kwartaalblad van de vereniging van oud-parlementariërs 23e jaargang december 2015 nummer 84
V
PP
Redactie Mw. M.M. van der Burg, eindredacteur
[email protected] 030-2520750 06-22987711
Mw. J.W. Kersten
[email protected]
06- 22522475
G.J.W. van Oven
[email protected]
071-8890451
Mw. J.M. de Vries
[email protected]
070-3520749
Redigeerwerk: R.H. van der Heide
[email protected]
070-3185681
G.J.P. van Otterloo, voorzitter
[email protected]
070-3232640
O. Scheltema-de Nie
[email protected]
070-3551569
P.J. Biesheuvel
[email protected]
070-3455975
G.B. Nijhuis
[email protected] 0523-677366
06-19213628
17/18 maart 2016 Voorjaarsbijeenkomst VOP te Brussel
Commissie rechtspositie
Bestuur J.D. Blaauw, voorzitter
[email protected]
0252-348717 06-57540575
A. de Jong, penningmeester
[email protected]
071-5212318 06-47381662
J.G.C. Wiebenga, internationaal secretaris
[email protected]
023-5246141
Mw. S. de Jong, vicevoorzitter
[email protected]
0594-512178
M. Smits, secretaris
[email protected]
070-3648256 06-51327769
Mw. M. Sterk
[email protected]
020-6761139 06-29544548
W.A.F. Wilbers
[email protected]
071-5615938
R.H. van der Heide
[email protected]
070-3185681
M. Mieras
[email protected]
Ambtelijke ondersteuning
070-3183240
Druk: Reprografische afdeling Tweede Kamer Vormgeving: Dienst Communicatie, Henk van der Velden Verenigingsadres/ledenadministratie Vereniging van Oud-Parlementariërs, t.a.v. Reinder van der Heide Postbus 20018, 2500 EA ‘s-GRAVENHAGE Website(s): www.vopnestor.nl en leden.vopnestor.nl Het lidmaatschap van de Vereniging van Oud-Parlementariers (VOP) staat open voor oud-leden van de Tweede Kamer en/of Eerste Kamer der Staten-Generaal of het Europees Parlement. De contributie bedraagt € 35 per jaar en moet worden voldaan op betaalrekening NL34INGB0000253063 van de Vereniging van Oud-Parlementariers, Den Haag. Beveiligingsdienst
[email protected] 070-3182146
of
3182153
NESTOR
INHOUDSOPGAVE 3
Van de redactie
4
Parlementaire Enquête financieel stelsel - door Jan de Wit, voorzitter van de Parlementaire enquêtecommissie financieel stelsel
10 Marijke Augusteijn, Thom de Graaf en Hank van Hoof over hun ervaringen met Parlementaire enquêtecommissies - door Mieke van der Burg 15
Column: “Waarheid”
- door Jan Terlouw
16
Interview met Mechtild de Jong - door Joke Kersten
19
Leven voor en na het Parlement: Aan het woord: Eske van Egerschot, het jongste VOP-lid
- door Mieke van der Burg
23 Verslag van een mondiale bijeenkomst te Spitsbergen - door Monique de Vries 29 In Memoriam Willem Aantjes - door Ruth Peetoom 31 Boekbesprekingen 31 - Haya van Someren-Downer. Liberaal activiste door Gerrit Valk 34 - Een doodgewoon kabinet. Acht jaar Paars door Gerritjan van Oven 37 - Een hele eer. 200 Jaar Koninklijke onderscheidingen in Nederland door Monique de Vries
39 44
Feuilleton Statenpassage, aflevering XVIII over dichter Willem Hofdijk - door Reinder van der Heide Van het bestuur
42 - Verslag Najaarsbijeenkomst VOP (6 oktober 2015)
50 - Voorjaarsbijeenkomst te Brussel 50 - Nieuw bestuur VOP
51 Overleden 51 Verschenen boeken - door Mieke van der Burg en Reinder van der Heide
Deadline voor een bijdrage voor de volgende Nestor: 1 februari 2016
Omslagfoto: De nieuwe Enquêtezaal (fotograaf H.Kouwenhoven)
De redactie wenst u prettige feestdagen en een mooi 2016 toe.
3
VAN DE REDACTIE De vorige Nestor was gewijd aan het parlementaire enquêterecht. Dat thema wordt voortgezet in deze Nestor. Jan de Wit heeft tot onze vreugde gehoor gegeven aan onze oproep een bijdrage te willen leveren. Een interessant artikel over de Parlementaire enquête naar het financieel stelsel is van zijn hand. Marijke Augusteijn, Thom de Graaf en Henk van Hoof vertellen over hun persoonlijke ervaringen in de verschillende PE-commissies en de gevolgen daarvan voor henzelf. Onze columnist, Jan Terlouw, snijdt het onderwerp ‘Waarheid’ aan. Geldt het niet mogen liegen ook voor politici? De vorige keer heeft Mieke van der Burg het oudste lid van de VOP (Hanske Evenhuis-van Essen) geïnterviewd, nu is het jongste VOP-lid aan het woord: Eske van Egerschot. Zij woont en werkt in Brussel, waar het komend jaar onze Voorjaarsbijeenkomst plaatsvindt. Een heel ander onderwerp snijdt Monique de Vries aan. Zij heeft afgelopen augustus deelgenomen aan de grootste Nederlandse poolexpeditie naar Spitsbergen om de veranderingen vanwege de opwarming van de aarde te onderzoeken. Een enerverende ervaring! Internationaal heeft Mechtild de Jong haar sporen verdiend als internationaal secretaris. In de Najaarsbijeenkomst in oktober jl. heeft zij afscheid genomen van het VOP-bestuur. In het interview met Joke Kersten blikt zij terug op haar activiteiten. We zijn benieuwd naar de activiteiten van haar opvolger Jan Kees Wiebenga. Er is meer gebeurd tijdens deze Najaars bijeenkomst. Ries Smits heeft dit weergegeven in zijn verslag. In de aflevering XVIII van zijn Statenpassage-feuilleton memoreert Reinder van der Heide de 19e-eeuwse dichter Willem Hofdijk. Aan de bespreking van de biografie van Haya van Someren-Downer heeft Gerrit Valk zich gewaagd. Gerritjan van Oven bespreekt het boek over de beide paarse kabinetten van Klaartje Peters ‘Een doodgewoon kabinet’ zoals Wim Kok ‘zijn’ kabinet noemde. Daarna volgt Monique de Vries met haar bespreking van ‘Een hele eer. 200 Jaar Koninklijke onderscheidingen in Nederland’. Er zijn meer interessante boeken verschenen. Enkele zullen in de volgende Nestor worden besproken. Iedereen die graag een van deze of een ander (politiek gerelateerd) boek zou willen bespreken, is daartoe van harte uitgenodigd!
4 Niemand zal het overlijden van ons mede-VOP-lid Willem Aantjes zijn ontgaan. In het Nestor-nummer van december vorig jaar verscheen een interview met hem van de hand van Mieke van der Burg. Ruth Peetoom heeft een In Memoriam geschreven.
PARLEMENTAIRE ENQUÊTE FINANCIEEL STELSEL door Jan de Wit, oud-voorzitter Parlementaire Enquêtecommissie Financieel Stelsel De parlementaire enquête naar het financieel stelsel (2010 tot 2012) was de eerste enquête onder de vigeur van de in 2008 gewijzigde Wet op de Parlementaire Enquête. Het was ook de eerste enquête na een periode van 10 jaar zonder parlementaire enquêtes. De enquête legde – ondanks de wijzigingen van 2008 – een aantal lacunes in die wet bloot en vormde daardoor de opmaat voor een bezinning op nieuwe wijzigingen van de wet.
Inleiding 16 September 2008 is de geschiedenis ingegaan als de datum waarop wereldwijd een financiële crisis uitbrak. Het was de dag waarop de Lehman Brothers Bank in New York (VS) failliet ging. In zijn val sleepte deze bank een reeks van andere banken in andere landen mee. Het was het begin van wat de kredietcrisis genoemd werd. De oorsprong ervan lag immers in de Verenigde Staten waar op veel te grote schaal kredieten waren
5 verstrekt, zelfs aan mensen die ze helemaal niet terug konden betalen (de zogeheten rommelhypotheken). In de maand juli van datzelfde jaar 2008 hadden de minister van Financiën, Wouter Bos, en de president van De Nederlandsche Bank (DNB), Nout Wellink, tijdens hun tweewekelijkse lunchbijeenkomst de financiële toestand in de wereld besproken en daarbij was toen de positie van de ABN AMRO Bank aan de orde geweest. Deze bank was sinds augustus 2007 onderdeel van het Fortisconcern, en daar ging het toen niet goed mee. Beide heren spraken toen af: ‘als het echt fout gaat met Fortis halen we ABN AMRO eruit’. Zei aanvankelijk minister Bos nog in de Tweede Kamer dat de financiële crisis Nederland wel voorbij zou waaien, na de val van Lehman Brothers kwamen ook de Nederlandse financiële instellingen in de problemen. En nog in diezelfde maand september 2008 zag de regering zich genoodzaakt met een aantal maatregelen te komen om ons financiële stelsel overeind te houden: - begin oktober 2008 werd ABN AMRO uit het Fortisconcern gehaald, genationaliseerd, waarvoor de staat 16,8 miljard euro betaalde, eigenlijk 66,8 miljard omdat ook voor 50 miljard euro kort- en langlopende leningen werden overgenomen; - er werd een kapitaalverstrekkingsregeling in het leven geroepen, op grond waarvan aan ING 10 miljard euro, aan Aegon 3 miljard euro en aan SNS 0,75 miljard euro werd gegeven; - er kwam een garantieregeling van 200 miljard ten behoeve van de banken ter herfinanciering van aflopende leningen, van welke regeling tot een bedrag van 50 miljard euro gebruik is gemaakt; - aan de spaarders van het failliete Icesave (een product van de IJslandse Landsbanki) met een inleg tot 100.000 euro betaalde de staat in totaal 1,3 miljard euro terug; - het garantiebedrag van het depositogarantiestelsel werd opgetrokken van 50.000 euro naar 100.000 euro.
Parlementaire enquête De Tweede Kamer had bij het merendeel van deze maatregelen het nakijken gehad doordat hij eerst achteraf – soms in strijd met de wet – om een oordeel was gevraagd. Er was echter wel voor miljarden in het financiële stelsel gestopt en de Kamer wilde weten hoe dat precies in zijn werk was gegaan en of dat wel noodzakelijk was geweest. Op 23 juni 2009 besloot de Tweede Kamer tot het instellen van een tweeledig onderzoek. Het eerste was een onderzoek onder leiding van een Tijdelijke Commissie (de Tijdelijke Commissie Onderzoek Financieel Stelsel, TCOFS) naar de
6 oorzaken van de kredietcrisis, en naar maatregelen die getroffen zouden moeten worden om een herhaling van deze crisis te voorkomen, gebaseerd op de lessen die uit het onderzoek getrokken zouden worden. Het tweede deel van het onderzoek was een parlementaire enquête naar de miljardensteun die de regering in de periode tussen september 2008 en begin januari 2009 heeft verstrekt om de financiële stabiliteit van ons financiële stelsel overeind te houden. In het bijzonder moesten de hierboven reeds beschreven onderdelen diepgaand bekeken worden. De Tweede Kamer besloot tot het houden van de enquête op 26 november 2010. Het eindrapport werd gepresenteerd op 11 april 2012. De commissie bestond uit Kamerleden van SP (voorzitter), VVD, CDA, PvdA, D66, GroenLinks en PVV. De vertegenwoordiger van laatstgenoemde groepering is in de loop van de enquête opgestapt.
