3. De legende van Troje Woordenlijst * excipere,io,cepi,ceptum: uitnemen; opvangen * admittere, , misi, missum: toelaten 5. * medius, a, um: middelste; in het midden van * sui: (van) zich, (van) elkaar * coepisse: begonnen zijn, beginnen * inter + acc.: tussen, onder; te midden van * oriri, ortus sum: ontstaan; (van de zon) opstaan; afstammen * imperare: bevelen; heersen over * deducere, o, duxi, ductum: wegbrengen 10. polliceri, eor, pollicitus sum: beloven * fortis, is, e: sterk; moedig * autem (vgw.): echter, maar 15. * pulcher,chra,chrum: mooi * ita (bijw.): zo * longus, a, um: lang * afferre, o, attuli, allatum: aanbrengen * patria, ae: vaderland
Basistekst 1 Bij het huwelijk van koning Peleus, koning van een gebied in het Noorden van Griekenland, met de zeenimf Thetis (uit hun huwelijk zou de Griekse held Achilleus geboren worden), nodigde Iuppiter alle goden op het feestmaal uit... Iuppiter cum Thetis Peleo nuberet, ad Thetis Peleus trouwen epulum omnes deos convocavit excepta feestmaal uitnodigen behalve Eride, id est Discordia. Eris dat is Tweedracht Quae cum postea supervenisset nec Toen zij... opdagen 5. admitteretur ad epulum, ab ianua misit in toegelaten werd deur gooien medium malum et dixit id formosissimae appel dat die voor de mooiste esse. Iuno, Venus et Minerva formam sibi de titel voor... vindicare coeperunt et inter eas magna opeisen discordia orta est. Iuppiter Mercurio ruzie ontstond 10.imperavit ut deduceret eas in Ida monte om te... ad Paridem eumque iudicare iuberet. oordelen Iuno ei pollicita est in omnibus terris eum beloofde dat hij... regnaturum; Minerva fortissimum inter zou regeren dat hij de sterkste.... mortales futurum ; Venus autem se zou zijn dat ze ... 15.Helenam, formosissimam omnium mulierum, de mooiste vrouw in coniugium dare promisit. Paris ten huwelijk zou... eloven Venerem pulcherrimam esse iudicavit Venus.. de mooiste
et, Veneris impulsu, Helenam ab hospite op aanstoken van Venus gastheer Menelao Troiam abduxit. Ita longum bellum naar... ontvoeren 20.attulit in patriam.
Naar Hyginus, Fabulae, XLII en Ovidius, Metamorphoses, XII, 5-6
Vragen 1. Peleus (r.1)was koning van de streek Phtia in Thessalië (Noord-Griekenland).Hij trouwde met Thetis, één van de Nereïden of zeenimfen. Uit dit huwelijk werd Achilleus geboren, de beroemde held die een grote rol speelde in de Trojaanse oorlog. Zoek inlichtingen op over deze held... 2. Eris (r.3) is de godin van de tweedracht - "eris" betekent trouwens in het Grieks "twist". Dit sprookjesachtig begin van het verhaal herinnert sterk aan een bij ons heel bekend sprookje - welk? 3. Iuno, Venus et Minerva (r.7): dit zijn niet de minste van de godinnen - zoek je wat gegevens over op. Welke zijn hun Griekse namen? 4. Iuppiter neemt zelf geen beslissing (r.9-11)... Waarom, denk je? 5. De berg Ida (r.10) ligt bij Troje. Zoek zelf op waar Troje precies ligt. Ligt het gunstig? 6. De beloftes van de drie godinnen (r.12-16) liggen helemaal in de lijn van de aard van de 3 godinnen - toon dat aan. 7. Hospite (r.16): Paris was dus op bezoek in de stad van Menelaus, in Sparta (ZuidGriekenland). Het woord "hospes" is dus belangrijk in deze tekst - waarom? Waarom was de roof van Helena dus dubbel beledigend? 8. De oorlog tegen Troje is natuurlijk legendarisch, maar hij is in de Griekse traditie wel precies gedateerd, nl van 1193 tot 1184 v. Chr. Wellicht waren er in die tijd wel echte volksverhuizingen bezig in Griekenland: de derde groep van Grieks sprekende stammen, de Doriërs, vielen waarschijnlijk tussen 1200 en 1000 v.Chr. het Griekse schiereiland binnen - zie o.a. http://nl.wikipedia.org/wiki/Dori%C3%ABrs Deze invallen betekenden het definitieve einde van de cultuur die daarvoor heerste in Griekenland en Kreta, de Mykeense cultuur. Deze cultuur werd gedragen door de bevolkingsgroep die de Achaeërs worden genoemd (Achivi in het Latijn, zie Basistekst 2, r.1) hieronder. Kun je een reden bedenken waarom de verenigde Griekse stammen echt oorlog zouden hebben gevoerd tegen de stad Troje (zie ook opgave 5)?
