Preventie Adviseur
Les 2: Algemene beginselen van het welzijnsbeleid: Deel 1: welzijnszorg 1. Welzijn: Domeinen van het welzijn: -
Arbeidsveiligheid; Bescherming van de gezondheid; Psycho-sociale belasting; Ergonomie; Arbeidshygiëne; Verfraaiing van de werkplaatsen; Maatregelen inzake leefmilieu met invloed op welzijn (intern);
2. Risico: 3. Preventie: - Gericht werken; regelmatig herhalen; wat zijn de restrisico’s. 4. Factoren van aanvaardbaarheid: -
Menselijk leed humanitaire redenen; Economische gevolgen (veel ongevallen minder productie en hogere verzekeringspremies); Externe sociale druk (arbeidsinspectie, bedrijfsimago,…); Interne sociale druk (vakbonden, comité voor Prev. En Besch. ); Juridische aansprakelijkheid; Reglementen en wetgeving.
5. Wettelijke bronnen: -
De Wet van 4 aug. 1996 betreffende het welzijn van de werknemers; De Codex (nog in vorming); Het ARAB (zal later in de Codex vervat zijn); Het AREI (elektriciteit); De machinerichtlijn.
1/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Deel 2: Het preventiebeleid 1. Wie? -
de werkgever - plichten; draagt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid; de hiërarchische lijn; hebben bepaalde taken; de werknemers – plichten; de interne en externe dienst voor preventie en bescherming; het comité voor Preventie en Bescherming op het werk (paritair samengesteld – evenveel werknemers als vertegenwoordigers van de werkgever).
2. Hoe is het preventiebeleid gestructureerd? Beleid – organisatie – risicobeheer – schadebeheersing. • beleid: beleidsverklaring, preventieplannen, strategie,…; • organisatie: CPB, IDPB, EDPB, hiërarchie; • beheer: risicoanalyses, ,maatregelen,… • schadebeheersing: ongevallenonderzoek, incidenten onderzoeken strategie aanpassen. 3. Beleid: beleidsverklaring met de preventiebeginselen: • risico’s voorkomen, bestrijden aan de bron en de restrisico’s evalueren; • vervangen van gevaarlijke producten door andere; • collectieve bescherming is beter dan individuele bescherming; • ergonomie van de werkpost – werk aanpassen aan de mens; • werknemer voorlichten;
4. strategie: • een globaal preventieplan; • een jaarlijks actieplan. 5. Middelen: • dienen door de directie ter beschikking gesteld te worden; 6. dynamische opvolging: • het beleid moet systematisch opgevolgd worden; • de evaluatie van de risico’s moet steeds aangepast worden aan de veranderde situaties. 7. Organisatie van het preventiebeleid: • medeverantwoordelijkheid van de hiërarchische lijn; • werknemers erbij betrekken; • de preventieadviseur is de coach; • overleg met het comité Preventie en Bescherming; • de nodige regels en procedures opstellen.
2/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur 8. Medeverantwoordelijkheid van de hiërarchische lijn – de wetgeving spreekt van taken = onduidelijk! • voorstellen doen aan de werkgever i.v.m. risicobeheersing; • ongevallen en incidenten onderzoeken; • controlerende functie (arbeidsmiddelen, beschermingsmiddelen, gebruikte stoffen en materialen,…); • advies vragen aan het comité • bekwaamheid van de werknemer toetsen aan de hun opgedragen taak; • toezien op de naleving van de instructies; • toezien dat de werknemers deze instructies begrijpen. 9. Verplichtingen van de werknemers: • de toestellen en machines correct gebruiken; • de beschermingsmiddelen correct gebruiken; • de specifieke veiligheidsvoorschriften respecteren; • de werkgever en de preventieadviseur op de hoogte brengen van risico’s; • de werkgever en de preventieadviseur bijstaan zodat deze hun taken kunnen doen; • de werkgever en de preventieadviseur bijstaan zodat er voor een veilig arbeidsklimaat kan gezorgd worden. 10. Coaching door de diensten Preventie en Bescherming: Dit moet gebeuren op de volgende vlakken: • arbeidsveiligheid; • arbeidsgeneeskunde; • ergonomie; • bedrijfshygiëne; • psycho-sociale aspecten (stress, …)
3/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 3: Preventiediensten: Is gebaseerd op de wet van 4/8/1996 (Welzijnswet) Met de uitvoeringsbesluiten van 27/03/98 DRB – Dynamisch risicobeheer IDPB – De interne dienst (veiligheid vooral) EDPB – De externe dienst (gezondheid) De 7 aspecten van het welzijn: - Veiligheid; - Gezondheid; - Psycho-sociale druk; - Ergonomie; - Hygiëne; - Verfraaiing van de werkplaatsen; - Milieu; (intern aan het bedrijf) DE PREVENTIEDIENST : heft als taak “BIJSTAAN” van de werkgever, de hiërarchische lijn en de werknemers. Een preventieadviseur heeft best EEN ZEKERE ONAFHANKELIJKHEID (valt rechtstreeks onder de werkgever) en STAAT HOOG GENOEG OP DE HIERARCHISCHE LADDER. De TAKEN van de preventieadviseur: • controleren dat de wetten en de reglementen worden nageleefd veelvuldige werkplaatsbezoeken; • adviseren en meewerken aan realisatie te verbetering van de veiligheid, gezondheid, … ANALYSEREN – ASSISTEREN – ANIMEREN – ALARMEREN – AMBETEREN Een preventieadviseur dient : - een zekere deskundigheid te hebben; - moet een zekere betrokkenheid met het bedrijf hebben (het bedrijfsklimaat kennen). WANNEER IS ER EEN PREVENTIEDIENST VEREIST? 1. ALTIJD (vanaf het moment dat er een werknemer ingeschreven is in het bedrijf); 2. als er minder dan 20 werknemers zijn, dan kan en mag de werkgever deze taak op zich nemen; 3. als er 20 of meer werknemers zijn, dan moet dit een andere persoon dan de werkgever zijn; a. stel een juridische eenheid met 1 bedrijfszetel 1DPB (Dienst Preventie en Bescherming); b. stel een juridische eenheid met meerdere bedrijfszetels: i. 1 centrale DPB 4/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur ii. 1 DPB in elke zetel met een CPB (Comité voor Preventie en Bescherming – meer dan 50 werknemers) c. stel een bedrijf met 70 werknemers dat zich splits in twee onderdelen (1 met 40 en 1 met 30 werknemers) om geen CPB dienen op te richten. In dit geval wordt nagegaan of er tussen de twee onderdelen geen economische en geen sociale eenheid bestaat (zelfde werk, zelfde gebouwen). Indien ja dient er een CPB en dus een DPB opgericht te worden. d. Meerdere werkgevers die samen een dienst DPB oprichten mag na advies van de arbeidsinspectie.
Klassenindeling bedrijven: Lager dan de volgende tabel is er een prev. Adv. Niv. III nodig, hoger is er een niv. I nodig. Preventieadviseur niv. II nodig in de volgende gevallen: Chemie 20 50
hout/bouw 50 100
textiel 100 500
diensten 200 1000
INSTALLATIE EN VERWIJDERING VAN EEN PREVENTIEDIENST: Installatie: - de werkgever kiest de persoon; - het CPB krijgt inspraak; - indien geen akkoord, advies van de arbeidsinspectie wordt gevraagd (niet bindend); verwijdering: - advies van de arbeidsinspectie (niet bindend); - CPB krijgt inspraak; - De werkgever beslist; DE NODIGE DESKUNDIGHEID -
voldoende kennis van de wetgeving de nodige technische en wetenschappelijke kennis
WERKINGSMODALITEITEN -
de nodige tijdsbesteding vastleggen (zie berekeningstabel); bijscholing volgen; de nodige werkingsmiddelen krijgen (wetteksten, bureel, ….) zie bijlages 1 – 4
5/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 7: Personeelsbeleid: De preventieadviseur moet een formeel moment zoeken om met de werkgever (de werknemers) te praten; - Er moet telkens een verslag over deze vergaderingen gemaakt worden; De preventiedienst moet een actieplan opstellen; -
ONTHAALBROCHURE Dient om nieuwe medewerkers van bij de eerste dag de nodige informatie te verstrekken. Bij een arbeider: De nieuwe persoon gaat naar: - de personeelsdienst; o krijgt de onthaal brochure, het arbeidsreglement, de nodige toelichtingen; o krijgt werkkledij (moet er voor tekenen) o krijgt uitleg over de sociale accommodatie (refter, parking, verzekering,..) o krijgt enige uitleg over eventuele sancties. -
Bij de preventieadviseur: o Krijgt uitleg over de algemene welzijns- en milieu-instructies; o Uitleg over orde en netheid; o Uitleg over de welzijnswet; o Welke zijn de noodnummers; o Waar is de EHBO dienst; o De milieurichtlijnen (sorteren afval)
-
Bij de productiemanager Bij de kwaliteitsmanager Bij de afdelingsverantwoordelijke o De werkvoorschriften – taakomschrijving; o Het rampenplan; o Welke zijn de risico’s; o Wie is uw begeleider (peterfiguur); o Veiligheid. Bij de directe chef o De persoonlijke beschermingsmiddelen; o Brandblusapparaten; o Risico’s van de job; o Soorten alarmen; o EHBO middelen; o Contact met de directe collega’s.
-
Dit document wordt ondertekend en geklasseerd in het persoonlijk dossier.
6/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Bij een bediende: - 1 & 2 idem arbeider; - voorstellen aan een aantal key-persons (sleutelfiguren waar de persoon in kwestie contact mee zal hebben; - informatie over het zorgsysteem (ISO 9001 – ISO 14001 - …)
TENEINDE DE WERKNEMER GOED TE INFORMEREN IS HET GOED DAT ER EEN LIJST OPGEMAAKT WORDT MET TE RESPECTEREN PUNTEN. Bijvoorbeeld: 1) Waar geldt er een rookverbod; 2) Nadruk op orde en netheid; 3) Houd nood-, uit- en doorgangen vrij; 4) Gebruik de nodige beschermingsmiddelen; 5) Bij gebruik van chemische middelen, eerst het veiligheidsinformatieblad lezen; 6) Geen gevaarlijke producten in de riool gieten; 7) Sorteren van afvalstoffen; 8) Wees zuinig met warmte, water en elektriciteit; 9) Welke zijn de noodnummers; 10) Indien er ergens veiligheidsrisico’s ontstaan, deze onmiddellijk melden aan de preventieadviseur.
7/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 4: Reglementering: Burgerlijke aansprakelijkheid: vergoeden van schade; (in bedrijven meestal via verzekeringen) Strafrechterlijke aansprakelijkheid: het bestraffen voor het niet respecteren van de wetten. De natuurlijke vijanden van reglementen zijn risico’s Historiek: -
vroeger bestond er een VOORSCHRIJFGEDRAG ten opzichte van de werkgever: HET MATERIAAL MOEST IN ORDE ZIJN.
-
Vanaf 1975: het vorige blijft bestaan, maar er worden nu mensen opgeleid; de hiërarchische lijn moet de werknemers opleiden. Dit gebeurt via Instructie Kaarten. Vanaf 1992: worden er kwaliteitsprocedures ingevoerd. Vanaf 1996: o worden de werknemers actief bij het veiligheidsbeleid betrokken; o er komen plichten voor hen (zie de wet zelf); o er komt een IDPB en een CPB (comité voor preventie en bescherming; o er komt controle door de arbeidsinspectie.
-
Besluit: er is dus een evolutie waar te nemen komende van een voorschrijfgedrag naar een eigen beheersing van de veiligheidsproblematiek. Enkele belangrijk data: -
1810: het dekreet op hinderlijke inrichtingen; 5/5/1888: reglementering op de machinebouw (bv. Stoomketels); 1895: controle op de arbeidsomstandigheden; 1910: een eerste bundeling van veiligheidsreglementen; 1946-1947: tweede bundeling van veiligheidsreglementen = ARAB; 1952: BASISWET i.v.m. veiligheid; 11/7/1961: wet op de machines, machinerichtlijn; 20/6/1975: VOORKOMINGSBELEID; 14/9/1992: PREVENTIEBELEID; 4/8/1996: WELZIJNSWET.
Het ARAB wordt afgebouwd: het wordt vervangen door de CODEX OP HET WELZIJN en door de VLAREM.
8/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Welke zijn de verschillende reglementeringsvormen? - WETTEN – KB –MB; - Normen (zijn geen wet maar kunnen wettelijk opgelegd worden); - Exploitatievoorwaarden (bijv. VLAREM II) - Voorschriften uitgevaardigd volgens de wet op de arbeidsinspectie; - Afwijkingen: (veelal op art 52 brandveiligheid). o Deze moeten telkens verwijzen naar het artikel waarvan afgeweken wordt en welke de alternatieve voorschriften zijn. Er zijn 3 mogelijkheden: • Een algemene afwijking; bv. in warenhuizen mag niet gerookt worden; wat is er te doen als men een cafetaria in het warenhuis wil waar gerookt mag worden; • Afwijkingen voor een bepaalde constructie; gasflessen moeten uit staal vervaardigd worden; iemand wil lichtere flessen op de markt brengen in aluminium; hoe moeten deze gebouwd zijn. • Individuele afwijkingen (opgeven van welke artikels men wil afwijken en welke de alternatieven zijn die men voorstelt) – dus eerst doen we een risicoanalyse.
WIJZIGINGEN AAN HET ARAB: - eerste wijziging: het AREI wordt gemaakt: (technische reglement voor elektrische installaties). o is gebaseerd op het ARAB; o vermeld de technische voorschriften voor de installateurs. - Tweede wijziging: o De mensen moeten actiever bij het preventiebeleid betrokken worden; o De codex wordt gemaakt;
De CODEX welzijn:
(8 HOOFDSTUKKEN)
Bevat: -
De Europese richtlijnen die naar Belgische Recht zijn omgezet; De gedeeltes die uit het ARAB komen; Bepaalde aanpassingen van teksten uit het ARAB.
9/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur EUROPESE RICHTLIJNEN. ROME 1957 A100 producten A118 werknemers
VERDAG DOELGROEP OMVANG VAN 1987 Economisch Constructeurs Maximale richtlijnen Sociaal Werkgevers Minimale richtlijnen
OMGEZET OP WIE TOEPASSING Wet van Op alles wat 11/7/1961 nieuw is Wet van Op allen 10/6/19952 en 4/8/1996
Maximale richtlijnen: de lidstaten mogen ze niet aanpassen; Minimale richtlijnen: de lidstaten mogen beter doen, niet slechter. Wet van 11/7/1961: MACHINERICHTLIJN: geldt voor elke machine die nieuw is. Ook tweedehands dat ingevoerd wordt, wordt als nieuw beschouwd.
1/1/1993 ARAB
8/10/1993 1/1/1995 Arbeidsmiddelen (CODEX) Machinerichtlijn AM
Constructeurs die wilden machinerichtlijn toepassen
10/164 Note Tony
mochten
de Verplicht
6/05/11
Preventie Adviseur Les 6: Verwachtingen van de werknemers: Gegevens voor het jaarverslag: -
-
-
Fg =de frequentiegraad van de ongevallen: o Fg = aantal ongevallen X 1.000.000 / aantal uren blootstelling aan het risico. Eg = de werkelijke ernstgraad: o Eg = aantal werkelijk verloren kalenderdagen X 1.000 / aan uren blootstelling aan het risico. GEg = de globale ernstgraad: o Geg = aantal werkelijk + aantal forfaitair verloren kalenderdagen X 1.000 / aantal uren blootstelling aan het risico.
* Aantal uren blootstelling aan het risico: geldt voor het gehele bedrijf ( aantal werkuren/jaar X aantal werknemers) * Forfaitaire verloren kalenderdagen = bij overlijden of blijvende letsels ( hiervoor bestaan tabellen / bv. voor een overlijden is dit 7500,…) De Nace-code: is een Europese indeling in categorieën van bedrijven. Arbeidsongevallen: • 1 op 9 werknemers heeft ooit een arbeidsongeval; • 1/120 heeft ooit een arbeidsongeval met arbeidsongeschiktheid ( x %); • 1/8500 heeft ooit een arbeidsongeval met dodelijke afloop;
blijvende
Beroepsziekten: • er zijn jaarlijks ongeveer 600 doden; i. veel voorkomende beroepsziekten zijn het gevolg van trillingen, huidaandoeningen, asbestose, silicose en doofheid Middelen om risico’s op te sporen: • checklists; • arbeidsongevallenonderzoek; • oorzakenboommethode; • arbeidspostanalyse; • werkplaatsnazicht; • klachten van werknemers onderzoeken; • metingen en analyses; • keuringsverslagen; • verslagen van IDPB en arbeidsgeneesheer; Het DRB (dynamisch risicobeheerssysteem) • risico analyse; • prioriteiten vastleggen; • opstellen van een globaal preventieplan; • opstellen van een jaarlijks preventieplan; • regelmatige evaluatie. 11/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Het CPB comité voor preventie en bescherming) • paritair samengesteld (> 50 werknemers) • 4-jaarlijkse verkiezingen; • verkozenen zijn wettelijk beschermd voor het uitoefenen van hun syndicale functie; • maandelijkse vergaderingen (of op vraag van 1/3 van de werknemersafgevaardigden); • taak: alles dat met de welzijnswet te maken heeft; • bevoegdheden: i. krijgen informatie over: de arbeidsongevallen, de werking van de IDPB en de EDPB ii. ze geven advies over: 1) alles dat met de welzijnswet te maken heeft; 2) risicoanalyses; 3) het jaarlijks actieplan iii. ze houden toezicht op: 1) het naleven van de wettelijke voorschriften (ARAB, CODEX,..); 2) op de werking van de IDPB en de EDPB; iv. ze geven een voorafgaand akkoord: voor de aanstelling van de preventieadviseur. • Werking: vastgelegd in een huishoudelijk reglement.
12/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 10: Juridische aspecten deel 1 (arbeidsongevallen) – FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN: Interessant onderwerp – goed te onthouden. Cursus volledig in te studeren; Een arbeidsongeval voldoet aan de volgende 4 criteria: - het is een plotse gebeurtenis; - er is een letsel (geen ziekte) mee gemoeid; - het gebeurt tijdens de uitvoering van een arbeidsovereenkomst; - het gebeurt door het feit van de de uitvoering van arbeidsovereenkomst.
een
Men spreekt van twee weerlegbare vermoedens: • •
als het TIJDENS is, wordt automatisch aangenomen dat het DOOR is; als er een LETSEL is en het is PLOTS, dan wordt automatisch aangenomen dat het een arbeidsongeval is. Zie voorbeeld a. De arbeidsongevallen wetgeving is van toepassing op elke vorm van tewerkstelling (dus ook studentenjob, illegale tewerkstelling,…). Wegongevallen: Langs het “aanvaardbare” traject; Met eventuele uitbreidingen: • carpooling; • kinderen afhalen op school; • plaats waar opleidingen gevolgd worden in opdracht van de werkgever (tijdens de normale diensturen). Onderbrekingen van de arbeidsweg: mag mits het korte onderbrekingen zijn (bv. krant kopen, pintje drinken, …) Verblijfplaats: hoeft niet de woonplaats te zijn, men kan bijv. een weekendverblijf hebben waar men regelmatig naar toe gaat na het werk.
13/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Vergoedingen bij overlijden: 1) algemeen: a. begrafeniskosten (30 X dagloon); b. overbrengingskosten; 2) renten: a. overlevende echtgenoot: levenslange rente van 30 % van het basisloon; b. kinderen: 15% van het basisloon (als er meerdere kinderen zijn krijgen ze elk 15 % echter geplafonneerd tot 45% in het totaal); i. ze krijgen deze rente tot 18 jaar of zolang als ze kinderbijslag genieten; c. ouders: 20% van het basisloon (als ze kunnen bewijzen dat de voordeel haalden uit zijn loon of als ze samenwoonden) i. rente vervalt als het slachtoffer 25 j zou geworden zijn tenzij hij de voornaamste kostwinner was.
14/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur VERGOEDING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID:
Ti j d e l i j k e a r b e i d s o n g e s c h i k t h e i d
Arbeidsongeval doet zich voor 1/1/2001
31/3/2001
Kliniek Tijdelijke arbeidsongeschiktheid
30/6/2001
Blijvende arbeidsongeschiktheid Consolidatiedatum 30/8/2001
1/11/2001
X % hervatten 100 % hervatten van het werk van het werk
Thuis
volledige Tijdelijke gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
Loon: 90 % van het gemiddeld dagloon X % van het loon + een opleg tot 100% van het loon Dit is geplafonneerd tot 1.004.010,-
Niet geplafonneerd – afhankelijk van het loon voor het ongeval
Economische schade wordt gemeten t.o.v. het uitgeoefend beroep
Economisc he schade wordt gemeten t.o.v. de overblijvend e mogelijkhed en van de persoon
Na de consolidatiedatum wordt bepaald welke de graad van blijvende arbeidsongeschiktheid is. Dit wordt vastgelegd rekeninghoudende met de nog resterende mogelijkheden van de persoon. Consolidatiedatum: de datum waarop men oordeelt dat de arbeidsongeschiktheid gestabiliseerd is (wordt niet beter noch slechter). Bv. een metser valt van een stelling en is voor 100% arbeidsongeschikt (om te metselen); na de consolidatiedatum bepaald men dat deze persoon voor 60 % blijvend arbeidsongeschikt blijft (kan weliswaar niet meer metselen, maar kan nog licht bureelwerk doen bv.) De blijvende arbeidsongeschiktheid wordt vastgelegd door de medische diensten van het fonds voor arbeidsongevallen (bij discussie kan naar de rechtbank stappen).
15/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 11: Juridische aspecten deel 2 (aansprakelijkheid): Hoofdstuk 1: begrip aansprakelijkheid. A. Burgerlijke aansprakelijkheid: wie betaald de schadevergoeding? 1. Al wie een door een fout of een nalatigheid schade veroorzaakt aan een derde in zoverre er een oorzakelijk verband kan gevonden worden. 2. ouders zijn aansprakelijk voor hun inwonende minderjarige kinderen (leerkrachten voor de leerlingen onder hun hoede). 3. een werknemer is ontheven van zijn burgerlijke aansprakelijkheid tijdens het uitoefenen van zijn arbeidsovereenkomst. (Uitz. Bedrog, zware schuld,.) B. Strafrechterlijke aansprakelijkheid: wie moet er gestraft worden? 1. Al wie een door een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg slagen of verwondingen aanbrengt aan een derde in zoverre er een oorzakelijk verband kan gevonden worden. 2. inbreuken op de welzijnswet: i. deze wet wordt als een ernstig te nemen wet beschouwd wat grote boetes en straffen met zich meebrengt. 3. inbreuken op de arbeidsinspectiewet: i. hinderen van toezicht; ii. niet naleven van de opgelegde maatregelen. C. De samenloop tussen burgerlijke en strafrechterlijke aansprakelijkheid. 1. kunnen los van elkaar voor komen (bv. toevallige beschadiging van een voertuig op een parking); 2. meestal komen ze samen voor (bv. bij een verkeersongeval,…) 3. burgerlijke aansprakelijk kan en moet soms verzekerd worden. 4. regeling arbeidsongevallen: i. als et géén burgerlijke aansprakelijkheid is voor een arbeidsongeval, dan krijgt het slachtoffer altijd de in de arbeidsongevallen voorziene vergoeding. ii. Bij strafrechterlijke aansprakelijkheid van een werkgever geldt er een burgerlijke immuniteit (de werkgever kan slechts veroordeeld worden tot het betalen van de materiële schade bij het slachtoffer, tenzij hij het ongeval met opzet veroorzaakte) iii. Dit is eveneens zo voor een werknemer (hij kan slechts burgerlijk aansprakelijk gesteld worden indien hij het ongeval opzettelijk veroorzaakte). iv. Indien het ongeval veroorzaakt wordt door een derde (vreemd aan het bedrijf) dan kan deze volledig burgerlijk aansprakelijk gesteld worden. v. Bij uitzendarbeid: 1. ongeval veroorzaakt door de uitzendkracht aan een werknemer van het bedrijf: uitzendkracht en uitzendbureau genieten immuniteit; vi. ongeval veroorzaak door een werknemer van het bedrijf aan een uitzendkracht: de werknemer kan burgerlijk aansprakelijk gesteld worden. == zich laten verzekeren. vii. Wet van 24/12/1999:als er bij een zwaarwichtige fout tegen de welzijnswet en na een schriftelijke verwittiging (technische inspectie) waarop geen correctie volgt, een arbeidsongeval 16/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur gebeurt, dan kan de werkgever burgerlijk aansprakelijk gesteld worden tenzij de werknemer in fout is (respecteerde bijv. de gekregen instructies niet). viii. Bij PWA krachten: geen burgerlijke immuniteit == zich laten verzekeren. Hoofdstuk 2: verloop van een strafzaak. • vaststelling van misdrijven. i. Door politiediensten = zijn verplicht inbreuken aan te geven ii. Door de technische inspectie (kan een PV opstellen, moet niet)/ kunnen zich beperken tot een waarschuwing / opgepast kunnen in erge gevallen een bedrijf stilleggen. iii. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt 1. als het feiten betreft die door de inspectie geconstateerd werden, dan moet de rechter en rekening mee houden; 2. als het getuigenissen zijn van anderen, dan bezitten deze niet dezelfde bewijskracht. • vervolging van misdrijven. i. Vervolging kan ingesteld worden door: 1. de procureur des Konings en zijn substituten; 2. de arbeidsauditeur en zijn substituten; ii. ze kunnen ofwel: 1. seponeren; 2. minnelijke schikking voorstellen; 3. doorverwijzen naar correctionele rechtbank • eventuele vervolging voor de correctionele rechtbank. i. De beklaagde en de burgerlijke partij worden gedagvaard. ii. De rechtbank kan ofwel: 1. vrijspreken; 2. veroordelen; 3. opschorting van straf verlenen. Hoofdstuk 3: daderschap in het sociaal strafrecht. 1. strafrechterlijke aansprakelijkheid van rechtspersonen: Het gaat hier over de aansprakelijkheid van vennootschappen, ze kunnen als vennootschap veroordeeld worden tot het betalen van een geldboete. 2. daderschap in het algemeen recht (moorden, diefstal,slagen en verwondingen,...). Hier is de dader gemakkelijk te definiëren. 3. Daderschap in het sociaal recht: a. Gaat over de werkgever, zijn aangestelden (zijn altijd werknemers) of lasthebbers (zijn altijd externen – extern veiligheidsing., sociaal bureau,…). b. Een aangestelde is een persoon die reële bevoegdheid heeft om het ongeval te vermijden. Hoofdstuk 4: aansprakelijkheid van de preventieadviseur. 1. algemeen principe: de werkgever is aansprakelijk voor het welzijn van zijn werknemers. 2. de hiërarchische lijn moet hieraan meewerken. 3. de preventieadviseur: 17/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur a. is in beginsel noch méér noch minder aansprakelijk dan een andere werknemer; b. moet echter de hem door de wet opgelegde taken correct uitvoeren; c. in sommige gevallen moet hij alleen optreden (bij acuut gevaar en bij afwezigheid van een lid van de hiërarchische lijn).
