KRING VOOR GESCHIEDENIS VAN DEINZE EN DE LEIEST~
█████████ 9030 Wondelgem █████████ █████ █████ De Heer Denis Pieters Blauwstraat 48
CONTACTBLAD Verschijnt tenminste 4 maal per jaar Verantwoordelijke uitgever: Uitgiftekantoor : Deinze Willy Jonckheere 22ste jaargang nr. 2 Winkelstraat 36 9800 Deinze APRIL 2002 Tel. (09)386.32.78
Postrekening 000 - 0434500 - 37, KGK-Deinze, p/a Brielstraat 7 bus 5, 9800 DEINZE
2884
Activiteiten in het vooruitzicht Y zondag 7 april 2002 Ik hoop van ganser harte dat dit Contactblad u nog kan bereiken vóór deze datum. Zondag 7 april 2002 is de laatste dag van onze tentoonstelling in het Museum: "Herinneringen aan herinneringen: Funerair erfgoed in beeld".
Op die dag organiseren we, zoals reeds werd aangekondigd, een geleid bezoek aan de begraafplaatsen van Deinze en Petegeni. Onder leiding van kunsthistoricus Karel Cassiman bezichtigen we een aantal grafmonumenten van de Deinse beeldhouwer Antoon van Parys. Concrete afspraak: zondag 7 april 2002, om 10uur aan het kerkhof te Deinze (kant L. Declercgstraat, niet ruime parking). De verplaatsing naar het kerkhof gebeurt met privéwagens.
Y dinsdag 7 mei 2002 In samenwerking met onze vrienden van VVF-Deinze organiseren we een voordracht in het Museum van Deinze en de Leiestreek, om 20 uur.
De heer John Desreumaux zal ons spreken over de 16' eeuwse emigratie uit onze gewesten naar Haarlem in de Noordelijke Nederlanden.
.^: woensdag 5 juni 2002 In liet jaar 2002 is de herdenking van de Guldensporenslag in 1302 alom aanwezig in het mediagebeuren. Het is voor ons een gelegenheid om een specialist ter zake aan het woord te laten. Op woensdag 5 juni 2002 zal prof. Paul Trio ons in het Museum om 20 uur de huidige stand van zaken van het historisch onderzoek over de Guldensporenslag van 1302 uit de doeken doen.
Prof. Paul Trio, die behoort tot het kruim van de auteurs die meewerken aan de nieuwe "Geschiedenis van Deinze", is één van de organisatoren van het belangwekkende colloquium dat op 11 mei 2002 te Kortrijk gewijd wordt aan "11 juli 1302. Zevenhonderd jaar later".
Museumkroniek Van 27 april lol 16 juni 2002 loopt in het Museum van Deinze en de Leiestreek een tentoonstelling niet een reeks kunstenaarsportretten van de kunstfotograaf Ronny Heirman. Door zijn medewerking aan talrijke kunstuitgaven en tentoonstellingscatalogi bouwde hij een indrukwekkend archief op van het kunstleven in Vlaanderen. Toen het culturele tijdschrift " Vlaanderen " vorig jaar zijn 50' verjaardag vierde, koos liet voor een speciale editie met een vijftigtal kunstenaarsportretten, die de fotograaf zelf selecteerde. Hij koos zorgvuldig de meest geslaagde opnames uit, waarin licht, achtergrond en stemming nauw aansluiten bij de persoonlijkheden uit een brede kring van beeldende kunstenaars, schrijvers, acteurs, musici ... Het zijn deze foto's die in het Museum te bewonderen zijn.
2885
1839. Denombrementen van lenen , gehouden van liet land van Nevele, 1570 111. Lenen in Bachte en Leerne Deze derde bijdrage, over leendenombrementen in Bachte en de twee Leernes anno 1570, sluit aan bij de vorige twee bijdragen waarin denombrementen in Gottem en Wontergem, resp. in Vinkt werden voorgesteld. In de eerste bijdrage staat een korte inleiding over leen, heerlijkheid, denombrement enz., waarnaar we uiteraard opnieuw moeten verwijzen voor een goed begrip van wat hierna volgt. Letteren van recepis van leendenombrementen (a° 1570), gezegeld door Lieven van Sicleers, baljuw van de Gentse Oudburg
Negen leendenombrementen in Bachte en Leerne 26.04.1570 Leen in Sini-Jans-Leerree, groot ca. 10 honderd roeden, gehouden van de Gentse Oudburg door Adolf de Grutere fs..loos "als bediendelick man" (1) van zijn zuster, jonkvrouw Catheline de Grutere, weduwe van Adriaen Triest. Het leen bestaat uit drie stukken of partijen: het ene gelegen "tusschen den goede te Mai_jeghem aen deer zijde ende Simoen vande Mare west an dander zijde" en de andere twee stukken "ten bende vander speije ter Leijen waert". Bij dit leen "behoort een laet die schuldich es telcken kerssavende desen leene twee hennen ende vier ponden parisis in penninck rente, eenendertich eijeren te Paesschen, midts een wachtpenninck up Sente Jansdach midzommers, al dwelck nu met lanchede van tijde verdonckert (=ongebruikelijk geworden) ende te nienten (=nietig) es". Bovendien is dit leen ook schuldig "mijnen voornoemden gheduchten heere" (= de Kon. Majesteit als graaf van Vlaanderen!) "een paer handtschoen". Het leen is "gheldende in hueren (=pachthuur) twee ponden grooten tsjaers". Recepis dd° 14.06.1570 (Zegel verdwenen). 26.04.1570 Leen in Sint-Marien-Leerne, groot ca. 400 roeden, van de Oudburg van Gent gehouden door I-Ieindrick de Weert fs. Paesschiers, hem verstorven en gesuccedeerd bij de dood van zijn voornoemde vader. Het paalt "oost ende noordt azijn heere van Wallebeke, zuudt dhoir (=erfgenaam) van Franchois Slock ende west Lievine sBaets. Dit leen, dat belast is niet een jaarlijkse rente in natura (rogge en gerst), wordt gebruikt door de leenhouder zelf, zoniet zou liet "moghen jaerlicx ghelden indient ment te pachte stelde boven der voornoemde jaerlicxsche rente zes schellinghen grooten tsjaers". Ook staat dit leen "ten reliefve vander bester vrome van drijen (2) ende twintich schellinghen parisis van camerlinckghelde ter doot (=doodkoop) ende int vercoopen (= wandelkoop) den thiensten penninck van dat ghelt". Recepis dd° 10.06.1570 (Zegel verdwenen).
27.04.1570 Leen in Bachie, Leerne en daaromtrent, van de Oudburg gehouden door Manris de Wulf. Hij bezit daarvan de ene helft van 8 bunders 140 (sic?) roeden; de andere helft behoort toe aan Mher .Toos .Iacqueloot (sic), "voortijts al een leen gheweest". Recepis dd° 12.06.1570 (Zegelfragment). 27.04. 1570 Leen in Bachie, Leerne en daaromtrent, door Joos Jacquelot (sic) gehouden van de Oudburg ("by incorporatie vanden Lande ende heerlichede van Nevele danof tselve leen voormaels ghehauden was"), groot deze rechte helft 8 bunders 40 (sic) roeden. De andere helft (cfr. supra, vorige item) behoort gemeen en onverdeeld toe aan Mauris de Wulf. Volgt nog een opsomming van diverse onderdelen van dit leen, o.m. in Vosselare en in Bachte (de Kamersch, de Lentacker, in Cackaerts houck, Raes goedt, de Brugghemersch, de Hammekins,
2886
Kellens beke ). Dit leen zou, volgens oude bewijzen , omtrent 11 bunders groot geweest zijn. Recepis dd° 02.07.1570 ( Zegelfragment). 27.04.1570 Leen in Sint-Martens-Leerne, groot ca. 500 roeden, palende noordelijk aan de Moerstraat, van de Oudburg gehouden door Eloij van Quathem als man en kerkelijk voogd van Joossijne de Meyere fa. Olivier, haar toegekomen bij de dood van haar vader Olivier. Recepis dd° 15.06.1570 (Zegelfragment). 27.04.157() Leen in Sint-Martens-Leerne, groot ca. vier bunders en een geroet, door Gheerolf vanden Zompele fs. Jans gehouden van de Oudburg van Gent. Aan dit leen, dat recht heeft op tol, vond en boeten tot drie pond parisis, behoort ook een tiende "streekende up zeven hondert roeden landts gheleghen aende D...strate, ghenaemt den Snellaert, nu toebehoorende Jozijn sMeijers fa. Oliviers, gheselnede (=huisvrouw) van Eloij van Quathem". Bovendien behoort tot het leen ook het "maelen naest mijns heeren huus ende pacht(hov)e tot Oodonck, midts dat alle persoonen die ter meulen varen of keeren tijden (?) meughen duel- de dreve vanden voorseiden leerre". De leenhouder gebruikt zelf zijn leen, dat anders in pacht zes ponden grooten sjaals zou gelden. Recepis dd° 3 1.05.1570 (Zegel licht beschadigd). 28.04 . 1570 Drie lenen in Sint-Mcartens-Leerne, van de Oudburg van Gent gehouden door Willem Goetghebuer fs. Glaudius. 1. Leen genaamd ten Weghe, groot ca. 16 genieten. 2. Het tweede leen "es tderde vanden goede te Weghe", groot ca. 8 gemeten. 3. Een leen, groot ca. 1 bunder 100 roeden "metten wa]le ende boghaert ende het vederhof, (...) wesende een behuust Ooet". Recepis dd° 03.06.1570 (Zegelfragment). 29.04.1570 Leen in Sint-Martens-Leerne, van de Oudburg gehouden door Jan Codde, groot ca. 18 roeden, "staende tvoornoemde leen ter versterften (= sterfkoop) voor een relief van Benen javelijnen schacht (3) ofte twaelf stuvers daervooren ende bij coope (=wandelkoop) den thiensten penninck van dat ghelt. relief ende camerlincghelt". Recepis dd° 28.08.1570 (Geen zegel). 29.04.1570 Leen in Sint-Maria-Leerne, van de Oudburg gehouden door Pieter Wittewronghele fs. Anthuenis ("als bedienlick man van voochdyen" van Jaesperkin de Lannoij fs. Joos), groot 2 '/2 gemeten, "commende metten westhende ande dreve van Oodoneq toebehoorende der voorseide Majesteijt ende tusschen twee behuusde steden toebehoorende der Majesteijt". Het leen staet "ten reliefve vander beste vrome van drijen ende twintich schellinghen parisis van camerlinckghelde ter doot ende int vercoopen den thiensten penninck van dat ghelt, relief ende camerlinckghelt als vooren ende naer de costume shoofs" (=van het leenhof). Recepis dd° 12.09.1570 (Geen zegel). (1) Bedien(d)elick man wordt hier gebruikt als synoniem van "sterfelijc laat", d.i. een laat (aan de grond gebonden horige) wiens rechten als zodanig niet vererfd worden; bij een sterfgeval "vervangt" hij a.h.w. een "dode hand" of een cijnsplichtige. Zie "Middelnederlandsch Woordenboek", dl. 1 (1885), kol. 641, en dl. IV (1899), kol. 46. Zie ook "Stallaert's Glossarium", dl. 11, blz. 132. (2) De beste vrome (ook: vrame) is de feodale verplichting om aan de leenheer cie beste opbrengst van een van de drie volgende jaren af te staan. (3) Een javelijn (van OFr. javeline) is een korte lans of werpschicht. Deze nogal curieuze (maar ongetwijfeld zeer oude militaire) leenverplichting houdt duidelijk nog verband met de oorspronkelijke plicht tot gewapende bijstand van de leenman aan zijn leenheer.