Geheimhouding Na haar installatie was prioriteit nummer één voor de enquête commissie het vergaren van informatie bij DNB, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), het ministerie van Financiën, en de afzonderlijke banken. Hier openbaarde zich meteen een groot probleem. De enquêtecommissie had weliswaar met DNB, het ministerie van Financiën en de AFM schriftelijke protocollen opgemaakt over de wijze waarop informatie zou worden uitgewisseld. Echter, het merendeel van de informatie bleek onder art. 1.89 van de Wet Financieel Toezicht te vallen en was dus geheim. DNB en het ministerie deden daar dan ook een beroep op. De papieren documenten die door DNB en het ministerie werden aangeleverd bleken bij bestudering grotendeels blanco te zijn danwel zwart gemaakt. Op deze manier was de informatie niet te lezen en in feite onbruikbaar voor onderzoek door de commissie. De enquêtecommissie heeft DNB en de minister van Financiën toen laten weten dat zij op basis van dit ‘gekuiste’ materiaal geen onderzoek kon doen, en dat een oplossing gezocht moest worden voor dit probleem. De commissie stelde zich op het standpunt dat alle informatie zoveel mogelijk openbaar moest zijn, omdat een enquêtecommissie juist in het openbaar onderzoek doet en ook in het openbaar verantwoording moet worden afgelegd door de betrokkenen. Dit conflict heeft de nodige tijd in beslag genomen en heeft er uiteindelijk in geresulteerd dat de minister van Financiën (De Jager) voorlichting heeft gevraagd aan de Raad van State omtrent deze vraag van geheimhouding van de beoogde informatie. In maart 2011 kwam die voorlichting van de Raad van State en dat was een uitermate interessante ‘uitspraak’. De Raad van State overwoog ‘dat tegenover elkaar staan het zwaarwegende belang van een adequate
7 informatievoorzienng voor de Staten-Generaal vanwege hun controlerende taak en de in het recht van de Europese Unie verankerde geheimhoudingsplicht ten aanzien van financiële instellingen’. De Raad overwoog ook nog dat toen de Wet Financieel Toezicht van kracht werd er nog nooit eerder financiële steunmaatregelen in een omvang als die van 2008/2009 waren getroffen, hetgeen een totaal nieuwe situatie creëerde. De Raad van State adviseerde partijen om met dit alles rekening houdende een praktische oplossing te zoeken voor dit gewichtige probleem. En die oplossing is er uiteindelijk gekomen doordat na de nodige besprekingen afgesproken werd tussen de enquêtecommissie, DNB, het ministerie van Financiën en de AFM dat de commissie vertrouwelijk inzage zou krijgen in de toezichtsvertrouwelijke passages van de geleverde documenten. Om dat mogelijk te maken werden bij het ministerie, DNB en de AFM zogeheten datarooms ingericht waarin de leden en de stafleden van de commissie onder toezicht de betreffende stukken konden inzien. De commissie heeft zich bij deze oplossing neergelegd om het onderzoek niet nog verder te vertragen, maar het riep wel het volgende probleem op. Hoe kan de informatie die nu wel vertrouwelijk mocht worden ingezien vervolgens gebruikt worden in het verdere verloop van de enquête? Immers de commissie mocht er in het openbaar niet uit citeren en mocht deze passages ook niet in het rapport vermelden. Ook daarover is veelvuldig gesproken met DNB en het ministerie van Financiën. Hoe lang blijft iets dat nu toezichtsvertrouwelijk is dat ook na verloop van tijd? Moet dat jaren later nog wel geheim blijven? Gevolg van deze discussies is geweest dat DNB en het ministerie ten aanzien van bepaalde documenten de geheimhoudingsplicht hebben opgeheven. De commissie zelf heeft vervolgens getracht delen van de geheim gebleven documenten en passages “te witten”. In de openbare verhoren heeft de commissie getracht de getuigen te verleiden tot het doen in het openbaar van uitspraken over geheim gebleven onderwerpen omdat die dan vervolgens wel in alle openbaarheid gebruikt zouden kunnen worden. En dat is ook gelukt.
Buitenlanders Al vrij snel heeft de enquêtecommissie de verhoren van de getuigen tot kernpunt gemaakt van haar werkzaamheden. De – openbare – verhoren zijn immers het moment waarop een enquêtecommissie naar buiten treedt. De verhoren dienen natuurlijk om de waarheid boven tafel te krijgen, de verantwoordelijke personen in het openbaar verantwoording te laten afleggen van hun handelen danwel nalaten, en om lessen te trekken uit wat uiteindelijk op tafel komt.
8 Ook hier stuitte de commissie op een ernstig probleem. Met name rond de nationalisatie van ABN AMRO, rond de Icesave-kwestie en de tussenkomst van de Europese Unie met betrekking tot de miljardensteunmaatregelen wilde de commissie personen als getuige horen die in het buitenland woonden, met name in België (o.a. mensen van Fortis, de toezichthouder, de premier en de minister van Financiën), in Luxemburg (de Luxemburgse premier), in IJsland (o.a. de voorzitter van het Deposito Garantie Stelsel, de premier, en de minister van Financiën), en in Frankrijk/Duitsland (voorzitter ECB). Ze weigerden echter allemaal om te komen, om meerdere redenen (bijv. de vrees voor claims). De Wet op de Parlementaire Enquête geldt alleen voor Nederlanders en voor mensen die ingezetenen van Nederland zijn. De commissie kon hen derhalve niet dwingen om naar Nederland te komen. De enige “buitenlander” die wel bereid was te komen was Eurocommissaris mevrouw Neelie Kroes. Zij moest ook wel omdat zij Nederlandse is. Zij beriep zich helaas veelvuldig op haar geheimhoudingsplicht als Eurocommissaris. Het valt te voorspellen dat in toekomstige parlementaire enquêtes vaker buitenlandse personen een rol zullen spelen, gelet op de steeds verdergaande internationalisering van problemen (denk in dit verband aan de Fyra-enquête).De commissie heeft ervoor gepleit dat dit punt nader bekeken moet worden in het kader van de nieuwe herziening van de enquêtewet 1). Zo nodig moet de oplossing gevonden worden in bilaterale afspraken tussen de landen. Het is natuurlijk buitengewoon jammer dat de commissie de genoemde buitenlandse personen niet in het openbaar heeft kunnen horen. Het heeft echter geen afbreuk gedaan aan de inhoud van het eindrapport.
Effecten Het is al weer drie-en-een-half jaar geleden (11 april 2012) dat de enquêtecommissie haar eindrapport (bestaande uit vier lijvige delen) heeft gepresenteerd. Het zou te ver voeren om de bevindingen van dat rapport hier samen te vatten. In zijn algemeenheid heeft de commissie de noodzaak van de getroffen steunmaatregelen onderschreven (met uitzondering van die in de Icesave-zaak). De commissie heeft harde kritiek geformuleerd op de gang van zaken rond de verkoop in 2007 en de nationalisatie in 2008 van ABN AMRO, en rond de steun aan ING, Aegon en SNS. Zeer tot haar spijt heeft de commissie geconstateerd dat de Tweede Kamer nauwelijks een rol van betekenis heeft gespeeld bij die steunmaatregelen. De Kamer heeft zich laten marginaliseren doordat hij bij herhaling eerst achteraf werd geïnformeerd, en dan vaak nog onvolledig, door de minister van Financiën.
9 De commissie heeft 20 aanbevelingen in haar eindrapport gedaan. Die hebben, samengevat, betrekking op verbeteringen van het financiële stelsel, op het beter beheersen van een financiële crisis, op de inrichting van de banken, het toezicht op de banken en de informatiepositie van de Tweede Kamer. De Tweede Kamer heeft deze aanbevelingen overgenomen, evenals de regering, zij het dat de regering problemen had met de scheiding van de nuts- en zakenactiviteiten van de banken. Een prachtige uitkomst volgens mij van deze parlementaire enquête. Alhoewel, het mooiste vind ik toch dat we erin geslaagd zijn rond dit moeilijke onderwerp met de enquêtecommissie op één lijn te komen, dat we erin geslaagd zijn in een commissie bestaande uit Kamerleden van links tot rechts tot unanieme conclusies en aanbevelingen te komen. De vraag is wel gewettigd hoe het nu staat met de uitvoering van de 20 aanbevelingen. Mijns inziens laat dat te wensen over. Ik stel vast dat de kapitaalratio’s (de buffers) van de banken inmiddels een klein beetje zijn verhoogd (van 3% in 2008 naar nu 4%), terwijl iedereen vindt dat ze fors verhoogd moeten worden. Dat geldt ook de leverage-ratio. Hier worden de aanbevelingen van de commissie doorkruist door de Europese richtlijn die de banken de tijd heeft gegeven tot 2019 om de buffers fors te verhogen. Als er weer een crisis uitbreekt, zijn de banken nog steeds even kwetsbaar als in 2008! Over de splitsing van de bankactiviteiten is ook nog steeds geen duidelijkheid. De commissie heeft ook bepleit dat de Tweede Kamer zelf een apart instrument ontwikkelt om de ontwikkeling van het financiële stelsel op de voet te kunnen volgen. Ook hierover is niets meer vernomen.
10 Ik wil daarom eindigen met een oproep aan de Tweede Kamer. Het middel van een parlementaire enquête is het machtigste politieke middel waarover hij beschikt. Het zou buitengewoon triest zijn als bij een nieuwe financiële crisis zou blijken dat de Kamer het mes in het varken heeft laten steken door niet door te pakken en de regering niet hinderlijk te blijven achtervolgen met de beloofde naleving van de door enquêtecommissie gedane aanbevelingen. We praten uiteindelijk hier over de stabiliteit van het financiële stelsel, een belang dat de Kamer niet uit het oog mag verliezen. 1) Een speciale commissie uit de Tweede Kamer bekijkt momenteel op de voet van de door enquêtecommissie gedane suggesties (in aanbeveling 20) welke aanpassingen van de Wet op de Parlementaire Enquête nodig zijn. Deze commissie komt binnenkort met haar bevindingen naar buiten.
PERSOONLIJKE ERVARINGEN IN PARLEMENTAIRE ENQUÊTECOMMISSIES
Mieke van der Burg
In het laatste nummer van NESTOR is aandacht besteed aan het enquêterecht van de Tweede en Eerste Kamer. Naast de inbreng van Jan de Wit over de parlementaire enquête over het financieel stelsel, heeft de redactie enkele VOP-leden gevraagd naar hun persoonlijke ervaringen in de parlementaire enquêtecommissie (PEC’s) waaraan zij hebben deelgenomen en de invloed die de deelname aan de PE-commissie heeft gehad op hun functioneren in de fractie en op hun loopbaan na de Kamer.
Aan het woord zijn: Marijke Augusteijn, Thom de Graaf en Henk van Hoof.
11 Marijke Augusteijn heeft zitting gehad in de Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer (1998-1999). Thom de graaf was vicevoorzitter van de Enquêtecommissie IRT/opsporingsmethoden (1994-febr. 1996, inclusief het vooronderzoek door een parlementaire werkgroep) en Henk van Hoof was lid van de Enquêtecommissie Uitvoeringsorganen Sociale Verzekeringen (1992-1993). Hoe hebben jullie persoonlijk het deelnemen aan PE-commissies ervaren? Marijke: “Een Kamerlid krijgt zelden de kans zó diep in één onderwerp te duiken. Ikzelf heb dit ongekend boeiend gevonden. Al snel bleek ons onderzoek ook veel technische kanten te bevatten. Assistentie van deskundigen op dit terrein was onmisbaar. Maar ook de commissieleden zelf konden, door de taken te verdelen, zich nog eens extra in onderdelen van het onderzoek verdiepen. Voor mij was dat de lading van het vliegtuig en de zoektocht naar de documenten. De samenwerking met de collega’s die ik eerder alleen oppervlakkig kende, was een geweldige ervaring. Wekenlang ben je in de voorbereiding volledig op elkaar aangewezen. En inderdaad, voor het reguliere Kamerwerk blijft dan, behoudens de stemmingen op dinsdag, geen tijd over. De zichtbaarheid van de commissie wordt natuurlijk pas duidelijk tijdens de openbare verhoren, maar de voorbereiding is minstens even intensief.” Thom: “Ik had het voor geen goud willen missen en wel om meerdere redenen. Het was prachtig om zeer gefocust met het brede veld van opsporing en vervolging van zware en georganiseerde criminaliteit bezig te zijn en daarbij bovendien stelselgebreken en systeemfalen aan het licht te kunnen brengen. Het was bovendien een spannende tijd waarin de wildste geruchten de ronde deden, de leden van de commissie extra beveiliging van hun woning kregen, Maarten van Traa en ik als presidium van de enquêtecommissie op afgeschermde plekken inzage kregen in geheime politie-informatie van lopende onderzoeken en wij van tijd tot tijd fikse strijd uitvochten met het kabinet over de ter beschikbaarstelling van vertrouwelijke informatie en het eventuele beroep op het staatsbelang om dat te voorkomen. De voorgesprekken en de verhoren met rechercheurs, officieren van justitie, politiechefs en bestuurlijk verantwoordelijken waren intensief, maar evenzeer de intense discussies binnen de commissie en met de externe adviseurs over de bevindingen en de conclusies. De commissie kende hoogte- en dieptepunten, af en toe kraakte de samenwerking, Maarten van Traa was niet altijd een gemakkelijke en op harmonie gerichte voorzitter en ik vocht menige verbale strijd
12 met hem uit. Ik leerde ook veel van hem en zag het als een voorrecht om met deze gepassioneerde man te kunnen samenwerken. Mede daardoor ontstond een sterke band en een verbroedering tussen een deel van de commissie die nog lang na de decharge van de commissie doorwerkte. De enquête was wel tijdrovend; dat gold in het bijzonder voor de voorzitter, die geheel opging in de werkzaamheden en daar volledig mee vergroeide, maar ook voor mij als vicevoorzitter. Wij vormden samen met inhoudelijk secretaris en griffier het presidium van de enquêtecommissie, stuurden de staf aan, voerden het overleg met de departementen, het OM en de politie en reden elke week naar een geheim adres in het midden van het land om kennis te nemen van nieuw opsporingsonderzoek en het werk van de rijksrecherche. Omdat ik kersvers Kamerlid was, ben ik andere werkzaamheden blijven doen (als fractiesecretaris en lid van het Kamerpresidium, maar ook als woordvoerder op het terrein van Binnenlandse Zaken en Justitie) om te voorkomen dat ik in het reguliere Kamerleven droog zou komen te staan. Deze combinatie vormde wel een aanslag op mijn conditie en gezondheid, maar wie jong is (toen 37, 38 jaar) kan veel hebben. Ik kreeg er veel inzicht, kennis en waardering voor terug. Een laatste reden waarom deelname aan deze enquêtecommissie meer dan de moeite en de tijd waard was, lag in de enorme publicitaire en politieke relevantie. Om het plat te zeggen: de enquête heeft mijn politieke loopbaan veel goeds gebracht: ik werd in één klap een bekend Kamerlid en steeg in de politieke hiërarchie toen de recensies van zowel de uitkomsten van de enquête als mijn persoonlijk aandeel daarin positief waren. Enquêtes kunnen het gezag van een Kamerlid maken of breken.” Henk: “Ik was in november 1991, tussentijds, lid van de Tweede Kamer geworden. Het beleidsterrein Sociale Zaken en Werkgelegenheid werd het hoofdonderdeel van mijn portefeuille. In mei 1992 werd ik lid van de Subcommissie Uitvoeringsorganen Sociale Verzekeringen en in september 1993 werd de PEC ingesteld. Het betekende dat ik, terwijl ik druk bezig was mij in te werken in het werk als Kamerlid en de diverse onderdelen van mijn portefeuille, gaandeweg meer aandacht aan de PEC moest gaan geven en minder aan het reguliere werk. Omdat ik zo lang mogelijk probeerde beide rollen te combineren leverde dat uiteraard een steeds zwaarder belasting op. Uiteindelijk lag de focus vooral en nog later geheel op de PEC en moest ik het grootste deel van het reguliere werk laten lopen. Het was spannend om als relatief nieuw Kamerlid deel uit te maken van een belangwekkende PEC. Hoewel het terrein van de sociale zekerheid en de spelers daarbinnen mij niet geheel onbekend waren, betekende de PEC een verdieping van inzicht
13 en kennis. Zowel de inhoud van de PEC, als ook de grote belangstelling van de pers en de ruime publiciteit, met name tijdens de openbare verhoren, maakte het zeer boeiend.” Welke invloed en gevolgen heeft het lidmaatschap gehad op jullie positie en status in de fractie? Zowel tijdens de enquête als daarna. Thom: “Zoals gezegd, deed ik mijn best om in het reguliere Kamerwerk niet buiten boord te vallen. Dat gebeurde gelukkig noch in woordvoerder schappen, noch in positie binnen de fractie. Dat vroeg wel buitensporig veel tijd en inzet van mijn kant. De publieke verhoren van de IRT-enquête hebben mijn politieke rol en invloed binnen mijn fractie versterkt en die beweging zette zich door na de verschijning van het eindrapport van de enquêtecommissie. Het feit dat ik vicevoorzitter was en in die rol erg zichtbaar heeft daaraan bijgedragen.” Henk: “Het lidmaatschap van de PEC heeft naar mijn stellige overtuiging een positieve invloed gehad op de bekendheid als Kamerlid. De positie in de fractie is door de PEC zeker niet negatief beïnvloed. Met name in de nieuwe fractie na de verkiezingen in 1994 heb ik veel voordeel gehad van het werk in de PEC. Enerzijds omdat de gedetailleerde kennis uit de PEC zeer behulpzaam was bij de visievorming en de inbreng bij de hervormingen van de sociale zekerheid in het algemeen en de uitvoeringsorganisatie in het bijzonder. Anderzijds leidde het in de nieuwe fractie tot een vooraanstaande positie, onder meer als coördinator/eerste woordvoerder sociale zaken.” Marijke: “Mijn functioneren in de fractie stond gedurende zes maanden op een zeer laag pitje. Maar met hulp van mijn persoonlijk medewerkster hebben collega’s de taken overgenomen. Ze waren wel blij de portefeuille weer te kunnen overdragen en ik kreeg moeiteloos mijn woordvoerderschappen terug, zonder restricties. Wel lastig was het feit dat bij de behandeling van ons rapport in de Kamer (D66 maakte deel uit van Paars II, samen met PvdA en VVD) de “eigen bewindslieden” onder vuur kwamen te liggen. Dan ontstaat er toch een vraag naar de loyaliteit. Althans, die werd mij gesteld. Ik heb daarin, ook omdat de fractie mij had aangewezen als lid van de enquêtecommissie, de kant van die laatste gekozen. Het waren immers ónze aanbevelingen en conclusies. Daarvan kun je geen afstand van nemen zonder ongeloofwaardig te worden. Maar ik heb het wel nadrukkelijk moeten uitleggen.”
