1
1.14 Uitbreiding: bijlage 1 Antropologisch (Hugo Claus) 1
Dit volk dat naar men beweert zich tussen twee polen beweegt, het vette en het vrome, gelooft minder in het hiernamaals dan in zijn dagelijkse gort.
5
Dit volk zal ’s zondags de paus of de negers een aalmoes geven, of bij de wierook het beeld vereren van de pastoor van Ars die stonk naar de armen, 10
maar het meest vleit dit volk met geld en gebeden uit vrees voor magere jaren zijn makke heersers, de makelaars.
Lied van de kleine eigenaar (Hugo Claus) 1
5
Wij trekken ons niets an. Wij trekken ons plan. Hoe wij ons in 't leven weren door 't een en 't ander t' arrangeren, dat gaat niemand nie an.
't Goevernement is één misere, daar is toch niets aan te doen, 't is een spel voor de grote heren, zij doen het voor de poen. 10 Als je kon, zou je 't ook nie doen? Maar 't zal onzen tijd wel duren, daarvoor gaan we niet verzuren, voor politiek zijn we te stom, of 't land recht gaat of krom, 15 wat brengt het op? – daar gaat het om. Wat kan het ons verdommen zolang ze an ons pensioen nie kommen. Ons eigen huis en de Teevee, en elk jaar drie weken an de zee, 20 wat wil je meer, Meneer? Allee, santé! Uit: Hugo Claus, Gedichten 1969-1978. Amsterdam: De Bezige Bij, 1979.
2 Op zondag is de stad een groot aquarium (Hanny Michaelis) 1
5
10
Op zondag is de stad een groot aquarium. Het licht stroomt er als vuilgeel water binnen. Langs het verflenste wier van parken en onverschillige plantsoenen zwemmen de mensen als verdwaasde vissen rond tussen de vale huizenriffen, door scholen kinderen omstuwd. Met bolle ogen happen zij naar lucht, snakkend naar de bevrijding die zij haten: het schrikbeeld van de maandagmorgen, gekromd van plichtsbesef en wit van zorgen. Uit: C. Buddingh’ & E. van Vliet (red.), Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten. Honderd jaar Noord- en Zuidnederlandse poëzie (1880-1980) in dertig thema’s. Deel 2. Amsterdam / Antwerpen: Elsevier Manteau, 1982.
Bermtoerisme (J. Bernlef) 1
5
10
15
20
25
30
Drie mieren tussen de verdorde gras sprieten op weg bijna aangereden een gezin stopt in de berm vader moeder mannetje van vier ontdekken tussen de blikjes een leuk plekje wat mooi is het hier en voetbalt met een blikje. Maar moeder klapt de stoelen uit en tien minuten later koffie al maar waar is Jan nu verdwenen soms in het donkere bos misschien? Nee spelend steekt hij een stokje in een platgereden egel ernstig roerend. Ook hier de behoeftes kleine en grote te doen in het bos waar het gonst van de vliegen en een gaai vlammend verschiet doet moe haar poepje terwijl pa geniet van de snelheid. Straks weer het asfalt de witte streep huiswaarts maar nu nog volop genieten met een zakmes gekerfd in de boom waaronder gezeten voluit hun namen opdat wij het weten. J. Bernlef, Bermtoerisme. Amsterdam: Querido, 1968.
3 Tien tot schizofrenie leidende vragen (Eddy Van Vliet) 1
5
Wanneer ik het mongooltje een duw geef in de goede richting d.w.z. in het kanaal ben ik dan een moordenaar? Wanneer ik mijn soldatenjas aantrek en trouw aan het vaderland zweer ben ik dan een moordenaar? Wanneer ik een spelend meisje tussen de zebrapaden doodrijd ben ik dan een moordenaar?
10
15
Wanneer ik aandeelhouder ben van een chemisch bedrijf ben ik dan een moordenaar? Wanneer ik mij een nieuwe voorraad condooms aanschaf ben ik dan een moordenaar? Wanneer ik mijn tomaten bespuit met insecticiden ben ik dan een moordenaar?