18/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 8 & 9: Bedrijfseconomische aspecten:
Welke zijn de kosten die bij een arbeidsongeval voor kunnen komen: Vergoeding van het slachtoffer
-
medische kosten; tijdelijke werkombekwaamheid; kapitalen
Loonkosten
-
aan het slachtoffer aan anderen
Kosten t.g.v. het produktieverlies
-
i.v.m. het ongeval (tijdverlies voor de hulpverleners); tijd voor de analyse van het ongeval; de vervangingen uitrusting; materiëel; grondstoffen, produkten die waardeloos worden;
-
Kosten t.g.v. materiële schade
-
Commerciële kosten
-
boetes voor leveringen; imagoschade
te
laattijdige
Repressieve kosten
-
boetes (opgelegd rechtbank)
door
de
Verzekeringskosten
-
premievoeten (kunnen stijgen) vrijstellingen (kunnen wegvallen)
Administratieve kosten
-
opmaak dossier; tijd aan dossier
Welke zijn de kosten van het veiligheidsgebeuren? - verzekeringskosten; - jaaractieplan (opleidingen, aanpassingen, brochures,…) - kosten die voortvloeien uit het veiligheidsbeleid van de directie (en van de preventieadviseur). Men moet steeds proberen om een risico te beheersen (wat, hoe, wanneer,…) en het te borgen (voorschriften doen naleven). 19/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Directe kosten: •
de verzekeringspremie: i. is gebaseerd op de loonmassa (gesplitst in arbeiders, administratieve bedienden en technische bedienden);
Per jaar wordt er ongeveer 40 miljard uitgegeven aan tegemoetkomingen die met arbeidsongevallen te maken hebben. De verzekeringsmaatschappijen tellen hierbij hun werkingskosten en hun winst. Dit vormt de basis voor de premievoeten. Indirecte kosten: (zij ongeveer 3 à 5 maal groter dan de directe kosten) AL de kosten die niet door de verzekering gedekt zijn en dus ten volle ten laste komen van het bedrijf.
20/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 8 & 9: Bedrijfseconomische aspecten: tweede deel Geïntegreerd welzijnsbeleid (zie ook blz 3 e.v.) 1) beheersniveau (60% van de totale waarde van het veiligheidsbeleid) a. ontwerp van de organisatie b. aankoop (van producten, machines, arbeidsmiddelen, beschermingsmiddelen,…) c. selectie van de mensen: i. functieomschrijvingen ii. verloop bijhouden d. opleidingen (niet iedereen is kan een welbepaalde taak aan) e. inventarisatie van de risico’s 2) risiconiveau (30% van de totale waarde van het veiligheidsbeleid) Het instandhouden van de organisatie. a. inspecties (door brandweer, preventieadviseur, comité, directie, erkende organismen,…) b. taakobservaties (kan ons iets leren over mogelijke risico’s bij het uitvoeren van een taak) c. heropleiding d. noodplanning i. wie opbellen in geval van noodsituaties? ii. Noodprocedures opstellen; 3) incidentniveau (10% van de totale waarde van het veiligheidsbeleid) Leren uit de fouten en/of het succes Incidenten, ongevallen, beroepsziekten. a. Onderzoek; b. Analyse
21/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Les 20: Situeren van de gezondheidszorg. Kennen: de blz. 30,31 en 32. Arbeidsgeneeskunde: Heeft te maken met: 1) werkhervatting na een arbeidsongeval: a. eventueel een aangepaste job bezorgen; b. ernstig zieke werknemers begeleiden; c. ev. toepassen van CAO 26 (sociale herklassering van minder-validen) 2) alcoholverslaving a. een verbod tot gebruik van alcohol laten opnemen in het arbeidsreglement; b. men kan een werknemer niet verplichten tot het afleggen van een ademtest noch een bloedanalyse; 3) druggebruik; 4) nachtarbeid: a. dit kan klachten geven zoals: i. maag- en darmklachten; ii. slaapstoornissen; iii. stresssymptomen b. mag niet in de nachtploeg opgenomen worden: i. zware diabetes patiënten; ii. epilepsie patiënten 5) vaccinatie campagnes organiseren; 6) bijkomende medische onderzoeken laten uitvoeren; 7) opstarten van een fitness programma; 8) tabakspreventie; 9) ongewenst seksueel gedrag op het werk (de wetgeving verplicht dat er een vertrouwenspersoon is) Wat doet moet: 1) 2) 3)
men als er een werknemer voor een langere periode naar het buitenland
verzekering in orde brengen; een contactpersoon in België aanstellen; de gezondheidsinfrastructuur van dat land doorlichten (waar kan men terecht in geval er problemen opduiken?); 4) het nodig medisch materiaal meegeven (spuiten); 5) deze persoon (of personen) een cursus EHBO laten volgen.
22/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 67: arbeidsinpectie, keuringsorganismen, externe organistaties.
Verplichte inspecties: -
inspectiediensten: o technische inspectie o medische inspectie o sociale inspectie (kwaliteit van de arbeid)
-
externe diensten – erkende organismen o moet een VZW zijn; o gebaseerd op het KB van 29 april 1999; o keuringen van allerlei installaties: hijskranen, elektrische installaties, ioniserende stralingen, … o de keuze van de externe dienst gebeurt door de werkgever; o verslag is ter inzage van CPB en de inspectiediensten; o kunnen geen toestellen buiten dienst stellen (niet repressief); o door de concurrentie van de verschillende externe diensten kan men zich soms vragen stellen over de onpartijdigheid. o De extern diensten worden gecontroleerd door de inspectiediensten (driemaandelijks verslag, jaarverslag);
-
-
Externe diensten PBW Andere verplichte diensten: o Brandweer (1 lokaal groep 1 // > 50 werknemers); o Arbeidsongevallenverzekering; o NAVB (enkel voor het bouwbedrijf) Andere diensten die met het veiligheidsgebeuren te maken hebben: o PREBES. o Beroepsverenigingen. o PVI Antwerpen; o PREVENT; o VCA en BESACC (veiligheidslabel voor aannemers)
ARBEIDSVEILIGHEID • • •
Menselijk aspect Economisch aspect Reglementair en juridisch aspect o Aansprakelijkheid o ARAB / CODEX / AREI
INSPECTIEDIENSTEN 1) De technische inspectie (Min. van Arbeid en Tewerkstelling) Taak: verbeteren van de technische arbeidsvoorwaarden door reglementering en controle. a. Opdracht: (wet van 29 maart 1957) i. Wettelijke bepalingen doen naleven 23/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur ii. Adviezen verstrekken aan werkgevers en werknemers; iii. Niet gekende risico’s kenbaar maken b. Waar bevoegd? i. Overal waar werknemers tewerkgesteld zijn ii. In hoofdzaak daar waar meer dan 20 werknemers tewerkgesteld zijn; c. Structuur: i. Hoofdbestuur: Brussel ii. Buitendiensten: 1. 13 directies: a. 12 technische inspectie b. 1 chemische risico’s d. werking: i. technisch personeel 1. inspectiebezoeken; 2. dagrapporten; 3. maandrapporten ii. actieterrein 1. gebaseerd op de reglementeringen (ARAB / CODEX / AREI); 2. CE-reglementering; 3. publiek in schouwburgen en warenhuizen; 4. pro-actieve bezoeken en reactieve bezoeken a. pro-actieve bezoeken (eigen initiatief) b. reactieve bezoeken (ingevolge een uitwendige oorzaak – bv. een arbeidsongeval) iii. producten: 1. hiervan wordt het veiligheidsniveau bepaald en zo wordt vastgelegd of een bedrijf al dan niet streng gevolg moet worden.
2) De wet van 16 november 1972 betreffend de arbeidsinspectie a. vrije toegang dag en nacht; b. mogen overgaan tot elk onderzoek; verhoor of controle; c. kunnen bijstand vragen aan politie; d. kunnen bestraffen bij het verhinderen van de controle Een arbeidsinspecteur is in de eerste plaats een adviseur, een raadsman, maar in geval nodig kunnen ze politioneel optreden.
24/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 14: Omschrijving van het begrip risico De te nemen maatregelen i.v.m. veiligheid: 1) het risico vermijden; 2) het risico beperken door collectieve maatregelen; 3) het risico beperken door persoonlijke beschermingsmaatregelen; 4) het risico aanduiden . De faalkansen van de mensen ligt veel hoger dan de faalkansen van een machine. Gewone handelingen mens: 1/10.000 - machine 1/100.000.000 Ingewikkelde handelingen mens 1/100 – machine 1/100.000 De volgende elementen zijn betroken in het arbeidsproces: MUOP Mens Uitrusting Omgeving Producten De MMO-relatie: mens/machine/omgeving relatie. Het bereikte resultaat is het product van de inspanningen verricht op elk van deze niveaus. 80/20 regel: de mens is de oorzaak van 80% van de ongevallen; de machine voor 20 % ervan.
Qua onveilige situaties onderscheid men drie niveaus: - zeer gemakkelijk herkenbaar: bv. een gebroken laddersport (iedereen kan het zien); - herkenbaar met enige opsporingsmethodes (enkel herkenbaar door de preventieadviseur of door de hiërarchische lijn – mits opleiding) - zeer moeilijk te detecteren: enkel door een deskundige op te sporen. Arbeidsongevallen: Voor 1 zeer erg of dodelijk ongeval zij er 30 ongevallen die ehbo vereisen en 300 incidenten. (vooral deze laatste worden verwaarloosd) Indien men aan ongevallenpreventie wenst te doen moet men vooral aandacht hebben voor het laagste niveau. Het zijn deze ongevallen die indien ze samenvallen met de DOORBRAAKFACTOR die aanleiding geven tot de zware of dodelijke ongevallen. Doorbraakfactor: is een feit, een gebeurtenis, een omstandigheid, latent aanwezig, meestal extern aan het slachtoffer die ervoor zorgt dat een incident een ongeval wordt. Dominotheorie: zie cursus.
25/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur RISICO: DEFINITIE: EEN ZEER REËLE KANS OP VERLIES. GEVAAR: DE MOGELIJKHEID OP ONGEVALLEN. Bepalen van risico’s: • opsporen; • identificeren; • analyseren; • evalueren AANVAARDBAARHEIDSGRAAD: Hoe hoger de vrijheid (mogelijkheid tot het nemen van initiatieven) hoe lager de aanvaardbaarheidsgraad voor ongevallen. De aanvaardbaarheidgraad is afhankelijk van: • de wetgeving; • het aantal vrijheidsgraden; • de kans dat het gebeurt; • de mogelijke gevolgen. Hoe bepalen van de risicogrootte: Het product van: R = E X B X W - de maximale schade; - de blootstelling aan het risico; - en de waarschijnlijkheid dat er zich een ongeval voordoet. METHODE KINNEY – zie tabel
De dominomethode: HEINRICH 1) beheersfouten : de organisatie loopt mank 2) de basisoorzaken: a. persoonsgebonden: gebrekkige kennis, slechte opleiding b. taakgebonden: slechte taakomschrijving, abnormaal arbeidsmiddelen 3) de symptomen: a. gevaarlijk werkgedrag; b. slechte werkomstandigheden 4) het ongeval 5) de schade
gebruik
van
de
De rest is lectuur….
26/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 44: Werkpostanalyse: WAT? -
een onderzoek naar gevaren en risico’s; een evaluatie van de omstandigheden; een onderzoek naar aanpassingen.
Het verschil tussen een werkpostanalyse en een risicoanalyse is: Werkpostanalyse: is gebaseerd op socio-economische gronden (efficiënt werken zonder de werknemer al te veel te belasten). Risicoanalyse: maakt deel uit van het vorige – is beperkter van omvang. WIE (er bij betrekken)? - werknemer; - PB; - Hiërarchische lijn; - Soms extern deskundigen. WANNEER? - bij het ontwerpen van een nieuwe werkpost; - bij het aanpassen van een werkpost; - bij klachtenpatronen; - soms periodiek. HOE? -
door checklists; vragenlijsten; invulformulieren; bevragingen; observatie.
WETGEVING? - risicoanalyse; - preventiebeleid; - wettelijke verplichtingen; - Bescherming Veiligheid en Gezondheid. ELEMENTEN:
-
M – mens; U – uitrusting; (arbeidsmiddelen, machines O – omgeving; (licht, lucht, temperatuur, lawaai,…) P – producten; (giftig, gewicht, temperatuur,…) O – organisatie. (werkdruk, opleiding, waardering, inspraak,…)
WET + ELEMENTEN: - arbeidsveiligheid; - gezondheidszorg; - ergonomie; 27/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur -
arbeidshygiëne; psychosociale druk; verfraaiing van de werkplaatsen; milieu (intern)
METHODES/ - gemaakt in de jaren 70-tig (Frankrijk – sociale onlusten) o RENAULT (profiles des postes) o AVISEM (Saviem – vrachtwagenfabrikant) o LEST (Laboratoire d’économie et de sociologie du travail) - Recentere methodes (meestal uit Nederland afkomstig) o IMA (inspectiemethode arbeidsomstandigheden) o WEBA (welzijn van de arbeid) o TOMO ( toetsingslijst Mens en Organisatie) – is enkel voor het onderzoeken van de psychosociale druk. o ERGONOMISCHE CHECKLIST o OWAS (de fysieke werkhouding onderzoeken) o BES (de fysieke houding onderzoeken)
28/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
i)
METHODES GEDETAILLEERD
RENAULT (F) -
is een breed spectrum methode ( 1979); er bestaat een tweede versie nl. 1995; hinderschaal = evaluatieschaal (1-5); gaat over de fysieke belasting (houding en krachtsinspanningen) en over de cognitieve belasting (beslissingsrecht, regulatie) – jobrotatie, afwisseling,…
AVISEM (F) -
-
Komt van de dienst ergonomie Saviem (1977) Hinderschaal (1-5) 4 omgevingsfactoren worden gebruikt (klimaat, lawaai, verlichting, irritantie) 4 psychosociale factoren warden gebruikt (repetitiviteit, zelfstandigheid, kennis, herkenbaarheid) – herkenbaarheid: weten wat men maakt, voor wat het dient,… er wordt rekening gehouden met de fysieke belasting; en met de werktijden (jobrotatie, rustpauses,..)
LEST (F) -
komt van het onderzoeksinstituut in Aix-en-Provence (1975) vooral sociologen, psychologen en economen werkte er aan mee; gericht naar de voedings- en automobielindustrie; hinderschaal (1-10); 16 werkaspecten (fysische omgeving, mentale belasting, psychosociale factoren,..)
IMA (N) -
komt van het TNO instituut (1992); 18 onderwerpen komen er in voor, het is modulair opgevat – men kan er dus onderdelen uit halen; er is een opsomming van knelpunten + maatregelen ter verbetering + wet & richtlijnen; er in geen weging – geen kwotering; bevat veel algemene informatie;
WEBA (N) -
-
DGA – Nederland; 7 aspecten van de werkinhoud; ( functievolledigheid, organiserende taken, niet-korte cyclische taken, moeilijkheden, autonomie, contactmogelijkheden (collega’s), informatievoorzieningen); opstellen van een functiematrix + een profiel van de taak; krijgt als beoordelingen: voldoende, beperkt voldoende, onvoldoende.
29/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur TOMO: -
Toetsingslijst mens en organistatie; 4 categorieën (taakeisen, arbeidsverhoudingen, arbeidsvoorwaarden, regelruimte)
ERGONOMISCHE CHECKLISTS: -
-
gebaseerd op een vademecum ergonomie; en een werkboek ergonomie; o dit bevat 150 vragen (projecten, taken en functies, houding, bewegingen, geluid, trillingen, verlichting, klimaat, chemische stoffen, informatie, bediening. o Et wordt geantwoord met ja (goed) of neen (slecht); Het is een goed hulpmiddel om een globale indruk te verkrijgen;
OWAS: -
-
OVAKO WORKING POSTURE ANALYSIS SYSTEM; Is een pure observatiemethode; Gaat over houdingen en bewegingen; Bestaat uit een codeschema voor de positie van de rug, de armen, de romp, de benen, het hoofd in samenspel met de uitgeoefende kracht over een bepaalde tijdslimiet; Er zijn 4 actiecriteria: geen, geringe, duidelijke en ernstige overbelasting; Beslaat statische en dynamische arbeid; ( statische: zitten of staand werk dynamische: tillen, verplaatsen,…)
BES – evaluatierooster: -
Belgian ergonomic society (1995); Is een evaluatie van de dorsolumbale risico’s; Dit in vier situaties: o Blootstelling aan trillingen bij transportmiddelen; o Vallen of uitglijden; o Werkhoudingen; o MHL (manueel hanteren van lasten)
Verschil tussen een ARBEIDSMIDDEL en een MACHINE? Een machine is een arbeidsmiddel dat aangedreven wordt (door een motor bv.) Bv. een snijmes kan een arbeidsmiddel zijn, het is geen machine; maar een PC, een TV is een machine. Machines moeten aan de machinerichtlijn voldoen (sedert 1995) – machines van voor deze datum moeten hier niet aan voldoen maar ze moeten voldoen aan de richtlijn arbeidsmiddelen.
30/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 15: opsporen en identificeren van risico’s: DOELSTELLING: vermijden van arbeidsongevallen, beroepsziektes; WETGEVING: 4/8/96 ( Welzijnswet ) Europese richtlijn 89/391 HOE: • DRB (dynamisch risicobeheerssysteem) • Risicobeheersing op alle niv. i. De organisatie; ii. De werkpost; iii. De individuele werknemer • Risico: i. Detecteren; ii. Analyseren; iii. Evalueren iv. Beheersen • Preventieve maatregelen nemen • Opstellen van een globaal preventieplan DOOR WIE: IDPB / EDPB / HIËRARCHISCHE LIJN MIDDELEN: Analysemethodes (HAZOP, NIOSH, RENAULT, AVISEM,…)
Belangrijk zijn: 1) -
de Deming-cirkel: bestaat uit vier stappen – opmaken van een plan, het invoeren van de preventieve maatregelen; het controleren op het nut van de maatregelen en eventueel het bijsturen van de maatregel als hij niet efficiënt genoeg is. PLAN – DO – CHECK – ACTION.
Om aan risicodetectie te doen beschikt de preventieadviseur over allerlei bronnen: - intern in het bedrijf o maand, jaarverslagen; o beslagen van indienststellingen; o veiligheidsnota’s; o milieuvergunningen; o … - bedrijfsexterne informatie: o allerlei tijdschriften (Prevent, Prebes,…) o internet; o Veiligheidshandboeken; o …. 2) Het gebruiken van checklists: 31/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Een checklist is een opsomming van controlepunten. Ze heeft als groot voordeel dat ze voorkomt dat men door vergetelheid bepaalde zaken over het hoofd ziet. Hoe een checklist opmaken? Stap I.
Bepalen van het toepassingsdomein;
Stap II.
Stel de checklist op tezamen met anderen die op de hoogte zijn van het toepassingsdomein – doe aan brainstorming – lees vakliteratuur na,..
Stap III.
Voorzie plaats om te antwoorden te registreren (ja/nee);
Stap IV.
Delegeer het invullen van een checklist – echter steeds eerst de betrokkenen opleiden;
Stap V.
Laat de lijsten op doordachte manier invullen – ter plaatse aan de machine of werkplek;
Stap VI.
Ieder punt moet ingevuld worden;
Stap VII. Verwerk de ingevulde gegevens in een statistiek; Stap VIII. Leg de periodiciteit vast van het invullen van de checklists – indien geen problemen met de machine kan men de periodiciteit verlagen; Stap IX.
Evalueer de kwaliteit van de ingevulde checklists;
Stap X.
Zoek de tendensen op die in de checklists voorkomen (bv. een steeds weer voorkomend probleem moet waarschijnlijk een grondige aanpak vergen)
Zie cursus blz. 10/71.
32/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 22: beroepsziekten: Fonds van Beroepsziekten (15 miljard/jaar) De Wetgeving is niet te kennen !! Vooraleer men ziek wordt is er altijd een tussenfase. Gezond
tussenfase
ziek
Werken is nog mogelijk maar toch zijn Er reeds bepaalde lichaamsfuncties Verstoord. Bv. Inademen van giftige producten, de Gevolgen zijn maar pas merkbaar op Lange termijn. GEZONDHEID IS NIET LOUTER DE AFWEZIGHEID VAN ZIEKTE OF GEBREK, MAAR EEN TOESTAND VAN VOLLEDIG LICHAMELIJK, PSYCHISCH EN SOCIAAL WELZIJN. Beroepsziekten kunnen tijdelijk zijn of blijvend. Welke zijn de gezondheidsrisico’s? 1. Chemische agentia: kunnen schade veroorzaken via inademing, huidcontact of ingestie (inname). Voor de meeste producten bestaat er een veilige drempel waaronder er, zelfs op lange termijn, geen schadelijke effecten merkbaar zijn; 2. Biologische agentia: virussen, bacteriën, microbes,... De betrokken sectoren hieronder zijn: i. De voedingsindustrie; ii. De landbouw; iii. De gezondheidszorg; (labo’s, diensten voor sociale hulp, klinieken,..) iv. De vuilverwerkende industrie. (zuiveringsinstall., ...) 3. Fysische agentia: a. Lawaai: (doofheid vanaf 80-85 dB , stress) b. Trillingen: hand- en armtrillingen (witte vingersyndroom bij drilboorgebruikers); schade aan de wervelkolom bij lichaamstrillingen (oude vrachtwagens, triltafel bij de betonindustrie,..); c. Ultrasonen (zeer hoge frequentie) en infrasonen (zeer lage frequentie) : schadelijk voor het gehoor; d. Klimaatfactoren: temperatuur, vochtigheid, luchtsnelheid, warmtestraling; e. Licht: teveel of te weinig; f. Luchtdruk: hyperbar (overdruk) en hypobar (onderdruk); g. Niet-ioniserende straling: ultraviolet, infrarood, microgolf, radiogolf, ELF-velden; h. Magnetische velden, elektrische velden; i. Elektrische stroom j. Laser; 33/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur k. Ioniserende straling 4. Fysieke belasting: a. Energetische belasting (zwaar werk); bij herhaalde zware belasting kan uitputting voorkomen; b. Muskoloskeletale belasting: overbelasting van gewrichten, verkeerde houdingen en bewegingen c. Lokale druk: bv. altijd op de knieën zitten (vloerders) ze krijgen een patersknie. 5. Psychosociale belasting: stress 6. Bioritmenverstoring: bijv. nachtarbeid. Onze biologische klok werkt volgens een circadiaans ritme (golfbeweging). Ook de aanmaak van onze hormonen. Zo begint ons lichaam ’s morgens met de aanmaak van CORTISOL die ervoor zorgt dat we tot fysieke prestaties instaat zijn. Naar de avond toe wordt daalt deze aanmaak. Omgekeerd gaat het voor de aanmaak van Melanomine. Hier begint de aanmaak naar de avond toe en daalt deze naar de morgen toe. Dit hormoon zorgt voor onze slaap.
SOORTEN BEROEPSZIEKTEN: Elke soort kan tijdelijk of blijvend zijn ! 1) klassieke beroepsziektes. Er is een duidelijk verband tussen oorzaak en gevolg. Bijvoorbeeld: iemand die veel met lood werkt krijgt de loodziekte; 2) De beroepsgebonden ziektes: deze worden niet zomaar als beroepsziekte erkend omdat het verband oorzaak gevolg niet duidelijk vast te leggen is. Bijvoorbeeld: rugproblemen, hoge bloeddruk,... 3) De Wettelijk Beroepsziektes. WIE BETAALT? Het Fonds van Beroepsziekten. Ieder bedrijf is hierbij aangesloten. Vergoedt de schade in de volgende gevallen: 1) bij arbeidsongeschiktheid (tijdelijk of blijvend); 2) in geval van een preventieve verwijdering (de persoon wordt uit het schadelijk milieu verwijdert; komt veel voor bij zwangere vrouwen waarvoor een veilig alternatief werk voorhanden is); 3) de kosten voor de gezondheidszorgen; 4) de kosten indien er hulp van derden nodig is; 5) bij overlijden HOE GEBEURT DE AANVRAAG? a) er wordt een aanvraag opgesteld: dit kan op twee manieren: - men baseert zich op de wettelijke lijst (geen bewijzen nodig); - men werkt met het open systeem: men moet de ziekte hebben, men moet aan de oorzaak blootgesteld geweest zijn en men moet oorzaak - gevolg kunnen bewijzen. b) Er volgt een medisch onderzoek; 34/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur c) Er volgt een onderzoek van het uitgeoefende werk; d) Er volgt al dan niet erkenning.
Een aanvraag tot beroepsziekte is geen aangifte van een beroepsziekte; een aangifte komt uit van een arbeidsgeneesheer en heeft enkel tot doel de statistieken aan te vullen.
Historisch overzicht van de arbeidsgeneeskunde in België. Jaren: VOOR
65-68
invaliditeit bepalen; revalidatie; reclassering EHBO
TUSSEN vroegtijdig opsporen van beroepsziekten
75-80
medische onderzoeken
onderzoek en verbetering van de arbeidsomstandigheden
Bewaking van de persoon Individuele klinische aanpak
onderzoek werkpost Bewaking werkpost
TERTIAIRE PREV.
SECUNDAIRE PREV.
Groepsgericht aanpak PRIMAIRE PREV.
Primaire preventie: voorkomingbeleid – arbeidhygiëne; - Onderzoek van risico’s; - Hinderbeperking; - Ergonomie; - Gezondheidsvoorlichting en opvoeding. Secundaire preventie: opsporen van de vroegtijdige tekenen – arbeidsgeneeskunde; -
Periodieke medische onderzoeken
Tertiaire preventie: de geconstateerd aandoeningen behandelen. -
Opgelopen schade beperken (EHBO, revalidatie, werkaanpassing)
De arbeidsgeneeskunde beslaat de secundaire en de tertiaire preventie.
35/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 19: arbeidsongevallen: - Wetgeving: de wet op de arbeidsongevallen – 10 april 1971 - ARAB (idem voor de ongevallen op de arbeidswet) de wet regelt enkel de vergoeding voor de lichamelijke schade, er geen tussenkomst voorzien voor materiële schade Voorwaarden om als een arbeidsongeval erkend te worden: • het moet gebeuren tijdens en door de uitvoering van de arbeidsovereenkomst; • het moet een plotse gebeurtenis zijn; • er moet een uitwendig element bij betrokken zijn dat vreemd is aan het slachtoffer en dat aanleiding geeft tot een letsel; Bijv;: een lumbago oplopen tijdens het verplaatsen van een last is een arbeidsongeval, hetzelfde oplopen door een verkeerde beweging is geen arbeidsongeval. • er moet een letsel zijn. Het ongevalsgebeuren: 1) EHBO –registratie: De nodige opgeleide nijverheidshelpers moeten voorzien zijn en het nodige EHBOmateriaal moet voorhanden zijn. Best is elke verzorging bij te houden op een fiche. Dit is een bruikbaar statistisch gegeven en het is de start van de aangiftetermijn. 2) Infoverzameling en verslaggeving: Bij een ongeval of een incident moet men zo snel mogelijk de nodige vaststelling doen. 3) Termijnen en instanties: Aangifte: Men beschikt over 10 dagen om een arbeidsongeval aan te geven. Zie bijlage 3. 4) Ongevalonderzoek: Dit moet wettelijk gebeuren voor elk onderzoek dat tenminste een dag werkonbekwaamheid veroorzaakt heeft. Moet gebeuren door de preventieadviseur. Wordt genoteerd op een ongevallensteekkaart. (zie bijlage 4) Ook de nodige preventiemaatregelen dienen erop vermeld te staan. 5) De aangifte: Zie bijlage 5.