14 Heeft deelname aan de PE-commissie invloed gehad op jullie verdere loopbaan? Henk: “Na de periode 1994-1998, Paars I, volgden activiteiten op geheel andere terreinen, waaronder een staatssecretariaat op Defensie, welke geen relatie hadden met sociale zekerheid. Een latere benoeming tot staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was geen direct gevolg van het werk in de PEC, maar wel van de mede door de PEC ontstane affiniteit met dat beleidsterrein.” Thom: ”Het lidmaatschap van de enquêtecommissie Opsporingsmethoden is achteraf bezien van groot belang geweest voor mijn politieke loopbaan, in combinatie met de meer algemeen-politieke rol die ik in de fractie speelde. Mede hierdoor kwam ik eind 1997 in beeld voor het fractievoorzitterschap van D66. De enquête-ervaring heeft na mijn politieke loopbaan minder relevantie gehad, al ben ik nog heel lang uitgenodigd voor gastcolleges en andere optredens als ‘expert’ op gebied van politie en justitie. Als minister en vicepremier kon ik de collega’s van Justitie en Binnenlandse Zaken hinderlijk aanspreken op kwesties ter zake van strafrecht, veiligheid, drugscriminaliteit, politieorganisatie en openbaar ministerie, maar dat hing ook samen met mijn vroegere jaren als docent staatsrecht en als ambtenaar op Binnenlandse Zaken voordat ik de Kamer in ging. Als burgemeester van Nijmegen (en dus als korpsbeheerder van de politie Gelderland-Zuid) had ik er beslist voordeel van, niet alleen omdat ik het nodige van de politie wist, maar ook omdat politiemensen en leden van het OM zich mijn rol in de enquête nog goed voor de geest konden halen.” Marijke: ”Deelname aan een PE-commissie plaatst je midden in de publiciteit. En met een onderwerp dat door zoveel emoties is omgeven als de vliegramp in de Bijlmer speelt dat extra. Het heeft mij een hele grote hoeveelheid contacten opgeleverd. Het “nawerk” nam veel tijd maar bracht ook heel veel voldoening. Toen ik in 2002 de Kamer verliet, ben ik gevraagd heel veel bestuursfuncties te vervullen, ook buiten mijn Kamerportefeuille. Daar zal het werk voor de enquête zeker aan hebben bijgedragen.” Zouden jullie – als het zich zou voordoen – weer in een PE-commissie zitting nemen? Zou je dingen anders doen dan in het verleden? Marijke: “Ik zou elk Kamerlid aanraden in de PE-commissie zitting te
15 nemen. Ikzelf heb vooral positieve herinneringen aan die intensieve zes maanden in 1998-‘99. Ik zou het zo weer doen, maar dat is niet aan de orde. Wat ik anders zou doen? Wij waren wel voorbereid op de wijze van vragenstellen tijdens de openbare verhoren. Want dat is een lastig punt; je zit als Kamerlid als het ware aan de kant van de rechter, de verhoren vinden ook onder ede plaats. Ik denk dat het zal helpen om eerdere verhoren bij enquêtes goed te bekijken en daar de tijd voor te nemen. Dan ben je beter voorbereid op de spanning die er toch ontstaat.” Henk: ”De vraag of ik in voorkomend geval opnieuw zitting zou nemen is niet relevant gezien mijn vertrek uit de politiek en het werkzame leven.” Thom: “Ja, ik zou het als jong Kamerlid zo weer willen doen. Misschien met iets minder bravoure en iets meer bedachtzaamheid en iets minder ‘bijterig’ naar getuigen. Het is al met al een van de mooiste ervaringen die een Kamerlid kan opdoen. Ik heb er bovendien goede persoonlijke contacten met andere Kamerleden (van andere partijen) en stafleden aan overgehouden. En dat is ook wat waard.”
WAARHEID Column
Jan Terlouw
We leren onze kinderen dat ze niet mogen liegen. Of we zeggen jokken, dat klinkt een tikje vergoelijkend, makkelijker vergeefbaar. Misschien doen we dat in het besef dat we zelf voortdurend niet de volle waarheid spreken. Vaak is dat uit vriendelijkheid, omdat de waarheid zo hard kan zijn. ‘De wetenschap gaat razend snel vooruit,’ zeggen we tegen de zieke met wie het helemaal niet goed gaat. ‘Dank voor de heerlijke maaltijd’, zeggen we tegen de gastvrouw, hoewel het voedsel was aangebrand. Een politicus kan bijna nooit de volle, complete waar-
16 heid spreken. Hij moet rekening houden met opvattingen van partijgenoten, van coalitiepartners, van toekomstige kiezers, van belangen die niet geschaad mogen worden. Dat je niet mag liegen is dan ook wellicht verkeerd uitgedrukt. Je moet soms liegen. Je moet wel betrouwbaar zijn, dat is de crux. Het tiende gebod van de Mozaïsche wet zegt: ‘Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.’ Voor mij komt dat dichter bij de essentie dan ‘niet liegen’. Eén van de betekenissen van vals is onbetrouwbaar, verraderlijk, iets waarbij men bedrogen uitkomt. Burgers die vluchtig naar de politiek kijken, zeggen makkelijk dat een politicus liegt en bedriegt. Hij spreekt met meel in de mond. Hij laat dingen weg. Het is het soort liegen waar de meeste mensen toch wel doorheen kijken, denk ik, omdat ze het zelf ook veelvuldig doen. Bedriegen, dat is wat anders. Dat is onbetrouwbaar zijn. Willens en wetens iets anders doen dan je hebt beloofd, belangen schenden die je hoort te verdedigen. Politiek is een razend moeilijk vak, dat besef ik beter naarmate ik verder van het politieke bedrijf af sta. Afwegen is moeilijker dan wegen. Wegen doe je met vergelijkbare grootheden, afwegen met onvergelijkbare. Wegen doet de wetenschap, afwegen is de taak van politici. Een echte wetenschapper komt niet in de verleiding om de waarheid geweld aan te doen, want zoeken naar de waarheid is de essentie van zijn werk. Een politicus zoekt niet de waarheid, maar het haalbare. Een beetje jokken is daarbij soms onvermijdelijk. Maar betrouwbaar blijven is voor politici essentieel.
INTERVIEW MET MECHTILD DE JONG door Joke Kersten
Mechtild de Jong
Mechtild de Jong is onlangs afgetreden als Internationaal Secretaris van de VOP. Acht jaar (2007-2015) heeft zij deze functie met enthousiasme vervuld. Vanuit deze functie was zij actief lid van het Bureau van de Europese koepelvereniging van oudparlementariërsorganisaties (FP-AP), vicevoorzitter (tevens lid) van het Bureau Restreint van de FP-AP en vervolgens is zij twee jaar lang President van de FP-AP geweest. In deze laatste functie was zij in 2012 te Cyprus gekozen door de “Assemblée Générale.
Hoe is het zo gekomen? Toen ik werd benaderd om bestuurslid te worden van
17 de VOP, vond ik dat zeker geen vanzelfsprekendheid. Zelfs heb ik verschillende vrouwen benaderd of zij belangstelling hiervoor hadden. Uiteindelijk vond ik het zelf ook wel leuk om het te gaan doen. Zo ben ik in 2007 gekozen als bestuurslid van de VOP. Vervolgens kwam de vraag of ik namens de VOP bestuurslid wilde worden van de FP-AP (de Vereniging van oud-parlementariërs van de landen van de Raad van Europa en van het Europarlement). Dat heb ik met veel plezier op mij genomen. Mijn man was inmiddels overleden. Ik had er de tijd voor en …. je komt nog eens ergens!
Parijs Daar kwam nog bij dat een keer per jaar de Assemblée Générale in Parijs vergadert. Mijn dochter woont daar. Bovendien ken ik Parijs goed omdat ik direct na mijn huwelijk, samen met mijn eerste man, in Parijs heb gewoond. Hij werkte aan zijn dissertatie en ik studeerde – na mijn studie biologie in Nederland te hebben afgerond – Russisch en uiteraard Frans aan de Sorbonne. Met name de kennis van de Franse taal kwam mij in deze functie zeer goed van pas. De voorzitter en secretaris van de oud-parlementariërsorganisaties van ieder land (in totaal 26) zijn lid van het FP-AP. Na twee jaar werd ik gekozen als vicepresident van het Bureau Restreint, een groep van vijf personen die het dagelijks bestuur van de FP-AP vormen. Een functie waar toen geen termijn aan verbonden was. Ik heb er aan meegewerkt om een bepaalde termijn in te voeren. Dat is later een termijn van twee jaar geworden, met de mogelijkheid van een herverkiezing. Joop Worrell heeft zich altijd zeer sterk gemaakt voor mij en mij geweldig gestimuleerd. Ik moest hem wel beloven dat ik mij, als het puntje bij paaltje kwam, niet zou terugtrekken van de functies waarvoor hij mij voorstelde. Dat heb ik ook nooit gedaan. In 2012 werd ik in Cyprus gekozen tot president van de Assemblée Generale.
Kroon op mijn liefde voor Europa In mijn eerste toespraak als president noem ik het: “De kroon op mijn liefde voor Europa”. Geboren dicht bij de Duitse en Belgische grens heb ik mij van kinds af aan, samen met anderen, sterk gemaakt voor de Europese integratie. Zo heb ik vol enthousiasme samen met andere jongens en meisjes op de middelbare school meegedaan aan politieke debatings en ook organiseerden wij – telkens in een andere taal – poëzie en literatuuravonden. Verder gingen we vanuit Maastricht en Heerlen bosbessen plukken in de Kempen,
18 op zondag wandelen in de Eifel, winkelen en naar de opera in Aken en Luik. De EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) en de Europese Gemeenschap, het ene Europa, daarin geloofden wij!
