Gemeentebestuur
'
Dordrecht
Aan de Gemeenteraad
Nr. Onderwerp
SO/2005/85
Datum 6 januari 2005
Vaststellen bestemmingsplan "Leerpark"
1. Inleiding Het Leerparkconcept voorziet in een ontwikkeling waarbij het beroepsonderwijs en praktijkervaring vanuit het bedrijfsleven gecombineerd wordt. Op die manier wordt het beroepsonderwijs aantrekkelijker gemaakt en beter afgestemd op de behoefte vanuti het bedrijfsleven. Het beroepsonderwijs binnen de gemeente bevindt zich grotendeels in verouderde gebouwen, verspreid over de stad, die onvoldoende mogelijkheden bieden voor de modernisering van het onderwijs. Door de versnippering kunnen nieuwe voorzieningen niet efficiënt geëxploiteerd worden. Een fysieke vernieuwing en concentratie van de huisvesting in combinatie met andere voorzieningen (onder meer vanuit het bedrijfsleven) is dan ook voorwaarde voor de slagingskans van het Leerparkconcept. Door de centrale ligging en goede bereikbaarheid en het feit dat het gebied al tientallen jaren als scholengebied in gebruik is, leent het scholengebied aan de Maria Montessorilaan en omgeving zich bij uitstek voor een dergelijke fysieke vernieuwing en concentratie/combinatie van functies. Een groot deel van de bestaande bebouwing zal hiertoe vervangen moeten worden en er is een andere stedenbouwkundige opzet nodig. Daarnaast zal het vigerende bestemmingsplan moeten worden herzien, omdat dit plan zowel de vereiste bebouwing als de gewenste functiecombinatie niet toelaat. Voor deze bestemmingsplan herziening is de planologische procedure gestart en inmiddels zover gevorderd dat tot vaststelling van het bestemmingpslan "Leerpark" kan worden overgegaan . 2. Begrenzing Het plangebied is een gebied van circa 25 ha. dat centraal tussen de verschillende Dordtse wijken ligt en wordt begrensd door: - de Dubbeldamseweg in het noordoosten; - de woonwagenlocatie Dubbeldamseweg/Romboutsplantsoen in het oosten; - de N3 met het daarnaast gelegen fietspad in het zuidoosten; - de Laan der Verenigde Naties in het zuidwesten; en - de spoorlijn Dordrecht-Lage Zwaluwe in het westen. 3. Inhoud Over de inhoud van het bestemmingsplan kan globaal het volgende worden opgemerkt. A. Maatschappelijke doeleinden Binnen de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" is de onderwijsfunctie gepland. Hier kunnen scholen, maar ook leerbedrijven worden gerealiseerd. Leerbedrijven maken onderdeel uit van een opleiding en zijn bedrijven die gericht zijn op het opdoen van praktijkervaring, zonder dat het leerbedrijf daarbij een winstoogmerk nastreeft. Deze bestemming geldt ook voor een paar bestaande maarschappelijke functies in het noordelijk deel van het plangebied. De bouwhoogte van de bestaande maatschappelijke functies is gerelateerd aan de huidige bouwhoogte (5-9 m). Op plekken waar nieuwbouw van scholen kan plaatsvinden is uitgegaan van een bouwhoogte tussen 12 en 16 m, met enkele stedenbouwkundige accenten van 19 en 22 m.
- 2-
B. Bedrijfsdoeleinden Langs de spoorlijn Dordrecht-Lage Zwaluwe is in totaal 10.000 m 2 aan niet-milieuhinderlijke bedrijven, in eenheden van maximaal 1.500 m2 gepland. Deze bedrijven moeten een relatie met het Leerparkconcept hebben. In feite moeten deze bedrijven onderwijsfuncties met een commercieel karakter zijn, maar het is ook denkbaar dat het commerciële bedrijven betreft die via het bieden van stageplaatsen of specifieke deelopleidingen een band met het onderwijs hebben. Door de ligging kan de bedrijfsbebouwing tot op zekere hoogte een geluidsafschermende werking van de achtergelegen woningen en scholen hebben. Binnen deze bestemming en de aansluitende bestemming "Gemengde doeleinden" is ruimte gereserveerd voor een sporthal met een hoogte van 21 m. Omdat de exacte plaats van de sporthal nog niet bekend is, is met een arcering op de plankaart het gebied aangegeven waarbinnen deze sporthal kan komen. Door de ligging langs het spoor is de zichtbaarheid en bereikbaarheid van de bedrijven goed. Vanwege de ligging binnen een risicozone moet in overleg met de brandweer de te gebruiken bouwmaterialen worden bepaald. C. Gemengde Doeleinden Tussen de bedrijven en de scholen is een strook bebouwing voor gemengde doeleinden opgenomen. Hier kunnen - naast woningen - commerciële voorzieningen als detailhand'el, dienstverlening en horeca ook voorzieningen als huisartsenpraktijken, fysiotherapiepraktijken, kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, sportscholen en autorijscholen worden gevestigd. Om te voorkomen dat commercieel-dienstverlenende functies, detailhandel en horeca een te grote omvang zouden krijgen is voor deze functies een maximum brutovloeroppervlakte van 2.000 m2 genoemd. Daarvan mag maximaal 1.000 m2 benut worden voor detailhandel. Verder is in de voorschriften voor detailhandel, dienstverlening en horeca een maximum bruto vloeroppervlakte per vestiging vastgelegd. D. Bedrijfs- en kantorengebied In totaal is binnen het plangebied rekening gehouden met 20.000m2 aan bedrijfsruimte en 10.000 m2 aan kantoren. Vanwege de hogere bezettingsgraad van kantoren (ten opzichte van bedrijven)Js het ongewenst om kantoren direct langs het spoor te situeren. Om die reden zijn de kantoren aan de zuidzijde van het plangebied gepland. Het is echter gewenst de kantoren daar te combineren met bedrijven. Om een al te grote detaillering te vermijden, is gekozen voor een verzamelbestemming "bedrijfs- en kantorengebied", waarbinnen de toegelaten hoeveelheid (commerciële) kantoren en 10.000 m2 aan bedrijven kan worden gerealiseerd. Net als bij bedrijven staat de binding met het onderwijs staat voor kantoren die zich in het plangebied vestigen centraal. De binding met het onderwijs zou geregeld kunnen worden via een bestemming "Maatschappelijke doeleinden" met de subbestemming "kantoren". Dit beperkt echter de vestigingsmogelijkheden van meer commerciële kantoren die op een andere wijze de binding met het onderwijs vorm willen geven. Daardoor zouden de kantoren als kostendrager voor de ontwikkeling van het plangebied en tot op zekere hoogte als geluidsafscherming voor geluidsgevoelige functies in onvoldoende mate voorhanden kunnen zijn. De relaties met het onderwijs kunnen binnen de bestemming "bedrijfs- en kantorengebied" onvoldoende worden afgedwongen, maar kunnen wel privaatrechtelijk worden geregeld; deze relaties zullen in de uitgiftevoorwaarden van gronden worden vastgelegd. Daarbij kan gedacht worden aan voorwaarden die arbeidsrelaties voor stagiaires en VMBO/MBO-leerlingen regelen, aan onderzoeksrelaties met opleidingen en aan de vestiging van praktijkopleidingen in de kantoorgebouwen. Een toetsingscommissie van verhuurder/projectontwikkelaar, gemeente en scholen, die gegadigden beoordeelt en voorwaarden oplegt aan de hand van te voren opgestelde criteria, zal worden ingesteld. Vanuit economisch oogpunt zijn kantooreenheden van maximaal 1.500 m2 BVO per vestiging aanvaardbaar. De bestemmingen waarbinnen kantoren mogelijk zijn liggen in de omgeving van de Rondweg en de Laan der Verenigde Naties, waardoor de bereikbaarheid goed is. Als op termijn het
- 3-
