RA. Rabat ..........................Afkorting, af-slag van de somme. Rabatteren...................Af-korten, af-slaen. Race ............................Af-komste. Radicael ......................Wortelyk, gewortelt, oorspronkelyk, met tacken. Radiceren....................Wortelen. Raer ............................Selden, yl, dun, aardig, seldsaem, ongemeyn, besonder. Raffineren ...................Suyveren. Geraffineert.................Afgeveerdigt. Raillerie ......................Geckernye, boert. Ramasseren.................Vergaderen. Rantsoen .....................Verlossing, versoening. Rantsoeneren...............Lossen. Rapiamus ....................Mengel-moes. Rappel.........................Herroep, wederroeping. Rappelleren.................Wederroepen, herroepen. Raport .........................Aenbrenging, overdragt, versalg. Raporteren ..................Aenbrengen, overdragen, verslag doen. Raporteur....................Overbrenger, overdrager. Rariteyt .......................Seldtsaemheyt, een ongemeyn sake, iets besonders. Raseren .......................Vernielen. Rate.............................behoorte, portie. Ratificatie ...................Bekrachting. Ratificeren ..................Bekrachtigen. Ratiocinatie.................Redenering. Rationael.....................Redelyk. Ravage ........................Rooving, vernieling, geweldt. Rauwe actie.................Is, als men van nieuws en rauwelyks wat eyst, en wordt alsoo onderscheyden van Appellatie oft Reformatie. RE. Realiseren ...................Bestaen, in wesen zyn. Reauditie.....................Wederhooring, herhooring, overhooring. Rebel...........................Wederspanning, afvalling, hertneckig. Rebellie .......................Afvalligheyt, wederspannigheyt, muyterye. Rebelleren ...................Wederspannig zyn, tegen-spannen, muyten. Recapitulatie ...............Hooft-deeling, wederhaling, der Hooftstucken, vertelling, tegen-leg-brief. Recapituleren ..............Hooft-deelen, wederhalen de hooft-stucken. Recepisse.....................Ontfang, ontfang-ceel, quyt-brief. Receptie ......................Ontfanging, aenneming. Recept .........................Ontfanging, inneemsel. Reces...........................Uytstel, af-scheydt. Recherche ...................Ondersoek. Recipiëren ...................Ontfangen. Recipocratie ................Wederkeering. Reciproque..................Wederzydts, onderling weerkeering, henen en weer, over en weer. Reciteren.....................Weer-halen, opleen, opseggen. Reclamatie ..................Tegen-roep, weder-spraek. Reclameren .................Tegen-roepen, weder-spreken.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Recognosceren ............Erkennen. Recognitie ...................Erkentenis. Recolement..................Overhooring. Recolement van rekening Herrekening. Recolement van getuygen Als de getuygen naerder ondervraegt en be-eedigt worden. Recoleren ....................Overhooren. Recommandabel ..........Pryselyk, aenpryselyk. Recommandatie...........Aenbeveling, aenprysing, voorschryving, gebiedenis. Recommanderen..........Aenbevelen, aenprysen. Recompenseren ...........Vergelden. Reconciliatie ...............Versoening. Reconciliëren ..............Versoenen. Reconveniëren.............Wederom eysschen, wederaenspreken. Reconventie.................Weder-eyssching, weder-aenspraek. Recordatie...................Herdenking. Recorderen..................Herdenken, geheugen, erinneren. Recours .......................Toevlucht. Recouvreren ................Veroveren, weder-krygen. Recreatie.....................Vermaek. Recredentie .................Toevertrouwing, vertrouwing, voor-oordeel, voor-af-gewesen bezit. Recreëren....................Vermaken, verlustigen. Rector .........................School-voogt, bestierder. Rector Magnificus .......Landts-school-voogt, Hoog-school-voogt. Recueil ........................Versaem, kort verhael, versamening. Recuperatie .................Verovering, wederkryging. Recupereren ................Veroveren, weder-krygen. Recusant......................Onwillig, weygerende. Recusatie.....................Weygering. Recuseren....................Weygeren. Redemptie ...................Verlossing, vry-koop. Redhibitie....................Wedergeving. Redigeren....................Maken, stellen, schicken, daer toe brengen. Rediet..........................Hersegging, wedersegging. Redimeren ...................Verlossen, vry-koopen. Redonderen .................Overvloeyen, hervloeyen, te rugge vloeyen. Redoubleren ................Verdobbelen. Redres .........................Herstelling. Redresseren.................Herstellen, herschicken. Reduceren ...................Wederleyden, terecht brengen, herbrengen. Item aen een meerder op een minder getal brengen. Reductie ......................Herbrenging, herleyding, herstelling van een meerder tot een minder getal. Item beroep van een uytspraek van Goede Mannen. Reël.............................Dadelyk, werkelyk, waerlyk. Referendarien..............Overbrengers, verhaelders. Refereren ....................Verhalen, by-brengen. Reficiëren....................Hermaken, vermaken. Reflecteren ..................Verbuygen, ombuygen, ergens naer toe buygen. Reflectie ......................Verbuyging, weerslag, weerbuyging, af-keering, toe-neyging, bemerking. Reformateur ................Hervormer.