Meer betrokkenheid vanuit de landen In mijn bestuursperiode van de VOP wilde ik mij sterk maken voor een meer actieve betrokkenheid van oud-parlementariërs in Europa. Dat gold, wat mij betreft, zeker voor veel Nederlandse parlementariërs. Ik heb er daarom voor gepleit om aan het Colloquium in Malta (2012) – waar Jan Dirk Blauw als voorzitter optrad – ook een Nederlandse delegatie te laten meedoen. Wil een Colloquium slagen dan is niet alleen een goede voorbereiding van groot belang, maar ook de keuze van een thema.
Uitwisseling van kennis en ervaring, essentieel Ik vind het uitwisselen van kennis en ervaring tussen landen binnen Europa zó belangrijk. Leren van elkaar. Weten hoe het zit in een ander land, hoe andere landen problemen oppakken, zoals bijvoorbeeld de problematiek van kleine gemeenten. Via een Europese vereniging van kleine kernen kan veel ervaring worden gedeeld. Er zijn nog veel thema’s waarop een uitwisseling van ervaringen en kennis verrijkend kan werken. Zo’n uitwisseling kan goed plaatsvinden in een tweejaarlijks Colloquium, maar ook in het tussenjaar, op een seminar dat door een bepaald land binnen Europa wordt georganiseerd.
Belangstelling verschilt per land De belangstelling voor de voorbereiding van dergelijk werk, in tijd en middelen, vanuit de nationale parlementen verschilt zeer sterk. In de Bondsrepubliek werd ik bijvoorbeeld als president van de FP-AP uitgenodigd om in de Bondsdag een verhaal te houden bij het lustrum van hun Vereniging van voormalige parlementariërs. De waardering voor oud-parlementariërs en de behoefte om van hun kennis, kunde en ervaring gebruik te maken, verschilt eveneens sterk van land tot land. Dit wordt overigens ook mede bepaald door de ruimte die er vanuit het nationale parlement aan de betreffende oud-parlementariërsvereniging wordt geboden en de mate waarin oud-parlementariërs in een bepaald land waarde hechten aan actieve betrokkenheid bij andere landen in Europa en aan het met elkaar delen van kennis. Overigens kan ook kennis gedeeld worden over hoe en in welke mate voorzieningen voor parlementariërs en oud-parlementariërs in de verschillende landen zijn geregeld. Dat zou ook een goed thema zijn. Allemaal thema’s die de moeite van onderzoek en uitwisseling waard zijn.
19 Het bestuurslidmaatschap van de FP-AP is voor mij een bijzonder waardevolle en aangename ervaring geweest. Ik hoop dat mijn opvolger, Jan Kees Wiebenga, dat net zo zal beleven.
VÓÓR EN NÁ HET PARLEMENT
Mieke van der Burg
Wat deden oud-parlementariërs vóórdat zij gekozen werden in de Eerste of Tweede Kamer of het Europees Parlement? Hoe ging hun leven verder ná hun vertrek uit het parlement? Hoe kijken zij terug op hun periode in het parlement? De vorige keer heb ik het oudste lid van de VOP geïnterviewd, deze keer vertelt het jongste VOP-lid en oud-Tweede Kamerlid Eske van Egerschot over haar politieke levensloop en daarna.
Eske van Egerschot was van 2004-2006 lid van de Tweede Kamer voor de VVD. VVD-nest Politiek is mij eigenlijk ‘met de paplepel ingegoten’. Mijn ouders waren lid van de VVD en mijn vader was wethouder in Delfzijl. Ik ging al als kind van drie met mijn vader mee naar VVD- bijeenkomsten. Mijn gang naar de JOVD en het voorzitterschap was dan ook vrij vanzelfsprekend. Van daaruit kreeg ik het verzoek de stap naar de Tweede Kamer te maken. Dat was heftig. Ik was erg jong,
20 26 jaar. Gelukkig wist ik bij wie ik terecht kon voor hulp om mij wegwijs te maken in de Kamer. Dat is het voordeel van geboren en getogen zijn in een VVD-nest. Toch heb ik een keer op GroenLinks gestemd, op Femke Halsema, uit hoop voor meer inzet voor een beter milieu. Nu ben ik ‘vrij’ om te stemmen op welke partij en op wie dan ook. Mijn VVD-lidmaatschap heb ik beëindigd en ik ben sindsdien partijloos.
Bedreigingen horen er bij De ruim tweeënhalf jaar in de Tweede Kamer was een beleving. Voor mij ook om te ontdekken dat het Kamerlidmaatschap niet aan mij besteed is. De belangrijkste reden is de ontdekking dat je als Kamerlid een publiek bezit wordt met alle nadelen van dien. Wat Kamerleden over zich heen krijgen via social media is niet te filmen. Je weet dat het niet persoonlijk is bedoeld, maar toch, het laat volgens mij niemand koud. Je staat als politicus in de schijnwerpers en je bent volksvertegenwoordiger en dan hoort dit er bij. Je moet het dus maar pikken. Maar dat moet je ook maar kunnen. Ik zette mij als jurist vooral in voor goede wetgeving. Daarmee kom je nauwelijks in het nieuws. Als backbencher had ik dus zelf minder last van bedreigende berichten, maar ik heb het wel om mij heen zien gebeuren. Nee, laat mij maar ‘in de coulissen’ staan. En die kant ben ik dan ook opgegaan na mijn Kamerperiode. Overigens heb ik een stel goede vrienden overgehouden uit mijn Kamertijd. Zelfs heb ik Ewout Irrgang en zijn vrouw mogen trouwen. Anderen waren verbaasd. Voor mij was het gewoon. We zijn nog steeds goede vrienden. Ook met andere Kamerleden vooral buiten mijn eigen fractie, kon ik het goed vinden. Met diverse van hen heb ik ook nog contact.
Clear about rules Na een korte periode terug in het notariaat, heb ik ‘Reguls’ opgericht: een public-affairs adviesbureau, gericht op lobby naar Den Haag en Brussel. Daarin werk ik samen met onder andere Kay van de Linde, Erik van Bruggen en Hans Anker. Om dat werk goed te kunnen doen, moet je bekend zijn met de politiek en weten hoe politiek werkt. Wij richten ons met name op de middelgrote bedrijven, die zich moeilijk een in house full time lobbyist kunnen veroorloven. Overeenkomstig de filosofie van Reguls, doe ik naast mijn functie als Managing Director (vrijwilligers)werk. Aan de Universiteit van Leiden (leergang Public Affairs) en de Vrije Universiteit, ben ik ook zo nu en dan
21 docent. Meestal in de postdoctorale sfeer. Op die manier houden we als bedrijf binding met de samenleving. Het houdt ons constant scherp en aangesloten. Zo ben ik onder andere in aanraking gekomen met ‘dance4life’ en trad ik voor hen op als ambassadeur. Deze organisatie werkt sinds 2004 samen met jongeren aan een wereld zonder aids. Voor deze fantastische club heb ik begin 2012 een vestiging in New York opgezet. Nu ben ik o.a. ambassadeur voor Medical Checks for Children. Ook ben ik sinds oktober 2010 lid van de Raad van Toezicht van RTV Utrecht.
Colombia Via mijn Kamerwerk heb ik Colombia leren kennen en vervolgens daardoor mijn echtgenoot. Een schitterend land waar wij een jaar met veel plezier hebben gewoond. Zo raakte ik langzamerhand mijn roots in Nederland kwijt. Ik woon nu in Brussel met man en kind.
Vrouwen in de politiek Een gezond bedrijf is een bedrijf waarin sprake is van een diversiteit van werknemers, ook in de top. Dat geldt ook voor de politiek. De Kamer moet globaal een afspiegeling zijn van de samenleving. Nog steeds is er zichtbare ongelijkheid tussen vrouwen en mannen op bepaalde punten, zoals bijvoorbeeld bij beloning. Het is mooi van Jennifer Lawrence om dat bij de ontvangst van de Oscar-uitreiking aan de orde te stellen, maar dan hoor je vaak “Ze moeten niet zo zeuren’ en veel vrouwen willen geen zeurpiet zijn. Natuurlijk, vrouwen zijn vrij om te kiezen. Dan zie je dat veel vrouwen afhaken. De gedachte dat je volmaakt moet zijn, overal, is de grote valkuil. Dat breekt je op. Natuurlijk, als je niet volmaakt bent, dan betekent dat kwetsbaarheid, klappen incasseren. Wat mij opvalt is dat vrouwen vaak onderling harder zijn dan mannen. Ook in de politiek, zeker ook in de fractie. We zijn elkaars concurrenten geworden. Er zijn gelukkig uitzonderingen, zoals Annette Nijs. Een bijzonder politica, die echt solidair is met vrouwen in haar omgeving. Zij waarschuwt je bijvoorbeeld voor bepaalde fouten of risico’s. Niet iemand die je – lachend – laat struikelen en daaruit zelf weer profijt trekt.
VOP kan meer zijn! Van huis uit heb ik meegekregen dat het gewoon is je aan te sluiten bij een reünistenclub van een organisatie waarvan je lid bent geweest. Het is goed dat er zo’n vereniging is en ook erg leuk omdat je elkaar snel begrijpt. Je heb immers veel gemeen met elkaar. Mijn idee is dat VOP meer kan zijn dan nu het geval is. De VOP zou bij-
22 voorbeeld leden die de Tweede Kamer verlaten praktische en andere hulp kunnen bieden. Als Tweede Kamerlid op straat staan, is immers anders dan ontslagen worden uit een baan. Wij, leden van VOP, weten wat dat is. Daarbij gaat het niet alleen om praktische zaken zoals bijvoorbeeld wachtgeld of hoe je er voor kan zorgen dat persoonlijke gegevens op je pc waarmee je in de Kamer hebt gewerkt, worden verwijderd. Ook advisering en coaching op weg naar een vervolgbaan. Wij kennen de valkuilen, maar ook de mogelijkheden/kansen. Op dit moment is deze “outplacement” uitbesteed aan een particulier bedrijf. Een bedrijf dat slechts op afstand weet wat het Kamerlidmaatschap inhoudt en hoe het is om daarvan ‘af te kicken’. Wij hebben dat immers zelf aan den lijve ervaren en kunnen daarom beter adviseren en coachen. Voor deze begeleiding is een behoorlijke som geld beschikbaar, het zogenoemde APPA-budget, waarin honderdduizenden euro’s omgaan. Onbegrijpelijk is dat het betreffende bedrijf zonder aanbesteding deze rol heeft toebedeeld gekregen en het bedrijf zelf constateert of het Kamerlid genoeg waar voor zijn/haar geld heeft gehad, zoals een slager die zijn eigen vlees keurt. Dit bedrijf meldt zich overigens pas wanneer je al vertrokken bent uit de Kamer, terwijl de VOP direct ingeschakeld kan worden zodra een Kamerlid aangekondigd heeft te vertrekken. De VOP kan dan begeleiding bieden vanaf dat prille moment tot aan het moment dat het Kamerlid een eigen keuze heeft gemaakt voor een van de vele outplacementbureaus die Nederland kent.
Nevenvangst Binnen de VOP zijn er vast leden die deze begeleidingsrol zouden willen vervullen en uiteindelijk onafhankelijk kunnen beoordelen of het budget van het Kamerlid wel naar wens is besteed. Bovendien kan het een nevenvangst opleveren: ex-Kamerleden komen zo in aanraking met de VOP en zullen waarschijnlijk geneigd zijn om lid te worden. Dat is een win-win situatie!