9. De stad Troje heeft wel echt bestaan. Opgravingen - voor het eerst door de Duitse archeoloog Schliemann - hebben vanaf 1871 verschillende fases van een stad blootgelegd. Schliemann zelf dacht dat hij het Troje van Homeros had gevonden, maar later bleek dat zijn vondsten veel ouder waren.... Zoek daar zelf eens details over op... 10. Schliemann zou zijn succesvolle reeks opgravingen verder zetten en ontdekte ook heel wat overblijfselen en schatten in Mykene, één van de centra van de oude Mykeense cultuur. Mykene was volgens de traditie de stad van Agamemnoon, de broer van Menelaos. Eén van de beroemdste vondsten van Schliemann was een gouden masker, dat hij dan maar "het masker van Agamemnoon" doopte. Later bleek dat deze vondsten veel ouder waren en dateerden uit de 17-16de eeuw v.Chr. 11. Het is dus moeilijk om geschiedenis, legende en fantasie uit elkaar te houden: zie voor een overzicht van de geschiedenis van Troje vooral http://nl.wikipedia.org/wiki/Troje 12. De Ilias van Homeros is een grote (legendarische) bron voor onze kennis van de Trojaanse oorlog - maar uiteindelijk behandelt de Ilias slechts 50 dagen uit die 10-jarige oorlog. Misschien is het leuk op te zoeken waarover de Ilias dan eigenlijk gaat... Sommige geleerden en ook amateurs maken van de studie van de Ilias hun levenswerk - zie b.v. de website http://users.telenet.be/het_ilias_project/
Basistekst 2 Woordenlijst * decem (hoofdtelw.): tien * annus,i: jaar * equus, i: paard * magnitudo, dinis: grootte * huc (bijw.): naar hier * vir, viri: man * scribere, o, scripsi, scriptum: schrijven 5. castra, castrorum (mv.): kamp * arbitrari, or: menen, oordelen
Menelaus kon deze belediging natuurlijk niet zo maar voorbij laten gaan. Hij wou wraak nemen en riep alle koningen van Griekenland op voor een strafexpeditie tegen Troje.De oorlog duurde, met wisselend succes, tien jaar, en toen zochten de Grieken hun toevlucht tot een list… Achivi per decem annos Troiam capere non De Grieken poterant; tum equum ligneum mirae magnihouten van een wondertudinis fecerunt, huc viros furtim lijke grootte heimelijk incluserunt. In equo scripserunt: DANAI opsluiten de Grieken 5. MINERVAE DONO DANT. Castra transtuals geschenk overbrengen lerunt in Tenedum. Tenedus Id Troiani cum viderent, arbitrati sunt dachten ze dat ...