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Reformatie ..................Hervorming, suyvering, klaring. Reformeren .................Hervormen, suyveren. Item versoeken van eenen hoogeren Rechter herstelt te worden, en verbetert te hebben een Vonnis, dat van eenen leegeren Rechter tot naerdeel gewesen is. Refractie .....................Wanschouwing, verbreking. Refrenatie....................Betooming. Refrescheren ...............Ververssen. Refuge.........................Toevlucht. Refunderen..................Vergelden, opbrengen. Refugeren....................Weygeren, af-slaen, van de handt wysen. Refutatie......................Wederleg, wederlegging. Refugeren....................Syn toevlucht nemen, wederleggen. Regard ........................Opsicht, aensien, aenschouw. Regael .........................Koninklyk. Regeneratie .................Wederbaring. Regent .........................Bestierder, Voogt. Regiment .....................Beheersing, bestier. Item een hoop Krygs-volk. Register.......................Tafel, rol, bladt-wyser, blaffert, Schrift-warande. Registreren..................Opschryven. Reglement ...................Schicking, ordre. Regneren.....................Heersen, bestieren. Regres .........................Verhael. Regretteren..................Berouw hebben. Regulier ......................Geregelt, geschikt, recht-uyt. Reguleren....................Schicken, regelen, stieren. Rejecteren ...................Verwerpen. Rejectie .......................Verwerping. Reï tereren ..................Herhalen, hervatten. Rei vindicatie ..............Recht-uytvoering, uytwinning, saekseygen aentael. Relaes .........................Verhael, vertelling. Relateren.....................Vertellen, verhalen. Relaxatie .....................Lossing, ontslaging, ontlossing, verbreyding. Relaxeren ....................Lossen, ontslaen, verbreyden. Releveren ....................Opheffen, opbeuren, verheffen, ontheffen, herstellen. Relief...........................Opheve, opheffing, verlichting, herstelling, herstel-brief. Relievement.................Ontheffing, verheffing. Religie.........................Godts-dienst. Religieus .....................Godts-dienstig, Godt-plichtig. Reliqua........................Overblyfsel, overschot. Reliquien.....................Overblyfselen. Remarqueren...............Aenmerken. Rembourseren .............Weer-uyt-geven, weer betalen, verschieten. Remedie ......................Hulp-middel, heel-middel, tegen-middel. Remediëren .................Heelen, genesen, weder te recht brengen. Rememoreren ..............Herdenken, weder-verhalen, erinneren. Reminiscentie ..............Herdenking. Remissie ......................Vergiffenis, vergeving. Remise.........................Uytstel, oversending, overmaking. Remitteren...................Oversetten, overmaken, quyt-schelden. Remonstrantie .............Vertppg.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Remonstreren ..............Vertoonen. Removeren ..................Weeren, afwenden. Rencontreren...............Ontmoeten, bejegenen. Rendant.......................Rekening-houder. Renommeren ...............Vermaert maken, vermaren. Renonciatie .................Ontsegging, opsegging, vertydenisse. Renoveren ...................Vernieuwen. Renverseren.................Verkeeren. Renversael...................Tegen-schrift, weder-schrift. Renvoy ........................Versending, weder-sending. Renvoyëren..................Versenden, weder-senden. Reparatie ....................Vermaking, vergoeding, hermaking. Repareren ...................Vermaken, vergoeden. Repartiëren .................Verdeelen. Repartitie ....................Bedeeling, aendeel, verdeeling. Repelleren ...................Verdryven, te rugge dryven. Repeteren ....................Herhalen. Repetitie ......................Herhaling. Replicatie ....................Herhaling, verhaling, ontvouwing, hervouwing. Replicate .....................Antwoordelyk, weervouwiglyk. Repliceren ...................Weder-seggen, weder-antwoorden. Replicq........................Weder-segging, weder-antwoordt, verantwoording. Reprehenderen ............Berispen. Reprehensibel..............Berispelyk. Reprehentie .................Berisping, bestraffing. Represalie ...................Weder-neming, weder-eyssching met geweldt, bekommering en besetting om de gemeyne sake. Representatie...............Verthooning, plaets-vulling. Representeren..............Verthoonen, plaetse vullen, verbeelden. Reprimende .................Bedwang, bestraffing. Reprimeren..................Verdrucken, bedwingen. Reprinse ......................Hervatting. Reprobatie...................Verwerping, wraking, verwyting. Reproberen..................Verwerpen, verwyten, wraken. Reprocheren................Verwerpen, wraken, berispen, wederleggen. Reproche.....................Berisping, verwerping, wraking. Repromissie.................Weder-belofte. Repromitteren .............Weder-beloven. Republicque ................Gemeyn-best, Gemeynten-staet. Repudiatie ...................Verlating. Repudiëren..................Verstooten, verlaten. Repugnantie ................Tegenheyt, tegen oft weerstrevigheyt. Repugneren .................Bevechten, tegen-stryden. Repulsie ......................Verdryving, afweering. Repuls .........................Af-slag, weygering. Reputabel ....................Achtbaer. Reputeren....................Achten. Request .......................Versoek, versoek-schrift. Request civiel ..............Heus-versoek. Requirant ....................Eysscher, aenlegger, versoeker.