1
Werkvormen
In het onderzoek zijn vier soorten werkvormen onderscheiden: 1. zelfstudie 2. hoor- en werkcolleges en practica 3. projecten/groepswerk e.d. 4. maken van verslagen en werkstukken. Studenten konden aangeven hoe vaak deze werkvormen voorkwamen in de vooropleiding en voorkomen in de hbo-opleiding (1-5, 6-10, 11-15 of 16 of meer uur) en hoe de uren in het vo zich verhouden tot de hbo-opleiding (minder, evenveel of meer). Gewijzigde vraagstelling en correctie Voorgaande jaren konden studenten aangeven hoeveel uren zij gemiddeld besteden aan hoor/werkcollege samen. Dit jaar konden zij per aspect (hoor-/werkcolleges/practica) apart aangeven hoeveel uren zij hieraan besteden. De aanname bij de veranderde vraagstelling was, dat studenten het onderscheid tussen de drie aspecten van deze werkvorm goed zouden kennen. Het resultaat doet echter vermoeden dat zij uren dubbel hebben geteld. Voorgaande jaren schommelde het aantal uren aan de werkvorm ‘hoor-/werkcolleges’ rond de 8 à 9 uur. Dit jaar werd een stijging van bijna 100% gevonden voor het totaal van hoor-/werkcolleges/practica bij alle hogescholen. Omdat deze stijging samenvalt met een gewijzigde vraagstelling en geen andere verklaring voor de schijnbare toename in tijdbesteding bij deze werkvorm gegeven kan worden, is besloten om bij alle resultaten van de monitor van 2005-2006 bij de werkvorm ‘hoor/werkcollege/practica’ een correctie toe te passen van 50%. Bij deze werkvorm wordt geen vergelijking met voorgaande jaren uitgevoerd, evenmin als bij de beoordeling van de studielast waarin deze werkvorm eveneens opgenomen.
Grafiek 1 geeft de resultaten op deze vragen voor havisten en mbo’ers weer. In hoofdstuk 3 worden dezelfde resultaten, maar dan uitgesplitst naar sectoren, gepresenteerd. Per hogeschool is af te lezen hoeveel uren havisten en mbo’ers gemiddeld besteden aan de verschillende werkvormen. De voornaamste resultaten zijn als volgt. • Havisten besteden gemiddeld ongeveer 7 uur, mbo’ers ongeveer 8 uur per week aan zelfstudie. De verschillen tussen hogescholen zijn gering. Havisten van Art besteden iets meer tijd aan zelfstudie dan hun collega’s van de overige hogescholen. Havisten bij sdev en sens doen minder aan zelfstudie dan bij hg, chn en chw en bij de hg doen havisten iets meer aan deze werkvorm dan bij de nhl. Bij mbo’ers zijn minder verschillen (hg > sdev en sens; art > nhl; chn > sdev). Vergeleken met 2004-2005 zijn havisten en mbo’ers van de hg iets meer aan zelfstudie gaan doen. Mbo’ers van de chn besteden in 2005-2006 meer tijd aan zelfstudie dan in 2004-2005 • Havisten en mbo’ers besteden gemiddeld ongeveer zes uren per week aan het schrijven van verslagen of werkstukken. Studenten van chn en de laatste jaren ook steeds meer van vhi besteden iets meer tijd aan deze werkvorm dan hun collega’s van andere hogescholen. Studenten van sens en art besteden relatief weinig tijd aan deze werkvorm. De verschillen tussen mbo’ers en havisten zijn gering. Mbo’ers van de chn besteden minder tijd aan deze werkvorm in 2005-2006 • De tijd die eerstejaarsstudenten besteden aan projecten en opdrachten is de laatste vier jaren gedaald van gemiddeld 9 naar 7 uur per week. Hogescholen waar deze werkvorm iets vaker dan gemiddeld voorkomt (havisten en mbo’ers) zijn hg, nhl en chn. Bij de chw, sdev, sens en art komt deze werkvorm minder vaak voor (geldt voor studenten van zowel havo als mbo). Mbo’ers besteden gemiddeld 1 uur meer aan deze werkvorm. 10
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
mbo zelfstudie
12
12
10
10 uren/week
havo zelfstudie
8
2005
14
12
12 uren/week
14
CHW
CHN
NHL
HG
gemiddelde
Art
SEns
SDev
CHW
CHN
NHL
HG
VHI
2
HD
4
2
Art
gemiddelde
hogeschool 2003
2004
2005
2006
2004
2005
2006
mbo projecten/opdrachten
havo projecten/opdrachten 12
12
10
10
uren/week
8 6 4 2
8 6 4
2002
2003
2004
2005
Art
SEns
SDev
CHW
CHN
NHL
VHI
HD
HG
hogeschool 2004
2006
2005
gemiddelde
hogeschool
gemiddelde
Art
SEns
SDev
CHW
CHN
NHL
VHI
HD
HG
2
2006
mbo maken verslagen/werkstukken
havo maken verslagen/werkstukken
12
10
10
uren/week
12
8 6 4
8 6 4
2002
2003
2004
2005
2006
2004
2005
gemiddelde
hogeschool
Art
SEns
SDev
CHW
CHN
NHL
gemiddelde
Art
SEns
SDev
CHW
CHN
NHL
VHI
HD
HG
hogeschool
VHI
2
2
HD
uren/week
6
4
2002
uren/week
2006
8
VHI
6
2005
10
HD
8
HG
uren/week
mbo hoor-/werkcolleges/practica
10
SEns
CHW
SDev
2004
havo hoor-/werkcolleges/practica
hogeschool
*
CHN
HG
hogeschool
2006
gemiddelde
2004
Art
2003
SDev
2002
SEns
hogeschool
gemiddelde
Art
SEns
SDev
CHW
VHI
HD
CHN
2 NHL
4
2
NHL
6
4
HD
6
VHI
8
HG
uren/week
Grafiek 1: Tijdbesteding per werkvorm, vergelijking hogescholen (zelfstudie, hoor- werkcollege/practica*, projecten,verslagen/werkstukken)
2006
bij de resultaten van de monitor 2005-2006 is een gecorrigeerd resultaat weergegeven.
11
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
2.2
Studielast
Na correctie (zie voorgaande paragraaf) geldt dat er geen sprake is van een stijging van de gemiddelde studielast in 2005-2006. De gemiddelde studielast voor havisten schommelt rond 30 uur per week; voor mbo’ers is deze met 33 uren 10% hoger.
havo studielast
mbo studielast
50
50
40
40
uren/week
30 20 10 0
20 10
2002
2003
2004
2005
2006
2004
2005
gemiddelde
hogeschool
Art
SEns
SDev
CHW
CHN
NHL
VHI
HD
gemiddelde
Art
SEns
SDev
CHW
CHN
NHL
VHI
HD
HG
0
hogeschool
2.3
30
HG
uren/week
Grafiek 2: Studielast
2006
Tevredenheid over de overstap, voorlichting en studeerbaarheid
De resultaten voor deze drie benchmarks kunnen als volgt getypeerd worden: • Zowel havisten als mbo’ers zijn met ongeveer een 6.0 (schaal 1-10) voldoende tevreden over de overstap van vo naar hbo. Havisten bij de hg zijn hierover iets minder tevreden dan bij sdev, sens en art. Havisten bij art zijn iets meer tevreden over de overstap dan bij hd en chn. Vergeleken met het vorige jaar zijn havisten van hd nu een driekwartpunt minder tevreden. Bij havisten van vhi is de daling ten opzichte van vorig jaar bijna een punt. • Havisten zijn met ongeveer een 5.9 (schaal 1-10) iets meer tevreden over de voorlichting vanuit de vooropleiding dan mbo’ers, die hiervoor gemiddeld een 5.3 geven. Deze scores en de verschillen tussen havisten en mbo’ers zijn over de afgelopen jaren vrij stabiel. Havisten van de vhi zijn dit jaar minder tevreden (van 6.3 naar 5.3).Er zijn vrijwel geen verschillen tussen hogescholen. • De tevredenheid over de studeerbaarheid ligt rond de 6.5 (schaal 1-10). Havisten van hd zijn iets minder tevreden dan hun collega’s van chw, sdev, sens en art. Havisten van art zijn iets meer tevreden dan havisten van andere hogescholen. De mbo’ers van art zijn iets meer tevreden dan hun collega’s van de hg. Vergeleken met het vorige jaar zijn havisten van hd nu bijna een punt (0.9) minder tevreden.
12
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 3: Tevredenheid overstap/voorlichting/studeerbaarheid tevredenheid over overstap m bo-ers 7,0
6,5
6,5
6,0
6,0
2004
2005
6,5
6,5
6,0
6,0
beoordeling studeerbaarheid havisten
7,0
7,0
6,5
6,5
gemiddelde
Art
SEns
SDev
CHW
CHN
Art
SEns
SDev
CHN
CHW
hogeschool 2005
gemiddelde
Art
SEns
SDev
CHW
gemiddelde
Art
SEns
SDev
CHW
5,0
CHN
5,0 NHL
5,5 VHI
5,5
2006
2006
6,0
CHN
6,0
NHL
cijfer
7,5
hogeschool
2005
beoordeling studeerbaarheid m bo-ers
7,5
HD
NHL
HG
2004
2006
VHI
2005
hogeschool
gemiddelde
hogeschool
gemiddelde
Art
SEns
SDev
CHW
CHN
4,5 NHL
4,5 VHI
5,0 HD
5,0
HG
2006
5,5
VHI
5,5
HD
cijfer
7,0
2005
2005
beoordeling voorlichting m bo-ers
7,0
HG
cijfer
beoordeling voorlichting havisten
2004
NHL
HG
2004
2006
HD
2003
hogeschool
HG
2002
gemiddelde
Art
SEns
SDev
CHW
CHN
4,5 NHL
4,5 VHI
5,0 HD
5,0
hogeschool
cijfer
5,5
VHI
5,5
HD
cijfer
7,0
HG
cijfer
tevredenheid over overstap havisten
2006
13
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
2.4
Dezelfde keuze weer
Van de havisten zou 82%, als zij ruim drie maanden na de start met hun hbo-opleiding opnieuw konden kiezen, weer naar dezelfde opleiding gaan. Maar er zijn enkele verschillen: • Iets minder dan gemiddeld geldt dat voor havisten van hd, vhi, nhl en chn. • Iets meer geldt dat voor havisten van chw, sdev, sens en sart. Voor mbo’ers geldt het volgende patroon. Van deze groep zou 83% weer dezelfde opleiding kiezen. Maar: • Bij mbo’ers van hd, nhl en chn is dit percentage iets lager (maximaal 10% bij hd). • Bij mbo’ers van chw en art is dit percentage hoger (6 en 14%). Gemiddeld ligt het percentage spijtoptanten, dat zijn studenten die drie maanden na de start van het hbo-jaar een andere opleiding en/of een andere hogeschool zouden kiezen, op 17%. De grootste groep van de spijtoptanten zou nu dezelfde opleiding elders kiezen. Deze groep is relatief het grootst bij hd, nhl en chn (respectievelijk 25%, 12% en 14%. De volgende uitkomsten zijn, hoewel het gaat om kleine percentages, interessant vanuit het perspectief van streven naar maximale aantallen studenten: • Bij hg, vhi, nhl en sens is het percentage dat een andere opleiding binnen de eigen hogeschool zou kiezen relatief groot (rond de 6% tegen 4% gemiddeld. • Bij vhi valt op dat van de mbo’ers 7% nu niet meer zou gaan studeren, dat is 6% meer dan gemiddeld. Grafiek 4: Dezelfde keuze weer? dezelfde keuze weer-mbo'ers?
dezelfde keuze weer- havisten?
nee, een andere opleiding bij dezelfde hogeschool
40%
hogeschool
10% 0% totaal
Art
totaal
SEns
SDev
CHN
CHW
NHL
HD
VHI
HG
0%
ja, dezelfde opleiding bij dezelfde hogeschool
20%
Art
10%
30%
SEns
20%
ja, dezelfde opleiding bij een andere hogeschool
SDev
30%
50%
CHW
HG
40%
60%
NHL
50%
70%
nee, een andere opleiding bij een andere hogeschool
CHN
60%
80%
HD
70%
nee, ik zou een opleiding buiten het hbo kiezen
90%
VHI
80%
100%
HG
90%
nee, ik zou niet zijn gaan studeren
SDev
100%
hogeschool
14
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
2.5
Tevredenheid over pedagogisch-didactische aspecten van de aansluiting
De resultaten voor de vier onderscheiden groepen van pedagogisch-didactische aspecten (leerstof, basisvaardigheden, zelfstandig werken en werken in groepen) zijn als volgt: • De gemiddelde tevredenheid over de aansluiting wat betreft leerstof (niveau en hoeveelheid) ligt tussen voldoende en onvoldoende (3.5 op een schaal 1-6). Mbo’ers zijn gemiddeld iets minder tevreden over de aansluiting wat betreft het aspect leerstof dan havisten. Het verschil is echter kleiner dan in de voorgaande twee jaren: bij mbo’ers is de tevredenheid over dit aspect iets toegenomen, bij havisten juist iets gedaald. Er zijn nauwelijks verschillen tussen hogescholen. De havisten van hg en havisten en mbo’ers van chw zijn iets minder tevreden dan hun collega’s van art. • Over basisvaardigheden heerst voldoende tevredenheid. Na twee jaren van lichte stijging is deze score voor zowel havisten als mbo’ers blijven staan op een score van 4.1. De verschillen tussen hogescholen naar vooropleiding zijn op dit aspect gering. • De gemiddelde tevredenheid over aspecten van werken in groepen is bij ligt bij havisten met een score van 3.4 (schaal 1-6) dichter bij onvoldoende dan voldoende. Mbo’ers zijn over dit aspect met een score van 3.9 voldoende tevreden, iets meer (0.1 punt) tevreden dan in het vorige jaar. De verschillen tussen havisten en mbo’ers in het voordeel van de laatste groep zijn zonder uitzondering terug te vinden bij de negen hogescholen. • De gemiddelde tevredenheid over aspecten in verband met zelfstandig werken is voldoende. Havisten zijn iets meer tevreden over dit aspect dan mbo’ers, maar beide groepen liggen gemiddeld dichter bij elkaar dan in de voorgaande jaren (havisten iets lagere, mbo’ers iets hogere score). Havisten van hd, nhl en art hebben gemiddeld een iets hogere waardering dan hun collega’s van de andere hogescholen. Bij de mbo’ers valt de iets hogere score van art op. Voor het overige zijn verschillen tussen hogescholen zeer gering.
