Jaarverslag 2014
Jaarverslag 2014
Inhoudsopgave Kerncijfers
4
Bestuursverslag
5
Woord van de voorzitter
6
Personalia
8
1.
Financiële 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4 1.3.5
positie en beleid in 2014 Inleiding Financiële opzet en positie Totstandkoming herstelplan Ontwikkeling herstelplan en korting Beleid en beleidskeuzes Toeslagbeleid Financieringsbeleid Herverzekeringsbeleid Beleggingsbeleid Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM)
2.
Beleggingen 2.1 Algemeen 2.2 Aandelen 2.3 Vastrentende waarden 2.4 Vastgoedbeleggingen 2.5 Terugblik 2014 2.6 Corporate Governance 2.7 Vooruitblik 2015 2.7.1 Vooruitzichten 2.7.2 Aandelen 2.7.3 Vastrentende waarden 2.8 Z-score
17 17 17 18 18 18 19 20 20 20 20 21
3.
Pensioenen 3.1 Inleiding 3.2 Pensioenadministratie 3.3 Pensioencommunicatie 3.4 Uitvoeringskosten 3.5 Pensioenregeling 3.5.1 Pensioenregeling 2012 3.5.2 Pensioenregeling 2015 3.6 Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen
22 22 22 22 23 25 25 26 26
4.
Actuariële paragraaf
29
5.
Besturing en naleving wetgeving 5.1 Algemeen 5.2 Organisatie en uitvoering 5.3 Bestuursaangelegenheden 5.4 Goed pensioenfondsbestuur 5.4.1 Verslag van de Raad van Toezicht 5.4.2 Verslag van het verantwoordingsorgaan 5.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 5.6 Diversiteitsbeleid
31 31 31 32 32 34 36 39 39
2
10 10 10 11 12 13 13 13 14 14 16
Jaarverslag 2014
5.7 5.8 5.9 5.10 5.11 6.
Code Pensioenfondsen Gedragscodes Geschillencommissie Statutenwijziging Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid
Verwachte gang van zaken
40 40 41 41 41 42
Jaarrekening
44
7.
45 45 46 47 48 48 48 54 70 70 71 75
Jaarrekening 7.1 Balans per 31 december 2014 7.2 Staat van baten en lasten 7.3 Kasstroomoverzicht 7.4 Toelichting op de jaarrekening 7.4.1 Algemeen 7.4.2 Grondslagen 7.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2014 7.4.4 Niet in de balans opgenomen verplichtingen 7.4.5 Verbonden partijen 7.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014 7.4.7 Verbonden partijen
OVERIGE GEGEVENS
76
8.
77
Overige gegevens 8.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 8.2 Gebeurtenissen na balansdatum 8.3 Actuariële verklaring 8.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Recapitulatie deelnemersbestand Begrippenlijst Nevenfuncties
3
77 77 79 81 83 83 84 90
Jaarverslag 2014
Kerncijfers Bedragen x € 1.000
Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden1 Aantal aangesloten werkgevers Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte premie Feitelijke premie Uitvoeringskosten Uitkeringen2
2011
2010
6.432 8.707 2.762 17.901
6.377 13.588 2.348 22.313
6.646 13.879 2.761 23.286
7.409 13.217 2.598 23.224
7.515 13.036 2.289 22.840
884
867
834
833
824
21.749 16.297 20.103 2.549 28.922
22.549 15.133 20.989 2.296 23.917
25.624 16.088 23.058 2.180 23.501
27.866 19.323 22.441 2.057 21.773
24.318 17.696 22.310 1.642 20.578
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Korting
0,0%
0,0%
3,2%
0,0%
2,1%
111.670 940.548 111,9%
56.499 793.925 107,1%
1.723 834.651 100,2%
-85.636 806.179 89,4%
-21.512 687.610 96,9%
104,5% 111,4%
104,3% 111,4%
104,3% 111,3%
104,3% 112,1%
104,3% 112,9%
2,0%
2,8%
2,5%
2,7%
3,4%
1.047.780 213.903
848.453 26.335
835.424 118.486
720.132 56.396
662.534 91.437
11,11% 9,95% 0,36 5,23
3,06% 3,85% 0,59 5,62
16,29% 16,76% 0,82 7,27
8,39% 5,19% 2,14 6,38
15,93% 10,83% 4,94 5,74
Beleggingen Netto balanswaarde Beleggingsopbrengsten Beleggingsrendement (excl. renteafdekking) in % Benchmarkrendement portefeuille in % Jaarlijkse Z-score Performance toets3
3
2012
0,0%
Rentetermijnstructuur (RTS)
2
2013
Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Actieve deelnemers Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen
Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen Dekkingsgraad in % Dekkingsgraad bij minimaal vereist eigen vermogen Dekkingsgraad bij vereist eigen vermogen
1
2014
Met ingang van 2013 worden deelnemers met prepensioen en arbeidsongeschiktheidsuitkering meegeteld onder de actieve deelnemers in plaats van onder ingegane pensioenen. Het effect hiervan betreft 76 deelnemers die gezien de voortzetting in opbouw als actief worden aangemerkt. Het aantal afkopen in 2014 is ten opzichte van 2013 flink gestegen, omdat er in 2014 een afkoopactie met betrekking tot zogenaamd “klein pensioen” heeft plaatsgevonden. De jaarlijkse Z-score kent een volatiel verloop, afhankelijk van marktbewegingen en portefeuillebeheer. Voor de bepaling van de Z-score 2014 wordt verwezen naar paragraaf 2.8. 4
Jaarverslag 2014
Bestuursverslag
5
Jaarverslag 2014
Woord van de voorzitter Het jaar 2014 heeft onder meer in het teken gestaan van de voorgenomen fusie van ons fonds met de Stichting Notarieel Pensioenfonds. Dat wil overigens niet zeggen, dat de normale bestuurs- en commissietaken op een laag pitje zijn gezet. Naast de voortdurende stroom aan nieuwe regelgeving, die door de wetgever en toezichthouders aan pensioenfondsen wordt opgelegd, heeft het bestuur de nodige daadkracht aan de dag gelegd om te werken aan verbetering van de financiële positie van ons fonds. Het jaar 2014 was voor ons fonds een uitstekend beleggingsjaar, waarin het vermogen van het fonds steeg met ruim 200 miljoen euro. Echter, door de lage rente stegen ook de technische voorzieningen van het fonds. Het behaalde rendement, mede als gevolg van het renteafdekkingsbeleid, heeft er toe bijgedragen dat de dekkingsgraad in 2014 steeg met 4,8%. In dit jaarverslag leest u meer over het door het bestuur gevoerde beleid en legt het bestuur verantwoording af over de financiële positie van het fonds in het afgelopen jaar. Zoals reeds gezegd, heeft de voorgenomen fusie tussen ons fonds en de Stichting Notarieel Pensioenfonds een belangrijke stempel gedrukt op de agenda’s van de bestuursleden. In het afgelopen jaar zijn belangrijke stappen gezet naar een fusie van beide fondsen per 1 januari 2016. De besturen van beide fondsen zijn nog steeds ervan overtuigd dat een gecombineerd pensioenfonds bijdraagt aan toekomstbestendige pensioenregelingen tegen lagere kosten. Uiteindelijk zal schaalvergroting (met een gezamenlijk vermogen van ruim 2,5 miljard euro) resulteren in een verdere kostenbesparing. Synergievoordelen zijn onder meer te behalen bij de uitvoering van de pensioenregelingen en het vermogensbeheer. Uitbreiding van de deskundigheid in de organen van het fonds brengt het niveau van “in control zijn” op een hoger peil. Om de voorgenomen fusie tussen Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat en Stichting Notarieel Pensioenfonds mogelijk te maken, is een wijziging van de Wet op het notarisambt noodzakelijk. Door de zeer constructieve medewerking van zowel het Ministerie van Veiligheid en Justitie als het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, is inmiddels een conceptwetsvoorstel, inclusief de Memorie van Toelichting voorbereid, dat na afronding van de consultatieronde en het ambtelijk proces, in de nazomer aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. De sociale partners in het notariaat hebben eind 2014 een akkoord bereikt over aanpassing van de pensioenregeling. Deze aanpassing was nodig in het kader van de fiscale wetgeving per 1 januari 2015. Zo is het opbouwpercentage verlaagd naar 1,75% van de pensioengrondslag en is het bestaande nabestaandenpensioen op risicobasis gewijzigd in een nabestaandenpensioen op opbouwbasis. Deze wijzigingen hebben echter nauwelijks invloed gehad op de hoogte van het te bereiken pensioen. Gelukkig is na vele jaren door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie weer een werkgeverscommissie (deel uitmakende van de Pensioenkamer) in het leven geroepen, die in overleg met de werknemersorganisatie (Bond van medewerkers in het Notariaat) wijzigingen en aanpassingen van de pensioenregeling kunnen voorstellen. Door aanpassing van het governance-model in het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen is het interne toezicht gewijzigd. Voorheen werd dit toezicht, eens in de drie jaren, uitgevoerd door de visitatiecommissie. Per 1 juli 2014 is door het bestuur een permanente Raad van Toezicht geïnstalleerd, die jaarlijks controle uitoefent op het functioneren van het bestuur en het bestuur gevraagd en ongevraagd met raad bijstaat. Ook het governance-model na fusie van de beide fondsen is vrijwel compleet. De beoogde bestuursleden van het fusiefonds zijn bekend, behoudens de vertegenwoordiger in het bestuur namens de pensioengerechtigden. Deze bestuurszetel zal worden ingevuld door verkiezingen in het voorjaar van 2015. Ook is de samenstelling van de nieuwe Raad van Toezicht bekend. Alle leden van de bestuursorganen worden op geschiktheid getoetst door De Nederlandsche Bank. De beoogde leden van het bestuur van het fusiefonds, tezamen vormend de stuurgroep “Stichting Pensioenfonds Notariaat i.o.”, zullen in 2015 de werkzaamheden voortzetten om te komen tot realisatie van de fusie per 1 januari 2016. Zo wordt onder meer gesproken over de inrichting van het vermogensbeheer, de invulling van de diverse fondsdocumenten, de samenvoeging van de beide administraties en met de Bond van medewerkers in het Notariaat en met de Pensioenkamer over de inhoud van de pensioenregelingen. Uiteraard worden de huidige besturen van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat en de Stichting Notarieel Pensioenfonds nauw betrokken bij de besluitvorming. Tot het moment van samengaan zijn beide pensioenfondsen verantwoordelijk. 6
Jaarverslag 2014 Ook u als (gewezen) deelnemer wordt – via de website van ons fonds, de digitale nieuwsbrief en de pensioenkrant - gedurende het kalenderjaar voortdurend op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in het fonds. Groningen, 9 juni 2015 A.B.M. Baakman Werknemersvoorzitter
7
Jaarverslag 2014
Personalia Benoemd namens de werkgevers Mr. M.A. van Gaalen (1972), bestuurslid
01-09-2010 tot 01-09-2016
Notaris te Aalsmeer
Mw. mr. K.A.J. van Geest (1954), bestuurslid Mr. J.P. Loof (1951), secretaris
01-01-1989 tot 01-01-2020 01-01-1994 tot 01-01-2018
Adviseur praktijkzaken KNB Notaris te Terneuzen
Mr. A.J.A. Marks (1962), voorzitter*
01-01-2000 tot 01-01-2017
Notaris te Oirschot
De heer Botman (1960), notarisklerk te Grootebroek, woont in het kader van zijn opleidingstraject tot beoogd bestuurslid sinds 1 januari 2015 de bestuursvergaderingen bij als toehoorder. Voorheen had hij zitting in het verantwoordingsorgaan als werknemersvertegenwoordiger. Benoemd namens de deelnemers en pensioengerechtigden A.B.M. Baakman (1947), voorzitter*
01-01-1996 tot 01-01-2020
Gepensioneerd
L. Bosselaar (1951), bestuurslid
01-11-2011 tot 01-11-2017
A. Hoekstra (1944), secretaris
01-01-1986 tot 01-01-2015
M.J. van der Werf (1948), bestuurslid
01-01-1993 tot 01-07-2016
Secretaris BMN / Notarisklerk te Kampen Bestuurslid BMN / Gepensioneerd Voorzitter BMN / Gepensioneerd
* In de even jaren is een werkgeversbestuurslid voorzitter en een werknemersbestuurslid secretaris. In de oneven jaren is een werknemersbestuurslid voorzitter en een werkgeversbestuurslid secretaris. Administratiecommissie A.B.M. Baakman L. Bosselaar Mw. mr. K.A.J. van Geest A. Hoekstra (voorzitter) Beleggingscommissie Mr. M.A. van Gaalen Mr. J.P. Loof (voorzitter) Mr. A.J.A. Marks M.J. van der Werf
Commissie integraal risicomanagement L. Bosselaar Mr. M.A. van Gaalen (voorzitter) A. Hoekstra (vanaf 1 januari 2015) Jaarwerkcommissie A.B.M. Baakman (voorzitter) A. Hoekstra Mr. M.A. van Gaalen
Deelnemersraad4 M.S.P. Botman, namens de werknemers Mw. H.M.E. van der Weele, namens de werknemers J. Kaptein, namens de pensioengerechtigden
Raad van Toezicht Drs. X.J. den Uyl (voorzitter) Drs. W.S. Zeverijn MBA Drs. C.A. Tromp Compliance Officer Mr. J.P. van der Stap
Verantwoordingsorgaan Mr. P.I.J.M. de Lepper (voorzitter), namens de werkgevers H. Sieders5 en mw. H.M.E. van der Weele, namens de werknemers J. Kaptein, namens de pensioengerechtigden
Certificeerders PricewaterhouseCoopers accountants, externe accountant Towers Watson Netherlands B.V., externe actuaris
Pensioenadministratie TKP Pensioen BV, Groningen
Vermogensbeheer Aegon Asset Management N.V.
Adviserend actuaris Towers Watson Netherlands B.V.
Herverzekering (tot 1 januari 2015) Aegon N.V.
4
Met de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen per 1 juli 2014 is de deelnemersraad van rechtswege komen te vervallen. 5 Per 1 januari 2015 is de heer H. Sieders benoemd als opvolger van de heer M.S.P. Botman in het verantwoordingsorgaan. 8
Jaarverslag 2014
Organigram per 1 januari 2015
9
Jaarverslag 2014
1. 1.1
Financiële positie en beleid in 2014 Inleiding
Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van de marktrente, de ontwikkeling van het beleggingsresultaat of demografische ontwikkelingen. In paragraaf 1.2 wordt het verloop van de dekkingsgraad over 2014 nader toegelicht. De ontwikkeling van het beleggingsresultaat wordt in hoofdstuk 2 toegelicht. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds nog diverse andere risico's, die in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld. De hoofddoelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, evenals het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het zo veel mogelijk waardevast houden van ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken. Het beleggingsbeleid (inclusief het toeslagenbeleid) is er op gericht om deze doelstelling te realiseren. Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico's en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. In paragraaf 1.3 wordt hier uitgebreid op ingegaan.
1.2
Financiële opzet en positie
De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding aangeeft tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen, te weten de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) en overige technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds. De dekkingsgraad bedraagt ultimo 2014 111,9%. Ontwikkeling dekkingsgraad Onderstaande tabel geeft aan hoe de dekkingsgraad zich in het afgelopen jaar heeft ontwikkeld.
Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect uitkeringen Effect overrendement Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Conversie aanspraken (65 naar 67) Overige effecten Dekkingsgraad 31 december
2014 107,1% -0,3% 0,3% 22,3% -18,2%
2013 100,2% -0,1% 0,0% 2,8% 3,4%
0,4% 0,3% 111,9%
0,0% 0,8% 107,1%
In 2014 zijn de pensioenverplichtingen opgerent met de 1-jaarsrente van de RTS-curve zijnde 0,379%, wat overeenkomt met een bedrag van € 2.954 duizend. Daarnaast is vanwege de daling van de rente ten opzichte van ultimo 2013 een bedrag van € 160.551 duizend aan de verplichtingen toegevoegd. Het negatieve effect van de RTS op de dekkingsgraad in 2014 is in totaal 18,2%-punt. Het pensioenfonds hanteerde in 2013 nog de Prognosetafel 2012-2062 van het AG. Bij het vaststellen van de technische voorzieningen in 2014 is gebruik gemaakt van de Prognosetafel AG 2014. Deze prognosetafel 10
Jaarverslag 2014 is toegepast in combinatie met de Towers Watson-ervaringssterfte 2014 en heeft een stijgend effect van 0,7%-punt op de dekkingsgraad gehad, welke is opgenomen onder de ‘Overige effecten’. Het beleggingsrendement heeft in 2014 zeer positief bijgedragen aan de ontwikkeling van de dekkingsgraad met 22,4%-punt. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de ontwikkelingen van de beleggingsportefeuille in 2014. In totaal zijn de technische voorzieningen gestegen met € 143.148 duizend. Daarnaast is het belegd vermogen in het verslagjaar met € 184.926 duizend gestegen. Het pensioenfonds heeft een positief resultaat behaald van € 52.229 duizend. Hierdoor is het eigen vermogen gestegen tot € 108.728 duizend. Per 1 januari 2015 worden de pensioenaanspraken van de actieve en de gewezen deelnemers van pensioenleeftijd 65 naar 67 geconverteerd. Daarnaast wordt de toekomstige pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers gebaseerd op het pensioenreglement per 1 januari 2015. Beide wijzigingen zijn verwerkt in de technische voorziening per 31 december 2014 en hierdoor is deze gedaald met € 2.600 duizend oftewel 0,4%-punt. De dekkingsgraad per 31 december 2014 komt door deze oorzaken per saldo 4,8%-punt hoger uit. Ultimo 2014 bedraagt de RTS circa 1,95% (2013: 2,79%) bij een duration van bijna 20. De dekkingsgraad ultimo jaar heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld: 2014 Dekkingsgraad ultimo
111,9%
2013 107,1%
2012 100,2%
2011
2010
2009
89,4%
96,9%
93,0%
De minimaal vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet (PW) bedraagt 104,5% (2013: 104,4%). De dekkingsgraad die voortvloeit uit de bepaling van het vereist eigen vermogen (VEV) bedraagt 111,4% (2013: 111,4%). Ultimo 2013 was er sprake van een reservetekort, dit in tegenstelling tot ultimo 2014.
1.2.1
Totstandkoming herstelplan
In 2009 heeft het pensioenfonds een kortetermijn herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB) omdat de dekkingsraad in 2008 was gedaald tot minder dan 105% (eind 2008 was de dekkingsgraad 88%). Op 8 februari 2011 heeft het bestuur de goedkeurende beschikking van DNB voor het herstelplan verkregen. Beschrijving van het kortetermijn herstelplan op hoofdlijnen Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn kortetermijn herstelplan ingediend bij DNB. In augustus 2009 heeft het pensioenfonds een aangescherpte versie ingediend. Het pensioenfonds heeft gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 105% uit te komen. Het kortetermijn herstelplan van het pensioenfonds bevat de volgende maatregelen:
Vanaf 2009 wordt gedurende de herstelperiode een extra premiebijdrage van 2 procentpunt van de pensioengrondslagsom geheven, waarmee de premie in de herstelperiode op 20% van de pensioengrondslag is gebracht. Per 1 januari 2009 is een verlaging van het belang in aandelen van 35% naar 27,5% doorgevoerd. Het toeslagbeleid is aangepast. De geformuleerde ambitie in het fondsreglement is aangepast van 100% naar 50% van de prijsindex. In de versie van augustus 2009 is hieraan een voorgenomen korting van 6,8% per 1 januari 2012 op alle pensioenaanspraken toegevoegd.
Daarnaast had het bestuur reeds besloten de duration van de bezittingen tijdelijk in overeenstemming te brengen met de duration van de verplichtingen, waarmee het renterisico volledig is afgedekt. De negatieve rentespiraal had aldus in de situatie van het pensioenfonds ook geen effect meer op de hoogte van de dekkingsgraad. Met deze maatregelen heeft het pensioenfonds – op basis van de gehanteerde aannames - voldoende herstelkracht om binnen vijftien jaar het gewenste vereiste vermogen te bereiken. 11
Jaarverslag 2014 Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merkt het bestuur op dat inherent aan de modelmatige aanpak het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het pensioenfonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. De belangrijkste uitkomsten van het herstelplan zijn cijfermatig als volgt:
Dekkingsgraad per 31 december 2008 resp. 2013 Premie De premie is kostendekkend Sturings Toeslagen Geen toeslagverlening tot 2018 middelen Beleggingen Aanpassing van de rentecurve vanaf Rentetermijnstructuur 2014 met toestemming van DNB (forward rates) Overige Dekkingsgraad per 31 december 2013 resp. 31 december 2023
Effect op dekkingsgraad Korte Lange termijn termijn 88,0% 105,0% 1,1% -8,9% 0,0% -4,5% 9,7% 13,1% 0,6%
6,3%
5,6%
4,2%
105,0%6
115,2%
In 2014 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad 1 januari Effect premies Effect uitkeringen Effect toeslagverlening Effect overrendement Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Conversie aanspraken (65 naar 67) Overige effecten Dekkingsgraad 31 december
1.2.2
Verwacht 2014 106,7% 0,0% 0,1% 0,0% 4,2%
Werkelijk 2014 107,1% -0,3% 0,3% 0,0% 22,3%
0,0%
-18,2%
0,0% 0,1% 111,1%
0,4% 0,3% 111,9 %
Ontwikkeling herstelplan en korting
Eerste korting van 2,1% per 1 januari 2011 In het herstelplan worden de maatregelen uiteengezet die het pensioenfonds neemt om uit herstel te komen. Op 23 november 2010 heeft het bestuur definitief besloten de (opgebouwde) pensioenen met 2,1% op 1 januari 2011 te verlagen. De verlaging van 2,1% is minder dan de 6,8% die in het herstelplan van 2009 staat. Wel is de verlaging een jaar eerder ingegaan. Tweede kortingsbesluit 3,2% per 1 april 2013 Jaarlijks voert het pensioenfonds een evaluatie uit van het herstelplan. Ondanks de eerdere korting bleef het pensioenfonds achterlopen op het herstelpad. Op basis van de cijfers ultimo 2012 is wederom een evaluatie uitgevoerd, die heeft geresulteerd in een korting van 3,2% per 1 april 2013. Deze korting is met ingang van 31 december 2012 reeds verwerkt in de voorziening pensioenverplichting. Einde kortetermijn herstelplan 31 december 2013 Op 31 december 2013 is de termijn van 5 jaar verstreken. Het kortetermijn herstelplan is daarmee vervallen. De dekkingsgraad was ultimo 2013 107,1%. Daarmee was er geen derde kortingsbesluit nodig om op het minimaal vereist eigenvermogen (MVEV) te geraken. Langetermijnherstelplan blijft in 2014 van kracht. Aangezien de dekkingsgraad van het pensioenfonds lager is dan het niveau van het vereist eigen vermogen
6
Het MVEVis later vastgesteld op 104,5%. 12
Jaarverslag 2014 bleef het langetermijn herstelplan van kracht. Ultimo 2014 is de dekkingsgraad 111,9% en ligt daarmee boven het VEV. Aangepast herstelplan in 2015 Vanaf 1 januari 2015 is het nieuw Financieel Toetsingskader van toepassing. Binnen dat toetsingskader zijn er nieuwe richtlijnen voor de bepaling van de voorziening voor pensioenverplichting, namelijk het vervallen van de driemaands middeling in de UFR-rente, introductie van de beleidsdekkingsgraad en de bepaling van het VEV en voor het opstellen van een herstelplan. Voor 1 juli 2015 zal het pensioenfonds een nieuw herstelplan indienen. De beleidsdekkingsgraad per 1 januari 2015 bedraagt 110,3% en het VEV 115,7%. Dit betekent dat per 1 januari 2015 sprake is van een reservetekort.
