5 Voeding, kleding en winkelen
5 Voeding, kleding en winkelen 5.1 Eten, drinken
76
track 16
la fame affamato, affamata mangiare Vi posso offrire qualcosa da m angiare?
de honger hongerig eten Kan ik jullie iets te eten aanbieden?
il cibo Non tocco cibo da tre giorni. gli alimentari pl Nella seconda strada a destra c’è un buon negozio di alimentari. i gẹneri alimentari pl l’alimentazione f indispensạbile Per mantenersi in buona salute è indispensabile mangiare frutta e verdura.
het voedsel, het eten Ik heb al drie dagen niets gegeten. de voedingsmiddelen, de levensmiddelen In de tweede straat rechts zit een goede levensmiddelenzaak. de levensmiddelen de voeding onmisbaar, absoluut noodzakelijk Om gezond te blijven is het absoluut noodzakelijk om fruit en groente te eten.
il vegetariano, la vegetariana vegetariano, vegetariana
de vegetariër vegetarisch
la nutrizione la denutrizione nutrire nutriente leggero, leggera I cereali sono molto nutrienti e allo stesso tempo leggeri. pesante
de voeding de ondervoeding voeden voedzaam licht(verteerbaar) (zie infokader p. 77) Graanproducten zijn erg voedzaam en tegelijkertijd lichtverteerbaar. zwaar, machtig (zie infokader p. 77)
la farina i cereali pl il pane Ora è possibile comprare il pane nero anche in Italia. il panino la pasta Che tipo di pasta vi piace di più? la pasta integrale il cornetto
het meel de granen, de graanproducten het brood Je kunt nu ook bruin brood in Italië kopen.
Eten, drinken
het broodje de pasta, de deegwaren Welk soort pasta vinden jullie het lekkerst? de volkoren pasta de (zoete) croissant
Voeding, kleding en winkelen 5 INFO leggero – pesante Let op het gebruik: La borsa è leggera. Il baule è pesante. abiti leggeri abiti pesanti Ieri abbiamo mangiato leggero. un piatto molto pesante
De tas is licht De koffer is zwaar. dunne/luchtige kleren dikke/warme kleren Gisteren hebben we iets lichts gegeten. een erg machtig gerecht
il fornaio, la fornaia Se passi dal fornaio non dimenticare i panini! la panetterịa il panificio la pasticcerịa la pasta Cristina, fai un salto in pasticceria e compra qualche pasta per stasera, per favore.
de bakker Als je langs de bakker komt, vergeet de broodjes dan niet! de bakkerswinkel, de bakker de bakkerij, de bakkerswinkel, de bakker de banketbakkerij het taartje, het gebakje Cristina, ga even naar de banketbakker en koop wat gebakjes voor vanavond, alsjeblieft.
la carne la cotoletta
het vlees de schnitzel; de kotelet
la scaloppina tẹnero, tẹnera duro, dura la carne di maiale la carne di vitello la carne di manzo Vorrei mezzo chilo di (carne di) manzo per fare il bollito. il pollo il pollo arrosto il macellaio, la macellaia
het kalfslapje mals, zacht taai het varkensvlees (zie infokader p. 294) het kalfsvlees het rundvlees Ik had graag 500 gram rundvlees voor de soep. de kip de gebraden kip de slager
il salame Anna vuole solo un panino con il salame. la mortadella la salsiccia il prosciutto
de worst Anna wil alleen een broodje worst. de mortadella (soort boterhammenworst) de saucijs, de braadworst de ham Eten, drinken
77
5 Voeding, kleding en winkelen cotto, cotta crudo, cruda gli affettati pl la fetta affettare
gekookt; gaar rauw de (gesneden) vleeswaren de plak; de punt, het stuk in plakken snijden
i salumi pl Al Sud si fanno salumi molto piccanti. la salumerịa Potresti andare in salumeria? Mi servono delle salsicce per stasera.
de vleeswaren; de worstsoorten In het Zuiden maken ze erg pittige worst. de delicatessenzaak voor fijne vleeswaren Kun je even naar de salumeria gaan? Ik heb worstjes voor vanavond nodig.