Paul HUYS m•. 355
2887
1840. En toen zag het er zo uit Regelmatig laat ons steunend lid, Eric Claerhout, ons meegenieten van de rijkdom van het foto-archief van Studio Claerhout. Ditmaal gaat het om een paar opmerkelijke beelden van de "Knok" te Deinze.
Bij foto A [1959] bevond de fotograaf, vader Abel Claerhout, zich in de Kortrijkstraat niet de rug naar de verderop gelegen St.-Martinuskerk. Op de voorgrond links is het uithangbord herkenbaar van apotheker De Waele, en de bakker.rtriporteur van bakkerij Bijl Geb. Verder de apotheek Noë op de hoek van de Tolpoortsraat en de Gentstraat. Rechts in beeld de Ford-garage van Albert Van den Poel en "Café Terminus" van Jules Verscheiden. Op de hoek van de Gentstraat met de Stationstraat is een bord aangebracht met een affiche voor "De Moderne Don Juans, klachtoperette", een stuk dat gespeeld werd door de Socialistische Toneelvereniging in de vlakbij gelegen "Pidle". Verder de uitspringgevel met de "Byrrh"-affiche, waar een viswinkel was met trapjes op. Voor de jongere Deinzenaars geeft de foto een mooi zicht op de "smalle" Gentstraat, vóór de verbreding van de straat. Foto B [1960] geeft ons een beeld van de andere hoek van de Stationstraat met de Kortrijkstraat met het litteken in liet stratenbeeld waar ooit "Café Terminus" van Jules Verscheiden stond.
2888 1841. Josephus Jacobus Jonckheere , geneesheer in Deinze (1766-1784) De eerste academisch gevormde "doctoor" (= licentiaat in de medicijnen) in Deinze kwam er pas in 1730. Dat was een Leuvenaar, Jacobus Franciscus van Landeghem (ca. 1702-1784), die 54 jaar lang in Deinze zijn beroep uitoefende en die in zijn overlijdensakte (parochieregister Deinze-O.-L.-Vrouw) "experimentissimus", d.i. "zeer ervaren" wordt genoemd. We hebben over hem (en over zijn zoon-zilversmid) geschreven in het K.G.K.-Contactblad van januari 1999 (XIX,1), blz. 2484. Toen "doctoor Landeghem" (zo vinden we hem vaak in de archiefstukken vernield) het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, was er in Deinze nog maar één enkele andere doctoor gevestigd (naast een aantal "chirurgijns'', die ook voor een deel van de geneeskundige praktijk instonden), en dat was een inwijkeling afkomstig uit Snellegern bij Jabbeke, aldaar geboren op 30.01.1733 als zoon van Jacobus Jonckheere en Maria Anna Menue (elders ook als Minne vermeld).
Josephus Jacobus Jonckheere , die vermoedelijk in Leuven het diploma van licentiatus rnedicinae behaalde, was eerst gehuwd met een meisje uit Olsene, m.n. Catharina Jacoba van Wonterghem fa. Antonii, maar zij stierf in Deinze (O.L.V.) op 23.03.1768, amper 30 jaar oud. Tien jaar later is hij op 12.10.1778 hertrouwd met een Deins meisje, Anna Catharina Vermandele fa. Joannis Baptistae. Hij had niet haar vier kinderen, alle in Deinze (O.L.V.) gedoopt. Dit zijn ze: -.ioannes Benedictus, °31 oktober 1779 -Eugenia Joanna, °12 maart 1780
-Ludovicus Desiderius, ° 30 september 1781 (zijn dooppeter was de Deinse chirurgijn Charles Willebois). -Leo, °17 juli 1784; in de doopakte wordt hij vermeld als een "filius posthumus", want de vader was al enkele maanden voordien gestorven, nl. op 21 februari 1784 nauwelijks 51 jaar oud. In de Deinse pointingboeken (registers voor de persoonsbelasting op "negotie en gestaethede") vinden we "Meester Josephus Jonckheere, docteur" voor het eerst vermeld in 1766 en daarna tot 1783. In 1766 wordt hij belast op een forfaitaire aanslagvoet ter waarde van 200 roeden of een som van 4 schellingen 5 groten 4 denieren (2) en in 1783 is dat gestegen tot resp. 1 bunder of een som van 23 schellingen (3). Van 1784 af vinden we vermeld: "joffr. de weduwe Jonekheere".
Inderdaad, Josephus Jacobus Jonckheere stierf in Deinze (parochie O.-L.-Vrouw) en werd er op 18 maart 1784 met de hoogste kerkdienst ("officio 9 lection em") begraven, zijn leeftijd bij afsterven werd door de pastoor niet genoteerd. Tussen maart 1776 en december 1783 vonden we hem in diverse akten vermeld als schepen vare Deinze () Een "akte van voogdij" over zijn minderjarige kinderen is bewaard gebleven ('); daarin wordt o.m. de verkoop genoteerd van zijn eigen woning (gelegen "achter het stadhuis, west den Caendele") in juli 1784.
Ook zijn "staat van goed" (boedelbeschrijving of inventaris van de goederen in een sterfhuis met minderjarige wezen) is bewaard (6). Het is, in velerlei opzichten, een interessant document dat een grondige en uitvoerige bespreking zou verdienen. In deze korte nota beperken we ons tot enkele bijzonderheden (voornamelijk betreffende de begrafenisplechtigheid!) Onder de onroerende goederen noteren we o.m. twee huizen op de westzijde van de Markt, "agter het stadhuys, oost de straete, west de Caendele. Onder het roerend goed vinden we o.m. "eene opticque (7) met de printen ende eenen atlas van caerten", samen geschat op 1 pond 6 sch. 8 gr. Interessant is ook de aanwezigheid van een doctoors(winkel): "Item over de weerde van alle de winckelgoederen met de schaelen, toog ende vaeten, tsaemen 18 ponden".
2889
Tegenover de "baten" van het sterfhuis staan dan de "commeren ende lasten", d.w.z. de debetzijde, Daarin vernemen we o.m dat aan het doodsbed van doctoor Jonekheere niet zijn Deinse collega('s) werd(en) gevraagd. Dit kunnen we opmaken uit de volgende uitgavenpost: "Eindelijnge blijft Benen gemeen (sic) last de vaccatie van de eirij nweclecijns• van Gend ten sterfdaege vanden overledenen over hem geconsulteert hebbende. Memorie". En dan de begrafeniskosten ( ze werden in twee parten verdeeld: de ene helft ervan ten laste van de weduwe, de andere ten laste van de vier wezen). Ziehier de belangrijkste uitgaven (uitgedrukt in ponden/schellingen/groten/denieren): 5:8:8:0 lb. - Aan de pastoor (niet zijn twee medecelebranten): - Aan de organist Callewaert (8), voor orgelspel, klokkenluiden, levering van waskaarsen, enz.
- Aan Jacobus Francies Damman, kerkbaljuw, incl.voor het grafdelven, liet "pelderrecht" en liet "sepulturerecht", liet "gebruijck vande roode vaenen ende staedaeren (sic) van oase Lieve Vrouwe ende de heijlige moeder Anna" - Aan Louis de Jonghe, timmerman, voor de doodskist - Aan Pieter Francies de Jonghe "over het gebruijck vanden standaert vanden heijligen Rochus" - Aan de dragers van de lijkkist "over hun teire"
- Voor uitdeling van brood aan de armen - Aan de "twee religieusen van liet hospitael van Sinte Blasius binnen Deijnse over liet opleeden den rouwe in den voorschreven dienst
6:2:10:0 lb.