1.3
Beleid en beleidskeuzes
De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen; het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort; het maximaliseren van het beleggingsrendement om de toeslagambitie te realiseren. In de komende paragrafen wordt het in 2014 gevoerde beleid in samenhang met de pensioenregeling beschreven.
1.3.1
Toeslagbeleid
Het toeslagbeleid, dat is gerelateerd aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex, is strikt voorwaardelijk en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bedraagt sedert 1 januari 2012 maximaal 25% van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Er is geen recht op toeslagen en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre een toeslag (indexatie) zal plaatsvinden. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening houdt het pensioenfonds geen specifieke reserve aan en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Sinds 1 januari 2010 zijn gezien de financiële positie geen toeslagen verleend.
1.3.2
Financieringsbeleid
De effectiviteit van het premiebeleid is beperkt gezien de relatief beperkte omvang van de premieinkomsten. De jaarpremie in 2014 voor de pensioenregeling bedroeg 22% van de pensioengrondslag van het ouderdomspensioen. De pensioenpremie die de werkgevers en werknemers voldoen is een doorsneepremie, die op basis van wetgeving onafhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer wordt vastgesteld. De herverzekeringspremie, die het pensioenfonds aan de herverzekeraar voldoet, is op verzekeringsgrondslagen, dus wel afhankelijk van leeftijd en sekse van de deelnemer. Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan: de actuarieel benodigde premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; de solvabiliteitspremie voor het bereiken dan wel in stand houden van het VEV; de premie om de uitvoeringskosten te financieren; de toeslagpremie voor de financiering van de verwachte (voorwaardelijke) toeslagen volgens de geformuleerde ambitie, voor zover van toepassing. Het pensioenfonds hanteert een intern financieringsbeleid dat uitgaat van een gedempte premie. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie bestaat uit dezelfde componenten als de kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie voor 2014 bedraagt € 16,3 miljoen (2013: € 15,1 miljoen). De feitelijke premie voor het jaar 2014 bedraagt € 20,1 miljoen (2013: € 21,0 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Hantering gesplitste premie In 2012 is de doorsneepremie verhoogd naar 22% en is in de pensioenregeling opgenomen dat de jaarlijkse opbouw verlaagd kan worden als de premiedekkingsgraad te laag is, de zogeheten gesplitste premiesystematiek. Hiermee wordt gewaarborgd dat de premie bijdraagt aan herstel. In 2014 is het niet 13
Jaarverslag 2014 noodzakelijk gebleken om de gesplitste premie toe te passen en is het reguliere opbouwpercentage van 2% gehanteerd.
1.3.3
Herverzekeringsbeleid
Het pensioenfonds heeft het herverzekeringscontract in 2010 verlengd voor een periode van vijf jaar. Aegon beheert vanaf februari 2012 volledig het vermogen. Het pensioenfonds draagt het volledige beleggingsrisico. Het actuariële risico gedurende de contractperiode is beperkt. Het technisch resultaat wordt vastgesteld op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Het technisch resultaat wordt eveneens, mits positief, jaarlijks aan het pensioenfonds uitgekeerd. Het gedeelte van het verlies dat minder bedraagt dan 8,5% van de geboekte bruto premie, uitgezonderd bruto eenmalige koopsommen, is voor rekening van de verzekeraar. Per 1 januari 2015 is het herverzekeringscontract beëindigd. Daarnaast is voor het vermogensbeheer het kapitaalcontract met Aegon beëindigd. Het herverzekeringscontract was gekoppeld aan het bestaan van het kapitaalcontract. Het pensioenfonds heeft onderzocht of het wenselijk zou zijn om vanaf 1 januari 2015 een separaat herverzekeringscontract af te sluiten. Na analyse van de kosten en risico’s heeft het pensioenfonds besloten dat een separaat herverzekeringscontract niet wenselijk is.
1.3.4
Beleggingsbeleid
De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit de zogeheten prudent person gedachte. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de hoofddoelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van het strategische beleggingsbeleid bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.” Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een enigszins defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Het fonds hanteert een passieve beleggingsstijl. Het bestuur heeft de overtuiging dat de extra risico’s en kosten van actief beheer, niet opwegen tegen de positieve kans op extra rendementen. De strategische allocatie is de verdeling van het vermogen over beleggingscategorieën waarbij op langere termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Om deze reden vindt spreiding over meerdere beleggingscategorieën plaats en worden minimum en maximum wegingen gehanteerd voor de beleggingscategorieën. In de beleggingsportefeuille komen zowel zakelijke waarden als vastrentende waarden voor. Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van derivaten. Als hoofdregel geldt dat derivaten uitsluitend worden benut voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden. Maandelijkse monitoring en bijsturing zorgen ervoor dat deze grenzen niet overschreden worden. Het strategisch beleggingsbeleid wordt door middel van een zogeheten ALM-studie afgestemd op de verplichtingen van het pensioenfonds. Door het strategisch beleggingsbeleid periodiek te herijken aan de hand van een ALM-studie, kan worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het bestuur. In 2011 is een ALM-studie uitgevoerd waaruit is gebleken dat de door het bestuur gekozen beleggingsmix voldoet. Ook volgde uit deze studie dat de huidige mate van renteafdekking (70%) volstaat. Wel volgde uit de studie dat de feitelijke premie in veel scenario’s lager uitvalt dan de kostendekkende premie. Deze bevinding heeft bijgedragen aan de besluitvorming omtrent de nieuwe pensioenregeling en doorsneepremie vanaf 2012.
14
Jaarverslag 2014 Voor het verslagjaar heeft het bestuur de volgende strategische allocaties vastgesteld. Beleggingsmandaat Notariaat per 01-01-2014 Beleggingscategorieën Beleggingscategorieën Minimum Strategisch Maximum % % %
Vastrentende waarden Aandelen
Vastgoed
Liquide middelen
58,70 20,00
68,70 30,00
78,70 40,00
Feitelijke allocatie % per 31-122013 73,12 25,53
0,00
1,30
5,00
1,24
-5,00
0,00
5,00
0,01
Benchmark
* MSCI All country World Net Index (USD, GBP, JPY, hedged to €) cst TKP Pensioen Real Estate Top Funds 1-maands euribor
Totale portefeuille 100,00 100,00 * Deze beleggingscategorie bestaat uit meerdere onderliggende fondsen met ieder een eigen benchmark, daarom kunnen
wij voor deze categorie géén benchmark noemen. In onderstaande tabel staan de benchmarks. De genoemde strategische wegingen gelden per 1 januari 2014.
Beleggingsmandaat Vastrentende waarden Notariaat 01-01-2014 Fixed Income BeleggingsMinimum Minimum Strategisch categorieën % % % Core Eurozone (IDX) AEGON Core 35,70 41,50 Eurozone Government Bond Index Fund
Maximum % 50,00
European Credits
AEGON European Credit Fund
10,00
22,50
30,00
High Yield
AEGON Global High Yield Fund (EUR)
0,00
4,50
8,00
AEGON Long Duration Overlay AEGON Tactical Interest Rate Overlay AEGON Emerging Market Debt Fund (EUR)
2,80
7,00
14,00
0,00
2,00
4,00
0,00
4,50
8,00
Long Duration Overlay
Tactical Interest Rate Overlay
Emerging Market Debt
15
Benchmark Merrill Lynch Core Eurozone Government Bond Index (cst) Barclays Capital Euro Corp Bond Index 70%Barclays Capital USHV (EUR,cst)30%Barclays Capital HYEUR(cst)
Merril Lynch European Union Government Bond Index JP Morgan Emerging Markets Bond Index Global Diversified
Jaarverslag 2014 (hedged)
Hypotheken
AEGON Hypotheken -fonds
10,00
Totale portefeuille
1.3.5
18,00
20,00
JP Morgan Government Bond Index Traded Netherland
100,00
Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM)
Risicomanagement staat nadrukkelijk op de agenda van het pensioenfonds om een actueel en volledig beeld te kunnen verschaffen van alle relevante risico’s, zodat eventuele noodzakelijke beheersmaatregelen kunnen worden genomen. Daarbij gaat het niet alleen om financiële risico’s, maar evenzeer om nietfinanciële risico’s, zoals operationele en uitbestedingsrisico’s. Het beleid van het bestuur van het pensioenfonds is gericht op beheersing van de thans geïdentificeerde risico’s en speelt in op de complexiteit van de risico’s, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de toenemende eisen van de toezichthouders. Het bestuur heeft besloten om een IRM commissie in te stellen. De voorzitter van de IRM commissie bespreekt elk kwartaal in de bestuursvergadering de ontwikkelingen aan de hand van het risicodashboard. Op deze wijze worden gedurende het gehele jaar tijdens de bestuursvergaderingen alle facetten van het IRM doorgenomen waarna direct eventuele noodzakelijk maatregelen door het bestuur kunnen worden genomen. Het bestuur evalueert jaarlijks het IRM proces. Door deze maatregelen is sprake van een constante risicoanalyse door het bestuur.
16
Jaarverslag 2014
2.
Beleggingen
Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerders. De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategisch beleggingsbeleid richting het bestuur. Daartoe onderhoudt de commissie contacten met de externe vermogensbeheerders. Het bestuur heeft Aegon Asset Management aangesteld als externe vermogensbeheerder om binnen de gestelde doelstellingen het beleggingsbeleid uit te voeren. De vermogensbeheerder voert het beleggingsbeleid uit binnen de geformuleerde randvoorwaarden. De vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het administreren van de beleggingen en het rapporteren over de beleggingen aan bestuur en beleggingscommissie. Het kapitaalcontract van het pensioenfonds bij Aegon Levensverzekeringen N.V. liep tot en met 31 december 2014 en is op 1 januari 2015 voortgezet op basis van Vrij vermogensbeheer middels een contract met Aegon Investment Management B.V.. Hiervoor zijn de beleggingen in de fondsen voor Verzekerde relaties per 1 januari 2015 omgezet naar de fondsen voor Vrij vermogen. Het totale bedrag aan beleggingen van € 1.050.699 duizend is verkocht voor opening van de beurs op 2 januari 2015 en tegen dezelfde koers ingelegd in de fondsen voor Vrij vermogen, waardoor dit geen financiële gevolgen heeft voor het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft voor de uitgevoerde transacties geen transactiekosten betaald. In het jaarverslag van 2014 worden de beleggingen weergegeven en toegelicht op basis van de beleggingsposities in het verzekerde kapitaalcontract.
2.1
Algemeen
Het beleggingsbeleid is gebaseerd op een Asset Liability Management (ALM) studie en continuïteitsanalyses. Op basis hiervan is een beleggingsportefeuille gekozen met een naar de mening van het bestuur acceptabele combinatie van netto-premieniveau, premievolatiliteit, kansen op onderdekking en kansen op toeslagverlening. Er wordt in drie verschillende hoofdcategorieën belegd om de verhouding tussen rendement en risico te optimaliseren: - vastrentende waarden; - aandelen; - vastgoed. De performance over 2014 per beleggingscategorie in vergelijking met de benchmark wordt in onderstaande tabel weergegeven, de genoemde percentages zijn exclusief SLM Fund. 2014 Gerealiseerd %
Benchmark %
Aandelen
10,45
10,31
Vastrentende waarde
11,37
9,94
4,39
1,06
11,11
9,95
Vastgoed Totaal
2.2
Aandelen
Geheel 2014 is het aandelenbeheer uitgevoerd door Aegon. Het beleggingsbeleid van de aandelenportefeuille is passief met een brede spreiding over internationale markten. Binnen de aandelenportefeuille wordt uitsluitend belegd in het AEGON World Equity Ind Fund. 17
Jaarverslag 2014
2.3
Vastrentende waarden
Binnen de vastrentende portefeuille wordt belegd in uiteenlopende fondsen van Aegon, waaronder staatsobligaties van EU-landen, bedrijfsobligaties, bedrijfsobligaties in opkomende landen en particuliere hypotheken. Het fonds voor renteafdekking - Long Duration Overlay (LDO) is begin 2014 vervangen door het Strategic Liability Matching (SLM) Fund. Deze laatste categorie heeft als doel de rentegevoeligheid van de beleggingsportefeuille te verhogen om deze in een afgesproken verhouding te brengen met de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Afgelopen jaar gold een verhouding van 65% voor het afdekken van het renterisico.
2.4
Vastgoedbeleggingen
Voor vastgoed wordt gebruik gemaakt van het TKP Real Estate Top Funds dat belegt in aandelen van vastgoedbedrijven en wereldwijd is gespreid. Dit fonds is eind 2014 verkocht. De verkoopopbrengst wordt in januari 2015 ontvangen.
2.5
Terugblik 2014
In 2014 liep het beleid van de grote centrale banken in de wereld steeds verder uiteen. De Amerikaanse centrale bank bouwde zijn opkoopprogramma af, terwijl de Japanse centrale bank dit uitbreidde. De ECB heeft enkele opkoopprogramma’s opgestart om het fragiele herstel te ondersteunen en de deflatoire tendens tegen te gaan. De VS groeit hard door, terwijl Europa en Japan achterblijven. In de laatste helft van het jaar daalden de grondstofprijzen hard. Dit zal een positieve stimulans geven aan olie-importerende landen, zoals de VS, Europa en Japan. Ook zal het zorgen voor lagere inflatie of zelfs deflatie, maar zolang dit door energieprijzen wordt veroorzaakt is dit geen probleem. De groei in de VS was erg volatiel van kwartaal op kwartaal. Dit werd mede veroorzaakt door het slechte winterweer in het begin van het jaar. Gemiddeld genomen is de groei in de VS echter sterk. De werkloosheid daalde in een rap tempo. In Europa wordt de groei nog steeds geremd door verschillende factoren. Met name de bankensector verhoogde zijn kapitaalpositie om te voldoen aan nieuwe regelgeving. Dit had tot gevolg dat minder makkelijk werd uitgeleend aan consumenten en bedrijven. Daarnaast proberen overheden hun tekorten terug te dringen en proberen consumenten en bedrijven te besparen door de onzekere economische situatie. Het goede nieuws is dat deze factoren langzaam opgelost worden. De banken lijken bijna klaar met het verhogen van hun kapitaal en overheden hebben de grootste bezuinigingen reeds achter zich. In Japan ging men door met “Abenomics”. Een programma van economische hervormingen dat tot doel heeft de deflatie te stoppen en de economische groei te verhogen. In 2014 vergrootte de Japanse centrale bank zijn opkoopprogramma, waardoor de Yen in waarde daalde. Dit zorgde voor hogere inflatie. De vraag is of dit ook doorzet in stijgende lonen. Daarnaast verhoogde de regering het BTW tarief, om het overheidstekort terug te dringen. Het gevolg was echter een afzwakkende groei. De Chinese economie leek te vertragen in 2014. In sommige steden is er een overaanbod aan woningen waardoor de prijzen daalden. De regering probeert te voorkomen dat dit grote implicaties heeft voor de economische groei. Het is echter gezond dat de overspannen bouwsector in China wat afkoelt. We verwachten dat de groei de komende jaren zal afnemen. Dit is echter een natuurlijke overgang van een economie die steeds geavanceerder wordt. In het afgelopen jaar lag het rendement op de portefeuille, exclusief de renteafdekking op 11,11% (benchmark 9,95%). De grootste bijdrage hieraan werd geleverd door vastrentende waarden met een rendement van 11,37% (benchmark 9,94%). De aandelen rendeerden 10,45% (benchmark 10,41%). Vastgoed rendeerde 4,39% (benchmark 1,06%). De totale performance inclusief renteafdekking lag op 25,59%. De performance van verschillende onderdelen binnen de vastrentende portefeuille was zeer verschillend. Bedrijfsobligaties (Credits) behaalden een rendement van 8,97%, staatsleningen 11,29% en hypotheken
18
Jaarverslag 2014 12,78%. High Yield obligaties rendeerden 4,65%. Het rendement van obligaties in opkomende markten (Emerging Market Debt) lag op 5,47%. Ten opzichte van de benchmarks van de verschillende categorieën was de performance, met uitzondering van het rendement op EMD, van alle fondsen positief. Het Tactical Interest Rate Overlay (TIRO) boekte absoluut en relatief gezien een zeer goede performance (rendement van 61,13%; benchmark 13,41%).
2.6
Corporate Governance
Het pensioenfonds besteedt zijn beleggingen uit aan Aegon Asset Management. Deze beleggingen moeten in overeenstemming zijn met de normen en waarden die Aegon hanteert en die zijn opgenomen in de Code of Conduct van Aegon N.V. In het Beleid Verantwoord Beleggen wordt concreet uitgewerkt wat dit betekent voor de beleggingen. Aegon Asset Management houdt rekening met uitgangspunten op gebieden zoals mensenrechten, wapens, gezondheid, arbeidsrechten en milieu. Als het gaat om productie, ontwikkeling en verhandelen van controversiële wapens, zoals clustermunitie en landmijnen, dan geldt er een algeheel investeringsverbod. Met behulp van de uitgebreide analyseresultaten van een gespecialiseerd extern bureau waarover Aegon de beschikking heeft, wordt een uitsluitingslijst opgesteld van bedrijven die hierin actief zijn. In deze bedrijven mag niet worden belegd, ook niet voor zogenaamde passieve indexbeleggingen. Alle beleggingsportefeuilles worden periodiek gecontroleerd op de naleving van dit uitsluitingsbeleid. Aegon voldoet hiermee aan de Nederlandse wetgeving die verbiedt om directe steun te verlenen aan ondernemingen die clustermunitie produceren, verkopen of distribueren. Een andere categorie beleggingen waarvoor een investeringsverbod geldt zijn staatsobligaties van landen, en overige leningen van lagere overheden, die stelselmatig de mensenrechten schenden. Leidend hiervoor zijn veroordelingen van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en sancties van de Europese Unie. Een uitsluitingslijst met alle bedrijven en landen die worden uitgesloten wordt gepubliceerd op www.aegon.nl/overaegon/verantwoord-beleggen. Als het gaat om de gedragingen van ondernemingen, dan moet voldaan worden aan internationaal geaccepteerde verdragen, in het bijzonder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, Rio Declaration on Environment and Development, United Nations Convention against Corruption, UN Global Compact Principles, International Labour Organization’s Declaration of Fundamental Principles and Right at Work en OECD Guidelines for Multinational Enterprises. Of de bedrijven waarin Aegon Asset Management investeert voldoen aan deze normen monitort Aegon Asset Management periodiek. Met bedrijven die niet voldoen wil Aegon Asset Management een dialoog voeren om deze bedrijven tot ander gedrag te bewegen. Dit wordt ‘engagement’ genoemd. Als deze dialoog na veelvuldige en herhaalde pogingen niet tot voldoende resultaat leidt, gaat Aegon Asset Management alsnog over tot uitsluiting van het bedrijf. Naast uitsluiting en dialoog is een volgend belangrijk onderdeel van verantwoord beleggen de integratie van milieu-, sociale of maatschappelijke-, en bestuurlijke criteria (ESG in het engels) direct in de investeringsbeslissingen en -analyse. Welke factoren bij deze zogeheten ESG-integratie relevant zijn, verschilt per sector en type belegging. Via het gespecialiseerde externe bureau hebben alle analisten en portefeuillemanagers van Aegon Asset Management wereldwijd de beschikking over beoordelingen van vrijwel alle bedrijven en sectoren op deze ESG factoren. Deze beoordeling vormt een integraal onderdeel van het totale investeringsproces. Sinds kort stelt Aegon Asset Management ook eisen aan de ESG beoordeling van landen buiten de Europese Unie. Bovenstaande uitgangpunten voor verantwoord beleggen zijn integraal van toepassing op het beleggingsbeleid. Slecht in uitzonderlijke situaties kan het, vanwege praktische bezwaren, voorkomen dat niet alle uitsluitingen overal kunnen worden toegepast. Dit is bijvoorbeeld het geval bij financiële instrumenten op een index en bij deelname in een gemengd fonds van een externe manager. Voor externe managers geldt dat Aegon in zijn ‘due diligence’ onderzoeken aandacht besteedt aan milieu-, maatschappelijke- en bestuurlijke factoren en vraagt Aegon deze externe managers verantwoording af te leggen over hun beleggingsbeleid. Indien zij keuzes maken die niet in lijn liggen met de uitgangspunten van Aegon voor verantwoord beleggen, dan gaat Aegon met de betreffende partijen in gesprek.
19
Jaarverslag 2014
2.7 2.7.1
Vooruitblik 2015 Vooruitzichten
De verwachting is dat het huidige groeiprofiel van de wereldeconomie voorlopig aanhoudt. Dit betekent aanhoudend matige groei in zowel ontwikkelde markten als in de meeste grote ontwikkelingslanden zoals China, Brazilië, Turkije en Rusland. Positieve uitzondering hierop zijn landen met een gunstig demografisch profiel en daarmee grotere gevoeligheid voor binnenlandse vraag. Met name Zuidoost-Aziatische landen zoals Indonesië, Filipijnen, Vietnam en India voldoen aan dit profiel.
2.7.2
Aandelen
De vooruitzichten voor Europese aandelen zijn gematigd positief. De waarderingen voor Europese aandelen zijn niet laag maar weerspiegelen ook geen sterke winstgroei. De sterke Amerikaanse dollar speelt exporterende bedrijven in de kaart, terwijl de lagere prijzen voor olie en andere groeistoffen de kosten in toom en de marge op peil houden. Ook de lagere rente als gevolg van het ruime monetaire beleid van de ECB helpt bedrijven de winst te doen groeien doordat financieringskosten laag zijn. Het vooruitzicht voor Noord-Amerikaanse aandelen is onveranderd gematigd positief. Hoewel de waardering en winstmarges aan de hoge kant zijn, is er op korte termijn geen reden tot zorg. De Amerikaanse centrale bank heeft aangegeven de rente te verhogen in het midden van 2015. Dit kan het opwaarts potentieel sterk beperken, maar de sterke economie zorgt ervoor dat de bedrijven gezond blijven. De aandelenkoersen in Japan zijn met zo’n 70% gestegen in 2014. Ondanks deze forse koersstijgingen, zijn aandelenwaarderingen in Japan nog steeds aantrekkelijk te noemen. Naar verwachting zal de Japanse economie de komende jaren verder herstel laten zien. Na ruim twintig jaar economische malaise betekent dat een nieuw tijdperk van economische groei voor Japan. De vooruitzichten voor de aandelenmarkten in Latijns Amerika zijn gevarieerd. Het patroon van het afgelopen jaar dat sommige landen weten te profiteren van de aantrekkende economische groei, terwijl andere knel komen te zitten met oplopende rentelasten, zal naar verwachting in 2015 aanhouden.