20
Wanneer ik weiger 100 fr. aan de lepra-actie te storten ben ik dan een moordenaar? Wanneer ik een regering duld die oorlogen goedkeurt ben ik dan een moordenaar?
25
Wanneer ik abortus propageer ben ik dan een moordenaar? Wanneer ik een moord bega ben ik dan een moordenaar? Uit: Eddy Van Vliet, Columbus tevergeefs. Brugge/Utrecht: Desclée De Brouwer, 1969.
4 Stadgenoot (Jan G. Elburg) 1
Hij is het licht vergeten en het gras vergeten en al die kleine levende kevertjes en de smaak van water en het waaien
5
hij is de geur vergeten van het hooi de grijze vacht van schapen de varens de omgelegde aardkluiten zijn binnen is geen nest zijn buiten geen buiten zijn tuin een vaas
10
15
hij is ook de bliksem vergeten de rauwe hagel op zijn voorhoofd hij zegt niet: graan meel brood hij ziet de vogels niet weggaan en de sneeuw niet komen hij zal bang en verongelijkt doodgaan Uit: C. Buddingh’ & E. van Vliet (red.), Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten. Honderd jaar Noord- en Zuidnederlandse poëzie (1880-1980) in dertig thema’s. Deel 2. Amsterdam / Antwerpen: Elsevier Manteau, 1982.
5 Chili (Hans Tentije) 1
5
10
De begrafenis van Pablo Neruda heb ik gezien, gisteravond, op de televisie kitschbloemen waren met overweldigende pracht regelrecht vanaf Macchu Picchu op z'n kist neergedaald, als oranjebloesem en honderden mensen zongen in 't Spaans de Internationale 't was of hij die zelf geschreven had ergens in Santiago lag een kapotgeschoten man op straat onder wat kranten waarin misschien 't leugenachtige nieuws over de dood van Allende nog naritselde even later kwam er een admiraal van de militaire junta in beeld om te vertellen dat de linkse terreur was afgelopen dat de armen 't nu eindelijk beter zouden krijgen
15
20
wat kon ik anders doen, godverdomme dan hem een langzaam slopende kopervergiftiging toewensen anders niks maar tegelijkertijd schoten me, slordig maar ontroerend genoeg, deze regels van jou, Neruda, te binnen: 'Ik wil de dood in samen met de armen wie tijd ontbrak hem nader te bezien geranseld als ze zijn door wie de hemel verkaveld hadden en fraai ingedeeld' Uit: C. Buddingh’ & E. van Vliet (red.), Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten. Honderd jaar Noord- en Zuidnederlandse poëzie (1880-1980) in dertig thema’s. Deel 1. Amsterdam / Antwerpen: Elsevier Manteau, 1982.
6 Vijf manieren om een mens te doden (Herman De Coninck) 1
5
10
15
20
25
30
Er zijn vele omslachtige manieren om een mens te doden: je kunt hem een houten plank laten dragen naar de top van een heuvel en hem erop vastnagelen. Om dit behoorlijk uit te voeren heb je een massa volk nodig met sandalen, een kraaiende haan, een mantel om te verdelen, een spons, azijn en iemand om de nagels erin te hameren. Of neem een stalen staaf, op de gewone manier gedreven en gevormd, en tracht zijn metalen uitrusting te doorboren. Maar hiertoe heb je witte paarden nodig, Engelse bomen, mannen met pijl en boog, ten minste twee vlaggen, een prins en een kasteel om je banket in te houden. Zonder adel erbij kun je, als de wind gunstig staat, gas op hem loslaten. Maar dan heb je een mijl modder nodig, doorsneden met dijken, om nog te zwijgen van zwarte laarzen, bomkraters, nog meer modder, een rattenplaag, een dozijn liederen en enkele ronde, stalen helmen. In de eeuw van de vliegtuigen kun je mijlen boven je slachtoffer vliegen en over hem beschikken door het overhalen van een hefboompje. Al wat je dan nodig hebt is een oceaan om je te scheiden, twee regeringssystemen, de geleerden der natie, vele fabrieken, een psychopaat en land dat niemand nodig heeft gedurende vele jaren. Dit zijn, zoals gezegd, omslachtige manieren om een mens te doden. Eenvoudiger, direct en veel keuriger is: vaststellen dat hij ergens in het midden van de twintigste eeuw leeft, en hem daar laten. Naar Edwin Brock. Uit: Herman de Coninck, De gedichten. Deel 1. (Samengesteld en verantwoord door Hugo Brems.) Amsterdam – Antwerpen: De Arbeiderspers, 1998.