:7:4:0 Ib. 3 lb. 5 sch. 8 sch. 2 lb.gr.courant
0:9:4:0: 1b. Nog te signaleren (weliswaar niet onder de eigenlijke begrafeniskosten) is ook liet volgende: de "redemptie" of afkoop van het "recht op liet beste hoofd" dat verschuldigd was aan de Markies van Deinze. De afkoopsom bedroeg in dit geval 2 pond 15 schellingen en 4 groten (2:15:4:0 lb.).
Wat kunnen we hieraan nog toevoegen? Vanzelfsprekend de globale eindafrekening van baten en kosten van de staat van goed: - de baten: 337:12:10:0 lb.gr. - de schulden: 774:19:01:6 lb.gr. Er bleef dus een nadelig saldo van precies 437:06:03:06 Ib., zoals reeds gezegd 50/50 te verdelen over de weduwe, resp. de wezen. We begrijpen nu waarom in juli 1784, vier maanden na het overlijden van doctoor Jonckheere, de woning aan de markt, "agter het stadhuijs", verkocht moest worden...
En we begrijpen ook waarom in de pointingboeken van 1792 tot 1796 zijn weduwe als "arme" (!) geboekt staat. Later zette ze zelf een winkel op ttu^. (1) Het begrafenisregister van Deinze-OLV (f 2857) vermeldt als overlijdensdatum 18.03.1784, terwijl de staat van goed (zie noot 6) hiervoor 21.02.1784 opgeeft. Misschien werd de kerkelijke rouwplechtigheid slechts een maand later gehouden? (2) Rijksarchief Gent (RAG), Deinze Oud Archief (DOA), nr. 199: Pointingboek 1766, t° ]v'. Ter vergelijking: zijn collega Jacobus van Landeghem wordt belast op 100 roeden en hij betaalt 2 schellingen 2 groten 8 denieren ; de chirurgijn Charles Willebois wordt belast op 250 roeden en hij betaalt 5 sch.6gr. 8clen . De pastoor van Deinze wordt "over zijn tiende" belast op 300 roeden voor een soni van 6 sch.8gr. (3) RAG,DOA, nr. 202: Pointingboek 1783, f° 9. Ter vergelijking: zijn jongere collega, lic. med. Bernardus l-lermanus vander Heeren, wordt belast op 450 roeden voor een song van 1 1 sch.6 groten; zijn oudere collega (81 jaar oud en "Fin de carrière"), lic.med. Jacobus Frans van Landeghem, op 200 roeden voor een som van 5 sch.1 groot 4 den ieren; apotheker Augustinus Claes op 800 roeden voor een som van 1 pond 5 groten 4 denieren en de chirurgijn Charles Willebois op 400 roeden voor een som van 10 sch. 2gr.8den.
2890
(4) RAG,DOA, reg 369 (f 4v° en 7v0, resp. dd° 16.03.1776 en 30.03.1776) en reeg. 370 (akten dd° 20.09.1783 en 23.12.1783); zie ook noot 6 betreffende zijn staat vangoed, waarin eveneens melding wordt genaakt van zijn schepenambt. (5) RAG,DOA,370, f" 103 sub nr.71. (6) RAG,DOA,454: losse staat van goed, ten "sterfhuize van d'heer Jacobus Joseplius Jonekheere, Licent. in de medecijnen ende schepere der stede van Deijnse"; aan de weesheren overgedragen op 1 1.12.1784). Houderigge is zijn weduwe, Anne Catharine Vermandele fa. Jan. Deze staat van goed bevat ook een afschrift van het "contract antenuptiael", dd° 8.12.1778 ( verleden voor notaris C.P. Martens, d.i. de Deinse hoogbaljuw Charles Philippe Martens, toen een der machtigste en rijkste manne in onze stad). (7) Een ` opticque" (van Lat. op/ica) was een soort van kijktoestel, bestaande uit een kastje niet daarin een schuine spiegel, waarin men door een lens liet weerkaatste beeld van een prent kon zien. In de tweede helft van de 18` eeuw was dit een gegeerde nieuwigheid. (8) Over Franciscus Xaverius Calewaert (Kortrijk 1756-Deinze 1837), sinds 1778 organist van de OLV-kerk, cie overgrootvader van bisschop Calewaert: zie K.O.K. Jaarboek L (1983), blz. 79-1 12 (bijdrage van -Iernan Maes). (9) Het "beste hoofd" (Fr. meifleur cateil) was een voorrecht van de feodale heer: hij mocht, bij een overlijden, liet beste stuk roerend goed uitkiezen; oorspronkelijk was dat meestal een stuk vee (vandaar de term "beste hoofd"), maar het kon ook een meubel zijn (b.v. bed, kast of tafel). Later werd een levering "in natura" ongebruikelijk en de verplichting werd in een geldsom omgezet. i-let beste hoofd gold meestal t.o.v. de cijnshouders. Poorters waren nooit aan dat recht onderworpen. In liet onderhavige geval bewijst dit dat doctoor Jonckheere geen poorter van Deinze was, zoniet ware die "redeoptie" overbodig geweest. (10) RAG,DOA,nr.203 (pointingboeken 1792 en 1793) en nr. 204 (idem 1794 tot 1796). In liet Deinse bevolkingsregister van 1808 (RAG,DOA, reg. 649, vol-nr. 62) staat Jeanne Cath. Vermandele (=weduwe .I.J.Jonckheere) vermeld als "winkelier", 51 jaar.
Paui HUYS nr. 356 Naschrift Bij het voorbereiden van deze bijdrage, op de archiefzolder boven de Deinse bibliotheek, werd mij door een der KGK-leden gevraagd of onze voorzitter, Willy Jonekheere, misschien Een afstammeling van deze Deinse doctoor is. De familie van de laatstgenoemde was dus van Sneilegem afkomstig, terwijl onze voorzitter zijn voorouders te zoeken heeft in zijn geboortestad Poperinge. Toch wel een eindje van elkaar verwijderd, zo te zien. Willy R. Jonekheere (°Poperinge 27.02.1942), gehuwd met Diana Stalpaert (°Mere 16.0j. 1942), kwam in Deinze (Astene) wonen, nadat hij in 1966 als lic.hist. leraar (geschiedenis en aesthetica) was geworden aan het Sint-Hendrikscollege (waar hij bleef tot 1997). Zijn proefschrift (KULeuven 1965) was een studie over liet Leuvens stadsbeeld omstreeks 1830, waarbij hij liet kadaster gebruikte als "bron voor de lokalisering van arm en rijk". Voor de Deinse geschiedschrijving maakte hij zich verdienstelijk met studies over "Honderd jaar stedelijk muziekonderwijs te Deinze 1886-1986' en over "De Koninklijke Katholieke Fanfare Sinte-Cecilia van Deinze, 1890-1990. In ons K.O.K.-.Jaarboek publiceerde hij o.m. bijdragen over liet ontstaan van liet Sint-Hendrikscollege (Jaarboek 1984) en over een van de collegeleraars aldaar, m.n. Ignace De Sutter, muziekpedagoog en liederencomponist, die van 1937 tot 1946 in het college leraarde (Jaarboek 1986). Eerder al, in 1979, schreef Willy Jonckheere samen met Herman Todts de belangrijke studie "Leuven Vlaams. Splitsingsgeschiedenis van de Katholieke Universiteit Leuven". En in 1992 verscheen zijn studie over ".Jan Verroken, Van Harmelcentrum tot Hertoginnedal, als "architekt" van de Taalwetgeving". Dit jaar 2002 is onze K.G.K,-voorzitter dus zestig jaar geworden -nog jong voor een .Jo/7rkheere? Dat verdient een welgemeende proficiat. En natuurlijk met de bijhorende wens: "ad multos annos".
(P.H.)
2891
Eindstaartje
Ik dank KGK-Bestuurslid en deelgenoot Paul Huys voor de mooie attentie. Maar ik had niet gedacht dat hij, als doorgewinterde onderzoeker, zich zou laten (mis)leiden door mijn geboorteplaats te beschouwen als de regio waar mijn roots gelegen zijn. Zoals uit onderstaande beperkte stamreeks (I-VI) mag blijken liggen mijn wortels in de buurt van Diks'muicle, en dat zowel langs vaderszijde als langs moederskant. De stamvaders werden, voor zover geweten, allemaal geboren in Keiem, nu Diksmuide. Aan moederskant zijn alle stamvaders afkomstig uit de buurgemeente Beerst, nu eveneens Diksmuide. Enkel de grootvader van mijn overgrootvader langs moeders kant, mijn betoudovergrootvader dus, is in Leke geboren, een buurgemeente van Keien]. De afstand niet Snellegem is dan helemaal zo ver niet meer. Als ik me nog goed herinner is de literaire criticus Karel Jonckheere, wiens zuster Maria (Oostende 1910- Eke 1998) lang in Deinze woonde (Cecilia-boekhandel, Tolpoorststraat), in zijn voorouders ook uit die streek afkomstig. Zelf geboren in Oostende, zakt de stamvader iedere generatie verder af in de richting van Slijpe...Leke. Misschien moet ik dat eens verder uitzoeken, als ik wat sneer tijd heb. JONCKHEERE Philippe + Keiem 02.08.1794
x
Jeanne CREVIT + Keiem 19 messidor jaar VII (07.07.1799)
II.
JONCKHEERE Jacobus °[Keiem 1783]
x Catharina ROSSEEL ( Keiem 18 .07.1815) ° Schone [ 1793 of 1795] + Keiem 02.07.1864
111.
JONCKHEERE David Alexander x
Rosalie DEPREZ
° Keiem [ 1835]
° Zande [18371 + Keiem 31.03.1900
IV.
x Mero( n)tina SLEMBROUCK JONCKHEERE Gusta ( a)f ° Keiem 13.04.1872 (Keiem 16 .08.1901 ) 0 Bovekerke 15.01.1876 + Keiem 07.01.1957 1 Keiem 12.08.1939
V.