2.7.3
Vastrentende waarden
Staatsobligaties De economische groei en de inflatie zullen in de eurozone voor lange tijd laag blijven. Voor de rente betekent dit dat er weinig opwaartse druk zal zijn. De groei blijft laag doordat de investeringen, overheidsuitgaven en consumptie binnen de eurozone beperkt zullen blijven. Daarnaast is de groei in de rest van de wereld, met uitzondering van de Verenigde Staten en Engeland ook zeer beperkt waardoor Europa niet mee omhoog zal worden getrokken. De grote hervormingen in de grote Europese landen Italië en Frankrijk zijn uitgebleven, waardoor de groei beperkt zal blijven. Daarnaast is de samenwerking in Europa nog zeer matig waardoor een effectief samenwerkend Europa ver weg is. Vanuit regelgeving en monetair beleid wordt ook een aanhoudende neerwaartse druk op de rente voorzien. Bedrijfsobligaties Ook de rendementen van bedrijfsobligaties zullen in 2015 lager uitvallen dan over het afgelopen jaar. Dit is met name ingegeven door de zeer lage rente omgeving waarin de markten zich begeven. Daarnaast kan de stijgende rente in de Verenigde Staten uiteindelijk opwaartse druk gaan uitoefenen op de Europese rentes. De vraag naar bedrijfsobligaties zal daarentegen onverminderd sterk zijn. Dit komt met name door de zoektocht naar rendement en de extra vraag naar bedrijfsobligaties door opkoopprogramma’s van de ECB. De Europese economieën zullen een bescheiden groei kunnen laten zien. Het herstel is en blijft fragiel met name ingegeven door de zeer lage inflatie. De bankensector zal wel last hebben van lage rentes, maar is ook goed op weg om haar kapitaal buffers te versterken. Voor bedrijfsobligaties zijn er een aantal risico’s, maar per saldo wordt een relatief sterke omgeving voor bedrijfsobligaties met bescheiden rendementen voor 2015 verwacht. High Yield bedrijfsobligaties Voor High Yield obligaties zijn de verwachtingen gematigd positief. De verbeterende Europese economie en de aantrekkende economische groei van de Verenigde Staten geven reden tot optimisme. Toch zijn er ook zorgen en deze spitsen zich toe op de olieprijs. 16% van de Amerikaanse High Yield markt is gerelateerd aan de energie sector en daardoor afhankelijk van een hoge olieprijs. Dat maakt de High Yield categorie minder aantrekkelijk, met name in de VS. Gezien het afbouwen van het opkoopprogramma van de FED, is de verwachting ook dat rentes zullen stijgen, echter veel minder snel dan in eerste instantie gedacht. Momenteel is de algemene verwachting dat dit niet in de eerste helft van 2015 zal gebeuren. De 20
Jaarverslag 2014 verwachting is dat komend jaar weer veel nieuwe bedrijven leningen in de High Yield markt zullen uitgeven. Banken blijven hun balans verkleinen, met als gevolg dat veel bedrijven alternatieve financiering zullen zoeken en in de High Yield markt terecht komen. Dit maakt de markt meer gediversificeerd en biedt voor investeerders meer mogelijkheden om te beleggen. Emerging Market Debt 2015 zal een moeilijk jaar worden voor Emerging Market Debt, ondanks dat veel opkomende landen nog acceptabele economische ontwikkelingen zullen doormaken. De prijs van ruwe olie zal erg volatiel zijn, omdat het erop lijkt dat OPEC van strategie is veranderd en uit is op marktaandeelbehoud ten koste van prijsstabilisatie. En aangezien de olieprijs veel invloed heeft op de wereldeconomie, zal er ook volatiliteit binnen opkomende landen ontstaan. Bovendien zal ook de Amerikaanse FED haar aandacht opeisen. De algemene verwachting is dat de FED de eerste renteverhoging in 2015 zal doorvoeren. Het tempo waarin de rentes verhoogd zullen worden, zal grote invloed hebben op de obligaties van opkomende economieën. Bovendien hebben veel opkomende landen al te maken gehad met dalende valutakoersen, een verslechterende economie en dalende binnenlandse vraag. Voeg daar aan toe een ongunstige betalingsbalans voor veel landen, een groot aantal verkiezingen met de nodige onzekerheid, zodat naar alle waarschijnlijkheid komend jaar geen rustig jaar zal worden.
2.8
Z-score
Bedrijfstakpensioenfondsen met een door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgegeven verplichtstelling, zijn wettelijk verplicht de beleggingsperformance van het pensioenfonds vast te stellen. De werkelijk gerealiseerde performance wordt afgezet tegen het (fictieve) rendement van de tevoren gekozen normportefeuille voor dat jaar (de benchmark). Het verschil tussen deze twee rendementen wordt jaarlijks volgens wettelijke regels vastgesteld (de Z-score). De gemiddelde Z-score over een periode van 5 jaar bepaalt de score voor de zogenoemde “performancetoets”. In 2007 is het Vrijstellingsbesluit aangepast. Een van de aanpassingen is dat voortaan bij de performancetoets 1,28 moet worden opgeteld, zodat een pensioenfonds geen onvoldoende meer haalt bij de score van –1,28. Als de performancetoets lager is dan 0, kan een bij het pensioenfonds aangesloten werkgever vrijstelling van de verplichting tot deelneming aan het pensioenfonds krijgen, onder de voorwaarde dat hij een pensioenregeling treft die ten minste gelijkwaardig is aan die van het pensioenfonds. De Z-score en performancetoets van het pensioenfonds over de afgelopen vijf jaar is als volgt (ook de cijfers over de jaren vóór 2007 zijn opgesteld op basis van de nieuwe methodiek):
Z-score (1-jaars) Performance toets (5-jaars)
2014 0,36 5,23
2013 0,59 5,62
2012 0,82 7,27
2011* 2,14 6,38
2010 4,94 5,74
* De vergelijkende cijfers met betrekking tot de Z-score en performancetoets over 2011 zijn aangepast ten opzichte van het jaarverslag van 2011, omdat na vaststelling van het jaarverslag deze cijfers zijn gecorrigeerd en opnieuw zijn ingediend bij DNB.
De performancetoets over de laatste vijfjaarsperiode is vastgesteld op 5,23, met inachtneming van het aangepaste Vrijstellingsbesluit. De wettelijke minimumscore die behaald moet worden bedraagt 0, zodat geconcludeerd kan worden dat het pensioenfonds voor deze toets ruimschoots boven de kritieke grens zit. Voor de bepaling van de Z-score is zoveel mogelijk aangesloten bij de werking van het totale beleggingsmandaat, dus inclusief het gevoerde renteafdekkingsbeleid.
21
Jaarverslag 2014
3. 3.1
Pensioenen Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2014 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
3.2
Pensioenadministratie
Portaal Voor de werkgevers en gemachtigde administratiekantoren is een werkgeversportaal aanwezig. Op het werkgeversportaal kunnen salarisgegevens worden aangeleverd, in-en uitdienstmeldingen worden doorgeven, aangeleverde gegevens geraadpleegd, contactgegevens worden onderhouden en notaspecificaties worden ingezien. Het portaal is 24 uur per dag, 7 dagen per week opengesteld. Gegevensaanlevering Elke wijziging in de gegevens van werknemers, kunnen via het portaal worden doorgegeven. In 2014 zijn er geen problemen geweest met de gegevensaanlevering. Aangeleverde gegevens zijn door pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Nota’s Elke maand worden de premienota’s opgesteld en gecontroleerd conform de gemaakte afspraken. Deze nota’s worden maandelijks achteraf verstuurd. De specificatie van de nota’s is door de werkgevers te raadplegen via het werkgeversportaal. Alle nota’s zijn door pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verstuurd naar de werkgevers. Assurance rapport Ieder jaar worden de Assurance rapporten opgevraagd bij alle aangesloten werkgevers. Het doel van het Assurance rapport is te controleren of de gegevens bij pensioenuitvoerder TKP overeenkomen met de gegevens van de werkgever. Het Assurance rapport wordt opgesteld door een accountant. Rapporten kunnen met of zonder bevindingen worden teruggestuurd. De rapporten moeten uiterlijk vóór 1 mei binnen zijn, anders wordt een boete opgelegd. Begin 2015 is het proces gestart over 2014. 812 werkgevers is gevraagd een Assurance rapport op te sturen. Hiervan is 98,77% voor 1 mei 2015 aangeleverd; 10 werkgevers komen in aanmerking voor de boete, maar dit moet nog worden besproken met de administratiecommissie. Bij 132 Assurance rapporten heeft de controlerende accountant van de werkgever een afwijking geconstateerd ten opzichte van de administratie, dit proces is echter nog niet geheel afgerond. Afkoop ‘klein’ pensioen In 2014 is een afkoopactie met betrekking tot klein pensioen uitgevoerd. De grens voor het afkoopbedrag lag op € 458. Het aantal verzonden brieven voor afkoop is bijna 7.900. Uiteindelijk zijn ruim 4.500 verzoeken tot afkoop retour ontvangen. Dit heeft geresulteerd in een stijging van de totale afkoop ten opzichte van voorgaande jaren.
3.3
Pensioencommunicatie
Naast de reguliere fondsuitingen heeft de communicatie in 2014 vooral in het teken gestaan van de voorgenomen fusie van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat met de Stichting Notarieel Pensioenfonds (SNPF). Zo is eind april 2014 een brief verstuurd naar alle actieve deelnemers, gepensioneerden en slapers over het voornemen tot samengaan tussen beide pensioenfondsen in het notariaat. Het doel van de brief was de deelnemers te informeren over de fase waarin de gesprekken plaatsvonden. Daarnaast worden de deelnemers via nieuwsbrieven op de website geïnformeerd over de actuele ontwikkeling.
22
Jaarverslag 2014 Uniform Pensioenoverzicht Medio april 2014 hebben alle actieve deelnemers het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) 2014 ontvangen. De verzending van het UPO heeft geleid tot een toename in het aantal bezoeken op de website. Het pensioenoverzicht vermeldt onder andere de opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 1 januari 2014 en de A-factor. Het UPO is voor deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. Toelichting uitkeringsspecificatie De bijlage bij de uitkeringsspecificatie van januari 2014 is in december 2013 voorbereid en is in de week van 20 januari 2014 naar de gepensioneerden gestuurd. Overzicht partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2014 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen. Mailingen Naast de mailing over het voornemen tot samengaan met SNPF zijn de deelnemers medio december 2014 geïnformeerd over wijzigingen van de pensioenregeling per 1 januari 2015. Deze betreffen hier de verlaging van het opbouwpercentage, de aanpassing van de pensioenleeftijd voor de aanspraken die tot 31 december 2012 zijn opgebouwd, de uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in partnerpensioen en de invoer van partnerpensioen op opbouwbasis. Actieve deelnemers hebben zes weken (tot 1 februari 2015) de tijd gekregen om bezwaar aan te tekenen tegen de voorgenomen uitruil. Hiertegen hebben 25 deelnemers bezwaar aangetekend. Deze bezwaarschriften zijn in het 2e kwartaal van 2015 in behandeling genomen. Website Begin 2014 is de website geactualiseerd. In de loop van het verslagjaar zijn diverse (nieuws)berichten op de website geplaatst, onder meer - op maandbasis - over de ontwikkeling van de dekkingsgraad van het fonds. Pensioenkrant ‘Mijn pensioen’ In 2014 zijn twee pensioenkranten verstuurd (in juni en in november), naar alle actieve deelnemers, gepensioneerden en slapers. De november-uitgave van Mijn Pensioen is gecombineerd met het verkort jaarverslag over 2013.
Digitale nieuwsbrief voor werkgevers Ook de digitale nieuwsbrief voor werkgevers is twee keer verschenen, namelijk in maart en in november.
3.4
Uitvoeringskosten
Pensioenbeheer In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november 2011 de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan is door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nog een nadere uitwerking gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’). In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De Pensioenfederatie maakt onderscheid tussen een aantal kostensoorten:
23
Jaarverslag 2014 Algemene kosten De algemene kosten betreffen kosten die niet direct toegerekend kunnen worden aan de pensioenuitvoering of vermogensbeheer. Deze kosten betreffen kosten voor bestuur en commissies, externe adviseurs en toezichthouders. De algemene kosten kunnen via een verdeelsleutel worden verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. De verhouding van deze verdeling is het percentage van pensioenuitvoeringskosten ten opzichte van de vermogensbeheerkosten. Voor het fonds geldt dat de algemene kosten niet verdeeld zijn. De reden hiervoor ligt in het feit dat de vermogensbeheerkosten binnen de verzekerde beleggingsportefeuille niet geheel inzichtelijk zijn. De totale kosten zijn om deze reden volledig toegerekend aan de pensioenuitvoeringskosten. Kosten vermogensbeheer Het bedrag van € 2.345 duizend dat in de staat van baten en lasten is opgenomen, betreft de kosten voor het beheer van de beleggingsportefeuille, de transactiekosten. Deze kosten worden niet rechtstreeks betaald door het pensioenfonds, maar worden verrekend met het directe beleggingsrendement. Daarnaast ontvangt het pensioenfonds vanuit de vermogensbeheerder nog een omvangskorting, deze is tevens in het totale kostenbedrag en de staat van baten en lasten opgenomen. Directe vermogensbeheerkosten De directe vermogensbeheerkosten bestaan uit de volgende posten: • Dienstverlening integraal balansbeheerder: beheervergoeding: Dit is een vaste beheervergoeding voor het operationeel vermogensbeheer per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie; indien van toepassing: performancefee: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark; vergoeding advies, administratie en rapportage: Dit is de vergoeding voor de integrale dienstverlening conform de uitbestedingsovereenkomst. • Overige directe kosten: Dit betreft onder andere de kosten van dienstverlening voor beleggingen in derivaten en de kosten van het maatschappelijk verantwoord beleggen beleid. • Algemene kosten van het pensioenfondsbestuur, waaronder kosten van toezicht. Indirecte vermogensbeheerkosten De indirecte vermogensbeheerkosten bestaan uit kosten die worden gemaakt binnen de onderliggende beleggingsfondsen. Deze bestaan uit de volgende posten: • Beheervergoeding externe managers: Dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. • Performance fee externe managers: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark door een manager. • Overige kosten: Dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten. Transactiekosten Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de transactiekosten binnen de fondsen en de derivatentransacties. Deze kosten zijn in het gerapporteerde rendement verwerkt. Transactiekosten in beleggingsfondsen zijn wel onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. Deze specificatie is met de huidige gegevens niet nader te bepalen. 2014
2013
282
265
144
103
Vermogensbeheer in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
0,21%
0,23%
Transactiekosten in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
0,04%
0,05%
Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (actief en gepensioneerd) Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer (actief, slapend en gepensioneerd)
24
Jaarverslag 2014 Door de afkoopactie met betrekking tot ‘klein pensioen’ is het aantal deelnemers ten opzichte van afgelopen jaar flink gedaald. Het gevolg hiervan is dat de kosten per deelnemer zijn gestegen. De vermogensbeheerkosten daarentegen zijn procentueel gedaald ten opzichte van afgelopen jaar. Dit wordt veroorzaakt door de flinke stijging van de marktwaarde van de beleggingen.
3.5 3.5.1
Pensioenregeling Pensioenregeling 2012
De pensioenregeling is – vanaf 2012 - samengesteld uit de volgende onderdelen: Ouderdomspensioen De aanspraak op ouderdomspensioen wordt op basis van het systeem van een middelloonregeling vastgesteld. De opbouw bedraagt 2,00% per deelnemersjaar. Het maximum salaris waarover pensioen kan worden opgebouwd bedroeg in 2014 € 90.069. De pensioenleeftijd is voor nieuwe opbouw vanaf 1 januari 2012 67 jaar. In het middelloonsysteem worden de salarisverhogingen alleen pensioengevend gemaakt voor de toekomstige deelnemersjaren. Wel wordt er naar gestreefd de pensioenrechten die over de verstreken deelnemersjaren zijn opgebouwd waardevast te houden, door deze jaarlijks te verhogen met een toeslag (indexatie). De toeslag zal echter uitsluitend worden verleend als de middelen van het pensioenfonds dat toelaten, waarmee de toeslag nadrukkelijk een voorwaardelijk karakter heeft (zie onderstaand bij “Toeslagenregeling”). Levenslang partnerpensioen De rechten van het levenslange partnerpensioen bedragen 70% van het ouderdomspensioen. Gedurende de actieve diensttijd wordt het partnerpensioen verzekerd op risicobasis. Hierdoor is er op de pensioendatum of bij eerdere beeïndiging van het deelnemerschap geen voorziening voor het partnerpensioen aanwezig. Om na de beëindiging van het deelnemerschap toch voor het partnerpensioen verzekerd te zijn, kan de deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen uitruilen voor een partnerpensioen. Dit partnerpensioen zal dan ook 70% van het gekorte ouderdomspensioen bedragen. Tijdelijk partnerpensioen Dit pensioen, uit te keren tot de 65-jarige leeftijd van de partner, bedraagt 15% van het pensioengevend salaris. Ook het tijdelijk partnerpensioen is op risicobasis verzekerd. Wezenpensioen De aanspraak op wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. Het wezenpensioen wordt evenals het partnerpensioen op risicobasis verzekerd. Premievrijstelling Bij volledige arbeidsongeschiktheid (>65%) van een deelnemer wordt vrijstelling van premiebetaling verleend, terwijl de pensioenopbouw wordt voortgezet. Bij een arbeidsongeschiktheidsgraad van 45% tot 65% respectievelijk 35% tot 45% wordt 50% respectievelijk 25% van de premie van betaling vrijgesteld. Toeslagregeling Het bestuur heeft voor toeslagen een (strikt voorwaardelijk) beleid geformuleerd dat is afgeleid van de zogeheten “toeslagenmatrix”, die is opgenomen in de wijziging van de “Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling” zoals deze op 17 juli 2008 is gepubliceerd in de Staatscourant. Het doel van deze matrix is consistentie tussen toezegging, financiering en communicatie. Dit beleid van het bestuur komt er op neer dat toeslagen worden verleend afhankelijk van de dekkingsgraad van het pensioenfonds, waarbij de toeslagen worden gerelateerd aan het consumentenprijsindexcijfer. Het streefniveau is om 25% van de ontwikkeling van het prijsindexcijfer met toeslagen te kunnen compenseren. Omschrijving
Pensioenregeling vanaf 1 januari 2012
Pensioenleeftijd
67
Ouderdomspensioen
2,00% per dienstjaar
Franchise ouderdomspensioen
€ 15.123 (niveau 2014)
Levenslang nabestaandenpensioen
Risicobasis; 70% van het behaalbaar ouderdomspensioen 25
Jaarverslag 2014 Franchise levenslang nabestaandenpensioen
Gelijk aan OP.
Tijdelijk nabestaandenpensioen
Risicobasis; 15% van het pensioengevend salaris
Reguliere premie
20% van de pensioengrondslagsom
Herstelpremie
2% van de pensioengrondslagsom
Toeslagambitie
25%
Mogelijkheid korting op pensioenopbouw actieve deelnemers
Ja
Prepensioen
Nee
3.5.2
Pensioenregeling 2015
In het najaar van 2014 hebben de sociale partners afspraken gemaakt over een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2015. Het opbouwpercentage is verlaagd van 2% naar 1,75%. Het partnerpensioen zal vanaf 1 januari 2015 op opbouwbasis gefinancierd worden. Vanwege de invoering van partnerpensioen op opbouwbasis heeft het pensioenfonds besloten om ook voor het opgebouwde pensioen de deelnemer de mogelijkheid te bieden een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor een opgebouwd partnerpensioen. Aanvullend heeft het pensioenfonds besloten om ook de opgebouwde aanspraken tot 1 januari 2012 met een pensioenleeftijd van 65 om te zetten naar aanspraken met een pensioenleeftijd van 67 jaar. De omzetting vindt plaats per 1 januari 2015.
3.6
Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen
De pensioensector heeft te maken met een groot aantal wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving. In de volgende alinea’s is een korte toelichting op een aantal belangrijke wijzigingen opgenomen. Inperking fiscaal kader Door de overheid is een aantal maatregelen getroffen waardoor deelnemers beperkt worden in de nieuwe opbouw van pensioenrechten. Per 1 januari 2015 geldt voor middelloonregelingen een maximaal opbouwpercentage van 1,875% per jaar met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. Opbouwpercentages en maximale premies zijn ook aangepast voor eindloonregelingen en premieregelingen. Daarnaast zijn de grenzen van het nabestaandenpensioen verlaagd. Alleen de grenzen voor het arbeidsongeschiktheidspensioen blijven onveranderd, maar mogen niet uitgaan boven ‘hetgeen naar maatschappelijke opvattingen redelijk is’. Verder kan binnen het fiscaal kader alleen pensioen opgebouwd worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Het is wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen via een vrijstelling in box III van de inkomstenbelasting (nettolijfrente). Een dergelijke vrijwillige netto-regeling kan ook door pensioenfondsen wordt uitgevoerd (in dat geval nettopensioen genoemd). In het verlengde van het nieuwe fiscale kader zijn zogenoemde premiewaarborgen ingevoerd. Zo moeten pensioenfondsen in hun jaarrekening aangeven hoe de hoogte van de premie tot stand is gekomen en heeft het verantwoordingsorgaan een adviesrecht ten aanzien van de hoogte en samenstelling van de premie. DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te gaan of de belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte van de premie. De fiscale beperkingen kunnen ook gevolgen hebben voor individueel pensioensparen, omdat de fiscale ruimte om fiscaal vriendelijk ‘bij te sparen’ door de maatregelen is beperkt. Het wetsvoorstel (de verlaging van de maximale percentages) is op 1 januari 2015 in werking getreden. Een aantal samenhangende onderwerpen – onder meer het nettopensioen en de premiewaarborgen – is in separate wetgeving vastgelegd.