* hostis, is: vijand (van de staat) * abire, eo, ii, itum: weggaan * porta, ae: poort 10.* multus, a, um: veel * ducere, o, duxi, ductum: leiden, brengen * intra + acc. (voorz.): binnen * velle, volo, volui, ---: willen * superus, a, um: die zich boven bevindt --- summus, a, um: hoogste, bovenste * arx, arcis: burcht, vesting * procul (bijw.): in de verte, ver * miser, era, erum: ongelukkig, ellendig * civis, is: burger * putare: menen, denken; achten 15. dolus, i: list * noster, tra, trum (bez.vnw.): ons, onze * murus, i: muur * aliquis, quis, quid (onbep.vnw.): iemand, iets; een, een of ander ne (bijw.): niet (in wenszinnen) * timere, eo, timui, ---: vrezen, bang zijn 20. * latus, teris: zij, flank
hostes abisse. weg waren gegaan Panduntur portae urbis et molem equi worden geopend gevaarte 10.mirantur. Multi Troiani equum duci intra bewonderen zou gebracht worden muros volunt. Tum Laocoön summa ab arce decurrit Laocoön vanaf de top van...naar beneden lopen et procul exclamavit : « O miseri cives, uitroepen creditis abisse hostes ? aut putatis dona 15.Graecorum dolis carere ? Hoc inclusi equo niet hebben opgesloten occultantur Achivi: aut haec machina in zich verbergen tuig tegen nostros muros est fabricata, aut aliquis latet maken schuilen error. Equo ne credite, cives. bedrog gelooft niet Quidquid id est, timeo Danaos, et dona Wat het ook is ook als .... 20.ferentes. » geven His verbis dictis hastam in latus feri equi Na deze woorden speer woest iacit…
Had hij de mensen kunnen overtuigen en was het lot niet tegen hen geweest – zo schrijft Vergilius - , dan zou Troje nog bestaan hebben. Een andere gebeurtenis overtuigde de Trojanen: volgens de legende kwamen twee enorme slangen uit zee en verslonden Laokoön en zijn twee zonen – een teken van de goden dat zijn optreden niet juist was geweest.
Priamus rex equum in templum Minervae Priamus 25. * nox, noctis: nacht * animal, alis: levend wezen; dier * somnus, i: slaap * navis, is: schip * ire, eo; ii, itum: gaan * luna, ae: maan * exire, eo, ii, itum: uitgaan, weggaan * custos, odis: bewaker * occidere (caedere), o, cidi, cisum: doden * socius, ii: bondgenoot, metgezel * signum, i: teken; veldteken; beeld * recipere, io, cepi, ceptum: terugnemen; ontvangen, aanvaarden * potiri, ior, potitus sum (+ abl.) zich meester maken van
duci imperavit. De nacht is gevallen en … 25.Nox erat et animalia somnus habebat. Iam Graecae naves a Tenedo ibant, per amica silentia tacitae lunae, cum Danai bevriend stilte zwijgend ex equo exierunt; portarum custodes occiderunt sociosque signo dato receperunt op een gegeven teken 30.et Troia sunt potiti. O.V.T.
Naar Vergilius, Aeneis, II, 13 – 56, II, 254 – 259 en III,147 / Hyginus, Fabulae, CVIII
Vragen 1. Waarom schreven de Grieken “Danai donum Minervae dant” op het paard (r. 4-5)? Wat wilden ze namelijk bereiken? Het antwoord zit ook een beetje in een zinnetje in r.10-11. 2. Waarom trokken de Grieken zich terug naar het Tenedus, een eiland vóór de kust van Troje (r.6)? Ook hier zou je kunnen antwoorden in het Latijn… 3.Wat denkt de priester Laocoön van het paard? 4. De zin “Quidquid is est …. dona ferentes” (r.19-20) is een heel beroemd citaat geworden. Wat bedoelt Laocoön er precies mee? Maar het citaat kan ook in andere gevallen gebruikt worden – wat bedoelt men er dus meer in het algemeen mee? Zou je een situatie kunnen bedenken waarin je met dit citaat zou kunnen antwoorden? 5. Waarom zou het optreden van Laocoön (en inzonderheid het feit dat hij zijn speer naar het paard gooide) een soort heiligschennis kunnen geweest zijn, die door de goden werd bestraft? 6. Homeros beschrijft inderdaad later hoe een enorme slang uit zee opdook en de priester en zijn 2 zoons verslond... De scène van Laocoön die met zijn zonen door twee slangen wordt verscheurd is heel beroemd geworden door het beeld dat je hiernaast ziet! Het staat in het museum van het Vatikaan.