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Requireren ..................Versoeken, eysschen. Requisitie ....................Versoek. Requisitorien...............Versoek-brieven, versoekingen. Requisitorie brieven oft Requisitoriales Versoek-schriften daer by den eenen Rechter aen den anderen iet versoekt; als om eenig Vonnis ter executie te stellen; getuygen te hooren oft andersints. Rescinderen.................Breken, te niet doen. Rescriberen .................Antwoorden, weder-schryven. Rescriptie ....................Schrift, weer-schrift. Reservatie ...................Voorbehouding. Reserveren ..................Behouden, voorhouden. Resident ......................Verblyver, plaets-houder. Residentie....................Verblyf, verhouding, sitting. Resideren ....................Verblyven, verhouden, sitten. Residu .........................Overschot. Resignatie ...................Overwysing, weder-geving, opdraging. Resigneren ..................Overwysen, weder-geven, opdragen. Resiliëren ....................Te rug springen, uytscheyden. Resistentie ...................Wederstant, tegenstant. Resisteren....................Wederstaen, tegenstaen. Resolveren...................Voornemen, besluyten. Resolut ........................Rustig, onbeteutert, onbekommert. Resolutie .....................Voorneming, opset, besluyt, ontlossing, ontbinding, ontknooping. Resonnantie.................Weerklank. Resort..........................Besteek, kavelinge, strecking, onderhooring. Resorteren...................Gehooren, onderhooren. Respect........................Ontsach, gesach, aensien, opsicht, weerdigheyt. Respecteren.................Eerbieden, ontsien. Respectief....................Onderlingen, soo in ’t een als in ’t ander. Respyt .........................Uytstel. Respireren...................Adem halen. Respiratie....................Adem-haling. Responderen................Antwoorden, verantwoorden, aenpassen. Responsabel ................Verantwoordelyk. Response .....................Antwoorde. Ressentiment ...............Gevoelen. Restabiliëren ...............Weder-rechten, wederom in staet stellen. Restablissement...........Weder-oprechting, herstelling. Restauratie..................Oprechting, weder-oprechting, vernieuwing. Restaureren.................Oprechten, weder-oprechten. Reste ...........................Overblyfsel, overschot. Resteren ......................Overblyven, overschieten. Restituëren ..................Herstellen; weder-geven. Restitutie .....................Herstelling, weder-geving. Restoir.........................Overschot, overblyfsel, vergoeding. Restrict........................Verknocht. Restrictie.....................Vervang, inbinding, eng en op het nauwste genomen. Restrictien ...................In banden. Resulieren ...................Weerspringen, opspringen, ontstaen, ontspringen. Resumeren...................Herhalen, hervatten.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Resumptie....................Herhaling, hervatting. Resurrectie ..................Verryssenis, weder-opstanding. Resusciteren ................Verwecken. Retarderen ..................Vertoeven, verachteren. Retardement ................Vertoeving, ophouding. Retentie .......................Onthouding. Rethorycque ................De konst om cierelyk te spreken. Reticentie ....................Verswyging. Retineren.....................Onthouden, behouden. Retireren .....................Vertrecken. Retorizyn.....................Rymer, Dichter. Retorqueren ................Verdraeyen, verkeeren, te rugge dryven. Retorsie.......................Omdraeying, omwending, te rugdryving. Retour .........................weder-keer, keer. Retourneren ................Weder-keeren, keeren. Retraict .......................Vertrek, wyk. Retracteren..................Herroepen, herdoen. Retrancheren...............Af-snyden, besnoeyen. Retroacten...................De eerste Acten. Rumaticq.....................Koudt, vochtig, nat. Revelatie .....................Openbaring. Reveleren ....................Openbaren. Revenge.......................Wrake. Revengeren..................Wreken. Revenuen.....................Inkomsten. Reverentie ...................Eerbieding. Revideren ....................Hersien, oversien. Revisie.........................Oversiening, hersiening. Revisor........................Oversiender. Revocatie ....................Herroeping. Revoceren ...................Herroepen, wederroepen. Revolte ........................Oploop, afval. Revolteren ...................Afvallen; omwenden, omkeeren. Revolveren ..................Ontwenden, omwenden, omkeeren. Revolutie .....................Ontwinding, ontwenteling, loop, omloop, vervolg, omrolling, omdraeying. RI. Ridicule, Ridiculeus.....Belagchelyk. Rigeur .........................Strafheyt, strengheyt. Rigoureus....................Streng. Riole ...........................Eerlyke uytspanning, vrolyk zyn. Risique, Risico ............Gevaer. RO. Roboratie ....................Sterking. Roboreren ...................Sterken. Robust .........................Sterk. Royëren.......................uytdoen, uytschrabben.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Route...........................Verstroeying, weg. RU. Rubryk.........................Afteekening. Rude............................Hert, rouw. Ruine...........................Vernieling, nederstorting. Ruineren......................Vernielen, nederslaen, te gronde werpen. Ruineus .......................Bouw-vallig. Ruminatie....................Herknauwing, herhaling. Rumoer .......................Gerucht. Rupture .......................Breuk. Rusticq ........................Boers, boerachtig. SA. Saccageren..................Stroopen. Sacrament ...................Heyl-teeken, Eedt-bondt. Sacreren......................Heyligen, weyen. Sacrificie.....................Toeyliging, Heyliging, Offerande. Sacrilegie ....................Kerk-roof, Kerk-diefte. Sacristie ......................Heylidom. Saiseren ......................Vatten, vast-houden. Saisie, Saisine .............Genieting, besit. Saisoen........................Gety, Jaer-gety. Salariëren ...................Besoldigen, loonen. Salaris.........................Wedde, loon, besolding. Salvatie .......................Bewaring, beschudding. Salveconduit................Vry-geley-ceel, pasport. Salveren ......................Bergen, behouden, in veyligheydt brengen. Salveren ......................Begroeten. In salvo .......................In behouden haven. Salut............................Heyl, saligheyt, groetenis. Saluteren.....................Groeten. Salutair .......................Heylsaem. Salutatie ......................Begroeting, heylwensing. Samblant .....................Oogenschyn. Sanctificatie ................Heyligmaking. Sapientie .....................Wysheyt. Satisfactie....................Voldoening, gemoedthebbing. Saufconduit .................Vry-geley, pasport. Sauvegarde..................Bescherming, beschudding, vrye-waernis, vry-geley. SC. Scabel .........................Bank. Scabreus......................Rouw, ruyg, schrabbig, schurft. Scandael......................Aenstoor, ergenis. Scandaleus ..................Ergelyk, aenstootelyk. Scandaliseren..............Ergeren, aenstoot geven. Scapperen ...................Ontkomen. Scene...........................Tonneel. Scepter ........................Koninkx-staf, Ryk-staf.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Scholasticq..................Schools. Schole .........................Leer-plaets. Schrifture ....................Recht-stuk, pleyt-stuk. Scientie .......................Wetenschap. Scisma.........................Scheuring Scismaticq ...................Scheur-maker, scheursuchtig. Scortatie......................Hoerering. Scrupule ......................Anxt, bekommering, gewicht van twintig greynen. Scrupuleus...................Anxstig. Scuteren ......................Doorsnuffelen, naersoeken, doorgronden. Scurre .........................Rabouw, guyt, fielt. Scurriliteyt ..................Fielterye. SE. Secluderen...................Af-sluyten, uyt-sluyten. Seclusie .......................Af-sluyting., uyt-sluyting. Seconde.......................Tweede. Seconderen..................Bystaen, ondervangen. Secours........................Bystant, hulp. Secreet ........................Geheym. Secretelyk....................Heymelyk. Secretaris ....................Raedt-schryver, geheym-schryver, schrift-heer, gerecht-schryver, Stadt-schryver. Secte............................Aenhank, gedeeltheyt. Sectaris .......................Aenhanger. Seculier .......................Werelyk. Seculum.......................Hondertjarige eeuw. Secundum quid ............Naer iet. Securiteyt ....................Veyligheyt, onbekommertheyt, onbeschroomtheyt, gerustheyt. Seditie .........................Oproer. Seditieus......................Oproerig. Sedule .........................Handt-schrift. Seigneur ......................Heere. Seigneurie ...................Heerschappye, Heerlykheyt. Sejonctie......................Onderscheyding, af-scheyding. Semblant .....................Schyn. Seminarium .................Planthof, queekerye, sny-hof. Semiplene probatie......Halve proeve, bewys, ten halven. Senateur ......................Raedts-heer. Senatusconsulte...........Raedts-besluyt. Senior..........................Ouderlink. Sensibel.......................Gevoelig. Sententie......................Vonnis, oordeel, ’t gewysde, zinspreuk, spreuk, zin-uyting. Sententie difinitif .........Eyndt-oordeel. Sententiëren ................Vonnissen, oordelen. Sententieus ..................Zin-ryk. Sentiment ....................Gevoeligheyt, gevoelen, oordeel. Separatie.....................Scheyding. Separatio bonorum......Boedel-scheyding. Separabel ....................Onderscheydelyk.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Separeren....................Scheyden. Sepiment......................Tuyn, tuyning. Seponeren ...................Wech-leggen, ter zyden leggen. Sepulcre ......................Graf. Sepulture.....................Begraeffenisse, graf. Sequele........................Gevolg. Sequestratie.................Bylegging, overgift, in bewaerstelling. Sequester.....................Scheydts-man, segs-man, makelaer, in wiens handen een twistige sake te bewaren, en als in versekeringe gestelt wordt. Sequestreren................Overgeven, in bewaring stellen. Sereniteyt ....................Helderheyt. Sergeant ......................Bedienaer, Rechts-bode. Serieus ........................Ernstig. Sermoon ......................Vertoog, predicatie, leer-reden. Serpent........................Slang. Servateur.....................Behoeder, behouder. Serviteur......................Dienaer. Servituyt ......................Dienstbaerheyt. Sessie ..........................Sitting, vergadering, byeenkomste. Severiteyt.....................Hardigheyt, strengheyt. Seurete des corps.........Vry-geley, vry-brief. Sexe.............................Soorte, geslachte, kunne, hy oft sy. SI. Sicaneren ....................Hayrklieven, muggeziften, woordtziften, kibbelen, harrewerren. Sicanerie .....................Hayrklievery, kibbeling, treken en loosheden in de pleytsaken oft gerechtshandelingen. Sicaneur ......................Een warvogel, pleyter, oft krakeeler, eenen die om de minste beuseling een geding aenvangt. Signael ........................Teeken. Signature.....................Handt-teekening. Signet ..........................Merk-rink, zegel-rink. Significant...................Duydelyk. Signifiëren...................Beteekenen. Signum ........................Teeken. Silentie ........................Stilswyging. Simonie .......................verkooping van gewyde dingen. Simpel .........................Enkel, eenvoudig, slecht. Simpliciteyt .................Eenvoudigheyt, slechtigheyt. Simulatie .....................Veynsing, bewimpeling. Simuleren ....................Veynsen, bewimpelen. Sinceer ........................Oprecht, eenvoudig. Sinceriteyt ...................Oprechtigheyt. Singulariteyt................Besonderheyt. Singulier......................Besonder, sonderling. Sinister........................Slinkx, vals. Sisteren .......................In recht stellen, iemeant verthoonen, ofte doen komen. Situatie........................Stant, gelegentheyt, eygenschap eender plaetse. Situëren.......................Stellen, nederstellen, gelegen zyn.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