15
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 5: Vergelijking hogescholen vier pedagogisch-didactische aspecten leerstof m bo'ers
2005
2005
hogeschool
2005
havo totaal havo totaal
mbo totaal
Art
2005
havo totaal
Art
mbo totaal
SEns
CHW
SDev
VHI
2004
hogeschool 2005
2006
2006
4,5 4
2004
2005
havo totaal
Art
hogeschool
mbo totaal
SEns
CHW
SDev
VHI
NHL
3
CHN
3,5
HG
beoordeling aansluiting
mbo totaal
havo totaal
Art
SEns
SDev
CHN
NHL
VHI
CHW
3,5
HD
NHL
hogeschool
w erken in groepen m bo'ers
4
2004
HD
3
CHN
3,5
2006
4,5
2003
2006
4
w erken in groepen havisten
3
2005
4,5
HG
beoordeling aansluiting
mbo totaal
havo totaal
Art
SEns
SDev
CHW
NHL
VHI
HD
HG
CHN
3,5
2004
SEns 2004
zelfstandig w erken m bo'ers
4
2003
CHW
2006
4,5
3
SDev
hogeschool
HD
2004
NHL
3
CHN
3,5
zelfstandig w erken havisten
HG
Art
4
hogeschool 2003
2006
4,5
HG
mbo totaal
havo totaal
Art
SEns
SDev
CHN
VHI
NHL
HD
CHW
3,5
beoordeling aansluiting
4
3
2005
basisvaardigheden m bo'ers
4,5
HG
beoordeling aansluiting
SEns 2004
basivaardigheden havisten
beoordeling aansluiting
CHW
2006
HD
2004
VHI
2003
beoordeling aansluiting
SDev
hogeschool
mbo totaal
hogeschool
NHL
3
CHN
3,5
HD
mbo totaal
havo totaal
Art
SEns
SDev
CHN
NHL
HD
HG
VHI
3
CHW
3,5
4
VHI
4
4,5
HG
4,5
beoordeling aansluiting
beoordeling aansluiting
leerstof havisten
2006
beoordeling aansluiting: 1=zeer slecht 2=slecht 3=onvoldoende 4=voldoende 5=goed 6=zeer goed
16
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
3
Tijdbesteding per werkvorm naar sector
In deze en volgende hoofdstukken worden de uitkomsten van de monitor gepresenteerd naar sector. Allereerst komt de tijdbesteding aan de orde. Ook hier geldt weer dat bij de werkvorm ‘hoor-/werkcolleges/practica’ en bij de totale studielast bij de monitor 2005-2006 een correctie is toegepast (zie paragraaf 2.1). Grafiek 6: Percentage tijdbesteding aan studie en werk (havisten) havisten studielast en overige activiteiten o nderwijs techniek landbo uw kunst gezo ndheidszo rg gedrag en m'ij eco no mie 0%
20%
40%
studielast
60%
80%
100%
overig
Grafiek 7: Percentage tijdbesteding aan studie en werk (mbo’ers) m bo'ers studielast en overige activiteiten o nderwijs techniek landbo uw kunst gezo ndheidszo rg gedrag en m'ij eco no mie 0%
20%
40%
studielast
60%
80%
100%
overig
Gemiddeld besteden studenten in de eerste maanden van hun hbo-opleiding ruim 80% aan hun studie. Bijna 20% van hun studiewerktijd besteden zij aan werk. Er zijn bij havisten enkele verschillen naar sector: • Studenten kunst studeren gemiddeld 3-6% meer dan studenten economie, gedrag en maatschappij en gezondheidszorg en onderwijs. • Studenten gedrag en maatschappij studeren ongeveer 3% minder dan studenten onderwijs. • Studenten gezondheidszorg studeren ongeveer 3% minder dan studenten landbouw. Voor mbo’ers gelden ongeveer dezelfde verschillen: • Studenten kunst studeren gemiddeld 5-6% meer dan studenten economie en gedrag en maatschappij. 17
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
• •
Studenten economie studeren ongeveer 3% minder dan studenten techniek. Studenten gedrag en maatschappij studeren ongeveer 4% minder dan studenten techniek. In de volgende twee grafieken is voor sectoren het aantal uren studie per week weergegeven. Grafiek 8: Aantal uren besteed aan studie (havisten)
50 45 40 35 30 25 20 15
2002 2003 2004 2005
totaal
onderwijs
techniek
landbouw
kunst
gezondheidszorg
gedrag en m'ij
2006
economie
uren/week
studielast - havisten
sector
Grafiek 9: Aantal uren besteed aan studie (mbo’ers)
50 45 40 35 30 25 20 15
2004 2005
totaal
onderwijs
techniek
landbouw
kunst
gezondheidszorg
gedrag en m'ij
2006
economie
uren/week
studielast - mbo'ers
sector
Afgaand op de resultaten voor havisten kan worden vastgesteld dat: • Studenten gezondheidszorg en gedrag en maatschappij relatief weinig studeren, per week 4-7 uur minder dan studenten economie, kunst, landbouw en techniek. • Studenten kunst relatief veel studeren, per week tussen 5-10 uur meer dan studenten economie, gedrag en maatschappij en gezondheidszorg. • Studenten techniek, onderwijs en kunst per week meer uren aan de studie besteden. Afgaand op de resultaten voor mbo’ers kan worden vastgesteld dat: • Studenten economie, gedrag en maatschappij en gezondheidszorg 5-6 uur per week minder studeren dan studenten techniek.
18
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
4
Tevredenheid over overstap, voorlichting en studeerbaarheid
In grafiek 10 zijn de tevredenheidscores (op een cijferschaal van 1-10) van havisten en mbo’ers naar sectoren gepresenteerd. Grafiek 10: Tevredenheid over de overstap, voorlichting en studeerbaarheid havisten/mbo’ers per sector tevredenheid over overstap havisten
tevredenheid over overstap mbo-ers
sector 2002
2003
2004
2005
beoordeling voorlichting havisten
2005
gemiddelde 2006
beoordeling voorlichting mbo-ers
7,0
7,0 6,5 cijfer
6,5 6,0 5,5
6,0 5,5
2004
2005
2005
gemiddelde
onderwijs
techniek
2004
sector
2006
landbouw
kunst
economie
gemiddelde
onderwijs
techniek
landbouw
kunst
gezondheidszorg
gedrag en m'ij
economie
4,5
gezondheidszorg
5,0 4,5
5,0
gedrag en m'ij
cijfer
2004
sector
2006
onderwijs
economie
gemiddelde
onderwijs
techniek
landbouw
kunst
gezondheidszorg
gedrag en m'ij
economie
4,5
techniek
5,0
landbouw
5,5
kunst
6,0
7,0 6,5 6,0 5,5 5,0 4,5 gezondheidszorg
cijfer
cijfer
6,5
gedrag en m'ij
7,0
2006
sector
beoordeling studeerbaarheid havisten
beoordeling studeerbaarheid mbo-ers
sector
2005
2006
sector
2005
gemiddelde
onderwijs
techniek
landbouw
kunst
gezondheidszorg
gemiddelde
onderwijs
techniek
landbouw
kunst
gezondheidszorg
gedrag en m'ij
5,0
gedrag en m'ij
6,0 5,5
7,5 7,0 6,5 6,0 5,5 5,0 economie
cijfer
7,0 6,5
economie
cijfer
7,5
2006
19
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Uit deze grafieken blijkt opnieuw dat havisten en mbo’ers globaal niet van elkaar verschillen wat betreft hun tevredenheid over de overstap. In detail op sectorniveau vallen wel enkele verschillen op: • Studenten in de sector kunst zijn meer tevreden (0.5-0.7 punt) dan hun collega’s in de sectoren economie, gedrag en maatschappij, gezondheidszorg en techniek (havisten en mbo’ers). • Studenten onderwijs zijn meer tevreden dan studenten gedrag en maatschappij (havisten). Wat betreft tevredenheid over de voorlichting springt het al in hoofdstuk 2 gesignaleerde verschil tussen mbo’ers en havisten in het oog. Verder valt op dat: • Havisten in de sector onderwijs meer (0,3-0.9 punt) tevreden zijn dan hun collega’s in de sectoren economie, gedrag en maatschappij en landbouw. • Er tussen mbo’ers naar sector geen verschillen zijn. • Het beeld in 2005-2006 ongeveer gelijk is aan dat van het vorige jaar. Alleen de tevredenheid bij havisten in de sector landbouw gedaald is met bijna 1.0 punt. De tevredenheid bij mbo’ers in de sector gezondheidszorg is afgenomen. De tevredenheid over de studeerbaarheid is met een waardering van 6.6 door havisten en een 6.5 door mbo’ers ruim voldoende. De opvallendste resultaten zijn: • Studenten in de kunstsector zijn meer tevreden dan hun collega’s in de anderen sectoren. Het gaat om verschillen tussen 0.5 en 0.8 punt (schaal 1-10). • Het beeld in 2005-2006 ongeveer gelijk is aan dat van het vorige jaar.
Tabel 2a. Dezelfde keuze weer, naar sector (havisten) Dezelfde keuze weer? havisten
3 1 100
% 71 9 9 11
100
% 85 3 5 5 1 0 100
gemiddeld
% 95 2
onderwijs
% 82 8 3 4 2 0 100
techniek
gezondheidszorg
% 81 7 4 7 0 1 100
landbouw
gedrag en m'ij
% 80 8 6 4 1 1 100
kunst
economie ja, dezelfde opleiding bij dezelfde hogeschool ja, dezelfde opleiding bij een andere hogeschool nee, een andere opleiding bij dezelfde hogeschool nee, een andere opleiding bij een andere hogeschool nee, ik zou een opleiding buiten het hbo kiezen nee, ik zou niet zijn gaan studeren totaal
sector
% 82 12 2 3 2
% 82 7 4 5 1 0 100
100
In vergelijking met de andere sectoren zouden wat meer havisten in de sector onderwijs dezelfde opleiding bij een andere hogeschool willen volgen. Bij de sector landbouw geven relatief veel (11%) studenten aan een andere opleiding bij een andere hogeschool te willen volgen bij een hernieuwde keuze of een andere opleiding bij dezelfde hogeschool (9% t.o.v. 4% gemiddeld). Havisten die in de sector kunst studeren zijn zeker van hun keuze.
20
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Tabel 2a. Dezelfde keuze weer, naar sector (mbo’ers) Dezelfde keuze weer? mbo’ers
100
7 100
techniek
% 90 3
% 83 5 4 4 1 2 100
gemiddeld
100
% 99 1
onderwijs
% 79 9 4 6 1
landbouw
% 87 4 5 2 2 0 100
kunst
gedrag en m'ij
% 82 6 6 4 1 1 100
gezondheidszorg
economie ja, dezelfde opleiding bij dezelfde hogeschool ja, dezelfde opleiding bij een andere hogeschool nee, een andere opleiding bij dezelfde hogeschool nee, een andere opleiding bij een andere hogeschool nee, ik zou een opleiding buiten het hbo kiezen nee, ik zou niet zijn gaan studeren totaal
sector
% 82 13 1 3
% 84 6 4 3 1 1 100
1 100
Relatief gezien zouden mbo’ers in de sector onderwijs nu, als zij daartoe de mogelijkheid hadden, vaker (13% t.o.v. 5% gemiddeld) dezelfde opleiding bij een andere hogeschool willen volgen. Mbo’ers die in de sector landbouw studeren zijn meer zeker van hun keuze dan havisten in die sector. Evenals de havisten zijn ook de mbo’ers in de sector kunst zeker van hun keuze. Mbo’ers in de sector gezondheidszorg zouden wat meer dan gemiddeld willen veranderen van opleiding binnen dezelfde hogeschool.