mogelijk zou blijken om ter plaatse van het plangebied een NS-station te realiseren draagt het spoor ook bij aan deze bereikbaarheid. In de parkeerbehoefte die als gevolg van de bedrijfs- en kantoorontwikkeling zal ontstaan wordt op eigen terrein, binnen de verkeersbestemming of eventueel in de parkeergarage binnen de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" voorzien. Omdat nog niet in alle gevallen de exacte begrenzing van de scholen, respectievelijk de bedrijven en kantoren bekend is, is ervoor gekozen om de bestemming "bedrijfs- en kantorengebied" ruim aan te geven. Via artikel 19 WRO kan eventueel bedrijfs-/kantoorruimte omgezet worden in schoolruimte. E. Woongebied Ten noorden van het te (her)ontwikkelen scholengebied is nieuwe woningbouw gepland. De nieuwe woningbouw dient als afronding en versterking van de bestaande woonbebouwing in het noorden van het plangebied, vergroot de sociale veiligheid binnen, het plangebied, zorgt voor een aantrekkelijke functiemenging en dient (mede) als kostendekking voor de grondexploitatie. Binnen de bestemming "Woongebied" wordt met name gedacht aan laagbouw in de duurdere sectoren in de vorm van maximaal 70 geschakelde woningen op kavels van circa 200 m2 met een bouwhoogte van maximaal 12 m. Langs de noordrand van het Gunningplein worden ; 155 appartementen in gestapelde bouw (onder meer in de vorm van ouderenwoningen) tot een hoogte van 21 m gepland. F. Woondoeleinden De bestaande woonbebouwing langs de Dubbeldamseweg, de Prof. Waterinklaan, de Jan Ligthartlaan en de Romboutslaan heeft de bestemming "Woondoeleinden" gekregen. Binnen deze bestemming wordt dezelfde uitbreidings- en erfbebouwingsregeling als elders in de gemeente gehanteerd. De bouwhoogte binnen deze bestemming bedraagt maximaal 10 m voor laagbouwwoningen en 15 m voor gestapelde woningen. G. Woondoeleinden - woonwagenlocatie
.
Voor de woonwagenlocatie aan de Romboutsplantsoen is eveneens dezelfde regeling opgenomen als voor andere woonwagenlocaties in recente bestemmingsplannen. Er mogen binnen deze bestemming maximaal 18 woonwagens worden geplaatst, per standplaats mag niet meer dan 65% worden bebouwd en de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer dan 5,5 m bedragen. Per standplaats mag 30 m2 aan bijgebouwen worden opgericht tot een bouwhoogte van 3 m. Via vrijstelling kan onder voorwaarden de oppervlakte van bijgebouwen worden vergroot tot 40 m2. H. Verkeersdoeleinden De wegen, de spoorlijn, fiets- en voetpaden, de boulevard, het verblijfsgebied, de parkeervoorzieningen (voor zover niet in gebouwde vorm) en de fietsenstallingen, maar ook geluidsschermen vallen onder de bestemming "Verkeersdoeleinden". De verkeersstructuur binnen het plangebied wordt .aangepast. Langs het spoor wordt een nieuwe weg aangelegd. Deze weg heeft haast een functie als ontsluitingsweg voor langs het spoor geplande bedrijven ook een functie in het kader van de bereikbaarheid van het spoor bij calamiteiten. De busroute zal over de Maria Montessorilaan blijven lopen. De Maria Montessorilaan wordt veranderd in een verblijfsgebied, zonder daarbij een verkeersfunctie als een busroute onmogelijk te maken. Zowel van uit het noorden als vanuit het zuiden wordt het gehele gebied ontsloten. Voor het autoverkeer komt de nadruk te liggen op een hoofdontsluiting vanuit zuiden, met een min of meer rechtstreekse aantak op de N3. Doorgaand autoverkeer (uitgezonderd openbaarvervoer) via het Leerpark is ongewenst. Door het gebied en aansluitend op het verblijfgebied lopen diverse vrijliggende fietspaden, die verbindingen geven met het Dordtse fietsnetwerk.
-4-
I. Water Het water is in bestemmingsplannen zo gedetailleerd mogelijk bestemd, teneinde te voorkomen dat de hoeveelheid oppervlaktewater wordt aangetast. Om toch enige flexibiliteit te hebben is bepaald dat binnen deze bestemming ook groenvoorzieningen zijn toegestaan; voorwaarde is wel dat de hoeveelheid water niet wordt verminderd. Door binnen de bestemming water (onder genoemde voorwaarde) ook groen toe te staan is bijvoorbeeld een andere vormgeving van groen en water, bijvoorbeeld in de vorm van een meer natuurlijk verloop van oevers, mogelijk. Het plan voorziet in een doorgaande waterstructuur langs het spoor, over het Gunningplein en langs de N3. Vanaf het Gunningplein zal een watergang met een aantal verbredingen naar de zuidzijde van het gebied lopen en hier zowel aansluiten op de Overkampstructuur als de Krispijnstructuur. Op sommige plaatsen zal dit met duikers moeten worden gerealiseerd. In het verkeersplan "Ondertunneling van het spoor" zullen de kunstwerken hiervoor worden opgenomen. De waterstructuur zal tevens aantakken op de spoorwatergang. J. Archeologie Uit verkennend archeologisch onderzoek blijkt dat in het plangebied van het Gezondheidspark geulafzettingen van de Dubbel aanwezig zijn. In de aangrenzende komafzettingen zijn graaf sporen aangetroffen die mogelijk verband houden met agrarische activiteiten. Op grond van de resultaten van de onderzoeken in de omgeving van de Burgermeester Jaslaan kunnen de graafsporen een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid in het plangebied Gezondheidspark van menselijke bewoning in de Romeinse tijd en de Middeleeuwen op of nabij De Dubbel. Voor de verder van De Dubbel afgelegen, relatief laag gelegen komafzettingen is de kans op het aantreffen van archeologische resten laag, hoewel de aanwezigheid van off-site sporen (m.n. greppeltjes) niet valt uit te sluiten. Tijdens het verkennend booronderzoek in het Leerpark zijn geen afzettingen van de Thuredrith aangetroffen. Het valt echter niet uit te sluiten dat resten ervan toch langs de noordgrens van het plangebied Leerpark aanwezig zijn. Booronderzoek langs de Dubbeldamseweg bleek echter niet mogelijk.Ten aanzien van het plangebied Leerpark wordt het noodzakelijk geacht om eventuele ingrepen ter hoogte van de Dubbeldamseweg, die haaks op deze weg zijn georiënteerd, archeologisch te laten begeleiden in verband met de mogelijke aanwezigheid van het veenriviertje de Thuredrith. Op de plankaart is aan het noordelijk en oostelijk deel van het plangebied de aanduiding "Archeologisch begeleidingsgebied" gegeven. De overige bestemmingen (Groenvoorzieningen, Leidingenstrook) spreken voor zich. 4. Gevolgde procedure In december 2002 is het Masterplan Leerpark opgesteld. Het Masterplan is een gezamenlijke produktie van het Da Vinci College, het Insula College, het Stedelijk Dalton Lyceum, het Wartburg Lyceum en de Gemeente Dordrecht en geeft onder meer de aanleiding, onderbouwing, het ruimtelijk programma, het (concept-)stedenbouwkundig masterplan, het organisatorisch proces en de financiële onderbouwing van de Leerparkontwikkeling aan. Het Masterplan vormde de basis voor het voorontwerp-bestemmingsplan "Leerpark". Het voorontwerp-bestemmingsplan is in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening op 26 mei 2003 toegezonden aan 14 overlegpartners. De ingekomen artikel 10 BRO-reacties gaven aanleiding het plan op enkele ondergeschikte punten aan te passen. Tevens is het voorontwerp-bestemmingsplan van 28 mei tot 26 juni 2003 onderwerp van inspraak geweest. Ook een deel van de inspraakreacties gaf aanleiding de hoogte van de eerstelijnsbebouwing langs het spoor en de ligging van de busbaan te wijzigen, maar die wijziging vloeide ook al voort uit een wijziging van het stedenbouwkundig plan. In het kader van de Europese aanbesteding is een marktpartij - Heijmans uit Rosmalen geselecteerd die de realisering van het Leerpark voor zijn rekening neemt. Dit bedrijf heeft een ander stedenbouwkundig plan ontworpen, dat naar de mening van alle betrokken partijen voordelen zou bieden. Onder meer zijn in dat plan de scholen verder van het spoor gesitueerd en, is er een brede, promenadeachtige weg tussen de scholen en de voorzieningenstrook langs het spoor gepland, zijn