36/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 18: ongevallenonderzoek: toepassing van de fouten- (feiten-) boom. De feitenboom is een van de methodes om een ongeval te analyseren. Teneinde tot een objectief resultaat te komen wordt deze analyse best gedaan door meerdere personen. Ga nooit op zoek naar schuldeigen maar naar oorzaken. Indien men schuldigen zoekt, zal men in de toekomst nog moeilijk informatie van de werknemers verkrijgen, men zal elkaar iindekken. Dus verzamel zoveel mogelijk FEITEN over het ongeval en ga hierbij zo ver mogelijk terug in de tijd. Geen oordeel vellen !!! Geen feiten bevooroordelen !!!! Zover mogelijk teruggaan in de tijd !!! Men ziet dat een ongeval altijd meerdere oorzaken heeft. -
Een ongeval is het gevolg van een progressieve degradatie van het arbeidsverloop. Een ongeval is een opeenvolging van combinaties en feiten.
Bij het ongevalonderzoek moet men zich steeds 2 vragen stellen: • welke oorzaken hebben tot het feit geleid? • Waren deze oorzaken voldoende om het feit te veroorzaken? Indien op de laatste vraag negatief moet geantwoord worden, dan moet men naar bijkomende oorzaken zoeken. Een opgemaakte feitenboom laat toe om er de nodige maatregelen uit te destilleren. Steeds meerdere preventiemaatregelen voorstellen !! Uit een feitenboom kan men afleiden dat technische maatregelen het gemakkelijkst te nemen zijn maar het minst efficiënt; organisatorische maatregelen zijn moeilijker maar veel efficiënter.
37/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 26 - 27: brand: wetgeving i.v.m. brandbestrijding WETGEVING: 1) Reglementaire bepalingen opgelegd door de overheden; 2) Contractuele verplichtingen opgelegd door de verzekeringen. OVERHEDEN: 1) de federale overheid: DE BASISVOORSCHRIFTEN a. Min. Van Binnenlandse Zaken: i. Openbare veiligheid (brandweer ( de burgemeester is verantwoordelijk) , burgerbescherming); ii. De basiswet 30 juli 1979; iii. Hebben invloed op het verzekeringsgebeuren; iv. Oprichten van de Hoge Raad tegen Brand en Ontploffing (bestaat uit Min., verzekeringen, brandweerdiensten, deskundigen,…) 1. doen voorstellen voor betere brandveiligheid; 2. over elke nieuwe wet geven ze hun advies; b. Min. Van Arbeid en Tewerkstelling: i. Basiswet: de Welzijnswet 4/8/96 ii. CODEX (signalering – brandbare vloeistoffen) iii. ARAB (art. 52) c. Min. Van Economische Zaken: i. Toezicht houden op het op de markt brengen van onveilige toestellen; ii. Toezicht houden op de naleving van de AREI in huishoudens. 2) De Gewestelijke overheden: MEER SPECIFIEKE WETGEVING a. Ziekenhuizen; b. Bejaardenhuizen; c. Hotels; d. … ART 52 van het ARAB: - de werkgever (is iedereen die werknemers tewerk stelt) moet: o maatregelen nemen om brand te voorkomen; o ieder begin van brand bestrijden; o in geval van brand: waarschuwen en alarm geven; zorgen voor een goede evacuatie de brandweer verwittigen; - invoeren van Rf-waarde (Résistance au Feu) o een Rf-label wordt pas toegekend na een (destructieve) test met een “standaardbrand”. Er wordt getest op vlamdichtheid, stabiliteit en thermische isolatie. o Zie het label op een branddeur (met dit label is de volledige traceerbaarheid van de deur mogelijk: producent, plaaster, soort test,…)
38/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Klasseren van lokalen in gevaargroepen:
Groep 1 : zeer hoog brandrisico: a) brandbare stoffen: i) ≥ 50 liter ontvlambare vloeistoffen waarvan T° ≤ 21°C; ii) ≥ 500 liter ontvlambare vloeistoffen waarvan 21°C ≤ T° ≤ 50°C; iii) ≥ 50 kg ontvlambare vaste stoffen die als er H2O aan toe gevoegd wordt, brandbare gassen vrijmaken (natrium, kalium, Magnesium,..) iv) ≥ 300 liter gassen in flessen (vloeibaar of gasvormig) b) Lokalen waar er zich eeen ontplofbare atmosfeer kan ontwikkelen tijdens de normale werking van de installaties. c) Verkooplokalen van winkels > 2000m². Groep 2 : hoog brandrisico: i) ≥ 3000 liter ontvlambare vloeistoffen waarvan 51°C ≤ T° ≤ 100°C; ii) ≥ 1000 kg brandbare stoffen die een snelle uitbreiding van een brand meebrengen (papierafval, katoenweefsels, stro,..) iii) ≥ 1000 kg brandbare stoffen die bij brand giftige stoffen vrijgeven iv) ≥ 10.000 kg brandbare vaste stoffen (rollen papier, karton,…) Groep 2 : gemiddeld brandrisico: v) alle andere lokalen;
Constructievoorschriften: Twee periodes worden onderscheiden, namelijk de gebouwen van voor 1/6/1972 en deze van erna. GROEP 1 Vóór 1/6/72 • GEBOUW: geen voorschriften • LOKALEN: i. muren Rf ½ (ofwel metselwerk, beton of ontbrandbaar materiaal); ii. deuren Rf ½ (met deurdranger) – geen bewezen Rf-waarde; een houten deur met op de beide zijdes een metalen plaat is OK; iii. trappen Rf ½ iv. zolder Rf ½ v. dakgebinte: geen voorschriften •
39/164 Note Tony
Na 1/6/72 GEBOUW: i. Dragende elementen Rf 2 (vanaf een gebouw met meer dan een gelijkvloers en 1 verdieping) – anders is het Rf ½ ii. Muren, wanden Rf ½ iii. Dakgebinte Rf ½ iv. Trappen: onbrandbaar; 6/05/11
Preventie Adviseur
•
v. Valse zolder: onbrandbaar LOKALEN: i. Dragende elementen Rf 2 (vanaf een gebouw met meer dan een gelijkvloers en 1 verdieping) – anders is het Rf ½ ii. Muren, wanden Rf 1 (ofwel metselwerk, beton of ontbrandbaar materiaal); iii. deuren Rf ½ (met deurdranger) –bewezen Rf-waarde; iv. Valse zolder: onbrandbaar BIJ EEN LOKAAL VAN DE GROEP 1 ZIJN ER ALTIJD TWEE DEUREN, UITGEZONDERD ALS HET GAAT OVER EEN OPSLAGPLAATS.
PRINCIPE VAN AFZONDERING: men kan een lokaal afzonderen van de rest van het gebouw: alle muren Rf 2, een sas (min. diepte 2m) met twee deuren Rf ½. In de rest van het gebouw mogen de muren en de wanden Rf ½ zijn.
GROEP 2 Vóór 1/6/72 • GEBOUW: geen voorschriften • LOKALEN: i. muren Rf ½ (ofwel metselwerk, beton of ontbrandbaar materiaal); ii. trappen Rf ½ Na 1/6/72 GEBOUW: i. Dragende elementen Rf 2 (vanaf een gebouw met meer dan een gelijkvloers en 1 verdieping) – anders is het Rf ½ ii. Trappen: onbrandbaar; • LOKALEN: i. Dragende elementen Rf 2 (vanaf een gebouw met meer dan een gelijkvloers en 1 verdieping) – anders is het Rf ½ ii. Muren, wanden Rf 1/2 (ofwel metselwerk, beton of ontbrandbaar materiaal); •
PRINCIPE VAN AFZONDERING: men kan een lokaal afzonderen van de rest van het gebouw: alle muren Rf 1, met een deur Rf ½. CONCLUSIES: i. Vóór 1972: enkel de lokalen moeten aan bepaalde voorschriften voldoen. Na 1972: er gelden eveneens voorschriften voor de gebouwen met dergelijke lokalen; ii. Vóór 1972: men mag materialen gebruiken met een Rf waarde, doch het is niet verplicht, zo is het bijv. toegelaten om als 40/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur branddeur een houten deur bekleedt met metalen platen te gebruiken. Na 1972: het is verplicht materialen te gebruiken met een BEWEZEN Rf-waarde; iii. Vóór 1972: de deuren mogen een brandweerstand hebben Na 1972: de deuren moeten een brandweerstand hebben; Hoe zit het met vensters: ze mogen gebruikt worden als ze de brandweerstand van de wand waarin ze geplaatst worden niet schaden (gebruiken van pyrobel bv.)
UITGANGEN EN ONTRUIMING: Als algemene regel geldt: de breedte van de vluchtwegen, vluchtdeuren, vluchttrappen is recht evenredig met het aantal mensen die geacht worden deze te gebruiken. Dus x personen: breedte x cm. • •
Bij trappen is er een correctiefactor: in stijgende lijn moet x X 1.5 in dalende lijn moet x X 1.25
Hoe kan men nu bepalen hoeveel mensen een vluchtweg gaan gebruiken in grote winkels (> 2000 m²). Er wordt aangenomen dat er: - op het gelijkvloers 1 persoon per 3 m² zal aanwezig zijn - in de kelderverdieping 1 persoon 6 m² - op al de ander verdiepingen 1 persoon per 4 m².
41/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Bepaal in voorliggend geval de breedte van de uitgang(en) en de breedte van de trappen. Aangezien er meer dan 100 personen aanwezig zin moeten er twee uitgangen en twee vluchttrappen voorzien worden. We nemen aan de eerst de personen op het gelijkvloers zullen vluchten: x = 200: breedte deur 200 cm. Vervolgens komen deze van de kelder en van het eerste verdiep samen; totaal 250 personen. Dus x = 250: de deuren 250 cm. We nemen dus de maximale waarde: de uitgangen moeten 250 cm breed zijn in het totaal. Breedte van de trappen: Van eerste verdiep naar het gelijkvloers: x = 150; dalende lijn: x X 1.25 = 187.5 cm twee trappen van elk 1 m breed voldoen dus. Van de kelder naar het gelijkvloers: x = 100; stijgende lijn: x X 1.5 = 150 cm twee trappen van elk 80 cm voldoen. OPMERKINGEN: • NOODUITGANGEN NOOIT SMALLER DAN 80 CM. (uitgezonderd als het een gebouw betreft van vóór 1/6/72; dan volstaat 70 cm). • Lokalen van groep 1: altijd 2 uitgangen (uitgezonderd als het over een opslagplaats gaat; • > 100 personen: 2 uitgangen; • > 500 personen: 3 uitgangen; • deuren draaien altijd in de vluchtrichting; • •
schuifdeuren en draaideuren ≠ nooduitgang; panieksloten moeten geplaatst worden op plaatsen waar personen kunnen komen die de situatie niet kennen.
GASINSTALLATIES: Geen verplaatsbare gasrecipiënten in kelders of ondergrondse parkings. VERWARMINGSINSTALLATIES: 1) stookplaats: vóór 1/6/1972 a. muren, wanden, vloeren en zolder Rf 1 (of bestaan uit metselwerk, beton,…) b. deuren Rf ½ (of gelijkwaardig) c. de deuren moeten automatisch sluiten d. er moet een onder en een boven verluchting aanwezig zijn. Na 1/6/1972: e. Idem voorgaand, maar aal Rf waardes moeten bewezen zijn. 2) Verwarmingstoestellen: a. De schoorstenen moeten bestaan uit ontbrandbare materialen; b. Bij een automatisch ontstekingmechanisme wordt de toevoer afgesloten bij: i. Doven van de vlam; ii. Uitvallen van de brander; 42/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur iii. Uitvallen van de elektriciteit; iv. Oververhitting ketel c. Bij het gebruiken van warme lucthtoestellen mag de luchttemperatuur niet hoger worden dan 80°C. BRANDVOORKOMING - PREVENTIEVE MAATREGELEN: HET IS VERBODEN: • te lassen of te snijden aan recipiënten met ontvlambare vloeistoffen (vol of leeg) • in lokalen waar er een ontploffingsgevaar heerst: i. te roken; ii. vuur te maken; iii. werktuigen te gebruiken die vonken maken; iv. schoenen te dragen met ijzerbeslag; v. met gebruikt enkel veiligheidslampen • nabij vuurhaarden, ontvlambare stoffen te stockeren VERPLICHTINGEN: • in lokalen met een ontplofbare atmosfeer moet men ontstekingsbronnen vermijden; • de hoeveelheden van ontvlambare en ontplofbare stoffen beperken; • in een winkel > 2000 m² moeten alle stoffen, publiciteitsbladen, gordijnen ontbrandbaar zijn of gemaakt worden. • Opslagplaatsen van vloeibare brandstoffen moeten buiten de werkplaatsen opgericht worden. Opmerking: er is geen rookverbod in resto’s, kapperzaken, … die gelegen zijn in een winkelcentrum > 2000 m² als ze afgescheiden zijn van de verkooplokalen door muren of wanden. BRANDBESTRIJDING: 1) Middelen: • voldoende (minimum 1 bluseenheid per 150 m²) • brandweeradvies als: i. > 50 werknemers ii. tenminste een lokaal klasse 1 • onderhouden van de middelen; • winkels > 2000 m²: automatisch blussysteem 2) Waarschuwing en alarm: • dit moet als: i. > 50 werknemers ii. tenminste een lokaal klasse 1 iii. tenminste een verdieping. • Waarschuwing: geldt voor een beperkte groep • Alarm: geldt voor iedereen = het signaal tot ontruiming • Waarschuwingsposten: voldoen en goed onderhouden • Evacuatiesignaal is een signaal met een continu toon 43/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur •
Aparte netten voeden de waarschuwingsinstallatie en de alarm installatie • Er is een meldingsplicht aan de brandweer bij elk begin van brand. 3) interne interventieploeg: • verplicht als: i. > 50 werknemers ii. tenminste een lokaal klasse 1 • wordt opgericht in overleg met de brandweer; • de ledenlijst wordt uitgehangen; • de uitrusting van deze ploeg is afhankelijk van de hen opgelegd taken; • minstens 1 oefening per jaar (waarschuwing en alarm);
ENKELE WETENSWAARDIGHEDEN: •
•
•
• •
elektrische kabels: i. F1: zelfdovend, vlamvertragend; ii. F2: niet brandverspreidend; iii. F3: vuurbestendig; iv. NH: geen koolwaterstoffen in de isolatie (LSOH) v. Rf ½: getest volgens een standaardbrand Bij brand moeten uitgeschakeld worden: i. Roltrappen; ii. Verwarmingsinstallaties; iii. Klimatisatieinstallaties; Periodieke controles van: i. Verwarmingsinstallaties; ii. Detectie-installaties iii. Brandbestrijdingsmiddelen; iv. Elektrische installaties; Opleiden van personeel in brandbestrijding; Ophangen aan de kelderverdiepingen van het kelderplan;
NOODVERLICHTING: • waar kunstlicht is, moet er ook noodverlichting aanwezig zijn • als er meer dan 100 personen zijn, dan moet dit licht automatisch aansteken: elektrogeengroep, batterijen. • Aantal lux: geen voorschriften voldoende; • Deze installatie moet goed onderhouden worden Veiligheidsverlichting ≠ noodverlichting Veiligheidsverlichting = om veilig te kunnen evacueren. Noodverlichting = om nog bepaalde taken te kunnen uitvoeren.
In winkels moeten de nooduitgangen ook op de grond aangeduid worden !!! Opslag van zeer licht ontvalmbare, ontvlambare en brandbare vloeistoffen: 44/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
1) WETGEVING: a. Zeer licht ontvlambaar: T° < 0 °C (> 50 liter) b. Licht ontvlambaar: T° < 21 °C (> 50 liter) c. Ontvlambaar: 21° C < T° ≤ 50 °C ( > 500 liter) d. Brandbaar: 51°C < T° ≤ 100° C ( > 3000 liter) Wat is “opslag”: dit is bewaren van vloeistoffen in een hoeveelheid die het dagelijks verbruik overschrijdt. 2) Opslag ≤ 50 °C in verplaatsbare recipiënten a. Open opslagplaatsen minder ¾ van de omtrek is dicht (al dan niet met een dak) b. Gesloten opslagplaatsen meer dan ¾ van de omtrek is dicht. (opgepast met de klassering in gevaarsgroepen) c. Veiligheidskasten NOOIT IN EEN KELDERVERDIEPING !!! Bij veiligheidskasten hoort eveneens en opvangbak: De grootte hiervan is: • ≥ grootste recipiënt • ≥ ¼ van de totale inhoud • de deuren van de kast zijn zelfsluitend bij branddetectie. 3) Opslagplaatsen: a. In het gebouw: zie ARAB art 52 b. Buiten het gebouw: constructie bestaat uit onbrandbare materialen en staat op voldoende afstand van andere gebouwen; c. Opvangkuipen: idem veiligheidskasten; d. Deuren draaien naar buiten open; e. Enkel elektrische verlichting is toegelaten (eventueel uit ontploffingsvrij materiaal) Betreden van gesloten ruimtes: Risico’s: •
• •
zuurstof gebrek: i. meten !!! ii. verluchten iii. Autonome ademhalingstoestellen iv. 1 persoon houdt toezicht v. dragen van een veiligheidsharnas explosierisico: i. meten !!! ii. verluchten gezondheidsrisico: i. meten !!! ii. vergelijken van de waarden grenswaarden.
met
de
voorgeschreven
Wanneer mag men dergelijke ruimte betreden: 45/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur • •
na uitvoeren van de vorige punten mits een geschreven machtiging.
Reactieklassen van materialen bij brand:
VRAGEN
Bijlage 10 antwoorden: 1. 1) De basis voor de classificatie is art 52 ARAB; 2) De bedoeling is constructievoorschriften opleggen in verhouding tot de brandrisico’s; 3) Klasse 1: zeer hoog brandrisico: a. > 300 liter gas in flessen; b. > 50 liter ontvlambare vloeistoffen (t° ≤ 21 °C) c. > 500 liter ontvlambare vloeistoffen ( 21 < T° ≤ 50°C) 4) klasse 2: hoog brandrisico; a. > 3000 liter ontvlambare vloeistoffen 50 < T° < 100°C b. > 1000 kg brandbare stoffen die bij brand giftige dampen vrijgeven c. > 10.000 kg brandbare vaste stoffen (rollen papier, karton,…) 5) klasse 3: alle ander lokalen 2. 46/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur 1) 2) 3) 4)
ofwel buiten in open opslagplaatsen (< 3/4 dicht) ofwel in gesloten opslagplaatsen (> ¾ dicht) in veiligheidskasten opvangbak: a. ofwel = ¼ van de totale inhoud b. afwel = inhoud grootste recipiënt 5) veiligheidskasten hebben automatisch sluitende deuren i.g.v. brand
3. 1) een vuurvergunning is een geschreven toelaten om te werken met open vuur in een bepaalde ruimte. 2) Ze is beperkt in tijd en in plaats; 3) De veiligheidsvoorschriften worden erop vermeld 4) De noodprocedures staan er op 4. in een brandregister worden vermeld: 1) de data van de verschillende controles; a. branddetectie; b. verwarmingsinstallatie c. gasinstallatie d. blusmiddelen e. elektrische installatie 2) dit register is ter beschikking van de brandweer 5. 1) als er meer dan 50 werknemers zijn 2) als er tenminste 1 lokaal klasse 1 aanwezig is 6. 1) muren Rf 1 2) deuren Rf ½ (automatisch sluitend) 3) onder- en bovenverluchting (150cm² ofwel 1/10 van de vloeroppervlakte) 7. brandreactieklassen
47/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
8.
ja als: 1) er meer dan 50 werknemers zijn 2) er tenminste 1 lokaal klasse 1 aanwezig is
9. 1) 2) 3) 4)
waarschuwing is voor en beperkte groep (de interventieploeg bv.) alarm is voor iedereen signaal voor evacuatie alarm = continu toon / overal hoorbaar waarschuwing en alarm worden verdeeld over aparte netten
10. 1) algemeen: x personen = x cm 2) deuren nooit smaller dan 80 cm (uitgezonderd in gebouwen van vóór 1/6/72; dan geldt 70 cm) 3) > 100 personen = tenminste twee uitgangen 4) lokaal klasse 1 = tenminste 2 uitgangen (uitgezonderd als het een opslagplaats betreft; 5) > 500 personen = tenminste 3 uitgangen 6) bij trappen: stijgend X 1.5 // dalend X 1.25 7) een helling groter dan 10% mag niet als een nooduitgang beschouwd worden 11. 1) 2) 3) 4)
Rf (résistance au feu) De eenheid is in uur Wordt vastgelegd na een “destructieve” test met een standaardbrand Deur van een stooklokaal = Rf ½
48/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur 5) Wand van een lokaal klasse 1 = Rf 1 in het normale geval; indien men het principe van afzondering toepast, dan is dit Rf 2. 12. wetgeving inzake brand: Er zijn verschillende overheden die wetgeving opleggen: a) de federale overheid: DE BASISVOORSCHRIFTEN e. Min. Van Binnenlandse Zaken: i. Openbare veiligheid (brandweer ( de burgemeester is verantwoordelijk) , burgerbescherming); ii. De basiswet 30 juli 1979; iii. Hebben invloed op het verzekeringsgebeuren; iv. Oprichten van de Hoge Raad tegen Brand en Ontploffing (bestaat uit Min., verzekeringen, brandweerdiensten, deskundigen,…) 1. doen voorstellen voor betere brandveiligheid; 2. over elke nieuwe wet geven ze hun advies; f. Min. Van Arbeid en Tewerkstelling: i. Basiswet: de Welzijnswet 4/8/96 ii. CODEX (signalering – brandbare vloeistoffen) iii. ARAB (art. 52) g. Min. Van Economische Zaken: i. Toezicht houden op het op de markt brengen van onveilige toestellen; ii. Toezicht houden op de naleving van de AREI in huishoudens. b) De Gewestelijke overheden: MEER SPECIFIEKE WETGEVING h. Ziekenhuizen; i. Bejaardenhuizen; j. Hotels; k. … 13. 1) vlampunt: Vlampunt: het vlampunt is de laagste temperatuur (bij atmosferische druk) waarbij deze stof d.m.v. een vlam of vonk kan ontstoken worden; 2) zelfontstekingpunt: Zelfontbrandingpunt = de ontsteking waarop een bepaald product vanzelf ontbrandt 3) bovenste en onderste explosiegrens: de mengwaardes waarbij een gas tot ontploffing zal komen (OEG en BEG). We spreken van een te arm mengsel als we onder de OEG liggen en van een te rijk mengsel als we boven de BEG liggen, ertussen zal de explosie plaatsvinden (bijv. Aardgas 4% 15 % Waterstof 4% 75 % 4) 5) 6) 7) 8) 9)
LEL: UEL: Gasgroep: Temperatuurgroep: Ontstekingsenergie: Relatieve dampdichtheid:
49/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur 14. Risico’s: •
• •
zuurstof gebrek: i. meten !!! ii. verluchten iii. Autonome ademhalingstoestellen iv. 1 persoon houdt toezicht v. dragen van een veiligheidsharnas explosierisico: i. meten !!! ii. verluchten gezondheidsrisico: i. meten !!! ii. vergelijken van de waarden grenswaarden.
met
de
voorgeschreven
Wanneer mag men dergelijke ruimte betreden: • na uitvoeren van de vorige punten • mits een geschreven machtiging.
50/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 28: brandbestrijding in de praktijk.
Hoofdstuk I: Theorie van het vuur Inleiding: Alles hangt af van de temperatuur. De temperatuur is afhankelijk van: - de tijd; - de hoeveelheid brandbaar materiaal; - de ontvlambaarheid van de materialen; - de ventilatie; - de afvoer van de rookgassen. Succesvol blussen hangt af van: - de interventiesnelheid; - het oordeelkundig gebruiken van de juiste blusmiddelen.
Evolutie van een brand in de tijd:
51/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Ontstaan van brand 7. Verbranding is een exotherme reactie: Brandstof en zuurstof vormen verbrandingsproducten en warmte. • • • •
• •
trage verbranding = oxidatie (roesten); snelle verbranding = een reactie met groter warmteproductie en vorming van licht (vlammen); zeer snelle verbranding = explosie // hierbij komt nog een drukopbouw bij kijken; het vlampunt = de brandstof moet op een bepaalde temperatuur gebracht worden zodat er genoeg gassen vrijkomen die vervolgens ontbranden. (eenmaal de ontstekingsbron weggenomen, dooft de vlam vanzelf); het ontbrandingspunt = de ontstekingstemperatuur. De temperatuur waarop de brandstof gebracht moet worden opdat de brand zou blijven bestaan. Zelfontbrandingpunt = de ontsteking waarop een bepaald product vanzelf ontbrandt. (bijv. in een dieselmotor = verstuiving drukverhoging = temperatuursverhoging ontsteking)
8. De ontvlambaarheid van een product hangt af van: • de verdeling van de stof (hoe fijner hoe gemakkelijke ze ontvlamt); • de oppervlakte-eigenschappen (hoe oneffener hoe gemakkelijker); • de aard van de stof. 9. De vorming van de verbrandingsproducten hangt af van: • •
de aard van de brandbare materialen; de evolutie van de verbranding;
10. De verbrandingsproducten zijn meestal: • • • •
toxisch; corrosief; verstikkend; vormen rook.
Rook
1) Gevolgen van rook: • • •
zijn de oorzaak van 80% van de ongevallen bij brand; zijn sterk vervuilend en hebben grote gevolgschade; bemoeilijken de evacuatie, de redding en de blussing.