il pesce Oggi rinunciamo alla carne e mangiamo un po’ di pesce. Fai attenzione che il pesce sia fresco e non surgelato. il pescivẹndolo, la pescivẹndola il tonno
de vis Vandaag doen we het zonder vlees en eten we wat vis. Let erop dat de vis vers is en niet uit de diepvries komt. de visboer/visvrouw de tonijn
la sardina Con il tonno e le sardine si può fare un ottimo sugo. la trota Cuciniamo la trota lessa? la sọgliola l’orata il branzino la spịgola l’aragosta l’ạstice m
de sardine Met tonijn en sardientjes kun je een heerlijke saus maken. de forel Zullen we de forel pocheren? de tong de goudbrasem, de dorade de zeebaars de zeebaars de kreeft, de langoest de kreeft
de groente la verdura trovare vinden; aantreffen In Italia si trovano tantissimi tipi di verdura. In Italië zijn heel veel soorten groente te krijgen. l’insalata de sla; de salade de tomaat il pomodoro l’oliva de olijf Comprami un etto di olive, per favore. Wil je voor mij een ons olijven kopen? de paprika il peperone Che peperoni desidera, signora? Quelli Welke paprika’s wilt u, mevrouw? Rode, rossi, quelli verdi o quelli gialli? groene of gele? de Spaanse peper, de chilipeper il peperoncino
78
Eten, drinken
Voeding, kleding en winkelen 5 le zucchine pl la melanzana gli spinaci pl Gli spinaci freschi si comprano al mercato. i piselli pl i fagioli pl
de courgettes de aubergine de spinazie Verse spinazie koop je op de markt. de (dop)erwtjes de bonen
il sẹdano il finocchio la biẹtola il cetriolo
de selderij de venkel de snijbiet de komkommer
la carota Puoi aggiungere le carote tagliate fine. la barbabiẹtola il cạvolo il cạvolo di Bruxelles il cavolfiore la verza i crauti pl
de wortel Je kunt er ook fijngesneden wortel in doen. de (rode) biet de kool de spruit de bloemkool de savooikool de zuurkool
la frutta Conviene sempre comprare la frutta di stagione. la pera la mela la pesca la pescanoce l’arancia l’albicocca la ciliegia la macedonia (di frutta) Per la macedonia ci vogliono mezzo chilo di albicocche, due etti e mezzo di ciliegie, sette etti e mezzo di pesche e qualche arancia. il fico il cocọmero In Italia si può comprare il cocomero a fette per strada. il melone il limone
het fruit Je kunt het beste altijd fruit van het seizoen kopen. de peer de appel de perzik de nectarine de sinaasappel de abrikoos de kers de fruitsalade Voor de fruitsalade heb je nodig: 500 gram abrikozen, 250 gram kersen, zeven ons perziken en wat sinaasappels. de vijg de watermeloen In Italië kun je stukken watermeloen langs de weg kopen. de meloen de citroen
Eten, drinken
79
5 Voeding, kleding en winkelen
80
gli agrumi pl il mandarino Ti piacciono le mele o vuoi piuttosto un mandarino? la clementina la mandarancio la limetta
de citrusvruchten de mandarijn Houd je van appels of wil je liever een mandarijn? de clementine de clementine de limoen
la prugna la frạgola il lampone maturo, matura
de pruim de aardbei de framboos rijp
il latte il burro il formaggio Il parmigiano è il formaggio italiano più famoso. la margarina l’uovo Le uova sode sono pesanti. l’uovo di giornata
de melk de boter de kaas De bekendste Italiaanse kaas is de Parmezaanse kaas. de margarine het ei (zie infokader p. 81) Hardgekookte eieren liggen zwaar op de maag. het verse ei
sodo, soda alla coque [kɔk] il dolce Il panettone è il classico dolce di Natale. la torta la panna il biscotto Questi biscotti sono di produzione propria.
stevig, hardgekookt (ei) zachtgekookt (ei) het gebak, de taart, de koek; het dessert Panettone is het traditionele kerstgebak. de taart de slagroom het koekje Dit zijn koekjes van eigen fabrikaat.
il budino Vuoi assaggiare il mio budino alle fragole? il cioccolatino la caramella Senti che buone sono queste caramelle al miele! la scạtola Che bontà questi cioccolatini al liquore! Ne voglio comprare una scatola anch’io.
de pudding Wil je mijn aardbeienpudding proeven? het chocolaatje, de bonbon het snoepje, het zuurtje Proef eens hoe lekker deze honingsnoepjes zijn! de doos; het blik; de bus Heerlijk, deze likeurbonbons! Ik ga er ook een doos van kopen.
