VR 2016 0403 DOC.0198/44
SECTORCONVENANT 2016-2017 AFGESLOTEN TUSSEN DE VLAAMSE REGERING EN DE SOCIALE PARTNERS VAN DE SECTOR TEXTIELVERZORGING (PC 110)
Tussen de Vlaamse Regering, hierbij vertegenwoordigd door: Mevrouw Hilde Crevits, Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Onderwijs; De heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport
en de sociale partners van de sector Textielverzorging, met als vertegenwoordigers voor de werkgevers: Mevrouw Ann Vande Kerckhove, directeur FBT De heer Philip Rebry, voorzitter FBT
met als vertegenwoordigers voor de werknemers: De heer John Colpaert, Federaal secretaris ABVV-AC De heer Jan Callaert, Algemeen secretaris ACV-CSC METEA De heer Bart De Crock, Nationaal sectoraal verantwoordelijke ACLVB
1
Wordt overeengekomen wat volgt
Verbintenissen van de Vlaamse Regering
Artikel 1. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe in het kader van voorliggende overeenkomst tijdens de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017 een maximale toelage van 98.000,00 EUR uit te betalen aan Het Gemeenschappelijk Fonds van de Textielverzorging vzw (Brusselsesteenweg 478 – 1731 Zellik – bankrekeningnummer: BE76 7330 3621 6695; ondernemingsnummer: KBO 0419.457.890) ter financiering van 1 VTE sectorconsulent.
Artikel 2. De Vlaamse Regering stimuleert en ondersteunt de uitvoering van voorliggende overeenkomst, door: 1. het organiseren van ad hoc- overleg met de sociale partners, op vraag van de sectoren; 2. het organiseren van klankbordvergaderingen waarbij knelpunten worden besproken en desgevallend beleidsaanbevelingen kunnen worden geformuleerd, op vraag van de sectoren; 3. het organiseren van intervisiemomenten met vertegenwoordigers van de sector, die fungeren als doorgeefluik van informatie.
Verbintenissen van de sector
Artikel 3. De sector Textielverzorging verbindt zich ertoe om, op basis van het door de VESOC-partners goedgekeurde, inhoudelijk kader voor de sectorconvenants 2016-2017, een sectorale visie te ontwikkelen en vanuit deze visie prioriteiten te bepalen en er doelgerichte acties aan te koppelen. De sectorspecifieke maatregelen geformuleerd in dit convenant zijn verbintenissen die betrekking hebben op het ondersteunen en uitvoeren van: -
de afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt; een competentiebeleid, waaronder leven lang leren; het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, vermeld in het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 4. De sector verbindt er zich toe de werkingssubsidie uitsluitend aan te wenden ter uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen. Hiertoe wordt effectief 1 VTEsectorconsulent ingezet. Zij zijn tewerkgesteld in een paritair beheerde organisatie en werken onder paritair toezicht. Ze zijn belast met het geheel van coördinerende, rapporterende en ondersteunende taken ter uitvoering van het sectorconvenant. De loon- en werkingskosten van deze sectorconsulenten komen in aanmerking als subsidiabele kosten voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen en voor zover ze uitgevoerd worden binnen de looptijd van het sector-
2
convenant. Periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking komen niet in aanmerking voor financiering tenzij wordt aangetoond dat de functie van de sectorconsulent(e) tijdelijk tijdens zijn of haar afwezigheid door een vervang(st)er afdoende wordt uitgeoefend. De maximale werkingssubsidie wordt toegekend voor de inzet van 1 VTE op jaarbasis. Indien de sectorconsulent tijdens zijn of haar afwezigheid niet afdoende vervangen wordt voor het continueren van de inspanningen in het kader van het sectorconvenant, vermindert de maximale werkingssubsidie. De werkingssubsidie wordt dan berekend per consulent per dag van de looptijd. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop geen/te weinig consulenten tewerk gesteld waren en in mindering gebracht. De sector zal de naam van de sectorconsulenten aan het departement Werk en Sociale Economie bezorgen en wijzigingen melden.
Artikel 5. Ter verantwoording en ter evaluatie van deze overeenkomst bezorgt de sector ten laatste op 31 januari 2017 een voortgangsrapport en ten laatste op 31 januari 2018 een eindrapport aan het departement Werk en Sociale Economie. Het voortgangsen eindrapport omvatten: -
de rapportering over de verschillende initiatieven ter realisering van het actieplan; de toetsing van de realisaties aan de resultaatsindicatoren en de doelstellingen vermeld in het sectorconvenant; de verantwoording van de aanwending van de ontvangen subsidiebedragen (enkel voor het eindrapport).
Het departement Werk en Sociale Economie bezorgt tijdig aan de sector het modelformulier inzake de rapportering.
De sector Textielverzorging werkt vanuit volgende sectorale visie aan de uitvoering van de prioriteiten en acties van dit sectorconvenant:
3
DE SECTORALE VISIE De kerntaak van TFTC (Training For Textile Care), het sectoraal opleidingscentrum voor de textielverzorging, is het organiseren van een kwalitatief opleidingsaanbod voor de arbeiders uit de textielverzorgingsbedrijven (PC 110) die over een vast contract beschikken van bepaalde of onbepaalde duur en uitzendkrachten. Jobstudenten komen niet in aanmerking om aan het opleidingsaanbod deel te nemen omdat ze financieel niet bijdragen aan de sector. 1. Achtergrond en uitgangspunten 1.1.
Algemene economische situatie
Uit de recentste analyse van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (Verslag over de economische ontwikkeling in de textiel- en kledingindustrie – Lente 2015) (CRB 20151382) bemerken wij volgende algemene krachtlijnen in de economische ontwikkelingen die van belang zijn voor onze sector: -
Over het algemeen zijn de economische prognoses van mei 2015 van de Europese Commissie voor de jaren 2015 en 2016 voor de ontwikkelde industrielanden optimistischer dan deze gemaakt in het najaar van 2014.
-
De kwantitatieve verruiming van de Europese Centrale Bank heeft de rente verlaagd en de inflatievooruitzichten opgetrokken. Naast het bevorderen van de consumptie en investeringen heeft dit bijgedragen tot de daling van de Euro. De daling van de olieprijzen betekent een kostenvermindering voor de ondernemingen en geeft de huishoudens bijkomende budgetruimte, met een gunstige weerslag op het particulier verbruik.
-
Uit de door de Europese Commissie verrichte enquêtes blijkt dat het vertrouwen van de Europese consumenten en producenten in de economie de recentste maanden is toegenomen.
Specifiek voor de sector textielverzorging stellen wij vast dat de omzet sinds 2012 (645,9 M.) daalde met 1% in 2013 en nog eens met 1% in 2014. Vanaf het vierde kwartaal van 2014 was er wel een herstel zodat de omzet in het eerste kwartaal van 2015 1,3 % hoger lag dan dezelfde periode van 2014. Ook de investeringen daalden sinds 2012 (57 M.) met respectievelijk 5,5 % in 2013 en nog eens met 2,3 % in 2014. Maar ook hier zien wij een aanzienlijk herstel in het eerste kwartaal van 2015 tegenover dezelfde periode in 2014 (+ 19,2 %) 1.2.
De structuur van de tewerkstelling
Uit cijfers van de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) blijkt dat er in 2014 285 Vlaamse ondernemingen actief waren in de sector textielverzorging (en 197 Franstalige bedrijven). Dit is een zeer lichte achteruitgang in vergelijking met het jaar voordien. In 2014 stelde de sector ook 6148 arbeiders PC 110 tewerk, waarvan ongeveer 4100 in Vlaanderen. Het aantal bedienden is niet exact vast te stellen uit de cijfers, omdat die behoren tot het omvattende PC 200. De sector textielverzorging staat voor 0,2 % van alle Vlaamse werknemers, onthouden wij uit de groepssectorfoto 2012 van de Vlaamse Overheid. In dit document staan nog een aantal kerncijfers die zeer relevant zijn voor het huidige sectorconvenant of die zijn specificiteit gaan bepalen. -
Een vrouwelijke sector: 78 % van de arbeiders in de textielverzorging is vrouw, tegenover 46,7 % gemiddeld in Vlaanderen. 41,2 % van de werknemers werkt
4
deeltijds, veel meer dan het aandeel deeltijds loontrekkenden in Vlaanderen (31,7 %). Dit cijfer hangt ongetwijfeld samen met het grote aandeel vrouwelijke werknemers en de druk vanuit het traditionele rollenpatroon. -
Een vergrijzende sector: volgens de tewerkstellingscijfers van het steunpunt WSE tot en met 2014 is amper 5 % van de werknemers in de textielverzorging jonger dan 25 jaar, tegenover het Vlaams gemiddelde van 21 %. Het aantal loontrekkende 50-plussers ligt met 33,65 % dan aanzienlijk hoger dan het Vlaams gemiddelde van 23 %. De instroomgraad is met 17,9 % in evenwicht met het Vlaams gemiddelde (17,5 %), de uitstroom daarentegen ligt met 21,1 % ver boven het Vlaams gemiddelde (15,8 %). De klemtoon moet de komende jaren gelegd worden op het inschakelen van jongeren in de sector, dat is een ontegensprekelijke bewering.
-
Een KMO sector: 55 % van de jobs in de textielverzorging is gesitueerd in kleine ondernemingen met minder dan 50 werknemers, tegenover 44 % van de jobs van alle sectoren samen. De sector is dus een uitgesproken KMO sector, hoewel de paar grote spelers op de markt belangrijke werkgevers zijn.
-
Een diverse sector: uit de publicatie “herkomstmonitor 2015” van DWH Arbeidsmarkt en sociale bescherming KSZ blijkt dat in 2013 26,3 % van alle loontrekkenden in de textielverzorgingssector van buitenlandse herkomst zijn, waarvan 9,5 % afkomstig uit de EU en 16,8 % afkomstig van landen buiten de EU. Hiermee moeten wij enkel de sectoren dienstencheques, groen, horeca en de uitzendsector laten voorgaan.
-
Een sector die veel beroep doet op uitzendkrachten: de uitzendsector is de belangrijkste sector waaruit de textielverzorging zijn werknemers rekruteert: 22 % van de wasserijarbeiders kwam uit de uitzendsector. Dat is veel hoger dan de gemiddelde instroom uit de uitzendsector over alle sectoren heen (9 %). TFTC – Training For Textile Care – heeft sinds 2013 een samenwerkingsovereenkomst met het VFU-FFI, vormingsfonds voor uitzendkrachten. Dank zij deze samenwerking kunnen uitzendkrachten mee opgenomen worden in de opleidingsplannen die TFTC ondersteunt.
-
Een sector met kansen voor iedereen: de sector van de textielverzorging is er een die alle kansen biedt aan de prioritaire kansengroepen van het Vlaamse arbeidsmarktbeleid: de instroom van werkzoekende allochtonen en arbeidsgehandicapten is relatief hoog: respectievelijk 20 % en 12 %, tegenover 15 % en 8 % gemiddeld over alle sectoren heen.
-
In de textielverzorging zijn in 2014 26 IBO’s gestart en in het eerste halfjaar van 2015 11 IBO’s. Allochtonen zijn bij de invulling sterk vertegenwoordigd. Ook kortgeschoolden zitten op de eerste rij bij de invulling van vacatures in de textielverzorging: 58 % van alle vacatures, tegenover 36 % over alle sectoren heen. Wat de kansengroepen betreft is voor 49 % van de vacatures in de textielverzorging MINDER dan 6 maanden ervaring vereist, tegenover 45 % gemiddeld in Vlaanderen.
5
1.3.