-5-
de mogelijkheden voor woningbouw ruimer geworden en is de situatie op het gebied van externe veiligheid verbeterd, doordat een deel van de schoolbebouwing langs de N3 weg is gepland. In de hoofdstukken 7 en 8 van het bestemmingsplan is nader op de uitkomsten van de inspraakronde en het artikel 10-overleg ingegaan. De verwerking van de artikel!O BRO- en inspraakreacties is door de commissie Ruimte en Economie voor kennisgeving aangenomen. Met ingang van 14 oktober is het bestemmingsplan in ontwerp ter visie gelegd en bestond voor een ieder de gelegenheid om gedurende vier weken zienswijzen tegen het ontwerp-plan in te dienen bij uw raad. 5. Ontvankelijkheid Van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen is gebruik gemaakt door: de bewoners en de bewonerscommissie van de Nieuweweg, p/a Nieuweweg 56, 3314 JS Dordrecht, bij brief d.d. 1 november 2004; de Stichting tot vestiging van internaten voor schippersjeugd uitgaande van de gereformeerde gemeenten, gevestigd te Dordrecht, p/a Ary Scheffersingel 24, 3351 BC Papendrecht, bij brief d.d. 6 november 2004; en Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland, Postbus 556, 3300 AN Rotterdam, bij brief d.d. 9 november 2004. Alle brieven met zienswijzen zijn binnen de daarvoor gestelde termijn ingekomen. De zienswijzen kunnen derhalve ontvankelijk worden verklaard. 6. Inhoud van de kenbaar gemaakte zienswijzen Samengevat hebben de zienswijzen betrekking op: a. de herhaling van door reclamant in het kader van de inspraakronde aangevoerde argumenten; b. de toename van de geluidbelasting als gevolg van de bebouwing in het Leerpark; c. de geplande bouwhoogten in het Leerpark d. het verdwijnen van de groenstrook in het Leerpark aan de zijde van de spoorbaan; e. de schade die verwacht wordt als gevolg van de bouwactiviteiten in het Leerpark; f. de spoorwegverdubbeling en de bouw van een station in het Leerpark; g. de mogelijkheid om een hotelvoorziening in het Leerpark te realiseren; h. het ontbreken van uitbreidingsmogelijkheden voor het Schippersinternaat; en i. de bereikbaarheidseffecten en de noodzaak en haalbaarheid van verkeer- en vervoersmaatregelen. 7. Reactie op de kenbaar gemaakte zienswijzen Onderstaand worden de onder 6 opgesomde zienswijzen van commentaar voorzien. Allereerst wordt kort de inhoud vermeld. Aansluitend volgt de reactie. Ad a.: de herhaling van door reclamant in het kader van de inspraakronde aangevoerde argumenten. Inhoud: Reclamant constateert dat in het ontwerp-bestemmingsplan kort wordt ingegaan op de do.or reclamant in het kader van de inspraakronde ingediende zienswijzen, de bewoners van de Nieuweweg niet in de gelegenheid hun inspraakreactie mondeling nader toe te lichten, anders dan in een gesprek tussen vertegenwoordigers van de bewoners van de Nieuweweg en de gemeente en dat geen onderbouwing is gegeven voor het niet overnemen van de inspraakreacties. Om die reden handhaaft reclamant zijn eerdere zienswijze van 21 juni 2003.
- 6-
Reactie: In de bekendmaking van de inspraakprocedure is aangegeven op welke wijze het college inspraakreacties bij het bestemmingsplanproces betrekt. Een hoorzitting maakt geen deel uit van de inspraakprocedure. In het kader van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan kunnen zienswijzen worden ingediend tegen de wijze waarop al dan niet inspraakreacties in het ontwerp-bestemmingsplan zijn verwerkt. De bewoners zijn laat - per brief van 4 november 2004 - van het besluit van het college van 12 oktober 2004 omtrent resultaten van inspraakronde in kennis gesteld. Juridische gevolgen heeft dit echter niet. De bewoners hadden al voor de bovengenoemde kennisgeving hun zienswijze tegen het ontwerp-bestemmingsplan gemotiveerd ingediend en zijn dus niet in hun juridische mogelijkheden beperkt. De argumenten die in de zienswijze in het kader van de inspraakprocedure d.d. 21 juni 2003 werden ingediend en de reactie daarop zijn hieronder opgesomd. Er is geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden, zodat de reactie op deze zienswijzen ongewijzigd kan blijven. 1.
Inhoud: In het algemeen is het nog onduidelijk wat de consequenties van het voorontwerpbestemmingsplan zijn. Volgens de geluidsrapportage zal de geluidsbelasting ten gevolge van de spoorweg voor de huizen aan de Nieuweweg met 0,2 tot 2 dB(A) toenemen. Op basis van een theoretisch model is berekend wat de effecten van de aan te leggen busbaan zullen zijn. Die belasting blijft onder de 35 dB(A). in het gebruikte model is uitgegaan van een gemiddelde verkeersweg; de specifieke effecten van een busbaan en de configuratie van het Leerpark zijn niet bekend. Bovendien moet een cumulatie van alle geluidsbronnen plaatsvinden. Voor de andere bebouwing is dat gedaan, maar niet voor de bebouwing aan de Nieuweweg. De geluidsbelasting zal in ieder geval toenemen, maar de mate waarin is nog onduidelijk. Verzocht wordt vanwege de extra geluidsoverlast af te zien van de aanleg van een busbaan langs het spoor, maar gebruik te blijven maken van de centrale busbaan. De geluidbelasting kan verder worden beperkt door gebruik te maken van de nieuwste soorten wegdekbekleding. Reactie: Voor de woningen aan de Nieuweweg 16-24, 44-56 en 62-82 is een vergelijking gemaakt tussen de geluidbelastingen in de bestaande en de toekomstige situatie, waarin een geluidsscherm aan de zijde van het Leerpark wordt aangebracht. Daarbij is uitgegaan van: 1. een scherm langs de bestaande spoorweg met een hoogte van 1,5 m en een geluidsabsorberende werking; 2. een scherm op de weg langs het spoor met een hoogte van 4,5 m en een reflecterende werking; 3. een scherm op de weg langs het spoor met een hoogte van 4,5 m en een absorberende werking. In de huidige situatie varieert de geluidbelasting van 59,3 tot 77,4 dB(A), afhankelijk van het waarneempunt. Bij het onder 1 genoemde scherm ligt de geluidbelasting tussen 60,4 een 77,5 dB(A).Hierbij is ten opzichte van de bestaande situatie sprake van een toename van maximaal 1,1 dB(A), maar op de helft van het aantal waarneempunten is er ook sprake van een vermindering tot 0,8 dB(A). Bij het onder 2 genoemde scherm ligt de geluidbelasting tussen 60,9 en 79,3 dB(A). Bij dit scherm is sprake van een toename van de geluidbelasting tot maximaal 4 dB(A). Het onder 3 genoemde scherm geeft een beeld tussen 60,4 en 78 dB(A). Dit scherm zorgt voor een toename van de geluidbelasting van maximaal 1,5 dB(A). Bij ca. 30% van de waarneempunten is sprake van een afname tot maximaal 0,4 dB(A). :
- 7-
De voorkeur gaat uit naar het realiseren van het onder 1 genoemde scherm, maar daarvoor is medewerking van NS, c.q. Prorail noodzakelijk. Als plaatsing van het onder 1 genoemde scherm niet mogelijk is, zal het onder 3 genoemde scherm worden gerealiseerd. Het onder 2 genoemde scherm is vanwege de grote toename van de geluidbelasting voor het gemeentebestuur niet acceptabel. In het bovengenoemde stedenbouwkundig plan, komt de busbaan niet meer langs het spoor, maar blijft deze op de huidige plek liggen. Wel is er een weg langs het spoor als ontsluiting van de toekomstige bedrijven noodzakelijk. Voor deze weg wordt een lage gebruiksintensiteit verwacht, omdat de weg slechts het karakter van een toegang en niet dat van een doorgaande weg zal krijgen. In de hogere grenswaardenprocedure wordt rekening gehouden met cumulatie, ook voor de woningen langs de Nieuweweg. 2.