Alma Maria RIVIERE .IONCKHEERE Florent Marcel x ° Keiem 15.08.1907 (Koekelare 01.09.1936) ° Beerst 30.08.1913 + Leuven 08.08.1983 + Leuven 24.10.1988
VI.IONCKHEERE Willy Robert x Diana Rosa STALPAERT ° Poperinge 27.02 . 1942 (Mere 16.12.1966 )° Mere 16 . 03.1942
x Dirk CORSTJENS Vil. JONCKHEERE Heidi ° St.-Amandsber- 14.02.1970 (Leuven 22.08.1998) ° Neeroeteren 1 1. 1 1.1996 VIII. CORSTJENS Ruben ° Leuven 31.01.2000
W. J. 1842. Het eerste lustrum komt eraan !
In 1997 kende het katholiek Vrij Onderwijs te Deinze een hele ommekeer. Er was niet alleen de fusie van een aantal secundaire scholen maar ook de samensmelting van de diverse
2892
basisscholen tot één O.L.V.-Basisschool, ingericht in de gebouwen van de zusters Maricolen in de Kaaistraat/Leiedam.
In de jaren 1950-1960 was het gebruikelijk in de colleges (en wellicht ook elders) dat Rhetoricanen hun afscheid van liet secundair onderwijs bekend maakten via een rouwbericht. Het is deze traditie die de onderwijzers van de basisschool van liet Sint-Flendrikscollege inspireerde tot liet document, dat via een gelukkige wind op onze redactietafel belandde. Naar verluidt werd er indertijd in de leraarskaaier zelfs een heuse rouwdienst gehouden met kist en aangepaste kazuifels uit de sacristie van de collegekapel. Deze plechtigheid was top ,secret, de deelnemers huiveren nu nog bij de gedachte wat er zou gebeurd zijn indien Superior Van Den Braenibussche er op uit was gekomen. brr
Da! Z ergew irtJ tzYt :+€
1, 1 3t
,^Yta?
t
r
in Ii't
ar ,
^ Jol l ( u
1 o
t
... JI-
.gi n
sAsiSt,^,
t-,.J7 I`, var S'.ifl i "ihr lieri
liuliter van de Vrije Ba,i;sctlool.G.Gezell laan Deinze
ti t) Trio'
d cpl
r ir' 1.Jr c'! 1.,1.1w
, . Js .: hart
zijn aangenomen
kinderere
:e. ,1,^=.±^, .a' tlstr :r:, =, s ^It;_tlGtl t1,rr^t:W.f ^:,^,1 - s^ (''i ^I I_a.t= t-llra,:< sl 1? ll^?ZIÍi1 .1' Uit 5ai?li-n „^^lia d tt t'-:e 1 IJCIF'•'1; ^' _IIt It `ar±i tf e :aa+gl r^. id ril itiazlt'd^t 30 juni ul
o ron
123 dagen df !al i?
i i,',a
VRIJDAG 21 MAART 1997_
_.,.+dka'w s.." 1 zie il „ lT:enl1)St U `'.' en I,opzo3 e(1 in te:fJcnboee
'J1%.,I
W. J.
2893
1843. Dit is er niet sneer KGK-lid Astère Allaert bezorgde ons een tweetal amateurfoto's van de Oude Brugsepoort, waar hij zijn jeugd doorbracht. Foto A toont een hoogwaterstand, ergens in de jaren 1960. De schepen konden niet meer onder de brug doorvaren en lagen soms tot verder dan "Bachte-biug" te wachten. Foto B toont het begin van de afbraakwerken aan de Vaartbrug. Nadien zal het kanaal verbreed worden en werd er ook een nieuwe weg langs het Schipdonkkanaal gelegd. Op de (verwoeste) hoek was er toen een café, met daarnaast twee slagers pal naast mekaar: Louis Van Damme en een zekere Heyndrickx.
W. J. 1844. Jeugdwerking in Deinze en Petegem tijdens WO II In november 1942 kregen de lokale besturen van de bezettende overheid het bevel alle organisaties niet jeugdwerking een vragenlijst toe te sturen('). De resultaten dienden voor 5 december op het bureau van de Kreiskommandant te liggen. Hij nam aan dat verenigingen die niet tijdig reageerden, aan hun bestaan verzaakten, en zou daarom hun verdere activiteiten verbieden. De enquête peilde naar het doel van de vereniging, haar samenstelling en structuur, de band met een eventuele koepelorganisatie, haar kenteken(s), vaandel, uniform, uitrusting en activiteiten. Het was niet de eerste poging van Duitse zijde voor een inventarisatie, want ook
2894
in juli '41 had de Kommandantur dergelijke vraag al overgemaakt. De reactie toen - althans in Deinze - was veeleer aan de lauwe kant geweest. Sommige verenigingen hadden met hun koepelorganisatie contact opgenomen om hun houding te bepalen en hadden niet of afwijzend gereageerd.
Het initiatief laat ons echter toe kennis te maken met onze Deinse en Petegemse verenigingen in de oorlogsperiode. Jozef Van Risseghem, die door de oorlogsfusie zowel burgemeester van Deinze als Petegem was, liet alle verenigingen niet een loutere of een gedeeltelijke jeugdwerking door stadsmedewerker Balcaen aanschrijven. In december 1942 bleef de houding van katholiek-geestelijke zijde collectief afwijzend, net als in de zomer van `41. De verantwoordelijke pastoors Pieter Martens (K.S.A.), Robert Vermeersch (Burgersjeugd), A. Dhavé (Patronage Volkskring en de Vrouwelijke Katholieke Burgersjeugd) en Jozef Van Overbeke van de St.-Martenskring deelden in een duidelijk van boven opgelegd schrijven hun burgemeester snee dat volgens hun bisschop de Duitse overheid de kerkelijke instellingen, de parochiale jeugdwerking en de katholieke actie-organisaties niet op liet oog had. Hun verenigingen hadden een louter godsdienstig karakter en waren van zedelijke aard. Dat na liet invoeren van de verplichte tewerkstelling in Duitsland (oktober 1942) ook vanuit de Vlaamse kajottersbeweging de weerstand tegen de bezetter werd georganiseerd, is wellicht aan de Deinse afdelingen voorbijgegaan. -Student Lucien Agneessens (°1921) voerde de boyscouts aan. De Deinse St.-Michielsgroep was aangesloten bij het Vlaams Verbond der Katholieke Scouts (Antwerpen). I-Iij omschreef het doel als liet scheppen van de nodige samenwerking "om onze _jongens te helpen opvoeden naar Roonisch-Katholieke grondbeginselen en eigen landaard in samenwerking met de ouders en de school, tot glorie van God en baat der samenleving." Zijn vereniging telde 120 jongens en 6 meisjes die wekelijks 0,25 frank lidmaatschapsgeld betaalden. Zijn vereniging beschikte over een (oude) clairon. Het uniform van de scoutsgroep bestond toen uit een kakihemd, zwart-witte das en een korte broek. Het kenteken stond in een sinopel (groen) veld met een moderne spiespunt. Het vaandel van goud droeg in elke vleugel een sinopel driepuntige ster en in het midden liet St.Joriskruis in keel (rood). In de zaal van de Deinse Academie (Kalkhofstraat ) kwam op zaterdag van 7 tot 9u30 de VIVO-kern " Boerenbruiloft" oefenen . VIVO, liet Vlaams Instituut voor Volksdans en Volksmuziek(' ), was aangesloten bij Volk en Kunst en werd op dat moment in Deinze geleid door Renaat De Clercq (°1922). Er waren 9 mannen en 13 vrouwen bij aangesloten die een jaargeld van 5 frank betaalden . De lokale leden droegen het VIVO-kenteken en de afdeling bezat een VIVO-vaandel. Schaarleider M. Verniers van NSJV/DBV (Nationaal Socialistische Jeugd in Vlaanderen/Dietse Blauwvoetvendels) reageerde de 2e van de wintermaand '42 vanuit Astene. I-Iij bracht liet Deinse stadsbestuur ervan op de hoogte dat Bouwleider Paul Daels van Groot-Gent de formulieren voor Schaar 1 Deinze (vendel: C. Onderbeke) zou invullen. De lokale turnverenigingen hadden hun werking stopgezet. H. Hoste van de socialistische Turnclub Voor Ons Recht antwoordde dat er al sinds 1939 geen activiteiten meer waren; de liberale Jonge Turners Deinze hadden volgens Roger Minnens hun prestaties op 9 mei 1940 gestaakt.
2895
Toch was er nog sportactiviteit bij ons. Vooral de voetbalploegen testten het oorlogsgras, maar we twijfelen eraan of ze enige vorm van jeugdtraining of jeugdcompetitie organiseerden. Maar ze reageerden.
V.V. Sparta Petegem beschikte over 30 leden die de kleuren van de mauve-witte ploeg verdedigden of behartigden. Het doel van Sparta was niet enkel het hanteren van de voetbal, maar ook liet beoefenen van atletiek. Het bestuur werd geleid door zoals hij zichzelf omschreef "boventallig brievenbesteller" René De Sloover (°1908) en de ploeg was aangesloten bij het Katholiek Vlaams Sportverbond Oost-Vlaanderen (Gent). De vergaderingen van het clubbestuur vonden in de St.-Martenskring plaats. Ook Voetbalvereniging Patroclub Deinze maakte toen nog de weiden onveilig. Voorzitter Leon De Wilde omschreef liet algemene doel als "lichamelijke ontwikkeling" en vergaderde niet zijn bestuur in de Deinse Volkskring. Hij beschikte over 100 (mannelijke) leden die eveneens bij het KVSOV aangesloten waren. Zijn ploeg speelde in een sportkledij die hij kleurrijk omschreef als "wit, wit-zwart, rood, wit, rood-zwarte trui". We laten de interpretatie aan de specialisten over.