23
DE GROOTSTE NEDERLANDSE POOLEXPEDITIE
Monique de Vries
De Ortelius
Op initiatief van het Arctisch centrum van de Universiteit Groningen en met steun van NWO heeft afgelopen augustus de grootste Nederlandse poolexpeditie plaatsgevonden naar Spitsbergen en met name het eiland Edgeøya. Doel is om wetenschappelijk onderzoek dat in de periode tussen 1968 en 1988 is verricht en waarbij veel gegevens zijn verzameld, te herhalen om te zien welke ecologische veranderingen zich sindsdien hebben voorgedaan doordat het daar de afgelopen tijd warmer is geworden. Het onderzoek zal zich concentreren rond Kapp Lee, de plek waar van 1968 tot 1988 een Nederlands poolstation heeft gestaan. Drie van de vier overwinteraars die daar in 1968/’69 onderzoek hebben gedaan, gaan ook nu weer mee. In 1596 heeft Willem Barentsz Spitsbergen ontdekt en het deze naam gegeven naar de puntige bergen op het grootste en westelijk gelegen eiland. Van Edgeøya weten we dat het in 1614 voor de eerste keer op een kaart voorkomt van de Nederlander Joris Carolus. Hij laat echter na het eiland te claimen door het zijn naam te geven. Dat laatste doet in 1622 wel Thomas Edge en vandaar de naam Edge Island ofwel in het Noors
24 Edgeøya. Het eiland ligt 3000 km ten noorden van Oslo en 1000 km vanaf de geografische Noordpool. Als voorzitter van de Nederlandse Poolcommissie heb ik aan deze reis mogen deelnemen en ik zal proberen jullie door middel van mijn dagboekaantekeningen mee te nemen op deze bijzondere tocht. Het is 19 augustus 2015. In de haven van Longyearbyen, de hoofdstad van Spitsbergen, ligt de “Ortelius” in de haven klaar voor een tocht van negen dagen naar het eiland Edgeøya met als doel wetenschappelijk onderzoek te doen op dat eiland. Aan boord een vijftigtal wetenschappersglaciologen, archeologen, meteorologen, biologen en nog vele andere disciplines, journalisten, een Kamerlid en toeristen die meegaan onder de titel “Arctic Academy”. We gaan met de zodiacs (rubber boten) rond vier uur ’s-middags aan boord. De bagage is ons vooruit gegaan en staat al in de hut, maar alvorens te beginnen aan het uitpakken moet iedereen eerst zijn speciale laarzen ophalen en naar de bar op het zesde dek gaan voor de “drill”. Met ons reddingsvest gaan we vervolgens naar de reddingsboot die ons in geval van nood in veiligheid moet brengen. Als het schip eenmaal de haven heeft verlaten, blijkt er toch meer deining dan verwacht. Na het diner volgt een bespreking van het programma. Het schip begint nu echt te rollen en driekwart van het gezelschap spoedt zich naar zijn hut in de hoop de zeeziekte de baas te worden. Gedurende de nacht varen we zuidwaarts rond de punt van Spitsbergen. Nu iedereen na de eerste onrustige nacht weer een beetje zeebenen heeft, worden we na het ontbijt voorbereid op de eerste landing aan de Zuidoostkust. We leren dat we bij het van boord gaan ons persoonlijke nummer, dat op een bord hangt, moeten omkeren en bij terugkeer wederom. Zo kan de staf zien of iedereen weer aan boord is alvorens het schip verder vaart. Ook moeten we altijd onze laarzen schoonmaken in bakken ontsmettingswater om te voorkomen dat we ongewenste sporen van planten en dieren op andere plekken brengen. Elke groep heeft altijd een gids bij zich die voorzien is van een geweer in geval van een onverwachte ontmoeting met een ijsbeer. Dat geweer wordt overigens pas in allerlaatste instantie in stelling gebracht. De eerste dag ervaren we direct dat plannen altijd weer kunnen veranderen. Op de landingsplaats wordt een ijsbeer gesignaleerd en op Spitsbergen gaan de beren voor de mensen. In plaats daarvan een lezing over het later gedurende de reis te plaatsen weersta-
25
tion op een van de gletsjers, de plek zal afhangen van weersomstandigheden en (weer) ijsberen. De lezing wordt onderbroken om iedereen in de gelegenheid te stellen de rond het schip zwemmende walvissen te zien. Aan het einde van de middag maken we toch nog een zodiac cruise naar de Stellingfjellet waar de dikbekzeekoeten broeden en waar de jongen na drie weken min of meer van de rots worden geduwd en zo al zwevend in zee moeten landen. Het is kouder maar ook zonniger aan de oostkant van het eiland Spitsbergen omdat daar geen invloed meer is van de warme golfstroom die aan de westkant voor een hogere temperatuur maar ook meer neerslag zorgt. Op onze tweede dag zullen we aan land gaan bij Kapp Lee, de plek waar de drie overwinteraars in 1968/’69 onderzoek naar met name ijsberen IJsloze ijsbeer hebben gedaan.
26 Daarnaast bestudeerden ze ook rendieren, vogels en planten. Mede dankzij hun werk kwam er een verdrag ter bescherming van de ijsbeer. De overwinteraars zijn sinds die tijd nooit meer terug geweest. Om van deze bijzondere gebeurtenis verslag te doen, gaan de drie heren met de cameraploeg van de NOS als eerste van boord. De rest van het gezelschap zal later volgen. Het is een emotioneel weerzien met de plek waar zij veertig jaar geleden de donkere poolwinter hebben doorgebracht. In plaats van ijsberen zijn er nu walrussen op het strand. Alle wetenschappers gaan vandaag beginnen aan hun onderzoek. Ik mag meelopen met de archeologen die niet ver van Kapp Lee de omgeving van een hut van de Pomoren uit circa 1760 nader in kaart gaan brengen. Pomoren zijn Russische migranten die zich hebben gevestigd aan de kusten van de Witte Zee en van daaruit op o.a. Spitsbergen en Nova Zembla. We zullen de omgeving van hun hut bemonsteren en dat betekent een grit uitzetten en op elke vierkante meter een theelepeltje aarde in een genummerd zakje doen. Eenmaal terug zullen deze monsters worden onderzocht op de aanwezigheid van menselijke en dierlijke activiteiten. Een andere groep wetenschappers bestudeert de hele dag het gedrag van een grote kolonie walrussen. Weer een andere groep maakt een tocht naar het Rosenbergdal, een dal waar in 1977 de vegetatie heel precies in kaart is gebracht. De bedoeling is om de veranderingen over de afgelopen periode vast te leggen. Op het eerste gezicht blijkt dat de natuur zich daar heel dynaPas op: overstekende ijsberen misch heeft gedragen: sommige stukken die in 1977 niet begroeid waren zijn nu bedekt met een rijk mostapijt en andere locaties die begroeid waren, zijn nu kaal. Of dit wel of niet te maken heeft met een opwarmend klimaat zal vervolgonderzoek moeten uitwijzen.
Walrussen op het strand
Vandaag, de derde dag, is de dag van de meteorologen. Nadat een aantal wetenschappers is afgezet op Edgeoya, vaart het schip weer richting Spitsbergen om de mete-
27 orologen af te zetten die een automatisch weerstation gaan plaatsen op de gletsjer bij Adgarbukta. Een wandeling van twee- en-een-half uur met kilo’s materiaal omhoog. Dit station gaat de komende vijf jaar de relevante weergegevens meten maar ook hoe snel de gletsjer smelt. Alle anderen worden in groepen op de kust afgezet voor hikes van verschillenden lengten. Een van de groepen gaat onder leiding van Ko de Korte, een van de overwinteraars van 1968/’69 omhoog om nesten van ivoormeeuwen te tellen. Van deze vogels zijn er wereldwijd maar zo’n vijftienduizend, grotendeels in het Russische Noordpoolgebied. De vogels veranderen iedere paar jaar van broedplaats dus groot is de voldoening als een aantal nesten wordt gevonden. De dagen die volgen worden gevuld met onderzoek naar sediment in meertjes aangezien het bodemsediment door de opeenvolgende lagen een soort klimaatarchief is, het nemen van watermonsters om de toxiciteit van olie en oliebestrijdingsmiddelen te bepalen, onderzoek naar paddenstoelen en het verzamelen van rendierkaken om door middel van DNA te zien wat de genetische diversiteit is. De toendra veert onder je voeten. Je denkt dat het mos is maar je loopt door een bos bestaande uit dwergberken en poolwilgen van twee centimeter hoog. De variatie aan saxifraga’s is onverwacht en overal in dit onbarmhartige landschap bloeien piepkleine bloempjes. We zien ook lepelblad, het plantje dat in het verleden de walvisvaarder behoedde tegen scheurbuik.Op zondag worden we wakker en liggen we midden in het poolijs dat de baai is binnengegleden. Nu voelt het echt arctisch aan en het uitzicht is sprookjesachtig. We varen nog noordelijker door de Storfjorden en zien de uitloper van de Negri gletsjer met een front van 20 kilometer breedte en met alle kleuren blauw dooraderd. We krijgen een lezing over de geologie van het gebied en leren dat permafrost betekent dat een gebied twee jaar achtereen niet is ontdooid. Ook het internationale beheer van de poolgebieden komt aan de orde en het verschil in beheer tussen Antarctica en het Noordpoolgebied. De dagen vliegen voorbij. Alleen al aan dek staan en kijken naar het voorbijglijdende landschap met de verschillende kleuren van groen naar geel en oranje, zo af en toe een verlaten “trappershut” aan de kust en het geluid van de vogels die over het schip scheren geeft een gevoel aan het einde van de wereld te zijn. Aan dek in een soort hokje met aan hun voeten een klein kacheltje zitten 24 uur rond de klok twee wetenschappers die vogels tellen ten behoeve van de ESAS (European Seabirds at Sea) database die gegevens van zeevogels bevat, verzameld vanaf schepen. In de Arctische zomer gaat de zon immers niet onder.
28
Negri gletsjer
Nadat we op de terugweg weer rond Sorkapp, de zuidpunt van Spitsbergen zijn gevaren gaan we onze laatste middag de Hornsund in, een prachtige fjord omringd door bergen. Brede gletsjers, vele kleuren gesteente. We gaan van boord bij Burgerbukta en bij de hut van een van de weinige vrouwelijke trappers Wanny Wolstad die daar van 1932 tot 1937 heeft overwinterd met haar partner en gedurende twee winters zelfs haar twee kinderen. Ze schrok er niet voor terug om beren te schieten. We zitten onder de rotswand en horen de honderden drieteenmeeuwen die af en aan vliegen. Een mooier besluit van deze expeditie is niet denkbaar. Eenmaal terug aan boord is het laarzen inleveren, spullen inpakken, een laatste maaltijd, afscheid in de bar en de volgende morgen worden we wakker in de haven van Longyearbyen. Het schip ligt nu wel aan de kade en om 10 uur is iedereen van boord. ’s Middags vindt in het museum een symposium plaats in aanwezigheid van minister Koenders. De Noordpool is niet alleen vanuit wetenschappelijk maar ook vanuit geopolitiek oogpunt “hot”. Het poolijs smelt door de opwarming van het klimaat en dat opent mogelijkheden voor scheepvaart, intensieve visserij, winning van olie en gas en mogelijk nog andere delfstoffen. Steeds meer landen melden zich als waarnemer van de Arctische Raad, zoals China en India. Nederland is heeft die status op grond van zijn historische banden vanaf de tijd van de walvisvaart en neemt deel aan verschillend wetenschappelijk onderzoek zoals het langjarig trekvogelonderzoek van Maarten Loonen, de initiatiefnemer van deze unieke expeditie. Door onderzoek te doen en te blijven doen, kunnen we de veranderingen in kaart brengen, veranderin-
29 gen veroorzaakt door opwarming van de aarde maar ook veranderingen door economische activiteiten die onvermijdelijk zullen plaatsvinden. Deze expeditie heeft zeker bijgedragen aan de samenwerking tussen de verschillende disciplines en zal de komende jaren leiden tot publicaties en vervolgonderzoek. Laten we zuinig zijn op een van de laatste wildernissen op deze wereld: wat eenmaal verdwijnt, komt niet meer terug.
IN MEMORIAM WILLEM AANTJES
Ruth Peetoom, voorzitter CDA
“Stel jezelf de vraag: staan je idealen in dienst van je ambities, of staan je ambities in dienst van je idealen?” Het is één van de tien levenslessen die Willem Aantjes deze zomer op verzoek in een interview formuleerde. Het is tekenend voor hoe hij zelf in het leven stond. Want Willem Aantjes (1923-2015) was de man van politiek met principes, van politiek door waarden gedreven. En met die inzet is hij blijvend van grote betekenis voor de Nederlandse politiek en voor het CDA. Tot zijn
30 overlijden was hij met hart en ziel bij de partij en de politiek betrokken. Hij was aanwezig waar hij kon – de laatste tijd met rollator – en tot drie weken voor zijn dood twitterde hij rake observaties en korte statements. Willem Aantjes was vanaf 1959 Tweede Kamerlid voor de ARP. Vanaf 1971 was hij fractievoorzitter en intensief betrokken bij de totstandkoming van het CDA. De rede die Aantjes hield tijdens het eerste CDA-congres, op 23 augustus 1975, maakte grote indruk. Hierin betoogde hij naar Matteüs 25 hoe het Evangelie het richtsnoer van een christelijke, sociale politiek zou moeten zijn. “Christelijke politiek wordt gekenmerkt door verantwoordelijkheid, dat wil zeggen dat je er weet van hebt verantwoording af te moeten leggen, antwoord te moeten geven. De eerste vraag die aan een mens gesteld werd, luidde: “Adam, waar ben je?” Dat is de vraag die ons gehele leven begeleidt, ook in de politiek, bij iedere beslissing, telkens weer: mens, waar ben je? Waar sta je in de problemen van de wereld? Aan welke kant sta je?” In 1978 kwam aan de politieke loopbaan van Willem Aantjes abrupt een einde vanwege de ophef over zijn vermeende oorlogsverleden. Ook toen het ware verhaal naar voren kwam, was een terugkeer in de actieve politiek lang en voor velen – ook in het CDA – te beladen. Die last van een onschuldig verleden heeft Willem Aantjes altijd met zich meegedragen. Een paar maanden geleden was er een tweet: ‘Wat spijtig, hoe wij als maatschappij met u zijn omgegaan’. Aantjes twitterde terug: “Er zijn ergere dingen. En heel veel mooie.” De jaren maakten hem mild. Altijd bleef hij kritisch en betrokken verbonden met zijn CDA – dat hij er niet meer is, is een gemis. Willem Aantjes is 92 jaar geworden.