Andere uitgangspunten
Het overlegmodel en het streven naar consensus is primordiaal voor de sociale partners in de textielverzorging. De sociale partners zoeken gezamenlijk naar oplossingen voor de organisatie van de arbeidsmarkt, waarbij de klemtoon ligt op de arbeidsomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden die in sectorale akkoorden worden vastgelegd. Maar sectoraal beleid gaat ook verder dan formele teksten. De sociale partners zien innovatie, ecologie en duurzaamheid als grote uitdagingen voor de toekomst van de sector, naast jobcreatie en het behoud van jobs. De sector textielverzorging streeft er naar om mee te zorgen voor goede sociale verhoudingen binnen de bedrijven, mee te helpen aan een duurzaam personeelsbeleid en om ondernemingen te ondersteunen bij instroom, doorstroom en uitstroom van werknemers. Dit is belangrijk omdat de sector gekenmerkt wordt door een zeer grote vertegenwoordiging van KMO-bedrijven. Zelfs het aantal micro-ondernemingen met 1 tot 10 personeelsleden in de sector is aanzienlijk. Tewerkstelling in de sector textielverzorging kent een zeer lage in- en uitstapdrempel. Medewerkers beginnen er vaak als interim. Afhankelijk van de hoeveelheid werk, hun inzet en hun competenties kunnen ze doorgroeien naar een contract van onbepaalde duur. Voor de uitvoerende functies (het merendeel van de jobs in de textielverzorging) blijft het zoeken naar geschikte arbeidskrachten, zowel van Belgische origine als allochtone origine, een moeilijke onderneming. Zo moeten er vaak arbeiders aangetrokken worden zonder kennis en ervaring op basis van inzetbaarheid, motivatie en algemene competenties. Deze beginnende werknemers krijgen vaak een interimcontract of (in mindere mate) een IBO-contract. Ze bouwen hun competenties op en krijgen bij een gunstige evaluatie een vast contract. De sector vraagt om een meer gekwalificeerde instroom om niet steeds opnieuw te moeten investeren in opleidingen voor beginnende werkkrachten zonder voorkennis.
1.4.
De belangrijkste functies in de wasserijen
Ontvangst van goederen, sorteren wasgoed, inventariseren, beladen en ontladen was- en droogmachines, bedienen was- en droogmachines, bedienen mangel, (tunnel)finishen, stoomstrijken, afwerken, droogkuis, kwaliteitscontrole, chauffeur.
6
2. Sectorale opleidingsacties en de rol van TFTC De textielverzorgingssector omvat industriële ondernemingen die werk bieden aan mensen die graag met hun handen werken en meer gekwalificeerde operatoren. De Vlaamse textielverzorgingsbedrijven vormen een klein, maar specifiek arbeidssegment met eigen functies (zie hierboven) maar ook met eigen uitdagingen en opportuniteiten. Onderlinge concurrentie, de lasten op arbeid en de toenemende concurrentie van buitenlandse wasserijen actief in België zetten de sector echter danig onder druk. Ook de (vaak) moeilijke werkomstandigheden die samenhangen met het specifieke werk vormen een hinderpaal, zodat tegelijkertijd de vraag blijft bestaan naar gemotiveerde en polyvalente medewerkers om het personeelsverloop op te vangen. Deze constante vraag naar personeel en de veranderende eisen van de markt hebben een opleidingsdynamiek in gang gezet, waarbij de sociale partners een belangrijke rol en verantwoordelijkheid opnemen. TFTC, het opleidingscentrum voor de textielverzorging, voert de concrete realisatie van het sectoraal opleidingsbeleid van de sociale partners uit. Opleiden is zeer belangrijk! De sector textielverzorging is een sector waar alles draait rond de kwaliteit van het werk: wij zorgen ervoor dat je op restaurant aan een propere tafel eet, wij zorgen er voor dat je in een hotel in verse lakens slaapt, wij zorgen er voor dat je in een ziekenhuis in een gedesinfecteerd bed ligt, wij zorgen er voor dat medici je behandelen in steriele kledij enz… die kwaliteit heeft een prijs en die ligt in de opleiding van vakbekwame mensen! Dit zijn de kerntaken van TFTC: -
Consensus tussen de sociale partners invullen; alle acties van TFTC worden met de sociale partners afgestemd via een paritair samengestelde stuurgroep.
-
Toeleiding ondersteunen: hiervoor werkt TFTC samen met een aantal partners uit de beroepsopleiding, waarvan Syntra en VDAB de meest in het oog springende zijn.
-
Opleidingsbehoeften detecteren: TFTC geeft ondernemingen een ruime keuze om de behoeften van de onderneming en van de individuele werknemer in kaart te brengen. Dit kan op eigen houtje op ondernemingsniveau, of met medewerking van TFTC of door beroep te doen op gespecialiseerde externe consultants.
-
Open opleidingen organiseren: op vraag van de sector stelt TFTC halfjaarlijks een opleidingskalender samen met diverse thema’s. De opleidingen worden verzorgd door opleidingsinstellingen die hun sporen verdiend hebben of soms door TFTC zelf.
-
Begeleiden van opleidingsplannen: de opmaak van bedrijfsplannen, de begeleiding en de financiering ervan zijn wellicht de belangrijkste opdracht van TFTC.
-
Begeleiden en ondersteunen van individuele vorming van werknemers: arbeiders behorend tot het PC 110 die op eigen houtje een (of meerdere) arbeidsmarktgerichte opleiding(en) volgen, kunnen rekenen op begeleiding en financiële steun van TFTC.
-
Samenwerking met andere sectorfondsen met prioriteit voor de collega’s uit de pijler textiel (COBOT en IVOC) en met collega’s die vooral inzetten op het ontwikkelen en bevorderen van competenties voor arbeiders. Ervaring leert ons inmiddels dat de zogeheten ‘open’ opleidingen die intersectoraal kunnen ingericht worden meer kans op slagen hebben dan wanneer ze enkel voor één sector worden ingericht.
7
Met deze taken in het achterhoofd wordt een actieplan in het kader van het sectorconvenant opgesteld. Wij houden hierbij ook zeker rekening met een aantal prioriteiten van de Vlaamse Overheid: -
Door het sectorconvenant wordt er in de werking (nog) meer rekening gehouden met diversiteit en non-discriminatie, analyses van kansengroepen, intersectorale samenwerking enz… wat alleen maar zinvol kan genoemd worden.
-
De nadruk bij duurzame tewerkstelling moet nog meer gelegd worden op de kansengroepen en de kortgeschoolden.
-
Het sectorconvenant moet ook een basis vormen voor bijkomende mogelijkheden zoals ESF-subsidies die ons moeten toelaten om verder te werken rond de ontwikkeling van een sectoraal opleidings- en competentiebeleid. Hiervoor zal TFTC – indien nodig – ook streven naar het behalen van het ESF label.
-
De hervormingen in het kader van de zesde staatshervorming voor wat betreft onderwijs en beroepsopleiding blijken nu reeds een vertragend effect te hebben voor de sector. Er is op dit ogenblik – laatste kwartaal van 2015 – veel te veel onduidelijkheid over de toekomst. Die onzekerheid vormt voor een aantal acties een belangrijke hinderpaal.
3. Visie op de decretale thema’s 3.1.
Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
In de textielverzorging is het onderwijsaanbod quasi onbestaande. Het was geen opdracht om het in kaart te brengen, omdat er maar één school voor Buitengewoon Onderwijs een opleiding organiseerde die toe leidde naar de textielverzorging (in het verdere verleden was er ook een Centrum voor Deeltijds Onderwijs dat een opleiding ‘wasserijoperator’ had). Er is echter sinds 2013 een opportuniteit ontstaan die wij niet meer willen loslaten om de aansluiting van het (beperkte) onderwijsaanbod op de bedrijfswereld mogelijk te maken. Deze opportuniteit situeert zich in het deeltijds onderwijs, meer bepaald het nieuwe project duaal leren, in zoverre dit project aansluit bij de uitdagingen van de sector textielverzorging. De sector zal ervoor ijveren dat het nieuwe concept van duaal leren ook rekening houdt met het ontbreken van een voltijds engagement in het beroepsonderwijs. De sector hoopt dan ook dat het nieuwe concept zal zorgen voor een opwaardering en erkenning van het beroep van medewerker in de textielverzorging.
3.2.
Competentiebeleid
De competenties van de werknemers in de textielverzorging moeten duidelijker naar voor gebracht worden. De sector heeft – zoals reeds gezegd – een typisch KMO karakter: arbeidsintensief, laaggeschoolde werknemers (vooral vrouwen), familiaal karakter en scherpe concurrentie. Werken met goed opgeleid personeel biedt de mogelijkheid om een antwoord te geven aan die uitdagingen. Zeker in de laatste jaren is het duidelijk dat opleiding meer aandacht krijgt en dat uit zich vooral in een aanzienlijke toename van bedrijfsinterne opleidingen. Deze opleidingen worden grotendeels verzorgd door een ervaren personeelslid van de onderneming zelf, op de werkvloer. Werknemers worden opgeleid tot polyvalente krachten die op verschillende posten kunnen werken. Dit verschaft de
8
onderneming bv. in vakantieperiodes voldoende lucht om de productie ongestoord verder te kunnen zetten. Op die manier krijgt het competentiebeleid in de textielverzorging een eigen karakter dank zij de ondersteuning van het sectorfonds.
3.3.
Diversiteit
Zoals voorheen met cijfermateriaal aangetoond, is de sector textielverzorging een koploper in het creëren van tewerkstellingsmogelijkheden voor kansengroepen. De oudere werknemers zijn duidelijk oververtegenwoordigd. Allochtone werknemers zijn voor wat betreft taalintegratie een doelgroep in projecten zoals Nederlands op de werkvloer. Maar vooral de kortgeschoolden staan centraal in de diversiteitsacties, zij vormen dan ook de grootste groep werknemers in de textielverzorging. Ook voor de toeleiding gaan wij ons concentreren op die groep: wij vinden in het deeltijds onderwijs bijna exclusief deze mensen terug. Samenwerking tussen werknemers van verschillende leeftijden, mogelijkheden, achtergronden en culturen is een vanzelfsprekendheid in de sector. Door de specifieke aanwervingsvereisten van de sector moeten wij die samenwerking faciliteren en de integratie van de verschillende werknemerscategorieën optimaliseren.
4. De toekomst van de sector In de toekomst verandert de rol en de positie van de textielverzorging drastisch. Naast puur het reinigen van textiel zullen ook andere producten en diensten aangeboden worden. De textielverzorging heeft de jongste 10 jaar een omslag gemaakt van een ambachtelijke, kleinschalige sector naar een industriële sector, waar schaalvergroting en aandacht voor het eigen proces op basis van specificaties van de klant van groot belang zijn. Hierdoor zal de sector nog meer klantgericht en servicegericht te werk gaan dan nu. De ‘upgrade’ zit in de ontwikkeling van een partnerschap dat bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen van de klant, waarbij onder meer sprake is van efficiëntie en duurzaamheid. De kern is het verbreden en optimaliseren van de toepassing van textiel, naast het optimaliseren van het reinigingsproces. De ambitie van de textielverzorging is om niet alleen zelf een meer duurzame sector te zijn, maar ook de klanten te adviseren over de manier waarop textielverzorging kan bijdragen aan meer duurzaamheid in andere sectoren. Momenteel zijn de meeste klanten van de textielverzorging werkzaam in de sectoren gezondheidszorg, handel en industrie, horeca en recreatie. De verwachting is dat deze segmenten beduidend zullen groeien. Daarnaast ontwikkelen zich nieuwe markten door nieuwe innovaties in textiel, behandelingstechnieken en ICT of logistiek. Klanten zullen dan wellicht een ander verwachtingspatroon hebben dan vandaag en dus moet er nu reeds gezorgd worden voor flexibiliteit en voldoende kwalificaties.
9
HET ACTIEPLAN 2016-2017 Vanuit de sectorale visie en vanuit de sectorspecifieke uitdagingen waar de sector voor staat, maakt de textielverzorging werk van het aanpakken van de volgende prioriteiten en acties.