7 Vroege sneeuw (Frank Koenegracht) 1
5
In plaats van op de man te schieten begon het vuurpeloton allerlei vragen te stellen zoals: waarom doe je ons dit aan, waar hebben we dit aan verdiend, denk je dan alleen maar aan jezelf en: wat is er toch aan de hand. Er kwam geen antwoord. Ook niet toen de generaal begon te spreken, de vreemdste dingen beloofde, zich van wanhoop
10
15
en woede zo'n beetje op de grond stortte, ja er in feite een vrij pijnlijke scène van maakte. Geen antwoord. Gelukkig redde de kapitein de situatie. Hij hees zijn oude meerdere op, troostte hem, kuchte en zei: Kom heren dit was een kostelijke grap maar laten we nu weggaan het wordt immers al donker, kijk: de eerste sneeuw. Uit Yves T’Sjoen (red.), De tegenstrijdige generatie. Dichters van de jaren zeventig. Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 2011.
8 Vrouw en kind (Bart Moeyaert) (2006) 1
5
10
15
20
25
30
Was je niet liever thuisgebleven? Had je de oceaan niet moeten laten, Breed als hij is, en heb je onze kou Dan nooit gehaat? Dicht bij de evenaar Is de maan een boot, een hand, een kom. Daar kan wat in. Veel zorg. Hier niet. Hier wast de maan als een doof oor. Ze leunt en luistert niet. Je hebt de man Die jong maar moe was niet gekend. Hij leed waarschijnlijk aan het draaien van de aarde. Dat moet haast wel, als je de waarde van warmte vergeet en op een middag vindt dat de zon nu lang genoeg geschenen heeft. Hoezo heb je het koud .Last van mijn blik? Koud om je hart? Koud als je valt? Jij was hier nog niet eerder, wel. Went het een beetje onderhand. Heb je het naar je zin of niet. Vind je Dit land geen land voor jou misschien, Geen land van melk en honing. Hoor ik je taal, hoor ik je heimwee, Hoor ik je, hoor ik je, het is je geraden, Van wie is dit kind? Het duurt geen tel En de stad is veranderd. Dat dacht ik Vannacht toen de maan hier een oog was, En boven het land van je moeder een hand. Een boot. Een kom. Ik vroeg me af Of jij ook na je dood blijft zorgen Voor het kind. En zal ik eens in jouw plaats Vragen wat een ander daarvan vindt? Bron: http://www.antwerpenboekenstad.be/stadsdichters. Geschreven als stadsdichter naar aanleiding van de moorden gepleegd door Hans Van Themsche.
9 Ik stop mijn ogen in mijn zak (Saskia De Coster) (2006) 1
5
10
15
20
25
30
Ik stop mijn ogen in mijn zak: Genoeg gezien. Ik trek een zak over mijn kop. Genoeg gezaagd. Genoeg. OEF. OEF. Het is zo heet hier, in die zak. OEF. Maar goed, ik ben veilig. OEF. OEF. Help! Lucht! Red mij! Ik wist het, ik wist het, dat ik gekidnapt ging worden. Het is te laat. Laat mij maar stikken, ja. Waarom wordt mij het leven onmogelijk gemaakt? Waarom? Ik versta u niet goed, met die zak over mijn kop. Waarom? Ah, daarom. Ah ja. OEF. OEF. Lucht! Ah ik versta het, ik mag niet meer ademen In mijn eigen land en taal. Ik leg mijn oor tegen de grond. Ik hoor toch met mijn eigen oren: daar trappelen barbaren het hele land plat als een kak. Doe maar. Ik heb niets tegen barbaren maar mag ik twee seconden praten? Het is toch waar. Wat maar? Mij niet verstaan? Als ik nu een zak wil dragen. Altijd uw maar. Uw maar als een koude vork over mijn billen. (OEF.) Uw maar al bijna even erg als zaad van haat dat van het ene lichaam in het andere schiet. De Morgen, 26-9-2006.