26
Jaarverslag 2014 Herziening financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is de wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van hoofdstuk 6 van de PW. Het nieuwe kader bevat in de eerste plaats hogere buffereisen. Het VEV wordt als gevolg van een gewijzigde methode van berekening hoger. In het toetsingskader dat gold tot 1 januari 2015 was de actuele dekkingsgraad leidend. Om de invloed van dagkoersen te beperken, moeten pensioenfondsen hun beleidsmaatregelen nu baseren op de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraad over 12 maanden. Er is dan sprake van een tekort als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het VEV komt. Bij een tekort dienen pensioenfondsen een herstelplan op te stellen. Ook hiervoor geldt dat de eisen die hieraan gesteld worden, gewijzigd zijn. Het onderscheid tussen een korte- en langetermijn herstelplan is komen te vervallen. In de situatie dat als gevolg van financiële schokken of een stijging van de levensverwachting de beleidsdekkingsgraad onder het niveau behorend bij het VEV terechtkomt, moeten direct maatregelen genomen worden. Er wordt niet langer gewacht met korten tot na een herstelperiode in de situatie dat er onvoldoende herstelkracht is en andere maatregelen niet afdoende effectief zijn. Wel mogen maatregelen worden gespreid over 10 jaar. Herstelplannen die in het verleden zijn opgesteld, zijn per 1 januari 2015 komen te vervallen. Daarnaast zijn regels geïntroduceerd voor de toeslagverlening. Zo kan alleen toeslag worden verleend vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%. De toeslag die verleend mag worden, is afhankelijk van hoever de dekkingsgraad boven 110% ligt. Zo mag er circa. 0,5% toeslag verleend worden bij een dekkingsgraad van 115%, circa 1,0% toeslag bij een dekkingsgraad van 120%, etc. De toeslag wordt zodanig vastgesteld dat deze naar verwachting blijvend op hetzelfde niveau kan worden gegeven. Voor inhaalindexatie geldt dat dat iets sneller mag plaatsvinden. De premie mag ten slotte worden gedempt op basis van 10-jaarsrentemiddeling of – onder voorwaarden op basis van verwacht rendement. De wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ is op 1 januari 2015 in werking getreden. Pensioenfondsen hoeven echter niet eerder dan op 1 juli 2015 te voldoen aan de nieuwe eisen ten aanzien van de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), het herstelplan, het beleggingsbeleid en het indexatiebeleid. Wetsvoorstel pensioencommunicatie Het wetsvoorstel leidt tot aanpassing van informatievoorschriften in de PW. Doel is de huidige bezwaren (onvoldoende begrijpelijk, sluit niet aan bij perspectief deelnemer) te ondervangen door in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. De verwachte datum van inwerkingtreding is 1 juli 2015. Algemeen pensioenfonds (APF) Met name kleine pensioenfondsen beraden zich over hun toekomst, mede in het licht van de eisen ten aanzien van governance, risicomanagement en uitvoeringskosten. Sociale partners hebben daardoor in veel gevallen een reden de pensioenvoorziening bij een andere pensioenuitvoerder neer te leggen. Anderzijds is er veelal ook de behoefte de verbondenheid met het eigen pensioen en de solidariteit in eigen kring te behouden. Een algemeen pensioenfonds (APF) zou kunnen voorzien in deze behoefte. Een liquiderend pensioenfonds brengt dan de pensioenregeling onder bij een APF, waarbij de betrokkenheid van de belanghebbenden verloopt via het belanghebbendenorgaan. De vermogens die horen bij de afzonderlijke pensioenregelingen worden gescheiden geadministreerd (ringfencing). Er is een vergunning nodig om een APF op te richten. De dienstverlening van een APF staat (vooralsnog) niet open voor regelingen die nu zijn ondergebracht bij verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. Voor derde partijen als uitvoeringsorganisaties en verzekeraars zal de mogelijkheid worden geboden een APF op te richten dat bij aanvang nog ‘leeg’ is. Pensioenfondsen die wensen te liquideren, kunnen zich vervolgens bij een dergelijk APF aansluiten. Het wetsvoorstel is op 19 december 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is waarschijnlijk 1 januari 2016. Nationale Pensioendialoog Mede door demografische, economische, arbeidsmarkt-gerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen leven er fundamentele vragen over de inrichting van het pensioenstelsel en zijn maatschappelijke houdbaarheid op langere termijn. Het is volgens het kabinet van belang dat het gesprek hierover breed 27
Jaarverslag 2014 wordt gevoerd. Eventuele fundamentele wijzigingen van het pensioenstelsel treffen iedereen. Parallel aan de regelgeving voor de korte en middellange termijn is het kabinet daarom gestart met een brede dialoog over de fundamenten van het pensioenstelsel: de Nationale Pensioendialoog. Wat in die dialoog wordt opgehaald, kan als basis dienen voor politieke besluitvorming. De eerste twee fases van de Nationale Pensioendialoog, de oriëntatie en de dialoog, zijn inmiddels afgerond. In de oriëntatiefase heeft het kabinet knelpunten geïnventariseerd en een aantal onderzoeken en interviews georganiseerd. Op 19 januari 2015 heeft staatssecretaris Klijnsma ter afronding van de dialoogfase een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer aangeboden. Uit de Nationale Pensioendialoog heeft het kabinet vijf ‘rode draden’ gedestilleerd: (1) Pensioenen moeten transparanter en minder complex worden gemaakt. (2) De veranderende arbeidsmarkt is een belangrijke reden om het aanvullend pensioenstelsel te veranderen. (3) Er is een roep om meer aansluiting bij individuele behoeftes. (4) Solidariteit wordt als positief ervaren, maar er is verschil van mening hoe deze moet worden vormgegeven. (5) Er is verschil van mening wie voor welk pensioenthema verantwoordelijk is: het individu, sociale partners of de overheid. De Sociaal Economische Raad (SER) zal in het kader van de Nationale Pensioendialoog op korte termijn advies uitbrengen. Vervolgens zal het kabinet in een hoofdlijnennotitie een aantal mogelijke beleidsvarianten schetsen om het aanvullende pensioenstelsel aan te passen. De hoofdlijnennotitie wordt naar verwachting in mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.
28
Jaarverslag 2014
4.
Actuariële paragraaf
Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000
Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat
wijziging rentetermijnstructuur beleggingsopbrengsten premie waardeoverdrachten kosten
Resultaat uitkeringen Resultaat kanssystemen Resultaat op actuariële grondslagen Resultaat a.g.v. korting aanspraken Resultaat andere oorzaken Totaal resultaat
2014
2013
-163.505 213.903 -1.190 12 0 47 3.503
26.872 23.435 -788 376 -790 177 4.250
-422 0 2.823
0 -145 1.389
55.171
54.776
Het resultaat in 2014 wordt voornamelijk beïnvloed door de volgende oorzaken: -
-
-
Resultaat op beleggingen en marktrente. In het verslagjaar is de nominale marktrente afgenomen. Dit heeft een toename van de technische voorziening (TV) van € 163.505 duizend tot gevolg en heeft derhalve een negatieve invloed op het resultaat. Gedurende het jaar is € 2.954 duizend aan de voorziening toegevoegd uit hoofde van interest, dit is in de totale toename inbegrepen. Daarnaast hebben de financiële markten in het verslagjaar een positief resultaat laten zien. Dit heeft een positief resultaat tot gevolg van € 213.903 duizend. Het resultaat op waardeoverdrachten wordt veroorzaakt doordat de grondslagen waarmee waardeoverdrachten financieel worden bepaald minder prudent zijn dan de reservering in de TV. In het verslagjaar is door uitgaande waardeoverdrachten € 1.911 duizend uit de TV vrijgevallen. Uit het vermogen is € 1.897 duizend onttrokken zodat er een positief resultaat van € 14 duizend ontstaat op uitgaande waardeoverdrachten. Op inkomende waardeoverdrachten geldt het tegenovergestelde; daar is een verlies behaald van € 2 duizend. Per saldo ontstaat er een winst van € 12 duizend. De in de premie opgenomen kostencomponent, samen met de vrijgevallen excassokostenopslag uit de uitkeringen, is in boekjaar 2014 voldoende geweest om de werkelijke uitvoeringskosten te dekken. De overgang naar de nieuwe grondslagen (Prognosetafel AG 2014 en Towers Watson ervaringssterfte 2014, excasso-opslag, gehuwdheid en opslag voor wezenpensioen) heeft geleid tot een negatief resultaat van € 422 duizend. Actuariële grondslagen Sterftetafel van AG 2012-2062 naar AG 2014 Ervaringssterfte van TW 2012 naar TW 2014 Gehuwdheidsfrequentie naar CBS 2013 Excasso-opslag van 1,75% naar 2,6% Wezenpensioenopslag van 5% naar 1% van latent partnerpensioen Resultaat op actuariële grondslagen
-
-1.839 7.654 635 -7.801 929 -422
Het resultaat op kanssystemen is in 2014 € 3.503 duizend. Zowel het resultaat op overlevingskansen, arbeidsongeschiktheid als op mutaties is in 2014 positief uitgevallen. Onder de overige oorzaken is opgenomen de conversie van de aanspraken van pensioenleeftijd 65 naar 67. Dit heeft een positief resultaat van € 2.600 duizend.
Kostendekkende premie De zuiver kostendekkende premie wordt berekend op basis van de RTS waarop ook de TV voor risico pensioenfonds wordt berekend, echter per 1 januari van het boekjaar. De gedempte kostendekkende premie wordt berekend op basis van de gedempte marktrente over een periode van 120 maanden per 31 december 2014 plus een verwacht rendement van 0,8%. De gemiddelde rente waarmee de gedempte kostendekkende premie berekend wordt bedraagt 4,6%. 29
Jaarverslag 2014
(bedragen x € 1.000) Kostendekkende premie Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen. Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten Actuarieel benodigde premie met betrekking tot de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
RTS 17.235
Gedempt 11.783
1.965
1.965
2.549
2.549
0 21.749
0 16.297
20.103
Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie, dit is de in rekening gebrachte premie, minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
30
Jaarverslag 2014
5. 5.1
Besturing en naleving wetgeving Algemeen
Bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is belast met het besturen van het pensioenfonds en is als zodanig (eind)verantwoordelijk voor alle handelingen die door of namens het pensioenfonds worden verricht. De belangrijkste verantwoordelijkheden van het bestuur zijn: het beheer van het pensioenfonds in de ruimste zin des woords; het uitvoeren van de in het fondsreglement vastgelegde pensioenregeling; het beheersen van de risico’s die aan het voorgaande verbonden zijn; het zorg dragen voor de verslaglegging van het pensioenfonds. Het bestuur heeft genoemde verantwoordelijkheden in 2014 nader uitgewerkt in: Missie: Het Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat voert de pensioenregeling voor de medewerkers van notariskantoren uit en streeft hierbij naar een goede verhouding tussen kwaliteit en kosten, een duidelijke communicatie met haar belanghebbenden en het bieden van flexibiliteit voor de medewerkers om het pensioen zo goed mogelijk af te stemmen op de persoonlijke situatie. Visie: De laatste jaren is de dynamiek in de pensioensector sterk toegenomen. Zowel bij wetgever als belanghebbenden staat transparantie, (intergenerationele) solidariteit en financierbaarheid van het pensioenstelsel ter discussie. Het fonds streeft er naar om te voldoen aan de verwachtingen van haar belanghebbenden om zo de betrokkenheid bij het fonds te borgen. Het fonds acht goede communicatie van groot belang om het pensioenbewustzijn van haar belanghebbenden te managen. Zowel het algemeen strategisch als het dagelijks beleid wordt vastgesteld door het bestuur bijgestaan door zijn adviseur(s). Het bestuur kan bepalen dat bepaalde aspecten van het dagelijks beleid worden gedelegeerd aan commissies. Op dit moment zijn er drie permanente commissies: 1. beleggingscommissie Deze commissie is ingesteld om - bijgestaan door de actuarieel adviseur en de beleggingsadviseur - met de vermogensbeheerders afspraken te maken over het door de vermogensbeheerders te voeren beleggingsbeleid en de uitvoering van dat beleid te monitoren. 2. administratiecommissie Deze commissie heeft ten doel toezicht te houden op de kwaliteit en voortgang van de administratieve processen; een specifiek onderdeel daarbij is de behandeling van klachten van aangesloten werkgevers en (gewezen) deelnemers; in deze commissie worden tevens aansluitingskwesties behandeld. De administratiecommissie wordt bijgestaan door TKP. 3. IRM commissie Deze commissie is ingesteld om – bijgestaan door de adviseurs – het integraal risicomanagement structureel in te bedden in het fondsbeleid. Het bestuur laat zich bijstaan door een actuarieel adviseur van Towers Watson Netherlands B.V. die het bestuur begeleidt bij alle voorkomende beleidsmatige en andere relevante aangelegenheden. Een beleggingsspecialist van Towers Watson Netherlands B.V. adviseert het bestuur over het vermogensbeheer. Het bestuur heeft een extern accountantsbureau (PricewaterhouseCoopers) aangesteld. Deze accountant controleert jaarlijks het jaarverslag, de staten voor DNB en de Z-score en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een controleverklaring en een accountantsverslag. Daarnaast is een certificerend actuaris (van Towers Watson Netherlands B.V.) aangesteld, die jaarlijks een actuarieel verslag opstelt, voorzien van een actuariële verklaring.
5.2
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de volgende kerntaken uitbesteed: De pensioenadministratie is uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. en het vermogensbeheer aan Aegon Asset Management B.V. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een met de betreffende uitbestedingsorganisatie afgesloten overeenkomst en de bijbehorende Service Level Agreement. 31
Jaarverslag 2014 De werkzaamheden inzake actuariële berekeningen zijn door het pensioenfonds uitbesteed aan TKP en Towers Watson Netherlands B.V. Aangezien: de administratie en het vermogensbeheer volledig zijn uitbesteed; het bestuurssecretariaat wordt gevoerd met ondersteuning van de administrateur; het pensioenfonds geen personeel in dienst heeft; heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. De administrateur heeft zijn organisatie zodanig ingericht dat het bestuur kan beschikken over vaste aanspreekpunten. Ook voor wat betreft de communicatie richting aangesloten werkgevers en (gewezen) deelnemers maakt het pensioenfonds gebruik van de diensten van de administrateur. Daartoe zijn bij de administrateur afzonderlijke telefoonlijnen beschikbaar voor werkgevers- en deelnemersvragen.
5.3
Bestuursaangelegenheden
Het bestuur houdt op een zodanige wijze toezicht op de uitbestede werkzaamheden dat het bestuur de bedrijfsprocessen op een adequate wijze kan (blijven) beheersen. In het verlengde hiervan is het bestuur verantwoordelijk voor het uitvoeren van controlemaatregelen gericht op het adequaat beheersen van alle voorkomende bedrijfsprocessen, met inbegrip van een juiste en volledige registratie en verslaglegging van de gegevens van het pensioenfonds. Als uitvloeisel van die verantwoordelijkheid wordt gestuurd op het zoveel mogelijk beperken van risico’s die samenhangen met uitbestede processen. Het voltallige bestuur vergadert in beginsel ten minste vijf keer per jaar om alle voorkomende aangelegenheden te bespreken en om te bezien of de voortgang van de processen naar behoren verloopt. Onderdeel van deze algemene controle is een beschouwing van de financiële positie van het pensioenfonds. Voor wat betreft de controle op de administratie en het vermogensbeheer, laat het bestuur de administrateur en de vermogensbeheerders verantwoording afleggen onder meer door middel van het periodiek verstrekken van rapportages en overzichten. De controle op de juistheid van de door de aangesloten werkgevers aangeleverde gegevens gebeurt door de werkgevers jaarlijks een Assurance rapport te laten overleggen omtrent de juistheid en volledigheid van de aangeleverde deelnemersgegevens. Deze controle wordt uitgevoerd door de administrateur die daarover rapporteert aan het bestuur.
5.4
Goed pensioenfondsbestuur
Het bestuur van het pensioenfonds streeft als eindverantwoordelijke voor de uitvoering van de pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. Het bestuur onderschrijft dan ook de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, hierna PFG) die zijn verankerd in de Pensioenwet en heeft deze principes geïncorporeerd in de organisatie van het pensioenfonds. Hieronder volgt een beschrijving op welke wijze het bestuur invulling heeft gegeven aan de diverse principes. Transparantie, communicatie en openheid De kern van dit PFG-onderdeel is dat het bestuur aan zijn belanghebbenden op een heldere wijze laat zien hoe het bestuur omgaat met zijn rol en inzicht biedt in het gevoerde beleid. Binnen het bestuur moet een zodanig niveau van kennis en ervaring aanwezig zijn, dat het pensioenfonds op alle aspecten adequaat bestuurd c.q. aangestuurd wordt. Het bestuur heeft een communicatieplan dat de basis vormt voor het communicatiebeleid dat het pensioenfonds voert richting de verschillende doelgroepen van het pensioenfonds: te weten de bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het jaarverslag wordt gedeponeerd bij het handelsregister. Belanghebbenden kunnen het jaarverslag, de statuten en het fondsreglement bij de administrateur van het pensioenfonds opvragen. Deze documenten zijn eveneens te raadplegen via de website van het pensioenfonds en het verkort jaarverslag wordt opgenomen in de pensioenkrant.
32
Jaarverslag 2014 Bestuur Het beleid van het bestuur is gericht op een integere bedrijfsvoering, dit houdt onder meer in: een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) bij de uitbestedingspartners; een analyse en beheersing van integriteitsrisico’s; het voorkomen van belangenverstrengeling; een (duurzame) beheersing van (financiële) risico’s. Deze zaken zijn onder meer vastgelegd in de ABTN, de gedragscode van het pensioenfonds, het Compliance Program en in het jaarverslag. Verantwoordingsorgaan Het pensioenfonds kent tevens een verantwoordingsorgaan waaraan het bestuur (ten minste één keer per jaar) verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. In dit verantwoordingsorgaan zijn de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de bij het pensioenfonds aangesloten werkgevers evenredig vertegenwoordigd. Onder andere om redenen van het beheersbaar houden van het bestuursproces, heeft het bestuur in overleg met de betrokkenen besloten om de bemensing van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad te laten bestaan uit een personele unie (voor wat de betreft de vertegenwoordiging namens de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden). Op die wijze kan overleg worden gecombineerd waar het overlap in taken tussen beide organen betreft. Formeel gezien zullen die taken overigens gescheiden worden gehouden. De taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in het reglement verantwoordingsorgaan. In hoofdstuk 5.4.1 van dit jaarverslag wordt het oordeel van het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur hierop weergegeven. De deelnemersraad is per 1 juni 2014 opgeheven. Intern toezicht Intern toezicht betreft het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds door externe deskundigen. Het bestuur heeft voor de inrichting van het interne toezicht vanaf 1 juli 2014 gekozen voor een Raad van Toezicht. Deze Raad van Toezicht bestaat uit drie onafhankelijke leden die door het bestuur worden benoemd na bindend advies van het verantwoordingsorgaan. De bevindingen van de Raad van Toezicht zijn opgenomen in hoofdstuk 5.4.1. Met ingang van 1 juli 2014 is de visitatiecommissie vervangen door de Raad van Toezicht. Deskundigheidsbevordering Ieder pensioenfondsbestuur moet beschikken over een deskundigheidsplan. Dit plan dient om inzicht te krijgen in het deskundigheidsniveau van het bestuur zowel op collectief als op individueel niveau en om te bepalen of het bestuur op een bepaald gebied deskundigheid mist en derhalve eventueel nog specifieke opleiding nodig heeft. In het beleidsdocument ‘Geschikt Pensioenfondsbestuur’ is de geschiktheid van de bestuursleden en het beleid voor handhaving van deze geschiktheid uitgewerkt. Aan de hand van een geactualiseerd deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde opleidingen is gekeken in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook als individuele bestuursleden, voldoen aan de te stellen eisen aan een geschikt pensioenfondsbestuurder. Het bestuur is zich ervan bewust dat op dit punt sprake is van permanente educatie. Bij de invulling hiervan wordt rekening gehouden met het aanstaande samengaan met SNPF. Overigens beschikt het bestuur in zijn totaliteit over voldoende deskundigheid om het pensioenfonds op adequate wijze aan te sturen. Beloningsbeleid De bestuursleden ontvangen een vergoeding voor het deelnemen aan bestuursvergaderingen en aan andere bijeenkomsten waar hun aanwezigheid gewenst is. Reis- en verblijfskosten door de bestuursleden in de uitoefening van hun functie gemaakt, worden vergoed. In januari 2014 heeft het bestuur de bestuursvergoeding over 2013 geëvalueerd en deze vervolgens meer in overeenstemming gebracht met het werkelijke tijdsbeslag van de bestuursleden. Aansluitend heeft het verantwoordingsorgaan hierover positief geadviseerd. Voor de leden van de Raad van Toezicht en het verantwoordingsorgaan is eveneens een vergoedingsregeling van toepassing. In januari 2015 heeft het bestuur conform de Code het beloningsbeleid vastgelegd in een daartoe strekkend document. Klachten- en geschillenprocedure Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenregeling opgesteld. Klachten kunnen – in eerste instantie - worden ingediend bij de administrateur van het pensioenfonds en geschillen kunnen worden 33
Jaarverslag 2014 voorgelegd aan de administratiecommissie die namens het bestuur het beroep afgewikkelt. Klachten betreffen de uitvoering van de statuten en het pensioenreglement. Geschillen gaan over een beslissing van de administrateur op een klacht.