2) Metingen: 52/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur • •
Rookdichtheid ( NEN 3883 – rookgetal) Toxiciteit (DIN 4102 A2) – bijv. er wordt CO gevormd;
Rook
Deze gegevens zijn van belang bij het kiezen van bepaalde materialen (muur- , vloeren plafondbekledingen)
Vuurdriehoek 1) Brandbare stof: vast, vloeibaar of gasvormig 2) Zuurstof: • deze is aanwezig in de lucht 21% • de verbranding is heviger naarmate er meer zuurstof voorradig is (bij acetyleenlastoestellen, in klinieken,..) 3) Temperatuur: • is nodig om de brandbare dampen vrij te maken; • bij contact met een ontstekingsbron = ontvlammen; • onderhouden van het verbrandingsproces 53/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Brandreactie (van materialen)
1) Wat? • de eigenschappen die het ontstaan en de ontwikkeling van een brand beïnvloeden. 2) Welke eigenschappen? • de brandbaarheid; • de ontvlambaarheid; • de vlamvoortplantingssnelheid langs het materiaaloppervlak; • de bijdrage tot vlamoverslag; • de rookafgifte. 3) Hoe worden deze eigenschappen bepaald? • via proeven: • ISO 1182 • NF P92 504 • BS 476
54/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Warmtevoortplanting 1) Hoe? • • • •
door geleiding; door convectie (warmtestroming) door straling; (zie de zon) ventilatie
Ventilatie speelt een belangrijke rol bij brandontwikkeling. Ventilatieluiken kunnen gebruikt worden voor: - rookafvoer & afvoer van brandbare gassen; - om temperatuur te laten dalen; - voor een betere zichtbaarheid; - om een gecontroleerde verbranding te bekomen Besluit: Brand ontwikkeling kan vertraagd worden door: • lage brandbelasting; • materialen te kiezen met een gunstige brandreactie; • rookafvoer; • de voortplanting te beperken (stapelhoogte verlagen en afstand tussen de prod. Verhogen) Brandweerstand (van bouwelementen 1) brand kan zich voortplanten naar andere lokalen door: • een gebrek aan stabiliteit van de bouwelementen ( plafond valt in, deur valt om, …) • een gebrek aan thermische isolatie (door warmteoverdracht kan in een aanpalend lokaal brand ontstaan) • een gebrek aan vlamdichtheid (kieren en spleten) 2) De brandweerstand van bouwelementen wordt bepaald door de voorgaande drie criteria. Ze wordt uitgedrukt in Rf 6u , 4u, 2u, 1;5u, 1u en 1/2u. 3) De brandweerstand is zeer belangrijk in het kader van de compartimentering van een gebouw.
55/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Hoofdstuk II: Theorie van het blussen en gebruik van blusmiddelen 1) Succesvol blussen hangt af van: • de deskundigheid van de interventieploeg; • het oordeelkundig gebruik van de blusmiddelen; • de voorzien brandpreventiemiddelen (detectie, blussystemen, …) 2) De strategie bij brandbestrijding:
automatische
a) Verkenning: • • • •
Prioritair: opsporen en redding van personen; Beoordeling en inschatting van de ernst (kan ik deze brand aan met dit blusmiddel) De lokalisatie van de brandhaard (branddetectie is hier erg belangrijk) Beslissen welke en hoeveel blusmiddelen ingezet worden.
b) Aanval: • de uitbreiding beperken; • de vuurhaard doven; • de volledige blussing. c) Nablussing en bewaking: 3) Blusprincipes: Algemeen: het wegnemen van een der elementen van de vuurdriehoek. • •
• •
de brandstof verwijderen (kan i.g.v. een gasbrand door het dichtdraaiend van de gaskraan; het wegnemen van de zuurstof: o verdringen van de zuurstof door een inert gas (stikstof,…) o afdekking met schuim; o verstikking (bv. deksel op een frituurketel) afkoeling van de brandstof beneden de ontvlammingstemperatuur (afkoeling meestal met water) neutralisatie van de verbrandingsreactie (poerderblussers // inhibitie)
4) Klassenindeling van vuurhaarden: •
56/164 Note Tony
Klasse A: vaste stoffen o Verbranding met vlammen o Verbranding zonder vlammen (gloeivuur) o Blusprincipe: hoofdzakelijk afkoeling. o Blusmiddelen: Water (volle straal – nevelstraal) – soms kan een nevelstraal niet daar de afstand te overbruggen te groot is volle straal. CO2 vooral te gebruiken bij branden binnen en bij beperkte opp.. 6/05/11
Preventie Adviseur
Halonen – mag niet meer gebruikt worden (bevat CFK’s) ABC – poeders Schuimen ( mengsel van water en additieven)
•
Klasse B: vloeistofbranden (koolwaterstoffen) o Snelle verbranding o Blusmiddelen: Water (nevelstraal en hoge druk) Opgepast bij brandstoffen die lichter zijn dan water mag voorgaande niet gebruikt worden brandstof zal boven drijven en eventueel nog meer verspreid worden // zie onze frituurketel) CO2 vooral te gebruiken bij branden binnen en bij beperkte opp.; Halonen; Poeders ABC en BC; Schuimen en AFFF (is een waterfilm vormend schuim dat nu ook al in draagbare poederblustoestellen te vinden is. • Klasse C : gas- en chemische branden o Zeer snelle verbranding; o Verbranding met vlammen; o Bij goede mengverhoudingen is er kans op ontploffing (zie de explosiegrenzen)
Zie bijv. waterstof: ontploffingsgevaar bij lage concentratie tot hoge concentraties OOG: onderste ontvlambaarheidsgrens BOG: bovenste “ OOG 4% wil zeggen 4% van het gas en 96% lucht. o Is in vele gevallen toxisch en verstikkend o Blusmiddelen: Poeders ABC en BC 57/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
CO2 vooral te gebruiken bij branden binnen en bij beperkte opp.. Halonen;
Gasflessen bij brand (zelfs deze gevuld met onontbrandbare inhoud): • zetten uit door de warmte scheuren of ontploffen. • Klasse D: metaalbranden o Zeer snelle verbranding met zuurstof; o Met water blussen kan de reactie heviger maken; o Opgepast met de inwerking van sommige chemicaliën; o Blusmiddelen: Speciale poeders; Afdekking door zand, aarde, cement,…
Hoofdstuk III: blusmaterieel voor eerste tussenkomst 1) materiaal met onbeperkte werkingsduur: a. axiale muurhaspels: i. type ¾” (slanglengte 20 m) ii. type 1” (slanglengte 30 m) Men moet elke plaats in het gebouw kunnen bereiken en de waterdruk moet voldoende hoog zijn (zoniet moet men drukpompen plaatsen) b. muurhydrant: bestaat uit een DSP-koppeling met een afsluiten aangesloten op een aanvoerkolom. i. Gewapend (d.w.z. met toebehoren slang,…) ii. Ongewapend 2) Materiaal met een beperkt werkingsduur: a. De emmerpomp (niet meer gebruikt) b. Draagbare blustoestellen i. Poederblussers (ABC // BC // ABCD) ii. Water-schuimblusser (AFFF) iii. CO2 - blusser iv. Halon of alternatieven 3) Draagbare blustoestellen: a. Normering en reglementering i. Norm S21 – 011 tot S21 – 018 BENOR goedkeuring ii. Conform techn. Nota van het NVBB keurmerk NVBB-ANPI iii. Identificatie en aanduiddingen 1. wat zit er in het toestel; 2. hoeveel zit er in; 3. hoeveel bluseenheden bevat het toestel; 4. de bedieningswijze; 5. type va het apperaat; 6. merk 58/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur b. beproeving op: i. type A vuren – gestandaardiseerde houtstapel ii. type B vuren – gestandaardiseerde bak met vloeibare branstof iii. bluskracht – uitgedrukt in hoeveel bluseenheden (zie tabel)
c. Keuze van het blustoestel – aangepast aan: i. Het risico; ii. De brandklasse; iii. Andere factoren: 1. vorstbestendigheid (als het toestel buiten staat) 2. hoge temperatuur (bij ovens); 3. de giftigheid; 4. de agressiviteit; 5. de elektrische geleidbaarheid. iv. De plaats: 1. alleenstaande plaatsen; 2. blusposten; 3. ophanging; 4. signalisatie v. aantal en verdeling: 1. het vereist aantal is 1 bluseenheid per 150 m² en minimum 2 toestellen per niveau; 2. ½ van de bluseenheden moeten draagbare toestellen zijn. vi. Onderhoud en controle: eenmaal per jaar een grondige controle
Hoofdstuk IV: mobiele en vaste niet-automatische blustoestellen 1) Mobiele snelblussers: a. Hebben een inhoud van meer dan 20 kg; b. Hebben een blusvermogen dat groter is dan 1 ½ bluseenheden 2) Ondergrondse hydranten a. Conform NBN S21 – 031 59/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
3)
4)
5) 6)
b. Aangesloten op een waterleidingsnet met een diameter groter dan 80 mm; c. Zijn nodig: een standpijp en een sleutel d. Worden aangeduid met pictogrammen (op de gevel bv.) Bovengrondse hydrant a. Conform NBN S21 – 019 en 026 b. Types zijn BH 80 // BH 100 /// BSM 150 c. Worden aangeduid met pictogrammen Brandweerslangen: a. Er bestaan persslangen diam. 45 – 70 – 110 - … b. Hoge drukslangen (1” en 5/4” // 40 bar) c. Zuigslangen (om water uit een waterreservoir aan te zuigen – zijn verstevigd tegen het toeklappen door de onderdruk) d. Soorten koppelstukken i. DSP-koppelingen persslangen; ii. AR-koppelingen pers- en zuigslangen; iii. Guillemin koppelingen Er bestaan diverse types straalpijpen Droge stijgleidingen
60/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Les 34: arbeidsplaatsen:
Behandelt de te nemen veiligheidsmaatregelen ter bescherming van de personen in de werkplaatsen andere dan de gebruikers van de machines (bezoekers, derder,..) Drie examenvragen zijn: • alles over de beveiligingen tegen het vallen ( ladders e.d.) • de voorzorgen bij brand; • de veiligheidssignalering op de arbeidsplaatsen (pictogrammen) 1. Ontstaan van stof en/of schadelijke gassen: 1. Afzuigen aan de bron. 2. Beveiliging tegen vallen: 1. Putten, openingen, vergaarbakken i. Leuning op 1 m hoogte; 2. Trappen, bruggen, platforms: i. Trapleuning op 75 cm (kant valgevaar); ii. Brede trappen >150cm – 2 leuningen; iii. Trappen met valgevaar langs twee kanten = 2 leuningen; iv. Platformen: leuning op 1 m In de bouw: leuningen op 0.5m en op 1m en een plint. 3. Ladders: i. Regelmatig nazicht – ladders moeten identificeerbaar zijn. ii. Sporten: 1. gelijkmatig verdeeld; 2. niet genageld; 3. in goede staat; iii. opstelling: 1. stabiele ondergrond; 2. anti-slip schoenen; 3. > 25 sporten = bovenaan vastmaken; 4. uitschuifbaar = 1 m overlapping 5. verkeer aan de voet van de ladder beletten; 6. 1 m boven werkplatform iv. zone met valgevaar: 1. aanduiden 2. niet betreden zonder toelating 3. collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen voorzien v. vloeren: vlak, anti-slip, geen putten,… vi. ramen: op zulkdanige manier geplaatst dat het reinigen ervan geen gevaar inhoudt, ofwel de nodige hulpmiddelen voorzien (hangstelling,…) vii. wegen voor voetgangers en voertuigen: 1. goed van elkaar gescheiden; 2. breed genoeg; 3. goed aangeduid 4. snelheidsbeperking aanduiden 61/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur viii. roltrappen: voorzien van de nodige veiligheidsvoorzieningen (2 noodstops,..) ix. laadplatforms: 1. minstens 1 uitgang 2. beschermingen tegen valgevaar x. deuren naast poorten voorzien om de voetgangers door te laten. 3. Voorzorgen bij brand: 1. Breedte deuren > 0.8m (gebouw na 1/6/72) en > 0.7m (gebouw vóór 1/6/72); 2. Deuren draaien in de richting van de vluchtweg; 3. > 100 werknemers (minstens 2 deuren en/of trappen); 4. > 500 werknemers (minstens 3 deuren en/of trappen); 5. schuifdeuren en draaideuren kunnen niet als nooduitgang gebruikt worden; 6. lokalen groep 1: minstens 2 deuren, in de richting draaiende van de vluchtweg. Een deur volstaat als dit lokaal een opslagplaats is. 4. Afzonderlijk tewerkgestelde werknemers: 1. Vermijden; 2. Als het niet anders kan: de werknemer uitrusten met de nodige alarmmiddelen; 3. Bij gevaarlijk werk, steeds een tweede persoon voorzien (dakwerken, binnentreden in een HS-cabine) 5. Veiligheidssignalering: 1. Verbodsteken: rond // rood-wit-zwart; 2. Gebodsteken: rond // blauw-wit; 3. Gevaarsteken: driehoek // rood-wit; 4. Aanduiding vluchtweg, redding: rechthoekig // groen-wit; 5. Aanduiding blusmiddel: vierkant // rood-wit (steeds 2 pictogrammen tezamen: pijl + aanduiding blusmiddel,…)
62/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Les 29: organisatie van noodplan, rampenplan en evacuatie voor eigen personen: 1) Classificatie van rampen: zie cursus. 2) Het opstellen van rampenplannen wordt opgelegd door verschillende wetgevingen: • rampenplan opgemaakt door de werkgever: INTERN RAMPENPLAN o CODEX; o ARAB; o SEVESO; o VLAREM; o Sommige specifieke wetgevingen (ziekenhuizen, bejaardenhuizen,…) • rampenplan opgemaakt door de brandweer: VOORAFGAAND INTERVENTIEPLAN o CIVIELE BESCHERMING; o SEVESO; o Sommige specifieke wetgevingen (ziekenhuizen, bejaardenhuizen,…) • rampenplan opgemaakt door de gouverneur: RAMPENPLAN VOOR HULPVERLENING. o CIVIELE BESCHERMING; o SEVESO; • rampenplan opgemaakt door de Minister: NATIONAAL OF INTERNATIONAAL RAMPENPLAN. o CIVIELE BESCHERMING; o SEVESO;
3) Definities en begrippen: Zie cursus blz. 4/27
4) INTERN NOODPLAN Een intern noodplan is en bedrijfsplan de erop gericht moet zijn de ernst van de gevolgen van ongewenste gebeurtenissen te beperken en door de uitwerking van aangepaste materiële en organisatorische noodvoorzieningen aan de overheid een eerste dispositief te verschaffen in de rampenbestrijding. Wordt opgelegd door: - de CODEX: o door risicoanalyses de nodige preventiemaatregelen vastleggen; o informatie en instructies verstrekken i.v.m. de maatregelen in noodgeval; o een degelijk alarm- en communicatiesysteem plaatsen; o veiligheidsoefeningen uitvoeren; o handelen stellen bij evacuatie en eerste hulp; o de middelen voor eerste verzorging ter beschikking hebben. 63/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur -
-
-
-
-
De ARAB: o Alle nodige maatregelen treffen om: Brand te voorkomen; Te bestrijden; Alarm te geven; Brandweerdiensten te verwittigen; o De bouwvoorschriften naleven o De evacuatie organiseren SEVESO-wetgeving: o Van toepassing op bepaalde industriële activiteiten (lijst zie bijlage) Milieuregelmentering: o VLAREM gevolgen voor de mens en het milieu beperken; Specifieke wetgeving: o Ziekenhuizen: Rampenplan voor BINNEN het ziekenhuis; evacuatie van het ziekenhuis. Rampenplan voor BUITEN het ziekenhuis; opnemen van vele slachtoffers bij rampen buiten het ziekenhuis. Brandpreventiereglementering: o Ziekenhuizen; o Rustoorden o Logiesverstrekkende bedrijven (hotels, motels,..) o Terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven.
5) VOORAFGAANDE INTERVENTIEPLANNEN Een voorafgaand interventieplan is een inlichtingendossier om een doeltreffende en snelle actie van de hulpdiensten bij het bestrijden van een brand of een ander schadegeval in een inrichting waar grote gevaren bestaan, in de hand te werken. De burgemeester is verantwoordelijk.
Wordt opgelegd door: - de wetgeving betreffende de civiele bescherming; - de Seveso-wetgeving; - de VLAREM; - sommige specifieke gevallen (stadions,…) 6) RAMPENPLANNEN VOOR HULPVERLENING Het rampenplan voor hulpverlening is een plan met de hoofdlijnen van de handelswijze in geval van een ramp, catastrofe of ernstig schadegeval. Door overheidscoördinatie wordt de samenwerking geregeld tussen de verschillende hulpdiensten. Wordt opgelegd door: 64/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur -
de wetgeving betreffende de civiele bescherming; de Seveso-wetgeving;
7) RONDSCHRIJVEN VAN 11/07/1990 Bedoeling: het uniformiseren van de structuur van de rampenplannen. -
de hulpoperaties; de geneeskundige en sanitaire hulpverlening; de politie over de geteisterde of bedreigde plaatsen; diverse werken, bijstand, vervoer en logistiek; informatie aan de bevolking
Fasering van een interventie:
Fasering
Bevoegd orgaan
1
Burgemeester (moet niet Algemeen opgeroepen worden) rampenplan Burgemeester (moet opgeroepen worden) Gouverneur Algemeen rampenplan.
2 3 4
Rampenplanning overheid
Rampenplanning bedrijf gemeentelijk Intern noodplan
provinciaal Intern noodplan
Min. Van Binnenlandse Nationale coördinatie Zaken
8) OPSTELLEN VAN EEN NOODPLAN IN DE PRAKTIJK
a. Voor welke noodsituaties? i. Bedrijfsongevallen; ii. Branden; iii. Explosies; iv. Gaslekken; v. Overstromingen; vi. Bomaanslagen; vii. Stormschade;
b. Wie neemt initiatief? i. De werkgever in samenwerking met: 1. de preventiedienst; 2. de brandweer; 3. de hiërarchische lijn 4. werknemersafgevaardigden c. Kenmerken van een goed noodplan: 65/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur i. Alle gekende noodsituaties komen er in voor; ii. Toepasbaar in functie van de aanwezigheid en beschikbaarheid van het personeel en de middelen; iii. Het plan moet de nodige soepelheid toelaten; iv. Het moet logisch opgebouwd zijn; v. Het moet samenwerken met de bestaande bedrijfsorganisatie; vi. Het moet compatibel zijn met de overheidsnoodplannen d. Kenbaar maken van het plan: i. Iedereen (ook externen) moet weten wat hem te doen staat in het geval van: 1. het ontdekken van een noodsituatie; 2. het horen van de noodsignalen. ii. Door oefeningen kennis bijbrengen i.v.m. 1. het meldingssysteem; 2. de waarschuwings- en alarmsignalen; 3. de evacuatiewegen; 4. de houding bij evacuatie e. Samenstelling van het plan: i. Procedure voor het melden van een noodsituatie aan de brandweer – gebeurt het best door één persoon of dienst. ii. Procedure voor het verwittigen van de verantwoordelijken in het bedrijf. iii. Proc. voor het waarschuwen van de interventieploegen; iv. Proc. voor het waarschuwen van de aanwezige personen; v. De interne bevelvoering en de taken van de hiërarchische lijn; vi. De interne commando post; vii. De informatieverstrekking naar buiten uit ; viii. Operationeel gedeelte: 1. ongevallenscenario’s opstellen; 2. plannen opmaken met de inplanting van de hulpmiddelen;
66/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 33: omgevingsrisico: lawaaibeheersing:
Geluid wordt lawaai wanneer het hinderlijk of schadelijk is: • hinderlijk hoeft daarom nog niet schadelijk te zijn. • Het gehoororgaan is erg gevoelig, daarom ook erg kwetsbaar. Wat is geluid? - Het zijn luchtdrukvariaties. - Ze zijn gekenmerkt door hun frequentie (Hz) - En door hun amplitude (geluidsterkte) Ieder geluid kan ontbonden worden in een aantal zuivere tonen van verschillende frequenties met hun eigen amplitude. geluidspectrum. Teneinde de grootheid van geluid te kunnen bepalen wordt er altijd gerefereerd naar de geluidsdrempel. Deze is Io = 0,000000000001 W/m². De pijndrempel ligt op: Ip = 1 W/m² Geluid wordt als volgt uitgedrukt: Stel een bepaald geluidsniveau I: 10 X log I/Io = …dB De gehoordrempel is dus 10 X log Io / Io = 0 dB De pijn grens is dus 10 log Ip / Io = 10 log 1012 = 120 dB Enkele vuistregels i.v.m. geluid: 1) Als men in een lokaal waar er een geluidsbron staat van 80 dB er een bijvoegt van 80 dB, dan moet men niet de som maken van de 2 dB waardes maar bekomt men 83 dB. Dus:
x dB + x dB = x + 3 dB
2) Als men in een lokaal een tweede geluidsbron binnenbrengt met een geluidsniveau dat tenminste 10 dB lager is dan de eerste bron, dan zal deze niets bijbrengen een het geluidsniveau.
Dus:
80 dB + 70 dB = 80 dB
LUIDHEIDSNIVEAU IN FOON De gevoeligheid van ons gehoor is afhankelijk is van de frequentie. Zie de tabel van gelijke luidheid. 67/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
GEWOGEN GELUIDSDRUKTNIVEAU dB(A) Aan gezien de gevoeligheid van ons gehoor afhankelijk is van de frequentie, is het interessant om een grootheid te hebben die geluid uitdrukt in functie hiervan. We noemen dit het gewogen geluidsdrukniveau. Ons gehoor is het gevoeligst rond de 4 kHz. Het is een grootheid die toelaat om het geluid te meten en er de schadelijkheid van te bepalen. EQUIVALENT GELUIDSDRUKTNIVEAU Leq in dB(A) Dit is het energetisch gemiddelde van het geluidsdrukniveau over een zekere tijdspanne. Het geluidsdrukniveau is inderdaad niet hetzelfde over de ganse periode (stel bv. een werkdag). Deze waarde heeft een grote beperking, namelijk we hebben wel het gemiddelde maar we weten niets over de piekwaarden.
Daarom werd er een bijkomende grootheid vastgelegd, namelijk de Ln waarde. Deze waarde duidt aan hoeveel % van de tijd een bepaalde piekwaarde overschreden werd. Dus hoe hoger deze waarde, hoe slechter.
VOORTPLANTING VAN HET GELUID. Luchtgeluid: plant zich voort via de lucht; Contactgeluid: plant zich voort via trilling van vaste voorwerpen die op hun beurt geluid afstralen. Geluid dat op een wand invalt wordt gesplitst in drie delen: - een deel dat teruggekaatst wordt; - een deel dat geabsorbeerd wordt; - een deel dat doorgelaten wordt. Het geluidsniveau van een bron verminder met de afstand: • bij een puntbron is dit met 6 dB per afstandverdubbeling; • bij een lijnbron (bv. autostrade) is dit met 3 dB per afstandverdubbeling Wat is een galmveld: Komt voor in ruimtesmet reflecterende wanden; op een bepaalde afstand van een geluidsbron neemt het zelfde geluidsniv. Waar. 68/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
REACTIE VAN DE MENS: Het oor bestaat uit: - het uitwendig oor ( het geluid opvangen) - het middenoor (het geluid versterken) - het binnenoor (het geluid detecteren en omzetten in elektrische signalen voor de hersenen) De gehoorcellen die de frequenties van 4000 Hz verwerken zijn het gevoeligst. Ouderdomsdoofheid (zie cursus) De spraakverstaanbaarheid (200 – 500 Hz) hangt af van het achtergrondlawaai. TOEGELATEN GRENSWAARDEN Wetgeving: wat moet men doen! < 85 dB is veilig 85 < x < 90 dB: • de werknemers informeren hoe ze zich kunnen beschermen; • de nodige beschermingsmiddelen moeten voorhanden zijn. • Driejaarlijkse medische controle 90 < x : • de werknemers informeren hoe ze zich kunnen beschermen • aanduiden van de lokalen met het hoog geluidsniv. • de persoonlijk beschermingsmiddelen zijn verplicht; • de oorzaken inventariseren • een bestrijdingsprogramma opmaken. • Een jaarlijks medische controle
GELUIDSDRUKMETINGEN Zie cursus. VOORKOMING Bestrijdingsprogramma – zie cursus. Men kan het geluidsniveau verlagen: - aan de bron; - door te omkapselen Zie de voorbeelden in de cursus. PERSOONLIJK BESCHERMING 69/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur -
de gehoorgang afsluiten; de oorschelp omkapselen
70/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 31: productrisico’s: scheikundige risico’s, carcinogenen en toxische stoffen
Chemische stoffen: - er bestaan er ongeveer 100.000; - er worden er ongeveer 1.000 nieuwe gevonden per jaar; - 90 % van de omzet van chemische producten geldt voor 4.000 prod. - er zijn normen voor ongeveer 800 producten. (d.w.z. we kennen er de toxiciteit van).
Welke gevaren kan een chemisch product met zich mee brengen? - de toxiciteit; - het brandgevaar, het ontploffingsgevaar, de reactiviteit; - de eco-toxiciteit (schade aan het milieu) Wat is een RISICO: de omstandigheden waarin een product behandeld en/of verhandeld wordt. Wat is een GEVAAR: de eigenschappen van de stof die bij een ongeval schade kunnen berokkenen.
TOXISCHE STOFFEN Komen voor in de volgende vormen: - vast (dit biedt meestal geen probleem, bv. van een blok lood zal men geen loodvergiftiging oplopen, maar opgepast voor stofdeeltjes van een toxische stof) - vloeistof; - gas en damp o damp komt van de verdamping van een vloeistof (vluchtigheid, temperatuur, kontaktoppervlak)
BLOOTSTELLING - KONTAKT
Blootstelling kan gebeuren door: 1) de spijsvertering (inslikken); 2) de ademhaling; 3) de huid; en de slijmvliezen. 1) DE SPIJSVERTERING: Dit komt nu niet meer veel voor dank zij de betere etikettering van de producten. Vroeger gebruikte men nogal vlug om het even welk recipiënt om gevaarlijk vloeistoffen in op te bergen , vandaar soms verwarring met verbruiksgoederen. 2) ADEMHALING 71/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
De hoeveelheid opgenomen hangt af van: • de luchtconcentratie; • de duur waarin de inhalatie gebeurt; • het ventilatiedebiet (de sterkte van de ademhaling) Soort werk Ademvolume Zittend werk
7 l/min
Staand werk
8 l/min
Lopend werk
14 l/min
Zeer inspanning
zware 25 l/min
Bij de inademing van aërosolen (stofdeeltjes in de lucht) is veel afhankelijk van de grootte van de deeltjes: • > 30 µm : deeltje komt niet in de luchtwegen; • 5 – 30 µm : deeltje komt in de neus en de keel; • 1 – 5 µm : deeltje komt in de bronchen (kan bronchitis veroorzaken) • rond 1 µm : deeltje komt in de alveoli (longblaasjes) ; bijv. asbest, kwarts (zandstralen). • < 0.1 µm : geen retentie.
Nu wordt er bij metingen ook veel gewerkt met een andere benaming van de grootte van de stofdeeltjes. 1) TOTAAL STOF (weinig nuttig, ook het niet inadembaar stof zit er tussen) 2) INHALEERBAAR STOF (al het stof dat in de luchtwegen komt) 3) THORACAAL STOF (stof dat tot in de longen komt – dit kan echter niet gemeten worden) 4) INADEMBAAR OF ALVEOLAIR STOF (het stof dat tot in de longen komt). 3) HUID Sommige producten gaan door de huid en dringen zo het lichaam binnen (bijv. tolueen) De opgenomen hoeveelheid is afhankelijk van: • de blootgestelde oppervlakte; • de blootstellingduur; • de concentratie van het product; • de gezondheid van de huid (acné,…) Enkele voorbeelden: BENZEEN, NICOTINE (zie de nicotinepleister), TOLUEEN, PCB’s, 72/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Deze stoffen zijn in de lijsten van het ARAB gemerkt met een “D” Bij opname door de slijmvliezen komt hierbij nog dat deze veel gevoeliger zijn dat de huid.