7. Per amica silentia tacitae lunae (r.27): vergeet niet dat sommige stukken van deze tekst van de dichter Vergilius zijn. Wat zou de dichter met deze woorden eigenlijk nog willen zeggen? Aan wiens kant stond de maan blijkbaar? Wat had ze kunnen doen? 8. Een mooie website over de Trojaanse oorlog vind je op www.calliope.free-online.co.uk. Je vindt er verwijzingen o.a. naar Troje, de Ilias, Paris, enz. 9. Er bestaat een heel mooie site van het Nederlandse Rijksmuseum van de Oudheid. Geef je www.rmo.nl/nederl/scholen/kcv/vaas/oorlog in, dan kom je op een andere, mooi geïllustreerde site terecht over de Trojaanse oorlog. 10. Een bewijs dat sommige jongeren schitterende websites kunnen maken vind je als je gaat naar www.geocities.com/Athens/Forum/6946. Je komt dan op een heel grote site terecht van de Amerikaan David Camden, student aan de Harvard Universiteit. Je kunt er o.a.een virtuele tocht door Rome maken, je kunt de mythologie raadplegen, je kunt er gegevens over de Latijnse taal vinden (met alle verbuigingen en vervoegingen…) en kunt een enorme collectie Latijnse teksten vinden van nagenoeg alle Latijnse auteurs, onder wie ook veel uit de Middeleeuwen en het Humanisme. Hier kun je o.a. alle teksten uit de Fabulae van Hyginus vinden of alle teksten van Ovidius of Vergilius, sommige mét vertaling. Je kunt er zelfs een “strange fact of the week” ontdekken…. Echt de moeite waard om eens naar te surfen!
Grammatica 1. De genitief en de bijvoeglijke van-bepaling a. Observeer in de vorige lessen en deze les - Les 1, Basistekst: Saturni imperio (r.10) - Les 2, Basistekst: tecta parentis (r.1) / rex magni Olympi (r.4-5) / contra voluntatem patris (r.7) / extremas partes orbis terrarum (r.14) / a patre deorum (r.25) / ad templa deae Themidis (r.26) / formam hominum (r.35) - Les 3, Basistekst 1: formosissimam omnium mulierum (r. 15) - Les 3, Basistekst 2: portae urbis (r.9) / molem equi (r.9) / dona Graecorum (r.14-15) / in latus feri equi (r.21) / in templum Minervae (r.23) / per amica silentia tacitae lunae (r.27) / portarum custodes (r.28). b. Besluiten (1) In deze les maken we kennis met een vierde naamval, de genitief. De genitief wordt gebruikt om de bijvoeglijke bepaling van bezit uit te drukken.
Een bijvoeglijke bepaling geeft uitleg bij een substantief. Substantief + bijvoeglijke bepaling vormen samen een woordgroep. Een bijvoeglijke bepaling van bezit wordt in het Nederlands vaak ingeleid door het voorzetsel van; we kunnen dan ook van een bijvoeglijke van-bepaling spreken. (2) (V) Hoewel we de genitief dus meestal vertalen met het voorzetsel “van”, kan het Nederlands soms kiezen voor andere vertalingen: - sub Saturni imperio (1B, r.6) kan worden “onder de regering van Saturnus” of “onder Saturnus’ regering” - in templum Minervae (Basistekst 2, r.23) kan worden “naar de tempel van Minerva” of “naar de Minervatempel”.