5.4.1
Verslag van de Raad van Toezicht
Opdracht en werkwijze Per 1 juli 2014 is bij Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat (hierna het fonds) een Raad van Toezicht ingesteld. De Raad van Toezicht bestaat uit drie personen. De samenstelling van de Raad van Toezicht vormde een punt van aandacht. Van de drie oorspronkelijk aangezochte kandidaten trok zich één terug vanwege het aanvaarden van nieuwe werkzaamheden. Ook de vervanger van deze kandidaat trok zich tijdens de procedure terug zodat de Raad van Toezicht eerst in 2015 haar volledige samenstelling kon realiseren. De Raad van Toezicht adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over: - De beleids- en bestuursprocedures en –processen alsmede de checks en balances binnen het fonds; - De wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; - De wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op lange termijn. De Raad van Toezicht beoordeelt het functioneren van het fonds en het bestuur. Vanaf 1 juli is de Raad van Toezicht in 2014 zes maal bijeen gekomen, hetzij in eigen kring, hetzij in combinatie met leden van het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de andere gremia van het fonds. Naast overleg met bestuur en verantwoordingsorgaan heeft de Raad van Toezicht gepland dat ieder van de leden van de Raad van Toezicht een keer aanwezig is bij een vergadering van de commissie met het aandachtsgebied dat past bij zijn eigen aandachtsgebied. Verantwoording afleggen De Raad van Toezicht heeft verantwoording afgelegd over de uitvoering van de taken en bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan. Bevindingen en aandachtspunten van de Raad van Toezicht Regulier beleid Het fonds bevindt zich in een bijzondere situatie. De keus voor een samengaan met het beroepspensioenfonds voor de notarissen (SNPF) maakt dat daar veel aandacht op gericht is. Tegelijkertijd mag de normale bedrijfsvoering niet in het gedrang komen. De Raad van Toezicht constateert dat het tegelijkertijd uitoefenen van beide taken veel van het bestuur vraagt, maar constateert dat het bestuur in deze adequaat handelt. Het spreekt voor zich dat de normale bedrijfsvoering en de toekomstige ontwikkelingen beide belangrijk zijn. Beleid t.a.v. samengaan Gedurende het proces tot samengaan hebben beide fondsen maatregelen genomen om de verschillen in het beleggings- en renteafdekkingsbeleid te beperken om daarmee de verdere ontwikkeling van beide dekkingsgraden te beheersen en het mogelijk uiteenlopen ervan te beperken. Geconstateerd is dat met name het verschil in uitgangspunten van het renteafdekkingsbeleid tussen beide fondsen van grote invloed is op de ontwikkeling van de verschillen in dekkingsgraden tussen beide fondsen. Momenteel heeft het fonds een hogere dekkingsgraad dan SNPF. Governance In algemene zin constateert de Raad van Toezicht dat de governance van het fonds op orde is. Aandachtspunt is het aantrekken van nieuwe bestuursleden met voldoende geschiktheid. De afgelopen tijd heeft het bestuur daarop terecht ingezet. Helaas heeft dat naar het oordeel van de Raad van Toezicht nog onvoldoende vruchten afgeworpen. Daarbij komt dat de zittingstermijnen van een aantal bestuursleden naar de huidige inzichten (Code Pensioenfondsen) veel te lang zijn. Beleggingsbeleid en vermogensbeheer In de ogen van de Raad van Toezicht voert het fonds een gedegen beleggingsbeleid. De Raad van Toezicht heeft vastgesteld dat er veel aandacht uitgaat naar de overeenkomsten in het beleggingsbeleid met SNPF dit in het licht van de voorgenomen fusie. Tegelijkertijd stelt de Raad van Toezicht vast dat ook zelfstandig 34
Jaarverslag 2014 de nodige stappen zijn gezet om de control op de uitvoering van het beleggingsbeleid te verstevigen, zoals het tot stand brengen van een vernieuwde uitbestedingsovereenkomst met de vermogensbeheerder. Uitbesteding De advisering is uitbesteed aan Towers Watson (beleggingen en actuarieel). De Raad van Toezicht constateert dat uit de verslagen van de bestuursvergadering onvoldoende naar voren komt of het bestuur voldoende kritisch tegenwicht biedt aan de adviseur. De Raad van Toezicht stelt vast dat het bestuur meer oog heeft gekregen voor de kosten van vermogensbeheer. Er bestaat echter nog geen volledige transparantie. Kijkend naar de duur en het proces van beide onderhandelingstrajecten dan heeft de Raad van Toezicht de indruk dat beide trajecten sneller en beheerster hadden kunnen worden afgewikkeld. Risicomanagement De Raad heeft de indruk dat in 2014 goede stappen zijn gezet voor een goede inbedding van het risicomanagement binnen het fonds. De IRM-commissie heeft hierbij een duidelijke regierol. Aanbevelingen door de Raad van Toezicht De Raad van Toezicht beveelt het bestuur de volgende zaken aan: 1. De Raad van Toezicht beveelt het bestuur aan steeds goed oog te houden op zowel het samengaan met SNPF als de normale bedrijfsvoering. Bij het fusietraject dient het bestuur zich met regelmaat af te vragen of men nog op het goede spoor zit. Gezien het verschillende toekomstperspectief van de verschillende bestuursleden is het verstandig om te realiseren dat er van daaruit in het bestuur verschillende posities kunnen ontstaan en dat in voorkomende gevallen te adresseren en te benoemen om evenwichtige besluiten in dit kader te kunnen nemen. 2. Het is aan te bevelen dat gedurende het proces tot samengaan de verwachte uitkomsten worden geëvalueerd en hierop proactief te sturen om het draagvlak voor de fusie zo groot mogelijk te houden. Met name de realisatie van de verwachte kostenvoordelen is in dit verband van belang voor beide fondsen. 3. Het ontstaan van vertraging bij of het afketsen van de voorgenomen fusie kan de Raad van Toezicht natuurlijk niet uitsluiten. Het bestuur wordt ter overweging gegeven om ook na te denken over alternatieven wetende dat het fonds als zelfstandig fonds op de langere termijn een beperkte toekomst heeft. Verder wordt aandacht gevraagd voor de periodieke informatievoorziening richting alle stakeholders, deze dient transparant en up-to-date te zijn. 4. De Raad van Toezicht acht het zinvol dat het bestuur voldoende maatregelen treft om de verschillen in dekkingsgraadontwikkeling tussen de fondsen beter te beheersen zonder dat deze maatregelen resulteren in een achterblijven van de absolute dekkingsgraad van het fonds. Van belang is te realiseren dat in een stijgende renteomgeving het huidige positieve verschil in dekkingsgraad kan omslaan in een lagere dekkingsgraad dan die van SNPF. 5. De Raad van Toezicht acht het verstandig dat het bestuur ook ruim aandacht blijft besteden aan de actuariële- en financiële waarderingen van de grondslagen van beide fondsen. Aanbevolen wordt een goede onderbouwing van deze waarderingen te maken omdat de karakteristieken van beide fondsen verschillen. Voorkomen moet worden dat bij het samenvoegen van de vermogens en de verplichtingen blijkt dat, uiteindelijk, de aanspraken onvoldoende zijn gefinancierd. 6. De Raad van Toezicht gaat er van uit dat in het kader van de fusie met SNPF de samenstelling van het nieuwe bestuur de problemen van het fonds ten aanzien van zittingstermijnen en doorstroom oplost. Mocht de fusie met SNPF onverhoopt niet doorgaan, dan vindt de Raad van Toezicht een spoedige herbezinning op de bestuurssamenstelling noodzakelijk. 7. De Raad van Toezicht beveelt het bestuur aan te bezien of het mogelijk is om een optimale participatie van alle leden van de beleggingscommissie te bevorderen. 8. De Raad van Toezicht adviseert het bestuur ook buiten het terrein van vermogensbeheer te zorgen voor voldoende countervailing power en voor een onafhankelijke regievoering. 9. De Raad van Toezicht adviseert het bestuur zich blijvend bewust te zijn van concentratierisico’s bij de diverse partijen waarmee wordt samengewerkt en in het bijzonder aandacht te besteden aan de concentratie van beleggingen bij één partij. Ook beveelt de Raad van Toezicht het bestuur voorts aan er op te sturen dat de kosten van vermogensbeheer zo volledig en transparant mogelijk worden gerapporteerd. 10. Met het oog op de fusie wordt geadviseerd om in de monitoring ook parameters op te nemen die het mogelijk maken om de ontwikkelingen bij SNPF te meten. Verder geeft de Raad van Toezicht mee dat het wenselijk is om bij een eventuele vertraging in de fusie door te gaan met een verdere verdieping van het risicomanagement. 35
Jaarverslag 2014
Reactie bestuur op bevindingen Raad van Toezicht Het bestuur heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag van de Raad van Toezicht en het oordeel van het Verantwoordingsorgaan. Het bestuur zal de adviezen van de Raad van Toezicht en het Verantwoordingsorgaan meenemen in de evaluatie van het jaarwerk 2014 en voor zover dat mogelijk is – mede in het licht van de aanstaande fusie de aanbevelingen van opvolging voorzien. Het bestuur is beide organen erkentelijk voor de wijze waarop zij gedurende het afgelopen verslagjaar, zeker gelet op het feit, dat de normale fonds gerelateerde werkzaamheden werden doorkruist met de extra werkzaamheden in het kader van de voorgenomen fusie, hun taken hebben vervuld. De constructieve, open en transparante samenwerking met het bestuur, alsook tussen de beide organen, stemt het bestuur tot tevredenheid. Zonder in detail in te gaan op de aanbevelingen van beide organen, is het bestuur met de Raad van Toezicht van oordeel, dat in het kader van de voorgenomen fusie, van alle gremia binnen ons fonds de komende periode veel zal worden gevergd. Daarbij zal het bestuur zowel ten aanzien van de normale pensioenzaken als de toekomstige ontwikkelingen oog moeten hebben en houden voor evenwichtige besluitvorming in het belang van de deelnemers. Gelet op samenwerking in het afgelopen verslagjaar heeft het bestuur hierin alle vertrouwen.
5.4.2
Verslag van het verantwoordingsorgaan
Samenstelling verantwoordingsorgaan en wijzigingen: In het verantwoordingsorgaan hebben zitting: namens de deelnemers: Henny van der Weele en Marcel Botman namens de gepensioneerden: Hans Kaptein en namens de werkgevers: Peter de Lepper. Ontwikkelingen die in 2014 in gang zijn gezet zijn de volgende: bindend advies benoeming Raad van Toezicht ambtelijke ondersteuning verantwoordingsorgaan en uitwisselen van onze notulen met het bestuur/Raad van Toezicht vergaderstukken via iBabs eerste consultatie deskundigen in aanloop naar fusie met SNPF aanpassen fondsdocumenten aan nieuwe paritair bestuursmodel voorsorteren in aanloop naar fusie Een jaar in vogelvlucht In het jaarverslag van het bestuur 2013 werd al melding gemaakt van de werkzaamheden van de visitatiecommissie. In de conclusie van de visitatiecommissie kwam naar voren dat het verantwoordingsorgaan nog te weinig invulling geeft aan haar rol en dat het scholingsniveau van de leden van het orgaan gestimuleerd dient te worden. In dat kader hebben de twee werknemersafgevaardigden en de gepensioneerde afgevaardigde elk de vierdaagse cursus ”Opleiding Besturen van een Pensioenfonds, niveau 1” afgerond. Daarmee is in ieder geval het scholingsniveau op sterkte. De voorzitter had reeds het benodigde opleidingsniveau. Een slag is ook gemaakt in het vastleggen van onze vergaderingen. We hebben in de loop van 2014 ambtelijke ondersteuning gekregen van het bestuurssecretariaat van TKP. Vanuit TKP hebben we tevens de beschikking over alle fondsdocumenten, vastgestelde notulen van het bestuur en haar deelcommissies via het afgeschermde programma iBabs. De continuïteit van het verantwoordingsorgaan blijft een gevoelig onderwerp. Eind 2014 hebben we alweer afscheid moeten nemen van Marcel Botman. Marcel zal vanaf 2015 als toehoorder de vergaderingen van het bestuur gaan volgen. Marcel heeft aangegeven dat hij op termijn bestuurslid wil worden. De criteria waaraan een bestuurslid moet voldoen, het functieprofiel en de screening door DNB zijn zwaar. We hebben Marcel afgelopen jaar ervaren als een kritisch lid van het verantwoordingsorgaan. We hopen hemop termijn terug te zien als bestuurslid van het nieuwe pensioenfonds. Wat de invulling van haar rol betreft heeft het verantwoordingsorgaan veel geleerd uit de contacten met de Raad van Toezicht. Fusieontwikkelingen In 2014 zijn wij steeds via bulletins op de hoogte gehouden door de stuurgroep die de fusie voorbereidt, op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen. In april 2014 werd aan het verantwoordingsorgaan gevraagd of 36
Jaarverslag 2014 zij een positief advies kon geven over de volgende fase in het fusietraject. We hebben ons daarbij laten adviseren door Montae. Het verantwoordingsorgaan heeft een voorwaardelijk advies aan het bestuur gegeven de volgende stap te zetten op weg naar de fusie. Het rapport van Montae is daarbij gedeeld met het bestuur. Aandachtspunten uit het rapport zijn dat er goed gedocumenteerd en vastgelegd moet worden welke besluiten er genomen worden en op basis waarvan. Het verantwoordingsorgaan heeft besloten, naar aanleiding van het eerste rapport, wederom Montae een definitief oordeel te laten vormen omtrent de positie van het fonds in de fusie met SNPF opdat de legitimiteit van de fusie ten opzichte van de achterban goed is vastgelegd. De contacten tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan in 2014 In 2014 zijn erin mei en november twee gedeelde vergaderingen met het bestuur gehouden. Daarnaast is ook een bijpraat-bijeenkomst gehouden inzake de fusie. Via de iBabs zijn meer fondsdocumenten voor het verantwoordingsorgaan beschikbaar. Leden van het verantwoordingsorgaan zijn betrokken geweest bij de selectieprocedure van de leden van de Raad van Toezicht. In mei/juni hebben Marcel Botman en Henny van der Weele samen met de voorzitters van het bestuur gesprekken bijgewoond met kandidaat leden van de Raad van Toezicht. Na bindende voordracht werden daarop Xander den Uyl en Sako Zeverijn benoemd. Het vinden van het derde lid van de Raad van Toezicht bleek lastiger te zijn. De eerste kandidaat trok zich vrij snel na de benoeming terug De tweede kandidaat had na de eerste gezamenlijke vergadering haar moverende redenen om haar functie terug te geven. Omdat het verantwoordingsorgaan hecht aan een voltallige Raad van Toezicht in de aanloop van de fusie is besloten verder te zoeken naar een derde kandidaat. Deze werd begin 2015 gezonden in de persoon van de heer Christiaan Tromp. Fondsdocumenten/paritair bestuur De overheid heeft aan pensioenfondsen opgelegd dat zij een keuze moesten gaan maken tussen een aantal bestuursmodellen. De overheid wil dat pensioenfondsen een slag maken in de professionalisering van het bestuur. Ons bestuur heeft in 2013 gekozen voor een paritair bestuursmodel. Een gevolg van deze keuze was dat alle fondsdocumenten aangepast moesten worden, mede in verband met de komst van de raad van toezicht en het verdwijnen van de deelnemersraad en de aanpassing aan nieuwe wettelijke regelgeving. Nieuw is onder anderen de verkiezing van een gepensioneerde voor het verantwoordingsorgaan. Bij de overgang naar SPN zal dit voor het eerst aan de orde zijn. Bevindingen Het verantwoordingsorgaan heeft op 21 mei kennis kunnen nemen van het concept jaarverslag, het concept Accountantsverslag d.d. 9 juni 2015 van PwC opgesteld door drs. H.C. van der Rijst RA en het concept d.d. 19 mei Certificeringsrapport Verslagjaar 2014, opgesteld door A. Berger AAG. Op 27 mei 2015 heeft een bespreking met de Raad van Toezicht plaatsgevonden en op 9 juni zal in een gezamenlijke vergadering met het bestuur het “ jaarwerk” besproken worden. Dit wordt de eerste keer dat het verantwoordingsorgaan met het voltallige bestuur het jaarwerk bespreekt. Conclusie: Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het bestuur is er volgens het verantwoordingsorgaan voldoende in geslaagd de principes voor goed pensioenfondsbestuur te vertalen naar het fonds. Wetgeving en reglementen Het bestuur houdt zich, voor zover het verantwoordingsorgaan uit de haar ter beschikking gestelde stukken heeft kunnen opmaken, op een correcte wijze aan de geldende wet- en regelgeving, de reglementen en de statuten van het pensioenfonds. Oordeel Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het oordeel dat: het bestuur de door de wet voorgeschreven informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te kunnen vormen; het handelen van het bestuur in 2014 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen; het bestuur in 2014 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij er naar gestreefd is de belangen van alle betrokkenen te waarborgen; het bestuur het verantwoordingsorgaan tijdig van informatie heeft voorzien. 37
Jaarverslag 2014
het bestuur de aanbevelingen van de visitatiecommissie adequaat heeft opgevolgd
Oordeel en aanbevelingen: Op basis van het jaarverslag 2014, de kwartaalrapportages en de aanvullende toelichtingen tijdens het overleg met het bestuur op 9 juni 2014 oordeelt het verantwoordingsorgaan positief over het in 2014 gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Reactie bestuur op bevindingen verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur zal de bevindingen van het verantwoordingsorgaan meenemen in de evaluatie van het jaarwerk 2014 en voor zover dat mogelijk is – mede in het licht van het aanstaande samengaan met SNPF - de bevindingen van opvolging voorzien. Het bestuur is het verantwoordingsorgaan erkentelijk voor de wijze waarop zij gedurende het afgelopen verslagjaar, zeker gelet op het feit, dat de normale fonds gerelateerde werkzaamheden werden doorkruist met de extra werkzaamheden in het kader van de voorgenomen fusie, zijn taken heeft vervuld. De constructieve, open en transparante samenwerking met het bestuur, alsook met de Raad van Toezicht, stemt het bestuur tot tevredenheid. Zonder in detail in te gaan op de bevindingen van het verantwoordingsorgaan, is het bestuur met de Raad van Toezicht van oordeel, dat in het kader van de voorgenomen fusie, van alle gremia binnen ons fonds de komende periode veel zal worden gevergd. Daarbij zal het bestuur zowel ten aanzien van de normale pensioenzaken als de toekomstige ontwikkelingen oog moeten hebben en houden voor evenwichtige besluitvorming in het belang van de deelnemers. Gelet op samenwerking in het afgelopen verslagjaar heeft het bestuur hierin alle vertrouwen.
38
Jaarverslag 2014
5.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
Het pensioenfonds heeft te maken met twee externe toezichthouders. AFM (de Autoriteit Financiële Markten) voor het zogeheten gedragstoezicht en DNB voor het prudentiële toezicht. Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In het boekjaar is een langetermijn herstelplan van toepassing vanwege een reservetekort. Een toelichting op het herstelplan is opgenomen in de financiële paragraaf in dit verslag. Aanwijzingen, dwangsommen en/of boetes Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouder geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouder aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Evaluatie herstelplan 2013 Uit de evaluatie van het kortetermijnherstelplan is gebleken dat het pensioenfonds geen kortingen heeft hoeven doorvoeren omdat de financiële positie van het pensioenfonds zich bevond boven het minimaal vereist eigen vermogen (MVEV). De toezichthouder heeft begin 2014 bevestigd dat het kortetermijnherstelplan is beëindigd. Statuten pensioenfonds De toezichthouder heeft de per 1 juli 2014 gewijzigde statuten goedgekeurd. De statuten zijn gewijzigd in verband met de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de wijzigingen in de governance die het bestuur heeft doorgevoerd. Onderzoek belangenverstrengeling Het pensioenfonds heeft meegewerkt aan het onderzoek van de toezichthouder inzake belangenverstrengeling. DNB heeft met dit self assessment willen bewerkstelligen dat pensioenfondsen zich bewust zijn van de risico’s van belangenverstrengeling en mitigerende maatregelen treffen ten aanzien van deze risico’s. Uit een eerste terugkoppeling door DNB is gebleken dat het fonds een aanvullende risicoanalyse voor 1 augustus 2015 dient aan te leveren bij de toezichthouder. Onderzoek evenwichtige belangenafweging bij besluit tot vaststellen van de pensioenpremie 2015 Het pensioenfonds heeft deelgenomen aan dit DNB thema-onderzoek. In de beantwoording van de vragen is onder andere aangegeven dat een vergelijking van de premiestelling zoals die gold tot 1 januari 2015 en de premiestelling per 1 januari 2015 moeilijk te maken is door de wijziging van het financieringssysteem.
5.6
Diversiteitsbeleid
In de Code Pensioenfondsen is opgenomen dat het bestuur de diversiteit in de samenstelling krachtig dient na te streven. Het bestuur onderstreept dit belang, omdat als vertegenwoordigers van diverse groepen betrokken zijn bij het proces, er een meervoudig perspectief ontstaat. Dit laatste komt de besluitvorming ten goede. Daarnaast heeft het bestuur om optimaal te kunnen functioneren een verscheidenheid aan vaardigheden, culturen en zienswijzen nodig. Hieraan draagt een mix van mannen en vrouwen, jongeren en ouderen die zitting hebben in het bestuur en de fondsorganen positief bij. Anderzijds is het belangrijk dat bij de samenstelling rekening wordt gehouden met de opbouw van het deelnemersbestand. Het bestuur vindt het belangrijk dat deelnemers en pensioengerechtigden zich vertegenwoordigd (kunnen) voelen door het bestuur en andere fondsorganen. Daarvoor is het van belang dat zij zich in deze organen herkennen. Om de herkenbaarheid te vergroten streeft het bestuur er naar de samenstelling van de verschillende fondsorganen een weerspiegeling te laten zijn van de samenstelling van de deelnemers en pensioengerechtigden. In elk geval is de doelstelling om minimaal één man en één vrouw in het bestuur te hebben en minimaal één lid onder de 40 jaar en één lid boven de 40 jaar. De samenstelling van het bestuur is zodanig dat niet geheel aan deze doelstelling is voldaan. Het bestuur kent thans geen bestuurslid onder de 40 jaar.
39
Jaarverslag 2014 Het bestuur evalueert periodiek het diversiteitsbeleid.
5.7
Code Pensioenfondsen
Naast de eerder genoemde Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ is, ter vervanging van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld, de Code Pensioenfondsen. Hierin is een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming, deskundigheid/geschiktheid en diversiteit nader geregeld. De Code Pensioenfondsen is overigens geen doel op zich, maar een middel om pensioenfondsen beter te laten functioneren. Ook moet de Code Pensioenfondsen zorgen voor meer vertrouwen van de belanghebbenden in het bijzonder en van de maatschappij in het algemeen. Deskundigheid, betrokkenheid en goede samenwerking vormen de basis voor goed bestuur van een pensioenfonds. Goed pensioenfondsbestuur heeft overigens niet alleen betrekking op besturen, maar ziet op alle organen van het pensioenfonds. De Code Pensioenfondsen is wettelijk verankerd. De normen in de Code Pensioenfondsen zijn een aanvulling op wet- en regelgeving. De normen in de Code Pensioenfondsen zijn weliswaar leidend, maar de Code Pensioenfondsen laat ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van het pensioenfondsbestuur. De pensioenfondsen mogen de Code Pensioenfondsen daarom naleven volgens het ‘pas-toe-of-leg-uit’-beginsel. Afwijken van de norm is dus mogelijk, als daar een goede reden voor is. Het bestuur wil echter zoveel als mogelijk de Code volgen. Uit een inventarisatie is gebleken dat het pensioenfonds voor het merendeel al aan de code voldoet. Onderstaand een opsomming waaraan nog niet (volledig) wordt voldaan:
5.8
In norm 2 wordt vermeld dat het bestuur heldere afspraken maakt met de sociale partners over de beleidsruimte. In 2014 is met de instelling van de Pensioenkamer voor het eerst weer sociaal overleg aangaande de pensioenregeling gevoerd met de Bond van medewerkers in het Notariaat (BMN). Met sociale partners moeten de afspraken omtrent de invulling van de beleidsruimte over en weer nog worden vastgelegd. Het fonds kent geen noodprocedure zoals vermeld in norm 4. Het bestuur kan in spoedeisende situaties via mail en telefoon snel handelen. Besluitvorming buiten de vergadering om is in de statuten opgenomen. De uitvoeringsorganisatie beschikt over een calamiteitenplan. Een noodprocedure acht het bestuur daarom niet noodzakelijk, vooral ook omdat er geen urgente beleggingsbeslissingen worden gevraagd. In de normen 43 en 44 wordt vermeld dat het fonds over een klokkenluidersregeling dient te beschikken. De Compliance Officer is verzocht om een klokkenluidersregeling en een incidentenregeling op te stellen en daarbij tevens te documenteren bij wie en op welke wijze degenen die financieel afhankelijk zijn van het fonds, hierover kunnen rapporteren. Ten aanzien van norm 50 geldt dat het pensioenfonds een opleidingsplan heeft voor bestuursleden. Gezien het verwachte samengaan met SNPF per 1 januari 2016 wordt hieraan geen nadere invulling meer gegeven. Het bestuur wijkt bewust af van de in norm 60 gemaximeerde zittingsduur van vier jaar. Vanuit het oogpunt van continuïteit en kennisopbouw vindt het bestuur een zittingsduur van zes jaar passend. Daarnaast is voor de vertegenwoordigers namens de werknemers van belang dat zij voor een langere periode afspraken met hun werkgever kunnen maken over hun inzetbaarheid voor het fonds. Voor wat betreft de normen die betrekking hebben op het onderdeel diversiteit (norm 66, 69 en 71) geldt dat het fondsbestuur wel voldoet aan de bepalingen ten aanzien van de verdeling man/vrouw, maar nog niet aan de verdeling jonger dan 40 jaar en ouder dan 40 jaar. Het bestuur zal nog meer concreet moeten maken op welke wijze voor de toekomst gewaarborgd wordt dat aan de normen wordt voldaan. Bij benoemingen zal dus extra aandacht zijn voor evenwicht tussen mannen, vrouwen, ouderen en jongeren. Dit geldt eveneens voor het verantwoordingsorgaan.