Prioriteit 1: Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt
Motivatie De sector wil nauw samenwerken met onderwijsverstrekkers, meer bepaald de Centra Leren en Werken, om de kennisoverdracht aan de leerlingen, die tenslotte de toekomstige werknemers binnen de sector zijn, zo optimaal mogelijk te laten verlopen. De sector zorgt hierbij voor een eigen inbreng. Er bestond tot september 2015 (bijna) geen specifieke schoolse vooropleiding voor een functie in de textielverzorging, hoewel de nood aan gekwalificeerde en dus gemotiveerde instroom groot is. Als eerste stap naar de mogelijkheid om gestructureerde opleidingen binnen onderwijs mogelijk te maken, werden in samenwerking met AKOV een aantal beroepskwalificatiedossiers samengesteld. In het Belgisch Staatsblad van 07.02.2014 verscheen het ‘Besluit van de Vlaamse regering tot erkenning van de beroepskwalificatie operator strijkafdeling kleding- en confectieartikelen en textielverzorging’. In het Belgisch Staatsblad van 13.02.2014 verscheen het ‘Besluit van de Vlaamse regering tot erkenning van de beroepskwalificatie medewerker textielverzorging’ en eveneens het ‘Besluit van de Vlaamse regering tot erkenning van de beroepskwalificatie operator textielverzorging’. Hiermee leek het pad geëffend om in samenwerking met de koepels van het Onderwijs een modulaire structuur van opleidingen op te zetten en afspraken met vertegenwoordigers van de verschillende koepels werden dan ook in die zin gemaakt. De zesde staatshervorming zorgt voor een hertekening van het landschap van het stelsel leren en werken met de invoering van het concept duaal leren, wat overigens qua uitgangspunten en doelstelling beantwoordt aan de noden van de sector. Vanaf 1 juli 2014 ressorteert het leerlingenwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst niet langer onder de federale overheid, maar onder de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap. Hier geldt een overgangsfase die begint op 1 juli 2014 en eindigt ergens in de loop van 2015. Op het ogenblik van de opmaak van dit convenant is er nog geen zicht op een definitieve besluitvorming. Toch heeft de sector nu al beslist om mee te gaan in het nieuwe stelsel omdat de voordelen voor de hand liggen: een win-win situatie, zowel voor de jongere als voor de onderneming; een vlotte doorstroming van deeltijds onderwijs naar de arbeidsmarkt; een gedegen werkervaring voor elke jongere met kans op duurzame tewerkstelling. Regelmatige contacten tussen scholen en bedrijven zijn zeer belangrijk om de doorstroming van leerlingen naar een geschikte job te vergemakkelijken. Bovendien laat dit toe om de opleiding van leerlingen (en leerkrachten) optimaal af te stemmen op de wisselende omstandigheden en vereisten van de sector. Omdat de textielverzorgingssector een specifieke KMO sector is, zullen samenwerkingsverbanden vooral hierop gebaseerd zijn. Het werkplekleren is een belangrijke schakel binnen het proces van competentieverwerving van leerlingen. Werkplekleren is een volwaardig onderdeel van de opleidingen in het deeltijds onderwijs waarbij ervaring op de werkvloer zelf wordt opgedaan. Daarnaast is werkplekleren eveneens belangrijk voor (nieuwe) werknemers die vaak op interimbasis aan de slag gaan.
10
De sector verbindt zich ertoe om volgende acties te ondernemen om de samenwerking tussen scholen en bedrijven te bevorderen:
Resultaatsindicator Oprichting en uitbouw van een werkgroep Onderwijs-Textielverzorging In 2016: het organiseren van twee vergaderingen, waarvan een stichtingsvergadering In 2017: het organiseren van drie vergaderingen of activiteiten, waarvan twee voor de zomervakantie en een erna.
Actie 1: TFTC werkt mee aan en behartigt het opstellen van modulaire opleidingsplannen voor de sector op basis van de erkende beroepskwalificatiedossiers. De sector dringt bij de bevoegde overheid aan op het opmaken van modulaire opleidingsplannen voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs. Jongeren die kiezen voor het stelsel van leren en werken engageren zich voor een systeem dat uit twee componenten bestaat: de component leren en de component werkplekleren. Door de modularisering moet het deeltijds beroepssecundair onderwijs een creatief en flexibel gebeuren worden, afgestemd op de leerling en de sector. De flexibiliteit van de modulaire organisatievorm moet het mogelijk maken een traject op maat van elke jongere uit te stippelen. De opleiding kan dan starten op elk ogenblik van het schooljaar en kan gespreid worden over één of meer schooljaren. Een module kan ook starten op elk ogenblik van het schooljaar. Modularisering is een belangrijk instrument om een maximum aan gekwalificeerde uitstroom na te streven. (Deel)kwalificaties geven immers toegang tot de arbeidsmarkt of tot vervolgonderwijs. De sector vraagt om de opleidingen en bijhorende competenties in gezamenlijk overleg te bespreken om een maximale afstemming en aansluiting tussen onderwijs en de arbeidswereld te garanderen. Zeker binnen het concept duaal leren moeten de beroepsopleidingen aansluiten op de reeds erkende beroepskwalificaties. Timing: De sector wil zich voluit engageren om samen met het beleidsdomein onderwijs/werken een duaal stelsel van leren en werken te creëren dat een perspectief biedt voor jongeren en ondernemers. Daarom zal ze ijveren om in de loop van het huidige convenant modulaire opleidingsplannen voor de ‘medewerker textielverzorging’ en modulaire opleidingsplannen voor de ‘operator textielverzorging’ en de ‘operator strijkafdeling textielverzorging’ klaar te maken, die als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd met andere vormen van secundair onderwijs en dus recht geven op een onderwijskwalificatie. Betrokken partners: departement onderwijs, DBSO, AHOVOKS
11
Actie 2: het creëren en faciliteren van mogelijkheden om Centra voor Leren en Werken de kans te bieden een opleiding ‘wasserijoperator’ (later ‘medewerker textielverzorging’) in te richten. Door de vakinhoudelijke ondersteuning bij het opmaken van de beroepskwalificatiedossiers heeft TFTC meegewerkt aan de inzetbaarheid van deeltijdse leerlingen in een aansluitende job op de arbeidsmarkt. Op die manier kan de sector jonge, gemotiveerde en polyvalente krachten aantrekken. In de voorbije jaren heeft de sector gepoogd om Centra voor Leren en Werken en scholen voor Buitengewoon Secundair Onderwijs warm te maken om sectorgerichte opleidingen in te richten. Deze pogingen werden na de erkenning van de beroepskwalificaties geïntensifieerd en leidden in 2015 tot 3 CLW’s en 1 BuSO school, waarvan 2 CLW’s en 1 BuSO school effectief overgegaan zijn tot het geven van een lineaire opleiding. Naast een intense samenwerking met de Belgische Federatie van de Textielverzorging heeft TFTC ook een stem in de PiT vergaderingen. PiT staat voor Partners in Textile care en verzamelt alle vooraanstaande leveranciers uit de sector van de textielverzorging. Momenteel vertegenwoordigt PiT ongeveer 80 % van alle leveranciers. Het draagvlak is dus even groot als de waaier van deskundigheid breed is. Die expertise wordt alleen maar groter door de onderlinge samenwerking. Het is tevens haar taak om nieuwe tendensen te ontdekken en de sector goed en tijdig te informeren, op alle vlakken. Op termijn is dit een heus innovatie- en informatieplatform. Dank zij de aanwezigheid van TFTC is het voor centra en scholen mogelijk om semiprofessioneel materiaal aan te schaffen aan gunstige voorwaarden om de praktijkgerichte opleiding in de centra/scholen van één dag per week in de beste omstandigheden te laten plaats vinden. Andere acties die reeds ondernomen werden om scholen te informeren zijn enerzijds deelname aan de intersectorale ontmoetingsdag met de CLW’s eind augustus en anderzijds het zelf organiseren van regionale informatiedagen voor CLW en BuSO. In 2015 vonden er drie regionale ontmoetingsdagen plaats: op woensdag 7 mei in Beringen met vijf deelnemers, op dinsdag 3 juni in Borgerhout met elf deelnemers en op woensdag 2 juli in Lokeren met twaalf deelnemers. TFTC engageert zich eveneens om deel te nemen aan opendeurdagen van Centra Leren en Werken om aan belangstellende ouders en leerlingen concrete informatie te geven over het werken in de sector. Voorwaarde is wel dat de vraag tot deelname komt van de Centra zelf. Subactie 2.1: verdere deelname aan de intersectorale ontmoetingsdag, zowel in 2016 als 2017. Teneinde een zo breed mogelijk spectrum te hebben om het opleidingsaanbod kenbaar te maken en de mogelijkheden van de sector te vermelden om een bijdrage te leveren onder de vorm van bijvoorbeeld machines of oefenmateriaal zoals linnen, kleding enz...
12
Actie 3: vakinhoudelijke ondersteuning van leerkrachten (vormingsprogramma textielverzorging) Door de vakinhoudelijke ondersteuning van leerkrachten werkt TFTC mee aan de inzetbaarheid van leerlingen uit het deeltijds onderwijs textielverzorging in een aansluitende job op de arbeidsmarkt. De sector engageert zich om vorming voor leerkrachten, trajectbegeleiders, VDAB jobcoaches enz… te voorzien om hen op die manier voeling te laten houden met de bedrijfsrealiteit en vertrouwd te maken met nieuwe technologieën. Hiervoor werd reeds een eerste vormingsprogramma opgemaakt onder de titel ‘De flow in de wasserij’. Dit is een tweedaagse opleiding die alle aspecten van het werken in een wasserij behandelt én eindigt met een bedrijfsbezoek om de leerkrachten een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de sector textielverzorging. Dit programma wordt uiteraard up-to-date gehouden en dus aangepast indien nodig. Van dit vormingsprogramma neemt TFTC een gedeelte voor zijn rekening, de overige bijdrage wordt geleverd door externe vakexperten en gespecialiseerde opleiders. Daarnaast staat het open opleidingsaanbod van TFTC via de opleidingskalender gratis ter beschikking voor leerkrachten, trajectbegeleiders enz… Het zwaartepunt van deze opleidingen ligt in sectorspecifieke thema’s. Kennis van textiel, ontvlekken, ergonomie en basisveiligheid in de textielverzorging zijn steeds terugkerende onderwerpen. In samenspraak met de (nog op te richten – zie verder) werkgroep Onderwijs-Textielverzorging kunnen specifieke opleidingen worden toegevoegd. Bij elke bijeenkomst van deze stuurgroep wordt het vormingsaanbod getoetst en worden nieuwe voorstellen besproken. Timing: doorlopend over de jaren 2016 en 2017 Partners: Centra Leren en Werken in Vlaanderen Doelstelling: Zo veel mogelijk betrokken leerkrachten en trajectbegeleiders van de Centra Leren en Werken, van de BuSO school/scholen en van de VDAB jobcoaches opnemen in dit vormingsprogramma.
Actie 4: Oprichting van de werkgroep Onderwijs-Textielverzorging Het werk in de textielverzorgingssector wordt door het overgrote deel van de jongeren niet beschouwd als attractief en ‘sexy’. Het is een op meerdere vlakken belastend werk. In de bedrijven heerst een permanente spanning tussen een kwaliteitsvolle en een snelle service. Niet zelden moeten de arbeiders beide nastreven. De hoge eisen die aan de textielverzorging gesteld worden, vertalen zich in een hoge werkdruk op de vloer, waarbij ook nog rekening moet gehouden worden met lawaaihinder, staand werk en hogere temperaturen. Vandaar dat er een relatief kleine belangstelling is voor het werken in de sector. En dus is afstemming tussen de sector en het (deeltijds) onderwijs noodzakelijk om efficiënt samen te kunnen werken. In de textielverzorging zal deze samenwerking tussen bedrijven en onderwijs een nieuwe stap zijn en dus moet de afstemming tussen de verschillende partners ervoor zorgen dat het imago van de sector de boost krijgt die ze verdient, omdat ze zwaar inzet op innovatie en milieu. Dit is trouwens ook een van de prioriteiten van de sociale partners bij de laatste cao onderhandelingen. Citaat : “Willen we de sector nog een toekomst geven, dan moeten wij dringend, samen met de werkgevers, werk maken van een beter imago van de sector.” TFTC zal de werkgroep Onderwijs-Textielverzorging in het leven roepen en coördineren, het forum waarop CLW’s, BuSO scholen en sociale partners acties opzetten ter bevordering van de sector.