21
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
5
Tevredenheid over de aansluiting voor vier pedagogisch-didactische aspecten naar sectoren
In grafiek 11 zijn met een contouroppervlak de verschillen tussen havisten en mbo’ers voor de 18 onderwijsaspecten per sector weergegeven. De grafiek geeft een globaal beeld van verschillen in waardering van havisten en mbo’ers. De grafiek kan als volgt worden gelezen: Op de verticale as zijn de aspecten uitgezet, op de horizontale as de sector met vooropleiding. Op de kruispunten van de horizontale en de verticale lijnen is voor elk aspect de waardering van een groep in kleur weergegeven. Met een kleur zijn verschillende niveaus zichtbaar gemaakt: Rood en oranje: waardering tussen zwaar onvoldoende en onvoldoende (2.7 - 3.5) Lichtgroen en gewoon groen: waardering tussen bijna tot ruim voldoende (3.5 – 4.3). Donkergroen: goed (> 4.3). Voorbeeld: de groep ‘economie havo’ heeft een waardering voor het aspect leveren van een bijdrage aan evaluaties die ligt tussen 3.1 en 3.5. Links onder in de grafiek is dat te zien aan de oranje kleur. De gebieden van de kleuren verschillen in grootte, afhankelijk van het aantal verschillende of overeenkomstige waarderingen. Het gebied voor ‘gedrag en maatschappij havo’ is groter, omdat deze groep voor zowel ‘leveren van een bijdrage aan evaluatie’ als 'beoordelen en terugkoppelen’ een lage waardering tussen 2.7 en 3.1 heeft.
Havisten zijn meestal – met uitzondering van degenen die in de sector kunst terecht komeniets minder tevreden over de aansluiting dan mbo’ers. Per groep aspecten zijn de uitkomsten als volgt te typeren (zie ook de tabel in bijlage 2): • Havisten waarderen de aansluiting voor de twee aspecten van het hbo-niveau positiever dan mbo’ers (in de tabel van bijlage 2 is dit beter te zien dan in de figuur) • Voor de aspecten ‘houden van een presentatie’ en ‘resultaatgericht werken’ geven de havisten van de sectoren economie, gedrag en maatschappij, gezondheidszorg, landbouw en techniek een lagere waardering. Mbo’ers in de sectoren landbouw en onderwijs zijn iets meer tevreden over het aspect ‘houden van een presentatie’. Havisten zijn iets meer tevreden over de aansluiting wat betreft schriftelijke en informatievaardigheden. • De waardering van de vier aspecten van 'zelfstandig werken' laat een wisselend beeld zien. Havisten zijn iets meer tevreden over maken van een studieplanning en zelfstandig werken. Havisten in de sectoren gezondheidszorg, landbouw en techniek zijn iets minder tevreden dan de overige havisten en mbo’ers over zelfstandig opzetten van een structuur. Mbo’ers in de sectoren landbouw, onderwijs en kunst zijn iets meer tevreden over communiceren met de docent. • De oranje en rode kleur duidt erop dat havisten ontevreden zijn over de aansluiting wat betreft de 8 aspecten van werken in groepen (scores lager dan 3.5). Mbo’ers zijn hierover voldoende tevreden (gemiddelde scores tussen 3.5 en 4.3). Vooral ‘beoordelen en terugkoppelen’ is een aspect waarover havisten ontevreden zijn (scores lager dan 3.1). Havisten in de sector kunst lijken in hun waardering van de 8 aspecten van werken in groepen meer op mbo’ers.
22
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 11: Overzicht tevredenheid over 18 aansluitingsaspecten naar vooropleiding en sector
leerstof
beoordeling aansluitingsaspecten door havisten en mbo-ers per sector
17.hoeveelheid stof
13.schriftelijke vaardigheden 14.informatievaardigheden 16.resultaatgericht werken 15.houden van presentatie 12.communiceren met docent 7.zelfstandig opzetten structuur 10.zelfstandig werken 9.maken van een studie-/tijdplanning 11.communiceren in een groep
zelfstandig werken
basisvaardigheden
18.niveau van stof
1.werken in groepen 6.vraagstelling uitwerken 5.reflecteren eigen leerproces 3.aanspreken van medestudenten
werken in groepen
8.vertalen uitkomsten
2.beoordelen en terugkoppelen kunst mbo
onderwijs mbo
techniek mbo
landbouw mbo
gedrag en m'ij mbo
gezondheidszorg mbo
economie mbo
kunst havo
onderwijs havo
techniek havo
landbouw havo
gezondheidszorg havo
gedrag en m'ij havo
economie havo
4.leveren bijdrage evaluatie
2,7-3,1
3,1-3,5
3,5-3,9
3,9-4,3
4,3-4,7
23
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
6
Vier groepen pedagogisch-didactische aspecten nader bekeken
6.1
Overeenkomsten tussen vooropleiding en hbo
In grafiek 12 zijn voor de 22 onderwijsaspecten de overeenkomsten, die havisten en mbo’ers tussen vooropleiding en hbo ervaren, gepresenteerd. De mate van overeenkomst is berekend door de scores op vraag 15b (mate van ervaring in de eerste drie maanden hbo) te verminderen met de scores op vraag 15a (mate van ervaring tijdens de vooropleiding). Omdat beide scores kunnen lopen van 1 tot 6 (nooit tot altijd), zal de som van de mate overeenkomst kunnen variëren van +5 tot -5. In de grafieken van bijlage 3 zijn per aspect de overeenkomsten voor havisten en mbo’ers weergegeven. De grafiek kan op een zelfde wijze als grafiek 11 worden gelezen: Op de verticale as zijn de aspecten uitgezet, op de horizontale as de sector met vooropleiding. Op de kruispunten van de horizontale en de verticale lijnen is voor elk aspect met een kleur aangegeven hoe groot de overeenkomst tussen vooropleiding en hbo is. Mate van overeenkomst: Rood en oranje: slechte tot matige overeenkomst, in vooropleiding (veel) minder mee te maken gehad dan in hbo (score < -1.0). Lichtgroen en lichtgeel: redelijke overeenkomst, niet veel meer of minder mee te maken in vooropleiding en hbo (score tussen -1.0 en +1.0). Donkergeel: matige overeenkomst, in hbo minder mee te maken dan in vooropleiding (score > 1.0). Voorbeeld: Voor de groep ‘economie mbo’ zijn voor het aspect ‘bijdrage leveren aan evaluatie’ de antwoorden gemiddeld 2,9 (‘soms op het vo’) en 4 (‘regelmatig op het hbo’). Dit aspect komt meer voor op hbo dan op vo. Het verschil (de discrepantie) is -1,1. De groep ‘economie mbo’ ervaart een matige overeenkomst tussen vooropleiding en hbo wat betreft het aspect ‘leveren van een bijdrage aan evaluaties’. In de grafiek is dat te zien aan de oranje kleur, die staat voor een score tussen -2.0 en -1.0. NB. Een score kan op meer manieren tot stand komen. In het voorbeeld ‘soms’ – ‘regelmatig’ = 3-4 = -1.0. Maar de score ontstaat ook door ‘regelmatig op vo’ en ‘vaak op hbo’ aan elkaar te relateren.
In het algemeen overheerst in de figuur de groene of lichtgele kleur. Dat betekent dat studenten redelijke overeenkomsten (tussen -1.0 en +1.0) in mate van voorkomen van de verschillende aspecten ervaren bij de overgang van vooropleiding naar hbo.
24
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 12: Overzicht overeenkomsten 22 aansluitingsaspecten naar vooropleiding en sector discrepanties in mate van ervaring met aansluitingsaspecten bij havisten en mbo-ers per sector disc17: te veel leerstof
leerstof
disc17: juiste hoeveelheid leerstof disc17: te weinig leerstof disc18: te hoog niveau leerstof disc18: juiste niveau leerstof
disc14: informatievaardigheden disc16: resultaatgericht werken disc15: houden van presentatie disc12: communiceren met docent disc07: zelf structuur opzetten disc10: zelfstandig werken disc09: een studie/tijdplanning maken
zelfstandig werken
disc13: schriftelijke vaardigheden
basisvaardigheden
disc18: te laag niveau leerstof
disc11: communiceren in groep disc08: uitkomsten opdracht vertalen werken in groepen
disc01: werken in groepen disc06: vraagstelling uitwerken disc05: reflectie eigen leerproces disc03: medestudenten aanspreken disc02: beoordelen en terugkoppelen
kunst mbo
onderwijs mbo
techniek mbo
landbouw mbo
gezondheidszorg mbo
gedrag en m'ij mbo
economie mbo
kunst havo
onderwijs havo
techniek havo
landbouw havo
gezondheidszorg havo
gedrag en m'ij havo
economie havo
disc04: bijdrage evaluatie
-3,0--2,0
-2,0--1,0
-1,0-0,0
0,0-1,0
1,0-2,0
Dit jaar zijn de vragen over hoeveelheid en niveau van de leerstof meer precies gesteld dan in de voorgaande jaren. De specificatie in de vraagstelling laat zien dat zowel havisten als mbo’ers vaker in de vooropleiding dan in het hbo te maken hebben met ‘te weinig stof’ en ‘gemakkelijke stof’ (zij geven hierbij een positieve discrepantie aan). Bij het aspect ‘de hoeveelheid stof is precies goed’ en ‘niveau van de stof is precies goed’ ervaren havisten een redelijke overeenkomst (scores rond 0.0). Mbo’ers ervaren eveneens een redelijke overeenkomst wat betreft ‘juiste hoeveelheid stof’, maar hun de lagere score wat betreft het ‘juiste niveau van de stof’ duidt erop dat mbo’ers iets minder overeenkomst ervaren tussen vooropleiding en hbo. Zowel havisten als mbo’ers ervaren in hbo een matige overeenkomst wat betreft ‘te veel stof’ en ‘te moeilijke stof. Zij ervaren vaker in het hbo dan tijdens de vooropleiding dat er ‘teveel stof’ en ‘te moeilijke stof’ is; voor mbo’ers geldt dat iets sterker dan voor havisten.
25
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
In de meeste gevallen ervaren havisten echter dat de overeenkomsten van hbo met de vooropleiding geringer zijn dan mbo’ers. Uitzonderingen hierop zijn: • Aspecten waarbij beide groepen dezelfde mate van overeenkomst hbo-vo ervaren. Dat is het geval bij ‘zelf een structuur voor een opdracht/werkstuk opzetten’, ‘zelfstandig werken’, ‘communiceren met de docent’, ‘schriftelijke vaardigheden’, ‘informatievaardigheden.’ • Aspecten waarbij havisten meer overeenkomst met de vooropleiding ervaren dan mbo’ers. Dat geldt bij ‘een studie-/tijdplanning maken’, ‘te veel stof’, ‘niveau van de stof is precies goed’ en ‘niveau van de stof is te moeilijk’.
6.2
Gemiddelde tevredenheid van vier discrepantiegroepen over werken in groepen, zelfstandig werken, basisvaardigheden en leerstof
6.2.1 Inleiding Ten behoeve van een andere analyse is een vierdeling gemaakt van de frequentie waarin bepaalde aspecten volgens de respondenten voorkwamen in het vo, respectievelijk voorkomen in het hbo. Een aspect kan vaak of weinig voorkomen in het vo en ook vaak of weinig in het hbo. Een combinatie van deze mogelijkheden levert vier groepen die in de grafieken en tabellen van deze paragraaf nader zijn geanalyseerd.