2. De a- , o- en gemengde verbuiging kunnen we aanvullen met de genitief:
Nom. enk.
TERRA terr- a
GLADIUS gladi- us
DONUM don- um
LEX lex
Gen. enk.
terr- ae
gladi- i
don- i
leg- is
Acc. enk.
terr- am
gladi- um
don- um
leg- em
Abl. enk. Nom. mv.
terr- a terr- ae
gladi- o gladi- i
don- o don- a
leg- e leg- es
Gen. mv.
terr- arum
gladi- orum
don- orum
leg- um
Acc. mv.
terr- as
gladi- os
don- a
leg- es
Abl. mv.
terr- is
gladi- is
don- is
leg- ibus
3. Het nut van de genitief enkelvoud a. Observeer - equus heeft in deze les 3, Basistekst 2 vormen als equo (r.4), equi (r.9) en equum (r.24): equus is duidelijk van welke verbuiging? - maar tempus heeft als ablatief tempore (Les1, Basistekst, r.11) en zo is de ablatief van corpus ook corpore (Les 2, Basistekst, r.31): van welke verbuiging zijn tempus en corpus? b. Besluiten
Soms is het niet mogelijk aan de nom.enk. van een woord te zien tot welke verbuiging dat woord behoort. Zo zijn er woorden op –us in de o- en in de gemengde verbuiging. Maar de gen.enk. is in alle verbuigingen verschillend. Daarom voegt men in het vocabularium na de nom. enk. van een substantief ook de gen.enk. toe, en zo helpt die gen. enk. de verbuiging te herkennen. -
alle woorden van de a-verbuiging herken je aan de gen.enk. op –ae
-
alle woorden van de o-verbuiging herken je aan de gen.enk. op –i
-
alle woorden van de gemengde verbuiging herken je aan de gen.enk. op –is.
Deze vaststelling is, zoals gezegd, vooral belangrijk voor de woorden op –us: -
alle woorden op –us, met gen.enk. op –i zijn van de o-verbuiging
-
alle woorden op –us, met gen.enk. op –is zijn van de gemengde verbuiging
en we zullen later ook woorden op –us aantreffen in de u-verbuiging, en daar zal de gen.enk. op –us ze helpen herkennen! a. Observeer in deze les - Basistekst 1: mons, maar mont- e (r.10), mulier, maar mulier-um (r.15) - Basistekst 2: magnitudo, maar magnitudin-is (r. 2-3), hostis, maar host-es (r.8), urbs, maar urb-is (r.9), arx, maar arc-e (r.12), custos, maar custod-es (r.28) b. Besluit: De toevoeging van de gen.enk. helpt ook de stam te herkennen in de gemengde verbuiging. Die stam herkennen we vaak niet in de nom.enk., omdat de uitgangen hier zeer verschillend zijn: voluntas, pater, homo, urbs, corpus, flumen, enz. Ook hier is de gen.enk. heel nuttig: als je de uitgang van de gen.enk. –is weglaat, hou je de stam over. Voorbeelden: voluntas, voluntatis pater, patris homo, hominis urbs, urbis corpus, corporis flumen, fluminis
stam: voluntatstam: patrstam: hominstam: urbstam : corporstam: flumin-
4. De adjectieven op –us (eerste groep van de adjectieven) a. Observeer - in het vocabularium vinden we o.a. volgende adjectieven: . medius, longus, multus, en vroeger ook al solus, magnus, humanus... . fortis, en vroeger ook al omnis, mortalis - magna discordia (B1, r. 8-9), longum bellum (B1, r.19), multi Troiani (B2, r.10) en in Les 2, Basistekst ook nog: magna dona (r.3), magnae urbes (r.10), magnae parentis (r.28) en magna parens (r.31)
b. Besluiten (1) Er bestaan in het Latijn twee grote groepen adjectieven: . adjectieven die uitgaan op –us . adjectieven die uitgaan op –is. (2) Een Latijns adjectief (of bijvoeglijk naamwoord) wordt ook verbogen. Het komt namelijk overeen (of congrueert) met het substantief dat het bepaalt. Het adjectief congrueert in naamval, getal en geslacht met het substantief en samen met het substantief vormt het adjectief een woordgroep, die dus in dezelfde naamval, getal en geslacht staat. Daarom is het nodig dat het adjectief én een mannelijke én een vrouwelijke én een onzijdige verbuiging volgt.
