HOL L A NDS
Maa ndblad inhoud no. 8/9 – 2014 zes-en-vijftigste jaargang • nummer 801/802 augustus/september 2014 Opgericht in 1959 door K.L. Poll. www.hollandsmaandblad.nl Redactioneel – Deze maand Anke Scheeren – Een literaire held Guus Luijters – Gedicht Bregje Hofstede – Eén adembenemende voet Anne van Amstel – Gedichten Samir Veen – Hij was een lul Henk Rademaker – Poëzie voorbij het surrealisme Marieke Rijneveld – Gedichten Jack Druppers – Op de bluf Anton Gerits – Gedicht Thomas Heerma van Voss – Zwemles Emma Crebolder – Gedichten Vrouwkje Tuinman – Quo vadis (vi) Litho’s Jeroen Hermkens Auteurs in dit nummer Colofon
Deze maand Soms lijkt het of deze maand, waarin het jaar de oversteek maakt van zon naar nevel, ons dwingt tot een keuze tussen somber verlangen naar het licht dat voorbij ging en vastberaden opgewektheid over de schemer zone van de nakende herfsttij. Nu ja, wellicht is het andersom – ‘Aprils have never meant much to me, autumns seem that season of beginning, spring,’ schreef Truman Capote niet voor niets – maar in elk geval viel ons oog juist onlangs op twee verhelderende wereldvisies. Elk leek, vanuit een geheel tegengesteld perspectief, uitzicht te bieden op een dieper begrip van ons tijdsgewricht. Nu is ons tijdsgewricht al snel te klein wanneer men zijn hoofd erin steekt, dus elke hulp bij het verkrijgen van begrip is meer dan welkom. Ten eerste was er de zienswijze dat de Derde Wereldoorlog allang is begonnen, maar dat Europa te onbeduidend is geworden om er rechtstreeks bij betrokken te raken. Ik aarzel of ik deze opvatting moet scharen onder somberheid of opgewektheid, maar hij werd geuit door een ‘deskundige’ op de bbc, en als de deskundigen spreken, doe ik er deemoedig het zwijgen toe. Wat meer is: wie kijkt naar de brandhaarden die de Oude Wereld omringen, en deze optelt bij het gebrek aan economische groei te onzent, bij de vergrijzing alsook bij het feit dat uit een recent promotieonderzoek bleek dat de modale universitaire student in Nederland meer dan veertig taalfouten maakt per geschreven a4-tje, is geneigd te menen dat de stelling overtuigend genoeg is om de moed in de schoenen te laten zinken, of juist opgewekt de loopgraven te bemannen. Gelukkig was er een tweede visie op de wereld die opluchting bracht. Niet lang geleden schreef een redacteur van NRC Media (zoals dat krantenbedrijf thans heet) dat zij ‘raar van het nieuws werd’. Neen, sterker nog, zij werd ‘knettergek’ van de werkelijkheid die binnendrong op
wat zij benoemde als ‘mijn Facebook en Twitter’. Zij klaagde ronduit op de Opiniepagina: ‘Wie nu zijn laptop openklapt, kan de ellende niet meer ontwijken.’ Deze hartenkreet – of was het een jeremiade? – van een eigentijdse journalist die volgens eigen zeggen ‘gedesoriënteerd’ raakt van het nieuws (‘alsof de alledaagse werkelijkheid niet meer helemaal intact is’) trof mij als buitengemeen leerzaam. Niet alleen als illustratie dat journalistiek sinds de dagen van Fleet Street is geworden van een vluchtheuvel van meestal half mislukte, maar doorgaans nieuwsgierige buitenstaanders tot een hobby van hoger opgeleide jongeren uit gegoede kringen. Bovenal was het een lichtbeeld bij het gegeven dat de moderne mens de werkelijkheid blijkbaar opvat als datgene wat men ziet via het beeldscherm van de laptop en mobiel. De vraag rijst of hiermee nu sprake is van ‘innovatie’ of van blikvernauwing, hetgeen ons ook een verklaring zou kunnen bieden voor de meer dan veertig taalfouten per a4-tje waarvan sprake is in de recente dissertatie. Dit vraagstuk lijkt me grappig genoeg in een tijdsgewricht dat evenzeer geobsedeerd lijkt met jeugd als met de zegeningen van digitalisering. Wellicht schuilt het antwoord in de observatie van de ooit jonge maar nu zeer dode Oscar Wilde: ‘Het is alleen de moderniteit die steevast ouderwets wordt.’ – bb