6.2.2 Leerstof (havisten) Te weinig leerstof In grafiek 13 is weergegeven hoe de havisten verdeeld zijn over vier groepen op basis van hun ervaringen met ‘te weinig leerstof’. Uit de grafiek blijkt het volgende: • De combinatie ‘vo weinig + hbo weinig’ komt relatief het meest voor: op 60 tot 70% van de havisten is deze situatie het meest van toepassing. • Op de tweede plaats komt de combinatie ‘vaak/weinig’, van toepassing op circa 20%. • De overige twee mogelijke combinaties komen gemiddeld bij minder dan 5% van de havisten voor. Voor alle duidelijkheid: de combinatie vo-weinig en hbo-weinig betekent dat het zowel op het havo als op het hbo niet vaak voorgekomen is / voorkomt dat de hoeveelheid leerstof ‘te weinig’ was. Intuïtief is deze verdeling goed te begrijpen wanneer met bedenkt dat het vreemd zou zijn, wanneer studenten zowel in hun vooropleiding als in het eerste jaar hbo vaak te maken hebben met ‘te weinig leerstof’. Voor hand ligt dat de meeste studenten aangeven dat ze ‘behoorlijk’ aan het werk worden gezet, dus weinig ‘te weinig’ aangeven. Begrijpelijk is ook, dat er een categorie studenten is, die na een druk eindexamenjaar aangeven dat ze in het hbo te maken hebben met ‘te weinig leerstof’: de combinatie vaak/weinig. In tabel 3 is voor sectoren de waardering die de vier groepen hebben voor de aansluiting van de leerstof gepresenteerd. Grafiek 13: Voorkomen van ‘te weinig leerstof’ (havisten) onderwijs
vo vaak & hbo vaak
techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gez zorg
vo weinig & hbo weinig
gedrag en m'ij economie 0
20
40
60
80
26
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Tabel 3: waardering van de aansluiting wat betreft ’hoeveelheid leerstof’ (havisten) groepen obv ervaring economie gedrag gez kunst landbouw techniek met ‘te weinig leerstof’ en m'ij zorg vo weinig & hbo weinig 3,8 3,7 3,7 4,1 4,0 3,8 vo weinig & hbo vaak 3,7 3,6 3,9 4,1 4,3 3,7 vo vaak & hbo weinig 3,6 3,4 3,5 3,8 3,3 3,7 vo vaak & hbo vaak 4,0 4,2 3,8 3,8 2,5 4,0
onderwijs 3,9 3,8 3,7 3,8
Uit de tabel blijkt van dat de relevante groepen de groep weinig/weinig een hogere waardering heeft voor dit aspect van de aansluiting dan de groep vaak/weinig. Dat betekent dat de havisten die merken dat er op hen een minder zwaar appèl wordt gedaan wat betreft de hoeveelheid leerstof minder tevreden zijn minder tevreden zijn over de aansluiting van de leerstof. Het verschil is het grootst bij de sector landbouw. De overige grafieken en tabellen in deze en volgende paragrafen (tot en met § 6.2.9) kunnen op een vergelijkbare wijze worden gelezen. In de tekst wordt volstaan met hun noemen van de conclusies per grafiek en tabel. Hoeveelheid leerstof precies goed’ (havisten)
De combinatie vaak/vaak komt in alle sectoren gemiddeld iets meer dan 40% voor. De andere combinaties komen steeds in ongeveer 20% van de gevallen voor. Alle vier de groepen zijn relevant voor verder analyse (zie tabel 4). De groep vaak/vaak heeft een hogere waardering voor de aansluiting wat betreft dit aspect dan de overige groepen. Grafiek 14: Voorkomen van ‘hoeveelheid leerstof precies goed’ (havisten) vo vaak & hbo vaak
onderwijs techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gez zorg gedrag en m'ij
vo weinig & hbo weinig
economie 0
20
40
60
Tabel 4: Waardering van de aansluiting wat betreft ’hoeveelheid leerstof (havisten) groepen obv ervaring economie gedrag en gez zorg kunst landbouw met ‘juiste hoeveelheid m’ij leerstof’ vo weinig & hbo weinig 3,5 3,4 3,3 3,7 3,2 vo weinig & hbo vaak 3,6 3,7 3,7 4,0 3,7 vo vaak & hbo weinig 3,3 3,3 3,5 3,7 3,8 vo vaak & hbo vaak 4,0 4,0 3,9 4,2 4,2
techniek
onderwijs
3,5 3,5 3,5 4,1
3,7 3,8 3,6 4,1
‘Te veel leerstof’ (havisten
De combinatie weinig/weinig komt in alle sectoren gemiddeld 50% voor (grafiek 15). Bij de sectoren kunst en gedrag en maatschappij is dat met 60% iets meer. De combinaties weinig/vaak komt gemiddeld in ongeveer 30% van de gevallen voor, maar bij kunst en gedrag en maatschappij is dat minder dan 20%. De overige twee combinaties komen gemiddeld in 10% van de gevallen voor(zie tabel 5). 27
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Havisten die in hun vooropleiding weinig te maken hadden met ‘te veel leerstof’ en in het hbo vaak, zijn aanmerkelijk minder tevreden dan hun collega’s uit de groep weinig/weinig. Alleen bij de sector landbouw treedt dit verschil niet op. Grafiek 15: Voorkomen van ‘te veel leerstof’ (havisten) vo vaak & hbo vaak
onderwijs techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gez zorg gedrag en m'ij
vo weinig & hbo weinig
economie 0
20
40
60
80
Tabel 5: Waardering van de aansluiting wat betreft ‘hoeveelheid leerstof’ (havisten) groepen obv ervaring economie gedrag en gez zorg kunst landbouw met ‘te veel leerstof’ m’ij vo weinig & hbo weinig 3,9 4,0 3,9 4,1 3,8 vo weinig & hbo vaak 3,4 3,3 3,4 3,5 3,7 vo vaak & hbo weinig 3,9 3,9 4,0 4,3 3,8 vo vaak & hbo vaak 3,7 3,4 3,4 4,0 4,2
techniek
onderwijs
4,0 3,4 4,0 3,8
4,0 3,5 3,9 4,0
6.2.3 Basisvaardigheden (havisten) Havisten geven de combinatie vaak/vaak in 70% van de gevallen. De combinatie weinig/vaak komt in iedere sector in ongeveer 20% van de gevallen voor. Opvallend is de groep studenten in de sector kunst (ongeveer20%) relatief vaak met basisvaardigheden in het vo te maken hadden, maar in het hbo hiermee weinig in aanraking komen. Opvallend is dat studenten die in het havo relatief vaak met basisvaardigheden in aanraking kwamen en in het hbo relatief weinig, minder tevreden zijn over de aansluiting van basisvaardigheden. Havisten uit de categorie vaak/vaak zijn meer tevreden op dit punt. Grafiek 16: Voorkomen van ‘basisvaardigheden’ (havisten) vo vaak & hbo vaak
onderwijs techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gez zorg gedrag en m'ij
vo weinig & hbo weinig
economie 0
20
40
60
80
Tabel 6: Waardering van de aansluiting van de basisvaardigheden (havisten) groepen obv ervaring economie gedrag en gez zorg kunst landbouw met ‘basisvaardigheden’ m’ij vo weinig & hbo weinig 3,6 3,6 3,3 4,0 vo weinig & hbo vaak 3,7 3,6 3,7 3,8 3,6 vo vaak & hbo weinig 4,0 4,1 3,4 4,1 vo vaak & hbo vaak 4,2 4,2 4,2 4,3 4,1
techniek
onderwijs
3,6 3,5 4,2 4,2
4,3 3,9 4,1 4,4
28
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
6.2.4 Zelfstandig werken (havisten) Havisten geven de combinatie vaak/vaak gemiddeld in meer dan 70% van de gevallen. De combinatie weinig/vaak komt in iedere sector in ongeveer 20% van de gevallen voor. De groep vaak/vaak is gemiddeld meer tevreden over de aansluiting van zelfstandig werken dan de groep weinig/vaak. Het verschil is voor iedere sector 0.5 of 0.6 punt. Het meest tevreden over het aspect zelfstandig zijn havisten die in de kunstsector van het hbo verder leren. Grafiek 17: Voorkomen van ‘zelfstandig werken’ (havisten) vo vaak & hbo vaak
onderwijs techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gez zorg gedrag en m'ij
vo weinig & hbo weinig
economie 0
20
40
60
80
100
Tabel 7: Waardering van de aansluiting van zelfstandig werken (havisten) groepen obv ervaring economie gedrag en gez zorg kunst met ‘zelfstandig werken’ m’ij vo weinig & hbo weinig 3,7 3,2 4,0 3,8 vo weinig & hbo vaak 3,7 3,6 3,7 3,9 vo vaak & hbo weinig 4,0 4,0 3,3 4,9 vo vaak & hbo vaak 4,2 4,2 4,3 4,4
landbouw
techniek
onderwijs
3,6 4,4 4,2
3,6 3,6 3,6 4,2
3,9 3,7 4,3 4,3
6.2.5 Werken in groepen (havisten) Havisten noemen de combinatie weinig/vaak gemiddeld in meer dan 60% van de gevallen. De combinatie vaak/vaak komt in iedere sector in ongeveer 30% van de gevallen voor. Opvallend is dat studenten in de sector kunst in 10% van de gevallen in de combinatie vaak/weinig voorkomen. De groep vaak/vaak is gemiddeld meer tevreden over de aansluiting van zelfstandig werken dan de groep weinig/vaak. Het verschil is voor iedere sector 0.5 of 0.6 punt. Grafiek 18: Voorkomen van ‘werken in groepen’ (havisten) vo vaak & hbo vaak
onderwijs techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gez zorg gedrag en m'ij
vo weinig & hbo weinig
economie 0
20
40
60
80
100
29
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Tabel 8: Waardering van de aansluiting van werken in groepen (havisten) groepen obv ervaring economie gedrag en gez zorg kunst met ‘werken in groepen’ m’ij vo weinig & hbo weinig 2,9 3,3 3,3 3,9 vo weinig & hbo vaak 3,2 3,1 3,2 3,5 vo vaak & hbo weinig 3,2 3,0 3,8 4,0 vo vaak & hbo vaak 3,9 3,8 3,9 4,0
landbouw
techniek
onderwijs
3,4 3,0 . 3,8
3,0 3,1 3,0 4,0
3,4 3,3 3,6 4,0
6.2.6 Leerstof (mbo’ers) ‘Te weinig leerstof’ (mbo’ers)
Uit grafiek 19 blijkt het volgende: • De combinatie ‘vaak/weinig’ komt relatief het meest voor: gemiddeld is deze situatie op ongeveer 50% van de mbo’ers van toepassing. Deze groep is 10 tot 20% kleiner dan bij havisten. • Op de tweede plaats komt de combinatie ‘weinig/weinig’ veel voor, in ongeveer 35% van de gevallen. Opvallend is dat deze groep minder groot is dan bij havisten. • De overige twee combinaties komen weinig voor. Uit tabel 9 blijkt dat de groep mbo’ers die in de vooropleiding vaker dan in het hbo te maken heeft met ‘te weinig leerstof’, minder tevreden is over het aansluitingsaspect leerstof. Grafiek 19: Voorkomen van ‘te weinig leerstof’ (mbo’ers) onderwijs
vo vaak & hbo vaak
techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gezondheidszo rg gedrag en maatschappij economie
vo weinig & hbo weinig 0
20
40
60
Tabel 9: waardering van de aansluiting wat betreft ‘hoeveelheid leerstof’ (mbo’ers) groepen obv ervaring economie gedrag gez kunst landbouw techniek met ‘te weinig leerstof’ en m'ij zorg vo weinig & hbo weinig 3,9 3,9 3,9 4,4 3,8 3,7 vo weinig & hbo vaak 3,6 3,5 3,1 2,5 5,0 3,5 vo vaak & hbo weinig 3,5 3,3 3,3 3,7 3,3 3,4 vo vaak & hbo vaak 3,8 3,6 3,7 3,7 4,3 3,8
onderwijs 3,8 4,0 3,4 3,9
Hoeveelheid leerstof precies goed’ (mbo’ers)
Uit grafiek 20 blijkt dat de combinatie vaak/vaak in alle sectoren gemiddeld ongeveer 30% voorkomt. Deze groep geeft aan dat in zowel vooropleiding als huidige opleiding de hoeveelheid leerstof precies goed is. Uitzondering zijn mbo’ers in de sector landbouw, die in ruim 40% van de gevallen deze combinatie aangeven. De combinatie weinig/vaak komt op de tweede plaats met gemiddeld ongeveer 25-30%. Studenten in de sector kunst zitten met meer dan 40% relatief vaak in deze groep, studenten landbouw zijn ondervertegenwoordigd in deze groep. De groep vaak/vaak is meer tevreden over de hoeveelheid leerstof dan de groep weinig/vaak.