(3) Bij de eerste groep van de adjectieven, die op –us, volgt het adjectief dus: . de mannelijke verbuiging op –us (type gladius), als het congrueert met een mannelijk substantief . de vrouwelijke verbuiging op –a (type silva), als het congrueert met een vrouwelijk substantief . de onzijdige verbuiging op –um (type donum), als het congrueert met een onzijdig
substantief. Daarom spreken we van de adjectieven op –us, -a, -um of van de adjectieven van de o- en averbuiging. In het vocabularium vinden we na de nom. enk. op –us ook de aanduidingen –a en –um. Bijvoorbeeld: magnus, -a, -um of altus, -a, -um. (4) Hieronder vind je de volledige verbuiging van magnus, -a, -um; het is meteen een herhaling van de verbuigingen van gladius, silva en donum. Nom.enk.
Mannelijk magn- us
Vrouwelijk magn- a
Onzijdig magn- um
Gen. enk.
magn- i
magn- ae
magn- i
Acc.enk.
magn- um
magn- am
magn- um
Abl.enk. Nom.mv.
magn- o magn- i
magn- a magn- ae
magn- o magn- a
Gen. mv.
magn- orum
magn- arum
magn- orum
Acc.mv.
magn- os
magn- as
magn- a
Abl.mv.
magn- is
magn- is
magn- is
5. Het bezittelijk voornaamwoord a. Observeer - nostros muros (Basistekst 2, r.17) - in Les 1, Leestekst: domus mea en lectus meus (r. 13 en 14) - in Les 2, Basistekst: sors tua (r.3), sua terga (r.34). b. Besluit (1) De Latijnse bezittelijke voornaamwoorden zijn de volgende : . 1ste pers.enk. meus, a, um
mijn
. 2de pers.enk. tuus, a, um
je, jouw, uw
. 3de pers.enk. en mv. suus, a, um
zijn, haar, hun
. 1ste pers.mv. noster, tra, trum
ons, onze
. 2de pers.mv. vester, tra, trum
je, jullie, uw
(2) Het Latijns bezittelijk voornaamwoord congrueert zoals een adjectief met het woord waarbij het hoort. Het wordt verbogen als een adjectief van de o- en a-verbuiging. 6. Woordgroepen en verwachtend lezen a. Observeer - magna discordia (B1, r.8-9), omnium mulierum (B1, r. 15) , longum bellum (B1, r.19) - nostros muros (B2, r. 17) - portae urbis (B2, r. 9), dona Graecorum (B2, r. 14-15), latus feri equi (B2, r.21) - per decem annos (B2, r.1), intra muros (B2, r. 10-11), in latus (B2, r. 21) - in nostris muros (B2, r.16-17), latus feri equi (B2, r.21) b. Besluiten (1) In het Latijn moet men zich steeds afvragen - nog meer dan in moderne talen - welke woorden bij elkaar horen. Woorden die elkaar horen noemen we woordgroepen. Woordgroepen zijn de bouwstenen van een Latijnse zin. (2) De belangrijkste woordgroepen die we nu al kennen zijn . substantief + adjectief of bezittelijke vnw . substantief + bijvoeglijke van-bepaling . voorzetsel + substantief . combinaties van woordgroepen, zoals voorzetsel + adjectief + substantief / voorzietsel + genitief + substantief, enz. (3) Als we dus in een zin een adjectief, een bezittelijk vnw, een genitief of een voorzetsel aantreffen, dan moeten we ons telkens afvragen welk substantief daarbij hoort. Dit noemt men verwachtend lezen. Meestal staat de bepaling heel dicht bij het substantief, maar soms ook iets verder af. Je moet je dus telkens afvragen wat bij wat hoort - zo zul je Latijnse zinnen leren ontleden en begrijpen.