OPGEPAST: ER IS GEEN VERBAND TUSSEN DE GEUR GEWAARWORDING EN DE TOXICITEIT VAN EEN PRODUCT. BLOOTSTELLING - PATROON ACUUT DUUR VAN DE KORT BLOOTSTELING MAX. 24 UUR OPNAME
EVOLUTIE
CHRONISCH HERHAALD OVER EEN LANGE PERIODE
SNEL VEEL
HERHAALDE GERINGE OPNAMES OF ACCUMULATIE SNEL TRAAG * ZIEKTE OF DOOD GELEIDELIJK * OF SNELLE GENEZING BEROEPSZIEKTES
Wat is accumulatie? Er bestaan twee soorten accumulatie: • een accumulatie van het product in het lichaam (dit kan nog genezen worden); • een accumulatie van effecten in het lichaam (dit is veel gevaarlijker) i. bijv. de “schildersziekte”: bij lange blootstelling is er een afbraak van hersencellen (dit geneest niet meer).
Wat is Latentietijd: Dit is de tijd tussen de blootstelling en het optreden van de symptomen. (Oppassen bij een opname van chemische stoffen steeds nagaan of er na een zekere tijd geen gevolgen kunnen optreden).
73/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
TOXICOKINETIEK Dit is de studie van de evolutie van de symptomen na de opname. Meestal worden deze stoffen afgebroken door de lever waarna de uitscheiding gebeurt via de nieren of door uitademing. De afbraak door de lever breekt de toxische stoffen “meestal” af in minder toxische stoffen. Sommige toxische stoffen worden “gestockeerd” in het lichaam: • lood wordt in de botsctructuur opgestapeld; • PCB’S worden in het vetweefsel opgeslagen. Sommige organen zijn gevoelig voor bepaalde toxische stoffen (we noemen ze de doelwitorganen).
EFFECTEN 1) LOKAAL: effect op de plaats van de inwerking. 2) SYSTEMISCH: effect op het doelwitorgaan. Bijvoorbeeld: bij opname van alcohol zullen eerst de hersenen aangetast worden (wankelen,..) nadien wordt de lever aangetast.
LOKALE INWERKING -
-
de slokdarm (bij inname via de mond) de huid: o chemische verbranding o irritatie o allergische reacties (komt steeds meer voor en kan plots optreden na jaren zonder problemen met een bepaald product gewerkt te hebben). Longen: o Astma o Kanker (asbest) o allergie
74/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur SYSTEMISCHE EFFECTEN Alle organen kunnen aangetast worden, de belangrijkste zijn: • het zenuwstelsel; • de lever; • de nieren Welke is de dosis – effect relatie? We maken onderscheid tussen toxische stoffen en kankerverwekkende stoffen. Toxische stoffen – de relatie is deterministisch (de gevolgen zijn gekend).
in deze zone zijn er geen effecten. De maximale waarde waarbij er geen effecten zijn wordt als “norm” = grenswaarde genomen. Als men onder de grenswaarde werkt zijn er geen gevaren! Definitie grenswaarde: De grenswaarde is de maximum concentratie van een chemisch agens, als tijdgewogen gemiddelde over een refertieperiode (meestal 8 uur), waarboven geen enkele werknemer mag blootgesteld worden.
75/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Kankerverwekkende stoffen. Hier spreekt men van probabilistische effecten. Men gaat de kans na op het krijgen van kanker bij blootstelling aan een product . (x personen / 1000 zullen sterven van kanker.) Bijvoorbeeld benzeen.
Hier is het moeilijk om een grenswaarde vast te leggen. Er bestaat geen dosis waaronder er geen kankergevallen zullen voorkomen. Hier gelden drie regels die in volgorde moeten toegepast worden: 1) zorg voor een nulblootstelling; 2) als dit niet kan, pas het ALARA-principe toe (As Low As Reasonable Achievable) – neem de dosis zo laag mogelijk als redelijker wijs mogelijk is. 3) Pas grenswaarden toe.
Hier wordt deze grenswaarde als volgt gedefinieerd: !!!!!Deze grenswaarden worden vastgelegd na onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers!!!! Bijvoorbeeld: bij benzeen is overeengekomen dat er een grenswaarde van 1 ppm toegelaten wordt dit komt overeen met 5 à 15/1000 leucemiedoden. Stel dus 1000 werknemers zijn blootgesteld aan benzeen gedurende 40 jaar, 5 à 15 zullen er aan sterven.
76/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur WAT IS EEN KANKERVERWEKKENDE STOF Kankerverwekkende stoffen worden ingedeeld in drie groepen: 1) zijn zeker kankerverwekkend; 2) zijn waarschijnlijk kankerverwekkend; 3) zijn mogelijks kankerverwekkend. De eerste twee worden als kankerverwekkende stoffen beschouwd. De informatie hierover is te vinden: - op het etiket. - In lijsten - In de bijlage II van 103 sexies // ARAB Zie ook de website www.iarc.fr Art. 103 sexies 4 Wat moet men doen als men toxische en/of kankerverwekkende stoffen gebruikt: • een risicoanalyse maken; via metingen; • steeds onder de grenswaarden werken; • als de grenswaarden overschreden worden, maatregelen nemen
77/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 30: gevaarlijke stoffen en preparaten, etikettering Gevaarlijke stoffen zijn stoffen die letsels, schade of hinder kunnen voortbrengen aan personen, materialen, installaties, milieu,… Zij komen voor in vast, vloeibare en gasvorm.
Stof: een suspensie van vaste stoffen in de lucht veroorzaakt door mechanische processen of door wervelingen Rook: een suspensie van vaste stoffen in de lucht veroorzaakt door thermische en/of chemische processen Mist: een suspensie van vloeistoffen in de lucht veroorzaakt door condensatie of dispersie. Een product kan voorkomen in: - zuivere vorm (aceton); - in water opgelost (ammoniak,…); - als preparaat (oliën, vetten, verven,..)
Enkele basisbegrippen: • • • •
Vlampunt: het vlampunt is de laagste temperatuur (bij atmosferische druk) waarbij deze stof d.m.v. een vlam of vonk kan ontstoken worden; Kookpunt: de temperatuur waarop in de vloeistof dampbellen gevormd worden; Zelfontbrandingstemperatuur: de laagste temperatuur (bij atmosferische druk) waarbij deze stof spontaan ontbrandt. Explosiegrenzen: - O.E.G. (onderste explosiegrens) - B.E.G. (bovenste explosiegrens)
Als een mengsel te arm is zal het niet ontploffen, als het te rijk is evenmin. Bijv. O.E.G. B.E.G. Aardgas 4% 15 % Waterstof 4% 75 %
Opgepast: deze grenzen zijn afhankelijk van de temperatuur: hoe hoger de temperatuur, hoe lager de O.E.G. en hoe hoger de B.E.G. • Stoffen: de scheikundige elementen en hun verbindingen • Preparaten: mengsels van twee of meerdere stoffen. • Oplosmiddelen: vloeibare stoffen die andere kunnen oplossen. • Oplosmiddel van een preparaat: gedeelte van een prep. Dat enkel uit oplosmiddelen is samengesteld; • Niet-oplosmiddel van een preparaat: hetgeen opgelost is.
WETGEVING (ARAB art 723 bis 1) Deze wetgeving omvat alle stoffen met uitzondering van: 78/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur • • • • •
de geneesmiddelen; de verdovende middelen; de radioactieve stoffen; de voedingsstoffen; e.a.
REGLEMENTAIRE INDELING VAN DE STOFFEN - zie cursus Voor de symbolen, zie cursus -
ontplofbaar oxiderend zeer licht ontvlambaar licht ontvlambaar ontvlambaar zeer giftig giftig schadelijk corrosief irriterend kankerverwekkend
E O F+ F T+ T Xn C Xi
K.B. van 11 januari 1993 geeft een ruimere indeling • voor het milieu gevaarlijke stoffen; • kankerverwekkende stoffen; • teratogene stoffen (prenatale afwijkingen) • mutagene stoffen (genetische afwijkingen) • sensibiliserende stoffen (overgevoeligheidsreactie) Kankerverwekkende stoffen worden ingedeeld in drie klassen: - categorie 1: zeker kankerverwekkend; - categorie 2: waarschijnlijk kankerverwekkend - categorie 3: mogelijk kankerverwekkend
INDELING VAN STOFFEN VOLGENS DE VLAREM WETGEVING. Groep 1: zeer licht ontvlambare prod. (F+ en F) - P1 producten: zeer licht ontvlambare en licht ontvlambare vloeistoffen (vlamtemp. < 21°C) - P2 producten: ontvlambare vloeistoffen ( 21 °c < vlamtemp. < 55°C); - P3 producten: brandbare vloeistoffen ( 55 °c < vlamtemp. < 100°C); - P4 producten: brandbare vloeistoffen ( 100 °c < vlamtemp.); Groep 2: toxische stoffen (T+, T en Xn) - de indeling hier gebeurt volgens testen op ratten (zie cursus). Groep 3: oxiderende stoffen (O) Groep 4: overige stoffen
79/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur LIJST VAN GEVAARLIJKE PRODUCTEN Is een verplichting voor het bedrijf. Moet vermelden: - het product; - de lokalisatie waar het zich bevindt; - de leverancier; - het gemiddeld verbruik; - de opgeslagen hoeveelheid HET VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD OF MSDS. Zie voorbeeld in bijlage (bevat altijd 16 rubrieken) Dit blad moet door de leverancier GRATIS bij de eerste levering gegeven worden in DE TAAL VAN DE STREEK. BIJKOMENDE INFORMATIE VAN GEBRUIKTE PRODUCTEN. • • • • •
CHEMIEKAARTEN (zie cursus) KNAP-kaarten systeem (zie cursus) Bijkomende informatie van de leverancier; Eigen analyse; Elektronische databestanden
ETIKETTERING. a) Hoe moet een etiket er uit zien volgens het ARAB? 1) duidelijk zichtbaar en horizontaal leesbaar; 2) grootte is afhankelijk van de volume-inhoud; (zie cursus) 3) goed leesbaar en onuitwisbaar; 4) in de taal van de streek; 5) goed vastzitten; 6) op elke verpakking b) Wat moet er op staan? 1) de naam van de stof; 2) de specifieke gevaarsaanduiding – pictogram (brandbaar, ontplofbaar,…) 3) de R-zinnen (vermelden de aard van de risico’s); 4) de S-zinnen (vermelden de veiligheidsaanbevelingen); 5) naam en adres van de leverancier. INFORMATIE AAN DE WERKNEMER. De werkgever moet de werknemer op de hoogte brengen van: 1) de gevaren die verbonden zijn aan de producten; 2) de voorzorgsmaatregelen (beschermingsmiddelen, hygiëne, afvalverwerking,…) 3) wat in geval van problemen (brand, vrijkomen van het product, E.H.B.O.? klachten,…);
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSSIGNALERING. 80/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Ook leidingen, opslagplaatsen en recipiënten met gevaarlijke stoffen moeten gesignaleerd worden. RISICOANALYSE. Er moet een risicoanalyse uitgevoerd worden voor het gebruik van gevaarlijk stoffen. Zie voorbeelden in de bijlage.
WETGEVING I.V.M. DE OPSLAG VAN GEVAARLIJKE PRODUCTEN. A.
Wetgeving: Artikel 52 van het ARAB, CODEX (titel III hfdst. 4 afd. 9), art. 574 - - 634.
B.
Opslag:
Open opslagplaats: ruimte die maximum voor ¾ van de omtrek gesloten is. Gesloten opslagplaats: ruimte die voor meer dan ¾ van de omtrek gesloten is. Een opslagplaats moet voorzien zijn van een inkuiping (opvangkuip) – min. De inhoud van het grootste recipiënt of ¼ van de totale inhoud. Veiligheidskasten: kast uit ontbrandbaar materiaal, automatisch sluitende deuren, inkuiping zie hoger. Verplaatsbare recipiënten: moeten opgeslagen worden in open, gesloten opslagplaatsen of in veiligheidskasten, -->verboden in kelderlokalen, Vaste reservoirs: getest, corrosiebestendig, equipotentiaal verbinding, bij vullen op gelijke equipotentiaal brengen, de nodige etikettering. In de grond bedolven reservoirs: - dubbelwandig; - verankerd aan de fundering; - bedoven met zand; Reservoirs in ondergrondse inkuiping: - inkuiping uit ontbrandbaar materiaal; - ontluchting moet buiten de inkuiping gebeuren; - lekdetectie; Vaste bovengrondse tanks: - stabiele fundering; - rondom een vloeistofdichte dam; - inkuiping: o licht ontvlambare vloeistoffen: inhoud grootste tank + 25 % van de andere tanks tezamen; de helft van de totale inhoud (in liter); o brandbare vloeistoffen; de inhoud van de grootste tank. 81/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Brandbeveiliging: Art 52 van het ARAB is van toepassing. Geen vuur maken, niet roken, verbodspictogram is aanwezig, vuurvergunning nodig om te werken. Behandeling van de vloeistoffen: Alle risico’s vermijden, aangepaste pompen gebruiken, inerte gassen als drukkingmiddel gebruiken, niet morsen, opruimmiddelen voorhanden. Betreden van ondergrondse reservoirs: - geschreven toelating van de werkgever is verplicht; - schadelijke dampen eerst verwijderen; - meten; en metingen geregeld herhalen; - indien nodig, een ademhalingstoestel gebruiken; - de persoon in de tank draagt een schoudergordel met veiligheidskoord; - iemand houdt visuele controle buiten de tank. Herstellen van verplaatsbare recipiënten: - de herstelplaats is afgescheiden van de opslagplaats; - vooraleer te herstellen moeten de resterende dampen of gassen verwijderd worden.
82/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 35: machinebeveiliging 1) Voorschriften in het ARAB Alles over machines is te vinden in titel III van het ARAB. •
•
• •
Hefwerktuigen: o keuring door een erkend organisme: bij de in dienststelling; driemaandelijks (veiligheidsonderdelen) jaarlijks (alle onderdelen) hefbruggen: o keuring door een erkend organisme: (enkel in hinderlijke bedrijven en daar waar er personeel tewerkgesteld wordt) bij de in dienststelling; jaarlijks centrifuges: o zie de formule polijstmolentjes: o werkplaatsen met elektrolyse
OPGEPAST: een graafmachine is geen hefwerktuig. Enkel als men er lasten mee opheft moet ze gekeurd worden als hefwerktuig. Strenge reglementering voor bepaalde machines • schiethamers; (enkel werkend als men het toestel tegen een wand drukt, splinterkop) • acetyleenontwikkelaars en drukreduceertoestellen; • machines voor de leder en huidenindustrie; • guillotinescharen voor metalen; • Houtbewerkingmachines; i. Cirkelzagen: spouwmes en beschermkap; ii. Freesmachines; iii. Vlakbank; iv. Van diktebank: terugslagpallen; v. Lintzaagmachines: beschermkap 2) Reglementering uit de CODEX 1. Persoonlijke beschermingsmiddelen. STEEDS EEN RISICOANALYSE UITVOEREN. i. Bril (slijpen, lassen,..); ii. Handschoenen (snijden, verbranden, ruwe voorwerpen); iii. Veiligheidsschoenen: behandelen van zware stukken; iv. Helm: vallend voorwerpen. 2. Werknemers beneden de 18 jaar: STEEDS EEN RISICOANALYSE UITVOEREN. Het is verboden om deze personen arbeid te laten uitvoeren dat als gevaarlijk wordt beschouwd. • lichamelijk of psychisch zwaar; • gevaarlijk stoffen; 83/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur •
prestatiebeloning (betalen per gepresteerd stuk)
3) Arbeidsmiddelen (AM) EXAMENVRAAG: •
84/164 Note Tony
verplichtingen van de werkgever: i. aangepaste AM; ii. rekening houden met de arbeidsomstandigheden, de bestaand risico’s; iii. beperken tot een minimum van niet wegneembare risico’s; iv. de ergonomie respecteren; v. risicovolle AM enkel laten gebruiken door goed opgeleide werknemers; vi. volledige informatie en instructies geven aan de werknemers; vii. de voorgeschreven bestelprocedure volgen; viii. onderhouden van de AM; onderhoudsdocument bijhouden; ix. AM juist opstellen, controleren.
6/05/11
Preventie Adviseur Of ook nog als volgt samengevat: • arbeidsmiddelen geschikt en veilig; i. risico’s tot minimum herleiden; ii. als er risico’s zijn: bekwame werknemers. • Opleiding en informatie: i. Adequate en specifieke opleiding; ii. Schriftelijk instructies (kort en duidelijk) • Documenten: i. Bestelbon: eisen + voorbereiding; ii. Document leverancier (in de taal van de streek) iii. Indienststelling (rapport) iv. Al deze rapporten ter beschikking van de technische inspectie en van C.P.B.
Welke zijn de eisen gesteld aan de arbeidsmiddelen? • de nieuwe ( vanaf 08/10/93)moeten voldoen aan de richtlijnen (bv. machinerichtlijn) • de oude (van voor 08/10/93) moeten tegen 01/01/97 voldoen aan de minimumvoorschriften. Minimumvoorschriften: Zie cursus. • bedieningssystemen: • in werking stellen – uitschakelen: • specifiek gevaren: • gevaren m.b.t. tot bewegende delen: Examen: eisen van schermen of beveiligingsinrichtingen i. stevig uitgevoerd; ii. Brengen geen bijkomende gevaren mee; iii. Niet gemakkelijk te omzeilen of uit te schakelen; iv. Staan voldoende ver van de gevarenzones; v. Belemmeren het zicht niet op het werk; vi. Laten de noodzakelijke handelingen voor onderhoud, herstelling, enz. toe; • onderhoud • verboden werkzaamheden
Uitvoering van de afscherming van bewegende delen: Aanraking in de hoogte: • geringe risico’s: 2,50 m. • grote risico’s: 2,70 m. Veiligheidsafstand over een hindernis: Zie de twee tabellen. Veiligheidsafstanden door een opening: 85/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Opening heeft een diameter van 12 cm of heeft een vierkante opening met een zijde van 12 cm. De lengte van een arm wordt genomen op 85 cm. Zie ook de table in de cursus. Veiligheidsafstanden door kleine openingen: Zie de cursus. Bescherming tegen klemgevaar: Zie de cursus. Elektrische beveiliging van afschermingen: Men onderscheidt twee types blokkerinrichtingen, nl. deze zonder vergrendeling en deze met een vergrendeling. • •
zonder vergrendeling: met kan de bescherming wegnemen, de machine zal stoppen maar loopt dus nog uit terwijl de bescherming reeds weggenomen is; het risico blijft dus nog een tijdje bestaan. met vergrendeling: i. onvoorwaardelijke: men kan de bescherming wegnemen maar de wegnametijd is groter dan deze nodig om de machine te stoppen; ii. voorwaardelijk: de bescherming kan slechts weggenomen worden als: 1) de machine reeds een bepaalde tijd stilligt; 2) het verdwijnen van het gevaar gedetecteerd werd.
EXAMEN: Veiligheidsschakelaars: zie cursus • positieve modus • negatieve modus (enkel toegelaten als er veiligheidsschakelaar voorzien is met positieve modus)
ook
een
Negatieve modus: - kunnen gemakkelijk omzeilt worden; - kunnen bij breken van de veer hun werking verliezen; - contacten kunnen aan elkaar lassen en zo niet meer openen; Positieve modus: - slijtage van de schaats
86/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur 4) de E.G. richtlijn machines inhoudstabel zie cursus. (onthoud vooral bijlage II – A / B / C
DEFINITIE van een machine; Onderling verbonden onderdelen / minstens één is beweegbaar aangedreven / voor verwerking, bewerking, verplaatsing of verpakking.
Wat zijn geen huishoudapp.
machines:
kantoormachines,
labotoestellen,
/
elektrische
EXAMENVRAAG: VERPLICHTINGEN VAN DE CONSTRUCTEUR Voor de machines niet uit bijlage IV: - de machines moeten voldoen aan de fundamentele veiligheidseisen; - een technische constructiedossier moet opgemaakt worden (in de taal van de producent) - een EG-verklairng van overeenstemming afleveren (bijlage II A) – in de taal van het land. Dus in België mag dit in N, F of D. Dus vraag steeds in N of F. - De CE-markering voorzien. Voor de machines uit bijlage IV (gevaarlijke machines) - idem hierboven; - een typeonderzoek door een erkend organisme is verplicht.
Welk is de rol van de preventieadviseur? • • • •
de bestelprocedure / eventueel bijkomende eisen; verslag van indienststelling – risico’s bepalen; een handleiding eisen in de taal van de gebruiker; de EG-verklaring van overeenstemming nazien: o naam en functie van de ondertekenaar; o juiste benaming van de machine; o overeenkomst met de richtlijn 89/392; o eventueel een document EG-typekeuring
87/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur EXAMENVRAAG: ONDERSCHEID TUSSEN ARBEIDSMIDDELEN (AM) EN MACHINERICHTLIJN (MRL) MRL
AM
Impact
economisch
veiligheidsbeleid
Doelgroep
Constructeur
Gebruiker
Karakter
Maximaal
minimaal
Toepassingsgebied Nieuwe machines in de EG. Alle, ook de bestaande Dus ook een oud machine uit Japan dat ingevoerd wordt moet hieraan voldoen Specificaties Uitgebreid beperkt Moment Datum toepassing
88/164 Note Tony
Voor de aankoop van 01/01/1995
Aanpassen van de machines 08/10/1993 of 01/01/1997 voor machines.
de
oude
6/05/11
Preventie Adviseur Les 37: Manueel hanteren van lasten (MHL) Manueel: zonder mechanische hulpmiddelen; Hanteren: heffen, tillen, verplaatsen, trekken, duwen,… Lasten: alle gewichten vallen hieronder. Examenvraag: Rugklachten: zijn GEEN arbeidsongevallen en GEEN beroepsziekten. Opgelet: o Men kan een arbeidsongeval voorhebben waarbij een rugletsel optreedt (= arbeidsongeval); o Men kan eventuele rugklachten proberen te laten erkennen als beroepsziekte via het open systeem: men zorgt zelf voor de bewijslast. Wetgeving: KB van 12 augustus 1993. CODEX hoofdstuk V van Titel VIII
Inhoud van de wet: -
-
basisprincipe: vermijden van MHL; als dit niet kan, o dan moet men een risicoanalyse uitvoeren van de werkposten waar MHL voorkomt; o werkposten en werkmethodes aanpassen; o werknemers opleiden en vorming geven; o medisch toezicht houden: zie ARAB art 124 bijlage II onderworpenen; • de werknemers belast met het manueel hanteren van lasten met gevaar voor rugletsels. o Medisch onderzoek bij de indiensttreding; o Verder om de drie jaar; o Van 45 jaar, ieder jaar. niet onderworpenen; B.U.B. (bijzondere uitwendige belastingsvormen) • Beeldschermwerkers; • MHL; • Blootgesteld aan geluid tussen 85 en 90 dBA. hieruit de conclusies treffen en preventiemaatregelen treffen. In de mate van het mogelijke collectieve maatregelen
Wat is MHL?: -
risico voor rugletsel; tillen, dragen, verplaatsen, slepen,…; afhankelijk van de kenmerken van de last (groot, handvaten, stabiel,…)
89/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur -
ergonomisch ongunstig; o lichamelijke inspanning; o taak; o arbeidsomstandigheden
Spreken over rugletsels bij MHL is eigenlijk te beperkt: het gehele spier – skeletsysteem valt er onder. Dus ook RSI (Repetitive Strain Injuries) Welke zijn de praktische problemen? -
de problematiek is omvangrijk; werd vroeger niet erkend inhaalbeweging; er doen zich complexe situaties voor; het is moeilijk om de klachten objectief te beoordelen; de risicoanalyse is zeer arbeidsintensief; (er bestaan geen objectieve meetinstrumenten); de beoordelingsmethodes zijn complex en onvolledig;
Examen: Er bestaat geen wettelijk maximum gewicht, er bestaat echter wel een richtnorm, nl. 23 kg. Hoe kan men een onderzoek doen naar MHL? -
via een individuele vragenlijst; bepalen van de kenmerken van de last (gewicht, grootte, stabiliteit,…) welke handeling wordt er uitgevoerd: tillen, heffen, slepen, neerzetten, verplaatsen,.. hoe is de werkplekinrichting; is er een klachtenpatroon? Is er arbeidsongeschiktheid? Zijn er opleidingen
Belangrijke belangstellingspunten in een dergelijk onderzoek zijn: - de houding van de rug (steeds de natuurlijk kromming van de rug behouden) - romp: niet getorsadeerd; - armen: de last zo dicht mogelijk bij de romp dragen - handen: de handen lager dan de hartzone houden, de ideale hefhoogte is 75 cm van de grond; - voeten: gespreid op schouderbreedte. Ongeveer 25% van de productiearbeiders heeft last van zijn rug. Risico’s voor rugletsel: De criteria staan in art. 3 van het KB van 12 augustus 1993. 1) de last: • te zwaar of te groot; 90/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur • • • •
onhandig of moeilijk vast te pakken; onstabiel, de inhoud kan gaan schuiven; de afstand tot de romp is te groot of kan enkel met getorsadeerde rug genomen worden; kan rugletsels veroorzaken door zijn vorm of samenstelling;
2) lichamelijke inspanning: • te groot; • slechts mogelijk door een draaiende beweging van de romp; • kan leiden tot een plotseling beweging van de last; • wordt uitgevoerd met het lichaam in een onstabiele positie • 3) criteria i.v.m. de taak: • de inspanningen belasten de wervelkolom te lang en te vaak; • onvoldoende of te korte recuperatieperiodes; • de last moet over te lange afstanden verplaatst worden; • het werktempo is te hoog; 4) arbeidsomstandigheid: • er is niet genoeg ruimte in verticale richting (bv. een last onder een tafel); • de bodem is oneffen of glad; • de ruimte is dusdanig dat de werknemer de lasten niet in een gunstige houding of op een veilige hoogte kan manipuleren; • de lasten moeten of verschillende hoogtes gemanipuleerd worden, vloeren in verschillende niveaus; • de bodem of het steunpunt is onstabiel; • de temperatuur of de vochtigheid of de luchtcirculatie is niet optimaal. Examen: DE NIOSH-methode is een methode die gebruikt wordt bij risicoanalyse i.v.m. MHL. Uitgaande van een bepaalde tilsituatie wordt een aanbevolen tilgewicht voorgeschreven. Dit is maximaal 23 kg. Het gewicht verminderd als een van de volgende aspecten minder goed is: - de horizontale afstand tot de last (H); - de verticale afstand tot de last (V); - de afstand waarover de last verplaatst moet worden ( de afstand nodig om te heffen) (D); - de asymmetrie (A) - de mogelijkheid tot contact met de last (scherpe randen, handvaten, te warm,…)
91/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 68: arbeidshygiëne
Wetgeving: ARAB Hoofdstuk II Kleedkamers: - gescheiden voor mannen en vrouwen; - goed verlicht, verlucht, verwarmd en gereinigd; - mogelijkheid tot opberging van kledij: o kapstokken (30 cm tussen) + een afsluitbaar kleerkastje; o kleerhangers + een afsluitbaar kleerkastje; o garderobestaanders + een afsluitbaar kleerkastje; o persoonlijke kleedkasten; - containers voor vuil linnen; - spiegel; - bank, stoelen; - voor bedienden geldt een aparte regeling, las er minder dan drie zijn, dan kan het bureel dienst doen als kleedruimte; IN KLEEDKAMERS MAG ER NIET GEGETEN VOEDINGSWAREN OPGESLAGEN WORDEN !!!