Gedragscodes
Binnen het pensioenfonds is een Gedragscode van toepassing. Het bestuur heeft de heer mr. J.P. van der Stap aangesteld als Compliance Officer. De Gedragscode is in januari 2015 geëvalueerd en in lijn gebracht met de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
40
Jaarverslag 2014 Over het verslagjaar heeft de huidige Compliance Officer verslag gedaan en de gedragscodes van de verbonden personen opgevraagd. Op basis van zijn onderzoek is vastgesteld dat er in 2014 geen overtredingen van de gedragscode zijn geconstateerd; de gedragscode is door de betrokkenen nageleefd. Van alle uitbestedingsrelaties zijn de gedragscodes opgevraagd, geanalyseerd en akkoord bevonden.
5.9
Geschillencommissie
In 2014 zijn drie geschillen voorgelegd aan de administratiecommissie.
5.10
Statutenwijziging
De statuten van het pensioenfonds zijn in 2014 aangepast m.b.t. de wijzigingen die voortvloeien uit de Wet versterking bestuur pensioenfondsen per 1 juli 2014. Er zijn voornamelijk wijzigingen doorgevoerd die betrekking hadden op de governance van het pensioenfonds. Het bestuur heeft gekozen om het bestuursmodel te wijzigen naar een paritair bestuursmodel. Tevens is in de statuten opgenomen welke taken en bevoegdheden het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht hebben sinds de invoering van het nieuwe bestuursmodel. De deelnemersraad is komen te vervallen.
5.11
Verplichtstelling en vrijstellingsbeleid
Vanaf 23 augustus 2013 geldt op grond van de verplichtstelling een verplichting tot deelneming: De deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat is verplicht gesteld voor elke werknemer van 18 tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer de leeftijd van 67 jaar bereikt, met uitzondering van een notaris of kandidaat-notaris, die – op basis van een arbeidsovereenkomst gesloten met (een) notaris(sen) dan wel een vennootschap waarvan één of meer notarissen direct of indirect vennoot of aandeelhouder zijn – in hoofdzaak werkzaamheden verricht voor een notaris, of een waarnemer van een notaris, in Nederland. De verplichtstelling is in 2013 in lijn gebracht met de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. Het pensioenfonds voert een terughoudend beleid waar het verzoeken om vrijstelling van de verplichting tot deelneming betreft. Het belang van het draagvlak van het pensioenfonds wordt altijd zorgvuldig afgewogen tegen het belang van de om vrijstelling vragende partij. In 2014 zijn geen verzoeken om vrijstelling ingediend.
41
Jaarverslag 2014
6.
Verwachte gang van zaken
Aangepast Financieel Toetsingskader (FTK) Vanaf 1 januari is het FTK aangepast. Deze aanpassing heeft grote gevolgen voor pensioenfondsen. Het wetsvoorstel is eind december 2014 door de Eerste Kamer gekomen en is daarmee van kracht geworden per 1 januari 2015. Voor pensioenfondsen is niet alleen door het late tijdstip, maar ook door de nog vele technische onduidelijkheden, de invoering van het aangepast FTK een uitdaging geworden voor 2015. Ook het te doorlopen proces voor pensioenfondsen staat onder tijdsdruk, omdat het geheel voor 1 oktober 2015 afgerond moet zijn, inclusief het bereiken van een opdrachtaanvaarding met de sociale partners. De belangrijkste wijzigingen worden onderstaand behandeld. Beleidsdekkingsgraad Om vast te stellen of het pensioenfonds in een reservetekort zit, wordt niet meer gekeken naar één meetmoment. Hiertoe is de zogenaamde beleidsdekkingsgraad geïntroduceerd. De beleidsdekkingsgraad is het 12-maandsgemiddelde van de vastgestelde maanddekkingsgraden. De dekkingsgraden moeten ook nog per maand worden vastgesteld; dit gebeurt op basis van de rentetermijnstructuur (RTS) zoals deze door DNB wordt gepubliceerd. Vanaf januari 2015 wordt de RTS niet meer gemiddeld (3-maands middeling) maar bepaald op basis van de werkelijke rentestand. Omdat de rente dalende is, zal de te rapporteren dekkingsgraad door het afschaffen van deze middeling dalen. Herstelplan en kortingen Als een pensioenfonds een beleidsdekkingsgraad heeft die lager is dan het VEV dan is er sprake van een reservetekort. Bepalend hiervoor is de beleidsdekkingsgraad aan het einde van elk kwartaal. In dat geval moet het pensioenfonds een herstelplan opstellen. Belangrijke wijzigingen in het aangepast FTK is dat er geen sprake meer is van een kortetermijn herstelplan en een langetermijn herstelplan. Voornamelijk het kortetermijn herstelplan kon bij afloop van de geldende duur tot hoge onvoorwaardelijke kortingen van pensioenuitkeringen en aanspraken leiden. In het aangepast FTK kader geldt dat een pensioenfonds binnen maximaal 10 jaar naar zijn VEV moet toegroeien. Dit gebeurt op basis van een vergelijkbaar herstelsjabloon zoals de pensioenfondsen dat ook gewend waren bij het indienen van de vorige langetermijn herstelplannen. Indien het niet lukt om binnen maximaal 10 jaar naar het VEV toe te groeien, dan dient een kortingshoogte te worden vastgesteld. De regels voor het vaststellen van het VEV zijn overigens ook aangepast met ingang van 1 januari 2015. Omdat het pensioenfonds hogere buffers moet aanhouden, wordt hiermee ook het VEV verhoogd. Toekomstbestendig indexeren Ook een grote verandering in het aangepast FTK is dat het pensioenfonds niet meer op haar eigen toeslagstaffel haar voorwaardelijke indexatie mag vaststellen. De hoogte van een jaarlijks toe te kennen toeslag wordt bepaald door het beschikbare eigen vermogen boven de dekkingsgraad van 110%. Er moet dan zoveel beschikbaar eigen vermogen aanwezig zijn dat de jaarlijkse toeslag in principe ook voor alle nog toekomstige jaren toegekend kan worden. Aanvangshaalbaarheidstoets In het aangepast FTK wordt door middel van de aanvangshaalbaarheidstoets de samenhang, consistentie en de financiële robuustheid van het pensioenbeleid getoetst. De aanvangshaalbaarheidstoets vervangt daarmee de eerder geldende consistentietoets, maar draagt dezelfde kenmerken als de voorheen geldende consistentietoets. Er moet op stochastische basis aangetoond worden, dat het verwachte pensioenresultaat (een resultaat van 100% betekent dat het pensioenfonds ervoor zorgt dat er sprake is van koopkrachtbehoud) aansluit bij een vooraf door het pensioenfonds gekozen ondergrens en bij lage dekkingsgraden niet teveel afwijkt van de door het pensioenfonds afgegeven verwachtingen. Daarnaast dient aangetoond te worden dat het pensioenfonds over voldoende herstelcapaciteit beschikt om binnen de gestelde termijnen aan het bereiken van het VEV kan voldoen. Ook geldt dat de premie voldoende realistisch en haalbaar is. De aanvangshaalbaarheidstoets dient op vooraf gedefinieerde uniforme scenariosets vastgesteld te worden. Deze uniforme scenariosets, gepubliceerd door DNB, zal naar verwachting begin april 2015 beschikbaar worden gesteld. Voor 1 oktober dient het gehele proces, dus ook het voorleggen van de opdrachtaanvaarding aan de sociale partners, afgerond te zijn en te zijn ingeleverd bij DNB. Samengaan beide pensioenfondsen in het notariaat Zoals bekend wordt gekoerst op een samengaan met SNPF per 1 januari 2016. In samenspraak met de Raad van Toezicht heeft het bestuur drie bestuursleden benoemd die plaats hebben genomen in het beoogd bestuur van Stichting Pensioenfonds Notariaat i.o. Ten behoeve van de vertegenwoordiger namens de 42
Jaarverslag 2014 pensioengerechtigden in het beoogd bestuur zijn verkiezingen uitgeschreven zodat in het beoogd bestuur alle stakeholders zijn vertegenwoordigd. Het beoogd bestuur neemt in 2015 het voortouw bij de nog te verrichten werkzaamheden voor het welslagen van het samengaan. De afgelopen maanden hebben de beleggingscommissies van beide fondsen intensief contact gehad over de inrichting van het risico- en vermogensbeheer. Beide fondsen hebben maatregelen genomen om binnen de eigen beleidskaders de verschillen in beleggingsportefeuille te verkleinen om daarmee het dekkingsgraadverschilrisico enigszins te beperken. Gedurende 2015 blijft het fonds een zelfstandig beleggingsbeleid voeren, maar wijzigingen worden afgestemd tussen beide fondsen. Het conceptwetsvoorstel voor wijziging van de Wet op het notarisambt is ter consultatie voorgelegd. Hierop zijn 11 reacties van geïnteresseerden ontvangen die thans inhoudelijk worden beantwoord. De verwachting is dat dit het wetgevingstraject niet zal vertragen en dat in het derde kwartaal van 2015 de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer plaatsvinden. Tegelijkertijd wordt onder meer gewerkt aan de invulling van alle vereiste fondsdocumenten (waaronder de statuten) voor het nieuwe fonds. Groningen, 9 juni 2015 Namens het bestuur,
A.B.M. Baakman Mr. J.P. Loof Mr. M.A. van Gaalen Mw. mr. K.A.J. van Geest Mr. A.J.A. Marks L. Bosselaar A. Hoekstra M.J. van der Werf
43
Jaarverslag 2014
Jaarrekening
44
Jaarverslag 2014
7.
Jaarrekening
7.1
Balans per 31 december 2014
(na resultaatbestemming) bedragen x € 1.000
31-12-2014
31-12-2013
€
€
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Vorderingen en overlopende activa
(1) (2)
Overige activa
(3)
TOTAAL ACTIVA
1.050.699 2.077
865.676 2.733
585
597
1.053.361
869.006
111.670 940.548 1.143
56.499 793.925 18.582
1.053.361
869.006
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva
(4) (5) (6)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 51.
45
Jaarverslag 2014
7.2
Staat van baten en lasten
2013
2014 €
€
€
€
Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Overige baten
20.103 213.903
(7) (8) (9)
Totaal baten
20.989 26.335
7
18
234.013
47.342
28.922 2.549
23.917 2.296
Lasten Pensioenuitkeringen (10) Pensioenuitvoeringskosten (11) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (12) - Pensioenopbouw - Korting van aanspraak en rechten - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Conversie aanspraken (65 naar 67) - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
16.506 0 2.954
17.880 145 2.900
-29.476 160.551
-24.655 -26.872
-1.327 -2.600
-7.983 0
92
-767 146.700 -77 -594 1.315 27
-39.352 -1.374 -558 7.608 29
178.842
-7.434
Saldo van baten en lasten
55.171
54.776
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve
55.171
54.776
Mutatie overige technische voorzieningen Saldo herverzekering Saldo overdracht van derden Overige lasten
(13) (14) (15) (16)
Totaal lasten
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 68.
46
Jaarverslag 2014
7.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzht is opgesteld volgens de directe methode. 2014 €
2013 €
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Overig
20.377 582 -342 -64
21.182 326 0 -91 20.553
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde premies herverzekering Betaalde pensioenuitvoeringskosten
-28.915 -1.897 342 -2.711
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
21.417 -23.828 -7.934 0 -2.342
-33.181
-34.104
-12.628
-12.687
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Inbreng vanuit depot Overige opbrengsten
18.451 264.230 1.550 1.050
15.991 184.625 93 0 285.281
Uitgaven Aankopen beleggingen Overige uitgaven inzake vermogensbeheer
-272.665 0
200.709 -187.566 -327
-272.665
-187.893
12.616
12.816
Netto kasstroom
-12
129
Mutatie liquide middelen
-12
129
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Samenstelling geldmiddelen 2014
2013
€
€
Liquide middelen primo boekjaar per 1 januari Liquide middelen ultimo boekjaar per 31 december
597 585
468 597
Waarvan: Voor risico pensioenfonds Voor risico deelnemers
585 0
597 0
De kosten voor het vermogensbeheer worden geheel verrekend met de behaalde rendementen binnen de beleggingsfondsen waarin het fonds belegt. De gesaldeerde kasstromen u.h.v. stortingen en onttrekkingen bedragen in 2014 € 12,5 miljoen (2013: € 12,6 miljoen) en betreffen overboekingen vanuit de beleggingsportefeuille naar de rekening-courant van het pensioenfonds. Deze kasstromen hebben per saldo geen effect op de liquide middelen van het pensioenfonds en worden derhalve niet separaat gepresenteerd.
47
Jaarverslag 2014
7.4
Toelichting op de jaarrekening
7.4.1
Algemeen
Activiteiten Het doel van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat, statutair gevestigd te Groningen (hierna 'het pensioenfonds') is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen (RJ 610). Het bestuur heeft op 9 juni 2015 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
7.4.2 7.4.2.1
Grondslagen Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, tenzij anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. 48
Jaarverslag 2014
De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december 2014 USD GBP JPN CHF SEK
0,8264 1,2886 0,0069 0,8317 0,1056
Gemiddeld 2014 0,7542 1,2435 0,0071 0,8214 0,1100
31 december 2013
Gemiddeld 2013
0,7257 1,2019 0,0069 0,8160 0,1130
0,7535 1,1785 0,0077 0,8144 0,1156
Stelselwijziging De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingswijziging De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Het pensioenfonds heeft in 2014 een grondslagenonderzoek uitgevoerd. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft het bestuur besloten een aantal wijzigingen aan te brengen in de actuariële grondslagen. Per saldo heeft dit geleid tot een verlies van € 422, wat is opgebouwd uit de volgende componenten: Sterftetafel van AG 2012-2062 naar AG 2014 (-€ 1.839); Ervaringssterfte TW2012 naar TW2014 (€ 7.654); Gehuwdheidsfrequentie naar CBS 2013 (€ 635); Excasso-opslag van 1,75% naar 2,6% (-€ 7.801); Wezenpensioenopslag van 5% naar 1% van latent PP (€ 929). Presentatiewijzigingen In het kader van de Aanbevelingen Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie zijn in deze jaarrekening de vermogensbeheerskosten en de transactiekosten vermogensbeheer onderverdeeld naar assetcategorie. Deze aanpassing heeft op totaalniveau geen resultaat tot gevolg. Deze wijziging is tevens in de vergelijkende cijfers van 2013 doorgevoerd. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
7.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
49
Jaarverslag 2014
Vastgoedbeleggingen Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de marktwaarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. De gehele directe vastgoedportefeuille wordt jaarlijks door deze deskundigen getaxeerd. Hierbij wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Waardeveranderingen van op marktwaarde gewaardeerde vastgoedbeleggingen worden verwerkt in de staat van baten en lasten. De belangen in beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. Ultimo 2014 zijn de beleggingen in het Vastgoed (TKP Real Estate Top Funds) verkocht, echter is de daadwerkelijke transactie pas in 2015 afgewikkeld waardoor er nog wel een waarde aan vastgoed op de balans is opgenomen. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijden. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Securities lending Voor de beleggingsfondsen is in-/ uitlening van financiële instrumenten (securities lending) van toepassing. De securities lending transacties worden vrijwel uitsluitend aangegaan met partijen op basis van standaardcontracten die zijn ontwikkeld door belangenorganisaties. De aan securities lending verbonden risico's (zoals het kredietrisico dat de wederpartij de ingeleende effecten niet of niet tijdig terug levert om welke reden dan ook, bijvoorbeeld omdat de wederpartij faillissement heeft aangevraagd), worden zoveel mogelijk beperkt door enerzijds strenge eisen te stellen aan de kredietwaardigheid van de betreffende tegenpartij, waarbij wordt gewerkt met een gelimiteerde lijst van toegestane tegenpartijen en anderzijds het vragen van zekerheden van de partijen aan wie effecten worden uitgeleend. Zekerheid kan onder andere worden verstrekt in de vorm van liquiditeiten en obligaties. Voor zover zekerheid wordt ontvangen in de vorm van liquiditeiten heeft AEGON de mogelijkheid deze liquiditeiten onder bepaalde restricties te herbeleggen. Deze restricties dienen ter beperking van het risico en hebben o.a. betrekking op financiële instrumenten waarin belegd mag worden en op het lopen van renterisico. De waarde van het onderpand wordt dagelijks gemonitord. De opbrengsten van de securities lending transacties komen, na aftrek van de met securities lending samenhangende kosten (waaronder een vergoeding aan AEGON) ten gunste van het desbetreffende fonds en/of basisfonds/pool. Maximaal 100% van de effectenportefeuille van een (basis) fonds of pool kan worden uitgeleend. Als vastrentende waarden worden uitgeleend moet de waarde van het onderpand tenminste 102% van de uitgeleende stukken zijn, voor aandelen is dit tenminste 105%. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden.
50
Jaarverslag 2014
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB; Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel 2014. Daarbij wordt rekening gehouden met de fondsspecifieke (Towers Watson 2014) ervaringssterfte. (2013: AG prognosetafel 2012-2062); Het nabestaandenpensioen is gebaseerd op de gehuwdheidsfrequenties CBS 2013 (2013: gehuwdheidsfrequentie GBM/V 1985-1990). Tot de ingang van het ouderdomspensioen worden deze frequenties voor de vaststelling van de basistarieven voor het partnerpensioen vermenigvuldigd met de 4%. Voor de vanaf 1 januari 1999 geldende pensioenregeling wordt bij ingang van het ouderdomspensioen overgegaan op het systeem bepaalde vrouw/man; Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw).Het nabestaandenpensioen is op risicobasis herverzekerd. Er vindt geen opbouw plaats (2013: idem); Kostenopslag ter grootte van 2,6% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige administratie- en excassokosten (2013: 1,75% kostenopslag); Voor latent wezenpensioen wordt een opslag opgenomen van 1% over het latent partnerpensioen van actieven, arbeidsongeschikten en slapers (2013: nvt). Overige technische voorzieningen Onder de overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico's voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening, zoals bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, rendementsgarantie pensioenverplichtingen voor risico deelnemer of overige uitkeringen. Bij de bepaling van de voorziening voor arbeidsongeschiktheid wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. De verplichting wordt geschat op basis van ervaringscijfers. Het totaal aan ingelegde bijdragen inclusief interest ten behoeve van deelnemers die als gemoedsbezwaarden staan geregistreerd. De gereserveerde gelden worden elk jaar verhoogd met het gemiddelde rendement op beleggingen (mits positief). Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
51
Jaarverslag 2014
7.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen De toeslag op pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft ernaar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer (afgeleid) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is. Kortingen van aanspraken en rechten In 2014 heeft het pensioenfonds geen korting doorgevoerd. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2013: 0,351%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.
52
Jaarverslag 2014
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
7.4.2.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
53
Jaarverslag 2014
7.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2014
ACTIVA 31-12-2014
31-12-2013
€
€
2.919 300.163 586.812 160.805 0
10.559 216.882 569.318 51.833 17.084
1.050.699
865.676
1. Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
De beleggingsvorderingen in 2013 van totaal € 17.084 bestaan uit debiteuren (€ 16.316) en een stand van liquide middelen (€ 768). Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
Stand per 1 januari 2014 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2014
10.559 0 -7.929 289
216.882 73.363 -18.880 28.798
569.318 102.721 -118.888 33.660
51.833 79.358 -102.217 131.831
17.084 0 0 0
865.676 255.442 -247.913 194.578
0
0
0
0
-17.084
-17.084
2.919
300.163
586.812
160.805
0
1.050.699 97
Schuldpositie
1.050.602 Het bedrag aan overige mutaties onder de categorie 'Overige beleggingen" betreft de volledige afname van de debiteurenpositie binnen de beleggingen die in tegenstelling tot 2013 in 2014 onder de overige vorderingen is gerubriceerd.
Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2013
Vastgoedbeleggingen
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
€
€
€
€
€
€
11.331 0 -275 -498
249.561 316 -85.145 52.150
496.012 112.679 -25.173 -14.200
61.621 4.236 -7.559 -6.466
16.807 23 -16.705 -125
835.333 117.254 -134.857 30.862
0
0
0
0
17.084
17.084
10.559
216.882
569.318
51.833
17.084
865.676 17.223
Schuldpositie
848.453
54
Jaarverslag 2014
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Vastgoedbeleggingen TKP Real Estate Top Funds
2.919
10.559
Per 31 december 2014, na het sluiten van de beurs, is een verkooptransactie in de markt gezet om alle participaties in het TKP Real Estate Top Funds te verkopen. De definitieve afrekening van deze transactie vindt plaats is 2015 en derhalve is de waarde van de participaties in vastgoed nog op de balans opgenomen onder de beleggingen. Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2013
2014
Aegon World Equity Ind Fund
€
%
€
%
300.163
100,0
216.882
100,0
De beleggingen in aandelen zijn allen indirect en vinden volledig plaats in het Aegon World Equity Ind Fund. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
586.812
569.318
Vastrentende waarden Obligaties
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2014 € Aegon Core Eurozone Gov Bond Ind Fund Aegon European Credit Fund Aegon Hypotheken Fonds Aegon Emerging market Debt Fund (EUR) Aegon Global High Yield Fund (EUR) AEAM Money Market Euro Fund
2013 %
€
%
261.323 147.037 116.898 28.849 29.352 3.353
44,5 25,1 19,9 4,9 5,0 0,6
209.342 132.550 100.125 24.074 28.026 75.201
36,8 23,3 17,6 4,2 4,9 13,2
586.812
100,0
569.318
100,0
De beleggingen in vastrentende waarden zijn allen indirect. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
Derivaten AEAM Strategic Liability Matching Fund Aegon Tactical Interest Rate Overlay Aegon Long Duration Overlay
De beleggingen in derivaten zijn alle indirect.