SO. Sober...........................Suynig, spaersaem, schaers, nuchter. Sobrieteyt ....................Nuchterheyt, spaersaemheyt. Solaes..........................Troost. Solageren ....................Vertroosten. Solemneel....................Feestelyk, plechtelyk, opentlyk, naer behooren. Solemniseren ...............Vieren, feest vieren, hoogtydt houden, plechtigen. Solemniteyt..................Hoogtydt-viering, feest, plechting. Solicitatie ....................Beneersting, versoek. Soliciteren ...................Beneerstigen, versoeken. Solide ..........................Louter, herdt, vast, lichamelyk. Soliditeyt .....................Louterheyt, dichtigheyt, vastigheyt, lichamelykheyt. Solitair ........................Eensaem. Solstitie .......................Sonnestandt. Solvent ........................Betaelbaer. Solveren ......................Oplossen, lossen, betalen. Solutie .........................Oplossing, lossing, betaling. Sombre........................Beschaduwt, bedekt, treurachtig, hakelig, droevig. Sommarie ....................inhoudt, kort begrip. Sommatie ....................Opeyssching, optelling. Sommeren ...................Afeysschen, afvoorderen, uyteysschen, opeysschen, optellen. Somptueus ...................Siet Sumptueus. Sophist ........................Neus-wys, hayrkliever, mugge-sifter, bet-weter. Sophistiqueren.............Mugge-siften, bet-weten. Sorteren ......................Uytsonderen. Effect sorteren.............Stadt-grypen. Soulagement................Troost. Soulageren ..................Vertroosten. Souvereyn....................Opper-hooft, opperste, oppermachtig. Souvereyniteyt .............Oppermacht, opperhoofdigheyt. SP. Spargeren....................Verspreyden. Spatie ..........................Wydde, ruymte, lege plaets. Spatieus.......................Ruym, wydt. Speciale.......................Sonderlink, besonder. Speciale procuratie .....Sonderlingen last. Specialyk.....................Insonderheyt, besonderlyk. Specialiteyt..................Besonderheyt. Specie..........................Gedaente, soorte, besonder. Species ........................Gedaente, soorte, gemeyn gedaente. Specieus ......................Sonderlyk, sonderling. Specificatie..................Sonderling, benoeming, uytdrucking, gedaent-geving, rekendeel. Specifiëren, specificeren Sonderen, uytsonderen. Spectakel.....................Schouw-spel, beschouw-spel. Spectateur ...................Aenschouwer. Specteren.....................Aenschouwen. Spectatie......................Opmerking, bespeuring, bespieding, beschouwing, zinlykheyt. Speculeren...................Bezinnen, bespeuren, bespieden, bezeffen, beschouwen. Speculatief ..................Opmerkende.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Spelonk .......................Aerdt-kuyl, grotte. Spirituel ......................Geestelyk. Splenderen ..................Glinsteren. Splendeur ....................Klaerheyt, glans. Spoliatie ......................Berooving, plundering. Spolie ..........................Stooring, roof. Spoliëren.....................Berooven, plunderen, stooringe doen. Sponderen ...................Bekostigen, verspillen, aen de kost hangen. ST. Stateren.......................Latenstaen, in staet stellen. Statue ..........................Beeldt, stikbeeldt. Statuëren.....................Instellen, vast-zetten. Statuyten .....................Instellingen, Landt-rechten, Stadts-Wetten, keuren. Stature.........................Lyfs-groote, lyf-stal. Steriliteyt.....................Onvruchtbaerheyt. Stimulatie ....................Aenporring. Stimuleren ...................Voor-dryven, aenporren. Stipulatie.....................Toesegging. Stipuleren....................Toeseggen, bedingen. Stratagema..................Arglistigheyt, loosen trek, losheyt. Structure .....................Timmering, gebouw. Student ........................Leerlink, boek-oeffenaer, school-gast. Studeren ......................Vleyten, oeffenen, beneerstigen. Studieus.......................Neerstig, vleytig, leersuchtig. Studoor .......................Oeffen-kamer. Stupiditeyt ...................Plompigheyt. Stylo novo ...................naer nieuwen stiel. Stylo veteri ..................naer oduen stiel. SU. Suasie..........................Aenrading, overreding. Suasor .........................Overreder. Subalternatie...............Onderbeurtigheyt, onderhoorigheyt. Subalterne ...................Onderhoorig. SubalterneRechters......Die onder eens anderen hoogeren Rechter staen. Subdivideren ...............Onderscheyden. Subdivisie....................Onderscheyding. Subhastatie..................Openbare verkoopinge. Subject ........................Onderwerp, onderworpen, grondtsaek, grondt. Subjectie......................Onderwerping. Subjiciëren ..................Onderwerpen. Subit............................Snel, terstont, geswindt. Subjungeren ................Onderwerpen, ondervoegen. Submissie ....................Onderstelling, verblyf. Submitteren .................Onderstellen, verblyven. Suborneren..................Heymelyk besteken, uytmaken. Subrept........................Steels-wys, ter sluyp. Subreptie.....................Heymelyke ontreckinge. Subreptif .....................Onderkropen.