Eten, drinken
Voeding, kleding en winkelen 5 INFO verandering van het geslacht van woorden Enkele zelfstandige naamwoorden die in het enkelvoud mannelijk zijn en eindigen op -o, zijn in het meervoud vrouwelijk en eindigen op -a: l’uovo het ei le uova de eieren un paio di forbici een schaar due paia di forbici twee scharen un paio di pantaloni een broek due paia di pantaloni twee broeken il labbro de lip le labbra de lippen il ciglio de wimper le ciglia de wimpers il dito de vinger le dita de vingers il lenzuolo het laken le lenzuola de lakens Sommige van deze woorden hebben daarnaast ook een regelmatige meervoudsvorm (vaak met een iets andere betekenis): il braccio de arm le braccia de armen i bracci de rivierarmen; de vleugels van een gebouw il ginocchio de knie le ginocchia de knieën i ginocchi l’osso het bot, het been le ossa de botten (anatomie) gli ossi de botten, de kluiven il sopracciglio de wenkbrauw de wenkbrauwen le sopracciglia i sopraccigli il corno de hoorn le corna de horens; het gewei i corni de hoorns (muziekinstrumenten) la sete Non ho né fame né sete. bere freddo, fredda caldo, calda
de dorst Ik heb honger noch dorst. drinken koud warm; heet
tiẹpido, tiẹpida ghiacciato, ghiacciata potạbile la bịbita la bevanda Vorrei che le bevande non fossero ghiacciate. l’ạlcol/l’ạlcool m analcọlico, analcọlica
lauw ijskoud; bevroren drinkbaar, drinkde drank, het drankje, de frisdrank de drank, het drankje Ik drink liever geen ijskoude drankjes. de alcohol niet alcoholhoudend, alcoholvrij
Eten, drinken
81
5 Voeding, kleding en winkelen
82
l’acqua (minerale) la limonata il caffè decaffeinato, decaffeinata la cioccolata Mi faccio una cioccolata calda. il tè la menta
het (mineraal)water de citroendrank, de citroenlimonade de koffie cafeïnevrij (zie infokader p. 86) de chocolade(melk) Ik maak warme chocolademelk voor mezelf. de thee de (peper)munt
il vino Ho già ordinato un quarto di vino rosso. il vino pregiato stagionare Un buon Barolo dovrebbe staggionare parecchi anni. secco, secca il cavatappi lo spumante Questo spumante è secco come piace a me. frizzante la birra (alla spina) Una buona birra alla spina è quello che ci vuole con la pizza. l’apribottiglie m Fatti dare un apribottiglie al bar. il brịndisi Facciamo un brindisi alla salute di Wanda! Cin cin!
de wijn Ik heb al een kwart liter rode wijn besteld. de eersteklas wijn laten liggen; bewaren Een goede Barolowijn moet je meerdere jaren laten liggen. droog de kurkentrekker de mousserende wijn, de schuimwijn Deze droge spumante is precies mijn smaak. mousserend het bier (van de tap) Een lekker biertje van de tap hoort echt bij een pizza. de flesopener Vraag even een flesopener bij de bar. de toost Laten we toosten op de gezondheid van Wanda! Proost!