Een literaire held door Anke Scheeren Ansel Morris was wat je noemt een succesvol schrijver. Hij werd in acht talen vertaald en stond regelmatig in de bestsellerlijsten van The New York Times. De mensen hielden van hem, maar dat gevoel was niet wederzijds. Hij had geprobeerd in Londen te wonen, heel even in New York, en wat langer in San Francisco, maar sinds een jaar woonde hij in een dorp aan de Amerikaanse westkust. Je moest het vliegtuig nemen naar San Francisco of Sacramento en vandaar nog een bus of trein om bij hem te komen. Ansel wilde anoniem leven, ongestoord, zonder verplichtingen – behalve die van zijn schrijverschap. Jarenlang had hij gemeend dat hij daarvoor juist de menigte van de grote stad moest opzoeken, in de massa moest opgaan. Een beetje zoals Waldo in die prenten van ‘Where is Waldo?’. Maar hij had zich vergist, de mensen wisten hem toch wel te vinden. Dan stonden ze ineens bij hem op de stoep alsof hij een attractie was die van een lijstje moest worden afgevinkt. Ansel wilde geen attractie zijn. Hij wilde vooral met rust gelaten worden. Zelfs door de mensen die hij in interviews zijn ‘vrienden’ had genoemd. In zijn kindertijd had Ansel al nooit meer dan één vriendje tegelijk gehad. Meer gezelschap kon hij niet verdragen. Tot een jaar of twaalf leek er geen filter op zijn sensorisch systeem te zitten. Hij zag, hoorde en voelde alles. De snelweg in de verte, de lakens waaronder hij sliep, zijn moeder die ’s avonds laat televisie keek, zand dat onder zijn schoenen knerpte, tl-verlichting in de Target, kledinglabels die in zijn nek prikten… De wereld was een bombardement van indrukken en hij werd er ongewenst vaak en hard mee in zijn ziel geraakt. Ansel kon alleen naar muziek luisteren met een vinger aan de volumeknop.
In een van zijn half-autobiografische romans stond: ‘Ik ben bereid om veel over mezelf te vertellen, ook zaken die de meeste mensen verborgen zouden houden, maar kom nooit onaangekondigd bij me langs. Er is weinig zo onaangenaam als verrast te worden. U denkt waarschijnlijk in al uw goedheid dat u mij een plezier doet, maar in feite verlangt u van mij dat ik mijn ongemak voor u verborgen houd. Als u onze vriendschap – die mij lief is – niet op het spel wilt zetten, verras mij dan niet. U hoeft slechts vooraf aan te geven wanneer u mij wilt zien, dan kan ik mijn voorbereidingen treffen (bent u vegetarisch?) en ademloos naar uw verhalen luisteren.’ Soms was Ansel weken achtereen weg. Vooral als zijn uitgever aandrong dat er een nieuw boek gepromoot moest worden. Meestal ging zijn plant dan dood. Toch kocht hij elke keer een nieuwe. Het idee dat er thuis iets op hem wachtte, vond hij fijn. Ansel zag zichzelf niet als een sentimenteel man, maar een plant die op hem stond te wachten – vaak meer dood dan levend – was net het beetje sentimentaliteit dat hij zichzelf toestond. lees meer in het nieuwe nummer
Eén adembenemende voet Het heldendom van de mislukking door Bregje Hofstede Twee studies tegelijk beginnen; op de bonnefooi naar New York verhuizen; naakt poseren voor een schilderij; trouwen en honderd gasten uitnodigen met nog geen duizend euro op de teller; een tik uitdelen aan een dronken billenknijper. Doen? Of toch maar niet? Sommige van deze dingen heb ik gedaan – andere niet. Ik werd voor de keuze gesteld en besloot iets. Maar of de gevolgen van mijn beslissing nu zoet of bitter smaakten, nadien begon de keuze altijd weer te ratelen, als een perzikpit in een lege lunchbox. Twee vragen eisten dan steevast een antwoord: 1) was het verstandig?; 2) zou ik hetzelfde hebben gedaan als ik een romanpersonage