13
Partners: één vertegenwoordiger van ieder CLW en/of iedere BuSO school die een sectorgerichte opleiding organiseren, één vertegenwoordiger per onderwijskoepel van de pedagogische begeleidingsdienst, één vertegenwoordiger van de drie syndicale partners en drie vertegenwoordigers van werkgevers. Indien mogelijk en opportuun wordt per vergadering een vakexpert uitgenodigd die een aspect van de textielverzorging gaat belichten. Deze werkgroep moet een visie creëren, actieplannen, maatregelen of richtlijnen ontwikkelen en deze communiceren. Op die manier zorgt men voor erkenning en wordt een draagvlak geschapen. De werkgroep vergadert minstens tweemaal per jaar in 2016 en minstens driemaal per jaar in 2017.
Actie 5: Ondersteuning van de stages van deeltijdse leerlingen De sector textielverzorging promoot en ondersteunt het systeem van deeltijds leren en werken (duaal leren) en ziet een (toekomstig) eenvormig contract binnen het deeltijds onderwijs als ideale invulling voor een volwaardige werkovereenkomst. De sector stelt het vergroten van de stagemogelijkheden helemaal vooraan en ijvert ervoor om de soms oude stagetradities te vervangen door een competentiegerichte aanpak. Werkplekleren sluit perfect aan bij de meest gebruikelijke opleidingsvorm in de sector, namelijk opleidingen op de werkvloer zelf. Deze opleidingen worden meestal verzorgd door ervaren medewerkers. De sector gaat ook op dit vlak ijveren om deze opleiders nog kwaliteitsvoller te maken (zie verder onder prioriteit 3). Er zal dus werk worden gemaakt om voldoende en kwaliteitsvolle stageplaatsen aan te bieden aan deeltijdse leerlingen en dit over de hele sector. Hiervoor werd onder andere een oud leerreglement aangepast dat bepaalde dat enkel een onderneming die minstens 25 werknemers tewerk stelde, in aanmerking kwam om een deeltijdse leerling een werkervaringsplaats aan te bieden. Deze minimum bezetting werd herleid tot 5 werknemers en er werd een extra voorwaarde opgenomen, namelijk dat er een individueel opleidingsprogramma moest uitgeschreven worden voor elke leerling. TFTC kreeg een machtiging om – indien nodig en gewenst - een afvaardiging ter plaatse te sturen. Deze afvaardiging kan advies geven aan de onderneming en heeft tot taak na te gaan of het opleidingsprogramma gevolgd wordt. Daarenboven voorziet de sector voor de deeltijdse leerlingen die uiteindelijk een arbeidscontract tekenen met een onderneming uit de sector een aanmoedigingspremie die tot maximaal € 400 kan bedragen. Over het voortbestaan van deze premie in 2016 en 2017 spreekt de Raad van Bestuur van het Gemeenschappelijk Fonds van de Textielverzorging zich begin 2016 uit.
Actie 6: Opmaak van een stagedatabank TFTC ondersteunt stages en werkplekleren door het beheer van een stagedatabank van bedrijven, enerzijds op basis van een enquête doorgevoerd in het najaar van 2013, anderzijds door individuele bedrijfsbezoeken waarbij gepolst wordt naar de interesse om stageplaatsen aan te bieden. Deze stagedatabank wordt regelmatig up-to-date gebracht en is vrij te consulteren op de website van TFTC, www.train4texcare.be, onder de hoofding ‘stageplaatsen’ bij de rubriek ‘werkgever’. Wij vragen via deze weg ook aan de ondernemingen om zelf te melden indien er stageplaatsen beschikbaar zijn.
14
Op het ogenblik van de opmaak van dit convenant was er een bestand van 32 Nederlandstalige bedrijven, tegen eind 2017 rekenen wij op een minimum van 50 Nederlandstalige ondernemingen. Wij voorzien eveneens de mogelijkheid om jongeren die een opleiding volgen de kans te geven zich in te schrijven op deze databank met eventuele vermelding van de competenties die zij reeds hebben opgedaan. Indien mogelijk zal er ook een link gelegd worden met de stagedatabank van VDAB.
Actie 7 : Zorgen voor correcte en relevante informatie via de website: www.train4texcare.be TFTC is verantwoordelijk voor de inhoud van bovenstaande website in zijn communicatie naar de buitenwereld. Via deze website informeert TFTC een zo groot mogelijke doelgroep over de opleidings- en tewerkstellingsmogelijkheden in de sector. Voor de lay-out wordt samengewerkt met twee externe partners, te weten AmazingIT uit Oostende en het bureau Liebens uit Bilzen. De website wordt regelmatig geactualiseerd. Alle bedrijven die dat willen en alle opleidingsverstrekkers worden bovendien op de hoogte gebracht van nieuwigheden en/of veranderingen en/of opleidingsaanbod via de elektronische nieuwsbrief ‘The Training Guide’.
Prioriteit 2: Communicatie over de werking van TFTC naar werkgevers en werknemers Motivatie: De werking van TFTC, het volledige aanbod van opleidingen, de concrete afspraken en de samenwerking met onderwijs- en opleidingsverstrekkers wordt op een éénduidige manier gecommuniceerd naar de werkgevers en de werknemers uit de textielverzorgingssector. Primordiaal in de communicatie staan de bedrijfsbezoeken waarbij het pakket van TFTC in een persoonlijk gesprek met de bedrijfsleider, eventueel in aanwezigheid van een HR medewerker (voor de grotere bedrijven) of van een personeelsvertegenwoordiger (voor de KMO’s) wordt voorgesteld.
Resultaatsindicator: Het optrekken van het aantal bedrijven dat gebruikt maakt van de opleidingsportefeuille van TFTC In 2013 maakten 24 ondernemingen gebruik van de opleidingsportefeuille In 2014 maakten 37 ondernemingen gebruik van de opleidingsportefeuille In 2015 maakten 52 ondernemingen gebruik van de opleidingsportefeuille Voor 2016 streven wij naar 60 ondernemingen Voor 2017 streven wij naar 70 ondernemingen De sector engageert zich om volgende acties op te zetten en/of verder uit te werken:
15
Actie 1: verhoging van het aantal ondernemingen die gebruik maken van de opleidingsportefeuille Tot september 2015 stapten 52 ondernemingen uit de textielverzorgingssector in het systeem van de opleidingsportefeuille van TFTC. De sociale partners willen natuurlijk zoveel mogelijk bedrijven uit de sector ondersteunen in en sensibiliseren voor het instappen in die plannen. Hiervoor gebruiken we volgende middelen: bedrijfsbezoeken, gerichte mailingsacties en informatie via de website. Naast deze communicatiestrategie wordt ook beroep gedaan op de uitstekende samenwerking met de Federatie van de Belgische Textielverzorging die haar leden via haar kanalen op de hoogte brengt van ‘best practices’ uit de sector. Dit alles met het doel opleidingen in de sector in de schijnwerpers te zetten en ondernemingen aan te moedigen om in te zetten op hogere kwalificaties van hun werknemers.
Actie 2: Onderhoud van de website www.train4texcare.be TFTC organiseert, coördineert en financiert naast de samenwerking met het onderwijsveld de opleidingsinspanningen voor arbeiders in de sector van de textielverzorging: (industriële) wasserijen, droogkuis, wassalons, linnenverhuurders enz. De website wordt regelmatig geactualiseerd. Alle bedrijven die dat willen en alle opleidingsverstrekkers worden bovendien op de hoogte gebracht van nieuwigheden en/of veranderingen en/of opleidingsaanbod via de elektronische nieuwsbrief ‘The Training Guide’. Daarnaast staat er op de website ook nog een blog die randactiviteiten bekend maakt, verduidelijkingen geeft bij sectorgebonden onderwerpen of meer algemene informatie geeft. Ten laatste medio 2016 verschijnt er op de website eveneens een mappingkaart van Vlaanderen met daarop de locaties van de Centra Leren en Werken (met alle noodzakelijke gegevens van die centra) en de locaties van alle bestaande ondernemingen in de textielverzorging (met een code volgens de grootte van de onderneming). Hierdoor wordt het voor iedereen mogelijk om te zien waar en hoe er een samenwerking tussen school en bedrijf mogelijk is.
Actie 3: Verspreiding van de opleidingskalender TFTC organiseert een ruim aanbod aan open opleidingen, zowel sectorspecifieke als algemene. Onze ambitie is het aanbieden van passende en duurzame leeroplossingen die perfect tegemoetkomen aan de trainingsnoden van de ondernemingen. Voor het opmaken van deze kalender werd in eerste instantie uitgegaan van het aanbod van sectorale opleidingen, aangeboden door de grote leveranciers van materiaal en producten zoals de Christeyns Academy, Ecolab en dergelijke. Daarnaast wordt samengewerkt met ervaren opleidingsinstituten die hun sporen hebben verdiend in het opleidingsveld zoals Novare en In2learning, maar ook met institutionele opleiders zoals het Rode Kruis van België. Dit alles met ervaren trainers die meestal met hun voeten in de praktijk staan. Dank zij die sterke combinatie vinden wij voor bijna elke behoefte van de werknemers uit de sector een passende formule met het hoogste rendement. De opleidingskalender wordt bij het begin van ieder kalenderjaar gratis naar alle bedrijven uit de sector opgestuurd. Wie meerdere exemplaren wenst te ontvangen, doet hiertoe een eenvoudig verzoek. Eveneens jaarlijks wordt het aanbod geëvalueerd door de stuurgroep en desgevallend aangepast.
16
Actie 4: Samenwerkingsverbanden binnen de sector TFTC onderhoudt zeer nauwe contacten met de Federatie van de Belgische Textielverzorging (FBT) en PiT (Partners in Textile care). Vergaderingen, raden van bestuur ed. worden niet enkel bijgewoond, de aanwezigen krijgen er ook telkens een stand van zaken te horen. TFTC heeft een apart katern in het vakblad van de Federatie, waardoor de communicatie met werkgevers en werknemers nogmaals versterkt wordt. De Federatie werkt ook nog met regionale verbonden: ook hier kan en mag het regionaal bestuur beroep doen op TFTC om op bijeenkomsten het opleidingsaanbod of nieuwe initiatieven bekend te maken.
Actie 5: Bedrijfsgerichte prospectie Bedrijfsgerichte prospectie en persoonlijke gesprekken met de bedrijfsleiders zijn het meest efficiënte instrument om het opleidingsaanbod en het totaalpakket van TFTC bekend te maken. De sociale partners vragen tevens om acties op te zetten naar bedrijven die om diverse redenen hun opleidingsinspanningen hebben onderbroken of helemaal verwaarloosd, teneinde de continuïteit in de personeelsontwikkeling te herstellen. Op dit ogenblik (eind 2015) bedraagt het aantal ondernemingen dat gebruik maakt van de diensten van TFTC 52 stuks. Het is de bedoeling om in 2016 en 2017 telkens 15 ondernemingen (hoofdzakelijk KMO’s) te bezoeken om het aanbod bekend te maken. Zo moet het aantal ondernemingen met een opleidingsportefeuille aangroeien tot minimum 60 tegen eind 2016 en tot minimum 70 eind 2017.