10 Zinloos gedicht (Hagar Peeters) (2008) 1
Beste dode postbode, verkeersregelaar, hoofdagente u bent voor mij de helden van 2008 u en alle anderen dankzij wier (mijn stiefvader verbeterde dit) waakzaamheid wij kunnen dromen
5
ik ben een meisje van 12 mijn vader ging ook dood door zinloos geweld de man die hem had doodgeslagen zei in de rechtszaal dat als hij niet was gaan vechten maar mijn gedicht was gaan lezen, hij mijn vader niet doodgeslagen had
10
15
als je een gedicht leest moet je je goed concentreren en misschien ben je daarna misschien wel ontroerd en als je diep nadenkt of ontroerd bent, kun je niet meer boos zijn als je heel dronken bent kun je ook geen gedicht lezen dus moet je eerst niet meer dronken zijn als je dit gedicht wilt gaan lezen als je gaat slaan omdat je dronken bent ga je dan dus niet meer slaan omdat je dan niet dronken bent je kunt ook tot tien tellen maar tot tien tellen is heel vervelend iedereen die iemand wel eens zinloos heeft gedood heeft wel eens naar een liedje geluisterd dat hij mooi vond
20
een gedicht is een geschreven liedje dat je mooi vindt het is zonde als er liedjes worden gezongen die mooi zijn maar niemand luistert het is zonde als er gedichten worden geschreven en niemand leest ze omdat iedereen het te druk heeft met ongeduldig zijn waardoor hij anderen slaan wil
25
iemand die iemand doodslaat denkt dat dat op dat moment het allerbelangrijkste is maar er zijn gedichten waarin iets staat wat nog veel belangrijker is ik wil dit gedicht geven aan alle mannen en vrouwen in alle gevangenissen waarin ze zinloos hun tijd zitten te verdoen omdat ze zinloos iemand hebben doodgemaakt zodat ze als ze toch niets beters te doen hebben mijn gedicht kunnen gaan lezen
30
als ze het niet kunnen lezen kan ik het voor ze laten vertalen door een tolk ofzo want dit gedicht rijmt niet dus is het heel makkelijk te vertalen het is een heel makkelijk gedicht dat iedereen wel zou kunnen begrijpen want ik ben een meisje van 12 en mijn vader is doodgeslagen door iemand die met zijn verkeerde been uit bed was gestapt. Bron: http://archief.nrc.nl
11
In het land der koningen (Ramsey Nasr) 1
5
ik leef in een land waar de dierenvriend besluit uit goedheid een andere mens neer te knallen ik leef in een land waar de vrome gelovige besluit uit eerbied het mes in de ketter te planten ik leef in een land waar onze jongens uit gekkigheid soms de conducteur in elkaar stampen
10
15
20
ik leef in een land waar een keurige man, achtendertig, blond de vrijheid neemt om door anderen heen te rammen en in dit rood, rood schemerland waar de grenzen totaal werden opgeheven waar de mondigheid totterdood wordt beleden en waar zestien miljoen koningen leven daar ontstaat vanzelf een nieuwe orde daar zal langs feestelijk afgezette lanen een laatste koningin haar laatste onderdanen als beesten overreden zien worden Ramsey Nasr, dichter des Vaderlands in NRC Handelsblad, 1 mei 2009.
Toelichting ● Pim Fortuyn werd in 2002 vermoord door de ‘dierenvriend’ Volkert van der Graaf. ● Theo van Gogh werd in 2004 vermoord door ‘de vrome gelovige’ Mohamed Bouyeri. ● De 38-jarige man is Karst T. die op 30 april 2009 (Koninginnedag) een aanslag wou plegen op de koninklijke familie en daarbij verscheidene toeschouwers doodreed.