30
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 20: Voorkomen van ‘hoeveelheid leerstof precies goed’ (mbo’ers) onderwijs
vo vaak & hbo vaak
techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gezondheidszo rg gedrag en maatschappij economie
vo weinig & hbo weinig 0
10
20
30
40
50
Tabel 10: Waardering van de aansluiting wat betreft ‘hoeveelheid leerstof’(mbo’ers) groepen obv ervaring met economie gedrag en gez kunst landbouw ‘juiste hoeveelheid leerstof’ m’ij zorg vo weinig & hbo weinig 3,4 3,3 3,1 3,8 2,8 vo weinig & hbo vaak 3,5 3,4 3,4 3,8 3,7 vo vaak & hbo weinig 3,6 3,3 3,1 3,4 3,1 vo vaak & hbo vaak 4,1 3,9 4,1 4,3 4,3
techniek
onderwijs
3,4 3,6 3,2 3,9
3,3 3,6 3,4 3,9
Te veel leerstof’ (mbo’ers)
De combinatie weinig/weinig komt in alle sectoren gemiddeld 45% voor. Bij de sector kunst en gedrag en maatschappij is dat met ruim 60% meer. De combinaties weinig/vaak komt gemiddeld in ongeveer 30-40% van de gevallen voor, maar bij kunst is slechts iets meer dan 20%. De overige twee combinaties komen in minder dan 10% van de gevallen voor(zie de tabel). Mbo’ers die in hun vooropleiding weinig te maken hadden met ‘te veel leerstof’ en in het hbo vaak, zijn aanmerkelijk minder tevreden dan hun collega’s uit de groep weinig/weinig. Bij de sector landbouw is dit verschil het grootst. Grafiek 21: Voorkomen van ‘te veel leerstof’ (mbo’ers) onderwijs
vo vaak & hbo vaak
techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gezondheidszo rg gedrag en maatschappij economie
vo weinig & hbo weinig 0
20
40
60
80
Tabel 11: Waardering van de aansluiting wat betreft ‘hoeveelheid leerstof’ (mbo’ers) groepen obv ervaring met economie gedrag en gez zorg kunst landbouw ‘te veel leerstof’ m’ij vo weinig & hbo weinig 3,8 3,7 3,9 4,0 4,3 vo weinig & hbo vaak 3,5 3,3 3,0 3,8 3,0 vo vaak & hbo weinig 3,4 3,8 3,9 1,0 vo vaak & hbo vaak 3,9 3,9 3,6 4,8 4,5
techniek
onderwijs
3,7 3,3 3,9 3,7
3,7 3,5 4,0 4,3
31
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
6.2.7 Basisvaardigheden (mbo’ers) Mbo’ers geven de combinatie vaak/vaak in gemiddeld 70% van de gevallen aan. De combinatie weinig/vaak komt in iedere sector in ongeveer 20% van de gevallen voor, maar studenten in de sector kunst en economie zitten iets vaker in deze groep (iets meer dan 25%). Studenten die zowel in het mbo als ook in het havo relatief vaak met basisvaardigheden in aanraking komen zijn mee tevreden over de aansluiting wat betreft basisvaardigheden, dan hun collega’s uit de groep weinig/vaak. Grafiek 22: Voorkomen van ‘basisvaardigheden’ (mbo’ers) onderwijs
vo vaak & hbo vaak
techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gezondheidszo rg gedrag en maatschappij economie
vo weinig & hbo weinig 0
20
40
60
80
100
Tabel 12: Waardering van de aansluiting van de basisvaardigheden (mbo’ers) groepen obv ervaring met economie gedrag en gez zorg kunst landbouw ‘basisvaardigheden’ m’ij vo weinig & hbo weinig 3,7 3,8 3,5 4,0 vo weinig & hbo vaak 3,5 3,5 3,5 3,5 3,7 vo vaak & hbo weinig 4,1 3,4 4,1 3,3 vo vaak & hbo vaak 4,3 4,3 4,4 4,3 4,4
techniek
onderwijs
3,6 3,6 4,1 4,2
3,3 3,7 3,7 4,4
6.2.8 Zelfstandig werken (mbo’ers) Mbo’ers zitten in meer dan 70% van de gevallen in de combinatie vaak/vaak. De combinatie weinig/vaak komt in iedere sector in ongeveer 20% van de gevallen voor. Ook hier geldt dat mbo’ers in de groep vaak/vaak gemiddeld meer tevreden is over de aansluiting wat betreft zelfstandig werken dan de groep weinig/vaak. Een uitzondering hierop vormen de mbo’ers in de sector gezondheidszorg, waarin de groepen vaak/vaak en weinig/vaak niet verschillen. Grafiek 23: Voorkomen van ‘zelfstandig werken’ (mbo’ers) onderwijs
vo vaak & hbo vaak
techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gezondheidszo rg gedrag en maatschappij economie
vo weinig & hbo weinig 0
20
40
60
80
100
32
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Tabel 13: Waardering van de aansluiting van zelfstandig werken (mbo’ers) groepen obv ervaring met economie gedrag en gez kunst landbouw ‘zelfstandig werken’ m’ij zorg vo weinig & hbo weinig 3,5 2,4 4,1 3,3 4,0 vo weinig & hbo vaak 3,5 3,6 4,1 3,9 3,5 vo vaak & hbo weinig 3,6 3,8 3,5 3,8 vo vaak & hbo vaak 4,2 4,2 4,2 4,3 4,3
techniek
onderwijs
3,6 3,6 4,1 4,2
3,5 4,0 3,6 4,3
6.2.9 Werken in groepen (mbo’ers) Mbo’ers noemen de combinatie vaak/vaak gemiddeld in meer dan 60-75% van de gevallen, met uitzondering van de sector kunst, waar deze combinatie slechts voor 40% van de studenten geldt. De combinatie weinig/vaak komt tussen 20 en 40% van de gevallen voor. Opvallend is dat studenten in de sector kunst in 10% van de gevallen in de combinatie vaak/weinig voorkomen. De groep vaak/vaak is gemiddeld meer tevreden over de aansluiting van zelfstandig werken dan de groep weinig/vaak. Het verschil is varieert van 0.7 1.0 punt. Grafiek 24: Voorkomen van ‘werken in groepen’ (mbo’ers) onderwijs
vo vaak & hbo vaak
techniek
vo vaak & hbo weinig
landbouw kunst
vo weinig & hbo vaak
gezondheidszo rg gedrag en maatschappij economie
vo weinig & hbo weinig 0
20
40
60
80
Tabel 14: Waardering van de aansluiting van werken in groepen (mbo’ers) groepen obv ervaring met economie gedrag en gez kunst landbouw ‘werken in groepen’ m’ij zorg vo weinig & hbo weinig 3,5 3,9 3,4 3,9 vo weinig & hbo vaak 3,2 3,3 3,4 3,6 3,3 vo vaak & hbo weinig 3,4 4,0 2,7 3,5 vo vaak & hbo vaak 4,2 4,3 4,3 4,3 4,2
techniek
onderwijs
2,7 3,3 3,9 4,2
4,0 3,5 3,9 4,3
33
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
7
De vakinhoudelijke aansluiting
7.1
Inleiding
In dit hoofdstuk staat de vakinhoudelijke aansluiting ofwel de mate waarin wordt voortgebouwd op de kennis die eerstejaars studenten hebben verworven in het voortgezet onderwijs centraal. In verband met dit onderwerp is aan studenten gevraagd aan te geven wat het nut of belang van een vak(-onderdeel) uit hun vooropleiding is in de hbo-opleiding. De vijf antwoordmogelijkheden lopen van geen nut tot heel erg nuttig. Vervolgens is hen gevraagd per vak aan te geven wat hun waardering is van de aansluiting van hun hbo-opleiding op hun vooropleiding, met zes antwoordmogelijkheden die lopen van zeer slecht tot zeer goed. In de volgende paragraaf zijn de resultaten op beide vragen gecombineerd en van een toelichting voorzien. Omdat mbo’ers vakken als natuur- en scheikunde en biologie niet als zodanig in hun vooropleiding hebben gehad, zijn de vragen over nut en waardering bij deze vakken niet gesteld aan mbo’ers. In de grafieken ontbreken dan ook de resultaten van mbo’ers bij genoemde vakken.
7.2
Waardering van vakken
Waardering van de aansluiting van vakken naar sector Allereerst enkele opvallende resultaten over de afzonderlijke vragen over waardering en nut. Havisten en mbo’ers meestal van mening dat de vakken in de vooropleiding redelijk tot goed aansluiten bij de leerstof in het hbo. Soms zijn er kleine verschillen naar vooropleiding: • Havisten in alle sectoren zijn iets minder tevreden over de aansluiting bij ictvaardigheden • Havisten in de sectoren onderwijs, techniek, kunst, gezondheidszorg en landbouw zijn minder tevreden over de aansluiting bij het vak m&o. • Mbo’ers in de sectoren techniek en landbouw zijn iets minder tevreden over de aansluiting van exacte vakken in het algemeen. • Mbo’ers in de sector kunst zijn minder tevreden over de aansluiting van het vak ckv2. • Mbo’ers in de sectoren onderwijs en landbouw zijn minder tevreden over de aansluiting van vreemde talen. • Mbo’ers in alle sectoren, met uitzondering van landbouw, zijn iets minder tevreden over de aansluiting van leesvaardigheid nederlands, grammatica en spelling en schrijfvaardigheid nederlands. Waardering van de aansluiting van vakken naar profiel Havisten waarderen vakken in de vooropleiding meestal met een voldoende. Het vak ckv2 wordt door alle havisten, ongeacht het profiel, gemiddeld goed gewaardeerd. Alleen studenten met een NT profiel zijn iets minder tevreden over ckv2. Er zijn verschillen nog enkele verschillen die samenhangen met het profiel: • havisten met als profiel CM en EM zijn minder tevreden over schei- en natuurkunde en exacte vakken in het algemeen • havisten met het profiel EM zijn meer tevreden over de vakken m&o en economie • havisten met als achtergrond een CM profiel zijn aanmerkelijk meer tevreden over leesvaardigheid, grammatica en spelling en schrijfvaardigheid, dan havisten met een ander profiel (havisten met een NT profiel zijn het minst tevreden, maar nog wel meer dan voldoende).
34
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
7.3
Nut en waardering
In de grafieken 25-29 zijn waardering voor en gepercipieerd nut van vakken gecombineerd per vooropleiding en per sector. Elke grafiek is in 4 kwadranten verdeeld. Het kwadrant rechtsboven bevat resultaten van vakken die redelijk nuttig of hoger zijn, gecombineerd met een voldoende aansluiting (>3,5). Het kwadrant linksboven zijn vakken met weinig nut en een voldoende aansluiting. Het kwadrant linksonder zijn de vakken met weinig nut en een onvoldoende aansluiting. Het kwadrant rechtsonder tenslotte, zijn de vakken die redelijk (of hoger) nuttig zijn en een onvoldoende aansluiting kennen. Per grafiek worden hier de voornaamste resultaten beschreven. De vakken biologie, natuurkunde en scheikunde worden niet als zodanig op het mbo gegeven. Mbo’ers konden vragen over de aansluiting bij deze vakken overslaan. Bij deze vakken worden voor mbo’ers dan ook geen resultaten gepresenteerd. Exacte vakken, inclusief wiskunde (grafiek 25). Het nut van exacte vakken in het algemeen varieert van sector tot sector. De tevredenheid over dit vak varieert minder sterk. Het nut van de vakken scheikunde en natuurkunde wordt door studenten techniek en landbouw relatief hoog (redelijk nuttig of hoger) ingeschat. De waardering van deze studenten is hoger dan die van studenten in andere sectoren. Het nut van wiskunde is voor studenten in de sectoren landbouw en techniek relatief hoog. Hun waardering voor dit vak is echter niet veel hoger dan voor andere studenten. Voor havisten in de sectoren economie, onderwijs en gezondheidszorg geldt dat zij bij een gemiddelde inschatting van nut een relatief hoge waardering hebben voor het vak wiskunde. Ckv2, engels en andere vreemde talen (grafiek 26). Alleen studenten in de sector kunst hebben een oordeel over het vak kunst. Van hen hebben havisten een hogere waardering dan mbo’ers, bij een iets hogere inschatting van het nut van het vak. Voor de aansluiting van het vak engels is de waardering van studenten ongeacht hun sector of hun inschatting van het nut ongeveer even hoog. Opvallen is dat studenten gedrag en maatschappij afkomstig uit het havo het nut van dit vak relatief laag schatten. Het nut van vreemde talen wordt door studenten van alle sectoren, met uitzondering van havisten in de sector economie, lager dan redelijk nuttig ingeschat. De waardering van de aansluiting van vreemde talen op de hbo-opleiding is relatief laag. Schrijfvaardigheid, grammatica en leesvaardigheid nederlands (grafiek 27). Deze onderdelen uit het vo programma worden door zowel havisten als mbo’ers overwegend als behoorlijk nuttig aangemerkt. Hun waardering van de aansluiting van de drie vakken op de hbo-opleiding is gemiddeld overwegend tot goed. De vakken biologie, rekenvaardigheden en ict-vaardigheden (grafiek 28). Het nut van het veelal sectorgebonden vak biologie voor de aansluiting op de hbo-opleiding wordt (vanzelfsprekend) zeer uiteenlopend ingeschat door de havisten in verschillende sectoren. In de sectoren economie en kunst is het oordeel ‘beetje nuttig’, in de sectoren landbouw en gezondheid is het oordeel ‘behoorlijk’ tot ‘heel erg’ nuttig. De waardering van biologie voor de aansluiting hangt samen met de perceptie van het nut. Bij het vak rekenvaardigheden valt eveneens op dat de variatie in het oordeel over het nut hiervan vrij groot is. Studenten in de sectoren kunst en gedag en maatschappij geven een oordeel tussen een beetje en redelijk nuttig. Studenten in de sector techniek en ook onderwijs schatten het nut van dit vak relatief hoog in. Opmerkelijk is dat de waardering over de aansluiting van dit vak op de hbo-opleiding niet zo sterk varieert. Voor ict-vaardigheden geldt een vergelijkbare constatering, met als aantekening dat zowel de oordelen over nut als waardering dichter bij elkaar liggen. 35
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