Inhoud: Door toename van de bebouwingshoogte (tot 30 m) wordt mogelijk de privacy van de woningen aan de Nieuweweg aangetast. Bovendien zullen deze hoge gebouwen het geluid van het spoor weerkaatsen, waardoor de geluidsoverlast toeneemt. Verzocht wordt geen hogere bebouwing te realiseren dan nu aanwezig is. Reactie: In het voorontwerp-bestemmingsplan werd uitgegaan van een hoogte van de eerstelijns bebouwing aan de westzijde van het plangebied van 10 m. Qe bouwhoogte van de aangrenzende scholen/woningen zou 16 m bedragen. Incidenteel zouden een hoogteaccenten van 25 en 30 m hoog kunnen worden gerealiseerd. De afstand van die hoogteaccenten tot de bebouwing aan de Nieuweweg bedroeg minimaal 260 en 340 m. Inmiddels is een gewijzigd stedenbouwkundig plan gemaakt, waarop het bestemmingsplan wordt aangepast. In het huidige ontwerp-bestemmingsplan is de bouwhoogte van de eerstelijns bebouwing aan de westzijde van het plangebied 12 en die van de daaraan grenzende scholen/woningen 16 m. Er is een hoogteaccent van 22 m op een afstand van 220 m van de woningen aan de Nieuweweg gepland. Verder is er temidden van de eerstelijns bebouwing een sportpaleis met een hoogte van 21 m gepland. Het sportpaleis wordt niet op de bebouwing aan de Nieuweweg georiënteerd. Bovendien kunnen - als de privacy door het sportpaleis daadwerkelijk in het geding zou komen - er nadere eisen aan de uitvoering van dat gebouw worden gesteld. Het weerkaatsen van het geluid zal worden tegengegaan via een geluidsscherm. Van een aantasting van de privacy zal gelet op de afstand van 220 m geen sprake kunnen zijn.
3.
Inhoud: Door het verdwijnen van groenvoorzieningen wordt het landschappelijk aanzien aangetast en een mogelijk geluiddempende voorziening weggenomen. Dat laatste is des te opmerkelijker omdat bij veel andere bouwprojecten binnen de gemeente juist dergelijk groenvoorzieningen worden aangelegd. Door de busbaan over de M. Montessorilaan te handhaven kan het groen, dat een geluiddempend effect heeft, in stand blijven. Reactie: Groenvoorzieningen worden niet aangelegd om een geluiddempend effect te bereiken. Er is een weg langs het spoor nodig om de bedrijven aan de zijde van het spoor te kunnen ontsluiten. Het aanwezige groen zal inderdaad als gevolg van de geplande ontwikkeling verdwijnen. Overigens bestaat de mogelijkheid dat het huidige groen (in de vorm van bomen/struiken) niet ter. plaatse gehandhaafd wordt ook al op basis van het geldende bestemmingsplan. En zelfs het voordien geldende bestemmingsplan , kende aan de zijde van de spoorlijn geen groenbestemming. Aan de aanwezigheid van het huidige groen kunnen dan ook feitelijk geen rechten worden ontleend.
- 8-
4.
Inhoud: Er is onduidelijkheid over mogelijke schade veroorzaakt door de bouwactiviteiten zelf, zoals het optreden van scheuren door heiwerkzaamheden en dergelijke. Het is gewenst dat vooropname van de woningen aan de Nieuweweg plaatsvindt, voordat eventuele bouwactiviteiten plaatsvinden. Reactie: Het is een verantwoordelijkheid van een bouwer om zich tegen genoemd risico te verzekeren.
5.
Inhoud: Er bestaan plannen om op termijn de spoorweg tot vier sporen uit te breiden, de overweg met de Laan der Verenigde Naties te ondertunnelen en voorts wordt de bouw van een station voorzien. Dit zal leiden tot ernstige aantasting van het wooncomfort aan de Nieuweweg door de korte afstand van de woningen tot het spoor en de overlast van het station, zeker als een uitgang aan de zijde van de Nieuweweg wordt gecreëerd. Reactie: De gemeente heeft vrijwel geen invloed op de plannen van de NS om de spoorweg tot vier sporen uit te breiden. De ondertunneling van de Laan der VN is van belang voor verkeerscirculatie binnen een belangrijk deel van de gemeente. Verwacht wordt dat deze tunnel een positief effect heeft voor de bewoners van de Nieuweweg. In plaats van lange wachttijden voor de regelmatig gesloten spoorwegovergang (met alle nadelige gevolgen van dien) kan het verkeer nu doorstromen. Het risico van aanrijdingen neemt af, waarmee de veiligheid op de weg én op het spoor toeneemt. Bovendien zal" het optrekken en afremmen van het verkeer uiteraard sterk verminderen waardoor deze geluidsoorzaak in omvang afneemt. Het wonen in de directe omgeving van een station wordt tegenwoordig vaak aangemerkt als een stedelijke kwaliteit. Koe dat station er in de toekomst mogelijk uit zal gaan zien is onbekend. Het station maakt ook nog geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
6.
Inhoud: De spoorwegverdubbeling wordt onderbouwd met de toename van het spoorverkeer en de ontwikkeling van een "light-rail"-concept. Aan de andere kant zal na het gereedkomen van de HSL-lijn het internationale verkeer via die route worden afgewikkeld, terwijl tevens wordt gedacht aan een aparte goederenlijn RotterdamAntwerpen, wat ook weer tot een afname van het gebruik van de bestaande lijn zal leiden. Dit pleit niet voor het verdubbelen van het spoor. Verzocht wordt om af te zien van spoorwegverdubbeling. Reactie: Door de aanleg van de Betuweroute wordt een deel van het goederenvervoer verplaatst van de Brabantroute naar de Betuweroute. Dat neemt niet weg dat het resterende goederenvervoer over de Brabantroute en tussen Rotterdam en Antwerpen langs het Leerpark blijft gaan. Extra sporen zijn mogelijk in de toekomst nodig om op een goede wijze het nationale en regionale treinennet te kunnen exploiteren, inclusief extra stations voor het regionale net. In de Stedenbaan (Amstelwijck-Leiden) worden meerdere stations bijgebouwd, waardoor een regionaal netwerk in de zuidvleugel ontstaat. Hiervoor is spoorcapaciteit nodig. Daarnaast is extra capaciteit nodig voor het goederenvervoer tot het moment van aanleg van Robel (de geplande ondergrondse goederenspoorlijn tussen Rotterdam en Antwerpen). Ook draagt de aanleg van extra sporen bij aan het verlagen van de externe veiligheidsrisico's.