55
144.164 16.641 0
0 12.562 39.270
160.805
51.833
Jaarverslag 2014
Securities lending Voor de beleggingsfondsen is in-/ uitlening van financiële instrumenten (securities lending) van toepassing. De securities lending transacties worden vrijwel uitsluitend aangegaan met partijen op basis van standaardcontracten die zijn ontwikkeld door belangenorganisaties. De aan securities lending verbonden risico's (zoals het kredietrisico dat de wederpartij de ingeleende effecten niet of niet tijdig terug levert om welke reden dan ook, bijvoorbeeld omdat de wederpartij faillissement heeft aangevraagd), worden zoveel mogelijk beperkt door enerzijds strenge eisen te stellen aan de kredietwaardigheid van de betreffende tegenpartij, waarbij wordt gewerkt met een gelimiteerde lijst van toegestane tegenpartijen en anderzijds het vragen van zekerheden van de partijen aan wie effecten worden uitgeleend. Zekerheid kan onder andere worden verstrekt in de vorm van liquiditeiten en obligaties. Voor zover zekerheid wordt ontvangen in de vorm van liquiditeiten heeft AEGON de mogelijkheid deze liquiditeiten onder bepaalde restricties te herbeleggen. Deze restricties dienen ter beperking van het risico en hebben o.a. betrekking op financiële instrumenten waarin belegd mag worden en op het lopen van renterisico. De waarde van het onderpand wordt dagelijks gemonitord. De opbrengsten van de securities lending transacties komen, na aftrek van de met securities lending samenhangende kosten (waaronder een vergoeding aan AEGON) ten gunste van het desbetreffende fonds en/of basisfonds/pool. Maximaal 100% van de effectenportefeuille van een (basis) fonds of pool kan worden uitgeleend. Als vastrentende waarden worden uitgeleend moet de waarde van het onderpand tenminste 102% van de uitgeleende stukken zijn, voor aandelen is dit tenminste 105%.
56
Jaarverslag 2014
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 0 0
0 300.163 586.812 0
2.919 0 0 160.805
2.919 300.163 586.812 160.805
0
886.975
163.724
1.050.699
Per 31 december 2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten
Niveau 1 (Direct): De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt; Niveau 2 (Afgeleide): Actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata; Niveau 3 (Waarderingsmodellen): De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin geen gebruik is gemaakt van waarneembare marktdata. In de bovenstaande tabel is de verdeling naar waarderingsniveau over 2014 weergegeven. De beleggingsfondsen zijn geclassificeerd als niveau 2 of 3 afhankelijk van de onderliggende beleggingen. Vrijwel alle Aegon beleggingsfondsen kennen een dagelijkse intrinsieke waardebepaling, dagelijkse toe- en uittredingsmomenten en hebben voornamelijk beursgenoteerde stukken in portefeuille. Hierdoor hebben de beleggingsfondsen meer het karakter van een niveau 1 belegging. Doordat de beleggingsfondsen zelf geen beursnotering kennen, worden de Aegon beleggingsfondsen als niveau 2 geclassificeerd. Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 0 0 0
0 216.882 569.318 0 0
10.559 0 0 51.833 -139
10.559 216.882 569.318 51.833 -139
0
786.200
62.253
848.453
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
31-12-2014
31-12-2013
€
€
2. Vorderingen en overlopende activa Te vorderen premies Vordering AEGON afrekening herverzekering Vooruitbetaalde kosten
57
937 809 331
1.228 1.504 1
2.077
2.733
Jaarverslag 2014
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. De vordering uit herverzekering heeft hoofdzakelijk betrekking op de te verrekenen korting vermogensbeheer. De vooruitbetaalde kosten betreft de Fee TKP over het eerste kwartaal van 2015, die reeds eind 2014 is betaald. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
Te vorderen premies Vorderingen op werkgever(s) Voorziening dubieuze debiteuren
937 0
1.265 -37
937
1.228
3. Overige activa Saldo ING Bank
585
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
58
597
Jaarverslag 2014
PASSIVA 4. Stichtingskapitaal en reserves 2014
2013
€
€
Algemene reserve Stand per 1 januari Bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december
56.499 55.171
1.723 54.776
111.670
56.499
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. De dekkingsgraad per 31 december 2014 is 111,9% (2013: 107,1%). Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Het pensioenfonds heeft er voor gekozen om voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen uit te gaan van de standaardmethode. Het bepalen van de vereiste solvabiliteit gebeurt door het samenvoegen van voornoemde buffereisen in de zogenoemde wortelformule. De benodigde buffer per risicocategorie is vastgesteld op basis van het afzonderlijke risico. Door een bepaalde correlatie tussen verschillende risico's wordt er onder diversificatie een correctie weergegeven. De ultimo 2014 bepaalde solvabiliteit komt uit op 11,4% (2013: 11,4%) Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december:
Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
2014
2013
€
€
111.670 42.325 107.184
56.499 34.139 90.715
Voor de vermogenspositie van het pensioenfonds geldt dat er geen sprake is van een reservetekort. Herstelplan Eind maart 2009 heeft het pensioenfonds zijn korte termijn herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. Het pensioenfonds heeft destijds gekozen voor een hersteltermijn van vijf jaar om op de dekkingsraad van 104,3% uit te komen, waarbij de hersteltermijn om het vereist eigen vermogen te bereiken vijftien jaar was. Volgens het herstelplan zou de dekkingsgraad per 31 december 2014 108,3% van de technische voorziening zijn geweest. Per 31 december is de dekkingsgraad 111,9% en daarmee hoger dan de in het herstelplan geschatte dekkingsgraad. Met de intreding van het nFTK zijn alle lopende herstelplannen per 1 januari 2015 komen te vervallen en onder het nFTK is de beleidsdekkingsgraad bepaald op 110,3%, aangezien deze dekkingsgraad lager is dan het vereist eigen vermogen onder het nFTK heeft dat tot gevolg dat het pensioenfonds zich per 1 januari 2015 wederom in reservetekort bevind en voor 1 juli 2015 een nieuw herstelplan moet indienen. 31-12-2014
31-12-2013
€
€
938.621 1.927
791.921 2.004
940.548
793.925
5. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Overige technische voorzieningen
In de overige technische voorziening is een bedrag van € 223 opgenomen als Spaarfonds voor gemoedsbezwaarden.
59
Jaarverslag 2014
2014
2013
€
€
Stand per 1 januari Pensioenopbouw Korting van aanspraak en rechten Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Conversie aanspraken (65 naar 67) Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
791.921 16.506 0 2.954 -29.476 160.551 -1.327 -2.600 92
831.273 17.880 145 2.900 -24.655 -26.872 -7.983 0 -767
Stand per 31 december
938.621
791.921
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde RTS 1,95% (2013: 2,79%). Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de consumentenprijsindex. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is. Korting van aanspraken en rechten In het afgelopen boekjaar (2014) heeft het pensioenfonds geen gebruik hoeven te maken van korting van de aanspraken. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,379% (2013: 0,351%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Het pensioenfonds heeft in 2014 onderzoek uitgevoerd naar een kostenvoorziening die toereikend is om de kosten van de uitvoering te kunnen financieren. De kostenvoorziening is aangepast naar een opslag van 2,6% van de technische voorziening. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Deze wijzigingen zijn in het verloopoverzicht van de voorzieningen opgenomen onder de overige mutaties.
60
Jaarverslag 2014
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen: Onttrekkingen aan de technische voorzieningen:
584 -1.911
De voorziening voor pensioenverplichtingen (excl. overige technische voorzieningen) is naar categorieën als volgt samengesteld: 2013
2014 €
Aantallen
€
Aantallen
Actieven Gepensioneerden Slapers Conversie pensioenleeftijd van 65 naar 67
322.139 409.622 209.460 -2.600
6.277 2.762 8.707 -
270.841 325.451 195.629 0
6.377 2.348 13.588 -
Voorziening voor pensioenverplichtingen
938.621
17.746
791.921
22.313
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan vanaf 2012 worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,00% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De maximale pensioengrondslag bedraagt € 90.069 (2013: € 89.407), deze grondslag wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Deelname aan de regeling is vanaf de leeftijd van 18 jaar. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het pensioenfonds geeft in haar jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Voor de actieve deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. De jaarlijkse toeslagambitie van het fonds is 25% van de CPB-prijsindex. Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Overzicht A 2011 2012 2013 2014 2015
0,33 0,58 0,63 0,63 0,02
-
0,33 0,58 0,63 0,63 0,02
0,63 1,20 1,84 2,47 2,49
31-12-2014
31-12-2013
€
€
Overige technische voorzieningen Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Spaarfonds gemoedsbezwaarden
61
1.704 223
1.783 220
1.927
2.004
Jaarverslag 2014
Vanwege de wachttijd in de WIA van 2 jaar is de voorziening voor zieke deelnemers vastgesteld op 2 maal de opslag voor arbeidsongeschiktheid in de bruto premie. 2014
2013
€
€
Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Stand per begin boekjaar
1.783
3.182
Onttrekking Overige actuariële wijzigingen
1.783 -79 0
3.182 -176 -1.223
1.704
1.783
31-12-2014
31-12-2013
€
€
6. Overige schulden en overlopende passiva Overlopende kosten Schulden u.h.v. beleggingen Schulden herverzekering Crediteuren Nog af te dragen loonheffing
330 97 157 71 488
161 17.223 630 86 482
1.143
18.582
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
7.4.3.1
Risicobeheer
Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het solvabiliteitsrisico is daarmee het belangrijkste risico voor het fonds. In 2012 heeft het bestuur een uitgebreide risicoanalyse uitgevoerd. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds en toelichting hierna. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - beleggingsbeleid; - premiebeleid; - herverzekeringsbeleid; - toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse en de Asset Liability Management-studie (ALM-Studie) die in 2011 is uitgevoerd. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op actief/passief vermogensbeheer. Solvabiliteitsrisico's Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico's. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). Voor dit pensioenfonds is dit het geval geweest.
62
Jaarverslag 2014
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2014
2013
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Toeslagverlening Korting van aanspraken en rechten Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Renteafdekking Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Conversie aanspraken van 65 naar 67 Overige oorzaken
107,1 -0,3 0,3 22,3 -18,2 0,4 0,3
100,2 -0,1 2,8 3,4 0,8
Dekkingsgraad per 31 december
111,9
107,1
Bij het rente-effect is geen rekening gehouden met het effect van de renteswaps. Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het pensioenfonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico's (na afdekking). Ultimo 2014 is aan de hand van het standaardmodel de vereiste solvabiliteit bepaald, die uitkomt op 11,4% (2013: 11, 4%). Wij constateren dat het standaardmodel zonder aanpassingen kan worden toegepast. De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2014 2013 %
%
S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect Totaal
0,7 6,7 0,3 0,4 1,0 2,3
1,0 6,7 0,2 0,1 0,9 2,5
11,4
11,4
Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².
Vereist eigen vermogen (buffer) Voorziening pensioenverplichting Vereist pensioenvermogen Aanwezig eigen vermogen (Totaal activa -/- schulden) Tekort
2014
2013
€
€
107.184 940.548 1.047.732 111.670
90.715 793.925 884.640 56.499
-4.486
34.216
Het negatieve tekort in 2014 betreft een overschot. De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische beleggingsmix in de evenwichtssituatie.
63
Jaarverslag 2014
Beleggingsrisico Het pensioenfonds heeft een kapitaalcontract bij AEGON Levensverzekeringen N.V. Dit wil zeggen dat er geen rendement gegarandeerd kan worden door AEGON en dat het Pensioenfonds dus direct of indirect enkele risico's draagt. Hieronder is een kort overzicht gegeven van deze financiële risico's en is aangeduid in welk beleggingsfonds het eventueel welk risico loopt. In de verschillende overzichten wordt de netto positie van de beleggingen van het fonds toegelicht, deze wijkt af van de balanswaarde van de beleggingen, omdat de liquide middelen in de risicoparagraaf worden gesaldeerd. De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek aan ons gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van de marktrente. Het renterisico betreft het verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingsportefeuille enerzijds en de verplichtingen anderzijds. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de obligatieportefeuille. Vastrentende waarden Binnen de vastrentende portefeuille wordt belegd in uiteenlopende fondsen van Aegon, waaronder staatsobligaties van EU-landen, bedrijfsobligaties, bedrijfsobligaties in opkomende landen, particuliere hypotheken. Het fonds voor renteafdekking - Long Duration Overlay (LDO) is begin 2014 vervangen door het Strategic Liability Matching (SLM) Fund. Deze laatste categorie heeft als doel de rentegevoeligheid van de beleggingsportefeuille te verhogen om deze in een afgesproken verhouding te brengen met de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Afgelopen jaar gold een verhouding van 65% voor het afdekken van het renterisico. De verdeling van de beleggingen in financiële instrumenten naar renteherzieningsdatum- of aflossingsdatum, indien deze eerder ligt, en de gemiddelde effectieve rentevoet is als in onderstaande tabel. In de verdeling is rekening gehouden met de renteswaps, een negatieve marktwaarde bij 'looptijd korter dan 1 jaar' is het gevolg van de korte rente van deze renteswaps. Met een renteswap wordt doorgaans een korte rente geruild voor een lange rente om renterisico van de pensioenverplichting af te dekken. De korte rente die betaald wordt heeft dus een negatieve marktwaarde en een looptijd die korter is dan een jaar. De verdeling van de beleggingen in financiële instrumenten naar renteherzieningsdatum- of aflossingsdatum, indien deze eerder ligt, en de gemiddelde effectieve rentevoet is als in onderstaande tabel. 31-12-2013
31-12-2014 € Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar Langer dan 10 jaar Niet rentedragende instrumenten
%
€
%
68.590 -83.062 213.626 608.601 242.847
6,5 -7,8 20,3 57,9 23,1
-285.608 235.803 201.387 444.921 251.950
-33,6 27,8 23,7 52,4 29,7
1.050.602
100,0
848.453
100,0
Het bovenstaande overzicht geeft de verdeling van het renterisico van de totale portefeuille waarbij tevens rekening gehouden is met de renteswaps. Een negatieve marktwaarde in het blok “Korter dan een jaar” is het gevolg van de korte poten van deze renteswaps. Met een renteswap wordt doorgaans een korte rente (de korte poot) geruild voor een lange rente (de lange poot) om renterisico van de pensioenverplichtingen af te dekken. De korte rente die betaald wordt, de korte poot, heeft dus een negatieve marktwaarde en een looptijd die korter is dan een jaar. In de portefeuille zijn financiële instrumenten opgenomen welke gevoelig zijn voor wijzigingen in de marktrente. De portefeuille is blootgesteld aan een aanzienlijk renterisico.
64
Jaarverslag 2014
De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven (voor 2013 betreft dit een opgave inclusief de overige technische voorzieningen): 31-12-2014 31-12-2013 € Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > >
5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
%
€
%
134.405 147.192 276.414 382.537
14,3 15,7 29,4 40,7
127.241 133.505 233.563 299.616
16,0 16,8 29,4 37,7
940.548
100,0
793.925
100,0
Risico zakelijke waarden (S2) Het risico zakelijke waarden, oftewel het koersrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of de algemene marktontwikkeling) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door middel van spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) naar sectoren en geografische regio's wordt het prijsrisico gemitigeerd. Valutarisico (S3) Valutarisico is het risico dat de waarde van een financieel instrument zal fluctueren als gevolg van veranderingen van valutakoerswisselingen. Voor zowel vastrentende waarden als aandelen wordt actief valutabeleid gevoerd. Uitgangspositie is een volledige afdekking van het valutarisico voor vastrentende waarden. Het valutarisico voor de aandelenportefeuille wordt gemiddeld voor 75% afgedekt. Het totaalbedrag dat na afdekking buiten de euro wordt belegd, bedraagt ultimo jaar circa 5,8% (2013: 6,2%) van de beleggingsportefeuille. Het wereldwijd aandelen fonds belegt (deels) in aandelen die genoteerd zijn in andere valuta dan de euro. Hierdoor bestaat een valutarisico. Het valutarisico in US dollar, Britse pond en Japanse yen wordt naar euro's afgedekt. In het staatsobligatiefonds zitten enkel beleggingen gedenomineerd in Euro waardoor het niet is blootgesteld aan enig valutarisico. In de overige fondsen kunnen beleggingen zitten met een denominatie in andere Europese valuta dan in Euro, maar al deze posities worden afgedekt naar Euro via 1-maands valuta forward contracten waardoor deze beleggingsfondsen een beperkt valutarisico lopen. Aangezien alle beleggingen gedenomineerd zijn in Euro, zijn het SLM fonds en hypothekenfonds niet blootgesteld aan enig valutarisico. De valutapositie per 31 december 2014 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2014
2013
€
€
989.207
795.972
Canadese dollar Hong Kong dollar Zwitserse frank Australische dollar Zuid-Koreaanse won Taiwanese dollar Zweedse kroon Braziliaanse real Amerikaanse dollar Overige valuta
10.897 9.682 9.673 7.695 4.411 3.919 3.375 2.772 -2.420 11.488
7.867 6.740 6.921 5.875 3.648 2.660 2.518 2.463 3.906 9.883
Totaal niet EUR
61.492
52.481
1.050.699
848.453
Euro
Een restrisico betreft de categorie overige valuta; deze valuta betreffen valuta in opkomende markten en/of hebben een correlatie met de USD. Het bestuur heeft besloten om deze risico's niet af te dekken. In de solvabiliteitstoets van het fonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen.
65
Jaarverslag 2014
Prijsrisico (S4) Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. In aanvulling hierop maakt het fonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Naast de strategische mix heeft het fonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximaal percentage dat namens het fonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd. Naleving van deze richtlijnen vindt plaats door de beleggingscommissie op basis van onafhankelijke rapportages van AEAM. De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar regio is als volgt: 2013
2014 %
€ Nederland en andere EU-landen Europa (niet-EU) Noord-Amerika Japan Overig (inclusief beleggingsvorderingen) Totaal
€
%
567.865 76.719 214.681 23.167 168.267
54,1 7,3 20,4 2,2 16,0
481.493 57.879 128.058 14.622 166.401
56,8 6,8 15,1 1,7 19,6
1.050.699
100,0
848.453
100,0
De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt: 2014 € Basismaterialen Industrie Cyclische consumentengoederen Energie Gezondheidszorg Niet-cyclische consumentengoederen Nutsbedrijven Informatietechnologie Telecommunicatie Overheid en overheidsinstellingen Financiële instellingen Overige Totaal
2013 %
€
%
16.762 54.558 55.286 37.444 35.104 50.000 18.025 48.647 33.776 379.237 289.011 32.849
1,6 5,2 5,3 3,6 3,3 4,8 1,7 4,6 3,2 36,1 27,5 3,1
13.479 46.504 52.516 30.956 21.637 36.181 12.680 32.083 26.083 283.159 235.289 57.885
1,6 5,5 6,2 3,7 2,6 4,3 1,5 3,8 3,1 33,4 27,7 6,8
1.050.699
100,0
848.453
100,0
Een nadere detaillering van de segmentatie van de vastgoedbeleggingen naar aard van het vastgoed is als volgt: 2013
2014 %
€ Kantoren Winkels Woningen Logistiek Parkeren Hotels Totaal
66
€
%
435 987 648 172 546 131
14,9 33,8 22,2 5,9 18,7 4,5
2.034 3.283 2.273 632 1.956 381
19,3 31,1 21,5 6,0 18,5 3,6
2.919
100,0
10.559
100,0
Jaarverslag 2014
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito's worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Voor obligatiefondsen geldt dat de economische staat van onderliggende ondernemingen en soevereine staten kan veranderen en dit risico zal door de markt verdisconteerd worden in de prijs van obligaties. Ook zijn obligatiefondsen onderhevig aan settlement risico's ten tijde van de aan- of verkoop en couponbetalingen. Bij obligaties uitgegeven door HighYield ondernemingen en Emerging Market landen is dit risico groter dan bij Investment grade beleggingen dan wel verder ontwikkelde soevereine staten. Het risico bestaat dat de tegenpartij in een swap niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beperkt door onderpandovereenkomsten die met alle tegenpartijen zijn gesloten. In het hypothekenfonds bestaat het risico dat de hypotheekgever niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, waarna het fonds het recht van parate executie heeft op het onderliggende onderpand. Dit risico wordt echter voor een deel van de hypotheken beperkt door een Nederlandse Hypotheek Garantie. Percepties over de totale omvang van dit risico zullen door de markt verdisconteerd worden in de prijs van hypotheken. Bij beleggingen in grondstoffen wordt er echter geïnvesteerd in swaps waarbij er een direct tegenpartij risico is. Daarnaast wordt er ook kredietrisico gelopen over de investeringen van de eventuele liquiditeitsoverschotten in de money market instrumenten. Directe vastgoedbeleggingen oftewel niet-beursgenoteerd vastgoed is niet liquide genoeg om op zeer korte termijn te kunnen verkopen. In het geval het fonds niet direct aan zijn verplichtingen kan voldoen, bestaat de mogelijkheid dat het vastgoedfonds extra geld opvraagt bij de participanten in dat fonds. Hoewel deze optie gekend is bij de participanten, gaat het fonds met deze mogelijkheid uiterst voorzichtig om. In de onderstaande tabel (die op doorkijkbasis is gevuld) zijn de kredietexposures ultimo verslaggevingperiode weergegeven. De overige financiële instrumenten betreft beleggingen waar geen kredietrisico voor geldt zoals aandelen, vastgoedbeleggingen e.d. 2014 € AAA AA A BBB BB B CCC CC C,D Financiële instrumenten zonder rating Overige financiële instrumenten Totaal
2013 %
€
%
251.095 222.830 185.222 145.142 19.732 17.274 3.565 0 14 0 389.223
20,3 18,1 15,0 11,7 1,6 1,4 0,3 31,6
172.913 145.714 109.173 111.188 15.846 15.490 1.792 328 15 90.373 267.425
18,6 15,7 11,7 12,0 1,7 1,7 0,2
1.234.097
100,0
930.257
100,0
-
9,7 28,7
In de portefeuille zijn financiële instrumenten opgenomen welke gevoelig zijn voor wijzigingen in de kredietwaardigheid van de uitgevende instelling. Een A, AA of AAA rating geeft een goede tot uitstekende kredietwaardigheid aan. Bij een Rating van BBB en lager neemt het risico op default toe. De portefeuille is blootgesteld aan een significant kredietrisico. Het totaal kredietrisico wijkt af van de marktwaarde van de portefeuille als gevolg van het gebruik van kredietderivaten (Credit Default Swaps). Met kredietderivaten wordt het kredietrisico op een tegenpartij afgedekt, of kan juist extra kredietrisico op een tegenpartij worden genomen. Voor de berekening van het totaal kredietrisico in bovenstaand overzicht is rekening gehouden met de onderliggende waarde (exposure waarde) van de kredietderivaten in plaats van de marktwaarde van deze derivaten. Hiermee wordt een beter inzicht gegeven in het totaal kredietrisico van de portefeuille. Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.