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Subrogeren..................In de plaets van een ander stellen, plaets vullen. Subsidie.......................Onderstandt. Subsisteren ..................Bystaen, onderstandt doen, helpen. Subsistentie .................Onderstandighheyt, bestaenlykheyt. Subsigneren.................Onderteekenen. Substantie....................Wesentlykheyt, wesentheyt, selfstandigheyt. Substantieus ................Bondig, selfstandig, eygen-krachtig. Substractie ..................Aftrecking. Substraheren ...............Aftrecken. Substituyt ....................In de plaets gestelt, onder-gestelt. Substitutie ...................In de plaets-stelling, onderstelling, erf-making. Substituëren ................In de plaets stellen, onder-stellen. Subtil...........................Spitsvindig, scherpzinnig, fyn, snedig. Subtiliseren .................Hayr-klieven. Subtiliteyt ....................Spitsvindigheydt, scherpzinningheyt. Subveniëren.................Voorkomen, te hulp komen, onderstandt doen. Subventie.....................Onderstandt. Subversie.....................Omkeering. Subvirguleren..............Onderstrepen. Succederen ..................Involgen, naervolgen, gelucken. Successie .....................Versterffenis, versterf, naervolging, involging. Successeur...................Erfgenaem, naerkomelink. Succinct.......................Kort, bondig, beknopt. Succours......................Hulp. Succumberen ...............Onderliggen. Suffisant ......................Genoegsaem. Suite ............................Gevolg. Sumptueus ...................Kostelyk. Superabondant ............Overvloedig. Superabondantie .........Overvloedigheyt, overvloedt. Superbe .......................Hoogmoedig, trots, hooveerdig. Superbiteyt ..................Hoogmoedigheyt, trotsheyt. Superficie ....................Oppervlak, vlak, vlakte. Superflu.......................Overvloedig, overtollig. Superintendent ............Opper-voogt. Superioriteyt................Overheyt. Superscriptie ...............Opschrift. Supersederen...............Aflaten, naer-laten. Superstitie ...................Overtolligheyt, by-geloof, af geloof, wan-geloof, waen-geloovig. Superstitieus................Overstallig, by-geloovig. Suppediteren ...............Toe-reyken. Supplement, suppletie..Vulling. Suppleren ....................Vullen, vervullen. Supplianten .................Smeekelingen, versoekers Supplicatie ..................Smeeking, smeek-schrift, ootmoedig versoek. Supplitie ......................Straffe, lyf-straffe. Suppliceren .................Smeeken, te voet vallen. Support .......................Steunsel, stut. Supporteren.................Verdragen, onderstutten, onderschragen. Supposeren..................Ondersteken, onderstellen, uytmaken, toestellen, vercieren.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Suppost .......................Ondergestelde, onderhoorig. Suppositie....................Uytmaking, toestelling, onderstelling. Suppressie ...................Verdrucking, onderdrucking. Supprimeren................Verdrucken, onderdrucken, ten onderen houden, dempen. Suranneren..................Overjaren. Suranneringe...............Overjaringe. Surceantie ...................Schorsing, opschorsing, in staethouding. Surceëren ....................Schorsen, opschorsen, ophouden, in staet houden. Surplus........................Oveschot. Surreptie .....................Ontfutseling, aftrooning. Surrogatie ...................In de plaets-stelling. Surrogeren ..................In de plaets stellen. Survivantie ..................Overleving, toesegging om naer iemandts doodt in syn Ampt, oft Officie te komen ofte blyven. Susciteren....................Opwecken. Suspect........................Verdacht. Suspecteren .................Verdenken, naerdenken, achterdenken. Suspenderen ................Af-stellen, opschorten. Suspensie.....................Opschorting, schorsing, twyffel, onsekerheyt. Suspicie.......................Achterdocht, argwaen, naerdenken, achterdenken, vermoeden. Sustentatie...................Onderhoudt. Sustenteren..................Staende houden, onderhouden, ophouden. Sustineren ...................staende houden, dryven. Sustenue ......................Staende-houding, dryving, gevoelen. SY. Sympathie....................Naturelyke toeneyginge. Synagoge.....................School, vergaer-plaetse. Synode.........................Kerken-landt-raedt, Kerkelyke vergadering. TA. Tabellioen ...................Bondt-schryver. Tabernakel ..................Tente, hutte. Tacite ..........................Stilswygende, bedektelyk. Tapyt...........................Behangsel, pel. Tarra...........................onreyn, onzuyver. Tarderen .....................Vertoeven, benyden, ophouden. Taverne .......................Herberg, kroeg. Tavernier.....................Weerdt. Taxatie ........................Schatting, waerdering. Taxeren .......................Schatten, waerderen. TE. Temerair .....................Roekeloos, stout, vermeten, lichtveerdig, onbedachtelyk. Temperantie ................Matigheyt. Tempel ........................Kerk. Tempeest .....................Onweder, storm. Temporeel ...................Tydelyk. Temtatie ......................Quelling. Temteren .....................Quellen.