-9-
7.
Inhoud: De leerlingen uit het Leerpark komen uit de regio en reizen in hoofdzaak met streekbussen, dan wel eigen vervoer. Voor streekbussen worden uitgebreide faciliteiten gecreëerd in het Leerpark zelf. Het ligt niet voor de hand dat leerlingen eerst naar het Centraal Station reizen en dan met de trein verder reizen naar het Leerpark. Zij zullen naar verwachting in het Leerpark uitstappen. Ook voor het ziekenhuis zal het aanbod van treinreizigers gering zijn. Dit pleit tegen de noodzaak van een station, mede gezien de plannen voor het Station Amstelwijck en de bestaande stations Centraal en Zuid. Verzocht wordt om af te zien van de bouw van een station. Reactie: Het station maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan en in dat opzicht zijn inspraakreacties over de eventuele realisering van een station prematuur. Anderzijds ligt het niet voor de hand om een regionaal spoornetwerk op te zetten en dan een locatie waar 10.000 leerlingen op school zitten niet te voorzien van een halte voor het spoor, ondanks het feit dat Station Zuid op korte afstand ligt. Station Leerpark zal dus volgens de huidige plannen onderdeel gaan uitmaken van het Stedenbaannetwerk en daarmee komen er directe relaties met Zwijndrecht en alle stopstations naar Rotterdam en Schiedam. Op het Centraal Station zal overgestapt kunnen worden op de spoorlijn naar Gorinchem, waaraan ook meerdere stations gepland zijn. Het spoor wordt dus belangrijker voor het regionale en stedelijke vervoer, met name voor afstanden tussen 5 en 20 km.
8.
Inhoud: In het voorontwerp-bestemmingsplan is geen rekening gehouden met de komst van veel leerlingen met eigen vervoer, terwijl dat mogelijk wel gaat plaatsvinden. Reactie: In de parkeerberekeningen is gebruik gemaakt van met kengetallen voor voortgezet onderwijs en avondonderwijs, waarin ook rekening is houden met leerlingen die ouder dan 18 jaar zijn en dus met een auto kunnen komen. Dit is/wordt vertaald in parkeerfaciliteiten, die niet specifiek in het bestemmingsplan zichtbaar zijn. In de verkeersintensiteiten waarmee gerekend RMVK situatie 2015) wordt, is dit verwerkt.
9.
Inhoud: Het geheel van plannen met betrekking tot de horecavoorzieningen is niet helder. Zo wordt in het ene gedeelte niet over hotelvoorzieningen gesproken en in een ander gedeelte wel. Reactie: Een zelfstandig hotel maakt geen onderdeel meer uit van de plannen. Een hotel als leerbedrijf dat in de onderwijsbestemming wordt ondergebracht wordt evenwel niet uitgesloten.
10.
Inhoud: Om bebouwing dicht bij het spoor mogelijk te maken wordt uitgegaan van extensieve bedrijven op die plaatsen. Onduidelijk is hoe extensieve bedrijfsvoering zich verhoudt met bedrijfsmatige activiteiten. Een bedrijfspand waar meestentijds niemand aanwezig is lijkt een tegenstrijdigheid. Reactie: De gemiddelde bezetting per m2 van een bedrijf is aanzienlijk lager dan die van een school.
- 10-
Adb.: de toename van de geluidbelasting als gevolg van de bebouwing in het Leerpark. Inhoud: De resultaten van het akoestisch onderzoek gaven aan dat in algemene zin sprake is van een toename van de geluidsbelasting voor de huizen aan de Nieuweweg. In een enkel geval is er sprake van een vermindering van de geluidsbelasting. De exacte toename is afhankelijk van de te treffende geluidwerende maatregelen, De toename bedraagt volgens het onderzoek -0,8 tot + 4,0 dB(A). Gezien het feit dat de geluidbelasting voor de huizen aan de Nieuweweg reeds hoog is en zich rond of boven de huidige voorkeursgrenswaarde bevindt, kan volgens de bewoners van een verdere toename van de geluidbelasting geen sprake zijn. Naar de mening van reclamant dient het bestemmingsplan dan ook zodanig te worden aangepast dat deze toename teniet wordt gedaan. Reactie: Zoals uit de reactie op ad. a onder 1 valt af te leiden wordt de toename en reductie van de geluidbelasting op de gevels van de woningen aan de Nieuweweg onder meer beïnvloed door het scherm dat aan de zijde van het Leerpark zal worden geplaatst. De variant van het scherm dat de hoogste toename in geluidbelasting veroorzaakt - een reflecterend scherm met een hoogte van 4,5 m - zal niet worden gerealiseerd. De voorkeur gaat uit naar een 1,5 m hoog scherm, direct langs het spoor, dat een geluidstoename van maximaal 1,1 dB(A) zal veroorzaken, maar dat op veel andere waarneempunten tot een vermindering van de geluidbelasting tot maximaal 0,8 dB(A) zal leiden. Als dat scherm niet mogelijk is, doordat de NS, c.q. Prorail geen toestemming geeft voor plaatsing ervan, zal gekozen worden voor een 4,5 m hoog scherm van geluidsabsorberend materiaal buiten de eigendommen van NS/Prorail. Dat scherm zorgt voor een toename van de geluidbelasting van maximaal 1,5 dB(A), maar ook weer voor een afname bij ongeveer 30% van de waarneempunten tot maximaal 0,4 dB(A). Een toename van maximaal 1,5 dB(A) moet acceptabel worden geacht. Ter vergelijking kan gesteld worden dat bij een reconstructie van een spoorweg pas bij een geluidstoename van 3 dB(A) maatregelen getroffen dienen te worden. Bedacht dient te worden dat het geldende bestemmingsplan "Land van Valk" tegenover de panden Nieuweweg 50-82 in principe al gesloten bebouwing tot een hoogte van 15 m mogelijk maakt, zonder dat daarvoor geluidsschermen worden geëist. Deze bouwmogelijkheid ligt op nagenoeg dezelfde afstand van de woningen aan de Nieuweweg als de geplande bebouwing in het Leerpark (welke - met uitzondering van de sporthal - maximaal 12 m hoog kan worden). Ter hoogte van de panden Nieuweweg 16-24 en 44-48 is in het geldende bestemmingsplan een recreatieve bestemming opgenomen. Binnen die bestemming kunnen geen gebouwen, hoger dan 4 m worden opgericht. Wel kunnen in principe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals niet-overdekte tribunes en schermen, tot een hoogte van 20 m binnen deze bestemming worden opgericht. Wanneer de genoemde bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan volledig zouden worden benut, zou de reflectie van het geluid naar verwachting voor een minstens even grote toename van de geluidbelasting op de gevels van de woningen aan de Nieuweweg zorgen als de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan "Leerpark" biedt. In dat verband is het ook niet reëel om te stellen dat het bestemmingsplan Leerpark zodanig moet worden aangepast dat de toename van het geluid (van maximaal 1,5 dB(A) teniet wordt gedaan. Ad c.: de geplande bouwhoogten in het Leerpark. Inhoud: De geplande sporthal met een bouwhoogte van 21 m is nu geprojecteerd in de onmiddellijke nabijheid van de bebouwing aan de Nieuweweg. Gezien de te verwachten geluidsoverlast en
-11 -