De witte duif, een trouwe gast in Aantjes’ tuin
31
BOEKBESPREKINGEN Haya van Someren-Downer. Liberaal activiste auteur: Alies Pegtel
Gerrit Valk
In opdracht van de VVD schreef Alies Pegtel in slechts zeven maanden tijd de biografie van Haya van Someren-Downer. In haar levensbeschrijving legt de auteur nadruk op de betekenis die het NSB-lidmaatschap van haar ouders en broers had voor haar verdere leven. En juist daardoor ontstond er een rel, omdat de zoon van Haya van Someren, Bart Jeroen, daar bezwaar tegen maakte en de feestelijke uitreiking van het eerste exemplaar aan premier Rutte om die reden niet doorging. Bestuursleden van de Haya van Somerenstichting hebben zowel de auteur als de uitgever onder druk gezet om met aanpassingen te komen. Die ophef is niet terecht. Iedere serieuze historicus zou eenzelfde nadruk op dit onderwerp hebben gelegd als Alies Pegtel deed, omdat de gevolgen daarvan voor haar verdere leven evident zijn. Het is juist buitengewoon interessant dat het NSB-lidmaatschap van haar familie Haya juist versterkt moet hebben in haar verdere levensloop, in plaats van dat zij als een slachtoffer dit haar verdere leven heeft moeten dragen. In tegenstelling tot veel andere kinderen uit NSB-gezinnen kan Haya van Someren moeilijk betiteld worden als oorlogsslachtoffer. Het gezin werd niet uiteengerukt door het oppakken van de ouders en aanwijzingen dat het oorlogsverleden van haar familie haar lang werd nagedragen in haar jeugd zijn er evenmin. Toch hebben de oorlogsgedragingen van haar familieleden een grote rol gespeeld in haar verdere leven. Zo zou haar fanatieke keuze voor het liberalisme volgens de auteur hierdoor zijn ingegeven. Ook heeft zij gebroken met haar ouders en haar broers vanwege hun keus voor het nationaalsocialisme. Hun oorlogsverleden verzweeg zij angstvallig
32 en de beschuldiging van boer Koekoek in 1966 dat zij lid was geweest van de Jeugdstorm kwam bij haar aan als een mokerslag. Bewijzen kan Pegtel het niet, maar zij vindt het voor de hand liggen dat Haya van Someren een kabinetspost werd onthouden vanwege het oorlogsverleden van haar familie. Zij baseert zich daarbij op slechts een bron, namelijk Loes Vonhoff die haar vertelde dat zij zich dat meende te herinneren. Dit overtuigt mij niet, want ook andere factoren zouden een rol kunnen hebben gespeeld. Misschien vond Geertsema haar te uitgesproken en had hij er geen vertrouwen in dat zij zich zou ontplooien als bestuurder. Ook het feit dat zij wel voorzitter mocht worden van de VVD doet de vraag opwerpen of het verleden van haar ouders en broers wel zo’n grote barrière was in haar politieke loopbaan.
Haya van Someren vloert een tegenstander
In ieder geval was er nog genoeg waardoor zij een belangrijke rol kon spelen in de Nederlandse politiek van de jaren zestig en zeventig. Zo werd zij de eerste vrouwelijke partijvoorzitter in ons land. Daarvoor was zij al het eerste vrouwelijk Kamerlid dat moeder werd. Zowel als voorzitter, maar ook als Tweede Kamerlid en als senator wist zij te polariseren als geen ander. Zo noemde zij het kabinet-Den Uyl in 1973 ‘een fanatieke sekte’ en vond zij dat door Den Uyl en de zijnen het land naar de knoppen ging. Met Harm van Riel en Hans Wiegel werd zij hét gezicht van de VVD: de drie H’s werden een begrip en toen Aantjes dit verbasterde door te spreken van ‘Halen, Hebben, Houden’ was zij woedend, wetende dat de VVD dit adagium nooit meer zou kwijtraken. In 1974 werd zij lid van de Eerste Kamer, waarna zij al vrij snel het partijvoorzitterschap eraan gaf. Daar zou zij opnieuw van zich laten spreken toen zij op 16 december 1976 als voorzitter van de Senaats
33 fractie tegen het PvdA-VVD-initiatiefwetsvoorstel inzake abortus stemde. Zij had een emotionele afkeer van abortus, maar mede door haar stem sneefde dit wetsvoorstel. Deze stemming ging de geschiedenis in als ‘De nacht van Haya’. Binnen de VVD werd haar deze tegenstem bijzonder kwalijk genomen. Wat de buitenwacht toen niet wist, was dat in deze periode bij haar de diagnose kanker werd gesteld. Deze onheilstijding verwerkte zij in stilte, mogelijk ook om niet politiek monddood te worden gemaakt. Tot op het eind bleef zij hopen op een goede afloop, maar in de laatste maanden van haar leven werd het duidelijk dat haar lot onafwendbaar was. Tot op het allerlaatste moment bleef zij politiek betrokken. Haar overlijden, op slechts 54-jarige leeftijd, dompelde de VVD in diepe rouw. Voor de VVD was het een rampmaand. Nog een dag voor haar overlijden nam zij afscheid van Hans Wiegel, die een dag eerder zijn echtgenote had moeten begraven. Een maand later, op 13 december 1980, overleed een andere icoon van deze partij: Harm van Riel. Van de roemruchte trojka bleef alleen Wiegel over, die kort daarna Den Haag verliet om commissaris der Koningin in Friesland te worden. Hoe goed is deze biografie? Het boek is vlot geschreven en het lezen ervan verveelt geen moment. Belangrijk is dat de auteur juist wel aandacht besteedt aan de NSB-sympathieën van haar familie, waaraan blijkbaar Jan van Zanen in zijn biografie van Haya van Someren in 1994 zijn vingers niet durfde te branden. Hij volstond met de opmerking dat een deel van haar familie sympathie koesterde voor de NSB. Pegtel toont overtuigend aan dat het oorlogsverleden van het gezin waarin zij opgroeide als een grauwe deken over haar loopbaan heeft gehangen. Toch bekruipt je het gevoel dat wetenschappelijk gezien deze studie aan waarde had gewonnen als Alies Pegtel daar nog een jaar of twee langer aan had gewerkt. Dan had zij meer bronnen kunnen raadplegen, zowel schriftelijke als persoonlijke. Zo heeft zij Frits Bolkestein alleen telefonisch gesproken en daarmee lijkt een belangrijke bron niet of nauwelijks te zijn geraadpleegd. VVD-prominenten als Ed Nijpels en Neelie Kroes heeft zij helemaal niet gesproken en dat laatste is wel verrassend, omdat Pegtel eerder al een biografie van deze VVD-diva publiceerde. Wat mij vooral stoorde, is de afwezigheid van bronverwijzingen. Er worden tal van citaten aangehaald, maar de lezer tast in het duister wat de herkomst daarvan is. Een grote omissie. Wat rest is echter een boeiende biografie van een heel bijzondere vrouw.
34
Een doodgewoon kabinet. Acht jaar Paars auteur: Klaartje Peters
Gerritjan van Oven
Met of zonder vraagteken? Klaartje Peters is zelfstandig publiciste. Tussen de jaren 1998 en 2002 was zij drie jaar ambtelijk secretaris van D66. Goed geplaatst dus om een beschrijvend en evaluerend boek over Paars I en Paars II te schrijven onder de titel “Een doodgewoon kabinet”. De titel is een citaat van Wim Kok die met deze kwalificatie aan het begin van Paars I wilde voorkomen dat het kabinet het beeld van buitenissige pretenties zou uitstralen. Peters had aan die titel ook een vraagteken kunnen toevoegen, want zij schrijft in haar inleiding: “De vraag of de paarse samenwerking inderdaad doodgewoon was, is leidend geweest bij het schrijven van dit boek”. Een ‘must’ Het boek leest vlot weg en is – zeker voor oud-parlementariërs die de jaren ‘90 en begin 2000 als zodanig hebben meegemaakt – bepaald “een moet”. Vele toen ophefmakende situaties worden, vooral aan de hand van uitlatingen van insiders, beschreven. Peters heeft tussen 2009 en 2014 met 58 meest betrokkenen gesprekken gevoerd. Daarnaast heeft zij een groot aantal, meest journalistieke bronnen, in het boek verwerkt. Paars I De opzet van het boek is als volgt: eerst “wat vooraf ging”, dan de formatie van Paars I in 1994, daarna de verkiezingen en de formatie van Paars II in 1998, de val van het kabinet en tot slot een korte slotbeschouwing. De schrijfster is zeer uitvoerig over de lange en moeizame formatie van Paars I. Het enthousiasme daarover van D66, de tegenzin van PvdA
35 en VVD en dan zeker voor hun leiders Kok en Bolkestein. Wie de citaten van haar gespreksdeelnemers tot zich laat doordringen, moet wel tot de conclusie komen dat het een klein wonder was dat het kabinet uiteindelijk tot stand kwam. Eind juni 1994 kwam het eerst nog tot een breuk waarna de Koningin (haar rol blijft wel een beetje onderbelicht) de formatie van Paars feitelijk erdoor drukte door Kok tot enige informateur te benoemen. Dan volgt de beschrijving van Paars I waar zoveel elan en saamhorigheid was.
Wim Kok, de Paarse premier
Paars II De tweede helft van het boek is gewijd aan Paars II, waar D66 getals matig niet meer voor nodig was (na het verlies van tien Kamerzetels) maar van de weeromstuit des te harder aan haar “kroonjuwelen” vasthield in de – ook weer lastige – formatie. Wat betreft ‘bemensing’ was Paars II, zonder Van Mierlo en Wijers, minder sterk samengesteld dan Paars I, terwijl de onderlinge verstandhouding bovendien te wensen overliet. Daarna volgt de beschrijving van de nacht van Wiegel met het afstemmen door de Senaat van het correctief referendum met als gevolg een verkrampt D66 dat door informateur Tjeenk Willink maar met moeite kon worden meegesleept in een lijmpoging. En tenslotte beschrijft zij de aanloop naar de verkiezingen van 2002 met Ad Melkert als aangewezen opvolger van Kok, de vernietiging van het WTC in New York en de voor de coalitie dramatische uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2002. En bovendien de moord op Fortuyn die de – toch al gepolariseerde – verhoudingen volstrekt op zijn kop zette. Het NIOD-rapport over Srebrenica betekent de doodsklap voor het vermoeide en onderling verdeelde kabinet.
36 Na deze uitputtende beschrijving van Paars I en Paars II valt het korte slothoofdstuk een beetje tegen. De schrijfster betoogt dat met name Elco Brinkman en Hans van Mierlo een doorslaggevende rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van Paars I. Brinkman door de onderhandelingen ‘te hard te spelen’ en daardoor het CDA buiten spel te plaatsen. Van Mierlo door tijdens de formatie koste wat het kost aan Paars vast te houden. De vraag blijft of dat geen ‘toevalligheidsfactoren’ waren en Paars er – in 1994 of enkele jaren later – wanneer bijvoorbeeld de samenwerking met het CDA echt versleten zou zijn, niet toch gekomen zou zijn. Voorts vind ik dat de schrijfster de resultaten van Paars op immaterieel gebied te laag aanslaat. Alleen al de euthanasiewetgeving en de invoering van het homohuwelijk betekenden een volstrekte breuk met het christendemocratische gedachtegoed. ‘Doodgewoon’? De conclusie van Klaartje Peters dat Paars I en Paars II in veel opzichten typisch Nederlandse coalitiekabinetten waren, kan ik nog wel delen. De schrijfster zegt in haar slotzin nog wel dat het woord ‘doodgewoon’ misschien wat te sterk is geformuleerd. Dat laatste ben ik volkomen met haar eens. Zeer lezenswaardig Een laatste opmerking betreft het gebruik van de gesprekken. Waar niet naar transcripten daarvan verwezen wordt, kan – zeker niet bij zoveel citaten als het boek telt – niet gesproken worden van een wetenschappelijk verantwoord werk. Dat hoeft het boek op zich overigens niet te diskwalificeren. Wat mij wel hindert, is dat met het merendeel van de gesprekspartners slechts één keer gesproken is, met sommigen twee of drie keer. En dat betekent weer dat een aantal uitspraken niet dubbel zal zijn gecheckt. Dit doet allemaal niet af aan mijn oordeel dat het zeer lezenswaardige lectuur is.
37
Een hele eer. 200 jaar Koninklijke onderscheidingen in Nederland Auteur: Kees Bruin
Monique de Vries
Koninklijke onderscheidingen hebben in ons koninkrijk vanaf het begin een belangrijke rol gespeeld. Het is dus niet toevallig dat bij gelegenheid van de viering van 200 jaar Koninkrijk er een boekwerk over de geschiedenis van de verschillende onderscheidingen verschijnt. Kees Bruin, die eerder zijn dissertatie schreef over het Nederlands decoratiestelsel, geeft op toegankelijke wijze een mooi overzicht van de geschiedenis van decoraties in het algemeen tot de “lintjes “van vandaag. Het boek bevat veel, mooie en niet eerder gepubliceerde illustraties. Miltaire Willemsorde (1815) Met de ontsnapping van Napoleon uit Elba realiseerde Koning Willem I zich dat hij met zijn net gevormde koninkrijk wel eens in een oorlog betrokken kon raken en dat in dat kader een militaire orde onontbeerlijk was. Op 30 april 1815 werd daartoe de Militaire Willemsorde ingesteld. Nog in hetzelfde jaar volgt een civiele orde, de Orde van de Nederlandse Leeuw. Orde van Oranje-Nassau (1892) In 1892 volgt de instelling van de Orde van Oranje-Nassau, die de vervanging was van de Orde voor de Eikenkroon. Door de beëindiging van het staatkundig verband met Luxemburg – de orde was van oorsprong een Luxemburgse hoforde – vanwege het feit dat Wilhelmina haar vader in Nederland opvolgde maar in Luxemburg niet kon opvolgen. De Luxemburgse Grondwet immers – geïnspireerd door de Salische structuur van een oud verdrag tussen de diverse takken van het huis Nassau – verbood de
38 opvolging door vrouwen. Dankzij de inzet van koningin-moeder Emma en met behulp van datzelfde verdrag (de Nassause Erfvereniging) erfde verre neef hertog Adolf van Nassau in 1890 de Luxemburgse troon. Ambivalente beleving De auteur belicht ons decoratiestelsel zowel vanuit historisch als sociologisch perspectief. Dertig jaar geleden heeft de auteur in het kader van zijn proefschrift een enquête gehouden onder gedecoreerden naar hun beleving van het feit dat zij waren onderscheiden. Die beleving was vaak ambivalent. Herziening Begin jaren negentig is het decoratiestelsel herzien. Bijzondere en belangeloze inzet voor de gemeenschap, vrijwilligerswerk kwam voorop te staan bij de Orde van Oranje-Nassau en voor een onderscheiding in de Orde van de Nederlandse Leeuw moest zelfs sprake zijn van bijzondere verdiensten van exceptionele aard. De bovengenoemde enquête is eind 2014 onder gedecoreerden van 2004 tot 2013 herhaald. De vernieuwing van het decoratiestelsel heeft wel degelijk tot veranderingen geleid: meer vrijwilligers van allerlei achtergrond en kunnen, en minder mensen met een langjarig dienstverband op een zeker niveau krijgen decoraties. Er is nu veel minder ambivalentie dan bij de eerdere enquête. Vrijwel iedere gedecoreerde is blij en trots al zal hij dat niet zo direct laten merken.