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Tenderen .....................Strecken. Teneur.........................Inhoudt. Tentatie .......................Beproeving, versoeking, bekoring. Tenteren ......................Beproeven, versoeken, bekoren. Tergiversatie ...............uytstel, tegen-stribbeling. Tergiverseren ..............Tegen-stribbelen, uytstel soeken. Termen........................Bepaelde en gepaste woorden. Termyn........................Bepaling, pael-teeken, merk-teeken, pael. In terminis...................Ter sake dienende. Terminatie...................Eynde, uyt-eynde, bepaling. Termineren..................Eyndigen, bepalen, uyten, vellen. Territoria ....................Landt-palen. Testament....................uytersten wille, verbondt. Testamenteur...............Erf-uyter, die gestelt is tot de uytvoering van iemants uytersten wille, anders Executeur Testamentair. Testateur .....................Uyterste-wil-maker, willer. Testatrice ....................Uyterste-wil-maekster. Testeren ......................Erf-maken, betuygen. Testificatie ..................Betuyging. Testimonium................Getuygenis. TH. Theatre........................Schouwburg, tonneel, schouwspelplaets. Thema .........................Gestel, voorstel. Theologie ....................Godtsgeleertheyt, Godts-dienst-kunde. Theologant ..................Godtsgeleerde, schriftgeleerde. Thesis..........................Stelling, los-geschil. Thresoor......................Schat. Thresorier ...................Ontfanger, schat-meester, penninkmeester. TI. Timiditeyt ....................Vrees, blooheyt. Tincture.......................Verwing, indooping. Tiran ...........................Dwingelant, geweldenaer. Tirannie ......................Dwingelandye, geweldt, wreedtheyt. Titule...........................Opschrift, by-naem, eernaem. Tituleren......................Bynoemen, opschryven. TO. Tolerantie....................verdraegsaemheyt. Tolereren.....................Verdragen. Tombe .........................graf. Torment.......................Pyne. Tormenteren................Pynigen. Torqueren ...................Wenden, draeyen, keeren, wringen. Torture........................Pyning. Tortureren...................Pynigen. Totael..........................Geheel, al.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
TR. Tractaet.......................Handeling. Tractaet vanTrevis oft Trebus bestandt-handelinge. Tractabel.....................Handelbaer, reckelyk, wel onthalende. Tracteren.....................Handelen, onthalen, te goedt doen. Traditie .......................Overlevering, levering, opdragt. Traduceren..................Overstetten, overhalen, bekladden, doorstryken. Traficq ........................Koophandel. Traficqueren................Koophandel dryven. Tragedie......................Treurspel. Traineren ....................Slepen. Traiter.........................Verrader. Tranquilliteyt ..............Stilligheyt, gerustheyt. Transactie ...................Overgeving, af-handeling, daging, overkomst, verdrag. Transformatie..............Gedaente-verandering, vervorming. Transformeren.............Gedaente-veranderen, vervormen. Transgressie................Overtredinge. Transiëren...................Overgaen, voor-by passeren. Transigie.....................Overtredt, aftredt. Transfigeren................Overkomen, oversetten, verdragen. Translateren................Oversetten, overdragen. Translatie....................Oversetting, overdragt. Transmitteren..............Versenden. Transmutatie ...............Verwisseling. Transmuteren ..............Verwisselen. Transport ....................Overdragt, overgift, opdragt. Transporteren..............Overdragen, overleveren. Transubstantiatie.........Overselfstandigheyt. Travalie.......................Aerbeydt. Travailleren ................Aerbeyden, quellen, moeyte aendoen. Travers........................Dwers, kruys-weegs. Traverseren .................Kruyssen, dwersen, dryven. Tranchee .....................Loop-grave, loop-gracht, voorschans. Trepidatie....................Schudding, waggeling, beving. Trevis ..........................Bestandt, stilstant van wapenen. Triangel ......................Dryhoek. Tribulatie ....................Verdriet, gequel. Tribuyt ........................Tol, schatting, oplage. Trinitas .......................Dryvuldigheyt, dryeenigheyt, dryheyt. Triste...........................Treurig, droevig. Triumphe.....................Zege-prael, intrede. Triompheren................Zege-pralen. Tropheen.....................Zege-teekenen, zege-stichter. Trotteren .....................Draven. Troubleren ..................Beroeren. Troupe.........................Kudde, hoop. TU. Tumult.........................Oproer. Tumultueus..................Oproerig.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Turbatie ......................Beroering. Turbe ..........................Bende, menigte, schare. Turbuleren ..................Beroeren. Turbulent ....................Ongestuymig. Turpe ..........................Leelyk, oneerlyk. Tutele ..........................Voordye, Momboirye, Momboirschap. Tuteur .........................Voogt, Momboir. TY. Tyrannus .....................Dwingelant, geweldenaer. Tyrannie......................Dwingelandye. Tyranniseren ...............Geweldt bedryven, overlast doen. VA. Vacant.........................Ledig. Vacantie ......................Ledigheyt, viertydt. Vicatie.........................Besigheyt, onlediging, onledigheyt. Vaceren.......................Beledigen, verledigen, onledigen. Vacillatie.....................Waggeling, wispelturigheyt. Vacilleren....................Waggelen. Vagebond ....................Landt-looper. Vagus ..........................Swervend, onbepaelt. Vaillant .......................Kloek, dapper. Valeur .........................Waerdye, prys. Valideren.....................Gelden. Valuatie.......................Weerdering. Valvaseur ....................Die naest een Baron oft Vry-heer is. Vaniteyt.......................Ydelheyt. Vanteren......................Beroemen. Variabel ......................Veranderlyk, wisselbaer. Variatie .......................Verandering. Variëren ......................Veranderen. Varieteyt......................Verandering. Vassal .........................Leen-man, Smal-heer. Vaticineren..................Waerseggen. VE. Vehement.....................Heftig, hevig. Vehementie..................Heftigheyt, hevigheyt. Velociteyt ....................Rasheyt, snelheyt. Venael .........................Koopbaer, te koop. Vendiceren ..................Toe-eygenen . Venditie.......................Veerkooping. Vendue ........................Veerkooping in ’t openbaer. Venerabel....................Eerweerdig. Veneratie.....................Eering, eerbieding, eerbiedigheyt. Ventileren....................Wannen, reden-siften, windelen. Verbael........................Vertelling, verhael, mondelinge reden. Verbaliseren................Syne saken met den mondt verdedigen. Verificatie ...................Waermaking.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Verisimile....................Waerschynlyk, de waerheyt gelyk, geloofweerdig. Verifiërenn, verificerenWaer maken, waer-tuygen. Verseren......................Verkeeren, oeffenen, ommegaen. Versie..........................Oversetting, omsetting, draeying, wending. Vestige ........................Spoor, voet-stap. Vexatie ........................Quelling, moeyte. Vexeren .......................Quellen, plagen. VI. Vicarie ........................Stadthouderschap, geestelyk innekomen. Vicarius.......................Plaets-houder, Stadthouder. Vice.............................Mangelbeurt. Item gebrek, ondeugt. Vicieus ........................Ondeugende, gebreckig. Viciniteyt.....................Gebuerschap. Victorie .......................Overhandt, overwinning, zege. Victorieus....................Zege- ryk; overwinning. Victualie......................Voedtsel, lzzf-tocht. Victualiëren.................Voeden, spysen. Vigeren........................Groeyen, leven, sterk en krachtig wesen. Vigueur .......................Sterkte, kracht. Vigilant .......................Wacker. Vigilantie ....................Wackerheyt. Vigoureus....................Sterk, krachtig, fris. Vil ...............................Slecht, gering, onachtbaer, onweerdt. Vilain ..........................Guytachtig, schandig, afgunstig. Vilainie .......................Guyterye, afgunstigheyt. Villipendie...................Verachting, kleynachting. Villipenderen...............Verachten, versmaden. Vindemie .....................Wyn-tydt, wyn-oost. Vindiceren...................Vry-maken, verlossen, bevryen, eygenen, wreken. Vindicatie....................Toe-eygening. Violatie .......................Schoffiering, schending. Violent.........................Geweldig. Violeren ......................Schofferen, verkrachten, schenden. Violentie......................Geweldt, schoffering. Visie ............................Siening, schouwing. Visier...........................Doorsigt. Visioen ........................gesicht, gesicht-spook, thoon-gesicht, verschyning. Visitatie.......................Besoek. Visiteren......................besoeken, besichtigen. Vitie ............................Ondeugt, mangel. Vitieus .........................Vol fouten, ondeugende, gebreckig. Vituperatie ..................Versmading. Vitupereren .................Lasteren, verachten, versmaden. Vivaciteyt ....................Levendigheyt, lankleventheyt. UL. Ultimo .........................ten lesten. UN.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
Unanmiteyt..................Eenmoedigheyt. Unie ............................Eenigheyt, vereening. Uniëren .......................Vereenigen. Uniform.......................Eenvormig. Universaliteyt..............Algemeynheyt. Universeel ...................Algemeyn. Universiteyt.................Landt-school, hooge School, gemeyn School, algemeynheyt. VO. Vocabulaer, vocabulair Vertael-boek, woorden-boek. Vocatie........................Berope, roep. Voceren.......................Roepen, beroepen. Vocifereren..................Luy roepen, kryssen, morren, schreeuwen. Volage.........................Lichtveerdig, ydel. Volumen ......................Boek-deel, rol, boek, boek-bandt. Voluntaris ...................Vrywillig, gewillig, willig. Voluptas ......................Wellust. Voluptueus ..................Wellustig, dertel. Vonnis .........................Wysdom, gewesene sake. Voraciteyt....................Gulsigheyt. Voreren .......................Opslocken,verslinden. Voyagie .......................Reyse. Voveren.......................Verloven, toe-wenschen. UR. Urbaen........................deftig, borgerachtig, beleeft. Urbaniteyt ...................Deftigheyt, beleeftheyt, borgerlykheyt. Urgeren.......................Dringen, dwingen, voorwenden, aendringen, op aenstaen. US. Usantie, usage.............Gebruyk. Usufruit.......................Lyf-tocht, vrucht-gebruyk. Usurpatie ....................Gebruyk, inneming, besit-neming tegens recht. Usurperen ...................Besit nemen, gebruyken, innemen. Usus ............................Bruyk, gebruyk. UT. Util..............................Profytelyk, nut. Utiliteyt .......................Profytelykheyt, nutheyt. VU. Vuideren......................Beslechten, beslissen, uytwysen, afdoen, ten eynde brengen, byleggen, ontlossen, oplossen, ledigen, onledigen, ledig maken, uythalen, uytstorten, uytgieten, uytdoen. Vulgair........................Gemeyn, slecht. WA. Waerderen...................Schatten. Waerschap ..................Waernisse, guarrant, belofte van ontheffinge.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux
ZE. Zele .............................Iever. Zelateur.......................Ieveraer.
EYNDE.
2003 – Mathieu Vandenbosch voor FAQ Genealogie Benelux