De vakken economie en m&o (grafiek 29). Voor deze (veelal sectorgebonden) vakken geldt een vrij grote variatie in perceptie van het nut ervan voor de aansluiting met het hbo. Er is enige samenhang van dit oordeel met de waardering van beide vakken voor de aansluiting. Studenten in de sector economie zijn te vinden in het kwadrant rechts boven. Ook studenten landbouw zijn vooral in dit kwadrant te vinden. Grafiek 25. Nut en waardering aansluiting exacte vakken/wiskunde exacte vakken in het algemeen
natuurkunde 6 5
6 5 4 3 2 1
4
aansluiting
aansluiting
5
12345
3 2
4 3 2
1
1 1
2
3
4
5
1
2
3
nut
4
5
nut
wiskunde
scheikunde 6
6
5
aansluiting
5
aansluiting
aansluiting: 1= zeer slecht 2=slecht 3=onv 4=vold 5=goed 6=zeer goed
6
4 3
4 3 2
2
1
1 1
2
3
4
5
1
2
nut
nut: 1=geen nut 2= beetje nuttig 3=redelijk nuttig 4= behoorlijk nuttig 5=heel erg nuttig
3
4
5
nut
economie havo
economie mbo
gedrag en m'ij havo
gedrag en m'ij mbo
gezondheidszorg havo
gezondheidszorg mbo
kunst havo
kunst mbo
landbouw havo
landbouw mbo
techniek havo
techniek mbo
onderwijs havo
onderwijs mbo
36
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 26. Nut en waardering aansluiting CKV2, Engels, moderne vreemde talen engels
6
6 5
6 5 4 3 2 1
4
aansluiting
aansluiting
5
12345
3 2
4 3 2
1
1 1
2
3
4
5
1
2
nut
3
4
5
nut
andere moderne vreemde talen 6 5
aansluiting
aansluiting: 1= zeer slecht 2=slecht 3=onv 4=vold 5=goed 6=zeer goed
CKV2
4
economie havo
economie mbo
gedrag en m'ij havo
gedrag en m'ij mbo
gezondheidszorg havo
gezondheidszorg mbo
kunst havo
kunst mbo
landbouw havo
landbouw mbo
techniek havo
techniek mbo
onderwijs havo
onderwijs mbo
3 2 1 1
2
3
4
5
nut
nut: 1=geen nut 2= beetje nuttig 3=redelijk nuttig 4= behoorlijk nuttig 5=heel erg nuttig
37
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 27. Nut en waardering aansluiting Nederlands
schrijfvaardigheid nederlands
grammatica/spelling nederlands
6
6
6 5 4 3 2 1 aansluiting
aansluiting
4
5
12345
3 2
4 3 2
1
1 1
2
3
4
5
1
2
nut
3
4
5
nut
leesvaardigheid nederlands 6 5
aansluiting
aansluiting: 1= zeer slecht 2=slecht 3=onv 4=vold 5=goed 6=zeer goed
5
4 3
economie havo
economie mbo
gedrag en m'ij havo
gedrag en m'ij mbo
gezondheidszorg havo
gezondheidszorg mbo
kunst havo
kunst mbo
landbouw havo
landbouw mbo
techniek havo
techniek mbo
onderwijs havo
onderwijs mbo
2 1 1
2
3
4
5
nut
nut: 1=geen nut 2= beetje nuttig 3=redelijk nuttig 4= behoorlijk nuttig 5=heel erg nuttig
38
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 28. Nut en waardering aansluiting biologie, rekenvaardigheden, ict-vaardigheden rekenvaardigheden
6
6 5
6 5 4 3 2 1
4
aansluiting
aansluiting
5
12345
3 2
4 3 2
1
1 1
2
3
4
5
1
2
nut
3
4
5
nut
ict-vaardigheden 6 5
aansluiting
aansluiting: 1= zeer slecht 2=slecht 3=onv 4=vold 5=goed 6=zeer goed
biologie
4
economie havo
economie mbo
gedrag en m'ij havo
gedrag en m'ij mbo
gezondheidszorg havo
gezondheidszorg mbo
kunst havo
kunst mbo
landbouw havo
landbouw mbo
techniek havo
techniek mbo
onderwijs havo
onderwijs mbo
3 2 1 1
2
3
4
5
nut
nut: 1=geen nut 2= beetje nuttig 3=redelijk nuttig 4= behoorlijk nuttig 5=heel erg nuttig
39
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 29. Nut en waardering aansluiting economie en m&o m&o 6
6 5
5
6 5 4 3 2 1
4
aansluiting
aansluiting
aansluiting: 1= zeer slecht 2=slecht 3=onv 4=vold 5=goed 6=zeer goed
economie
12345
3 2
4 3 2
1
1
1
2
3
4
5
1
2
nut
nut: 1=geen nut 2= beetje nuttig 3=redelijk nuttig 4= behoorlijk nuttig 5=heel erg nuttig
3
4
5
nut economie havo
economie mbo
gedrag en m'ij havo
gedrag en m'ij mbo
gezondheidszorg havo
gezondheidszorg mbo
kunst havo
kunst mbo
landbouw havo
landbouw mbo
techniek havo
techniek mbo
onderwijs havo
onderwijs mbo
40
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
8
Conclusies en aanbevelingen
8.1
Conclusies
De voornaamste resultaten van aansluitingsmonitor 2005-2006 zijn hier geordend naar de definities die in hoofdstuk 1 zijn gegeven (methode, vakinhouden, loopbaanoriëntatie en gerapporteerde studielast) en daarbinnen naar trend, hogeschool en sector. 1. Over de overstap naar het hbo zijn eerstejaarsstudenten voldoende tevreden (gemiddeld een 6.0). Er is geen verschil tussen havisten en mbo’ers. Havisten in sector kunst zijn meer tevreden over de overstap en de studeerbaarheid. Havisten in de sector landbouw en mbo’ers in de sector gezondheidszorg zijn in 2005-2006 minder tevreden dan in 2004-2005. Met de vraag naar de overstap is in dit onderzoek onder andere gedoeld op mogelijke verschillen tussen vooropleiding en hbo naar werkvormen. Eerstejaarsstudenten besteden per week 7 à 8 uur aan zelfstudie, 8 à 9 uur aan hoor- en werkcolleges en practica, 6 uur aan schrijven van verslagen of werkstukken en 9 uur aan projecten en opdrachten. De variatie van werkvormen is groot in de propedeuse. Door de verschillende werkvormen naast elkaar aan te bieden kunnen eerstejaarsstudenten met verschillen in leerstrategieën voldoende aan hun trekken komen. Mbo’ers besteden in totaal iets meer tijd aan hun studie dan havisten, vooral als het gaat om zelfstudie en projecten en opdrachten (aan elk gemiddeld 1 uur meer). Er zijn wat betreft werkvormen soms verschillen tussen hogescholen (havisten van sdev en sens iets minder zelfstudie, van art iets meer). Studenten van het vhi besteden iets meer tijd aan verslagen en werkstukken. Projecten en opdrachten komen iets minder vaak voor bij chw, sdev, sens en art, iets vaker bij hg, nhl en chn. Soms zijn er verschillen met het voorgaande jaar. Bij de hg wordt nu iets meer aan zelfstudie gedaan dan in 2004 en dat geldt ook voor mbo’ers die een studie volgen bij de chn. Studenten van chn en vhi besteden in 2005-2006 iets meer tijd aan verslagen en werkstukken. 2. Vakinhoudelijke aansluiting. Zowel havisten als mbo’ers zijn meestal redelijk tot goed te spreken over de aansluiting van leerstof naar vakken. Naar sectoren en profielen zijn er soms verschillen. Havisten in alle sectoren zijn iets minder tevreden dan mbo’ers over de aansluiting wat betreft ict-vaardigheden; havisten in de sectoren economie en gedrag en maatschappij zijn iets meer tevreden over het vak m&o dan mbo’ers. Mbo’ers zijn minder tevreden over de aansluiting van het vak Nederlands (lezen, schrijven, grammatica en spelling). Havisten met een EM-profiel zijn iets meer tevreden over m&o en economie; met een CM-profiel zijn zij meer tevreden over Nederlands (drie onderdelen). Over het algemeen is er een licht positief verband tussen opvattingen over het nut van vo-vakken en de waardering voor de aansluiting voor dit vak. 3. In het kader van loopbaanoriëntatie zijn er verschillen naar vooropleiding. Havisten hebben voor de voorlichting een waardering van gemiddeld 5.9, mbo’ers geven hieraan een 5.3. Er zijn vrijwel geen verschillen naar hogeschool. Havisten van vhi scoren vrij laag, ook vergeleken met vorig jaar. De waardering van de voorlichting is verder vrijwel gelijk aan de voorgaande jaren. Een aspect van loopbaanoriëntatie is de waardering van de gemaakte keuze. Uit de vraag die hierover is gesteld blijkt dat gemiddeld 82% van de havisten en 83% van de mbo’ers weer naar zelfde opleiding zou gaan als zij nu weer konden kiezen. Bij hg, vhi, nhl en sens is het percentage dat een andere opleiding binnen de eigen 41
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
hogeschool zou kiezen relatief iets groter. Bij het vhi is het percentage mbo’ers dat nu niet meer zou gaan studeren relatief groot (7% versus 1%). Met name havisten in de sector economie en landbouw zouden nu een andere opleiding en/of hogeschool kiezen als zij daartoe de mogelijkheid hadden (20 en 27%). Ook bij de mbo’ers in de sector economie zou ongeveer 20% nu niet meer dezelfde opleiding aan de zelfde hogeschool kiezen. Relatief veel mbo’ers in de sector onderwijs zouden nu, als zij daartoe de mogelijkheid hadden, dezelfde opleiding bij een andere hogeschool kiezen (13%). 4. De tevredenheid over de studeerbaarheid ligt rond de 6.5 Havisten van de hd zijn iets minder tevreden dan hun collega’s van chw, sdev, sens en art. En art-havisten zijn iets meer tevreden op dit punt dan hun collega’s van hg en nhl. Opvallend is dat havisten van de hd minder tevreden zijn dan vorig jaar. De met de studeerbaarheid samenhangende tevredenheid over didactische werkvormen laat een wisselende beoordeling zien. Voor de 18 pedagogischdidactische aspecten is het gunstig als havisten en mbo’ers relatief even vaak hiermee in aanraking komen in voortgezet onderwijs en hbo; het is ongunstig voor de tevredenheid over deze aspecten wanneer studenten hiermee weinig te maken hebben in vo en hbo of vaak in het vo en weinig in het hbo. Havisten ervaren in het algemeen meestal grotere verschillen tussen vo en hbo dan mbo’ers, maar niet voor de aspecten plannen, de hoeveelheid stof en de moeilijkheidsgraad van de stof. Meer in detail: • Wat betreft aspecten van de leerstof (niveau en hoeveelheid) ligt de tevredenheid tussen onvoldoende en voldoende (3.9, schaal 1-6). Mbo’ers zijn hierover iets minder dan havisten tevreden. • Over basisvaardigheden heerst gemiddeld met een 4.1 (schaal 1-6) voldoende tevredenheid; er zijn geen verschillen in tijd of naar hogeschool. Sectoren in combinatie met de vooropleiding laten soms wel verschillen zien: havisten in de sectoren economie, gedrag en maatschappij, gezondheidszorg, landbouw en techniek waarderen de aspecten ‘presenteren’ en ‘resultaatgericht werken’ gemiddeld iets lager. • De tevredenheid over werken in groepen ligt met een 3.4 iets dichter bij onvoldoende dan voldoende. Mbo’ers zijn iets meer tevreden over aspecten die samenhangen met werken in groepen. • Wat betreft zelfstandig werken is de tevredenheid gemiddeld voldoende.
8.2
Aanbevelingen 1. Mbo-instellingen en coördinatoren zouden moeten nagaan waarom mbo’ers minder tevreden zijn over de aansluiting van het vak Nederlands (lezen, schrijven, grammatica en spelling). 2. Omdat mbo-instellingen steeds minder eindstation van studieloopbanen zijn zouden zij, in overleg met de coördinatoren aansluiting, meer werk moeten maken van de voorlichting over verder studeren in het hbo. 3. Kleinere en/of monosectorale hogescholen zouden moeten nagaan of en hoe zij hun nieuwe studenten kunnen duidelijk maken dat zij de juiste keuze hebben gemaakt, opdat zij meer tevreden zijn over de gemaakte keuze dan nu het geval is. 4. Opleidingen in de sector landbouw zouden moeten nagaan hoe zij de tevredenheid van havisten over de overstap positief kunnen beïnvloeden. 5. Opleidingen in de sector gezondheidszorg zouden moeten nagaan hoe zij de tevredenheid van mbo’ers over de overstap positief kunnen beïnvloeden. 42
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
6. Met het oog op tevredenheid van eerstejaarsstudenten over de aansluiting is het wenselijk dat opleidingen een goed beeld hebben van de overeenkomsten die hun studenten ervaren tussen vooropleiding en hbo-opleiding. Optimaliseren van de aansluiting betekent dat opleidingen voor vo en hbo elkaar op de hoogte houden van de pedagogisch-didactische concepten. Het relatief vaak voorkomen van deze aspecten is zowel vo als hbo is, gezien vanuit het perspectief van tevredenheid, de beste garantie op het realiseren van een optimale tevredenheid over de aansluiting. 7. Vanuit het perspectief van tevredenheid zouden havisten in hun vooropleiding, meer dan nu het geval is, moeten leren werken in groepen.
43
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Bijlage 1. Vragenlijst Aansluitingsonderzoek hbo-vooropleiding 2005-2006 1. Wat is je geslacht?
Man
Vrouw 2.
Wat is je leeftijd?
jaar
3. Welke vooropleiding heb je gevolgd?
Havo
Vwo
Mbo
Anders, ga door met vraag 5 4.
Welk havo/vwo profiel/profielcombinatie of welke mbo-richting heb je gevolgd? Havo/Vwo:
Economie en Maatschappij
Cultuur en Maatschappij
Natuur en Gezondheid
Natuur en Techniek
MBO sector/unit:
AOC
ROC
MBO overig Bij welke sector of unit hoort je opleiding:
economie
zorg en welzijn
techniek
landbouw
overig
Ik heb géén profiel gevolgd,
maar met een vakkenpakket examen gedaan.
5.
Op welke school heb je je vooropleiding gevolgd? te
6. In welk jaar heb je het eindexamen (van je vooropleiding) gehaald?
in 2005
in 2004
in 2003 of eerder
ik heb mijn diploma nog niet gehaald, maar volg de opleiding al wel met toestemming 7.
Welke cijfers heb je behaald bij je eindexamen voor Nederlands en wiskunde?
Examencijfer Nederlands:
Welk wiskundevak heb je gevolgd:
Examencijfer wiskunde:
A1
A1,2
B1
B1,2
N.v.t.
8. Welke opleiding volg je momenteel bij de hogeschool?
De opleiding:
Ik ben gestopt met de opleiding: per: (maand/jaartal invullen a.u.b.)