George Torck van Sportkring Deinze zwaaide niet een afschrift uit de zomer van 1941, waaruit duidelijk werd dat S.K. niet onder het Duitse Kommandanturbevel viel: er bestond geen jeugdafdeling. Vanuit een heel andere sporttak reageerden Lucien Lagrange (voorzitter) en Carlos Van Hee (secretaris): ze dachten eveneens dat hun zwemclub Witte Ster Deinze (3) niet in aanmerking kwam. Op 30 november 1942 deelde voorzitter Paul 1-lautekeete van de Vereenigde Tael- en Kunstminnaars Van Risseghem mee dat zijn toneelmaatschappij Vooruit over geen ,jeugdorganisatie beschikte. De burgemeester zelf was voldoende op de hoogte van liet reilen en zeilen bij de Burgersbond. De katholieke toneelvereniging had evenmin een uitgesproken .jeugdwerking. SAD, Deinze, 2.073. 532.2. Briefwisseling Deinze 1940-1943. De archiefdoos bevat zowel liet Kommandanturbevel nr. 40 (10.1 1.42), de vragenlijsten als de antwoorden. Of stond Vivo in Deinze voor liet Vlaams instituut voor Volkskunst? Met de nodige druk probeerde men tijdens de bezetting de Engelse naaien van sportclubs te vernederlandsen.
Tony VANHEE 1845. De Deinse Flandriens . Vervolgverhaal
In ons vorig Conlaciblad (CB02/1, p. 2880-2881) schreef onze erevoorzitter Hernoor Moes een stukje over "Deinzenaars in de Ronde van Frankrijk". Emmy De Mulder bezorgde ons nog wat aanvullende gegevens in verband met haar ooms Marcel en Frans De Mulder. Ons steunend lid, Daniël Speijbroek, heeft dit artikel met bijzonder veel aandacht gelezen. Vader was wielrenner, zelf heeft hij ook een paar pogingen gedaan op de fiets, maar het wandelen gaat hem beter af. De 47.000 kilometer die hij intussen aflegde hebben hem al naeer dan een trofee bezorgd. Vanuit zijn belangstelling voor liet sportgebeuren kon hij niet anders dan ons attent maken op de namen van een paar vergeten cracks: Jaak De Boever en Henri De Wolf. In een publicatie van Arnold Vandenbroucke, b ak De Boeven. Ilet verhaal van een J.opzilaire w-nielervedelle, Gottem 1993, 92pp., lezen we dat de Gotteninaar tot viermaal toe deelnam aan de Ronde van Frankrijk. In 1962, van 24/6 tot 15/7: 77` plaats op 2u.44'8'' van winnaar J.Ancjuetil In 1963, van 23/6 tot 5/7: opgave in de 13' rit wegens zweren
2896
In 1969, van 28/6 tot 22/7: 60` plaats op 2u.47' 11" van winnaar E. Merckx In 1970, van 26/6 tot 19/7: 98' plaats op 3u.22'4" van winnaar E. Merckx "Rieke" of "Ritten De Wolf', zoals sportjournalist Fred Daman hem in Het Nieuwsblad in 1977 noemde, kende een "fameuse carrière bij de. jongeren (maar die) werd niet doorgetrokken bij pro/s... ". Deze geboren Deinzenaar, Deinze-Kouter, Kaleshoek, nam eveneens vier keer deel aan de Ronde van Frankrijk: tweemaal niet de ploeg Solo-Superia in 1963 en 1964, en tweemaal met de Nederlandse ploeg Willem II in 1965 en 1966. I-Iij behaalde er een 33` , 60` en 76` plaats. W.J. 1846. Korte verhalen uit WO 1
Majoor DIEGERICK Edmond Lodewijk, afkomstig van Deinze, gedurende WO I overleden in Nederland. 1-Iij werd geboren te Deinze op 30.10.1855 (geboorteakte nr. 84/1855), uit zijn Deinse moeder Francisca De Smet en Charles Diegerick die te Wakken geboren was.Het gezin woonde Kouter-huis 615. Later huwde hij met Hortence Marie-Thérèse Van De Walle. Zijn vader was sluismeester te Deinze en overleed op 06.02.1858. Hij was dan 42 jaar. Zijn moeder verwachtte haar tweede zoon. Na het overlijden van haar man ging ze met Edmond en een huishoudster in Tusschenbruggen 514 wonen. Haar tweede kind, Charles Louis, werd er op 05.06.1858 geboren (wijk C -parochie St. Martinus). Zij verhuurde er tot 1860-1861 kamers aan twee bedienden van de accijnzen (BVR D 1855-1865/5) en verhuisde dan naar de Merktstraal 58 waar zij een
l„+:,,
a. ....,^...,4 ,.r, ., ..,s•,.
!1., 1
, ,. -
winkel in kruidenierswaren hield (BVR D 1866-1876/101). Moeder sterft op 23.1 1.1872 in het huis op de Markt.
Edmond Lodewijk staat nu niet meer ingeschreven in dit gezin en is vermoedelijk reeds bij liet leger. In de bevolkingsregisters van 1876-1880/6 vinden we hem in Deinze terug. Hij werd ambtshalve ingeschreven op het adres van zijn jongere broer Charles-Louis, Merktsiraat 28, als onderluitenant van liet 4` Regiment Voetvolk - Stamnummer 10102. Op 27.10.1879 werd hij uitgeschreven voor Oostende. Hij was toen 23 jaar. Zijn broer verblijft nog te Deinze tot 25.08.1882 en vertrekt dan naar Gent. Hun verdere levensloop kunnen we te Deinze niet meer volgen. Behalve deze twee gebroeders kwam deze naam te Deinze niet voor.
Edmond-Lodewijk overleed met de graad van Majoor bij liet 2` Linieregiment op 8 augustus 1916 te Rotterdam aan de gevolgen van een hartkwaal. Hij was vóór de oorlog reeds pensioengerechtigd en heeft als vrijwilliger deelgenomen aan WO I. Vermoedelijk werd hij, nadat de Duitsers Antwerpen hadden ingenomen, met zijn eenheid afgesneden van de vluchtweg naar het westen en was hij genoodzaakt uit te wijken naar Nederland waar ongeveer 30000 Belgische militairen gedurende de ganse oorlog geïnterneerd bleven in verschillende kampen. Hij verbleef in het kamp van Amersfoort. Hij werd begraven op de katholieke begraafplaats van Crooswijk - Rotterdam. Op 3 oktober 1919 werd hij bijgezet in de familiekelder van zijn schoonouders, park B - rij I-IW - nr. 11, op
2897
de gemeentelijke begraafplaats van Mariakerke-Gent . In 1983 was de concessie verlopen en werd liet graf opgeruimd. Bronnen :
- Registers van geboorte Deinze . De bevolkingsregisters van Deinze. -Krijgsmacht - Defensiestaf - Evere-Brussel - Registers van begrafenis te Mariakerke. -'ONZE HELDEN' Gestorven voor hei Vaderland België's Epische Strijd van 1914 lol 1918 onder leiding van René LYR. Romain DE BOUVER
1847. De graancrisis van 1740-1741 in een lofdicht op aartshertogin Maria Elisabeth, landvoogdes van de Zuidelijke Nederlanden Over Deinze en Petegern tijdens de graanschaarste in de jaren 1740-1741, als gevolg van de zeer strenge weersomstandigheden van toen, hebben we in liet K.O.K.-Kontaktblad vroeger enkele kleinere bijdragen gepubliceerd (t), geput uit de bestaande (schaarse) archiefbronnen terzake (2) Maar niet alleen archiefdossiers leveren ons informatie terzake. Ook literaire bronnen (weinig gebruikt en vaak veronachtzaamd of zelfs misprezen door historici) geven ons een kijk op de werkelijkheid van vroeger. Zij het dat die benadering dan totaal anders is, uiteraard poëtisch gekleurd en (heel) subjectief wat de voorstelling en/of interpretatie van de historische feitelijkheid betreft. Maar laten we toch maar allereerst de poëzie (of moeten we hier eerder zeggen: het rijmwerk?) zelf aan het woord. In een lofzang op "de (h)erlevende Belgica" en op de in 1741 overleden );ouvernante der Zuidelijke Nederlanden, aartshertogin Maria Elisabeth van Oostenrijk I, uit de pen van ene Michiel F. Vermeren (4), lezen we hoe de strenge wintervorst als een echte "gesel Gods" over onze streken werd gezonden: Sief eens de eerste straf die hy (=God) hier quam te senden Dat was 'nen fellen Vorst die alles quam te schenden (*) Gemengelt tusschen bey' niet eenen Noortschen wint, Die hier in Nederlant heeft meni_h Vrucht i'erslinr, = verslonden .Ia selver oock het Vee besloten in cie Stallen, = schielijk Die wirden door den kouw seer schiede overvallen, Sv wirden schiedelyck door kouw en grooten noot, Verrast ende vernielt, verdreven door de doof. (...) Hy (=God) liet den fellen Vorst. den Sneeuw en boose baeven = windbuien Ontrent vier Maenden lanck lot straf en plage waeyen = treedt Van den boosaerdigen, die trede niet den voet Syn wel bemint geslacht, het arm onnoosel bloet. (...) = voor_ien Veel rycke Boeren dan versien van geit en graenen, Waer van den Hemel selfs hun dickwils quam vermaenen, Dat sv den armen Mensch in dien hongers-noot, Souden doen onclersvant, door spyse ofte broot. = basrand Maer keen bermhertigheyt en wirdt in hun gevonden, Sy thoonden eenen aert, veel arger als de honden, Maer eieest als aen hun deur, als daer wirdt broot ghevraeght Daer wirdt 'nen armen Mensch, niet laster af-gejaeght. Wat droeven tydt! eylaes! Die werckten voor die dieven, = wilden Al hadden sy nogh eelt, s'en wouden niet gerieven
2898