was? De antwoorden op deze vragen waren dikwijls tegenovergesteld. En dan begon de twijfel. De laatste vraag kan ik doorgaans direct en zonder veel nadenken beantwoorden. Als ik een personage was, zou ik het altijd doen: de beslissing nemen die tot een spannend verhaal leidt, of tot een interessant drama, ja tot verovering van de wereld. Ik ben met dweepzucht behept, vereenzelvig me nog steeds met de helden uit mijn kinderboeken, en heb een dagboek te vullen. De eerste reactie die opwelt, is daarom vaak: Ja! Doen! Maar tussen droom en daad staan altijd tal van bezwaren. Daarom blijft ook de eerste vraag chronisch knagen. Om maar te zwijgen van het feit dat ik vaak de puf of durf niet kan opbrengen om de wereld te veroveren. En van mijn overtuiging dat ik mezelf en mijn naasten dit soort zelfverkozen drama zou moeten besparen. Meestentijds dweep ik derhalve slechts met doordeweeks verdriet. Klein en overzichtelijk, maar dat gaat ook best. Het probleem is dat een personage niet alleen grandioos moet kun-
nen slagen, maar ook bodemloos moet kunnen falen. Dat is het spul waar literatuur uit is gemaakt. Maar het echte leven is anders; in het echte leven is falen niet glorieus; het doet pijn en is kostbaar bovendien. Leven als een personage wil zeggen: leven met drama en de semizekerheid van een echec. Dat vergt te veel, tijd, trots, en vooral geld. Daarom mijd ik de mislukking als de adem van de ochtendforens. Ik wend me af en kijk naar buiten – al te vaak helaas zonder succes. Tegenwoordig woon ik in Brussel, volgens Multatuli ‘de enige stad waar ge kunt leven zonder geld’. Hij kon het weten, hij schreef hier in de herfst van 1859 Max Havelaar, als economische vluchteling met gokschulden, in een kamer zonder vensterglas. En inderdaad: hier is de huur nog enigszins billijk, hetgeen zowel de oppervlakte van mijn werkkamer ten goede komt als de ruimte die ik mezelf kan gunnen voor mislukking. Woonde ik in Amsterdam of Parijs, dan zou ik de rode striemen op mijn bankconto heviger voelen, en sneller moeten buigen voor de zweep. lees meer in het nieuwe nummer
Geef me nu ik wil Anne van Amstel
vuil geef me een muts nu ik wil zoeken bij het vuil erop vertrouwen dat alles met een stekker het nog doet een groene vaas vinden handgeblazen in murano een houtgerookte zalm door de strot geduwd krijgen van een carrièrevrouw die me zo laat op straat nog aanziet voor een zwerver
steen geef me een speelvijver nu ik me wil heugen hoe het was een meisje met een wollen maillot en te lang winterjasje springend van steen tot steen over de lengte van het bassin weet zij nog het verkoelende water de vrijheid van blote beentjes weet zij nog geen verkeerde blikken op zich gericht lees meer in het nieuwe nummer
Zwemles door Thomas Heerma van Voss Na Sophia’s dood moest Abel vroeg opstaan. Elke dag weer. Van maandag tot en met vrijdag bracht hij Jochem naar school, op zaterdag was er voetbal en op zondag had Jochem al jaren zwemles. Met de Renault reed Abel hem dan naar het Zuiderbad, dezelfde route als Sophia altijd had genomen, eerst door het centrum, daarna over het water. Terwijl Jochem met twintig andere gillende kinderen kreeg uitgelegd hoe hij de schoolslag en rugslag moest uitvoeren, ging Abel naar buiten. Ruim een uur liep hij dan rond, langs lege gebouwen waar hij niets te zoeken had. Zijn voetstappen hielden zijn hoofd leeg. Soms ging hij op een bankje aan het water zitten en at een broodje terwijl hij keek naar de langsfietsende mensen. Soms bietste hij een sigaret bij een voorbijganger, al rookte hij nooit meer dan een paar trekjes. Vandaag maakte hij echter geen wandeling en zat hij ook niet op een bankje. Bij de ingang van het zwembad werd hij aangesproken door een vrouw, een meisje eigenlijk, niet veel ouder dan twintig. Blond krulletjeshaar tot aan haar schouders, een ernstige uitdrukking op het gezicht. ‘Meneer,’ zei ze. ‘Bent u de vader van Jochem Wolff?’ Op haar borst zat een speld met een gele smiley. Abel knikte. ‘Ik zou graag met u willen praten. Heeft u tijd om even mee te komen?’ Abel werd een bedompt kantoor binnengeleid. Vanaf hier kon hij het water niet zien, maar hij hoorde hoe de kinderen een voor een het zwembad binnen kwamen. Hoe ze elkaar begroetten, gillend of aarzelend. Hoe de deuren van de kleedhokjes klapperden. ‘Meneer, ik ben de zwemdocente van Jochem.’ Het meisje noemde haar naam, maar Abel verstond haar niet. Ze ging achter een bureau
zitten, op de enige stoel in deze ruimte. ‘Ik wil het graag met u hebben over zijn functioneren binnen de groep.’ Over het bureau schoof ze Abel een papier toe. ‘Beoordelingsformulier’ stond er bovenaan. Het was de eerste keer dat Abel zo’n papier over zijn zoon kreeg. Tot het ongeluk twee maanden geleden had Sophia zich hier altijd mee beziggehouden. Zij bezocht de ouderavonden, zij verdiepte zich in mogelijke middelbare scholen, zij onderhield het contact met Jochems docentes. Abel bekeek het formulier. Achter het kopje ‘participatie’ stond een min; ‘houding’: twee minnen; het vakje naast ‘vooruitgang’ was niet ingevuld. ‘Dit is geen goede score,’ zei Abel peinzend. ‘Meneer, ik zeg het niet graag, maar dit is een ronduit slechte score. Ik maak me zorgen over Jochem. Niet alleen ontwikkelt hij zijn zwemkwaliteiten nauwelijks, hij vormt de laatste tijd ook een steeds grotere belasting voor de rest van de groep. Hij irriteert andere leerlingen, luistert niet als de leraar tegen hem praat. Zo deed hij vroeger nooit.’ Abel zweeg. Hij dacht aan de schooljuffrouw van Jochem, die twee weken geleden ongevraagd had opgebeld, om ‘te informeren of alles wel goed ging thuis’. En of ze ‘op wat voor manier dan ook’ kon helpen. lees meer in het nieuwe nummer
Quo vadis (vi) door Vrouwkje Tuinman Als Tim vandaag komt te overlijden, zal het zijn met één hand in een groot verband. Vanmorgen heeft hij drie uur op de eerste hulp gezeten. ‘Ik moest een verpakking openmaken. In plaats van even het juiste mes te nemen, pakte ik het eerste wat ik zag.’ Dat was een scalpel, en nu is Tims duim er bijna af. Eigenlijk moet hij een mitella om, maar daar is geen tijd voor. Niet dit weekend. Als Tim vandaag komt te overlijden, dan gaat hij morgen op transport naar Amerika, zit hij overmorgen achter kogelvrij glas in een capsule die op min 196 graden Celsius wordt gehouden en zal hij ooit worden ontdooid om aan zijn tweede leven te beginnen. Met nog steeds die diepe wond in zijn hand. De scalpel kwam uit de volledig toegeruste ziekenwagen die in Tims voortuin geparkeerd staat. Hij mag er mee rondrijden, zolang hij maar geen levende mensen achterin legt. ‘Maar dat is ook niet mijn plan,’ verzekert hij me. De ambulance is er voor overledenen. Althans, voor lichamen die door de goegemeente als dood worden beschouwd. Tim denkt er anders over, en dat geldt ook voor de mensen die nu langzaam zijn huis komen binnen druppelen. ‘Food for worms.’ Dat wilde politicus en moralist Benjamin Franklin graag op zijn graftombe hebben staan. Het staat er niet. Wellicht is het een troost dat een van zijn beroemdste uitspraken, ook waar het hemzelf betrof, waar is gebleken: ‘Niets is zeker in het leven, behalve de belasting en het feit dat we dood gaan.’ Franklin meende dat het mogelijk zou moeten zijn het bestaan tijdelijk op pauze te zetten. Hij wilde bijvoorbeeld worden bewaard in een goed vat wijn, om honderd jaar later wakker gemaakt te worden, zodat hij kon zien hoe zijn vaderland ervoor stond.