44
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
9. Wanneer ben je gestart met deze hbo-opleiding?
In september 2005
Anders 10. Welk type opleiding volg je?
Voltijd
Deeltijd
Duaal
Anders
11. In welk studiejaar zit je?
1e jaar
2e jaar of hoger 12. Maak je gebruik van een verkorte leerroute?
nee
ja
De volgende vragen hebben betrekking op de aansluiting van je vooropleiding op je hbo-opleiding. 13. Hoeveel uren per week besteed(de) je bij je hbo-opleiding gemiddeld aan ….. 1-5 uur a) zelfstudie b) hoorcolleges c) werkcolleges d) practica (oefenen van beroeps- of algemene vaardigheden, bijv. ict) e) Projecten/groepswerk (ook pgo en thematische groepen) f) Maken van verslagen/werkstukken* g) betaald werk (bijbaan) h) bestuurs- en vrijwilligerswerk
6-10 uur
11-15 uur
16 uur of meer
* voor zover niet inbegrepen bij projecten, groepswerk e.d.
14. Als je dat vergelijkt met de tijd die je besteedde bij je vooropleiding, dan was dat toen bij ……
veel meer dan in het hbo
meer dan in het hbo
minder dan in het hbo
ongeveer evenveel als in het hbo
veel minder dan in het hbo a) zelfstudie (o.a. huiswerk) b) klassikale lessen c) projecten/groepswerk (ook pgo en thematische groepen) d) maken van verslagen/werkstukken*
* voor zover niet inbegrepen bij projecten, groepswerk e.d.
45
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
15. Op een hbo-opleiding heb je met verschillende onderwijsaspecten te maken. Geef per aspect aan hoeveel ervaring je ermee hebt gehad op je vooropleiding en hoeveel je er nu op het hbo mee te maken hebt? NB het gaat hier niet om wat je belangrijk vindt, maar wat je ervaren hebt. tijdens de vooropleiding
bij de hbo-opleiding
nooit
zelden
soms
regelmatig
vaak
altijd
nooit
zelden
soms
regelmatig
vaak
altijd
1. werken in groepen
2. beoordelen en terugkoppelen eigen rol in groepsproces
3. medestudenten aanspreken op bijdrage in groepswerk
4. bijdrage leveren aan evaluatie van producten van medestudenten
5. reflectie op eigen leerproces
6. een vraagstelling uitwerken vanuit verschillend perspectief
7. zelf een structuur voor een werkstuk/opdracht opzetten
8. uitkomsten van een opdracht vertalen naar andere situaties
9. een studie/tijdplanning maken
10. zelfstandig werken
11. communiceren in een groep
12. communiceren met de docent
13. schriftelijke vaardigheden (schrijven van een verslag)
14. informatievaardigheden (verzamelen/verwerken/bestuderen)
15. houden van een presentatie
16. resultaatgericht werken (opdrachten maken, met anderen problemen uitwerken, verslagen schrijven en presenteren)
17. de hoeveelheid stof is te weinig
18. de hoeveelheid stof is precies goed
19. de hoeveelheid stof is te veel
20. het niveau is te gemakkelijk
21. het niveau is precies goed
22. het niveau is te moeilijk
46
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
16. Wat vind je van de aansluiting van de hbo-opleiding op je vooropleiding bij de eerder genoemde aspecten? Kruis per aspect aan hoe je de aansluiting beoordeelt. zeer slecht
slecht
onvoldoende
voldoende
goed
zeer goed
1. Het werken in groepen
2. Het beoordelen en terugkoppelen van de eigen rol in het groepsproces
3. Het aanspreken van medestudenten op hun bijdrage in groepswerk
4. Het leveren van een bijdrage aan evaluatie van producten van medestudenten
5. Het reflecteren op het eigen leerproces
6. Een vraagstelling uitwerken vanuit verschillend perspectief
7. Het zelfstandig opzetten van een structuur voor een werkstuk/opdracht
8. Het vertalen van uitkomsten van een opdracht naar andere situaties
9. Het maken van een studie-/tijdplanning
10. Het zelfstandig werken
11. Het communiceren in een groep
12. Het communiceren met de docent
13. Schriftelijke vaardigheden (schrijven van een verslag)
14. Informatievaardigheden (verzamelen/verwerken/bestuderen)
15. Het houden van een presentatie
16. Het resultaatgericht werken (opdrachten maken, met anderen problemen uitwerken,
verslagen schrijven en presenteren)
17. De hoeveelheid stof
De aansluiting van mijn hbo-opleiding op mijn vooropleiding is bij:
18. Het niveau van de stof
47
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
17. Kun je het nut of belang aangeven van de volgende vakken of onderdelen uit je vooropleiding voor de opleiding die je nu volgt? Voor vakken die je niet (meer) hebt vul je n.v.t. in.
geen nut
beetje nuttig
redelijk nuttig
grotendeels nuttig
heel erg nuttig
n.v.t.
2. rekenvaardigheden in het algemeen
3. het vak wiskunde
4.
5. grammatica en spelling van het Nederlands
6. leesvaardigheid Nederlands taal (tekstanalyse en interpretatie)
7. het vak Engels
9. het vak economie
10. management & organisatie
11. exacte vakken in het algemeen
12. het vak natuurkunde (niet voor mbo’ers)
13. het vak scheikunde (niet voor mbo’ers)
14. het vak biologie (niet voor mbo’ers)
15. profielwerkstuk (niet voor mbo’ers)
16. praktijkopdrachten (alleen voor mbo’ers)
Het nut van het vak(-onderdeel) uit mijn vooropleiding bij mijn hbo-opleiding.
1.
8.
ict-vaardigheden
schrijfvaardigheid in de Nederlandse taal
andere moderne vreemde talen
Namelijk
18. Wat vind je van de aansluiting van de opleiding op je vooropleiding bij de hierna genoemde vakken of onderdelen? Kruis per aspect aan hoe je de aansluiting beoordeelt. De aansluiting van mijn hbo-opleiding op mijn vooropleiding is ……
zeer slecht
slecht
onvoldoende
voldoende
goed
zeer goed
n.v.t.
1. bij ict-vaardigheden
2. bij rekenvaardigheden in het algemeen
3. bij het vak wiskunde
4. bij schrijfvaardigheid in de Nederlandse taal
5. bij grammatica en spelling van het Nederlands
6. bij leesvaardigheid Nederlands taal (tekstanalyse en interpretatie)
7. bij het vak Engels
9. bij het vak economie
10. bij management & organisatie
11. bij exacte vakken in het algemeen
12. bij het vak natuurkunde (niet voor mbo’ers)
13. bij het vak scheikunde (niet voor mbo’ers)
14. bij het vak biologie (niet voor mbo’ers)
8. bij andere moderne vreemde talen
Namelijk
48
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
19. Kun je door middel van een cijfer de overstap (opvang, studiebegeleiding, werkvormen) van jouw vooropleiding naar het hbo beoordelen?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
20. Kun je door middel van een cijfer aangeven hoe tevreden je bent over de voorlichting die je op je vooropleiding hebt gehad over vervolgopleidingen?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
21. Kun je door middel van een cijfer de studeerbaarheid van je opleiding beoordelen?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
22. Zou je achteraf gezien de door jou gekozen opleiding opnieuw kiezen?
Ja, dezelfde opleiding bij dezelfde hogeschool
Ja, dezelfde opleiding bij een andere hogeschool
Nee, een andere opleiding bij dezelfde hogeschool
Nee, een andere opleiding bij een andere hogeschool
Nee, ik zou een opleiding buiten het hbo kiezen
Nee, ik zou niet zijn gaan studeren
Graag zouden wij in de toekomst vervolgonderzoek doen, waarbij de gegevens uit dit onderzoek gekoppeld worden aan de behaalde studieresultaten door studenten. Dit kan alleen met jouw toestemming. Wij garanderen dat je anonimiteit bewaard blijft. Als je geen bezwaar hebt tegen het gebruik van jouw gegevens bij dit vervolgonderzoek, kruis dan het vakje hieronder aan.
Ik heb géén bezwaar tegen het gebruik van mijn studieresultaten voor vervolgonderzoek
(afhankelijk van de hogeschool moet de volgende tekst worden opgenomen in de onlineversie) Als blijk van waardering voor medewerking aan dit onderzoek worden waardebonnen verloot. Wil je hiervoor in aanmerking komen?
Ja (in dit geval ontvang je via je e-mailadres bericht of je een waardebon hebt gewonnen. Nadat we een ingevulde vragenlijst hebben ontvangen en je bericht hebt ontvangen over de waardebon wordt je e-mailadres uit ons bestand gehaald. Het wordt daarna dus niet meer voor dit onderzoek gebruikt) Nee
Dit is het einde van deze enquête. Bedankt voor je medewerking.
49
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Bijlage 2. Waardering 18 aansluitingsaspecten naar vooropleiding en sector
totaal
onderwijs
techniek
havo
mbo
havo
mbo
havo
mbo
havo
mbo
havo
mbo
havo
mbo
gem
gem
gem
gem
gem
gem
gem
gem
gem
gem
gem
gem
gem
gem
3,3
3,6
3,1
3,8
3,2
3,8
3,7
3,9
3,4
4,0
3,1
3,7
3,4
4,0
3,4
3,1
3,5
2,9
3,9
3,0
3,8
3,6
4,0
3,1
3,9
3,0
3,7
3,2
4,1
3,3
3,3
3,7
3,2
3,9
3,3
3,9
3,7
4,0
3,2
4,2
3,2
3,7
3,5
4,1
3,5
3,5
3,6
3,1
4,0
3,2
3,9
3,8
4,2
3,3
3,7
3,2
3,5
3,4
4,1
3,5
6.vraagstelling uitwerken
3,5
3,5
3,3
3,6
3,3
3,6
3,8
3,8
3,2
3,7
3,3
3,6
3,5
3,8
3,5
1.werken in groepen
3,4
3,9
3,4
4,2
3,6
4,2
3,9
4,2
3,2
4,2
3,2
4,1
3,7
4,4
3,7
8.vertalen uitkomsten
3,5
3,6
3,4
3,8
3,4
3,7
3,8
3,8
3,4
3,6
3,4
3,6
3,6
3,9
3,6
3,9
4,1
3,9
4,4
4,0
4,4
4,2
4,2
3,7
4,5
3,6
4,1
4,2
4,5
4,0
4,0
3,7
3,9
3,8
4,0
3,8
4,2
3,9
4,1
3,6
3,7
3,7
4,0
3,9
3,9
4,3
4,2
4,4
4,2
4,3
4,3
4,5
4,5
4,4
4,3
4,2
4,3
4,5
4,3
4,3
3,9
3,9
3,9
4,0
3,9
4,1
4,1
4,0
3,6
3,9
3,8
3,9
4,0
4,1
3,9
4,2
4,2
4,1
4,2
4,2
4,3
4,3
4,6
4,1
4,6
4,2
4,2
4,3
4,4
4,2
basisvaardighe den
kunst
gedrag en m'ij mbo
15.houden van presentatie
3,7
4,0
3,7
4,2
3,9
4,1
4,2
4,2
3,6
4,3
3,7
3,9
4,0
4,4
3,9
16.resultaatgericht werken
3,9
4,0
3,8
4,1
3,8
4,1
4,1
4,1
3,8
4,3
3,7
3,9
4,0
4,3
3,9
14.informatievaardigheden
4,2
4,1
4,2
4,2
4,3
4,1
4,2
4,1
4,1
4,2
4,2
4,2
4,4
4,3
4,2
13.schriftelijke vaardigheden
4,3
4,2
4,4
4,2
4,4
4,3
4,3
4,0
4,3
4,1
4,2
4,1
4,6
4,3
4,3
18.niveau van stof
3,8
3,7
3,7
3,6
3,7
3,5
4,1
4,0
3,9
3,6
3,8
3,6
3,9
3,7
3,8
17.hoeveelheid stof
3,7
3,6
3,6
3,5
3,5
3,3
4,0
3,9
3,8
3,8
3,7
3,6
3,7
3,5
3,6
zelfstandig werken
wrken in groepen
havo
leer stof
economie
gemiddelde beoordeling (1=zeer slecht, 2=slecht, 3=onvoldoende, 4=voldoende, 5=goed, 6=zeer goed)
landbouw
vooropleiding en sector
gezondheidszorg
aansluitingsaspect
4.leveren bijdrage evaluatie 2.beoordelen en terugkoppelen 3.aanspreken van medestudenten 5.reflecteren eigen leerproces
11.communiceren in een groep 9.maken van een studie/tijdplanning 10.zelfstandig werken 7.zelfstandig opzetten structuur 12.communiceren met docent
50
gem
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Bijlage 3. Overeenkomsten voor 22 aansluitingsaspecten, havisten en mbo’ers Grafiek 3.1:Werken in groepen 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en gez zorg m'ij