Een gedecoreerde Thorbecke
Een in alle opzichten zwaargedecoreerde Pakoe Boewono X, Soesoehoenan (‘keizer’) van Soerakarta, en de resident Willem de Vogel.
39 Streling voor het oog Een zeer lezenswaardig boek, een mooi overzicht van de geschiedenis van de decoraties in de afgelopen 200 jaar en een streling voor het oog vanwege de vele mooie illustraties.
WILLEM HOFDIJK [1748 - 1826] [Feuilleton Statenpassage, aflevering XVIII]
Reinder van der Heide
Hier de twee omslagen van de Kennemer Balladen (omslagen originele en moderne uitgave)
Dat Willem Hofdijk hier in een der gebouwen aan het Binnenhof, dichtbij de Ridderzaal een ereplaatsje heeft gekregen, althans zijn borstbeeld, mag geen toeval heten. Een zolder in zijn ouderlijk huis had hij met zijn vrienden ingericht tot ‘Ridderzaal’; “daar hingen hun bordpapieren met zilver overplakte harnassen, hun houten zwaarden en Willem Hofdijk bogen; daar hield de ‘Ridderbond’ zijne tweekampen en steekspelen.”
40 Diezelfde bekoring hadden de Middeleeuwen voor Hofdijk als volwassen man. Duidelijk blijkt dat uit zijn meest bekende werk Kennemerland, Balladen. In dichtvorm vertelt hij daar middeleeuwse overleveringen. Aan die bundel dankt Hofdijk de naam van “Minstreel van Kennemerland”. Hieronder een proeve uit die bundel, die ook moderne zangers inspireerde blijkens: http://www.kennemerdelta.nl/?p=Album%2010%20Ballades%20van%20Kennemerland&option=com_zina&Itemid=53
Het nachtveer De meeuw sliep op de duinen, gedoken in heur dons. De sluimerende branding verried slechts dof gegons. Van uit de verste dalen weerklonk des steenuils klacht Door ‘t tastbre nevelduister: ‘t was ‘t uur van middernacht. En aan de donkere helling van ‘t stil en eenzaam duin Verhief een planken stulpjen een nederige kruin. Daar rustte visscher Aescwin van ‘t moeizaam dagwerk uit; Daar rustte jeugdige Aescwin, en droomde van zijn bruid. De zwarte nachtraaf kraste: ‘t was ‘t uur van middernacht. Toen dreunde er aan het venster een kloppen, wonder zacht. Een huivering doortrilde den kloeken zoon der zee Te midden van zijn droomen, wier schijnbeeld hem ontglee. Hij huiverde, en ontwaakte, en zuchtte: “Thans reeds weer!” Maar sprong gehaast van ‘t stroobed, en liet zijn venster neer. De maan school in de wolken, ‘t was buiten donkre nacht, En ‘t gonzen van de branding ruischte als een doodenklacht. Hij trad in somber zwijgen naar ‘t stil en eenzaam strand. De golfslag droeg er wieglend een vreemde kaan op ‘t zand De golfslag spoelde fluistrend het vreemde vaartuig om. ‘t Was of de donkere zee-plasch gedurig hooger klom. En dieper zond, al dieper, het vaartuig in de vloed, Als werd het zwaar geladen door ongezienen stoet. En dieper zonk, al dieper, het vaartuig in den plasch. Tot dat het boven ‘t golfbed ter nood verheven was.
41 Toen blies een ijskoude adem den veerman zwijgend aan. En hij verstond het teeken, en greep de dubble spaan. Een hoorbaar, drukkend zwijgen omzweefde ‘t holle boord; Maar lichtsnel gleed het vaartuig door ‘t gladde zeebed voort. ‘t Gewelf was zwart en donker; de zee gaf geen geluid; Het was als blies er ‘t koeltjen den laatsten adem uit. Maar lichtsnel sneed het vaartuig door ‘t gladde zeebed voort. En hoorbaar, drukkend zwijgen omzweefde ‘t holle boord. Bij wijlen brak het maanlicht door ‘t zwart gewolkte heen, Maar straalde in ‘t vreemde vaartuig op Aescwin slechts alleen. En niets dan ‘t vreemde vaartuig, dat door het golfbed snee, Werd in den nacht vernomen op ‘t grensloos vlak der zee. Ter middernachtlijke ure toen stak hij af van ‘t strand, En naauw een stonde later stiet hij op d’overkant. Hij hoorde een momlend ruischen, dat zwevend hem omgaf; Hij hoorde hol gefluister, als las men er namen af. Hij hoorde er verre en vreemde, van onbekenden stam; Hij hoorde er, die zijn bezem met stil gezucht vernam. En ‘t vaartuig rees al hooger, al hooger op den vloed, Alsof het werd verlaten door ongezienen stoet. Te midden van die namen, in de eenzaamheid der nacht Van ongeziene lippen al murmlend voortgebracht, Daar hoort hij met een rilling, die ‘t bloed in de aadren stuit, Den naam van Elva Béowulf, zijn zielsgeliefde bruid. Hij zonk in ‘t vaartuig neder, dat heendreef op den plasch: Hij wist nu dat zijn Eva dien nacht gestorven was. Hij raakte aan spaan nog riemen; toch sneed de lichte kaan Als op de wiek des stormwinds door effen waterbaan. Hij trad met d’uchtendschemer zijn Elvaas woning in Hij vond heur vader schreiend, en jam’rend heel ‘t gezin: Zij lag zo vast te slapen, zijn schoone jonge bruid, Maar zou niet meer ontwaken: zij was den dood ter buit.
42 En in den duistren schemer der nieuwe middernacht Toen voer een andre veerman de onzichtbre geestenvracht. En toen hij gints weer afstak met ingehouden aâm Toen hoorde hij in ‘t momlen des jongen Aescwins naam. Uit: Willem Hofdijk.Kennemerland, Balladen, 2e dr., blz. 317
Bovenstaand gedicht is geïnspireerd door een oude legende, opgetekend door de Byzantijnse schrijver, historicus en letterkundige Procopius (*Caesarea kort vóór 500 A.D, † na 562 A.D.): “Procopius (een schrijver der zesde eeuw) verhaalt, uit den mond der inwoners, dat aan den oever der zee, tegenover het eiland Brittia, een volk van visschers en akkerlieden woonde, dat den Franken onderworpen was, maar hun gene schatting betaalde, daar het tot eene geheel bijzondere dienst verpligt was. Het moest namelijk de zielen der afgestorvenen naar Brittia overschepen. Elk, wiens beurt het was, begaf zich met de avondscheemring ter ruste. Om middernacht wordt aan zijn deur geklopt en zachtkens geroepen. Dan gaat hij dadelijk naar het strand, waar hij ledige booten vindt, die hem niet toebehooren; hij grijpt de riemen en steekt in zee. Dan merkt hij dat de boot stampvol is, en naauw een vinger breed boord heeft, maar ziet niemand. Binnen een uur is de overtogt volbragt, schoon men er anders een etmaal toe noodig heeft. In Brittia aangekomen, ontlaadt zich de boot vanzelf en wordt zoo licht als een veder. Zij zien nu ook weder niets, maar hooren een stem, die den naam der overgescheepten, huns vaders, en zoo er vrouwen bij zijn, dien haars mans opgeeft. Dit is eene overoude en ver bekende sage, die, zooals Procopius getuigt, in zijnen tijd nog onder het volk der Noordzeekusten voortleefde.” [Samuel Johannes van den Bergh]
Gravure W.J. Hofdijk in de Kennemerduinen
Hofdijk werkte mee – samen met Nicolaas Beets en Carel Vosmaer – aan het Liber Amicorum van A.L.G. Bosboom-Toussaint ter gelegenheid van haar 70e verjaardag. Toeval? (zie een eerdere aflevering van dit feuilleton over schilder en tekenaar Bosboom, 21e Jrg. nr. 74 – juni 2013).
43 De vader van Willem Jacobsz. Hofdijk was een Alkmaarse goudsmid. Hofdijk werd in 1816 geboren, begon zijn loopbaan als onderwijzer en werd vervolgens klerk op het Alkmaarse stadhuis. P. Spanjaardt, de secretaris van Alkmaar, had hem die baan in 1841 bezorgd. Uit dankbaarheid droeg Hofdijk hem ’Een vede van drie honderd jaren’ op. Hofdijk doet daarin uit de doeken hoe West-Friesland na driehonderd jaar strijd in 1289 definitief deel van Holland werd.
Schilderij door W.J. Hofdijk
Hofdijk wilde eigenlijk kunstschilder worden, maar daarvoor had hij geen geld. Nadat hij echter met zijn tekeningen de aandacht op zich had gevestigd, kreeg hij van de gemeente Alkmaar toestemming om zich – met behoud van salaris – tot landschapsschilder te bekwamen. Al vrij snel echter kwam hij er achter dat zijn talent minder groot was dan hij had gedacht. Op voorspraak van Van Lennep kreeg hij een benoeming als leraar Nederlands aan het Amsterdamsch Gymnasium. Hij is dat tot zijn 70ste jaar gebleven. Nadien verhuisde hij naar Arnhem, waar hij twee jaar later, in 1888, overleed. Bron: http://liedgenootschap.net/dichter.php?id=67
(wordt vervolgd)
44
VAN HET BESTUUR Rekenkamer centraal op Najaarsbijeenkomst VOP
Ries Smits
Joke Kersten
Naast de Voorzittershamer ook de Bel, beide ontworpen door Bruno Ninaber van Eyben
In het najaar wordt overeenkomstig onze statutaire bepalingen de jaarvergadering van de Vereniging van Oud-Parlementariërs (VOP) gehouden in de Grote Vergaderzaal van de Tweede Kamer. Dit jaar vond die bijeenkomst plaats op 6 oktober jongstleden. Een zestigtal leden woonde de bijeenkomst bij die traditiegetrouw door de Kamervoorzitter werd geopend. Mevrouw Van Miltenburg hield dit keer geen speech in het Ledenrestaurant maar vanuit de zetel van waaruit zij normaliter de Tweede Kamer presideerde. In haar toespraak besteedde zij aandacht aan het feit dat dit jaar herdacht wordt dat het 200 jaar geleden is dat de Staten-Generaal, d.w.z. Eerste en Tweede Kamer, in Verenigde Vergadering, bijeen kwamen. Het welkom van de Tweede Kamervoorzitter werd gevolgd door het welkom van VOP-voorzitter Jan Dirk Blaauw die, eveneens traditiegetrouw, de leden herdacht die in het afgelopen jaar zijn overleden. De Najaars-ledenvergadering is ook bedoeld om de secretariële jaarstukken alsmede de financiële jaarstukken van de penningmeester te bepreken en goed te keuren. Het jaarverslag 2014 van de VOP, opgesteld door de secretaris en internationaal secretaris, werd goedgekeurd en vastgesteld. Dat gold eveneens voor de financiële stukken. De Jaarrekening 2014,
45
Laurens Jan Brinkhorst stelt een kritische vraag
met een instemmend verslag van de kascontrolecommissie werd goedgekeurd en vastgesteld. Bestuur inclusief de penningmeester verwierf hierop décharge over het gevoerde beleid in dat boekjaar. Wel werd na een interventie van Laurens Jan Brinkhorst door de penningmeester toegezegd dat hij met voorstellen zal komen tot het versoberen van de vermogenspositie van de VOP. Aansluitend stemde de ledenvergadering in tot een gewijzigde begrotingsopzet voor de volgende jaren en werd ingestemd met de begroting voor 2016. Dit laatste impliceert dat het contributiebedrag ongewijzigd blijft. De leden van de huidige kascontrolecommissie (Liesbeth Bloemen, Doeke Eisma en Jan ten Hoopen) werden herbenoemd. Het laatste onderdeel van de vergadering betrof de verkiezing van een Internationaal Secretaris. Mechtild de Jong treedt af omdat zij het maximum aantal termijnen dat statutair mogelijk is, heeft vervuld. Voorzitter Jan Dirk Blaauw releveerde het vele internationale werk dat Mechtild de Jong heeft verzet. Haar betekenis voor de Europese organisatie van organisaties van oud-Parlementsleden (FP-AP) waarvan de VOP lid is, bleek onder meer uit het feit dat Mechtild de Jong gedurende twee jaar deze organisatie presideerde. Onder haar presidentschap werd in Nederland een Europese Conferentie door de FP-AP gehouden.