Maak van de wijn vloeibare stikstof, en van die eeuw een nog niet bepaalde tijdsduur, en je hebt het plan van Dick, George, Cynric, Merton en de andere cursisten van dit weekend. Voor hen geen wormen. Bijna allemaal hebben ze een contract bij een van de Amerikaanse en Russische bedrijven die ‘Cryonic Preservation’ aanbieden. Uitgangspunt daarbij is het gedachtengoed van fysicus Robert Ettinger (1918-2011), auteur van The Prospect of Immortality uit 1962 en oprichter van het Cryonics Institute. Zijn moeder, zijn eerste en zijn tweede vrouw zijn alledrie ingevroren. Ook hijzelf ligt ergens in Michigan gekoeld te wachten op betere tijden. In Ettingers voetsporen is een hele industrie opgericht om de mensen te bedienen die in de dood niet het einde willen zien. In Engeland zijn er daarvan nogal wat. Ongeveer honderd mensen hebben een contract om zich na de laatste adem meteen te laten invriezen. Een derde daarvan is ‘actief lid’ van ‘Cryonics UK’. Dat wil zeggen dat ze opgeroepen kunnen worden als een van de ingeschrevenen komt te overlijden. Zodra de dokter iemand dood verklaart, zorgen vrijwilligers voor het lichaam en bereiden ze het voor op de vliegtocht. Als de arts in kwestie behulpzaam is, wordt er zelfs al tijdens het sterfbed een en ander voorbereid. Al die handelingen moeten worden geoefend. Daarom organiseert Cryonics UK enkele keren per jaar een trainingsweekend.
lees meer in het nieuwe nummer
Auteurs in dit nummer anne van amstel (1974) – Angliste, klinisch psychologe en dichter. Debuteerde in 2004 met In het oog van de storm, waarna werk van haar verscheen in talrijke verzamelbundels. In 2009 publiceerde zij samen met Rob Kloets, drummer van The Nits, de bundel-met-cd Vlinderslag (poëzie & percussie). emma crebolder (1942) – Afrikaniste. Publiceerde o.m. de poëziebundels Dansen met een vos (1998), Toegift (2006), Vergeten (2010) en Vallen (2012). Dit najaar verschijnt de nieuwe bundel Verzoenen. jack druppers (1962) – Wijkagent & inspecteur van politie te Amsterdam. Is ook actief als acteur. Publiceerde eerder in het politievakblad Blauw en als ‘korpsblogger’. Voor zijn project ‘Politiekids’ ontving hij de lpb Award voor het beste buurtproject en werd hij genomineerd voor de Hein Roethofprijs. anton gerits (1930) – Oud-antiquaar en dichter. Publiceerde diverse bundels, meest recent de verzameling levensavondgedichten Een roerend mooi vermoeden (2014). Zie verder: www.antongerits.nl. thomas heerma van voss (1990) – Publiceerde in 2009 zijn debuutroman De Allestafel waarna in 2013 de roman Stern volgde. Dit najaar verschijnt zijn verhalenbundel De derde persoon.