WORDEN
NOCH
Wasplaatsen: - mag in de kleedruimtes; - met individuele of gemeenschappelijke wastafels; - 1 kraan per drie werknemers die tezelfdertijd de arbeid beëindigen; - reinigingsprod. en handdoeken; - douches; - gereinigd voor iedere arbeidshervatting; Refters: - volledig gescheiden van de werkplaatsen; - 18.5 m² per 25 werknemers (18.5 m² is het minimum) - uitrusting: o tafels en stoelen (met rugleuning) o drankenbedeling (altijd drinkwater – gratis; de andere dranken kan men moeten betalen) o de mogelijkheid om eten op te warmen; o opbergmogelijkheden (frigo) o afwasmogelijkheden o vuilbakken; o asbakken (de wetgeving verbiedt het roken in een refter niet uitgezonderd las het opgenomen is in het arbeidscontract) - dagelijks reinigen; - hoeft niet voor bedrijven met minder dan 10 werknemers; Verpozinglokalen: - enkel nodig als het personeel zwaar belastend werk moet doen. Werken in grote warmte, koude, extreem zware fysische arbeid, werken in veel lawaai,… 92/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Toiletten: - mogen niet rechtstreeks in verbinding staan met de werkplaats, noch met de refter; steeds met een sas. - dicht bij de werkplaats gelegen; - verplicht aanbrengen van de aanduiding “verplicht handen te wassen” in de voedingssector; - minimaal 1 maal per dag gereinigd; - afzonderlijk voor mannen en vrouwen; o 1 toilet per 15 vrouwen en 1 per 25 mannen; o 1 urinoir per 15 mannen; - aangepast voor mindervaliden (openbare gebouwen); Dranken: - steeds drinkwater gratis - geen gedistilleerde alcoholische dranken van meer dan 6% alcohol. Wijn mag dus niet, een glas bier wel. - Extra dranken voorzien bij: o Grote warmte; o Grote koude (warme dranken) Werkkledij: - speciale schorten (slachterijen, vleessector, lasschorten,…); - isolerende kledij; - beschermingshoofddeksel; - dit alles kosteloos ter beschikking gesteld en onderhouden; o Het is niet toegelaten aan het personeel om deze kledij mee naar huis te nemen en zelf te wassen (ook niet als de werkgever er een vergoeding voor betaald) o Hygiëne in de voedingsector: - aangepaste materialen gebruiken (goed afwasbaar) - goed hygiënische praktijken aanhouden; - een spoelbak met drinkbaar water; - verbod op de aanwezigheid van dieren; - mogelijkheid om de handen te wassen (bediening van de kraan via optisch oog, knie, elleboog of voetpedaal) - horren in de openstaande ramen; - een strikt rookverbod; - afsluitbare vuilniszakken of –bakken; - de grondstoffen in geschikte omstandigheden bewaren; - geen blazers om de handen te drogen; - ook de voertuigen hygiënisch onderhouden;
93/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Persoonlijke hygiëne tegenover chemische en fysische agentia: - de blootstelling beperken: o gesloten circuits gebruiken; o vervangen van de schadelijk producten door minder schadelijke; o collectieve beschermingsmiddelen inzetten (afzuiging,…) o persoonlijke beschermingsmiddelen - opname mogelijkheden: o via het darm-maagstelsel: gebrekkige hygiëne; negeren verbod op eten, drinken, roken o via de ademhaling: acute inwerking (zwavelzuur, zoutzuur,…) uitgestelde werking (CO, bleekwater,…) chronische werking ( steenkoolstof,…) allergiserende werking, carcinogene werking (asbest, eikstof, beukstof,…) daarom dragen van aangepaste ademhalingsbescherming. Steeds een stofmasker aanschaffen dat past bij het te filteren stof. o Via de huid: De huid bestaat uit het epidermus (opperhuid), het dermus (de huid zelf met zijn bloedvaten, zenuwen,..), een huidbarrière (en laag die boven op de huid ligt en deze enigszins beschermt) De inwerking op de huid kan de volgende effecten hebben: • Allergie; • Irritatie; • Carcinogeen Daarom: een goede huidreiniging Beschermhandschoenen Andere persoonlijke beschermingsmiddelen: - veiligheidsschoenen; - veiligheidsbril; - gehoorbescherming; - veiligheidshelm Hygiëne in de voedingssector: - haarhygiëne; - mondhygiëne (slechte tanden zijn broeihaarden voor microben) - eethygiëne; - kledijhygiëne; - handhygiëne; - opsmukhygiëne (geen ringen, uurwerken, armbanden, gezichtspiercings, oorringen,..) - rookhygiëne; - een goed persoonlijk gezondheidsgedrag
94/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Hygiëne in de gezondheidssector: - vaccinaties; - voorkomen van contact met bloed en lichaamsvochten; - vermijden van prikongevallen
95/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 43: verlichting en werken met beeldschermen:
1)Verlichting: Wat is licht: een elektromagnetische straling (golflengte tussen 400 en 800 nanometer zichtbaar deel van het elektromagnetisch spectrum), lichtsnelheid is 300.000km/sec. Grootheden: • de lichtsterkte: is de hoeveelheid licht die een bepaalde lichtbron uitzendt, uitgedrukt in candela). • Lichtstroom: de energetische stroom gemeten over een opp. Van 1 m². Een lichtbron van 1 cd zendt een lichtstroom uit van 1 lm over een opp. Van 1 m². • Verlichtingssterkte: de hoeveelheid licht die op het werkoppervlak valt. Wordt uitgedrukt in lux. • Luminantie: de hoeveelheid licht die in ons oog binnenvalt. = de lichtintensiteit van een bepaald oppervlak. Is afhankelijk van de reflexiefactor van dat oppervlak. • Contrast: de verhouding tussen de luminanties van een oppervlak. Bijv. een bureelmeubel met een donker werkblad met erop een wit glanzend papier = groot contrast = slecht voor de ogen. • Kleurtemperatuur: liefst zo aangenaam mogelijk houden; o 2700°K: wit licht, zeer warm; o 3000°K: wit licht, warm; o 4000°K: wit licht, fris; o > 5000°K: wit licht, benadert het daglicht, koud, blauwachtig. De kleurtemperatuur wordt anders aangevoeld bij verschillende verlichtingssterktes, hoe hoger deze laatste, hoe hoger de kleurtemp. Mag zijn. • Kleurweergave: (van 0 – 100), geeft aan in welke mate een lichtbron de kleuren even natuurgetrouw als het daglicht weergeeft: o Ra: 91 – 100: uitstekend; o Ra: 81 - 90: goed; o Ra: 51 – 80: gemiddeld; o Ra: < 51: slecht
EXAMENVRAAG: Aan wat moet een goede verlichting voldoen? • er moet een voldoende verlichtingssterkte zijn; • de contrasten moeten zoveel mogelijk beperkt worden; • een aangename kleurtemperatuur moet gekozen worden; • de kleurweergave index moet zo hoog mogelijk zijn; • men moet rekening houden met de lichtbehoefte (tabellen, normen, ouderdom van de werknemers,…) • men kiest lampen met een zo hoog mogelijk rendement.
96/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur WETGEVING: Er bestaan twee mogelijk situatie: - in speciale situaties moet de verlichting aangepast zijn aan de behoeften (bijv. in de donkere kamer van een fotolabo) - in de gewone situaties: o bij voorkeur daglicht gebruiken (het is dus niet verplicht) o als het met kunstlicht is: er moet een algemene verlichting zijn die minstens 200 lux produceert; men mag lokale verlichtingstoestellen plaatsen als aan de vorige vereiste voldaan is. Deze algemene verlichting moet: • Uniform zijn; • Mag geen grote contrasten opwekken; • Mag geen stroboscopische effecten opwekken;
De (of de 1-2-5) regel. De luminantie verhoudingen tussen het werkvlak, de zone er rond en de omgeving. Bijv. werkvlak 600 lux; Onmiddellijk errond 240 lux In de omgeving (de verste hoek van het lokaal) 120 lux
Geen examenstof:
2) Elektromagnetische straling Het ganse spectrum van de elektromagnetische straling: zie tabel Zichtbaar licht is er slecht een klein gedeelte van. Lager dan 12 eV (elektronvolt) is ioniserende straling, hoger is niet-ioniserende straling.
IONISERENDE STRALING: •
deze straling kan de DNA beschadigen: - indien de beschadiging een essentieel element van de DNA is, dan sterft de cel af (bestraling na de atoombom,…) – meestal bij hoge dosis. - Indien het regulatordeel van de DNA beschadigd is, dan begint deze cel zich ongecontroleerd te delen: tumor, kanker. – lage dosis. - Een voortplantingcel kan genetisch beschadigd zijn zodat er erfelijke afwijkingen bij de nakomelingen ontstaan. – lage dosis.
Wat moet men doen als men een radioactieve bron in het bedrijf heeft? 97/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur -
een vergunning is vereist; er zijn controles verplicht (driemaandelijks of jaarlijks naargelang de toepassing) – controlatom. Er is een meldingsplicht aan de brandweer.
UV-STRALING: Er bestaat UV – A / UV – B / UV – C. Bronnen: - de zon; - zonnebanken; - gasontladingslampen; - gloeiend materiaal (> 2900°K) - elektrisch booglassen (men kan lasogen krijgen: ontsteking van de ogen) Veroorzaakt: - huidkankers, waarvan het melanoom de dodelijkste is (in 80 % van de gevallen) - het is vooral de UV-B die de kanker veroorzaakt - UV-A geeft een versnelde veroudering van de huid tot gevolg.
IR-STRALING: Bronnen: - materialen op zeer hoge temperaturen: gloeiende metalen veroorzaakt: - opwarming van het lichaam; - is gevaarlijk voor de ogen (glasblazersogen – een soort staar)
RADIOGOLVEN - MICROGOLVEN: Bronnen: -
natuurlijke straling; radio- en tv-zenders; mobiele communicatieapp.; radar – hebben zeer hoge vermogens); microglofovens; beeldschermen (heel weinig) alarm- en inbraakbeveiliging;
veroorzaakt: - lokale opwarming; -
Een GSM-toestel veroorzaakt een lokale opwarming van het hoofd van ongeveer 0,11°C.
-
GSM antennes: de veilige zone is op ongeveer 3.4 m in de stralingsrichting en 0.6 m zijwaarts van de stralingbron. Bij een puntstralingsbron is de veilige zone verder dan een cirkel met een straal van 0.5 m.
-
Er zijn ook niet-thermische effecten:
98/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
o Effecten op pacemakers; o Effecten op elektronische app. (opgepast met medische app.)
STRALING MET LAGE FREQUENTIE: Bronnen: - Komt voor bij hoogspanningslijnen; - Enkel dicht bij de kabel is de straling hoog genoeg om invloed te hebben, na ongeveer 30 m is deze invloed verwaarloosbaar. Veroorzaakt: - kan ev. een vorm van leukemie veroorzaken bij kinderen jonger da 14 jaar.
LASER-TOESTELLEN: Worden onderverdeel in klasses: - klasse 1: geen oogletsels; - klasse 2: < 1 mW (bv. laserpointers) kan letsel veroorzaken als er moedwillig een langere tijd in een oog gestraald wordt; - klasse 3A: < 5 mW; - klasse 3A < 500 mW; - klasse 4: > 500 mW worden gebruikt om bijvoorbeeld metaal te snijden.
3)Beeldschermen De wet schrijft voor: 1) men moet een risicoanalyse maken: a. oogproblemen: i. verlichting; ii. contrast; iii. reflecties vermijden; b. bewegingsstelsel: i. rug, schouders, armen, pols, … ii. er bestaan veel vormen van ergonomische toetstenborden. c. Mentale problemen: i. Slechte software; ii. Te trage computers en/of programma’s; iii. Er bestaan veel boeken over mens-computer interface. d. Stralinge: i. Verwaarloosbaar; ii. LCD schermen geven geen stralingen Teneinde een risicoanalyse te maken bestaan er verschillende vormen van checklists. Liefst laten invullen met de medewerking van de gebruikers. 2) Maatregelen nemen. 3) Ruspauzes: a. Om het uur 5’ niet met de computer werken; b. Ofwel om de 2 uur 15’.
99/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur c. Men doet dan best iets totaal anders teneinde de ogen de nodige rust te geven. Deze pauzes worden best gekoppeld aan enkele ontspanningsoefeningen. 4) Opleiding: a. Over de programma’s; b. Over de risico’s van de werkpost 5) Medisch onderzoek: a. Indien men meer den 4 uur per dag met een computer werkt, dan moet men een medisch onderzoek ondergaan: i. Om de 5 jaar als men jonger is dan 50 jaar; ii. Om de 3 jaar als men ouder is dan 50 jaar.
100/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 38: elektrische risico’s: 1) Inleiding / enkele begrippen: • • •
• •
spanning: is een potentiaalverschil tussen twee punten ;(2 draden, 1 draad en de aarde, …); elektrische stroom: vrije elektronen die zich verplaatsen; weerstand: geleidbaarheid van de stroom (geleiders, isolatoren); - R = ρ x L/S: o ρ = soortelijke weerstand (Ω mm²/m) o L = de lengte (m) o S = de sectie (mm²) De wet van ohm I = U / R De frequentie: aantal wisselingen van de spanning per seconde
2) Elektrische risico’s: •
Elektrostatische ladingen: door wrijving kunnen slecht geleidende stoffen elektrostatisch opgeladen worden. - Gevaren: o een vonk bij het ontladen – ontploffing -, brandgevaar o elektrisch schok bij aanraking (schrikeffect kan gevaar opleveren / bv. op een ladder) o er vormt zich ozon / in hoge concentraties is dit giftig - Waar: o Aandrijfriemen; o Snel draaiende, slecht geleidende materialen; o Overpompen van vloeistoffen (bv. benzine,..) - Hoe vermijden: o Aarden van deze onderdelen; o Op een gelijke potentiaal brengen; o Deze materialen geleidend maken.
•
Gevaarlijke temperatuursverhoging: een geleider warmt op als er een stroom doorloopt. - Gevaren: brandgevaar - Waar: alle geleiders - Hoe vermijden: o Smeltveiligheden: Beschermd enkel de geleider / weinig precies werkend o Automatisch schakelaars: Beschermd geleiders en toestellen / nauwkeurig werkend
•
Elektrocutiegevaar: door het vloeien van een elektrische stroom door het menselijk lichaam kunnen er zich nefaste gevolgen voordoen. - Gevaren: verwondingen / dood - De menselijke weerstand: aangenomen wordt = 1000 ohm o Dit is de som van: De ingangsweerstand (de overgangsweerstand tussen het lichaam en de geleider)
101/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
o o o o
De inwendig weerstand van het lichaam; De uitgangsweerstand (de overgangsweerstand tussen het lichaam en de aarde of eventueel een andere geleider)
Factoren die de gevolgen beïnvloeden: De weg die de stroom volgt; De stroomsterkte; De duur van de stroomdoorgang; De frequentie
• •
de weg van de stroom: via de hartstreek is het gevaarlijkst; de stroomsterkte: zie tabel o vanaf 15 mA wordt het gevaarlijk (men kan niet meer loslaten…) • de duur: hoe hoger de stroomsterkte, hoe korte de duur moet zijn om geen schadelijke gevolgen te hebben; • de frequentie: het gevaarlijkst bij 50 Hz (bij hoge frequenties weinig schadelijk, bij gelijkspanning ook minder schadelijk) •
verbranding en ontploffing: - Gevaren: brand door oververhitting / ontploffingen door vonken
3) Middelen ter voorkoming: -
een aarding: o biedt een kleine weerstand aan de stroom o is duurzaam o maakt een zo goed mogelijk contact met de aarde; o behoudt zijn eigenschappen in de tijd
-
een aardstroomrelais: is een relais dat de spanning uitschakelt vanaf het ogenblik dat een vooraf bepaald stroomverlies op een toestel voorkomt. Opgepast: dit toestel mag dus geen ander contact met de aarde hebben.
-
Een automatische differentieel inrichting: een lekstroom zorgt voor de uitschakeling van de spanning. (werkt bij TT-netten). Lekstromen uitgedrukt in mA (10, 30, 100, 300,..)
-
Scheidings-, beschermings en veiligheidstransformatoren: door het creëren van een “zwevend net” vermijdt men elektrocutie ( opgepast: slechts 1 gebruiker per transfo.
-
Isolatiebewaking: werkt bij zwevende netten (er is een isolatiebewaking die niet uitschakelt, maar verwittigt als er een probleem is; men kan de herstelling uitvoeren op een “gepast” ogenblik // gebruikt in operatiezalen, ziekenhuizen, bedrijven waar de productie zomaar niet mag stilvallen.
102/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur -
Dubbel geïsoleerde teostellen: door het aanbrengen van twee isolatielagen beschermt men de gebruiker tegen elektrocutie. Dit is een van de beste beschermingmanieren, kan echter moeilijk gebruikt worden voor grote vermogens.
-
De equipotentiaal verbinding: bestaat er in om alle metalen onderdelen met elkaar te verbinden zodat er geen potentieelverschillen kunnen optreden; men heeft een hoofdequipotentiaalverbinding (aardlus, verwarmingsinstallatie, metalen gebinte, hoofdleiding waterleiding, hoofdleiding gas, afvoersysteem) en een bijkomende equipotentiaalverbinding (radiatoren badkamer, bad, douche, boiler,…) en alle beschermingsgeleiders van alle elektrische toestellen
4) Menselijke houdingen: 1. werken onder spanning: i. WAT: dit is het werken in een lokaal waar delen onder spanning staan die aangeraakt kunnen worden; ii. WANNEER: enkel als het niet anders kan; iii. WIE: enkel BA4 en BA5; iv. HOE: 1. met aangepaste werktuigen; 2. op een geïsoleerde mat; 3. persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken a. handschoenen; b. gelaatbescherming; c. helm d. niet ontvlambare kledij 2. EHBO: 3. een onomkeerbare stroomonderbreking: i. er steeds voor zorgen dat de stroomonderbreking die gemaakt werd niet zomaar kan ongedaan gemaakt worden: 1. vergrendelen van de onderbreking; 2. meten; 3. kortsluiten en aan de aarde leggen van het gedeelte waar men aan werkt; 4. aanduiden dat men er aan werkt 5) maatregelen tegen brandgevaar en ontploffing: 1. de geschikte kabeldoorsneden gebruiken = geen te grote warmteontwikkeling; 2. zorgen voor goede kontakten, slechte kontakten geven warmteontwikkeling; 6) Respecteren van de kleurencode: 1. beschermingsgeleider: geel/groen 2. nulgeleider: blauw; 3. rood = gevaar noodstop 4. kleurencodes van de smeltveiligheden naleven.
103/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 38: elektrische reglementering: ARAB OF AREI: In feite zijn is op alle elektrische installaties het AREI van toepassing, uitgezonderd op installaties van vóór oude installaties (<1/1/83), hier geldt het ARAB. Opgepast: bij belangrijke aanpassingen is men wel onderworpen aan het AREI. ARAB: - periodieke controles van de installaties; - reglementering i.v.m. afzonderlijk tewerkgestelde werknemers (bv. nooit allen in HS cabine) - elektrische liften ARAB: terminologie Wisselspanning: - lage spanning: < 250 V (gemeten tussen twee geleiders) - gemiddelde spanning: 250 V < x < 375 V - hoge spanning: > 375 V gelijkspanning: - lage spanning: < 600V - hoge spanning > 600V indeling van lokalen: - gesloten lokalen van de elektriciteitsdienst: bv. hoogspanningscabine; - gewone lokalen van de elektriciteitsdienst: enkel toegankelijk voor elektr.) - bewaakte lokalen: toegankelijk voor onbevoegden om er te werken al de bedrijven vallen hieronder; - open lokalen (kerk, schouwburg,… Geïsoleerd: een onder spanning staan gedeelte dat omgeven is met een isolatie die een voldoende isolerend vermogen heeft voor de maximum voorziene spanning. Blank: niet geïsoleerd (een telefoonkabel die in een net 220 V gebruikt wordt is dus een blanke kabel; zelfs al is hij geïsoleerd) Een draagbaar toestel: men houdt het vast om te werken, bv. een boormachine Een beweegbaar toestel: kan verplaatst worden AREI: terminologie Wisselspanning: - zeer lage spanning: < 250 V (gemeten tussen twee geleiders) - laagspanning: 250 V < x < 375 V - hoge spanning: > 375 V Elektrische installatie: het geheel bestaande uit de elektrische machines, toestellen en leidingen; Contactspanning: de spanning die ontstaat bij onrechtstreekse aanraking; KLASSEN VAN ELEKTRISCH MATERIEEL KLASSE 0: basisisolatie, er is niets voorzien om een aarding aan te sluiten; KLASSE 01: idem voorgaande maar met een aardingsklem die niet aangesloten is; KLASSE 1: aardingsklem aangesloten; 104/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur KLASSE 2: dubbele isolatie of versterkte isolatie KLASSE 3: zeer lage veiligheidsspanningen RECHSTREEKSE AANRAKING: hoe hiertegen beschermen? • isolatie; • afscherming; bv. het metalen omhulsel van een motor • hindernis; zorgen dat men er niet bij kan • afstand; verwijdering • diff. stroom inrichting • het creëren van een zwevende werkvloer (een volledig geïsoleerde vloer) ONRECHSTREEKSE AANRAKING: hoe hiertegen beschermen? • • • • • •
105/164 Note Tony
klasse II materiaal gebruiken zwevende netten creëren; isoleren vloeren en muren; diff. stroom inrichting equipotentiaal geleider aardingsgeleider
6/05/11
Preventie Adviseur DE VERSCHILLENDE SOORTEN NETTEN
• • •
106/164 Note Tony
TT-netten: het net is geaard, de verbruiker is geaard (beschermen door differentieel); IT-netten: het net is niet geaard, de verbruiker is geaard (beschermen door isolatiebewaking; TN-netten: het net is geaard, de verbuikers worden verbonden met de PEN geleider; i. Als dit één geleider is spreken we van een TNC-net ii. Als de PEN geleider gesplitst is in een PE en N geleider spreken we van een TNS-net iii. Als de beide gemengd zijn, spreken we van een TNCS-net.
6/05/11
Preventie Adviseur ZONERING: Dergelijk plan moet opgesteld worden als er gevaar bestaat voor ontploffing. Moet getekend worden door de werkgever, erkend organisme, technische inspectie. • • •
Zone 0: ruimte waar de atmosfeer bestendig of gedurende lange periodes ontplofbaar is ; Zone 1: ruimte waar zich tijdens de normale werking van de installaties periodiek of toevallig een ontplofbare atmosfeer kan vormen ; Zone 2: ruimte waar het zich vormen van een ontplofbare atmosfeer weinig waarschijnlijk is bij een normale werking van de installaties.
KEURINGEN: • hoogspanning : jaarlijks • laagspanning: i. voor indienststelling; ii. 5 jaarlijks
Les 5: elektriciteit in de praktijk: Zie cursus en nota’s
107/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 40: bouw en onderhoudswerken:
Inleiding: Geldt niet voor de tijdelijke mobiele werkplaatsen.
In de bouwsector gebeuren nogal veel en zware ongevallen.
Kenmerken van de bouwnijverheid: ECONOMISCH: -
10% van het BNP; Veel kleine ondernemingen; Veel buitenlanders / marginalen veiligheidsprobleem:
=
soms
taalproblemen
=
WELZIJNSASPECTEN: Reden van de grote hoeveelheid ongevallen: - veel ongevallen door: de keuze van het ontwerp, de bouwplaatsinrichting en de organisatie van het werk. COORDINATIE is dus belangrijk. - De werkomstandigheden wijzigen vaak; - Tijdelijk karakter van de beveiligingen; - Specifieke macho mentaliteit; - Gebrekkige opleiding van de leidinggevenden; - Korte uitvoeringstermijnen
ALGEMEENHEDEN: De Welzijnswet (4 augustus 1996) legt een aantal bevoegdheden bij de preventieadviseur: - coördinatie; - samenwerking; - informatie Hfdst. III: als er meerdere bedrijven tewerkgesteld zijn op dezelfde plaats, dan moet er samenwerking en coördinatie zijn. Hfdst IV: CONTRACTORARBEID: De opdrachtgever moet: - informatie geven aan de aannemer over de spelregels, de gevaren, … in het bedrijf; - nagaan of de werknemers van deze ondernemer deze informatie gekregen hebben; - tussen de verschillende contractors de coördinatie verzorgen; - samenwerking verzorgen tussen de contractors en de eigen onderneming; De contractor moet: 108/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur -
de nodige informatie geven ( werkmethodes, tijdstippen wanneer er gevaarlijk werk zal uitgevoerd worden,…) samenwerken
De opdrachtgever moet: o onveilig werkende contractors weren (via VCA-attest; jaarverslag; ongevalcijfers,…) o een overeenkomst sluiten waarbij de spelregels vastliggen; o zelf maatregelen nemen (op de kosten van de aannemer) bij ingebrekestelling. Het voorgaande geldt eveneens voor zelfstandige ondernemers.
WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN: Alle bepalingen van de CODEX, het ARAB, het AREI en andere opgelegde bepalingen gelden ook hier. • •
• •
• •
•
109/164 Note Tony
machineveiligheid / moet iets robuuster uitgevoerd zijn ladders: i. steeds tegen wegschuiven beveiligen; ii. vanaf 25 sporten, bovenaan vastmaken; iii. ca. 1 meter bovenaan uitsteken; iv. veilige toegang; v. te grote doorbuiging verhinderen; art. 52 – brand: i. gepast blusapparaat voorhanden hebben ii. opgepast met asfalteringswerken. Ruimtes waar gassen of zuurstofgebrek kan voorkomen: i. Meten; ii. Ventileren; iii. Bewaking voorzien; iv. Reddingsgordels voorzien v. Gepaste ademhalingsapp. Voorzien Afgezonderd tewerkgestelde werknemers: i. Als het niet gevaarlijk is: aangepaste alarmmiddelen; ii. Als het gevaarlijk is: steeds een tweede persoon (dakwerken bv.) Persoonlijke beshermingsmiddelen: i. Veiligheidschoenen, brillen, kledij,… ii. De werkgever zorgt ervoor op zijn kosten en geeft instructies over het gebruik. Hefwerktuigen: i. Driemaandelijks gekeurd ( jaarlijks een grondige keuring) ii. Ook de afneembare delen (kabels, kettingen, haken,… - deze moeten identificeerbaar zijn) iii. Keuringsattesten op de werf iv. Ook voor gehuurde toestellen
6/05/11
Preventie Adviseur
BOUW EN ONDERHOUDSWERKEN: 5. Algemeenheden: • • • •
de gebruikte materialen en machines moeten aangepast zijn aan het uit te voeren werk; Stellingen hoger dan 8 m – de berekeningsmethode of norm moet voorgelegd kunnen worden; Onderdelen in slechte staat steeds van de werf verwijderen; Stellingen: onderzoeken: i. Bij de in dienstname; ii. Na langdurige onderbreking van het gebruik iii. Na een belangrijke aanpassing; iv. Als er gevaar is voor de weerstand of de stabiliteit
6. beveiligen tegen vallen: Steeds in eerste instantie zorgen voor een collectieve beveiliging. Beveiligingen zijn nodig als er zich een val van meer dan 2 m kan voordoen. • leuning met tussenleuning en kantlijst: i. leuning op 1 m; ii. tussenleuning op 0.5 m; iii. kantlijst 15 cm hoog Of een andere inrichting die hetzelfde effect heeft (volle panelen, traliewerkpanelen,..) Als de voorgaande zaken niet mogelijk zijn, dan moet men vangelementen voorzien: - vast vangvloeren (valhoogte max. 3 m / breedte van de vloer min. 2 m) - elastische vangvloeren (valhoogte max. 6 m / breedte van de vloer min. 3 m) - bij dakwerken mogen vangnetten gebruikt worden 7. aardwerken: Gevaren: -
een te steil talud; te grote bovenbelasting; trillingen; grondwater; slechte grond
Dus: steeds op voorhand de risico’s bepalen: o het terrein verkennen o welke zijn de nutsvoorzieningen in de onmiddellijke omgeving? o Goede organisatie van de werf o Genoeg ontruimingsladders
110/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur 8. stellingen: algemene eisen: - de vloer (meestal bestaand uit houten balken) moet aaneen sluiten. - Min. 40 cm breder werkvloer / 60 cm als er ook materiaal nodig is / 100 cm als er een hoger gelegen platform opkomt te staan. - Breedte planken min. 15 cm / 3 cm dik - Als de stelling meer dan 2 m hoog is, de beveiligingen tegen valgevaar voorzien. !!! langs elke zijde waar dit gevaar bestaat – dus misschien is het ook nodig langs de zijde kant muur. - De stelling stabiel opstellen - Schokken vermijden Ladderstelling: Toegelaten voor lichte werken die van korte duur zijn. Vliegende stellingen: Stellingen die op een zeker hoogte gebouwd worden zonder daarom op de grond te steunen. Moeten uit staal vervaardigd zijn en stabiel verankerd zijn ( moeten het dubbele kunnen dragen van wat er te verwachten is). Beweegbare hangstelling: * Stellingen die aan kabels opgehangen zijn. • hefwerktuig KEURINGEN !!! • enkel stalen kabels gebruiken • de werknemers moeten steeds veiligheidsgordels dragen. Liefst op een andere plaats vastgemaakt als aan de stelling. Het mag echter. Stellingen op wielen: • max. hoogte = 3 maal de kleinste basis. • Als men hoger wil, dan moet men deze basis groter maken d.m.v. stabilisatoren. Schraagstellingen: • max. 3 m hoog Bakken, manden, draagstoelen: • enkel indien andere mogelijkheden uit te sluiten zijn; • enkel voor dit doel te gebruiken; • voor werken van korte duur. • Dragen van de veiligheidsgordel is verlicht (vastmaken op een ander plaats dan de haak) Gebruik van vorkliften of hoogwerkers: • vorkliften met een speciaal ervoor voorziene kooi mogen mits keuring als hefwerktuig. • Beperkt voor uitzonderlijke werken
9. werken op daken of torens: 111/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
• •
steeds eerst collectief beschermen; in tweede instantie persoonlijke beschermingsmiddelen voorzien (ook de nodige vasthechtingspunten voorzien)
10. slopingswerken: • • • •
leiding door een bevoegd persoon grondige risicoanalyse vooraf rekening houden met de weersomstandigheden stabiliteit van de aangrenzende delen verzekeren;
11. algemene voorzorgen: • • •
orde, beveiliging t.o.v. materiaal uitstekende spijkers; elektrische geleiders (afstand 3 m < 57 kV // 5 m > 57 kV)
12. chemische producten: • zie de reglementering voor deze prod.
112/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 41: psychosociale belasting:
tekens van gezonde spanning: • scherpe geest; • intensief en geconcentreerd bezig; • zin voor humor; • uitdagend werk; • stek zelfbeeld; • ….. tekens van ongezonde spanning • vergeetachtig; • concentratieverlies; • verstrooidheid, • geprikkeld; • uiterst gevoelig voor kritiek; • …. GESPANNEN OVERSPANNEN BURN-OUT. De overgang van gespannen naar overspannen gebeurt plots (een actie iemand wordt lusteloos en omgekeerd er treedt een plotse gedragswijziging op)
113/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 53: aankoop- en indienststellingsprocedure: IN DIT GEDEELTE BEVINDT ARBEIDSMIDDELEN !!!!!
ZICH
EEN
GOEDE
CHECKLIST
VOOR
De preventieadviseur stelt een degelijke aankoopprocedure op teneinde te vermijden dat er nieuwe risico’s ongewenst het bedrijf binnenkomen. Dit geldt voor: - de aankoop van: o machines – installaties; o arbeidsmiddelen; o persoonlijke beschermingsmiddelen; o gevaarlijke producten; o diensten: onderaannemingen
Het principe steunt op het drievoudig veiligheidslicht: 1) bij de bestelling: a. betrokkenheid reeds vooraf; b. in de bestelbon de wettelijke en de bijkomende eisen vermelden; i. een bijkomende eis kan bijvoorbeeld zijn: het in de taal van de gebruiker meeleveren van de gebruiksaanwijzingen en de veiligheidsvoorschriften. c. viseren van de bestelbon; d. kennisgeving aan CPB 2) bij de levering: de leverancier bezorgt aan de klant de nodige documenten waaruit moet blijken dat deze voldoet aan de geëiste veiligheidsvoorschriften. 3) Voor de indienststelling: a. Opstellen van het indienststellingsverslag; (ev. gebruik maken van een checklist ) b. Advies van de arbeidsgeneesheer; c. Kennisgeving aan CPB
114/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 51: jaarlijks actieplan: JAP Vroeger beperkte men zich tot het voeren van bepaalde acties op een planmatige manier. Nu komt daar bij dat men een bepaald doel voor ogen heeft, dat het een uiting is van het beleid. Eveneens zorgt men voor een veiligheidsopvoeding door naast de materiële inspanning de betrokkenen te sensibiliseren. Hoe wordt het doel bepaald?
Wanneer moet het JAP (jaaractieplan) klaar zijn? 115/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Het JAP moet klaar zijn tegen 1/11. Het moet dus aan de CPB voorgelegd worden voor die datum. Het loopt over de periode 1/1 tot 31/12. Hoe wordt het doel gerealiseerd? Naast de middelen heeft men ook de nodige menselijks samenwerking nodig.
116/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Wat staat er in het JAP? De opsomming van de verschillende acties die dat jaar gevoerd zullen worden. Wat moet een JAP hebben? Iedereen. (Zie 27/3/1998) Lees de cursus !!! HET JAARVERSLAG. Een goed voorbeeld zie PICANOL. Voor wie is dit bedoeld? - voor de werkgever (voor de beleidsvoering); - voor CPB; - voor de inspectiediensten; (gebruik voor statistieken + jaarindex) Wanneer klaar? Tegen de vergadering van het CPB in februari (min. twee werken ervoor). Versies? - Er bestaat en officiële versie (bijlage bij art 7, 2b) - En een vereenvoudigde versie van de Arbeidsinspectie. De beste manier om het jaarverslag op te maken is de officiële versie te gebruiken en er het voorblad bij te voegen van de vereenvoudigde versie (daarop staan enkele bijkomende gegevens). Inhoud: • • • •
identificatie van de onderneming; ongevallen; de positieve acties; opleiding en informatie.
Iets meer over de “ongevallen”: Deze cijfers worden gebruikt om: • het bedrijf te situeren in de sector • dit cijfer te vergelijken met voorgaande jaren; • de sector te vergelijken met andere sectoren. Zie de blz 12 --- 15 om de formules te leren.
117/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 50: veiligheidszorgsystemen (deel 1): Vroeger: ongevallenanalyse (bijna steeds werd de mens de schuld gegeven) Nu:
Mens Machine Materiaal Milieu Maatschappij
Risicoanalyse prev. maatreg. 7 domeinen
Nu blijkt dat de meeste ongevallen nog steeds aan de mens te wijten zijn, maar “de mens” wordt ruimer gezien (de directie, de hiërarchische lijn, de omgeving,…)
Wat is een veiligheidszorgsysteem? Beleidsmatig
Organisatorisch
Inzicht krijgen in de processen inzake veiligheid. Beheersen van deze processen
administratief
Invoeren van een veiligheidszorgsysteem: - door druk ( intern (bijv. bij overname door een groter bedrijf), extern (klanten), opgelegd (inspectie – Sevesobedrijven) Wat komt er bij kijken? - men moet een visie hebben: “dat willen we bereiken” - de middelen moeten beschikbaar zijn (auditkosten, tijd voor de preventieadviseur) - een goede start is cruciaal (anders verliest de prev. adv. Zijn geloofwaardigheid) - 100% engagement van de directie en de hiërarachische lijn is nodig; - iemand moet coördineren de prev. adv. - Zoveel mogelijk medewerkers erbij betrekken. Men moet in feite komen tot een veiligheidsmanagement: • plannen; • organiseren; • leiding geven; • beheersen. In de volgende figuur vindt men goed de structuur van de deming cirkel terug: plan – do – check – act.
118/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
STRUCTUUR van het preventiebeleid: te lezen. Opgepast voor de examenvragen! In de verschillende zorgsystemen (kwaliteit, milieu en veiligheid) zit er een grote samenhang, zie de hiernavolgende tabel:
119/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 23: veiligheidszorgsystemen (deel 2): Hierin bevinden zich geen examenvragen; het betreft echter wel interessante lectuur. Zo is de opbouw van de vberschillende zorgsystemen erg interessant om er een eigen veiligheidsbeleid aan te spiegelen. Verschillende zorgsystemen: • • • • • • •
VCA BeSaCC Inspectie index (geen zorgsysteem; ISRS MES (voor Seveso bedrijven) PAS (Uitgeverij Garant Leuven) OHSAS (vroeger HASAS).
Les 16 - 17: Praktische risicobeheersing: Examenvraag: uitleggen van de Demingcirkel. Het opsporen van risico’s in een bedrijf is een wettelijke plicht. Enkele mogelijke instrumenten zijn: - checklists; (zie les 15) - veiligheidsaudit Vooral gebruikt in samenhang met bepaalde normen (ISO 9901, ISO 14001, OHSAS 1800,..) Lees de informatie over het prioriteiten systeem van de Arbeidsinspectie. - Vermijd dat ongevallen verzwegen worden, zie enkele redenen in de cursus. - de Kinney methode - de observatiemethode; - examenvraag Via observatie nagaan of een bepaalde taak wel op een veilige wijze uitgevoerd wordt en of de nidiuge arbeidsmiddelen wel beschikbaar zijn. Zie cursus blz. 18 ev. - de Renaultmethode; - examenvraag Onderzoekt op vier vlakken: • veiligheid; • lichamelijke en mentale belasting; • beperken van externe druk; • en verhogen van de werkinhoud. - de NIOSH methode. (examenvraag – zie cursus)
120/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
-
de boom-analyse o gebeurtenissenboom (we gaan kijken in de toekomst; we werken met faalkansen (die we kunnen vinden op databanken – internet Oreda; Haris; CEDB;…) o FOUTENBOOM -> examenvraag Zoeken naar deonmiddelijk voorafgaande oorzaken Zoeken naar de onderliggende oorzaken; Tot men de grondoorzaken vindt.
Dit is een systematische manier van werken maar ze vraagt een zeker technische kennis. Daarom stelt men een onderzoeksteam samen (slachtoffer, Hiërarchische overste, engineering, getuige, preventieadv.) - MORT – niet kennen - Storingsanalyse (HAZOP-methode) Vooral gebruikt in de chemische industrie en de machineontwikkeling. o Stap 1: wie doet de risicoanalyse (preventieadviseur + engineering + ervaren werknemer; o Opsplitsen van de installatie (of de mach.) in zijn functionele onderdelen) o Functies toekennen aan deze onderdelen; o Door gebruik te maken van gidswoorden, de risicoanalyse uitvoeren o Kinney toepassen op de risico’s
RISICO EVALUATIE: - Kinney-kriteria (zie cursus); - De andere zijn niet te kennen.
121/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Les 52: Procedure bij aankoop – Verslag in dienst name:
Gebaseerd op: -het voorkomingsbeleid (1975 – art 54 quater ARAB)
Gebruikte principes: -
-
materiëel: o MM tegen AIAR (materiële maatregelen tegen de Arbeid Inherente en Aantoonbare Risico’s. o Procedure (aankoopbeleid = bestelbon; VID = verslag van indienststelling) Menselijke factor: o VIK (veiligheidsinstructiekaarten) o Opleiding (hiërarchische lijn; uitvoerders)
RISICOMATRIX = EXAMENVRAAG.
Algemene houding: De bedoeling is om risico’s te vermijden door ze buiten het bedrijf te houden. De preventieadviseur houdt een grendel op het binnenkomen van risico’s. Dit geldt ook voor: • weren van onveilige derden; • opdrachten enkel laten uitvoeren door bekwame mensen; • bij interims werken met werkpostfiches.
122/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Toepassingsgebied: Van toepassing op: • machines • installaties; • gemechaniseerde werktuigen Is niet van toepassing op handwerktuigen (hamer, beitel, ladder,..) DE DRIE GROENE LICHTEN: Licht 1: De bestelling: Vooraleer een bestelling te plaatsen moet men nagaan of er nog risico’s zijn. Dit moet gedaan worden door de hiërarchische lijn. Op de bestelbon worden dus een aantal voorwaarden gesteld: aan welke wetgeving de leverancier moet voldoen, ev. bijkomende eisen van het bedrijf,.. De preventieadviseur viseert de bestelbon. Licht 2: Het attest van de leverancier: Deze moet schriftelijk bevestigen dat hij voldoet aan de gestelde voorwaarden. Teneinde zekerheid te hebben over de degelijkheid van de tegemoetkomingen aan deze voorwaarden onderhandelt men dit best voor de aankoop. Licht 3: Verslag van in dienstname: Moet bevestigen dat al het nodige gedaan werd om de risico’s te vermijden (controle op de voorgaande tegemoetkomingen) - is de levering correct? - voorwaarden uitgevoerd? - Correcte opstelling? (omgevingsfactoren in rekening brengen) Moet uitgevoerd worden door de preventieadviseur.
Uitzonderingen: • •
Als het een identieke bestelling betreft als bij een vorige aankoop; Als er een verplichte keuring vereist is door een EDTC (hijstoestellen, stoomketels,..) • Als het een toestel betreft dat een homologatie vereist of een keurmerk draagt (CE-markering) Dit enkel als alle risico’s gedekt zijn of dat er in de bestelbon geen bijkomende voorwaarden gesteld werden.
Oude machines Een VID is verplicht voor alle oude machines (vóór 1975)
Wie maakt het VID op? De preventieadviseur (deskundigen kunnen enkel ondersteunend zijn)
Welke hulpmiddelen heeft men? 123/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Voor de risicoanalyse: • checklijsten • bijlage 1 bij het KB van 12/8/1993 (aanwijzing van mogelijke risico’s)
Wat moet de inhoud zijn van de VID? Een opsomming van alle eventuele resterende risico’s (van belang voor de directie)
Les 54: Onthaal en begeleiding: I) Wetgeving: Zowel in de ARAB als in de CODEX zijn artikelen te vinden die wijzen op de verplichting om nieuwe werknemers een degelijk onthaal te bezorgen. Vooral informatie aan, en opleiding van hen is belangrijk. II) Onthaal: A. Vacature: Correcte beschijving van de taak, juiste profiel, juiste verloning. B. Ontvangst: Verzorgde ontvangst C. Kennismaking met het bedrijf: wat doet het bedrijf, welke taak zal ik krijgen, welke is de veiligheidsideologie,… III) Informatie, instructies en vorming: A. Informatie: over de infrastrutuur, de collega’s, evacuatieplan, veiligheidsvoorschriften,… B. Instructies: over de te gebruiken installaties, machines, toestellen, CPM’s, PBM’s,… • algemene instructies; • specifieke instructies; • instructiekaarten; • affiches; • videofilms C. Opleiding en vorming: voor elke taak moet de werknemer vorming gekregen hebben. !! opgepast met veiligheidsfuncties (heftruckchauffeur) !! IV) Opvolging en administratie: A. Opvolging: peterschap, begeleiding B. Administratie: om te weten welke werknemer welke opleiding volgde (persoonlijk laten tekenen). !!!! Arbeidsongeval: wordt aangegeven door de werknemer, wordt automatisch aaznvaard tenzij de verzekering het tegendeel kan bewijzen. !!!! Werk-weg ongeval: het is aan de betrokkene om te bewijzen dat het een werkweg ongeval is zoniet zal de verzekering dit weigeren (onmiddellijk de overste verwittigen, getuigen,…)
124/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 62: Machinerichtlijn: Wat is een richtlijn? Is een wetgevende akte opgesteld door de Europese Gemeenschap met een algemeen bindend karakter. Moet omgezet worden door een KB in nationale wetgeving. We onderscheiden kaderrichtlijnen en specifiek richtlijnen: Kaderrichtlijn: vastleggen van algemeen principes (bv. Welzijnswet) Specifieke richtlijn: Vastleggen van voorschriften voor een specifiek domein (bv. machinerichtlijn, richtlij nArbeidsmiddelen,..) Hoe ontstaat een richtlijn? - Fase 1 : ontwerp van voorstel tot richtlijn - Fase 2 : voorstel tot richtlijn (wordt gepubliceerd in het publicatieblad) - Fase 3 : de richtlijn wordt goedgekeurd door de “Raad van Ministers” Een richtlijn is bindend voor wat de resultaten betreft. Er wordt dus niet voorgeschreven hoe men iets moet doen, maar wel wordt het te bekomen resultaat voorgeschreven. Teneinde dit resultaat te bekomen moeten we werken met “normen”. De Wet Arbeidsmiddelen dateert van 12/8/93 en bevatte een overgangsperiode tot 1/1/1997. Dit betekende dat alle machines aangepast moesten zijn tegen die datum aan de minimumvoorschriften van de Machinerichtlijn.
Examenvraag: waarom een norm gebruiken? - Een norm is geen wetgeving; - Is in feite een code van goed vakmanschap; - Wordt gebruikt als hulpmiddel om de doelstellingen van de wetgeving in te vullen. Examenvraag: 1987 Europese eenheidsakte: • Art. 95 (vroeger art. 100A) basisrichtlijn die het vrij verkeer van producten waarborgt; Basis van de machinerichtlijn; Min. van Economische Zaken is bevoegd; legt de maximale voorwaarden vast.= de lidstaten mogen niet strenger zijn. • Art 138 (vroeger art. 118A) basisrichtlijn veiligheid = minimale rechtlijn, de lidstaten mogen beter doen.
125/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Machinerichtlijn KB 5/5/95 art 95 Arbeidsmiddelenrichtlijn KB 12/8/93 art 138
CE-markering: wat is dit? • Het product stemt overeen met alle op dit product van toepassing zijnde richtlijnen. Bijvoorbeeld op een machine kunnen van toepassing zijn: i. De machinerichtlijn; ii. De laagspanningsrichtlijn; iii. De richtlijn elektromagnetisch compatibiliteit (bij elektronische sturingen) iv. Eventueel de richtlijn op drukvaten. • Deze markering is geen garantie voor kwaliteit; • Wordt gebruikt door de inspecteurs. OPGEPAST: Bij het invoeren van een tweedehandsmachine wordt deze als “nieuw” beschouwd. Dus met een CE-markering , een conformiteitattest en een constructiedossier. De volgende aanduidingen kunnen voorkomen op een CE-attest: • 89/392 – 91/368 – 93/44 – 93/68 • ofwel dit alles vervangen door 93/37 126/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Hoofdstuk 1: werkingssfeer, in de handel brengen en vrij verkeer. EXAMENVRAAG! Wat valt er onder de machinerichtlijn? • Zie blz. 10 punt 2. • Samenbouw van machines (bijv. een transportband tussen twee machines gekoppeld aan de sturingen va deze machines) • Zie blz. 10 punt 2. verwisselbaar uitrustingstuk. Wat valt er niet onder de machinerichtlijn? • Liften (hebben een aparte richtlijn) • Zie cursus blz 11.
Examenvraag: artikel 2. • •
De te bekomen resultaatverbintenis… (opgepast, men verwijst ook naar “correct geïnstalleerd, onderhouden en gebruikt waarvoor ze dienen”.) Uitzonderingen voor beursen, demo’s,…
Een machine met een CE-markering: • Wat gedekt is door de CE-markering dient niet meer opnieuw bekeken te worden; • Wel moet men nakijken of de machine correct opgesteld is, correct gebruikt wordt,…
Hoofdstuk 2: Certificeringsprocedure. Artikel 8: Fabrikant of gevolmachtigde | | V Voorafgaande procedure | | V -----------------------EN--------------------| | V V Verklaring EG-merkteken van CE overeenstemming
127/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Wat is de voorafgaande procedure? | | V Machine Bijlage IV? NEEN JA
Normale Procedure Art. 8.2 a: autocertifiëring
Bijzondere Procedure art. 8.2. Eb
EXAMENVRAAG! Bijlage IV: blz.87 De opsomming mag niet geïnterpreteerd worden, alles is letterlijk op te vatten: 1. Alle houtbewerkingsmachines die met de hand gevoed worden zijn bijlage IV. • zaagmachiines • schaafmachines • lintzaag • vlakschaafmachines • freesmachines 2. persen, buigmachines metaalbewerkingmachines (geen papierpers noch textielpers) EXAMENVRAAG! De veiligheidscomponenten: - Dit is een verwisselbaar onderdeel dat de veiligheid moet waarborgen. o Twee soorten: Deze die niet onder bijlager IV vallen: • Een remmotor; • Een noodstopmodule Deze die onder bijlage IV vallen; (voorbeelden ????) • Logische eenheden voor beveiligingsfuncties (bv twee - handsbedieningen; • Automatisch bewegende schermen voor beveiliging; • ROPS (Roll Over Protection System) kantelbeveiliging; • FOPS (Falling Objects Protections System) beveiliging tegen vallende voorwerpen.
128/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
AUTOCERTIFIËRING. 1) Er moet een Technisch Constructiedossier opgesteld worden; (in de taal van de fabrikant; blijft bij de fabrikant) 2) Bij serieproductie moet men het systeem kunnen voorleggen waardoor men er steeds voor zorgt dat dit dossier aangepast is aan de laatste versie van ddze machine (doet men aan de machine wijzigingen, dan moet het dossier ook aangepast worden). 3) Er wordt een verklaring van overeenstemming opgemaakt; (in de taal van de gebruiker) 4) Er wordt een CE-markering op de machine aangebracht. A. staat er in het constructiedossier? een overzichtsplan van de machine; tekeningen; bedieningsschakelingen (elektrische, pneumatische, hydraulische,..) detailtekeingen, berekeningen; de lijst van de fundamentele eisen van de richtlijnen waaraan voldaan werd; beschrijving van de preventievoorzieningen technische verslagen; verslagen van proeven; om aan bepaalde normen te voldoen; een exemplaar van de gebruiksaanwijze. B. Welke soorten certificaten van overeenstemming bestaan er? IIA 1. Dit als het over een volledig zelfstandig werkende machine gaat ( de koper moet ze bijv. enkel nog elektrisch voeden en alles werkt) IIB 1. Dit als het over een niet afgewerkt geheel dat ingebouwd moet worden. 2. Hier dient de fabrikant geen constructiedossier op te maken, hij moet ook geen risicoanalyse maken. 3. OPGEPAST: na de inbouw moet er een IIA opgemaakt worden. Dus wordt dus meestal de taak van de koper!! IIC 1. Wanneer het geldt voor veiligheidscomponenten. C. Een CE-markering wordt enkel aangebracht op IIA en IIC Wat zijn geharmoniseerde normen? Dit zijn normen die door alle Europese lidstaten aanvaard zijn en die beantwoorden aan de voorschriften van de Machinerichtlijn. Er zijn drie soorten: “A”-normen: algemeenheden; “B”- normen: Specifieke (afschermingen, dubbelhandsbedieningen,…) “C”-normen: voor volledige machines (sommige houtbewerkingsmachines)
129/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
CERTIFIËRING VOOR DE MACHINES BIJLAGE IV Het betreft een machine bijlage IV men maakt een constructiedossier is de fabricage volledig verlopen volgens geharmoniseerde normen?: JA drie mogelijkheden: • men geeft het dossier in depot bij een keuringsorganisme; • men vraagt aan het keuringsorganisme een onderzoek naar geschiktheid van het dossier; • men vraagt een EG-onderzoek door een keuringsorganisme. NEE er moet een EG-onderzoek door een keuringsorganisme uitgevoerd worden. dit resulteert in een EG-verklaring van overeenstemming en een CE-markeering.
CE-MARKERING Machine van voor 1/1/1995 moet als volgt gemarkeerd zijn: CE94 Machine van tussen 1/1/95 en 1/1/97 moet als volgt gemarkeerd zijn: CE95 / CE96 of CE; Machine van na 1/1/1997 moet als volgt gemarkeerd zijn: CE
EG-TYPEONODERZOEK -
-
Uitgevoerd door een keuringsinstantie; De aanvraag wordt ingediend door de fabrikant van de machine; De keuringsinstantie kijkt na: o Het constructiedossier; o De machine zelf Bij negatief onderzoek wordt dit gemeld aan alle keuringsinstanties van de EG.
EEN MOGELIJKE EXAMENVRAAG: Wat als men een wijziging aanbrengt aan een machine van voor 1/1/1995? • Met moet de richtlijn ARBEIDSMIDDELEN volgen maar men moet eveneens rekening houden met de stand van de techniek op dat ogenblik (bv. betere methode zijn ontwikkeld,..) / zoveel als mogelijk de normen respecteren. • Er is geen constructiedossier nodig, geen CE-markering en geen conformiteitsattest. Wat als men een wijziging aanbrengt aan een machine van na 1/1/1995? • Men moet de machinerichtlijn volgen; • Het constructiedossier kan niet aangepast worden daar dit niet in ons bezit is; • Met moet de normen respecteren !!! • Men moet kunnen bewijzen dat men een risicoanalyse gedaan heeft.