Oefeningen 1. Tot welk verbuigingstype horen volgende woorden (a, us, um of gemengd)? - Basistekst 1: deos (r.2), formam (r.7), discordia (r.9), monte (r.10), terris (r.12), bellum (r.19), patriam (r.20) - Basistekst 2: annos (r.1), equum (r.2), magnitudinis (r.2-3), equo (r.4), urbis (r.9), equi (r.9), muros (r.11), arce (r.12), machina (r.16), dona (r.19, templum (r.23), naves (r.26), lunae
(r.27), custodes (r.28). Wat moet je dus telkens doen? Welke uitgangen zijn de “gevaarlijkste”? Waarom? 2. Determineer de substantieven uit oefening 1. Geef dus telkens naamval en getal. 3. Haal de vreemde eend uit de bijt – één woord past niet in de rij… - terras – aquas – voluntas – portas – silvas - mundo – homo – gladio – deo – cibus - hominum – fluminum – verbum – militum – regum - dona – oppida – templa – oracula – forma - oppidis – parentis – regis – patris – urbis - deus – genus – cibus – filius – mundus 4. Verklaar de naamval van volgende substantieven uit de basistekst 2: Voorbeeld: annos (r.1) is acc.mv. omdat het staat na het voorzetsel per + acc. Troiam (r.1),equum (r.2), equo (r.4), Troiani (r.7), portae (r.9), urbis (r.9), equi (r.9), arce (r.12), dona (r.119), equi (r.21), templum (r.23), Minervae (r.23), silentia (r.27), lunae (r.27), portarum (r.28), custodes (r.28), socios (r.29). 5. Haal de woordgroepen uit volgende zinnen - het kan om één van woordgroepen gaan die je hierboven in de spraakkunst zag: - ceteri dei alia dona ei dederunt (Les 1B, r.8-9) - Sub Saturni imperio homines bene vivebant (Les 1B, r.10) - eo tempore homines sine oppidis legibusque vivebant (Les 1B, r.11-12) - omnes gentes sine militibus vitam peragebant (Les 1B, r.13-14) - tecta parentis intrat et currum rogat paternum (Les 2B, r.1-2) - Phaëthon contra voluntatem patris currum conscendit (Les 2B, r.7-8) - magnae urbes pereunt, silvae cum montibus ardent (Les 2B, r.10-11) - omne genus humanum interiit praeter Deucalionem et Pyrrham (Les 2B, r.20-22) - petierunt a patre deorum ut alios homines daret (Les 2B, r.24-25) - ossa magnae parentis post tergum iactate (Les 2B, r.27-28) - saxa post sua terga mittunt (Les 2B, r.34). 5. Welk Latijns woord herken je in de volgende Nederlandse woorden? Patriottisme, december, scriptie, krediet, urbanisatie, visie, mirakel, imperatief, civiel, sociaal, multicultureel, arbiter, miserabel, signaal, navigatie, verbaal, timide, donor.