Aen hunne werck-lien selfs, die door hun sweet en bloet, Hadden hun aengebracht, geit, graen en ander Boet. Door deel ertneckigheydt, soo sagh men alle daegen, (**) Het graen en ander spys, tot hoogen prys op slaegen = stijgen Soo dat men met verdriet, uyt intrest van de baet = dure tijd Sagh eenen dieren-vdt, en seer bedroefden staet. = hart Hoe menigh Ouders hert, en quam dan niet te scheuren Als s'hoorden het gekerm, het weenen en het treuren, Van een verhongert Kindt die broot noch spys en vont Maer die niet wortelen moest vullen synen mont. Ja ar-er menighnael niet kruyden van de hevden, = heidegrond Met menigh vremt gewas van velden en uyt weyden, Daer mé noest menigh Mensch syn leven houden staen, Wou hy de wreede doodt een wynigh noch ontgaen. = bedrog Doch vele vol In*wvck, tot vermeeringh der qualen, Die gingen in vremt Landt bedorve graenen haelen, = schaar, bende, Maer meest by t'Hollants rot daer weynigh graen en groeyt, slecht volk Als dat s'uyt ander landt krygen door geit en moeyt. Het geen sy sluyten op, houden in Magazynen Tot dat de deught en kracht daer selver uyt verdwynen, Het welck sy senden dan nier eenigh ander Landt, = duur Waer dat het graen is dier, door Vorst oft door Vyandt. Dat slecht ende rot graen, van muys, en worm uyt g'eten, Jae van de vuyle Rat gebeten, vol gescheten, = korenvorm En waer 't C'allcander dier de bloem hadt uyt gehaelt = -emelen Soo dat' er niet en was, als seinels af-gemaelt. Dit brachten sy in 't Landt niet vrachten ende schepen, Door hunne Maeckelaers vervult niet slimme knepen, Die voeghden dit vuyl graen al dickwils by het Boet, Waer door bedrogen wirdt 'oen armen goeden bloei. =sukkelaar = hielden Oock vrecken uyt de Stadt, die 't geit hielen gesloten, = beurs Die hebben dan hunn' hors' t'onrechten uyt gegoten, Sy kochten clan veel graen voor hunne grage Ziel, Dat hy daer menigh jaer syn volck niet onderhiel. = mee onderhield (...) Terwyl den armen niensch in dees bedroefde tyden Quam door dees listigheyt seer bitterlyck te lyden, Soo heeft ons Gouvernant Maria hoogh geacht, Veel aelmoesen gedden aen menigh ai-ni geslacht. .lae liet de Borgers oock, die men dan quam verdrucken, Door brandt oft ongeval oft ander ongelucken. (***) Daer aen gaf sy den troost in hunnen tegenspoet, En schonck aen die een deel, van 't beste van haer Roet etc. etc. (*) In margine staat de volgende toelichting: "In 't Jaer 1740 begonst liet soo fel te vriesen dry daegen naer dry Kon ingen tot half Meert eer de Vaert ende rivieren der Nederlanden gebruyckbaer wierden, waer door eene nmenighte van graen, menschen en beesten vervrosen." (**) In margine de toelichting: "In 't jaer 1741." (***) In margine de toelichting: "Gaf aen Sr. Bauwens (5) ses duysent guldens tot (h)ermaken van eenen nieuwen Panpierniolen (sic) die afgebrant was."
Tot zover dan deze bloemlezing van een zestigtal verzen uit Michiel F. Vermerens "Erlevende Belgica" (1749), annex lofzang op Maria Elisabeth.
Veel verklaring is hier wel niet bij nodig. De tijdsschildering is raak en treffend, omdat het leed niet abstract geformuleerd, maar duidelijk gepersonaliseerd wordt. Zeer gure weersomstandigheden (maandenlange vorst en sneeuw) hebben voor graanschaarste en hongersnood gezorgd. Mens en dier sterven van koude en ontbering. Ouders zien hun kleine bloedjes van kinderen verhongeren, terwijl rijke boeren het graan hamsteren, tot de prijzen
2899
nog hoger stijgen. Er worden zelfs handeltjes opgezet met bedorven graan, dat nadien onder het goede graan gemengd wordt. Woekerpraktijken en gemeen bedrog dus: dat is de manier waarop boeren en graanhandelaars op de door Gods gezonden geselplaag reageren. Het is van alle tijden: winst slaan uit de nood van armen en kleinen enerzijds. En daarnaast dan de "berekende" weldadigheid van andere rijken, die de beurs toch maar openen, zij het minder uit echte menslievendheid dan uit welbegrepen eigenbelang voor hun zielezaligheid. Of: hoe de poëet de zakelijke gegevens voor de historicus komt aanvullen niet andere (i.c. morele) bedenkingen die precies de algemeen-menselijke kant van de feiten belichten en nuanceren. De dichter als mentaliteitshistoricus dus ... Een andere kijk. die loont. (1) Zie K.O.K.-Kontaktblad X, 3 (maart 1990), blz. 1241-1242; XI, 4 (mei 1991). blz. 1424-1427; XI, 5 (juni 199 I ), blz. 1439-1444. (2) Rijksarchief Gent, Oud archief Deinze, nrs. 119 en 523. - Deze toen door ons gebruikte archiefbronnen kunnen nog aangevuld worden niet een dossier in Ibidem, Archief van de Raad van Vlaanderen, nr. 30.797 (graanschaarste en graanvisitaties, a° 1740, niet gegevens betreffende Deinze, Pete^em , Oisene, en een aantal andere dorpen en steden in het graafschap Vlaanderen). (3) Aartshertogin Maria Elisabeth (1680-1741), die van 1724 tot 1741 landvoogdes was van de Oostenrijkse Nederlanden, was de dochter van Leopold 1 (1640-1705, keizer sinds 1658) en diens derde vrouw, Eleonore van de Palts. Maria Elisabeth was dus een zuster van Jozef 1 (1678-171 1, keizer sinds 1705) en van Karel VI (1685-1740, keizer sinds 1711; vorst der Zuidelijke Nederlanden van 1713 af). Maria Elisabeth, die ongehuwd bleef, was een streng gelovige en zeer ontwikkelde vrouw, niet een brede belangstelling. Zij was haar onderdanen genegen en haar zorgvol beleid kon voor onzegewesten gunstig uivallen, want zij had van het centraal gezag in Oostenrijk een uitgebreide bevoegdheid gekregen en zij gedroeg, zich ook vrij onafhankelijk ten opzichte van Wenen. Zij werd na haar dood (+ 27 oktober 1741) begraven te Brussel in de Sint-Goedelekerk. Haar nicht, de oudste dochter van keizer Karel VI, was Maria Theresia, gehuwd niet Frans 1 van Oostenrijk (keizer van 1745 tot 1765). (4) Michiel F. VERMEREN, "De erlevende Belgica, onder hunne onverwinnelyckste en Triumpherende Keyserli.jcke ende Konincklijcke Majesteyt Maria Theresia ende Franciscus den 1. Rooms Keyser." (Gevold door:) "De erlevende Belgica, ofte het goethaerdigh Jock (=juk) van het Huys van Oostenryck, onder cie Gouverneringe van haere Doorluchtighste Hoogheyt Maria Elisabeth etc. etc. Behelsende eerre korte beschryvinge van haer Godtvruchtigh Leven. MDCCXLIX (=1749). Verlucht door een aantal gravuren (een portret, historietaferelen en landschappen). We citeerden uit liet exemplaar in cie Gentse Universiteitsbibliotheek, nr. 1-1. 961, t° 16-18. - Michiel Vermeren was een Brusselaar ("bourgois de Brusselles " noemt hij zichzelf in de in het Frans geschreven opdracht vooraan in hel boek). Van hem is nog bekend: "Den theatre des bedroghs oft de listighe onstantvastigheyt des werelts" ( Brussel , bij Jacob vande Velde, z.d. = ca. 1740, 1` druk). In 1743 verscheen bij dezelfde drukker een vermeerderde uitgave: "De listige onstantvastigheyt des weirelts (...), aengewesen door schoone historien ende geschiedenissen. Als mede door eene menichte van nieuwe Rym-Dichten , SinneBeelden, door Michael F. Vermeren". (5) Peeter Joannes Bauwens had in april 1726 in Diegeen een dubbele papiermolen opgericht (op een vroegere molensite, waar twee papiermolens hadden gestaan die omstreeks 1700 door Nederlandse soldaten waren verwoest). Amper elf jaar later, op 15 mei 1737, brandde zijn molen compleet uit ("op clijnen Lijdt tot in den grondt toe afgebrandt, sijnde de schade hier van verschrikkelijk"). Bauwens liet de plaats van ramp zoals ze was en richtte (blijkbaar dus niet de financiële hulp van de Landvoogdes) onmiddellijk een andere papiermolen op, in een van de grotere Zennemolens in Brussel . Reeds begin november van hetzelfde jaar werd daar "het eerst Bladt Pampier gemaekt". En een jaar later, op 6 oktober 1738, bezocht de Landvoogdes herself "de fabriecke van Parapier van P. J. Bauwens , alwaer sij ten uijttersten content van was ende wel 1 '/2 ure daer gebleven ende hem haere protectie belooft". Dit persoonlijk bezoek bevestigt de waarschijnlijkheid van liet feit dat zij aan Bauwens, na de brandramp, de nodige guldens heeft geschonken om te kunnen herbeginnen. De aangehaalde citaten (uit liet "Memorie Boeck" van de Brusselse tapijtwever Daniel Leyniers, die de zwager was van P .J. Bauwens), hebben we ontleend aan een studie over de papier molen in Diegeen, gepubliceerd in BPH-INFO (Belgian Paper Historians Association), nr. 50, maart 1999, blz. 5-10.