46
Jan Kees Wiebenga
In de vacature Internationaal Secretaris werd één kandidaat gesteld: mr. Jan Kees Wiebenga, die met applaus werd benoemd. Het tweede deel van het ochtendprogramma wordt traditiegetrouw verzorgd door een inleider. Dit keer Kees Vendrik, lid van de Algemene Rekenkamer. De heer Vendrik verzorgde een zeer onderhoudende en informatieve voordracht over het werk van de Algemene Rekenkamer, waarbij hij inging op het begrip transparantie, een moderne manier van verantwoording afleggen en hij besteedde aandacht aan de zeer vele aspecten die rond de uitvoering van allerlei overheidsmaatregelen een rol spelen. De Algemene Rekenkamer heeft enkele jaren geleden aandacht gevraagd voor allerlei risicoregelingen waar de Staat op enigerlei wijze bij is betrokken. Aan de mate van de risico’s die men liep, werd nauwelijks aandacht besteed en men kende de risico’s ook vaak niet. Door interventies van de Algemene Rekenkamer is er tegenwoordig bij elke begroting een aparte bijlage waarin aandacht wordt besteed aan de risico’s die de Staat loopt. Aan de NAVO worden jaarlijks grote bedragen besteed waarover nauwelijks werd gerapporteerd. Een Rekenkamerrapport van juni 2014 attendeerde op het gebrek aan controle en kwam met een analyse op basis van openbare bronnen. Jaarlijks wordt 2 miljard euro vanuit Nederland besteed in de NAVO. Het blijft nodig aan te dringen op een grotere transparantie door de NAVO op dit punt. De onderwijsmonitor verstrekt extra gelden voor primair (PO), voortgezet
47 (VO) en Middelbaar beroepsonderwijs (MBO), oplopend tot jaarlijks 1,2 miljard euro in 2018. Forse bedragen die vragen om een goede controle op de aanwending van die gelden. Het draagt bij aan de effectiviteit van het werk van de Algemene Rekenkamer als gedurende een onderzoek goed wordt samengewerkt met de Tweede Kamer. In dit geval vindt dat ook plaats. De heer Vendrik noemde talloze voorbeelden van risico’s die verbonden zijn aan voorgenomen beleid van de regering. Aandacht voor de uitvoerbaarheid van overheidsmaatregelen is essentieel voor het welslagen van diverse operaties. Genoemd werd de decentralisatie van maatregelen naar lagere overheden. Een les die door de huidige staatssecretaris van Financiën, waar het voornemen om de Belastingdienst te reorganiseren goed wordt opgepakt: voordat er wordt gereorganiseerd via een uitvoeringstoets bepalen of de dienst de nieuwe toekomst aankan. De heer Vendrik vatte zijn betoog in drie punten samen: - De Algemene Rekenkamer probeert door onderzoek met relevantie en impact bij te dragen aan goed openbaar bestuur; - Hiertoe zorgen we ervoor in verbinding te staan met onze omgeving en zijn we alert op signalen van buiten; - We betreden terreinen die voor de Algemene Rekenkamer relatief nieuw zijn, zoals ‘open data’, de financiële sector en de belastingontvangsten.
Kees Vendrik
48 Het betoog van de heer Vendrik was boeiend, eloquent, veelomvattend en overtuigend. Dat bleek ook uit de verschillende interventies van VOP-leden na de bijdrage van de heer Vendrik. De gedachtewisseling tussen de leden over de bijdrage van de heer Vendrik werd voortgezet tijdens de lunch die plaatsvond in de voormalige Rooksalon. Na de lunch was het programma geheel gewijd aan een bezoek aan ProDemos, het huis van de democratie en rechtsstaat, waar jaarlijks meer dan 100.000 middelbare scholieren en andere burgers vertrouwd worden gemaakt met de werking van de Nederlandse democratie. Een instelling waaraan ook vele oud-politici met regelmaat hun medewerking verlenen. De heer Kars Veling, oud-parlementariër, thans directeur van ProDemos, verwelkomde de leden en gaf een uiteenzetting over het werk van ProDemos. In diverse praktijklokalen wordt over onderdelen van ons democratisch bestel gedoceerd en kunnen leerlingen proefondervindelijk hun rol spelen in één van de vele volksvertegenwoordigingen of overheidsinstellingen die raken aan de Nederlandse democratie. Boeiend en buitengewoon waardevol om middelbare scholieren en andere belangstellenden op deze wijze in te wijden in de vele gedaanten waarin de Nederlandse parlementaire democratie vorm heeft gekregen. In zijn inleiding wees Kars Veling op de vele activiteiten voor jong en oud die er vanuit ProDemos plaatsvinden. In Den Haag zelf zijn er zowel op als rondom het Binnenhof vele mogelijkheden. Uiteraard de bezoeken aan de verschillende gebouwen op het Binnenhof, met korte of langere inleidingen, films, bezoeken aan Eerste en Tweede Kamer etc. Historische wandelingen, maar ook de audiotour ingesproken door Ferry Mingelen is de moeite waard. Historische en politieke feiten worden afgewisseld met persoonlijke ervaringen. Buiten Den Haag biedt ProDemos een veelheid van programma’s aan. Zij komt naar de gemeente, de provincie of de rechtbank: “ProDemos schuift aan”. Er worden gastlessen verzorgd en er wordt ondersteuning verleend
49 aan schoolklassen. Er zijn allerlei programma’s voor docenten, er is veel lesmateriaal en hulp bij het maken van werkstukken of het houden van spreekbeurten, voor kinderen, middelbare scholieren en studenten. De R&D-afdeling is actief in het ontwikkelen van nieuwe programma’s en het doen van onderzoek. Naast eigen onderzoek wordt er ook in opdracht van derden onderzoek uitgevoerd. Stemwijzers worden gemaakt bij de verkiezingen. De website geeft veel informatie over al datgene wat men doet en de wijze waarop er gebruik van kan worden gemaakt. Het gebouw zelf biedt de nodige politieke attracties en vele mogelijkheden om kennis van politiek en recht te testen. Wellicht het leukste onderdeel van ons programma was de rondgang in groepjes van twee of drie waar het “democratisch spel” gespeeld kon worden met behulp van een computerprogramma. Het was aanleiding tot aardige discussies en uitspraken. Als je de locaties van ProDemos verlaat, kom je als het ware vanzelf in de ruimten van Dudok waar zich op dat moment een mêlée van het Nederlandse electoraat bevindt. Geen geschikter locatie dan juist daar om een borrel te drinken en een bitterbal te nuttigen. En dat hebben we dan ook met veel animo gedaan!
ProDemos aan de Hofweg 1
50
Voorjaarsbijeenkomst te Brussel Op 17 en 18 maart 2016 verzorgt de VOP een reis naar Brussel. In deze tweedaagse reis wordt onder meer het Europees Parlement bezocht en is er een gesprek/discussie met Nederlandse Europarlementariërs en vertegenwoordigers van instituten en organisaties die deel uitmaken van het Europese circuit. Er wordt gewerkt aan een programma waarin naast een bezoek aan het Europees Parlement en een ontmoeting met Nederlandse Europarlementariërs, ook verschillende instituten en organisaties rond het Europees Parlement een plek krijgen. De Europese Commissie, de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Brussel en de Benelux-raad staan op de agenda. Er wordt gewerkt aan een programma waaraan Nederlanders, die in Brussel een prominente rol spelen, een belangrijke bijdrage leveren. Voor het bezoek aan Brussel is een comfortabele bus gecontracteerd, die ons op 17 maart vanuit Den Haag via Breda (als extra opstapplaats) naar onze bestemming voert. Gedurende de gehele trip staat de bus te onzer beschikking. Overnacht wordt in een hotel aan de rand van Brussel. De kosten verbonden aan deelname bedragen € 110,- per persoon. Omdat het aantal plaatsen beperkt is, dient u zich tijdig op te geven. U kunt zich aanmelden bij het Secretariaat van de VOP, t.a.v. de heer R.H. (Reinder) van der Heide, Postbus 20018, 2500 EA Den Haag (
[email protected]) of bij de secretaris M. (Ries) Smits, Juffrouw Idastraat 3, 2513 BE Den Haag (
[email protected])
Wiebenga nieuwe buitenland-secretaris VOP Het bestuur van de VOP kent statutair een buitenland-secretaris, die in het bestuur o.a. de contacten verzorgt met buitenlandse zuster organisaties. De VOP is lid van de FP-AP, de Europese organisatie van oud-parlementsleden in Europa. Deze Europese organisatie is een platform waarin oud-parlementariërs elkaar ontmoeten om actuele politieke vraagstukken te becommentariëren. Tot voor kort was Mechtild de Jong (CDA) de buitenland-secretaris van de VOP. Langjarig heeft zij de Nederlandse oud-parlementariërs in Europa vertegenwoordigd. In die periode was Mechtild de Jong twee jaar President van de FP-AP. Vanwege statutaire bepalingen expireerde haar zittingstermijn als buitenland-secretaris. In de vacature werd op 6 oktober jl. door de Algemene Ledenvergadering van de VOP mr. Jan Kees Wiebenga gekozen. De heer Wiebenga heeft een ruime parlementaire ervaring. Hij was voor de VVD vele jaren lid van de Tweede Kamer en daarvoor ook lid van de Eerste Kamer alsmede lid van het Europees Parlement. Thans is hij lid van de Raad van State.
51
OVERLEDEN In de afgelopen periode overleden Willem Aantjes, op 92-jarige leeftijd te Utrecht op 22 oktober 2015 (N.B.: zie ook In Memoriam door Ruth Peetoom, voorzitter CDA) Van 1957 tot eind 1978 was Willem Aantjes lid van de Tweede Kamer voor de Antirevolutionaire Partij (ARP) en daarna voor het CDA. In de periode tussen 1971 en 1977 was hij fractievoorzitter van de ARP en na de fusie van de ARP met KVP en CHU werd hij de eerste fractievoorzitter van het nieuwe CDA. Voorafgaand aan de vorming van het CDA hield Willem zijn befaamde congresrede over de Bergrede (Matteüs 5-7), over “de hongerigen en dorstigen die moesten worden gelaafd en gevoed, de vreemdelingen die moesten worden gehuisvest, de naakten gekleed en de gevangenen bezocht”. Een indrukwekkende rede die velen nog hun in herinnering hebben. De onthulling door Loe de Jong, directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) over zijn oorlogsverleden maakte een eind aan zijn politieke loopbaan. Ook al heeft de Commissie-Enschedé het verhaal van De Jong ontkracht en het verhaal van Willem bevestigd, tot een eerherstel heeft het nooit geleid. Zijn latere pogingen om terug te keren in de politiek mislukten. Toch bleef hij tot het eind toe – zoals hij het zelf verwoordde in het interview met Mieke van der Burg (2015.2) – met al zijn vezels met het CDA verbonden.
VERSCHENEN BOEKEN door Mieke van der Burg en Reinder van der Heide Haya van Someren-Downer. Liberaal activiste (zie boekbespreking, blz. 31) Auteur: Alies Pegtel Uitgever: Boom, Amsterdam ISBN: 9789089535993 Prijs: € 19,90
52 Achteraf bezien Auteur: Ben Bot Uitgever: Prometheus Bert Bakker ISBN: 9789035143920 Prijs: € 29,95 Een doodgewoon kabinet. Acht jaar Paars (zie boekbespreking blz. 34) Auteur: Klaartje Peters Uitgever: Boom, Amsterdam ISBN: 9789461056818 Prijs: € 19,90 In dit Huis. Twee eeuwen Tweede Kamer Onder redactie van: Remieg Aerts, Carla van Baalen, Joris Oddens, Diederik Smit en Henk te Velde Uitgever: Boom, Amsterdam ISBN: 9789089531995 Prijs: € 34,90 Een hele eer. 200 Jaar Koninklijke onderscheidingen in Nederland (zie boekbespreking blz. 37) Auteur: Kees Bruin Uitgever: WBooks ISBN: 9789462581128 Prijs: € 17,95 De mythe van het economisme (wordt in volgende Nestor besproken) Pleidooi voor nieuw idealisme Auteur: Jesse Klaver Uitgever: De Bezige Bij, Amsterdam/Antwerpen ISBN: 9789023496953 Prijs: € 17,90 De jaren van Maarten van Traa (wordt in volgende Nestor besproken) Auteur: Willem van Bennekom Uitgever: Boom, Amsterdam ISBN: 9789089536419 Prijs: € 29,90
53 De belofte. Over macht, idealisme en poiltiek Auteur: Pieter Hilhorst Uitgever: De Bezige Bij, Amsterdam/Antwerpen ISBN: 9789023495956 Prijs: € 19,90 Sprekende politiek. Redenaars en hun publiek in de parlementaire Gouden Eeuw Auteur: Henk te Velde Uitgever: Prometheus ISBN: 9789035143999 Prijs: € 29,95 Dienaren van de Kroon. Kabinetten vanaf 1956 Auteur: Fjodor C. Buis, Christel de Jong, Jan Ramakers Uitgever: Lecturis ISBN: 9789462261464 Prijs: € 39,95 Relus ter Beek. Een handelsreiziger in de politiek (1944-2008). Een biografisch portret (in interviews) Auteur: Lukas Koops Redactie: Ankie Hilgersom Uitgever: Uitgeverij Koninklijke van Gorcum, Assen 2015 ISBN: 9789023249719 Prijs: € 22,50 Willem Drees. Ter herinnering 1886-1988 Auteur: Dr. Jelle Gaemers Uitgever: Elsevier Boeken ISBN: (?) Prijs: € 8,95
54
Foto’s Najaarsbijeenkomst VOP