Leestekst Druides rebus divinis intersunt, sacrificia Druïden godsdienst een hoofdrol offer spelen procurant, religiones interpretantur ; ad zorgen voor godsdienstige uitleggen leer eos magnus adulescentium numerus jongeman aantal disciplinae causa concurrit. Si facinus est adonderwijs wegens samenkomen misdaad be5. missum, si caedes facta, si de hereditate, gaan moord erfenis si de finibus controversia est, decernunt et grenzen geschil oordelen praemia poenasque constituunt. schadevergoeding straf bepalen Omnibus druidibus praeest unus, qui aan het hoofd staan summam inter eos habet auctoritatem. aanzien 10.Hi certo anni tempore in finibus Carnutum op ... Carnutes considunt in loco consecrato : ea regio zitting houden heilig totius Galliae media habetur. Huc omnes, als het midden wordt beschouwd qui controversias habent, conveniunt samenkomen eorumque decretis iudiciisque parent. aan hun besluiten en oordelen gehoorzamen 15.Galli maxime deum Mercurium colunt : hunc vooral vereren inventorem omnium artium atque ducem als de uitvinder kunst als gids viarum et itinerum ferunt. Post hunc weg reis beschouwen als
Apollinem et Martem et Iovem et Minervam colunt. Putant non interire animas, sed dat ... verdwijnen 20.post mortem ab aliis transire ad aliios. van de ene overgaan naar de andere Multa praeterea disputant de sideribus bovendien redeneren ster atque eorum motu, de mundi ac terrarum hun beweging magnitudine, de rerum natura, de deorum werkelijkheid immortalium potestate.
Naar Caesar, De Bello Gallico, VI, hfdst. 13, 14 en 17
Vragen 1. Zeg met eigen woorden op welke gebieden de druïden een grote rol speelden. 2. De Galliërs waren erg verdeeld in stammen die elkaar vaak bevochten. Welke rol speelde de godsdienst blijkbaar in dit verband? 3. Is het niet eigenaardig dat Caesar hier goden vernoemt als Mercurius, Iuppiter of Minerva? Waarom? 4. Putant non interire animas, sed transire … (r.19-20) : weet je hoe men dit geloof noemt ? Bij welke godsdiensten en volkeren tref je dit nog aan? 5. Met welke wetenschappen hielden de druïden zich bezig? 6. Haal de woordgroepen met een substantief + genitief uit deze tekst. 7. Haal de vormen die een praesens zijn uit bovenstaande tekst en determineer ze (geef dus persoon en getal).
Activiteiten 1. In deze les ontmoette je heel wat geschiedkundige en aardrijkskundige gegevens. Het is heel belangrijk - dat zul je ook in de volgende lessen en jaren, en ook voor andere vakken zien - dat je de zaken die je leert goed kunt situeren, zowel in ruimte (op een landkaart) of in tijd (dus op een tijdslijn). Een werk van lange adem, maar: zou je in de klas niet b.v. een kaart van het Romeinse Rijk opbouwen? Of een tijdslijn waarop je op geregelde tijdstippen de belangrijkste data die je ontmoet kunt aanduiden? 2. Je ontmoette in deze les ook heel wat goden , zowel in de basisteksten als in de leestekst.
De goden worden hier met hun Latijnse naam genoemd, maar ze zijn natuurlijk een afspiegeling van de Griekse goden, die uiteraard een Griekse naam hadden. Twee mogelijke interessante taken: - maak een lijstje van de goden die je al ontmoette en eventueel nog andere bekende goden, en geef ze hun Latijnse én Griekse naam - je kunt door wat te zoeken en met hulp van je leraar ook een beperkte stamboom maken van de bekendste goden - uiteindelijk stammen ze allemaal af van de vroegere oppergod Saturnus (of Kronos bij de Grieken). Het moet natuurlijk niet zo ingewikkeld worden als op de site http://nl.wikipedia.org/wiki/Stamboom_van_de_Griekse_goden , maar misschien helpt deze heel volledige stamboom je wel een beetje... 3. Een mooi boek om te kopen of in de bibliotheek te ontlenen: Helden van Els Pelgrom en Thé Tjong-Khing (illustraties), Lannoo, 2006 - 19,95 euro. Over Griekse helden, o.a. Achilles - helder en meeslepend verhaald, en mooi geïllustreerd!