Paul 1-IUYS nr. 357
2900
Maessprokkcls Wie 75 jaar wordt heeft een lang verleden . Zijn verleden groeit nog . Zijn toekomst krimpt. Wie 75 wordt heeft veel herinneringen: aan een tijd toen alles zoveel anders was. Ik ben nu 75, en ik heb in ons Contactblad af en toe iets verteld over mijn kinderjaren in St.-Niklaas, over mijn schooltijd bij de Broeders Hiëronymieten of aan het (toen nog zeer nieuwe) atheneum; om van mijn universiteitsherinneringen nog te zwijgen.
Op afstand gezien, waren dat goede jaren; alhoewel de oorlog-WO II- die kwam storen. Maar ik ben dankbaar. Dankbaar aan mijn ouders, mijn tantes (die altijd thuis waren), mijn onderwijzers, leraars, professoren en een hele reeks studiegenoten die vrienden voor het leven werden en bleven. En eens afgestudeerd, begon een nieuw leven: mijn eigen gezin, mijn eigen beroepsloopbaan. Maar ook de kinderbelevenissen blijven daarin doorzinderen. Koning Boudewijn
Toen koningin Fabiola ons museum bij de kerk (liet oud museum) bezocht werd ze begeleid door Luc Putman, toen cultureel adviseur bij het 1-lof. (zie KOK: Koninklijk bezoek) Ik kende Putman uit mijn studententijd: hij kwam ook in de Pax hij de Voskens, ons staallokaal.
Over zijn vader: zie KOK en WO II (Willem Putman) en in mijn artikel over Albert Saverijs' brieven, Luc Putman schreef in 1997 een boek "In Diensul van Koning Boudewijn" (nogal flauw van inhoud en "onvoldoende" van taal). Op blz. 17 vernoemt hij baron Beyens die in 1962 ambassadeur in Madrid werd - dit moet een afstammeling zijn van de familie Beyens die in Deinze ± 1800 een rol speelde en waarvan in 1914218 een afstammeling aan het Hof was bij koning Albert I (zie KOK Jb. Rene De Clercq over de Vrijmetselaars in Deinze) blz. 23 vernoemt hij Albert Saverijs. Het franstalig satirisch blad "Pan" nam liet Willem Putman kwalijk een vriend te zijn geweest van Stijn Streuvels en van Albert Saverijs, ook tijdens WO II! blz. 90 staat een nota over liet schilderij "Pique-nique" van Emile Claus, een schilderij in liet bezit van het Hof. Die nota zal zeker notaris Dufaux interesseren en zeker ook onze museumconservator Veerle Van Doorne.
Gouverneur Balthazar Ik heb al vaak geschreven en beweerd dat ik liet spijtig vind dat Vlaamse Beweging en sociale/socialistische beweging niet samen gewerkt hebben, integendeel: mekaar ontliepen. I-loe komt dat toch? Ons dat te weten moet men liet bundeltje opstellen en toespraken lezen, gepubliceerd in 1999, van gouverneur Balthazar: Op de Oranjeberg = Opstellen en toespraken over de Vlaamse Beweging, uitgegeven door Lannoo, in opdracht van de Bestendige Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen, en ingeleid door Piet Van Eeckhaut, voorzitter van de provincieraad. Herman Balthazar heeft liet over Verlooy, Spilthoorn, Moyson, Van Beveren e.a. en hun onmacht, over de taalflaminganten en hun onmacht, die, hadden ze kunnen samenwerken, een macht waren geworden samen met de christendemocraten van Daens, nog een onmacht in de strijd tegen de franciserende bourgeoise. Onderlinge en wederzijdse onverschilligheid (tot vijandschap) maakten de sociale impact van de Vlaamse Beweging tot een misprezen element in het jonge België. Men moest wachten tot Lodewijk de Raet zei dat taalbelang ook stoffelijk belang was; dat taalstrijd sociale strijd was. Maar toen was de
2901
onderlinge afstand te groot geworden. Toen was onze "Vlaamsche Volkskracht" verspild en gebroken. Ook de historiciteit van de 11 julifeesten komt uitgebreid ter sprake. Weer Volgens cie volkswijsheid moet het in december koud zijn en moet het sneeuwen: December koud en welbesneeuwd,
zo maak maar grote schuren gereed. Dus: in december koud en met sneeuw is goed voor de landbouwproduktie. Er zijn ontzettend veel weerspreuken, gegroeid uit de ervaring van eeuwen. Maar op alle regels zijn er uitzonderingen. Een weerspreuk geeft een tendens weer; liet is geen wet. Er is meer kans dat liet weer is als in de spreuk. Maar er is geen zekerheid.
Mijn eerste boeken Toen ik zes jaar geworden was verliet ik cie "kakschool" en ging naar de "grote school". Op liet einde van ieder schooljaar was er prijsuitdeling. We werden gerangschikt naargelang ons puntencijfer bij de "kampstri.jden" opliep - nu heel dat, ook in de lagere school al, "examens". (wedstrijden-proefwerken)
Hoe beter geklasseerd des te groter was de stapel boeken die we kregen, jaar na jaar. En aangezien ik steeds bij de eersten was (op ± 40) werd dat een mooi pak boeken. Ik kreeg er thuis een kast voor: de radio. We hadden in ± 1930 radio thuis. Dat was een hele kast vol instrumenten. Nadien schakelden mijn ouders over op de "radiodistributie" en dan waren die instrumenten (lampen, accu's. veel draden, en "nen oparluir" = haut-parleur) niet meer nodig. Die leeg gekomen kast kreeg ik voor mijn boeken. Ze heeft jarenlang dienst gedaan voor mijn prijsboeken. Want die stapel prijsboeken zette ons tot lezen aan. Wekelijks groeide mijn boekbezit: Vlaamse Filmkens, Hanskens, lvanovs avonturen, week na week. En intussen mocht ik naar de bibliotheek van het Davidsfonds een goed lopende uitleenbibliotheek. Later ook naar de "geleerdere" stadsbibliotheek. Alle Karl May-boeken over Winnetou en Old Shatterhand, Old Surehand. Old Firehand etc. heb ik toen gelezen. Toen ik 12 jaar was mocht ik niet vader mee naar een boekententoonstelling van het Davidsfonds, in de zaal van café De I-Ioop aan het Kardinaal Mercierplein, dat iedereen "den aabriel" (houtbriel) bleef noemen. Voor de eerste keer mocht ik nu zelf een paar boeken kopen - vader zou betalen. En ik ken ze nog, en heb ze nog, die eerste zelf gekochte boeken: Leeuwen (over dierenleven) In het Witte Noorden (pooltocht van Peter Freuchen) Johanna de Waanzinnige Karel De Stoute .fan Zonder Vrees Napoleon En de wekelijkse kinderreeksen liepen ook nog door. Zo leerden we lezen, thuis, bij de kachel. De kachel was liet centrum van de woonkamer. Niet de TV; nog lang niet. Toen op 10 mei 1940 de oorlog over ons heen rolde was het met die prijsuitdeling gedaan. Ik zat toen in de 5` Latijnse. Toen na de oorlog de prijsuitdelingen herbegonnen zat ik al aan de universiteit - en daar waren geen prijsboeken meer. Maar intussen mocht ik ook antiquariaten bezoeken en daar mocht ik soms wat kopen. En die boeken heb ik ook nog: bv. Grundriss der Gcrmanische Philologie, een indrukwekkend boekwerk in drie dikke delen, kocht ik antiquarisch in 1947 in Antwerpen, tegen 450 fr. (één pintje bier kostte toen 5 fr.)
Het was toen voldoende dat liet woord "Germanisch" erbij stond om de prijs te doen vallen. Toen! Maar voor een student-germanist was dat een waardevol bezit. Ik heb die Grundriss nog in mijn bibliotheek. Die afgedankte radiokast heb ik niet meer.
2902
Keizer Karel De titulatuur waarmee hij zijn beslissingen officieel in 1525 inleidde omvatte 72 titels: hij was 27 maal koning (waarvan 20 titels in het Spanje van toen) - hij was 13 maal hertog, 22x graaf, 9x heer van een heerlijkheid (vb. Mechelen). Graaf van Vlaanderen, hertog van Brabant, koning van het Roomse Rijk ... Spanje, de Nederlanden (17 provincies met elk zijn Staten en een Staten Generaal), de vorstendommen in Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië en Spanje ...plus: de Nieuwe Wereld, pas (1492) ontdekt.
Een indrukwekkend geheel ... zonder vaste samenhang en met alle variëteiten van wetgeving en bestuur. Een onoverzichtelijk geheel. Kon hij zelf al zijn titels van buiten opzeggen? Om in al zijn landen te regeren was hij quasi steeds op reis over de onnmogelijk-slechte wegen van toen, te paard of in hotsende-botsende koetsen, niet onregelmatige etenstijden ... Hij reisde zich kapot. Toen hij 55 jaar oud was, was hij fysisch versleten ... en nam ontslag. Het Gentse gerechtsgebouw Ik gaf destijds les in de "Nijverheidschool" aan de Lindenlei. Die straat-lei-loopt langs de Leie en verandert plots van naam en wordt Recollettenlei. die uitkomt aan een brug, de Recollettenbrug; aan de overkant staat het Gerechtsgebouw, in de volksmond liet Justitiepaleis. Dat gebouw staat waar vroeger het recollettenklooster stond, het franciscanerklooster, het klooster der fratres minores, der vlinderbroeders, een orde gesticht kort na 1200, door Fransiscus van Assisi.