Actie 6: Deelname aan vakbeurzen TFTC zal in de periode 2016-2017 deelnemen aan de volgende vakbeurzen: Texcare in Frankfurt in 2016, Expo 60+ in Mechelen in 2016 en 2017, International Clean show in 2017 en het wereldcongres ‘World Textile Services Congress’ in Brugge in 2016. Naast het vergaren van de noodzakelijke kennis en evoluties in de wereld van de textielverzorging zijn dit ook de gelegenheden bij uitstek om het opleidingsaanbod te toetsen aan internationale standaarden.
Actie 7: Informatie en opleidingen in het kader van het behalen van het attest vakbekwaamheid voor chauffeurs C/CE Naar aanleiding van een enquête gevoerd in 2011, kwam de sector tot de bevinding dat er zo’n 300 vrachtwagenchauffeurs tewerk gesteld waren. De Europese Richtlijn Vakbekwaamheid stelt extra eisen aan het behalen van het rijbewijs voor nieuwe beroepschauffeurs onder de vorm van een bijkomend examen basiskwalificatie. Bovendien verplicht ze actieve vrachtwagenchauffeurs om nascholing te volgen. Alle professionele bestuurders (ongeacht wanneer het rijbewijs behaald werd) dienen nascholing te volgen in een erkend opleidingscentrum (35 uur in sessies van telkens 7 uur over een periode van maximaal 5 jaar). Het Gemeenschappelijk Fonds van de textielverzorging besloot om de opleidingen, verbonden aan het behalen van het attest, op twee manieren te subsidiëren: 1. Als open opleiding: TFTC maakt afspraken met (een) opleidingsverstrekker(s) en zorgt dat er voldoende publiciteit gemaakt wordt voor deze open opleiding.
17
2. Als onderdeel van de opleidingsportefeuille: bedrijven organiseren zelf een opleiding (TFTC kan een lijst bezorgen van opleidingsverstrekkers in de buurt van het bedrijf) en zetten die in het opleidingsplan. Tussenkomst TFTC is maximaal € 300, maar de prijs van de opleiding zal dan afhangen van de opleidingsverstrekker (iedereen mag vragen wat hij wil) én van het aantal deelnemers (chauffeurs). Tot eind 2015 maakten zo’n 15 ondernemingen, goed voor 255 chauffeurs, reeds gebruik van dit aanbod. Timing: deze actie wordt ook in 2016 en 2017 verder gezet.
Actie 8: Innovatie stimuleren Innovatie is een belangrijke kracht in de ontwikkeling van de sector naar de toekomst. Innovatie en jobcreatie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in deze sector. Op een groot aantal domeinen zijn ontwikkelingen en innovaties nodig. Dat gaat zeker niet vanzelf. Innovatie is naast een creatief proces vooral ook een proces dat gestructureerd en georganiseerd moet worden. Innovatie moet gebaseerd zijn op de vraag/vragen vanuit de “markt”: daar zijn bijhorende prestatie-eisen aan verbonden en dus is het de taak van de sector om deze ontwikkelingen op de voet te volgen en zo snel mogelijk in te spelen op de eisen. De volgende innovatiethema’s zijn belangrijk voor de sector: -
Textielidentificatie: ontwikkeling van identificatietechnieken om reiniging mogelijk te maken Duurzaamheid: ontwikkeling van systemen voor hergebruik van textiel, water en energie in de sector Nieuwe reinigingstechnieken: ontwikkeling van nieuwe wasprocessen, ingegeven door ontwikkelingen in vezels, materiaal en functie Lage temperatuur reinigingsprocessen: ontwikkeling van lage temperatuur wasproces, procesbewaking en hygiënegarantie Finishing processen: ontwikkeling van processen voor het opnieuw (en veilig) hergebruiken van textiel (vooral PBM; persoonlijke beschermingsmiddelen)
Textielverzorgingsbedrijven moeten hun dienstenaanbod afstemmen op de vraag van klanten. De manier waarop zij in staat zijn om hun dienstverlening aan te passen aan (toekomstige) veranderingen in de servicebehoeften van klanten bepaalt voor een groot deel hun toegevoegde waarde in de keten. Belangrijk is ook dat de maatschappij in zijn geheel bewust wordt van het feit dat twee derden van de totale milieubelasting van kleding betrekking heeft op het gebruik ervan en dat professionele reiniging optimale efficiëntie garandeert in energie- en waterverbruik. Dan zal er ruimte ontstaan om het reinigen van kleding meer te centraliseren en het thuis wassen (dat dus milieuonvriendelijker is) te verminderen. Wij citeren uit een onderzoek van het University College in Dublin: “Het wassen van synthetische kleding in de wasmachine blijkt een grote bron van vervuiling. Bij elke wasbeurt komen er kleine deeltjes polyester en acryl vrij. De vezels zijn zo klein (< 1mm.) dat ze alle filters passeren en via het afvalwater in zeeën en oceanen terecht komen Microplastic is een potentieel gevaar voor onze gezondheid. Onderzoekers van University College Dublin hebben synthetische kleding meermalen in verschillende wasmachines gewassen en daarna het afvalwater geanalyseerd. De conclusie was dat elk kledingstuk honderden vezels verloor tijdens elke wasbeurt. Zij startten
18
dit onderzoek nadat zij op 18 stranden, verspreid over zes continenten, microplastic hadden aangetroffen. Bij vervuiling van de oceanen wordt vaak naar het direct zichtbare afval zoals bijvoorbeeld Plastic Soup en het effect daarvan op plant en dier gekeken. Deze grotere objecten kunnen ook uiteenvallen in microplastic. Echter de grootste bron van vervuiling zijn volgens de Ierse onderzoekers de kunststofvezels uit onze kleding. Met de toename van de bevolkingsdichtheid en het vaker dragen van kunststof kleding neemt de belasting op het milieu toe.” Het behoort tot de taken van TFTC om innovatie in de sector op de voet te volgen in samenwerking met andere actoren uit de sector: de textielindustrie zelf, de kleding- en confectiebranche, de Partners in Textile care en andere… Timing: doorlopend in 2016 en 2017
Prioriteit 3: Bevorderen van competenties van werknemers Motivatie Werknemers in de textielverzorgingssector hebben geen (na)schoolse opleiding gevolgd, noch voltijds noch deeltijds, omdat die er tot nu toe niet was. Het verwerven van competenties door middel van vorming (op de werkvloer) is dan ook essentieel. De sector biedt via zijn sectorfonds een brede waaier aan opleidingen om de werknemers te ondersteunen in de kwalitatief hoogstaande uitvoering van hun werk. Hierbij houdt men rekening met het feit dat de meeste ondernemingen in de textielverzorging behoren tot de categorie van KMO’s. Competentiemanagement binnen bedrijven kan hierbij een vertrekpunt zijn, maar wij willen er wel de nadruk op leggen dat dit zeker niet overal mogelijk is, omdat er vaak in de kleine ondernemingen geen HR-afdeling is om de zaken bij te houden en/of omdat de bedrijfsleider vaak een meewerkende partner is. Ook de aanwerving van nieuwe medewerkers verloopt in veel gevallen niet gestructureerd omdat daar eenvoudigweg geen ruimte/tijd voor is. Nochtans is er met het oog op een afdoend retentiebeleid weinig plaats voor ‘natte vingerwerk’ of improvisatie. Met de bestaande beroepskwalificatiedossiers moet het mogelijk zijn om meer in te zetten op (de registratie van) competenties.
Resultaatsindicator Het optrekken van de deelnemingsgraad van de arbeiders aan opleidingen In 2013 bereikten wij voor opleidingen 837 arbeiders of 18,77 % van het totale aantal arbeiders in de portefeuillebedrijven In 2014 bereikten wij voor opleidingen 1011 arbeiders of 22,67 % van het totale aantal arbeiders in de portefeuillebedrijven Voor 2015 zijn nog geen afdoende cijfers bekend Voor 2016 willen wij 25 % van het totale aantal arbeiders in de portefeuillebedrijven TVZ bereiken
19
Voor 2017 willen wij 28 % van het totale aantal arbeiders in de portefeuillebedrijven TVZ bereiken
De sector verbindt zich ertoe om volgende acties te ondernemen om de ontwikkeling van competenties te bevorderen: Actie 1: het optrekken van de deelnemingsgraad van de arbeiders aan opleidingen Om de ondernemingen uit de sector aan te moedigen om hun werknemers opleidingen te laten volgen, worden de financiële en administratieve lasten zoveel mogelijk weg gewerkt. Voor de opleiding van de arbeiders in het PC 110 wordt een financiële tussenkomst voorzien van maximaal € 300 per arbeider per jaar in de opleidingsportefeuille. Opleidingen kunnen ook voor kleine groepen georganiseerd en gefinancierd worden. Het vetrekpunt is steeds de individuele opleidingsbehoefte van de deelnemers. Indien wij het vereiste aantal deelnemers om een opleiding te organiseren op vraag van één onderneming (minimum aantal arbeiders is 7) niet bereiken, vragen wij andere collega-bedrijven uit de sector om deze groep aan te vullen tot het minimum aantal bereikt is. Interne opleidingen (opleidingen op werkvloer), meestal gegeven door ervaren collega’s of in kleinere ondernemingen door de bedrijfsleider, zijn de meest directe en praktische opleidingen om een (deel)taak aan te leren. Dit zijn op het ogenblik van het opstellen van dit convenant ook de opleidingen die het vaakst voorkomen in de opleidingsportefeuilles. Het uitgangspunt voor ondernemingen om te kunnen gebruik maken van de sectorale financiële steun is zonder meer het bestaan van een opleidingsplan voor de onderneming, waarin zowel nieuwe medewerkers als bestaande medewerkers een kans krijgen om bij te leren.
Actie 2: het optrekken van de deelnemingsgraad aan NODW en ICT opleidingen Ruim 10 procent van de werkzoekenden in Vlaanderen spreekt nauwelijks Nederlands. Dat blijkt uit een studie van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). De kennis van het Nederlands bij de werkzoekenden is er de jongste jaren op achteruitgegaan. In het opleidingspakket van TFTC zitten heel wat mogelijkheden om de basiskennis van de arbeiders te verhogen. Wij focussen ons hierbij op de opleidingen Nederlands op de werkvloer (NODW) en computerkennis (ICT). Nederlands op de werkvloer draagt zeker bij tot een efficiënt en veilig samenwerken en bevordert de integratie binnen een onderneming. Voor Nederlands op de werkvloer wordt een aangepaste opleiding gezocht die vertrekt vanuit de specifieke vraag van elk bedrijf. In eerste instantie gaat elk opleidingsinstituut waarmee TFTC samenwerkt een verkennend gesprek voeren om desnoods voor iedere deelnemer een geschikt opleidingsniveau te vinden. Op verzoek van werknemers en werkgevers kunnen er ook nog vervolgtrajecten georganiseerd worden of verwijst TFTC naar het individueel vormingsbudget (zie verder). Voor de opleiding NODW heeft het Gemeenschappelijk Fonds van de textielverzorging nog deze speciale tegemoetkoming voorzien: 1. TFTC stelt aan het bedrijf enkele professionele aanbieders voor, maar de onderneming bepaalt zelf over de beste aanpak (aantal cursisten, formule, data,…)
20
2. TFTC betaalt de eerste 6 uur van de cursus per groep of individu in het bedrijf, gespreid over enkele dagen naar keuze. Deze uren zijn dus gratis voor de onderneming. 3. Er volgt een evaluatie van de cursus met, indien nodig, praktische afspraken en financieringsmogelijkheden voor een eventueel vervolg. ICT basisvaardigheden worden aangepast aan de specifieke vragen van de werknemer of werkgever. Partners voor de opleiding NODW zijn: VDAB, Het Talenhuis, BLCC en Semantics Belgium. Regelmatig verschijnt in het vakblad van de Federatie en in de elektronische nieuwsbrief van TFTC een herinnering/oproep voor deze opleiding.