12 Droomde u van uitwassen? Rook op het water? (Arnoud van Adrichem) 1
5
10
15
Droomde u van uitwassen? Rook op het water? Onze mensen gebruiken alleen proportioneel geweld. Wat vraagt om excessen: dovemansoren, blindheid. Het gebruik van traangas lijkt gerechtvaardigd, soms. Hoe u in huilen uitbarst, zich op de grond werpt, meer levend dan ooit de aarde smaakt. Huilen moet u leren. Dat is goed voor de longen. Wij adviseren: uien of pepers, diep de ogen in. Wij willen emotie zien! Zoom in op de tranen, het wellen, ietsje dichterbij nog. (Dit wordt de shot van het jaar.) De gummi suist. Een vreemd geluidje, versterk het eens voor het effect. En blijven kijken! Slag op slag incasseerde u. Iemand moet daarvan getuigen, onze mensen in kennis stellen, de resten van de resten opruimen. (Wel erna handenwassen.) Een cameraploegje overweegt om in te grijpen. Een mond beweert: er bestaat een kans dat u dit overleeft. Een andere mond ontkent dat, vurig. Bloeit hier iets moois op? Zo wordt u gedacht te bestaan uit vele liters rode verf. Het is een slechte start maar een begin. Uit: Gerrit Komrij (red.), De 21ste eeuw in 185 gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij, 2010.
Zie ommezijde (Anneke Claus) 1
5
10
15
20
25
maak me dokter breek me maak me mooi en laat me van me houden zet me in de steigers smeed me om kneed me weer meisje stut en spalk me snij in rek op stuc dotter mortel pleister sloop het oude huis met al zijn spoken puin en rook en vinex feniks zal herrijzen kijk hier kijk aan was lelijk eendje ben nu zwaan en wat nu kleine lettertjes hoezo ommezijde ben ik voor of na of ben ik tussenbeide fantoomeendje prefabzwaan (vleugels zijn van die dingen, daar zitten touwtjes aan). Uit: Gerrit Komrij (red.), De 21ste eeuw in 185 gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij, 2010.
13 Naar buiten (Lennert Engelberts) 1
5
10
De honden in de straat blaffen luider dan ooit; het geluid zet je rechtop in bed. De wekker zegt: veel te vroeg. Je wilt weer terug, de slaap in, maar je hoort meer geluiden. Er moet iets zijn. Je schiet in pyjama, in lange ochtendjas en vliegt naar buiten. Je staat midden op straat. Je kijkt om je heen. Nu pas merk je dat je schoenen nog binnen staan. De koude kruipt over je blote voeten over je been, langzaam omhoog.
15
20
Bovendien merk je dat de honden in de straat niet meer blaffen. Het licht van de lantaarn werpt geen verdacht lange schaduwen op straat. Je hoort geen gedempte stem, het krassend geluid van glassnijders in functie. Niets. Je loopt richting openstaande deur, richting warmte van je woning; maar toch even stil, want wat is dat geluid?
25
Net wanneer je denkt: ik word paranoïde trekt iemand een grote zak over je lichaam en begint je overal te schoppen en te slaan. In stilte en duister verblijf je. Uit: Gerrit Komrij (red.), De 21ste eeuw in 185 gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij, 2010.
Naturalisme (Quirien van Haelen) 1
5
Ik heb een criminele achternicht Een oom die dealt, een buur met losse handjes Mijn neef kapt zeldzaam hout uit regenwouden Mijn klasgenoten kweken hennepplantjes En ik werd gisteravond aangehouden Voor stiekem fietsen zonder achterlicht Uit: Gerrit Komrij (red.), De 21ste eeuw in 185 gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij, 2010.
14 You didn’t feel it coming (David Troch) 1
5
wij hebben leeftijd, maar geen ouderdom, het deken uit de picknickmand spreiden wij achteloos in het gras. wij ontkurken wijn, snijden het brood met vaste hand, voelen ons vrij en blazen bloemblaadjes weg die rondom ons dwarrelen, dreigen in een glas te vallen. ons leven lijkt nog op een tekenfilmtafereel: sprinkhanenconcert, bordkartonnen setting, wij kunnen wachten tot de avond komt. Uit: Gerrit Komrij (red.), De 21ste eeuw in 185 gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij, 2010.