derving van woongenot door uitzicht op een 21 m hoger muur, ligt het positioneren van de sporthal in het zuidelijk deel van het gebied meer voor de hand. Daar is e afstand tot bestaande bebouwing groter en bovendien ligt de sporthal dichter bij het te ontwikkelen Gezondheidspark, waarmee naar de mening van de bewoners van de Nieuweweg ook een directe relatie zal bestaan. Tevens merkt reclamant op dat voor de sporthal geen geluidsberekeningen zijn uitgevoerd. De bewoners van de Nieuweweg vinden het van belang dat die berekeningen alsnog worden gemaakt. Reactie: Het verschuiven van de sporthal in zuidelijk richting wordt ongewenst geacht. Allereerst maakt de sporthal deel uit van het hart van het Leerpark en ligt dan ook op een plek waar meerdere functies met een publieksgericht karakter samenkomen. In dat kader is het ongewenst om de sporthal verder van deze publieksgerichte functies weg te plannen. Verder is in de voorgenomen fasering van het de ontwikkeling van het gebied bebouwing van het zuidelijke kwadrant bij het spoor pas ruim na 2010 voorzien. De sportvoorzieningen zijn evenwel eerder nodig, namelijk in 2007/2008, wanneer de eerste VMBO-gebouwen voor het Insulacollege worden opgeleverd. De sporthal heeft geen directe relaties met Gezondheidspark en de daarin op te nemen sportboulevard, maar is zuiver een voorziening die bij de scholen hoort. In die zin heeft een verschuiving naar de zuidzijde van het plangebied dan ook geen nut. Een sporthal is geen geluidsgevoelige bestemming, zodat geen hogere grenswaarde voor dat gebouw behoeft te worden aangevraagd. Geluidsberekeningen zijn dan ook niet voor dit gebouw/deze functie nodig. Een afzonderlijke doorrekening van de sporthal om de geluidseffecten voor de bestaande woningen aan de Nieuweweg te kunnen bepalen is evenmin nodig. In de berekeningen van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid van de geluidseffecten (weerkaatsing) voor de woningen aan de Nieuweweg heeft de bebouwing die hoger is dan 16 m geen effect meer op de woningen aan de Nieuweweg. Ad d.: het verdwijnen van de groenstrook in het Leerpark aan de zijde van de spoorbaan. Inhoud: De bewoners van de Nieuweweg constateren dat de weg langs het spoor is gehandhaafd. Hoewel dat uit een oogpunt van bereikbaarheid van de geprojecteerde bedrijven en in het kader van de externe veiligheid verklaarbaar is, betreuren de bewoners het verdwijnen van de groenstrook. Dat is des te teleurstellender gezien de intentie van de gemeente om groenvoorzieningen in bestemmingsplannen te versterken en zoveel mogelijk te handhaven. Het handhaven van de genoemde groenstrook is naar de mening van reclamant nu ook goed mogelijk als de bebouwing naar achteren wordt geschoven. Dat levert ook een toename van de veiligheid op door een grotere afstand van het spoor. Reactie: Onderscheid dient te worden gemaakt tussen structureel en niet-structureel groen. De e bescherming van groen in bestemmingsplannen heeft met name betrekking op het structurele groen. Daarnaast is waar dat uitkomt het natuurlijk ook gewenst om het nietstructurele groen te handhaven als zich dat verdraagt met de beoogde ontwikkeling van een gebied. Waar niet-structureel groen nodig is voor een goede planontwikkeling is opoffering daarvan te verdedigen. In het onderhavige geval gaat het om niet-structureel groen (volgens de toelichting op het geldende bestemmingsplan bedoeld als afscherming van de school- en bedrijfsfuncties). Dit niet-structurele groen is nodig om ruimte te kunnen maken voor de aanleg van een ontsluitingsweg voor de geplande bedrijven langs het spoor. Het verder naar het oosten verschuiven van de bedrijfsbebouwing - en dus ook van de ontsluitingsweg - leidt tot ruimtegebrek elders in het plan, tenzij het verblijfsgebied tussen de scholen en de gemengde functies verkleind zou worden. Dat laatste tast de stedenbouwkundige kwaliteit van het
- 12-
plangebied op een ongewenste wijze aan. Gezien het bovenstaande wordt gekozen voor verwijdering van het groen. Ad e.: de schade die verwacht wordt als gevolg van de bouwactiviteiten in het Leerpark. Inhoud: De zienswijze in het kader van de inspraakronden ten aanzien van de bouwschade blijft onveranderd. Een goed vooronderzoek acht reclamant onontbeerlijk. - Reactie: De bouwer is in principe verantwoordelijk voor schade die als gevolg van zijn bouwactiviteiten ontstaat. Het is in het algemeen wenselijk dat de bouwer een vooropname laat maken van de staat van de bestaande bebouwing in de omgeving van de locatie waar hij zijn bouwactiviteiten wil uitvoeren. Dit blijft echter een verantwoordelijkheid van de bouwer; niet van de gemeente. Ad f.: de spoorwegverdubbeling en de bouw van een station in het Leerpark. Inhoud: Gezien het feit dat op basis van onze huidige kennis en informatie de in onze brief van 21 juni 2003 beschreven onduidelijkheden over de spoorverdubbeling en het station Leerpark nog steeds bestaan, blijft de zienswijze daarover, die in het kader van de inspraakprocedure is ingediend, ongewijzigd. Reactie: Verwezen wordt naar de reactie onder a. 5,6 en 7. Ad g.: de mogelijkheid om een hotelvoorziening in het Leerpark te realiseren. Inhoud: In het ontwerp-bestemmingpslan wordt gesproken over kleinschalige horecavoorzieningen van maximaal 250 m2. Daarmee lijkt de bouw van hotelvoorzieningen uitgesloten. De bewoners willen hierover graag uitsluitsel krijgen. Reactie: Horecavoorzieningen met een commercieel karakter kunnen slechts tot een omvang van 250 m2 per vestiging worden gerealiseerd. Een hotelvoorziening die een winstoogmerk heeft, is binnen die maat naar verwachting niet mogelijk. Wel zou een hotelvoorziening zonder winstoogmerk, dus als een leerbedrijf binnen het plangebied kunnen worden gerealiseerd. Of daar daadwerkelijk behoefte aan is, hangt af van de opleidingen die binnen het plangebied worden geboden. Ad hf; het ontbreken van uitbreidingsmogelijkheden voor het Schippersinternaat. Inhoud: Reclamant brengt opnieuw onder de aandacht dat het ontwerp-bestemmingsplan geen uitbreidingsmogelijkheden biedt voor het Schippersinternaat en dat reclamant daardoor niet kan voldoen aan de -naar verwachting- door het ministerie van VWS vast te stellen kwaliteitseis huisvesting voor schipperskinderen. Deze kwaliteitseis maakt onderdeel uit van de subsidievoorwaarden en met betrekking tot de exploitatie van het internaat is reclamant volledig van deze subsidiëring afhankelijk. Er verblijven momenteel 102 schipperskinderen in het internaatsgebouw. Gelet op deze bezetting bedraagt beschikbare huisvestingsruimte slechts 24 m2, terwijl de norm door het ministerie waarschijnlijk zal worden vastgesteld op 35 tot 45 m2 per schipperskind. Een uitbreiding van het internaatsgebouw behoort dan ook tot de mogelijkheden. Reclamant acht het argument dat de uitbreiding van het internaat nu
- 13-