jeroen hermkens (1960) – Lithograaf, schilder, beeldhouwer. Ontving in 1996 de Nederlandse Grafiekprijs. Werd in 2006 gekozen tot Kunstenaar van het jaar. Exposeerde o.m. in New York en Utrecht. In 2013 nam het Rijksmuseum een serie litho’s van zijn hand in de collectie op. Zie www.hermkens.com. bregje hofstede (1988) – Kunsthistoricus en werkzaam bij een Europese erfgoedorganisatie. Ontving in 2013 de Hollands Maandblad Aanmoedigingsbeurs in de categorieën proza & essayistiek. Onlangs verscheen haar debuutroman De hemel boven Parijs. Zie ook: www.bregjehofstede.nl. guus luijters (1943) – Dichter, schrijver, journalist. In 2012 verscheen het door hem met Aline Pennewaard samengestelde In Memoriam; De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945 en in 2013 zijn Kinderkroniek 1940-1945; Brieven, getuigenissen en dagboeken uit de Shoah. henk rademaker (1949) – Neerlandicus, oud-journalist en oud-docent. Het essay van zijn hand in dit nummer is zijn debuut in Hollands Maandblad. marieke rijneveld (1991) – Schrijver, muzikant, dichter. Publiceerde o.m. in VPRO gids, Das Magazin, De Revisor, Hard//Hoofd, Passionate Platform, Op Ruwe Planken en bij De Toneelcentrale. Ze won o.a. de jaarfinale van de poëzieslag 2014 in Festina Lente. Zie ook: www.mariekerijneveld.nl.
anke scheeren (1982) – Psycholoog; werkzaam als postdoctoraal onderzoeker bij het Dutch Autism & adhd Research Center van de Universiteit van Amsterdam. Won de Hollands Maandblad Schrijversbeurs 2005/2006 (proza). In 2009 verscheen haar debuutroman De mooiste dagen zijn het ergst. vrouwkje tuinman (1974) – Publiceerde diverse dichtbundels en de roman Grote acht (2005). In 2010 ontving zij de Halewijnprijs voor haar gehele œuvre. In 2013 verscheen haar nieuwste roman De rouwclub en deze maand verschijnt haar nieuwe poëziebundel Sanatorium. samir veen (1988) – Volgt de opleiding tot theatraal performer aan de Toneelacademie Maastricht en is werkzaam als acteur en maker in zowel theater als film. Het verhaal van zijn hand in deze Hollands Maandblad is zijn literaire debuut.
HOL L A NDS
Maa ndblad Redactie: Bastiaan Bommeljé Redactieraad: Gerard van Emmerik, Beatrijs Ritsema, Wim Brands en Janneke Louman Vormgeving: Steven Boland Copyright: Auteursrecht voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, thans Nederlands Letterenfonds. Redactiesecretariaat: Hollands Maandblad • Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam • Tel. 020-5706100 •
[email protected] (niet voor kopij) Bij ongevraagde bijdragen postzegels voor antwoord bijsluiten Uitgevers: Nieuw Amsterdam Uitgevers in samenwerking met Stichting Hollands Maandblad, Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam Abonnementen: 12 nummers per kalenderjaar, prijs per jaargang € 70,00 • voor stu-
denten en docenten € 52,50 Abonnementen die niet één maand voor afloop van de abonnementsperiode zijn opgezegd, worden automatisch verlengd Opgave: S.P. Abonneeservice • Postbus 105 • 2400 ac Alphen aan den Rijn. Telefoon tijdens werkdagen van 9.00-17.00 uur: 0172-476085. Een acceptgiro voor betaling volgt
Losse nummers: € 6,95 • dubbelnummers € 8,95 • Verkrijgbaar bij de boekhandel of door bestelling bij Nieuw Amsterdam Uitgevers