67
Jaarverslag 2014
Langleven c.q. overlijdensrisico Dit is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de premie en de voorziening pensioenverplichtingen. Dit risico wordt beperkt door de technische winstdeling die met de herverzekeraar is overeengekomen en het feit dat prudente sterftegrondslagen zijn gekozen: door de toepassing van Prognosetafel AG 2014 met toepassing van Towers Watson-ervaringssterftemodel 2014, is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Dit betreft het risico dat de actuariële opslag met betrekking tot het arbeidsongeschiktheidsrisico niet overeenstemt met het daadwerkelijke WAO- c.q. WIA-verloop onder de deelnemers. Ook dit risico wordt beperkt door de voornoemde technische winstdeling. Toeslagrisico Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten). Dit is echter afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. Ultimo 2014 bedraagt de reële dekkingsgraad 78,1% (31 december 2013: 73,6%). Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Het vermogen van het pensioenfonds is per 31 december 2014 en voor het overgrote deel belegd in vrij verhandelbare beursgenoteerde beleggingen en was hierdoor niet blootgesteld aan een significant liquiditeitsrisico. Concentratierisico (S8) Concentratierisico is het risico dat de resultaten van het pensioenfonds worden beïnvloed door relatief grote belangen in een enkel financieel instrument of financiële instrumenten van een zelfde uitgever. Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. De volgende posten zijn met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig: 31-12-2014 €
31-12-2013 %
€
%
Nederland Verenigde Staten Frankrijk Duitsland Verenigd Koninkrijk Oostenrijk Japan
186.936 214.681 146.053 164.088 76.719 18.939 23.167
17,8 20,4 13,9 15,6 7,3 1,8 2,2
170.136 128.058 122.274 120.871 57.879 25.533 14.622
19,6 14,7 14,1 13,9 6,7 2,9 1,7
totaal
830.583
78,9
639.373
73,6
68
Jaarverslag 2014
Operationeel risico (S9) Dit is het risico ten gevolge van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder deze definitie vallen operationele gebeurtenissen zoals IT problemen, tekortkomingen van de organisatiestructuur of interne controle, menselijke fouten, bijvoorbeeld de onjuiste afwikkeling van transacties, verkeerde verwerking van gegevens, fraude en dergelijke en externe bedreigingen. Voor zover dit risico binnen het bestuur ligt, wordt dit gereduceerd door de gedragscode. Zoals eerder vermeldt, heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en AEGON Asset Management. Het operationeel- en uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP en AEGON Asset Management een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico's en geeft aan of de uitvoerder 'in control' is. Een onafhankelijke accountant certificeert deze. De rapportages van de dienstverleners worden uitgebreid geanalyseerd. Indien nodig worden met de dienstverleners afspraken gemaakt over verbeteringen. Juridisch risico Juridisch risico is het risico als gevolg van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten. Beheersing van dit risico is de mate waarin het risico van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten wordt beheerst als gevolg van identificatie, beleidsformulering, implementatie en monitoring. Bestuursrisico Onder het bestuursrisico wordt het risico verstaan, dat het bestuur op deelgebieden qua kennis te kort schiet, dit al dan niet veroorzaakt door niet voorziene bestuursvacatures. Dit risico wordt binnen de huidige opzet van het pensioenfonds beheersbaar geacht, mede gezien het feit dat het bestuur wordt bijgestaan door een actuarieel en beleggingsadviseur, alsmede op financieel gebied door een onafhankelijke accountant. Het bestuur zal - mede in het kader van Pension Fund Governance en ter beheersing van dit risico - extra aandacht besteden aan de benodigde deskundigheid. Het bestuur maakt daarbij gebruik van de expertise van zijn belangenorganisatie, de Pensioenfederatie. Bestuurdersaansprakelijkheidsrisico Feitelijk is het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico géén risico dat het pensioenfonds raakt. Het gaat hier immers om de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuursleden, nadat het pensioenfonds op zijn aansprakelijkheid is aangesproken, dan wel indien de aansprakelijkheidsclaim volledig zou moeten worden geweten aan de bestuursleden persoonlijk. Dit laatstgenoemde risico wordt betrekkelijk gering geacht vanwege zaken als getoetste betrouwbaarheid, bewezen integriteit, geen persoonlijke belangen voor het bestuurderscollectief, geen beleggingshandelingen door bestuursleden en tot slot de zorgvuldige totstandkoming van bestuursbesluiten. Desalniettemin is een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering gesloten ter beheersing van dat risico. Volledigheidsrisico Dit betreft het risico dat niet alle werkgevers en werknemers die onder de verplichtstelling vallen zijn aangesloten bij het pensioenfonds. Op basis van de verplichtstelling heeft een werknemer recht op pensioenaanspraken jegens het pensioenfonds. Hieruit volgt een mogelijk claimrisico. Los van het feit dat een werkgever zelf de verplichting heeft om te bezien of een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds van toepassing is, voert het pensioenfonds doorlopend volledigheidscontroles uit. Op basis van bestandscontroles wordt bezien of sprake is van werkgevers die onder de verplichtstelling vallen, maar nog niet zijn aangesloten. Indien hier op enig moment sprake van is, zal de betreffende werkgever op de verplichtstelling worden gewezen en tot aansluiting worden verzocht. De reeds aangesloten werkgevers dienen jaarlijks een Assurance rapport te overleggen, teneinde vast te stellen dat de werkgever alle onder de verplichtstelling vallende werknemers met de juiste gegevens bij het pensioenfonds heeft aangemeld.
69
Jaarverslag 2014
7.4.4
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het bestuur heeft - onder behoud van zijn verantwoordelijkheden - de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen B.V. en het vermogensbeheer uitbesteed aan AEGON Asset Management B.V. Voor 2014 bedraagt de vergoeding voor TKP Pensioen B.V., die voortkomt uit de langlopende contractuele verplichting € 1,3 miljoen (2013: € 1,3 miljoen). Daarnaast treedt AEGON Levensverzekering N.V. op als herverzekeraar van het fonds. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een zowel met AEGON als TKP gesloten overeenkomst en de bijbehorende Service Level Agreement. De contractuele voorwaarden zijn zodanig van aard dat het risico voor de herverzekerde verplichtingen nagenoeg geheel bij het pensioenfonds ligt. De overeenkomst met TKP is afgesloten per 1 januari 2010 met een looptijd van vijf jaar. Het beheer van de aandelenportefeuille is uitbesteed aan AEGON Asset Management B.V. De werkzaamheden inzake actuariële berekeningen zijn door het pensioenfonds uitbesteed aan Towers Watson Netherlands B.V. Voor 2014 bedraagt deze vergoeding aan Towers Watson Netherlands B.V. € 389 duizend (2013: € 341 duizend). In dit bedrag zijn de kosten niet inbegrepen die door Towers Watson worden gemaakt in het kader van het samengaan met Stichting Notarieel Pensioenfonds.
7.4.5
Verbonden partijen
Transacties met (voormalige) bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Verplichtstelling en uitvoeringsreglement Op basis van de verplichtstelling tot deelneming in het pensioenfonds de dato 23 augustus 2013, worden werkgevers verplicht deel te nemen. De afspraken met de notariskantoren staan beschreven in het uitvoeringsreglement.
70
Jaarverslag 2014
7.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014 2014
2013
€
€
7. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds In rekening gebrachte pensioenpremie
20.103
20.989
De kostendekkende premie op RTS-basis voor 2014 bedraagt € 21,7 miljoen (2013: € 22,5 miljoen). Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. De gedempte kostendekkende premie bedraagt € 16,3 miljoen (2013: € 15,1 miljoen). De feitelijke premie bedraagt € 20,1 miljoen (2013: € 21,0 miljoen). Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte premie
21.749 20.103 16.297
22.549 20.989 15.133
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
17.235 1.965 2.549
18.702 2.113 1.734
Totaal kostendekkende premie
21.749
22.549
Gedempte premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten
11.783 1.965 2.549
11.286 2.113 1.734
Totaal gedempte premie
16.297
15.133
71
Jaarverslag 2014
8. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds De overige kosten voor vermogensbeheer worden niet apart in rekening gebracht door AEGON, maar zitten verrekend in de opbrengsten van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert. Met betrekking tot aandelen en vastrentende waarden is er alleen sprake van directe beleggingsopbrengsten, omdat er belegd wordt in beleggingsfondsen.
2014
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Transactiekosten
Totaal
€
€
€
€
€
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Omvangskorting
2013
194 1.004 19.452 90 929
289 28.798 33.660 0 131.831
-186 -735 -922 -21 -920 804
-8 -269 -79 0 -9
289 28.798 52.112 69 131.831 804
21.670
194.578
-1.980
-365
213.903
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Transactiekosten
Totaal
€
€
€
€
€
Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Omvangskorting
218 969 16.916 77 -20.473
-498 52.150 -14.200 -43 -6.466
-218 -712 -875 -52 -761 708
0 -257 -50 -25 -73
-498 52.150 1.791 -43 -27.773 708
-2.293
30.944
-1.910
-405
26.335
2014
2013
€
€
9. Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Andere baten
4 2 1
1 3 14
7
18
19.157 313 4.130 80 383 4.859
17.970 902 3.973 71 374 626
28.922
23.917
De overige baten in 2014 hebben met name betrekking op ontvangen intrest. 10. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Wezenpensioen WAO-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie
Het aantal afkopen in 2014 is ten opzichte van 2013 gestegen, omdat er een afkoopactie met betrekking tot zogenaamd 'klein pensioen' heeft plaatsgevonden.
72
Jaarverslag 2014
2014
2013
€
€
11. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Kosten verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Adviserend actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Project samengaan
273 17 1.313 47 30 392 3 79 0 80 315
152 30 1.293 76 53 333 164 91 0 104 0
2.549
2.296
De uitvoeringskosten in 2014 zijn ten opzichte van 2013 gestegen met ruim € 250 duizend. Deze stijging wordt volledig verklaard door de kosten voor de werkzaamheden die uitgevoerd worden in het kader van het samengaan van BPF Notariaat en Stichting Notarieel Pensioenfonds. Door onder andere extra vergaderingen zijn de bestuurskosten gestegen van € 152 duizend in 2013 naar € 273 duizend in 2014. In totaal is er € 220 duizend aan vergoeding en vakatiegeld betaald aan de bestuursleden. Daarnaast is er ten opzichte van 2013 een aparte kostenrekening opgenomen waarop de kosten van het samengaan tussen beide pensioenfondsen wordt verantwoord. De administratiekostenvergoeding is ten opzichte van 2013 vrijwel gelijk gebleven. De kosten voor de certificerend actuaris zijn in 2014 gedaald, omdat de kosten die voor 2013 geschat waren € 15 duizend lager uitvielen. Voor de certificering in 2014 is een bedrag van € 45 duizend geschat. In 2014 hebben de bestuursleden voor de verrichte werkzaamheden in totaal een bedrag van € 220 duizend (2013: € 91 duizend) aan vergoeding ontvangen. De stijging ten opzichte van 2013 wordt veroorzaakt door de vele vergaderingen en bijeenkomsten die zijn gehouden in het kader van het samengaan met Stichting Notarieel Pensioenfonds. De daling van de advieskosten heeft te maken met een grote kostenpost in 2013 met betrekking tot het Aegon matchingsmandaat. Deze kosten zijn in 2014 niet gemaakt. Alle overige advieskosten zijn verantwoord onder 'Project samengaan' of 'Adviserend actuaris'. De overige kosten bestaan voornamelijk uit kosten met betrekking tot communicatie. Accountantshonoraria De accountantskosten hebben voor een bedrag van € 46 duizend betrekking op de wettelijke controle van de jaarrekening en verslagstaten over 2014 door PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. € 1 duizend heeft betrekking op andere controle-opdrachten. Aantal personeelsleden Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV. Project samengaan Project Project Project Project Project Project Project
Werkgroep Uitvoering Werkgroep Regelingen Werkgroep Financieel Stuurgroep Werkgroep Governance & Juridisch Werkgroep Vermogen & Juridisch Programmabureau
De projecten hebben betrekking op het samengaan met Stichting Notarieel Pensioenfonds.
73
6 16 45 17 40 70 121
0 0 0 0 0 0 0
315
0
Jaarverslag 2014
2014
2013
€
€
16.506 0 2.954 -29.476 160.551 -1.327 -2.600 92
17.880 145 2.900 -24.655 -26.872 -7.983 0 -767
146.700
-39.352
-80 3
-1.399 25
-77
-1.374
42 -636
-1 -557
-594
-558
-582 1.897
-326 7.934
1.315
7.608
14 13
25 4
28
29
12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Korting van aanspraak en rechten Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Conversie aanspraken (65 naar 67) Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
13. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie voorziening toekomstige schadegevallen Mutatie spaarfonds gemoedsbezwaarden
14. Saldo herverzekering Premie herverzekering Technisch resultaat
15. Saldo overdracht van derden Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten
16. Overige lasten Interest waardeoverdrachten Overig
74
Jaarverslag 2014
7.4.7
Verbonden partijen
Verplichtstelling en uitvoeringsreglement Op basis van de verplichtstelling tot deelneming in het pensioenfonds de dato 6 maart 2006, zijn werkgevers verplicht deel te nemen. De afspraken met de notariskantoren staan beschreven in het uitvoeringsreglement. Transacties met bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders.
Groningen, 9 juni 2015 Namens het bestuur,
A.B.M. Baakman Mr. J.P. Loof Mr. M.A. van Gaalen Mw. mr. K.A.J. van Geest Mr. A.J.A. Marks L. Bosselaar A. Hoekstra M.J. van der Werf
75
Jaarverslag 2014
OVERIGE GEGEVENS
76
Jaarverslag 2014
8.
Overige gegevens
8.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Voor het verslagjaar wordt voorgesteld het resultaat in zijn geheel toe te voegen aan de reserves.
8.2
Gebeurtenissen na balansdatum
nFTK Vanaf 1 januari 2015 is het FTK aangepast. Deze aanpassing heeft grote gevolgen voor pensioenfondsen. Onder het oude FTK bevindt het eigen vermogen zich boven het VEV, onder het nFTK is dit echter niet het geval. De reguliere dekkingsgraad van 111,9% komt onder het nFTK te vervallen. Per 1 januari 2015 wordt gerekend met de beleidsdekkingsgraad, die 110,3% is. Daarnaast stijgt het VEV onder het nFTK van 111,4% naar 115,7%. Op basis van deze cijfers wordt geconcludeerd dat het pensioenfonds weer in reservetekort is geraakt. Conversie van pensioenaanspraken naar 67 Het pensioenfonds heeft besloten om per 1 januari 2015 de aanspraken tot 1 januari 2012 op ouderdomspensioen te converteren naar pensioenleeftijd 67. Ten tijde van het samenstellen van de jaarrekening worden de conversietarieven bepaald en zal de conversie nog plaats moeten vinden in de pensioenadministratie. Het uitgangspunt van de conversie is dat deze actuarieel neutraal plaatsvindt, echter doordat de jaarrekening opgesteld wordt met de rentetermijnstructuur per 31 december 2014 ontstaat er op de grondslagen van de jaarrekening een resultaat. Voorts vindt de pensioenopbouw van arbeidsongeschikte deelnemers vanaf 1 januari 2015 op basis van het nFTK. Dit heeft gevolgen voor de waarde van de toekomstige aanspraken. Omdat het besluit tot conversie in 2014 is genomen, zijn beide effecten in de technische voorziening per 31 december 2014 verwerkt. Pensioenregeling 2015 In het najaar van 2014 hebben de sociale partners afspraken gemaakt over een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2015. Het opbouwpercentage is verlaagd van 2% naar 1,75%. Het partnerpensioen zal vanaf 1 januari 2015 op opbouwbasis gefinancierd worden. Vanwege de invoering van partnerpensioen op opbouwbasis heeft het pensioenfonds besloten om ook voor het opgebouwde pensioen de deelnemer de mogelijkheid te bieden een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen voor een opgebouwd partnerpensioen. Aanvullend heeft het pensioenfonds besloten om alle opgebouwde aanspraken met een pensioenleeftijd van 65 om te zetten naar aanspraken met een pensioenleeftijd van 67 jaar. De omzetting vindt plaats per 1 januari 2015. Transitie beleggingsportefeuille Het kapitaalcontract van het pensioenfonds bij Aegon Levensverzekeringen N.V. liep tot en met 31 december 2014 en is op 1 januari 2015 voortgezet op basis van Vrij vermogensbeheer middels een contract met Aegon Investment Management B.V.. Hiervoor zijn de beleggingen in de fondsen voor Verzekerde relaties per 1 januari 2015 omgezet naar de fondsen voor Vrij vermogen. Het totale bedrag aan beleggingen van
77
Jaarverslag 2014
€ 1.050.699 duizend is verkocht voor opening van de beurs op 2 januari 2015 en tegen dezelfde koers ingelegd in de fondsen voor Vrij vermogen, waardoor dit geen financiële gevolgen heeft voor het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft voor de uitgevoerde transacties geen transactiekosten betaald. In het jaarverslag van 2014 worden de beleggingen weergegeven en toegelicht op basis van de beleggingsposities in het verzekerde kapitaalcontract.
78
Jaarverslag 2014
8.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
79
Jaarverslag 2014
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum tenminste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Het oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat tot en met 31 december 2014 van kracht was. Voor de volledigheid merk ik op dat, op basis van gegevens die door het pensioenfonds zijn aangeleverd en door mij op plausibiliteit gecontroleerd, mijn oordeel over de vermogenspositie per 1 januari 2015 op basis van het nieuw Financieel Toetsingskader zou zijn gewijzigd in niet voldoende vanwege een reservetekort. Apeldoorn, 9 juni 2015
A. Berger AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
80
Jaarverslag 2014
8.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat te Groningen gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het stichtingskapitaal en reserves en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur , beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het stichtingskapitaal en overige reserves van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor Medewerkers in het Notariaat per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
81
Jaarverslag 2014
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 9 juni 2015 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door Drs. H.C. van der Rijst RA
82
Jaarverslag 2014
Bijlagen Bijlage 1
Recapitulatie deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar
Bij
Af
Stand ultimo verslagjaar
6.377
838
783
6.432
13.588
598
5.479
8.707
2.348
283
131
2.762
1.703
224
135
2.062
arbeidsongeschiktheidspensioen
133
8
15
126
partnerpensioen
486
44
5
525
26
23
0
49
22.313
1.719
6.131
17.901
Actieven Gewezen deelnemers Gepensioneerden Waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen
wezenpensioen Totaal:
De daling van het totaal aantal deelnemers wordt veroorzaakt door de afkoopactie ‘klein pensioen’. Dit is ook goed zichtbaar in de afname van het aantal gewezen deelnemers. De maximale afkoopgrens voor 2014 bedroeg € 458,06.
83
Jaarverslag 2014
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AFM Autoriteit Financiële Markten Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Assurance rapport Een rapport waarin een accountant een conclusie formuleert die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de evaluatie van of de toetsing van het object van onderzoek ten opzichte van de criteria, te versterken. Beleidsdekkingsgraad De beleidsdekkingsgraad is de twaalf-maands gemiddelde dekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad geeft de financiële positie van het pensioenfonds weer. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtssituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen.
84
Jaarverslag 2014
Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta's, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en OostEuropa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) en nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Met ingang van 1 januari 2015 is het FTK aangepast en de tenaamstelling gewijzigd in nFTK. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte kostendekkende premie De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een verwachting voor de toekomst.
85
Jaarverslag 2014
Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijn herstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijn herstelplan op. Het kortetermijn herstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Insider Verbonden personen die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. LDO (Long Duration Overlay) Dit is een beleggingsfonds waarbij gebruik wordt gemaakt van renteswaps om de duration van de beleggingen te verlengen zodat deze beter wordt afgestemd op die van de verplichtingen. Dit zorgt ervoor dat de waardeontwikkeling van beleggingen als gevolg van renteveranderingen in lijn is met die van de verplichtingen. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn.
86
Jaarverslag 2014
Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden. Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet (PW) Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2000-2005. Raad van Toezicht Voor het intern toezichthoudend orgaan is gekozen voor een Raad van Toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat.
87
Jaarverslag 2014
Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur, of yield curve, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Een normale rentetermijnstructuur heeft een stijgend verloop. Reservetekort Er is sprake van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico's, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. SLM Betreft het AeAM Stategic Liability Matching Fund, is de vervanger van LDO en zorgt ervoor dat de waardeontwikkeling van beleggingen als gevolg van renteveranderingen in lijn is met die van de verplichtingen. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Streefvermogen Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële marktrente. Dit betekent dat het pensioenfonds streeft naar een eigen vermogen zodanig dat 80% van de verwachte toeslagverlening is gefinancierd.
88
Jaarverslag 2014
Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast (geïndexeerd). Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Toeslagenlabel Het Toeslagenlabel is een illustratie met bijbehorende tekst dat in één oogopslag laat zien hoe het opgebouwd pensioen naar verwachting meegroeit met de stijging van de prijzen. Het doel van het label is om op een toegankelijke wijze informatie te geven over de waardevastheid van het pensioen. Triple A Triple A is een classificatie van het kredietrisico van ondernemingen met behulp van een lettersysteem afkomstig van het Amerikaanse Standard & Poor's of Moody's Investor Service. Triple A, oftewel AAA, staat voor beste kwaliteit. Uitvoeringsreglement Het reglement waarin opgenomen de afspraken tussen alle, op grond van de verplichtstelling en de Pensioenwet daartoe verbonden, werkgevers en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Voortzettende deelnemers Deelnemers die wel pensioen opbouwen, maar niet meer in dienst zijn bij de werkgever. Dit geldt bijvoorbeeld voor medewerkers die gebruik hebben gemaakt van een prepensioen regeling of medewerkers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn verklaard. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
89
Jaarverslag 2014
Bijlage 3
Nevenfuncties
A.B.M. Baakman - Vicevoorzitter en penningmeester PAX Kinderhulp Borculo - Bestuurslid Provisorie Borculo L. Bosselaar - Secretaris BMN - Penningmeester Stichting pioniers van de Toekomst Noordoostpolder M.A. van Gaalen - Bestuurslid Historische Tuin Aalsmeer - Bestuurslid Korenmolen De Leeuw - Lid Raad van Toezicht kinderdagverblijf Solidoe K.A.J. van Geest - Adviseur praktijkzaken KNB - Secretaris Commissie toegang notariaat A. Hoekstra - Vicevoorzitter BMN - Bestuurslid Stichting Opleiding Medewerkers Notariaat J.P. Loof - Lid Kamer voor het Notariaat ‘s Hertogenbosch A.J.A. Marks geen M.J. van der Werf - Voorzitter BMN - Vicevoorzitter en penningmeester Stichting Opleiding Medewerkers Notariaat
90
Jaarverslag 2014
Colofon Uitgegeven door Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat Postbus 501 9700 AM Groningen Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM Groningen Telefoon 050 582 98 58 Internet www.bpfmedewerkersnotariaat.nl Email-adres
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM Groningen
91
Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het Notariaat Postbus 501 9700 AM Groningen www.bpfmedewerkersnotariaat.nl