Actie 3: Samenwerking met andere sectoren op gebied van opleidingen De sector textielverzorging werkt bilateraal of in groepsverband samen met andere sectorale opleidingsfondsen aan een gezamenlijk opleidingsaanbod. De mogelijkheid tot doorverwijzing biedt bijkomende vormingskansen aan ondernemingen. Op deze manier kunnen specifieke noden van kleinere bedrijven, waarvoor de sector weet dat er nooit voldoende deelnemers zullen zijn om een opleiding op te starten, toch ingevuld worden op een kostenbesparende manier, dwz. zonder dat de onderneming een ‘één op één” opleiding moet voorzien bij private opleidingsverstrekkers. TFTC werkt op die manier afzonderlijk samen met OpFo 100 en COBOT en in groepsverband met de intersectorale werkgroep rond SBM (Syntra). Doelstelling voor 2016 en 2017: aansluiten bij nog meer intersectorale groepen.
Actie 4: het promoten van het individueel vormingsbudget Met het individueel vormingsbudget van TFTC ondersteunt de sector die arbeiders PC 110 die individuele opleidingsinspanningen doen. Werknemers die op eigen initiatief loopbaanbegeleiding en/of opleiding volgen, worden door TFTC begeleid en kunnen via het individueel vormingsbudget (het merendeel van) hun kosten recupereren. De sector promoot hiermee tevens het levenslang leren, door arbeiders de mogelijkheid te geven om zich persoonlijk te ontwikkelen en hun plaats op de arbeidsmarkt zeker te stellen of te verstevigen. In het kader van het individueel vormingsbudget wordt in de eerste plaats aandacht geschonken/publiciteit gemaakt voor basiscompetenties (talen, informatica, technische opleidingen…), zeker voor de kortgeschoolden in de sector, de grootste groep arbeiders. Voor het schooljaar 2014-2015 telden wij 18 arbeiders die beroep deden op het individueel vormingsbudget. Het is de wens en de bedoeling van de sector om dat cijfer de hoogte in te tillen en hiervoor zullen ten gepaste tijde de nodige acties ondernomen worden. Bij de verzending van de jaarlijkse opleidingskalender krijgt elke onderneming ook een affiche en een begeleidend schrijven met een oproep om het individueel vormingsbudget kenbaar te maken aan de medewerkers. TFTC deed in 2015 een paar proefacties door zich rechtstreeks te wenden tot de arbeiders tijdens hun lunchpauze. Dit is één van de mogelijkheden die verder onderzocht zullen worden.
21
Actie 5: bedrijven helpen bij de opmaak van hun opleidingsplannen De sectorale opleidingsmiddelen worden prioritair ingezet in het kader van het competentiebeleid in textielverzorgingsbedrijven. De sector ondersteunt op het ogenblik van dit convenant 52 ondernemingen bij de opmaak van opleidingsplannen, teneinde de competentieopbouw van arbeiders te bestendigen. De belangrijkste voorwaarde om gebruik te kunnen maken van sectorale steun is – zoals reeds gezegd – dat het opleidingsplan van de onderneming onderbouwd en overlegd is. Dat betekent dat bij de opmaak ook het personeel een stem krijgt, dat het betrokken wordt… en dat vertaalt zich mede in het feit dat er iemand van het personeel het afsprakenblad met TFTC in verband met het opleidingsplan mee ondertekent. TFTC legt specifiek de nadruk op: -
Aandacht voor basiscompetenties van de arbeiders: de noden aan basiscompetenties van de arbeiders ontdekken en in kaart brengen.
-
Het feit dat er naast de praktische, interne on-the-job opleidingen ruimte en mogelijkheid moet geschapen worden voor algemenere vorming.
-
Het belang van een eerlijke en correcte evaluatie door alle arbeiders die aan een opleiding hebben deelgenomen, zij het intern of extern. Evaluatie moet in alle rust en sereniteit kunnen gebeuren zonder inmenging van collega’s of anderen.
Bij dit alles wordt aan de bedrijfsleider ook de mogelijkheid geboden om in te stappen in diversiteitsacties en wordt het gebruik van de KMO-portefeuille onder de aandacht gebracht.
Actie 6: opmaak van een competentie-instrument Er werd in samenwerking met VDAB een competentieschema uitgewerkt voor de textielverzorging. Dit schema, dat onder andere gebruikt werd voor de stageopvolging, bestaat uit een overzicht van vaktechnische competenties, attitudes en interpersoonlijke vaardigheden die een geoefende arbeider moet hebben. De competenties werden gedistilleerd uit de beroeps-competentieprofielen van de SERV. Dit schema zal in de loop van het huidige convenant getoetst worden aan de erkende beroepskwalificaties en dan ter beschikking van de sector worden gesteld om als basisinstrument te dienen waar de werkgever zelf mee aan de slag kan bij het bepalen van de competenties van iedere individuele arbeider. De bedoeling is te zorgen voor competentieopbouw van arbeiders binnen de ondernemingen. Selectie en doorgroei van mensen uit de kansengroepen kan op die manier objectief gebeuren en het instrument zal uiteindelijk ook bijdragen tot een beleid van gelijke kansen. Timing: aftoetsen en verfijnen in 2016; afleveren in gebruiksvriendelijke vorm aan de sector/de bedrijfsleiders in 2017.
Actie 7: uitbreiding van het aantal warenkennisfiches Sinds 2013 heeft TFTC in samenwerking met de Federatie van de Belgische Textielverzorging het initiatief genomen om warenkennisfiches op te maken met als bedoeling iedereen uit de sector op een duidelijke manier te informeren over de verschillende stoffen: hun productie, eigenschappen en onderhoud. Deze fiches vormen een daadwerkelijke steun, zowel voor nieuwe, opstartende bedrijven als voor (lang) bestaande ondernemingen. Zij zijn getoetst aan de kennis van ervaren bedrijfsleiders en aan de kennis van
22
gezaghebbende buitenlandse onderzoeksinstituten zoals het ‘Hohenstein Institut’ uit Duitsland en het ‘Centre de l’Entretien des textiles et du Nettoyage’ (CTTN) uit Frankrijk. Zij zijn tevens bedoeld voor andere belangstellenden, zowel uit de pijler textiel als uit andere sectoren of vak- en belangenorganisaties. Met het oog op innovatie van textiel (er verschijnt jaarlijks een aanzienlijk aantal nieuwe textielvezels op de markt) en de nieuwe toepassingsmogelijkheden, wordt ook de kennis van het onderhoud van deze nieuwe producten zeer belangrijk.
Actie 8: De sector informeren, bevragen en steunen De sector van de textielverzorging wordt harder getroffen door de vergrijzing van de loontrekkende populatie dan gemiddeld in Vlaanderen met ongeveer 30 % oudere werknemers in haar rangen, waar het Vlaams gemiddelde rond de 23 % schommelt. Er zijn op dit ogenblik nog geen sectorale initiatieven om problemen aan te pakken die ervaren werknemers eventueel zouden hebben. In de praktijk zien we wel duidelijk twee aandachtspunten: enerzijds de problematiek van de fysieke belasting voor vijftigplussers en anderzijds de uitstroom van die ervaren mensen met daaraan gekoppeld het verdwijnen van de elementaire vakkennis uit de sector. Na een enquête georganiseerd door TFTC in samenwerking met de Belgische Federatie van de Textielverzorging in 2015 over de psychosociale risico’s (KB van 10 april 2014) kwamen als knelpunten naar voor: -
Last van extreme temperaturen, lawaai- en geurhinder;
-
Het werk uitoefenen in ongemakkelijke of inspannende werkhoudingen;
-
Onvoldoende aandacht voor ergonomie
Er wordt gezocht naar een mogelijkheid om de werkbaarheid van oudere werknemers te verbeteren door vaker lichter, machinaal werk aan te bieden maar gezien het grootste deel van de ondernemingen KMO’s zijn, is dit niet evident. Nog belangrijker is dat deze oudere werknemers uitstromen zonder hun kennis en ervaring te hebben kunnen delen. Mede daarom hebben de sociale partners ingestemd met het TFTC voorstel om een opleiding ‘word wasinstructeur’ aan te bieden specifiek voor deze groep arbeiders. Hiermee tracht de sector de nodige vakkennis te kunnen borgen.
Een overzicht: Voor wie is de basisopleiding ? De opleiding is bedoeld voor ervaren medewerkers die op de werkvloer intern opleiding geven aan (nieuwe) collega’s, stagiairs, leerkrachten, leerlingen,…en werkt onder het Paritair Comité 110. Wat mag je verwachten ? TFTC organiseert een tweedaagse basisopleiding die vertrekt vanuit jouw praktijkervaringen en die van je collega’s. Je krijgt er meteen nuttige tools en tips bij: o
Je leert over het belang van een kennismakingsgesprek
o
Je leert de stagiair op een juiste manier te ontvangen
o
Je leert het belang van motiveren
23
o
Je leert constructieve kritiek geven
o
Je gaat op zoek naar nieuwe uitdagingen in de job
o
Je ondervindt het belang van feedback
o
Je krijgt een overzicht van de mogelijke opleidingscontracten
Je inzet wordt driedubbel beloond ! Leerlingen en stagiairs opleiden is niet eenvoudig en vergt veel energie. Maar daar tegenover staat een driedubbele voldoening: o
Je leidt wellicht een toekomstige (jonge) werkkracht op: de sector heeft dringend nood aan jonge mensen
o
Je draagt bij tot de verdere professionalisering van de sector en van je bedrijf
o
Je bedrijf ontvangt een behoorlijke vermindering op de patronale bijdragen van de wasinstructeur (als de stagiair jonger is dan 26 jaar, de instructeur 5 jaar ervaring heeft en de basisopleiding gevolgd heeft).
Subactie 1 : Ingroeibanen: jobs voor jongeren. Vandaag is het zo dat werkgevers 0,1% van hun loonmassa moeten besteden aan de integratie van risicogroepen, een kwart daarvan dient voor het inschakelen van jongeren. De paritaire comités hebben tot en met 1 oktober 2015 de tijd om een aanvraag inzake bijkomende projecten in het kader van de risicogroepen, te bezorgen voor de periode 2016-2017. Het akkoord voorziet dat de sectoren cao’s sluiten met betrekking tot de invoering van dit stelsel van ingroeibanen. In die cao’s moeten de loon- en arbeidsvoorwaarden worden vastgelegd , moet de doelgroep van in te schakelen jongeren worden afgebakend (zowel naar leeftijd als naar in te vullen functies), en moet voorzien worden in coaching door oudere werknemers (die gebruik kunnen maken van het stelsel van uitgroeibanen). Voor de textielverzorgingssector wordt deze cao zeker afgesloten. TFTC zal dan ook de sector ondersteunen om een concrete aanpak van deze cao mogelijk te maken.
Subactie 2 : de sector is overtuigd van het nut van een onthaalbrochure voor nieuwe medewerkers. Een onthaalbeleid is een onmisbaar onderdeel van een strategisch en samenhangend personeels- en organisatiebeleid. Een warm welkom loont en beïnvloedt sterk de betrokkenheid en motivatie van nieuwe medewerkers. Het K.B. van 25 april 2007 bepaalt dat de werkgever een document moet opstellen en ondertekenen waaruit blijkt dat aan de nieuwe werknemer de nodige inlichtingen en instructies werden verstrekt met betrekking tot het welzijn op het werk. Dit document kan uitgebreid zijn of beperkt blijven tot een ontvangstbewijs. Wij verwijzen hierbij graag naar de sectorale cao van 17 mei 2005, die TFTC niet zal nalaten te promoten: Artikel 1 Deze Collectieve Arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor Textielverzorging en op de werklieden en werksters die zij tewerkstellen.