niet urgent is, niet steekhoudend. Dat kan geen reden vormen om in het bestemmingsplan de uitbreiding onmogelijk te maken. De bereidheid van de gemeente om te bezien of een uitbreiding planologisch mogelijk gemaakt kan worden als zich daadwerkelijk een uitbreidingsbehoefte voordoet, is niet nodig als nu al concreet in het bestemmingsplan een uitbreidingsmogelijkheid wordt geboden. De merkwaardige situatie ontstaat dat de landelijke overheid reclamant dwingt tot uitbreiding terwijl de lokale overheid dat onmogelijk dreigt te maken. Het uitwijken naar dependances is uit een oogpunt van bedrijfsvoering niet wenselijk en bovendien worden de extra exploitatiekosten niet door het ministerie gesubsidieerd. Als reclamant door het gemeentelijk beleid genoodzaakt wordt uit te wijken naar dependances is men geneigd het exploitatietekort bij de gemeente te declareren. Datzelfde geldt voor de inmiddels gemaakte architectenkosten voor de uitbreiding. Het voldoen aan de eisen van de Wet geluidhinder is volgens reclamant door middel van bouwkundige voorzieningen op te lossen en kan geen reden vormen het verzoek om uitbreidingsmogelijkheden af te wijzen. Het internaat is sinds 1975 op deze locatie gevestigd en heeft een capaciteit van 144 kinderen. Het werkelijke aantal kinderen dat in het internaat gehuisvest is, is 102. De prognose is dat dit aantal zich redelijk zal stabiliseren. Reclamant is niet helemaal duidelijk wat onder het begrip externe veiligheid moet worden verstaan. De externe veiligheid wordt beïnvloed door factoren waar reclamant geen invloed op heeft, zoals de spoorwegverdubbeling, de toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor en de N3. Reclamant vraagt zich af of het in dit'kader nog wel verantwoord is om hier circa 100 kinderen te huisvesten. Als dat wel het geval is kan uitbreiding van het gebouw ook geen bezwaar zijn, maar als dat niet verantwoord is zal de het internaat moeten worden gesloten en naar elders worden verplaatst. In dat geval wordt reclamant graag door de gemeente financieel in staat gesteld om voor vervangende huisvesting (nieuwbouw) te zorgen. Reactie: De kwaliteitseis die het ministerie mogelijk zal vaststellen kan er niet toe leiden dat aan de regels voor externe veiligheid voorbij moet worden gegaan. Kinderen zijn minder zelfredzaam dan volwassenen en in dat kader is het ongewenst meer om meer kinderen nachtverblijf te bieden in een gebied dat binnen de risicocontouren voor externe veiligheid ligt. Wanneer het ministerie de bedoelde kwaliteitseis vaststelt, kan reclamant wel aan die kwaliteitseis voldoen, maar daardoor minder schipperskinderen op de betreffende locatie huisvesten. Dat zou er toe kunnen leiden dat reclamant zich genoodzaakt ziet om een dependance te gaan benutten. Ten aanzien van de opmerking dat reclamant het eventuele exploitatietekort bij de gemeente neer wil leggen als hij gedwongen wordt dependances te gaan betrekken, dient er op te worden gewezen dat de beperkingen ten aanzien van het gebruik van het pand, die voortvloeien uit de problematiek van de externe veiligheid, niet zozeer een gevolg zijn van gemeentelijk beleid, maar van gewijzigde maatschappelijke opvattingen ten aanzien van het bouwen nabij risicobronnen en daarop gebaseerd beleid van de rijksoverheid. De gemeente is daarvoor niet aansprakelijk. Dat laatste geldt ook voor de architectenkosten. De keuze om een architect in te schakelen om de uitbreidingsmogelijkheden te bestuderen is voor rekening van reclamant. Wat betreft de gevraagde uitbreidingsmogelijkheid moet echter ook worden geconstateerd dat die kennelijk niet bedoeld is om meer internaatbewoners te kunnen huisvesten, maar om de huidige bewoners meer ruimte te bieden. Daardoor zou op zich geen verslechtering van het groepsrisico plaatsvinden. Hierbij moet overigens worden opgemerkt dat in het plan van de architect, dat bij de inspraakreactie was gevoegd, sprake is van 112 bewoners terwijl reclamant het over ca. 102 bewoners heeft.
- 14-
Oók in het kader van de flexibiliteit van het bestemmingsplan is het te verdedigen om de bouwmogelijkheden iets op te rekken. Binnen de maatschappelijke bestemming zijn immers ook functies denkbaar die veel minder intensief worden gebruikt en waarbij externe veiligheid en groepsrisico veel minder een rol spelen. Het probleem is dat niet in het bestemmingsplan vastgelegd kan worden dat in het gebouw maar een beperkt aantal internaatbewoners mogen worden gehuisvest. Een dergelijke regeling zou in strijd met artikel 10 WRO zijn. Ook zijn de nieuwe huisvestingsnormen nog niet door het ministerie vastgesteld en zolang dat niet het geval is kunnen er na een uitbreiding van de bebouwing meer kinderen in het internaat gehuisvest worden, hetgeen vanuit een oogpunt van externe veiligheid ongewenst wordt geacht. De oplossing kan worden gevonden in het opnemen van een vrijstellingsbevoegdheid in het plan, waarmee meer bebouwing (640 m2 in de vorm van een extra bouwlaag) kan worden toegestaan. Die vrijstellingsbevoegdheid zou dan toegepast kunnen worden als daadwerkelijk de huisvestingsnormen door het ministerie worden gewijzigd. Toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid wordt in de praktijk gekoppeld aan een concreet verzoek of bouwplan, zodat op dat moment beoordeeld kan worden of er van een toename van het aantal internaatbewoners sprake zal zijn en zo ja of die toename gelet op externe veiligheid acceptabel zal zijn. Voor de door reclamant gewenste erkers kent het bestemmingsplan al een vrijstellingsbevoegdheid, mits de erkers niet dieper zijn dan 2 m. Reclamant heeft inmiddels te kennen gegeven met bovengenoemde vrijstellingsbevoegdheid in te stemmen. Wat de eisen van de Wet geluidhinder betreft kan worden opgemerkt dat in het geldende bestemmingsplan "Land van Valk" een bouwhoogte voor het internaat is toegestaan van 15 m (met toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid zelfs 16,5 m). Dat houdt in dat in het geldende bestemmingsplan in principe rekening is gehouden met een extra bouwlaag, kennelijk ook qua geluidhinder en dat de betreffende woonruimten in de zin van de Wet geluidhinder ter plaatse geprojecteerd zijn. Ten aanzien van de veiligheid van de internaatbewoners moet worden geconstateerd dat er nog niet van een saneringssituatie sprake is, maar dat toename van het aantal bewoners moet worden tegengegaan. Als dat voor reclamant reden vormt om naar een andere locatie voor het internaat uit te zien kan dat buiten het kader van deze bestemmingsplanprocedure worden beoordeeld. Dit argument heeft immers geen betrekking op het bestemmingsplan voor het Leerpark en behoeft dan ook niet in het kader van de bestemmingsplanprocedure behandeld te worden. Ad i.:
de bereikbaarheidseffecten en de noodzaak en haalbaarheid van verkeer- en vervoersmaatregelen. Inhoud: In de toelichting op het bestemmingsplan wordt aangegeven dat voor de knoop N3 drie voorlopige ontwerpen zijn opgesteld, welke met behulp van een dynamisch model gesimuleerd zullen worden. Reclamant acht het van belang dat niet alleen de bereikbaarheidseffecten in beeld worden gebracht, maar dat ook de noodzaak en haalbaarheid van verkeer- en vervoersmaatregelen inzichtelijk worden gemaakt. Reclamant verzoekt om voor de vaststelling van het bestemmingsplan in de gelegenheid te worden gesteld de uitkomsten van de studie te beoordelen. Reactie: Toekomstige ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer worden vooral beïnvloed door de ruimtelijke en economische ontwikkelingen van Dordrecht en de regio, door de maatschappelijke ontwikkelingen en door geplande infrastructurele ontwikkelingen. Samen dragen deze ontwikkelingen bij aan de totstandkoming van een toekomstig verkeersbeeld. Voor de verkeerstoename op lange termijn wordt rekening gehouden met verschillende
- 15-
plannen, waaronder Leerpark. Deze plannen zijn opgenomen in het regionaal verkeersmodel. Hierdoor kan het verkeersmodel voor 2015 de ontwikkeling van het verkeer ten gevolge van de ontwikkelingen in inwoners en arbeidsplaatsen weergeven. Voor het Leerpark is uitgegaan van het ontwerp-bestemmingsplan uit september 2004 Als input voor het Leerpark geldt: Het project Leerpark leidt volgens de plannen niet tot meer onderwijzend personeel. Wel worden extra arbeidsplaatsen verwacht ten gevolge van 10.000 m2 kantoorruimte en 20.000 m2 bedrijfsruimte. In totaal gaat het daarbij om circa 1.000 arbeidsplaatsen. Naast de extra arbeidsplaatsen wordt in de plannen rekening gehouden met de bouw van circa 300 woningen. Hierdoor komen ongeveer 660 inwoners extra in het gebied terecht. Naast ruimtelijke ontwikkelingen hebben ook maatschappelijke ontwikkelingen effect op het verkeer en vervoer; de zgn. autonome groei, of beter autonome ontwikkelingen. Onder autonome ontwikkelingen worden die ontwikkelingen verstaan die niet door het gemeentelijk verkeersbeleid te beïnvloeden zijn. De ontwikkelingen hebben vooral betrekking op een toenemendej-uimtebehoefte en een toenemende mobiliteitsbehoefte. Deze autonome groei wordt voor de Drechtsteden in 2015 geschat op circa 9% in de spitsen en 12% buiten de spitsen, ten opzichte van 2002. De autonome groei van het vrachtverkeer ligt nog hoger, namelijk circa 15% in de spitsen en 21% buiten de spitsen. Uit het verkeersmodel (2003 - 2015) blijkt dat het Leerpark in relatieve zin weliswaar tot veel extra verkeer leidt, maar in absolute zin is de toename beperkt. Voor het knooppunt N3-Laan der Verenigde Naties is een uitsnede gemaakt van de herkomstbestemmingsmatrix. Hieruit valt af te leiden hoeveel extra verkeer (personen- en vrachtverkeer) ten gevolge van de komst van het Leerpark gebruik gaat maken van de route N3 - Leerpark. In onderstaande tabellen is deze extra hoeveelheid (dus ook inclusief de autonome groei) weergegeven voor een 2-uurs ochtendperiode en een 2-uurs avondperiode. Motorvoertuigen Ochtendperiode 7-9 uur
NAAR
VAN
Oprit N3 naar Papendrecht
Oprit N3 naar Breda
M. Montessorilaan Totaal
Afrit N3 van Papendrecht
0
0
Afrit N3 van Breda
0
0
98 117
M. Montesorilaan
38
59
Totaal
38
59
Motorvoertuigen Avondperiode 16-18 uur
NAAR
VAN
Oprit N3 naar Papendrecht
Afrit N3 van Papendrecht
98 117 97
O 215
312
Oprit N3 naar Breda
M. Montesorilaan
Totaal
O
O
49
49
Afrit N3 van Breda
O
O
M. Montesorilaan
111
74
61 O
61 185
Totaal
111
74
110
295
Uit het bovenstaande blijkt dat de groei in het aantal autobewegingen als gevolg van het Leerpark zeer beperkt is. Deze groei alleen zal niet leiden tot problemen met de verkeersafwikkeling op de (op- en afritten van de) N3. Over het bovenstaande is overleg gevoerd met Rijkswaterstaat en als gevolg daarvan is de toelichting op het bestemmingsplan, waar het commentaar op de artikel 10-reactie van de PPC ten aanzien van de mobiliteitsparagraaf betreft, aangepast.
- 16-
8. Ambtelijk voorgestelde wijzigingen Geconstateerd is dat in het ter visie gelegde plan enkele aspecten vragen om gewijzigde vaststelling: In artikel 5, lid 3, sub 4 en sub 6 van de bestemmingsplanvoorschriften wordt gesproken van "aan- en uitbouwen". Bedoeld wordt echter aanbouwen en bijgebouwen. Voorgesteld wordt om dit te wijzigen. In artikel 5, lid 4 sub b wordt een vrijstellingsbevoegdheid geboden voor het bouwen van een kap op een aan- of bijgebouw tot een hoogte van 3,50 m. Bedoeld wordt echter een hoogte van 6 m. Voorgesteld wordt om dit te wijzigen. In artikel 7, lid 3, sub 2 van de bestemmingsplanvoorschriften wordt bepaald dat internaten binnen de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" niet zijn toegestaan. Hierdoor zou het Schippersinternaat onder het overgangsrecht gaan vallen, hetgeen niet de bedoeling is. Om die reden wordt voorgesteld aan bedoelde bepaling de zinsnede "-anders dan het ter plaatse van het op de plankaart met een * aangegeven internaat-" toe te voegen. De bouwhoogte van het Schippersinternaat aan de Maria Montessorilaan 11 is op de plankaart met 12 m aangegeven, terwijl de huidige bebouwing al hoger is. Daardoor zou het gebouw deels onder het overgangsrecht gaan vallen. Voorgesteld wordt om de bouwhoogte van 15 m, die in het geldende bestemmingsplan aan het pand toegekend is, over te nemen. Op de plankaart ter plaatse van het Schippersinternaat aan de Maria Montessorilaan 11 een * aan te geven met als verklaring "vrijstelling voor grotere bouwhoogte mogelijk". 9. Voorstel Gelet op het bovenstaande stellen wij u voor overeenkomstig bijgaand ontwerp-besluit: a. de onder 5 genoemde zienswijzen ontvankelijk te verklaren; b. de onder 6 h en 7 h genoemde zienswijze in zoverre gegrond te verklaren dat de vrijstellingbevoegdheid als genoemd in artikel 7, lid 4 wordt uitgebreid met een sub d, luidende: "het derde lid onder 4 a voor het toestaan van een extra bouwlaag ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding *, tot een bouwhoogte van maximaal 17,5 m. Bij toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid kan geen gebruik meer worden gemaakt van de in 16, lid 1 sub 3 genoemde vrijstellingsbevoegdheid."; c. de overige onder 5, 6 en 7 genoemde zienswijzen, gelet op de onder 7 genoemde reacties, ongegrond te verklaren; , d. in te stemmen met de voorgestelde ambtelijke wijzigingen; e. gewijzigd vast te stellen het bestemmingsplan "Leerpark", overeenkomstig de bij dit besluit behorende kaart (S2-23-70), beschrijving en toelichting Een exemplaar van het vast te stellen structuurplan ligt voor uw raad ter inzage.
?
Het college van Burgemeester en Wethouders van Dordrecht de secretaris ^^^^ de burgemeester
W. van Miltenburg
- ontwerp besluit -
l.s.
R.J.G. Bandell