il liquore il tappo la grappa Qui si beve spesso una grappa dopo mangiato. l’amaro l’enoteca la birrerịa
de likeur de kurk; de dop de grappa (druivendestillaat) We drinken hier vaak een grappa na het eten. de (maag)bitter; de kruidenbitter de wijnkelder, het proeflokaal de kroeg; de bierbrouwerij
i surgelati pl Il consumo dei surgelati si è diffuso anche da noi. surgelato, surgelata
de diepvriesproducten Ook bij ons is het gebruik van diepvriesproducten wijd verspreid. diepvries-, diepgevroren
Eten, drinken
Voeding, kleding en winkelen 5 il barạttolo l’apriscạtole m la conserva il consumo consumare
5.2 Koken, gerechten
de pot, het potje, het blik(je) de blikopener de conserven; het inmaken de consumptie, het gebruik gebruiken, nuttigen, consumeren
track 17
la cucina La cucina italiana è leggera e ricca di sapori. il cuoco, la cuoca Tonino e Rodolfo sono cuochi pieni di fantasia. cucinare bollire il piatto INFO koken Let op het verschil: cucinare Mia madre cucina molto bene. bollire far bollire Prima di buttare la pasta devi far bollire l’acqua. cuocere far cuocere il tegame la pẹntola la padella il coperchio lo scolapasta
de keuken De Italiaanse keuken is licht en rijk van smaak. de kok/kokkin Tonino en Rodolfo zijn fantasievolle koks. koken, bereiden (zie infokader p. 83) koken, aan de kook zijn (zie infokader p. 83) het gerecht, de schotel, het bord
(kunnen) koken Mijn moeder kan heel goed koken. koken, aan de kook zijn (onovergankelijk) laten koken, aan de kook brengen Voordat je de pasta erin doet, moet je het water laten koken. koken, bakken, braden, klaarmaken gaar laten worden de (braad)pan de pan de koekenpan de deksel het vergiet
Koken, gerechten
83
5 Voeding, kleding en winkelen preparare Quando preparo le patate al forno ci metto sempre due spicchi d’aglio e un po’ di rosmarino. pulire, pulisco Aspetta un attimo, devo prima pulire il cavolo. pelare Hai finito di pelare le patate?
klaarmaken, bereiden Wanneer ik aardappels in de oven klaarmaak, doe ik er altijd een teentje knoflook en wat rozemarijn bij. schoonmaken Wacht even, ik moet eerst de kool schoonmaken. schillen, pellen Heb je de aardappels geschild?
macinare Potresti macinare la carne? grattugiare mescolare aggiụngere bruciarsi Devi mescolare bene, altrimenti il purè si brucia. stufare assaggiare Ti conviene assaggiare prima di aggiungere altro sale.
(ver)malen Kun je van het vlees gehakt maken? raspen mengen; mixen; roeren toevoegen aanbranden Je moet goed roeren, anders brandt de puree aan. stoven, smoren, laten sudderen proeven, proberen (zie infokader p. 73) Je kunt beter eerst proeven, voordat je meer zout toevoegt.
condire, condisco il condimento il sale Per condire l’insalata bastano sale, pepe, olio e aceto. salato, salata il pepe la noce moscata piccante l’aglio la cipolla
kruiden, aanmaken, op smaak brengen de kruiden; de dressing het zout Voor het aanmaken van de sla heb je genoeg aan zout, peper, olie en azijn. zout, hartig; gezouten de peper de nootmuskaat scherp, pittig de knoflook de ui
l’erba cipollina il prezzẹmolo Metti un po’ di prezzemolo, un po’ di aglio e una cipolla nella pentola! la salvia Facciamo le tagliatelle con burro e salvia.
de bieslook de peterselie Doe wat peterselie, knoflook en ui in de pan! de salie Laten we tagliatelle met boter en salie maken. de rozemarijn
il rosmarino
84
Koken, gerechten
Voeding, kleding en winkelen 5 l’aceto sott’aceto l’olio sott’olio
de azijn in het zuur, ingelegd de olie in olie
la sẹnape l’aroma m
de mosterd het aroma
la patata il purè le tagliatelle pl il riso Per il risotto ci vuole un riso speciale.
de aardappel de puree de tagliatelle (lintvormige pastasoort) de rijst Voor risotto heb je een speciaal soort rijst nodig.
il sugo la salsa Come condisci la pasta? In bianco o con la salsa di pomodoro?
de (tomaten)saus; de jus de saus Hoe maak je de pasta aan? Met boter of met tomatensaus?
la ricetta l’ingrediente m È una ricetta complicatissima, ci vogliono un sacco di ingredienti. occọrrere Occorrono almeno dieci zucchini non troppo piccoli.
het recept het ingrediënt Het is een erg ingewikkeld recept en je hebt een heleboel ingrediënten nodig! nodig zijn Je hebt minstens tien niet te kleine courgettes nodig.
lesso, lessa affumicato, affumicata fritto, fritta ripieno, ripiena la griglia alla griglia
gekookt gerookt gebakken; gefrituurd gevuld de grill, het vleesrooster van de grill, geroosterd
Koken, gerechten
85