24
Artikel 2 Het onthaal en de aanpassing van de nieuw aangeworven werknemers, alsook van alle personen die met een leerovereenkomst of als uitzendkracht worden tewerkgesteld, zal door de werkgevers uitgewerkt worden volgens respectievelijk de Praktische Handleiding voor ondernemingen met minder dan 50 werknemers en de Praktische Handleiding voor ondernemingen met meer dan 50 werknemers, die in uitvoering van de CAO nr. 22 van 26 juni 1975 betreffende het onthaal en de aanpassing van de werknemers in de onderneming werden opgesteld. Deze handleidingen worden als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst gevoegd.
Artikel 3 Deze Collectieve Arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur. Zij treedt in werking op 17 mei 2005 en kan door één der partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor Textielverzorging en aan de erin vertegenwoordigde organisaties.
Prioriteit 4: Het opleidingsbeleid van de KMO’s vorm geven met aandacht voor diversiteit en evenredige arbeidsdeelname (EAD) Motivatie De initiatieven ter ondersteuning van werkgevers moeten worden uitgebreid met specifieke aandacht voor het groot aantal KMO’s binnen de sector. Met uitzondering van enkele grotere ondernemingen is de textielverzorgingssector voornamelijk een KMO-sector. De contacten met deze bedrijven zijn vooral gebaseerd op persoonlijke bedrijfsbezoeken, gerichte mailings en telefonische/elektronische ondersteuning. De sector ijvert voor een verdere professionalisering door ondernemingen te steunen in het voeren van een modern Human Resources beleid. Hiervoor bestaan de nodige tools en opleidingen of ze worden opgesteld en verfijnd. De sector heeft een aantal initiatieven uitgewerkt ter bevordering van die professionaliteit die wij hieronder even belichten. Tewerkstelling in de textielverzorgingssector wordt gekenmerkt door een hoog aantal werknemers uit kansengroepen, zoals kortgeschoolden en werknemers van allochtone origine, in een KMO omgeving. Deze werknemers hebben over het algemeen gesproken maar een beperkte kans om door te stromen naar een leidinggevende functie, wat voornamelijk te maken heeft met de veelal vlakke structuur van een KMO onderneming. Maar ook de interne samenwerking met verschillende leeftijden, achtergronden, culturen en (fysieke) mogelijkheden is een noodzaak voor iedere onderneming uit de sector. Een doorgedreven politiek van diversiteit en integratie moeten wij blijven aanhouden om de sector de nodige kansen te geven. TFTC wil dan ook graag zijn steentje bijdragen om iedere onderneming te helpen nadenken over hoe zij het begrip diversiteit invult en welke acties zij wil en kan ondernemen
25
om constructief om te gaan met diversiteit. Het ‘managen’ van diversiteit vormt dan ook een belangrijke uitdaging. Resultaatsindicator Opmaak van een beeldwoordenboek Dit beeldwoordenboek wil TFTC in ontwerp klaar hebben tegen eind 2016 en ter beschikking van de sector stellen tegen het najaar van 2017.
Actie 1: de instructiefilmpjes Geschreven handleidingen en gebruiksaanwijzingen worden vaak als saai, taai en vervelend ervaren. Met als gevolg dat het product of een taak niet goed wordt uitgevoerd. Een instructiefilm is zeer geschikt om een product of taak uit te leggen, het trainen van (nieuw) personeel, het uiteenzetten van veiligheidsinstructies of E-learning. Al deze doelstellingen zitten vervat in de instructiefilms die TFTC in nauwe samenwerking met een aantal ondernemingen uit de sector en met de videodiensten van VDAB heeft gemaakt. Een goede instructiefilm kenmerkt zich door het op een heldere en duidelijke wijze visualiseren van de te nemen stappen, regels of unieke eigenschappen, samen met een helder en duidelijke mondelinge verklaring. TFTC heeft op dit ogenblik een twintigtal van deze filmpjes op haar website staan. Deze zijn vrij te gebruiken door ondernemingen die hun nieuw personeel willen laten kennis maken met een bepaalde taak, door scholen van het deeltijds onderwijs die hun leerlingen willen laten kennis maken met de sector of ze een handeling willen aanleren die ze in het centrum wegens onvoldoende infrastructuur niet kunnen aanleren. Ook de arbeiders uit de sector worden uitgenodigd om de films te bekijken, teneinde te komen tot een standaard procedure, die tevens de veiligheid bij de uitvoering verhoogt. Ook de opleiding ‘medewerker wasserij’ van VDAB maakt gebruik van deze instructiefilms. Voorlopig zijn deze films nog beperkt tot (een deel van) het takenpakket van een medewerker in de wasserij, maar spoedig wordt werk gemaakt van een uitbreiding van die wasserijtaken met daarnaast een overzicht van de taken in de droog/nieuwkuis. Timing: doorlopend over de jaren 2016 en 2017
Actie 2: opmaak van een beeldwoordenboek Omdat de textielverzorgingssector zoals reeds vaak aangehaald een sector is met een zeer grote diversiteit onder zijn werknemers, heeft TFTC het idee gelanceerd om een beeldwoordenboek voor de sector te maken. Alle vaktermen komen hierbij aan bod, niet enkel over de machines en de onderhoudsproducten, maar ook over de zaken die in een wasserij gewassen en onderhouden worden: (beroeps)kledij, bed- en badlinnen, tapijten enz… Beelden helpen enorm bij het onthouden van de woordenschat: beelden bieden direct houvast en zijn daardoor aansprekender dan tekst alleen, ze motiveren en maken het leren van het Nederlands in dit geval leuker (en makkelijker)! Bij elk plaatje staan het Nederlandse woord, waarna de Engelse, Franse, Duitse, Spaanse en – onder voorbehoud - Russische vertaling vermeld staat. Bovendien willen wij bij ieder plaatje ruimte laten om de eventuele dialectwoorden of terminologie die in een specifieke onderneming gehanteerd wordt, bij te noteren.
26
Actie 3: werkbaar werk promoten Het Koninklijk Besluit van 10 april 2014 betreffende de preventie van psychosociale risico’s op het werk bepaalt dat “de werkgever de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risico’s op het werk moet identificeren met medewerking van de werknemers” en “passende preventiemaatregelen moet treffen”. Arbeid is voor werknemers niet enkel een bron van inkomsten maar ook een middel om zichzelf te ontplooien, sociale contacten uit te bouwen en om actief deel te nemen aan de maatschappij. Om de werkgever te helpen om ‘werkbaar werk’ nog beter te organiseren, rekenen TFTC en FBT op hulp van de werknemers, omdat zij beschikken over kennis en expertise die de werkgever misschien niet heeft, en omdat zij beter dan de werkgever weten wat er onder collega’s leeft en hoe mensen hun job ervaren. TFTC heeft in 2015 in samenwerking met FBT een sectorale enquête opgesteld die helemaal voldoet aan de verwachtingen van de wetgever ! Deze bevraging kon/kan anoniem gebeuren en tot november 2015 kwamen reeds meer dan 2000 antwoorden binnen (ongeveer één derde van de bevraagden). Op die manier krijgen wij een zeer actueel sectorbeeld hoe arbeiders en bedienden het werk in een textielverzorgingsbedrijf ervaren. Alle stakeholders uit de sector zijn het er over eens dat de resultaten een houvast bieden bij mogelijke onderhandelingen met sociale partners en overheden over werkbaar werk, opleidingen, kwaliteit van de arbeid. Deze actie loopt nog steeds en het is de bedoeling om in de loop van het huidige convenant de mogelijke knelpunten voor de sector te concretiseren en er oplossingen voor te bedenken. Er is trouwens met de sociale partners reeds een protocolakkoord afgesloten om middelen vrij te maken voor werkbaar werk.
Actie 4: diversiteitsacties bekend maken en ondersteunen De uitdaging waarvoor we staan, het verhogen van de globale werkzaamheidsgraad voor alle personen op de Vlaamse arbeidsmarkt, is groot. Het Pact 2020 stelt dat de werkzaamheidsgraad tegen 2020 opgetrokken moet worden tot 76%. Om deze reden is het belangrijk om alle talenten in Vlaanderen een kans te geven en om personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te ondersteunen in hun zoektocht naar werk. Deze doelstelling, die alle sectoren overstijgt, draagt op haar beurt bij tot de bredere doelstelling om elk talent te activeren met het accent op maatwerk. Op deze manier worden de competenties en talenten van diverse groepen versterkt. Discriminatie op de arbeidsmarkt is immers niet beperkt tot afkomst of nationaliteit, ook op vlak van geslacht, leeftijd, handicap of andere gronden kan discriminatie plaatsvinden. Er staat voor de komende jaren een grote hervorming op stapel met een nieuw instrumentarium dat de focus gaat leggen op talent en competenties. De overheid gaat uit van drie kanalen waaraan de sector graag zijn medewerking verleent: -
Het activeren van talenten via VDAB Het investeren in talenten via de KMO portefeuille Het doorbreken van vooroordelen door het versnellen van talentbenadering en het aanpakken van structurele drempels.
De sector gaat zeker mee in de doelstellingen en zal bijvoorbeeld de nieuwe KMO portefeuille die op 1 april 2016 in voege treedt middels een brochure aan de ondernemingen
27
bekend maken om ze aan te sporen via (strategisch) advies hun personeelsbeleid te versterken en hun organisatie open te stellen voor competente medewerkers van diverse achtergrond. Omdat de sector zoals eerder vermeld al een diverse sector is en bepaalde onderdelen van het Pact 2020 nu reeds gehaald worden (vrouwen en allochtonen), zal de sector zich vooral concentreren op ongekwalificeerd uitgestroomde jongeren en het behoud van werk voor oudere werknemers, waarbij wij werkbaar werk stimuleren om te komen tot een verhoogde werkzaamheidsgraad. TFTC verbindt zich er verder toe om ook regionaal te gaan overleggen - naast een samenwerking met andere sectoren - met andere partners en netwerken als VOKA (Vlaams netwerk van ondernemingen) en UNIZO ( Unie van zelfstandige ondernemers) om aan te sluiten bij eventuele acties die zij hieromtrent op poten zetten. Verder gaat ze de websites www.dejuistestoel.be (om een scan van de leeftijdspiramide in de onderneming te maken) en www.talentontwikkelaar.be (voor retentiebeleid en duurzaam loopbaanbeleid) via haar eigen website, via de blog en de elektronische nieuwsbrief ‘The Training Guide’ meer bekendheid geven en meer onder de aandacht brengen. Dit kan bijvoorbeeld ook door een aantal ‘best practices’ in de kijker te zetten. Timing: doorlopend in 2016 en 2017 Partners: andere sectoren, VDAB, VOKA, UNIZO…
Actie 5: de non-discriminatiecode op het afsprakenblad met de sector Ondernemingen die gebruik maken van de opleidingsportefeuille moeten op het afsprakenblad met de sector en TFTC de non-discriminatiecode ondertekenen. Deze nondiscriminatiecode maakt diversiteit bespreekbaar. De werkgever heeft zo een middel om in te gaan tegen elk gedrag, elke houding en elke uitspraak die discriminerend van aard is. De code is zowel gericht op de relaties tussen werkgever en werknemer, tussen personeelsleden onderling als tussen personeel en derden. TFTC zal ervoor zorgen dat deze non-discriminatiecode niet op de achtergrond verdwijnt door ze integraal en onverkort telkens op te nemen bij de jaarlijks te hernieuwen ondertekening van het afsprakenblad. Hierbij weze ook vermeld dat de sector textielverzorging mede-ondertekenaar is van een actieplan ter bestrijding van discriminatie samen met de sector van de dienstencheques. De deelnemers aan dit actieplan engageren zich om acties te ondernemen. Deze acties worden onderverdeeld in drie luiken. A. Acties die georganiseerd worden door de Vlaamse Overheid, beleidsveld Werk. B. Het uitwerken van een “basispakket” aan informatie met alle betrokken partijen dat een gemeenschappelijke visie op discriminatie binnen de sectoren weerspiegelt en dat idealiter bekrachtigd wordt, naar het voorbeeld van de uitzendsector. C. Een reeks mogelijke maatregelen en acties waarbij de sector textielverzorging zich maximaal inzet om deze te realiseren, rekening houdend met hun specifieke context: informeren en sensibiliseren, opleiden, preventie en mogelijke remediering. Timing: doorlopend in 2016 en 2017
28
Prioriteit 5: Samenwerking met VDAB en andere opleidingsverstrekkers Motivatie De samenwerking met VDAB loopt reeds enkele jaren en is gebaseerd op het feit dat een aantal vacatures in de sector moeilijk ingevuld geraken (knelpuntberoep). De jongste jaren is die samenwerking nog geïntensifieerd, wat geleid heeft tot een aantal overeenkomsten met de sector en TFTC. De samenwerkingsovereenkomst heeft als doel alle werkzoekenden, werknemers en werkgevers uit het PC 110 en alle leerkrachten uit het onderwijs textielverzorging de kans te geven zich op een gestructureerde wijze om- of bij te scholen bij VDAB. De raamovereenkomst heeft tot doel de sector een juist beeld te geven van het aantal IBO’s in de sector en de ondernemers via dit systeem een kans te geven een werkzoekende op maat van het bedrijf op te leiden. VDAB maakt jaarlijks de balans op van de realisaties van het afgelopen jaar om er conclusies uit te trekken voor de komende jaren.