Hoeveel kloosters had Gent? Hoeveel bruggen had Gent? en heeft Gent nu? Guicciardini schreef in zijn Beschrijving der Nederlanden, anno 1567, dat Gent toen meer dan 300 bruggen had. De franciscanen vestigden zich te Gent ongeveer gelijktijdig met de dominicanen, (een orde die ook kort na 1200 gesticht werd): vestigden zich te Gent ongeveer gelijktijdig met de dominicanen, (een orde die ook kort na 1200 gesticht werd): ± 1225. Dominicanen vestigden zich in wat nu het Pand is. De geschiedenis van onze steden is doorweven met kloostergeschiedenis, kerkgeschiedenis, en de bouwplannen die erbij horen.
Deinze en zijn kloosters en zijn begijnhof en zijn hospitaal niet erbij horende grote of kleine kapellen. Die kloosters kregen veel bezit en veel erfenissen. Ze werden rijk. Ook de bedelorden werden rijk - aan geld, aan grondbezit, huizenbezit kunstwerken, schenkingen allerhande, vrijwillige en afgedwongene. In Gent bestonden St.-Pieters en St.-Baafs reeds zowat 600 jaar toen dominicanen en franciscanen er zich vestigden. Tijdens de Franse Revolutie werd liet Recollettenklooster als klooster gesloten en met de inhoud verkocht als zwart goed. In de jaren 1830 kwam het gerechtsgebouw op die plaats. De Recolletten kwamen terug en kregen een nieuw verblijf. De kunstwerken die de paters in de loop der eeuwen hadden verzameld werden in 1795-1800 naar Frankrijk overgebracht en werden daar verdeeld onder de musea ... en zijn er misschien nog. De beslissing het gerechtsgebouw op te trekken werd in 1835 genomen; in 1846 namen de rechtbanken het gebouw in gebruik. Lodewijk Roelandt was de architect. De eindrekening beliep 2.120.061 fr. (cf. P. Kluyskens, in herdruk in Ghendtsche Tijdinghen nov. 2000). ,laren later kwam daar het standbeeld van Hippoliet Metdepenningen, in het begin van de ,jaren 1830 een orangist die toen zelfs een tijdje in Belgische gevangenschap zat wegens orangistisch "incivisme". De orangisten hadden in de Gentse gemeenteraad zelfs een stukje meerderheid.
2903
En die Metdeperiningen is ergens ver familie van mijn moeder, die ook Metdepenningen heette (van de Waaslandse struik). Hippoliet Metdepenningen was in de jaren 1840 advocaat voor de stad Deinze in enkele van de processen die de stad had met sommigen van haar burgers. 1848 . Gewrocht in de fortificatie tot Deynse (1706)
Gelezen in "VVF GENT INFO" (jrg. XX, nr. 3 van mei 2001, blz. 14 en 18) een klein artikeltje door Michel Dobbelaere, getiteld: "Extrait uyt de lijste van de pioniers van den Audenburgh ghevrocht hebbende tsedert den 4` decembre 1706 in de fortificatie tot Deynse à twee schellinghen grooten daeghs"(i ). Daarin worden, voor een achttal dorpen in de buurt van Deinze, de namen meegedeeld van de opgeroepen "pioniers", die hebben meegewerkt aan het aanleggen van de versterking van de Deinse stadswallen tijdens de Spaanse Successieoorlog (2) We vermelden eerst de namen van de pioniers uit de dorpen die nu deel uitmaken van Groot-Deinze: Maria-Leerne .loos DE WULF, Daniel SPEYBROECK en .loos VERMEERE Marians-Leerne Pieter VERBAUWEN Meigein
.loos ACK, Jan DE JAEGHERE en.lan-SCI-IATTEMAN Vinkt Pieter DE LOOF cn Joannes DHONDT De overige pioniers kwamen uit dorpen die nu deel uitmaken van Groot- Nevele . Sommigen worden evenwel vernield voor werkzaamheden in de belangrijke vestingstad Menen: Landege in
Jacobus en Pieter DE DECKERE, Jacques LANTGRAVE en Joos PLASMAN (als "(,azonneur" voor Menen). Nevele Jan BUYSSE, Frans DE SMEDT, Christiaen MORTHIER, Frans NEYT en Matthias VAN HECKE als pioniers voor Deinze.
Voor pionierswerk in Menen worden vermeld: Frans IDE ("corporaal"), Pieter ROMEDE en Mattheus VAN HECKE. Poesele Lieven DE ROOSE (voor Deinze ); Judocus DAENENS (" corporael ") en Laureyns DE CLERCK ( beiden voor Menen). Vosselare Lieven DE BOEVERE, Frans LOOTENS en ene VAN ACKEN (corporaal). In Deinze waren de meesten van hen 45112 dagen tewerkgesteld, slechts enkelen gedurende resp. 38 dagen (Frans Lootens), 30 dagen (Joos Vermeere), 281/2 dagen (Matthias Van Hecke) of 15 1/2 dagen (Joos Ack). De prestatie van de Vossselaarse korporaal Van Acken werd "dobbel" geteld. Voor zijn "91 daeghen" moet hij dus, aan 2 schellingen per dag, een vergoeding van 182 sch. gr. gekregen hebben of 9 pond 2 sch. (1 pond= 20 sch.). Geen klein bedrag voor die tijd!
2904
(1) Rijksarchief Gent, Fonds Baronie Nevele, bundel 282 (losse papieren, 17` en 18` eeuw). In hetzelfde tijdschriftnummer. blz. 13-14, staat ook een (iets langer) artikel over de pioniers die hebben "ghedient ghedurende liet hele,r^h van Meenen ten jaere 1706'. Voor Meigein worden 16 namen van pioniers meegedeeld, voor Martens-Leerne 10 en voor Vinkt 20. (2) De Spaanse Erfopvolgingsoorlog (1701-1714) brak uit na liet afsterven (in 1700) van Karel Il, de laatste Spaanse Habsburger. Lodewijk XIV van Frankrijk maakte aanspraak op de Spaanse troon voor zijn tweede kleinzoon Filips van Anjou; cie Duitse keizer Leopold 1 anderzijds deed de rechten gelden van zijn tweede zoon Karel. Deze oorlog werd in liet voordeel van Frankrijk beslecht: Filips (V) bezette de Spaanse troon tot 1746. Wat die oorlog voor Deinze betekende, beschrijft Achiel Cassiman (zeer kort!) in zijn Deinse stadsgeschiedenis (1954, blz. 228); hij vermeldt er ook de vestingswerken anno 1706, "waardoor, ten gevolge van liet ophouden van liet water en liet steken van graszoden, 150 bunder (= 213 ha) weide verlaten lagen en en afgestaan aan de stad oni de lasten". Zie ook Albijn Van den Abeele, "Geschiedenis der stad Deinze" (1865, blz. 146); hij vermeldt hoe de Fransen, na hun nederlaag in de slag van Ramillies (23 mei 1706) waar ze ongeveer 20.000 Haan verloren, op de vlucht sloegen naar Leuven, dan verder westwaarts trokken in de richting van de Schelde en dat ze op 27 mei Gloor Deinze trokken, richting Frankrijk. Op 4 Juni "sloeg liet leger der bondgenoten (= Hollanders en Engelsen) zich te Deinze, Dronken en Nevele neder, en vertrok 's anderendaags naar Aarsele en Wontergem, vanwaar zij liet overblijvende gefourageert hebben". Tijdens het daaropvolgende "beleg van Menen" (najaar 1706) "kwanten de soldaten tot Deinze en Petegem toe hunne fouragie halen en de ingezetenen uitplunderen (4en december)".
Paul HUYS nr. 358
Belangrijke Vraag Dat het Contactblad intens gelezen wordt weten we door de vele reacties van onze leden. Heel wat leden houden de exemplaren ook goed bij als een rijke bron van informatie. Het grote probleem is echter dat men soms wel weet dat er over een bepaald onderwerp in het Contactblad iets gestaan heeft maar dat men niet meer weet waar. Onze erevoorzitter Herman Maes heeft diverse keren een oproep gedaan voor een persoon niet engelengeduld en monnikenijver die het op zich wou nemen om een inventaris te maken van het Contactblad. Het ongelooflijke is geschied: cie eerste 20 jaargangen van het Contactblad zijn geïnventariseerd, en daarvoor zorgde Guido Demuynck , trouw KGKIid maar tevens een zeer ijverig bestuurslid van onze zuster-of dochtervereniging VVF-Deinze.
Wij zijn hem daar bijzonder dankbaar voor. De inventaris bevat 3 delen: - inhoudstafel van de verschillende jaargangen, met pagina, nummer, auteur en titel van het artikel - index op de onderwerpen - index op de auteurs Vooraleer we deze inventaris, zowat 100 bladzijden, laten vermenigvuldigen zouden we graag weten hoeveel geïnteresseerden deze inventaris zouden willen aankopen (kostprijs vermoedelijk zowat 5 a 6 euro). Indien u wil intekenen voor deze inventaris, dan verzoeken wij u, dit te laten weten aan de voorzitter, zo vlug mogelijk en liefst schriftelijk. Zijn adres vindt u op de voorpagina van het Contactblad.