kunst
landbouw
techniek
onderw ijs
havisten
-1,9
-2,0
-1,6
0,2
-2,1
-2,3
-1,0
mbo'ers
-1,3
-0,8
-0,5
0,9
-0,9
-0,9
0,2
Grafiek 3.2: beoordelen en terugkoppelen eigen rol in groepsproces 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 -4,0 economie
gedrag en gez zorg m'ij
kunst
landbouw
techniek
havisten
-2,1
-2,8
-2,2
-0,9
-2,1
-2,2
onderw ijs -2,0
mbo'ers
-1,5
-1,2
-0,8
0,4
-0,7
-1,4
-0,2
Grafiek 3.3: medestudenten aanspreken op bijdrage groepswerk 1,0 0,5 0,0 -0,5 -1,0 -1,5 -2,0 -2,5 -3,0 economie
gedrag en gez zorg m'ij
kunst
landbouw
techniek
onderw ijs
havisten
-1,3
-1,4
-1,2
-0,2
-1,2
-1,5
-0,9
mbo'ers
-1,1
-0,7
-0,4
0,4
-0,1
-0,8
0,1
Grafiek 3.4: bijdrage evaluatie producten medestudenten 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en gez zorg m'ij
kunst
landbouw
techniek
onderw ijs
havisten
-1,5
-1,9
-1,6
-1,3
-1,7
-1,5
-1,5
mbo'ers
-1,1
-1,1
-0,7
-0,3
-0,7
-1,0
-0,3
51
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 3.5: reflectie op eigen leerproces 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en m'ij
gez zorg
kunst
landbouw
havisten
-1,5
-2,5
-2,1
-1,6
-1,1
-1,5
-2,1
mbo'ers
-1,3
-1,2
-1,0
-0,9
-1,0
-1,4
-0,6
techniek onderw ijs
Grafiek 3.6: vraagstelling uitwerken vanuit meer perspectieven 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0
gedrag en gez zorg m'ij
economie
kunst
landbouw
techniek onderw ijs
havisten
-1,2
-1,4
-1,2
-0,5
-0,9
-1,0
-1,0
mbo'ers
-1,2
-1,1
-0,7
-0,7
-1,0
-1,1
-0,6
Grafiek 3.7: zelf structuur voor opdracht/werkstuk opzetten 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en m'ij
gez zorg
kunst
havisten
-1,1
-1,1
-0,9
-0,5
-1,3
-0,9
-0,7
mbo'ers
-1,0
-0,8
-0,5
-0,5
-0,5
-0,8
-0,4
landbouw techniek onderw ijs
Grafiek 3.8: uitkomsten opdracht vertalen naar andere situaties 2,0
1,0
0,0
-1,0
-2,0
-3,0 economie
gedrag en gez zorg m'ij
kunst
landbouw
techniek onderw ijs
havisten
-1,1
-1,5
-1,3
-0,7
-0,8
-1,2
-1,1
mbo'ers
-1,0
-0,9
-0,6
-0,8
-0,8
-0,9
-0,3
Grafiek 3.9: een studie/tijdplanning maken
52
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en gez zorg m'ij
kunst
landbouw
techniek onderw ijs
havisten
-0,9
-0,9
-0,9
-0,1
-0,5
-1,3
-0,7
mbo'ers
-1,4
-1,2
-1,1
-0,4
-1,1
-1,3
-0,8
Grafiek 3.10: zelfstandig werken 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en gez zorg m'ij
kunst
landbouw
techniek onderw ijs
havisten
-0,3
-0,1
-0,4
-0,4
0,0
-0,3
-0,3
mbo'ers
-0,5
-0,4
-0,6
-0,6
-0,1
-0,3
-0,4
Grafiek 3.11: communiceren in een groep 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en m'ij
gez zorg
kunst
havisten
-1,5
-1,5
-1,3
-0,6
-1,7
-1,9
-1,1
mbo'ers
-1,1
-0,7
-0,5
-0,3
-0,7
-0,9
-0,2
landbouw techniek onderw ijs
Grafiek 3.12: communiceren met de docent 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en m'ij
gez zorg
kunst
havisten
0,4
0,3
0,1
-0,6
0,5
0,2
-0,1
mbo'ers
0,4
0,5
0,4
-0,4
0,3
0,1
0,2
landbouw techniek onderw ijs
53
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 3.13: schriftelijke vaardigheden 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en m'ij
havisten
-0,3
mbo'ers
-0,6
gez zorg
kunst
landbouw techniek onderw ijs
-0,5
0,0
1,3
-0,3
-0,1
-0,2
-0,4
-0,1
0,4
-0,4
-0,4
0,0
Grafiek 3.14: informatievaardigheden 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en gez zorg m'ij
kunst
landbouw
techniek onderw ijs
havisten
-0,7
-0,8
-0,6
0,3
-0,8
-0,5
-0,4
mbo'ers
-0,8
-0,6
-0,7
-0,6
-0,4
-0,6
-0,4
Grafiek 3.15: houden van een presentatie 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en gez zorg m'ij
kunst
landbouw
techniek
onderw ijs
havisten
-0,7
-1,3
-0,5
-0,1
-1,5
-0,7
-0,9
mbo'ers
-0,5
-0,5
0,0
0,4
0,1
-0,6
0,0
Grafiek 3.16: resultaatgericht werken (opdrachten en problemen uitwerken etc) 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en gez zorg m'ij
kunst
landbouw
techniek onderw ijs
havisten
-1,1
-1,4
-1,1
0,1
-1,5
-1,3
-0,9
mbo'ers
-0,9
-0,8
-0,6
0,2
-0,6
-0,9
-0,2
54
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 3.17a: te weinig stof 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0
kunst
landbouw
havisten
economie gedrag en gez zorg 0,4
0,4
0,4
0,4
-0,1
techniek onderw ijs 0,2
0,2
mbo'ers
0,9
1,2
1,4
1,0
0,9
0,8
1,1
Grafiek 3.17b: hoeveelheid stof is precies goed 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en m'ij
gez zorg
kunst
landbouw
techniek onderw ijs
havisten
0,2
0,3
0,4
-0,2
0,1
0,2
0,4
mbo'ers
-0,2
-0,1
0,3
-0,5
0,1
-0,1
-0,1
Grafiek 3.17c: te veel stof 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en m'ij
gez zorg
kunst
landbouw
havisten
-0,7
-0,7
-0,9
-0,1
-0,1
-0,6
-0,6
mbo'ers
-1,2
-1,5
-1,5
-0,7
-1,3
-1,0
-1,3
techniek onderw ijs
Grafiek 3.18a: niveau van de stof is te makkelijk 3,0 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en m'ij
gez zorg
kunst
havisten
0,9
0,7
0,9
1,1
0,5
1,0
0,6
mbo'ers
1,6
1,8
1,8
1,5
1,9
1,6
1,6
landbouw techniek onderw ijs
55
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Grafiek 3.18b: niveau van de stof is precies goed 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en m'ij
gez zorg
kunst
landbouw techniek onderw ijs
havisten
0,0
0,0
0,2
-0,3
-0,3
0,0
0,0
mbo'ers
-0,7
-0,6
-0,1
-1,0
-0,4
-0,4
-0,4
Grafiek 3.18c: niveau van de stof is te moeilijk 2,0 1,0 0,0 -1,0 -2,0 -3,0 economie
gedrag en m'ij
gez zorg
kunst
landbouw
havisten
-0,7
-0,5
-0,8
-0,3
-0,5
-0,8
-0,5
mbo'ers
-1,2
-1,3
-1,4
-0,8
-1,7
-1,2
-1,1
techniek onderw ijs
56
Aansluitingsmonitor 2005-2006 havisten en mbo’ers in noordoost Nederland
Bijlage 4. Responstabel aansluitingsmonitor 2005-2006 voltijd instroom september alle vooropleidingen per opleiding per hogeschool
57
Responstabel aansluitingsmonitor 2005-2006 voltijd instroom september alle vooropleidingen per opleiding per hogeschool markeringen geven mogelijke rapportages op opleidingsniveau aan: 23
= opleidingsrapportage mogelijk met vergelijking met eigen hogeschool en met alle andere respondenten
14
= opleidingsrapportage mogelijk met vergelijking met eigen hogeschool, met vergelijkbare opleidingen buiten hogeschool en met alle andere respondenten
respons aansluitingsmonitor 2005-2006 voltijd hogeschool instroom september per opleiding per hogeschool oplnum opleiding 1 6 0 3 4 177 193 178 179 180 181 182 183 184 185 175 9 11 13 14 15 16 17 18 19 22 23 24 25 26 27 29 30 31 34 33 36 39 37 38
, (C)ALO AC AC/BE Academie voor Popcultuur Agrarisch ondernemerschap/bedrijfskunde ArtEZ Academie Arnhem DBKV ArtEZ Academie Arnhem GO ArtEZ Academie Arnhem MV ArtEZ Academie Arnhem P design ArtEZ Academie Arnhem VK ArtEZ AKI ArtEZ CABK ArtEZ Conservatorium ArtEZ Dansacademie ArtEZ Theaterschool BE Bedrijfskunde & Agribusiness Bestuurskunde/overheidsmanagement BI bio-informatica Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Biotechnologie Bouwkunde BPT CE Chemie Civiele Techniek CMV COM Communicatiesystemen Communication & Multimedia Design Conservatorium Creatieve Therapie Diergezondheidszorg Diermanagement Elektrotechniek Facility Management Fiscale Economie Food & Business
HG n 4 30 18
HD n
totaal
VHI n 1
NHL n
CHN n
9
CHW SDev SEns n n n 1 2 7 21 9 13 10 62
Art n 1
2 3 37 33 35 15 10 40 100 61 21 38 31
14
27
15
20
19
11
5 26
18
64
2 16 7 17
5 3 3
8 12 1
33 8 7 14
33 16 41
5 5 2 3 12
15
40 27
4 46 12
10 15 42
162 22 11
16 3 17 3 48 21 57 3 6
11
7
13 108
2
n 16 51 59 62 2 3 37 33 35 15 10 40 100 61 21 38 107 2 10 75 7 110 12 71 16 277 46 37 18 94 27 16 3 17 3 48 52 165 5 6
respons aansluitingsmonitor 2005-2006 voltijd hogeschool instroom september per opleiding per hogeschool oplnum opleiding 40 41 43 44 45 173 47 48 172 52 53 54 55 56 57 58 186 60 61 187 63 64 188 66 140 68 69 189 72 74 190 76 77 78 79 80 81 82 83 85 86 87 88 89 90 92 97 171 99 191
FSM Fysiotherapie HBO-Rechten HBO-V HEBO (European Studies) HLO Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs Hogere Hotelschool Hogere Zeevaartschool Human Technologie hydrografie IBL IBMS IDM IF Integrale Veiligheid Integrale veiligheidskunde International Communication International Hospitality Management International Relations Management IPO JOURN Kunst & Techniek Kunstacademie Kust- en Zeemanagement LE Leisure Management Levensmiddelentechnologie LOG LTV LVO LVO Aardrijkskunde LVO AE LVO BE LVO BIO LVO DBKV LVO Duits LVO Engels LVO Frans LVO Geschiedenis LVO Gezondheidszorg en welzijn LVO Maatschappijleer LVO Natuurkunde LVO Nederlands LVO Scheikunde LVO wiskunde Maritiem Officier Marketing & Sales Management Media & Entertainment management Media & Informatie Management
HG
HD
totaal
VHI
8 57 55 57
NHL
CHN
10
CHW SDev SEns 14 73
14 1 1
6
101
37
121 1
77 35
80 5 16 2 29
1 1
7
20
19 11 11
6 7
31
23
22 36
3 119 2 18 64
7 18
2 7 14
14 20 3
25
27 21 5 3 14 1 13 19 10 24 13 58 4
1
4
3 4 2 1 6 6 1 2 1 1 2 3 3
3 14 1 18
5 24 4
Art 32 130 55 330 1 8 77 115 5 16 1 49 40 11 82 7 36 3 119 2 25 64 18 2 7 28 20 3 52 21 5 4 14 4 17 25 11 30 13 64 5 2 4 15 3 21 3 5 24 4
respons aansluitingsmonitor 2005-2006 voltijd hogeschool instroom september per opleiding per hogeschool oplnum opleiding 100 101 102 103 106 107 108 110 111 112 113 145 150 115 117 118 119 121 122 123 124 125 176 126 127 128 129 131 132 133 134 192 136
Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutisc Mens & Informatica MER Milieukunde Milieutechnologie Mondhygiene MWD Office Management PABO PEA Pedagogiek Plattelandsvernieuwing Podotherapie Propedeuse Toegepaste Psychologie Ruimtelijke Ordening en Planologie SB&RM SJD SPH Sport en Bewegen Sport Gezondheid en Management TB Technische Natuurkunde Technische textielkunde TI Tourism Management Tuin- en Akkerbouw Vastgoed & Makelaardij Verkeerskunde Voeding & Dietetiek Voeding & Management Voedingsmiddelentechnologie Vormgeving Werktuigbouwkunde Totaal
HG
HD
totaal
VHI
NHL
CHN
CHW SDev SEns
Art
19 6 18
26
36
18
8 18 4 31 36 10
18 80
14 2 44
47 15 97 11
64 27
40 91 23
3
1 122 32 8 34 39
8 36
44 13
8
7
3
9 24 76
197 6 52
1
8
3 155
1
5 17 6 56
17 3 3
45 1
8
28 1 13 9 22 1020
10 158
93
7 313
444
62 1310
653
5 1068
391
19 6 98 8 18 4 136 15 382 76 44 1 3 277 32 25 58 348 6 44 77 17 6 77 17 3 48 9 28 1 13 9 106 5450