Resultaatsindicator Optrekken van het aantal IBO opleidingen in de sector (cijfergegevens: VDAB) In 2013 telden wij 21 IBO overeenkomsten in de textielverzorgingssector In 2014 telden wij 20 IBO overeenkomsten in de textielverzorgingssector In 2015 (eerste drie kwartalen) telden wij 10 IBO overeenkomsten in de textielverzorgingssector Voor 2016 willen wij 20 IBO overeenkomsten in de textielverzorgingssector Voor 2017 willen wij 25 IBO overeenkomsten in de textielverzorgingssector
Overeenkomst 1: het samenwerkingsakkoord VDAB-Gemeenschappelijk Fonds van de Textielverzorging. In deze overeenkomst wordt onder meer beschreven hoe de praktische modaliteiten worden uitgewerkt voor het specialiseren van één instructeur VDAB voor de sector textielverzorging. Deze instructeur is inmiddels via verschillende stageplaatsen en opleidingen op de hoogte van het reilen en zeilen in de sector en aan de slag in het competentiecentrum van VDAB in Anderlecht. De sector heeft naast de opleiding en de stage ook mee voorzien in de technische uitrusting van het opleidingslokaal met machines en materiaal. De sectorconsulent volgt van nabij de selectie op van kandidaat-cursisten vooral in functie van stages, werkplekleren en tewerkstelling. Hiervoor overlegt hij op regelmatige basis met de instructeur, de cursistenconsulent en de vakexpert.
Overeenkomst 2: het raamakkoord individuele beroepsopleiding PC 110 Uitgangspunt voor dit akkoord was het feit dat TFTC onvoldoende zicht had op de werknemers die in de sector hun eerste passen zetten met een IBO contract. Een IBO is nochtans een ideale combinatie opleiding/werk in de sector omdat de onderneming tijdens de opleiding hulp krijgt van een VDAB-consulent. Hij/zij bepaalt ook hoelang de opleiding
29
concreet duurt. Dit hangt af van het gevraagde competentieprofiel, de kennis, vaardigheden en attitudes van de kandidaat en het opleidingsplan. Daarenboven is een IBO voordelig voor de onderneming. Ze hoeft geen loon en RSZ te betalen voor de medewerker tijdens z'n opleiding, enkel een productiviteitspremie. De IBO stagiair blijft zijn werkloosheidsuitkering of leefloon ontvangen, en krijgt er een productiviteitspremie bovenop. Het akkoord werd officieel afgesloten begin 2015 en sinds mei 2015 ontvangt TFTC maandelijks van VDAB een overzicht van de gestarte IBO’s in de sector. Een belangrijke reden om op de hoogte te blijven van werknemers onder dit systeem is het feit dat het Gemeenschappelijk Fonds van de Textielverzorging aan stagiair(e)s die een opleidingsstage in een droogkuis/nieuwkuis of in een (industriële) wasserij volgen een aanmoedigingspremie van 10€ /per dag geeft met een maximum van 20 dagen (200 €). Bij een aanwerving binnen het PC 110 wordt het stagebedrag verdubbeld tot 400 €.
Overeenkomst 3: informatie voor regionale consulenten TFTC verbindt er zich toe om de regionale tewerkstellingsconsulenten/IBO consulenten van VDAB te informeren over de sector van de textielverzorging: kenmerken van de sector, noden van de sector, verdeling van de tewerkstelling over Vlaanderen enz… De mogelijkheden om die informatie zo effectief mogelijk mee te delen worden nog onderzocht, gezien de beperkte mankracht van TFTC. VDAB maakt echter werk van de installatie van 5 zogeheten servicepunten (één per Vlaamse provincie) die diensten aan personen en bedrijven verschaffen. Dit initiatief dat de samenwerking enkel kan bevorderen zal zeker benut worden.
Actie 1: samenwerking met Syntra Vlaanderen De sector wenst samen te werken met zoveel mogelijk partners uit onderwijs en opleiding om de kennisoverdracht aan leerlingen, werkzoekenden en werknemers zo goed mogelijk te organiseren. Het stelsel van duaal leren brengt ongetwijfeld een intensere samenwerking met Syntra Vlaanderen met zich mee, omdat zij optreedt als regisseur. TFTC heeft ondertussen de nodige contacten gelegd met Syntra, waardoor het bijvoorbeeld mogelijk wordt om een BIOcontract (beroepsinlevingsovereenkomst) te maken voor deeltijdse jongeren in afwachting van het eengemaakte stelsel van duaal leren. TFTC heeft zijn vertegenwoordiging en stem in de intersectorale opleidingsgroep rond SBM en heeft onlangs nog een onderneming bereid gevonden om in te schrijven op het kosteloze “Competentietraject voor technische medewerkers van SBM”. SBM (Syntra voor Bedrijf en Medewerkers) heeft van de Vlaamse overheid en Syntra Vlaanderen groen licht gekregen om een gratis competentietraject voor technische functies aan te bieden voor bedrijven met minder dan 50 werknemers. TFTC hoopt deze samenwerking te bestendigen en verder uit te bouwen.
Actie 2: samen werken aan werk Naast de samenwerking met VDAB voor het inschakelen van werkzoekenden in de textielverzorgingssector, kijkt TFTC ook in de richting van andere gespecialiseerde opleidings-, begeleidings- en bemiddelingscentra… die zich inzetten om mensen met een arbeidshandicap en kansarmen te ondersteunen bij hun professionele integratie in het reguliere arbeidscircuit. Zij zijn gegroepeerd onder FeGOB: de Federatie van Centra voor Gespecialiseerde Opleiding, Begeleiding en Bemiddeling. Door middel van werk op maat
30
proberen ze hun sociale positie te versterken en leggen ze de basis voor de sociale inclusie van de doelgroep. Vermits – zoals in de sectorale visie onderstreept – de sector dringend nood heeft aan jongeren en deze centra zich in hoofdzaak richten tot deze doelgroep, zijn de centra dan ook prioritaire aanspreekpartners om projecten rond duurzame tewerkstelling in de sector op te zetten. Timing: doorlopend over 2016 en 2017 Partners: De Ploeg (www.deploeg.be), De Kiem (www.gobdekiem.be), De Poort (www.vzwdepoort.net) en de werkplekarchitecten (www.dewerkplekarchitecten.be)
Actie 3: samenwerking met andere opleidingsverstrekkers en/of sectorfondsen De sector heeft reeds een aantal samenwerkingsafspraken gemaakt met private opleidingsverstrekkers en andere sectorfondsen om het opleidingsaanbod zo breed mogelijk te houden. Er wordt uitgekeken naar andere opportuniteiten. Dit zijn vooralsnog de bestaande samenwerkingen: -
Voor NODW: VDAB (www.vdab.be), Het Talenhuis (www.talenhuis.be), BLCC (www.blcc.be) en Semantics Belgium (www. Semanticsbelgium.com)
-
Voor niet-sectorspecifieke opleidingen: In2learning (www.in2learning.be), Novare (www.novare.be) en HaCeCo (www.haceco.be)
-
Voor interimkrachten is er een aparte samenwerking met het Vormingsfonds van de Uitzendkrachten (www.vfu-ffi.be)
Er wordt in de komende jaren hoofdzakelijk gestreefd naar een samenwerking met de twee overige sectorfondsen uit de textielpijler om gemeenschappelijke activiteiten te ontplooien: voor de textielsector COBOT (www.cobot.be) en voor de mode en confectie IVOC (www.ivoc.be).
31
ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE FINANCIERING, BEËINDIGING, WIJZIGING, EVALUATIE, CONTROLE EN TOEZICHT VAN DE OVEREENKOMST
Financiering Tien procent van het in artikel 1 vermelde bedrag wordt uitbetaald in zoverre de resultaatsindicator per prioriteit is behaald. Als een indicator niet wordt behaald, wordt de tien procent a rato van het aantal behaalde prioriteiten uitbetaald.
Beëindiging - Het sectorconvenant wordt afgesloten voor een periode van 2 jaar. Het sectorconvenant kan niet stilzwijgend worden verlengd. - Het sectorconvenant eindigt hetzij bij het verstrijken van de looptijd, hetzij bij onderlinge overeenkomst tussen de partijen, hetzij door opzegging. De partijen kunnen op elk moment het sectorconvenant opzeggen, mits ze een opzegtermijn van 6 maanden in acht nemen. De kennisgeving van de opzegging gebeurt per aangetekende brief. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving. Het sectorconvenant kan door de Vlaamse Regering worden beëindigd zonder inachtname van een opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding als het algemeen belang dat in buitengewone omstandigheden vereist. Als bij de evaluatie door het departement Werk en Sociale Economie wordt vastgesteld dat de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties op ernstige wijze tekortschieten in de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen, kan de Vlaamse Regering het sectorconvenant eenzijdig beëindigen zonder opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding.
Wijzigbaarheid - De Vlaamse Regering bepaalt na voorafgaand overleg tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité, de wijze waarop bijsturingen of wijzigingen van het actieplan of van de verbintenissen in het sectorconvenant tijdens de looptijd worden doorgevoerd.
Evaluatie - Het departement Werk en Sociale Economie voorziet een sjabloon voor de inhoudelijke en financiële rapportage. Bij de opvolgingsmomenten en evaluaties wordt nagegaan of de aangegane verbintenissen ook effectief zijn bereikt.
Controle en toezicht - De sociaalrechtelijke inspecteurs van de administratie zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het decreet op de sectorconvenants en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan in het geval van een vastgestelde inbreuk het sectorconvenant opschorten.
32
Opgemaakt in drie originele exemplaren te Brussel op………………………………………, waarvan elke partij een exemplaar ontvangt.
Namens de Vlaamse Regering,
Mevrouw Hilde CREVITS, Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Onderwijs;
De heer Philippe MUYTERS, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport
Namens de sociale partners van de sector textielverzorging,
33
met als vertegenwoordigers voor de werkgevers:
Mevrouw Ann VANDE KERCKHOVE directeur FBT
De heer Philip REBRY voorzitter FBT
34
met als vertegenwoordigers voor de werkgevers:
De heer John COLPAERT Federaal secretaris ABVV-AC
De heer Jan CALLAERT Algemeen secretaris ACV-CSC METEA
De heer Bart DE CROCK Nationaal sectoraal verantwoordelijke ACLVB
35