130/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
131/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 48: Groepswerk: 1. Het verslag dient een goede inleiding te bevatten waarin in korte bewoordingen het onderwerp van de risicoanalyse beschreven wordt. Niet vergeten, dit verslag dient om de directie te overtuigen. 2. In het verslag steeds de eventuele gevolgen van de tekortkomingen vermelden (de mogelijke kwetsuren, de mogelijke economische schade, … KINNEY R=EXWXB • E X W = G (de ernst X de waarschijnlijkheid = het gevaar) i. Risico = gevaar X blootstelling (R = G X B) • W X B = K ( de waarschijnlijkheid X de blootstelling = de kans) i. Risico = kans X ernst (R = K X E) • B X E = D ( de blootstelling X de ernst = de dreiging) i. Risico = dreiging X waarschijnlijkheid (R = D X W) Als er verschillende personen deelnemen aan een risicoanalyse en ze passen allen de Kinney-methode toe, dan neemt met best het gemiddelde van de verschillende onderdelen (B, E en W) i.p.v. het gemiddelde van de resultaten. Zie tabel hieronder. Preventie adviseur E W B R
8 5 3 120
Hiërar, 6 8 12 576
gemiddelde van de resultaten gemiddelde van de onderdelen
Werknemer 1 werknemer 2 gemiddelde 10 1 6,25 12 5 7,5 13 9 9,25 1560 45 R= R=
575 434
Indien men tenminste zes cijfers heeft , dan kan men de hoogste en de laagste weglaten bij de berekening van het gemiddelde.
Kinney dient in de eerste plaats om de risico’s te bepalen van “machinegebonden” taken. • • • • •
132/164 Note Tony
De meeste ingrepen gebeuren op de “waarschijnlijkheid”. De meeste discussies gaan over de waarschijnlijkheid; dit is een nogal subjectief gegeven. Meestal moet men eerst overgaan tot het nemen van “voorlopige” maatregelen alvorens over te gaan tot de grondige sanering. Bij het inschatten van een risico mag men geen rekening houden met de ervaring van de werknemer op deze werkpost (soms moet die eens vervangen worden, kan ziek worden,…) De werknemers zoveel als mogelijk betrekken bij het zoeken naar oplossingen; zo zal de medewerking bij de toepassing ervan later beter zijn. 6/05/11
Preventie Adviseur
133/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 55: Informatie, motivatie en animatietechnieken: Zie de cursus: • opgepast examenvragen: i. GOEDE INFORMATIE? ii. MOTIVATIE WORDT BEPAALD DOOR…
134/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 21: Organisatie van EHBO: GEEN EXAMENVRAGEN !!!! Er is een verschil tussen eerste hulp en verzorging: • eerste hulp: in geval een levensbedreigende situatie • verzorging: kan enkel op voorschrift van een geneesheer (niet het klassieke “voorschrift” maar instructies van een geneesheer. Nijverheidshelpers: • wie opleiden: rekening houden met de spreiding over het gebouw, gemotiveerde mensen nemen; • hoe opleiden: verschillende organisaties kunnen een dergelijke opleiding verzorgen; ! opgepast steeds rekening houden met de risico’s in het bedrijf en met de beschikbare middelen. • Herhalingen: liefst 3 maal op twee jaar • Hoe worden ze herkend: proberen met externe tekens (helm met speciaal kenteken,…) • Welk materiaal: twee soorten worden gebruikt: i. Om de eerste hulp toe te dienen; (steeds ter plaatse) ii. Om personen te verzorgen (steeds in het lokaal) • Lokaal EHBO: dient enkel om personen te verzorgen. • Bereikbaarheid van de helpers: moet iemand zijn die altijd bereikbaar is en die onmiddellijk zijn werkplek kan verlaten. • Verplaatsingsmogelijkheden: men moet er steeds rekening mee houden dat de helper op minder dan drie minuten ter plaatse moet zijn; • Communicatiemogelijkheden: GSM, … Wie belt er naar de hulpdiensten? Dit gebeurt best steeds door dezelfde persoon. Dit moet een nijverheidshelper zijn en hij moet zich de gebruikelijke taal van de hulpdiensten eigen maken. Best is eens met de hulpdiensten contact te nemen en hen te vragen of er een gestandaardiseerde checklijst bestaat die gehanteerd wordt door de operator van de hulpdiensten. Wie is coördinator (eventueel hoofd- en hulpcoördinator) van een noodplan: • iemand die goed opgeleid is; • iemand die permanent aanwezig is; • iemand die geregeld kan oefenen. De hoofdcoördinator moet over een checklijst beschikken van vragen die hij moet stellen bij een noodoproep; tevens zorgt hij voor eventuele verwijskaarten ingeval iemand afgevoerd moet worden. Verwijskaart: • persoonlijke gegevens van het slachtoffer; • wat is er juist gebeurd; • wanneer is het juist gebeurd; • welke is de reeds toegediende verzorging. 135/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 59: Praktische ervaring van een preventieadviseur:
GEEN EXAMENVRAGEN !!!! De volgende zaken toch goed onthouden: 1) Wat is een werkplaatsonderzoek: a. Het is een wettelijk plicht (éénmaal per jaar); b. Eventueel vergezeld van de arbeidsgeneesheer; 2) Welke zijn de mogelijke middelen die men kan gebruiken: a. Checklist; b. Observatie; c. Bevraging. DE CYCLUS VAN DE PMB’s: via een risicoanalyse opzoeken welke de restrisico’s zijn; overgaan tot het aankopen van PBM’s. Die is de laagste stap in de risicobeheersing. De keuze maken van de PBM – arbeidsgeneesheer en PB De PBM laten uittesten door enkele gebruikers; ze een verslag laten opmaken; Indien positief geëvalueerd, overgaan tot opname in het PBM-bestand (PB) Beheersing van de voorraad – aankoopdienst; Aankoop van de PBM Ingangscontrole bij de levering - elke PBM moet voorzien zijn van een CE label Correct gebruiken van de PBM – controle door de HL
Hoe moeten de doelstellingen van een preventieadviseur zijn? • ze moeten meerbaar zijn; • ze moeten evalueerbaar zijn; • ze moeten realistisch zijn; • ze moeten uitdagend zijn.
Bij het aanleggen van een intern noodplan legt men een map aan met alle belangrijke gegevens.
136/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 60: Werken met derden in interimarissen: Vroeger was de relatie werknemer – werkgever gebaseerd op een contractverbintenis. Nu is dit mede door de Europese wetgeving omgebogen naar “arbeidsverhouding”. Van toepassing op: • werknemers en werkgevers; • ambtenaren; • tewerkgesteld werklozen; • vrijwilligers; • …. Niet van toepassing op: • dienstbodes; • ander huispersoneel • de werkgevers van voorgaand personeel; • bezoekers in een bedrijf WERKEN MET DERDEN: Drie partijen zijn hierbij betrokken: • de werkgever-opdrachtgever met zijn werknemers; • de werkgever van buitenaf met zijn werknemers; • de zelfstandige van buitenaf. Tussen de verschillende partijen is er een verplichting tot: • informatieoverdracht; i. de bedoeling is om de risico’s van elkaars activiteiten aan elkaar kenbaar te maken; • controle: i. de werkgever-opdrachtgever: 1) nagaan of de eigen werknemer op de hoogte zijn van de risico’s van de derde; 2) moet vooraleer toe te wijzen nagaan of de derde de wetgeving respecteert; 3) nagaan of eventuele hefwerktuigen voldoen aan de wettelijke vereisten; 4) in een contractuele clausule vermelden: ii. de werkgever van buitenaf: 1) nagaan of de eigen werknemer op de hoogte zijn van de risico’s van de werkgever-opdrachtgever. iii. de zelfstandige van buitenaf: 1) idem werkgever van buitenaf. • Coördinatie: de coördinatie tussen de verschillende partijen gebeurt door de werkgever-opdrachtgever. HET VEILIGHEIDSCONTRACT: • wordt opgesteld door diegene die de bestelling plaatst. 137/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur •
Zie voorbeeld in de cursus.
WERKEN MET INTERIMS: Drie partijen zijn hierbij betrokken: • de werkgever = het interimkantoor; • de gebruiker = het bedrijf waar de job uitgevoerd wordt; • de werknemer = de uitzendkracht. Uitzendarbeid is toegelaten: • vervanging van een vast werknemer waarvan het contract geschorst of definitief verbroken is; • tijdelijke vermeerdering van het werk • de uitvoering van een uitzonderlijk werk. Het inzetten van interims moet in feite een uitzondering zijn, niet de regel worden. Uitzendarbeid is verboden: • in geval van economische werkloosheid of wegens slecht weer; • om stakingen te breken; • in de bouwsector De wetgeving is gebaseerd op ER 91/383/EEG een uitzendkracht geniet dezelfde bescherming als een vaste werknemer; ze worden op de hoogte gesteld door de gebruiker van de risico’s ze moeten een opleiding krijgen sommige gevaarlijke of risicovolle taken kunnen verboden worden voor interims; de gebruiker is verplicht de tewerkstelling van uitzendkrachten te melden bij de preventiedienst; de gebruiker heeft een informatieplicht naar het uitzendbureau toe (risico’s,..) het uizendbureau heeft een informatieplicht naar de uitzendkracht toe (risico’s,..) de gebruiker is verantwoordelijk voor de veiligheid, de hygiëne, de gezondheid,.. Verboden werkzaamheden voor uitzendkrachten: • afbraak van asbest; • begassing; • verwijdering van giftig afval. TAKEN VAN DE GEBRUIKER: • voor elke indienstneming moet: i. de nodige en relevante informatie overgemaakt worden (risico’s,..) aan het interim-kantoor; ii. correcte beschrijving van de gevraagd kwalificaties; 138/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
•
iii. de resultaten van de risico-analyse op de betreffende werkpost. Soms moet er een werkpostfiche opgemaakt worden: i. Bij werkpostgebonden risico’s: 1) Risico op beroepsziekte; 2) Bekleden van een veiligheidspost; 3) Rechtstreeks contact met voeding; 4) Beeldschermwerk > 4 uur 5) Manueel hanteren van lasten ii. Dit moet niet bij werknemersgebonden risico’s: 1) Dit is de taak van het interim-kantoor daar deze over alle nodige informatie hieromtrent beschikken.
Zie voorbeelden werkpostfiches • In geval van arbeidsongeval is het het interim-kantoor die de nodige aangifte moet doen; de gebruiker dient echter het kantoor onmiddellijk op de hoogte te brengen van een ongeval; • De gebruiker moet nagaan of de uitzendkracht beschikt over de nodige en gevraagde kwalificaties; • De nodige PBM’s ter beschikking stellen. • De arbeidsgeneesheer van de gebruiker dient de uitzendkracht te behandelen als een vaste werknemer; TAKEN VAN HET UITZEND-KANTOOR: • • • • •
De beroepskwaliteiten nagaan; De relevante informatie over de gebruiker doorspelen; De nodige administratieve verrichtingen i.v.m loon,… Een kopie van de kaart van het medisch onderzoek bezorgen aan de gebruiker; Zorgen voor de nodige medisch onderzoeken; WERKEN MET JOBSTUDENTEN:
Voorwaarden om als jobstudent te kunnen werken: • > 15 jaar (of >16 jaar als men eens dubbelde) • onderwijs met volledig leerplan volgen; • deeltijds onderwijs volgen op voorwaarde: i. niet werken met een deeltijds contract; ii. geen leertijd doormaken; iii. enkel werken tijdens de schoolvakanties • geen werkloosheiduitkering of dergelijke ontvangen; • niet meer dan zes maanden werken Een werkgever die jobstudenten wens tewerk te stellen dient: • een bijkomende risico-analyse uit te voren rekening houdend met: i. het gebrek aan ervaring; ii. onbekendheid met de risico’s; iii. de onvolledige fysische en psychische ontwikkeling;
139/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur De verboden werkzaamheden zijn (opgepast de lijst is niet limitatief): • taken die ze objectief gezien niet aankunnen; • taken waarbij ze blootgesteld zijn aan kankerverwekkende, giftige, mutagene, e.a. stoofen; • blootstelling aan ioniserende straling • taken die risico’s inhouden die ze niet kunnen beseffen; • blootstelling aan extreme koude, hitte, lawaai, trillingen. Op deze verboden werkzaamheden zijn uitzonderingen, namelijk: De voorgaand taken mogen evenwel uitgevoerd worden als: • de student ouder is dan 18 jaar; • het taken betreffen die overeenkomen met de gevolgde studierichting; • na advies van CPB • Ze mogen ook gemotoriseerd voertuigen besturen als: i. Het niet-stapelende transportwerktuigen zijn; ii. De bediening gebeurt door een dodeman-systeem; iii. De maximale snelheid is beperkt 1) Tot 6 km/uur als men mee stapt; 2) Tot 16 km/uur als men meerijdt.
140/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 56: Van preventieadvies tot preventiebeleid: Indien zin, en tijd, eens lezen. Er zijn drie mogelijke examenvragen: Wat is het verschil tussen een preventieadvies en een preventiebeleid? Antwoord: Een advies kan men gemakkelijk naast zich neerleggen, men hoeft het niet op te volgen. Een preventiebeleid is een keuze die de onderneming maakt. De onderneming maakt hiermee duidelijk aan zijn medewerkers en aan de buitenwereld dat het preventie belangrijk vindt. Een beleid is gebaseerd op een visie. Wat is het belang van een visie op het vlak van preventiebeleid? Antwoord: Een visie zorgt ervoor dat de medewerkers in dezelfde richting kijken en werken. Men moet weten waar men naar toe wil, wat de streefdoelen zijn. Zo kan een visie bijv. zijn: we willen enkel de wet volgen; we willen het aantal arbeidsongevallen met x% laten dalen; we willen een modelorganisatie zijn; …. Een goede visie is: realistisch; biedt positieve vooruitzichten; is een leidraad voor het nemen van beslissingen; is flexibel (makkelijk in te vullen); is gemakkelijk communiceerbaar. Geef een drietal redenen waarom sommige veranderingsprocessen mislukken? Antwoord: 1. Niet iedereen die betrokken is bij het veranderingsproces weet duidelijk waar men naartoe gaat, niet iedereen is overtuigt. Als men niet duidelijk maakt dat waarom men moet veranderen heeft men veel kans op mislukken. 2. Men heeft geen goed team. Een goed team is vooral van belang omdat: a. Het zorgt voor feedback van de werkvloer; b. Het een voorbeeldgedrag heeft; c. Het helpt sensibiliseren; 3. De visie ontbreekt. Indien niet iedereen ziet waar men naar toegaat zal de medewerking niet goed zijn. Deze visie moet zeker gedragen worden door de directie; 4. Men vergeet empowerment te geven aan de individuele medewerkers. Indien deze personen niet over de nodige hulpmiddelen en opleiding beschikken kunnen ze niet goed functioneren in het veranderingsproces; 5. Het veranderingsproces in kleine stappen verdelen en de tussentijds behaalde resultaten vieren. Het is nodig om af en toe een aangemoedigd te worden. 141/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 42: Ergonomische basisprincipes en werkpostinrichting: Ergonomie wordt meer en meer toegepast dank zij de Wet Welzijn. Zelfs in de machinerichtlijn staan er ergonomisch voorschriften (lawaai, trillingen, bedieningen, zichtbaarheid, onderhoud,…) Vroeger was er enigszins sprake van ergonomie in het ARAB: - bij zittend werk moet men over een stoel met een leuning beschikken; - artikels over het tillen van lasten (vermijden bij zwangere vrouwen) - alle artikels over binnenklimaat Nu bestaat er zelfs wetgeving die hoofdzakelijk ergonomische voorschriften bevat: - KB beeldschermwerken; - KB tillen van lasten.
Ergonomie is het aanpassen van het werk aan de mens. • de gezondheid bevorderen; • de veiligheid bevorderen; • het welzijn bevorderen; Maar ook: • de efficiëntie bevorderen; • de productiviteit bevorderen. Ergonomie wordt overal toegepast: • op de werkposten; • in huishoudapparaten; • in de wagen; • ---Ergonomie is geen exacte wetenschap, de informatie wordt gehaald uit een aantal exacte wetenschappen: • de antropometrie; (menselijke afmetingen) • de anatomie; (menselijk lichaam) • de biomechanica; (evenwicht en bewegingen van het lichaam) • de fysiologie; ( functies van het menselijk lichaam) • de psychologie (menselijk gedrag, sociologie,..) Een goede definitie van ergonomie is (komt van het IEA): --- tracht de kennis afgeleid van de menswetenschappen te integreren….met als doel het werk (taken, systemen, producten, omgeving,..) aan te passen aan de menselijke fysieke en psychische mogelijkheden en beperkingen. DE Belgische vereniging voor ergonomie - BES; De Nederlandse vereniging voor ergonomie - NVVE
142/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur De ergonomische methodologie: De beste methodologie is een combinatie van de volgende onderwerpen: Een objectieve analyse van de externe belasting: gaat over de omgevingsfactoren. i. Geluid; ii. Trillingen; iii. Koude; iv. Warmte; v. … Een objectieve analyse van de interne belasting: gaat over het individu i. VO2-max metingen; ii. Hartslagmeter; iii. Gehoortesten; iv. Oogtesten; v. Bloed- en urinetesten. Een subjectieve analyse van de werkbelasting: i. Klachten (bevraging, interviews, checklists,..) ii. Betreft een participatief onderzoek (de medewerking is vereist) Men zou het ook als volgt kunnen zien: 1. probleemstelling; 2. analyse; 3. voorstellen; 4. maatregelen; 5. realisatie; 6. evaluatie 7. terug naar 1. Opdelen van de ergonomie in zijn verschillende werkdomeinen. 1. 2. 3. 4.
Houdingen en bewegingen; informatie en bediening; omgevingsfactoren; taken en functies
Houdingen en bewegingen; Houdingen: 1. zitten: i. rugbelasting; ii. werkbelasting; iii. schouderbelasting; iv. belasting van de onderste ledematen De eerste drie vormen een dynamische belasting daar onze spieren steeds werken om onze natuurlijke houding te herstellen, de laatst vormt een statische belasting. 2. Staan: i. Problemen met de bloedsomloop (spataders) 143/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur ii. Zware belasting van bepaalde gewrichten (knie, heup) Men moet zoveel als mogelijk proberen om statische belasting te vemijden. Een goede oplossing is om zoveel als mogelijk te bewegen. 3. Hand en armhouding: belastend voor het schoudergewricht. Hoe kan men nu bij het ontwerpen van werkposten rekening houden met elk individu? Dit kan niet voor iedereen, maar men werkt met 95 percentielen. Dit zijn afmetingen van het lichaam die voor 95 % van de bevolking gelden. Te vinden in de DINED-tabellen.
Bewegingen: zie Manueel hanteren van lasten. 1. tillen 2. dragen 3. trekken en duwen
informatie en bediening; - visuele informatie: o moet correct interpreteerbaar zijn; o moet juist zijn; o moet goed leesbaar zijn; o mag niet verwarrende zijn. - Auditieve informatie; o Niet te veel, kan anders verwarrende werken - Bedieningsmiddelen: o Zorgen voor een goede bereikbaarheid; o Geen dubbelzinnige aanduidingen; o Geen interpretatieproblemen; o Uniformiteit (als vol naar rechts is; dan ook aan naar rechts,..) - De relatie tussen informatie en bedieningen: o Steeds het bedieningsapparaat vanuit het gezichtspunt van de gebruiker ontwerpen. Machine naar rechts rechtse knop;.. omgevingsfactoren; -
-
geluid (85 dBA) trillingen: o totale lichaamstrillingen; o hand-arm trillingen verlichting; klimaat; (WBGT-index / vochtige temp. / droge temp. / stralingstemp.) chemische stoffen;
taken en functies -
Pschychosociale belasting.
144/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 61: Bedrijfsbezoek Email Brugge: Geen examenvragen !! Wel onthouden dat een mogelijke examenvraag is: wat staat er in de zwangerschapswetgeving?
145/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 57: Vergadertechnieken: Drie examenvragen:
Beschrijf kort de structuur van een vergadering: 1) een vergadering bevat een agenda; 2) er wordt een procedure voorgesteld (hoe pakken we dit aan?) 3) er is de communicatie tussen de deelnemers (luisteren, argumenteren, informeren,…
Welke zijn de drie succescriteria van een vergadering? 1. het doel is bereikt; 2. we zijn tevreden over de kwaliteit van de beslissingen; 3. elke deelnemer is tevreden.
Licht de problematiek van de informatie uitwisseling toe: Teneinde een vruchtbare vergadering te hebben dient iedereen over dezelfde informatie te beschikken.
146/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Vergaderen is duur. Daarom is het goed om eens de kostprijs van een vergadering af te wegen ten opzichte van de mogelijke opbrengst van de vergadering. Er zijn in feite drie kostenfactoren: • de kostprijs van de vergadering (lonen, productieverlies,…) • de hoogst mogelijke opbrengst van de vergadering; • de mogelijke kostprijs van het te bespreken probleem: 1) financiële kosten; 2) sociale kosten; 3) demotivatie van de werknemers. Bij het beleggen van een vergadering zijn er een aantal belangrijke punten: i. Wat is het doel dat we wensen te bereiken? Dit is niet hetzelfde als een agendapunt. Een agendapunt is een onderdeel tot het bereiken van dit doel. ii. Wie moet er aan deelnemen? iii. Welke accommodatie en materiaal gebruiken we? iv. Wat is de agenda? (Niet te overvol / misschien ook de max. tijdsduur ervan aanduiden). Een rondvraag vooraleer te vergaderen is ook interessant. Deze punten kunnen dan tijdens de vergadering besproken worden. De agenda aan de deelnemers bezorgen tenminste één week vóór de vergadering. Eveneens alle relevante documentatie bezorgen.
Bij een vergadering zijn er twee belangrijke invloeden van tel: 1. De rationele: 1) Analyse van de situatie; 2) Wat zijn de objectieven; 3) Wat zijn de alternatieven; 4) Wat zijn de sterktes/zwaktes van de alternatieven 5) Nemen van een beslissing: 2. De interpersoonlijke vaardigheden: 1) Men moet luisteren naar wat de anderen te zeggen hebben; (begrijpen,..) i. Nadenken over wat anderen zeggen; ii. Dit is niet hetzelfde als beoordelen; iii. Niet onderbreken; iv. Open vragen stellen; v. Notities nemen; vi. Op staan voor de ideeën van anderen; vii. Één en al aandacht zijn. 2) Elkaar ondersteunen; i. Aanvaarden dat anderen iets zeggen; ii. Aanvaarden wat de anderen zeggen; iii. Vriendschappelijk zijn in de omgang;
147/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur iv. Elk idee, elke inbreng van de anderen als een mogelijkheid zien; v. Anderen aanmoedigen om hun standpunten naar voor te brengen en te verdedigen; vi. Anderen niet manipuleren 3) De inbreng; i. Op het juiste ogenblik; ii. Constructief en creatief; iii. Met respect voor de inbreng van anderen. 4) Wat bij het verschillen van mening: i. Respect blijven hebben voor andermans mening; ii. De boodschap rustig en duidelijk naar voor brengen; iii. De eigen mening opnieuw in vraag durven stellen. iv. Steeds bij het probleem blijven; v. Rekening houden met de tijd. Een vergadering kan in feite opgesplitst worden in drie deelvergaderingen: • een informerende vergadering; • een meningvormende vergadering; • en een besluitvormende vergadering.
148/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 63: Preventiediensten: opdrachten en maandverslag: KB van 27 maart 1998 betreffende de interne preventiedienst. In feite kan men de preventiediensten onderverdelen in: • •
•
eerste lijn preventie = intern “IDPB” (KB 27/3/98) tweede lijn preventie = externe preventiediensten “EDPB” (KB 27/3/98) “EDTC” de extern diensten voor technische controle (de vroegere erkende organismes) 1) moeten geaccrediteerd zijn (audit door BELTEST volgens norm NBN EN 45004) derde lijn preventie = externe niet erkende deskundigheid NVBB WTCB NAVB PREBES PVI PREVENT VERZEKERINGSMATTSCHAPPIJEN
Deel 4: opdrachten van de interne en externe preventiediensten. Zie de tabellen; een aantal taken moeten door de IDPB uitgevoerd worden, een aantal mogen niet door de IDPB uitgevoerd worden maar door de EDPB, een aantal is vrij te bepalen (volgens de kennis van de preventieadviseur – van belang is dat de algemene preventiebeginselen gekend zijn op elk risicodomein van het bedrijf). De taken van de IDPB worden beschreven in het IDENTIFICATIEDOCUMENT De taken van de EDPB worden beschreven in de overeenkomst met de EDPB. Dit alles gaat in samenspraak met het CPB die er zijn advies over mag geven. Zowel de IDPB als de EDPB hebben een INFORMATIERECHT. Deze informatie dient hen spontaan door de werkgever overgemaakt te worden. Het passief informatierecht: • met betrekking tot het productieproces; • mbt tot de wijzigingen eraan; • mbt tot het werken met derden; • mbt tot de werknemers; Het reactief informatierecht: • deze informatie komt van elkeen in het bedrijf.
Elk contact tussen het bedrijf en de EDPB moet verplicht gebeuren via de IDPB.
149/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 13: De tijdelijke en mobiele werkplaatsen: De cursus volledig kennen.
150/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 64: Comité preventie en bescherming: Gebaseerd op de wet welzijn 4 augustus 1996. Via sociale verkiezingen eens om de vier jaar. De werking ervan is geregeld via het KB van 4 mei 1999. De bedoeling is een OVERLEGORGAAN te creëren over de problematiek veiligheid. Een comité is verplicht vanaf 50 werknemers (uitzondering groeven etc -> vanaf 20) Opgepast met de uitleg juridische eenheid en technische bedrijfseenheden. Voor het berekenen van het aantal houdt men rekening met de werknemers, de stagiairs, de echte interim-arbeiders (zij die iemand vervangen) volgens hun aantal dagen dat ze gewerkt hebben in het bedrijf (zie cursus). Het comité is paritair samengesteld (Werkgever – werknemers) • • • •
werkgeververtegenwoordigers – gebaseerd op de lijst van de werkgever werknemervertegenwoordigers – op lijsten voorgedragen door de vakbonden kaderleden de preventieadviseur – mag niet deelnemen aan de verkiezingen (noch voor de CPB als voor de ondernemingsraad)
De verkozen personen genieten een bescherming (4 jaar) of (2 jaar)
DE WERKING VAN HET CPB (geregeld door het KB van 3 mei 1999) TAKEN: - betreffende het DRBS: o evaluatie DRBS o adviezen o kunnen inkijken van documentatie - betreffende de EDPB: o advies bij de verdeling taken IDPB en EDPB o relaties vastleggen tussen EDPB en CPB o vervangingsprocedure preventieadviseur EDPB (op verzoek werknemers) - betreffende de IDPB: o IDPB doet secretariaatswerk vergaderingen o IDPB verstrekt advies aan CPB en werkgever o advies bij de verdeling taken IDPB en EDPB o advies i.v.m de tijdsbesteding en de middelen van de IDPB o bij aanstelling preventieadviseurs – akkoord
151/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Het comité moet een kwaliteitscirkel zijn i.v.m het welzijn van de werknemers OPDRACHT: ALLE MIDDELEN OP TE SPOREN EN VOOR TE STELLEN EN ACTIEF BIJ TE DRAGEN TOT ALLES WAT ONDERNOMEN WORDT OM HET WELZIJN VAN DE WERKNEMERS BIJ DE UITVOERING VAN HUN WERK TE BEVORDEREN We kunnen de taken van het CPB onderverdelen in een viertal groepen: 1) een waakfunctie: a. over alles wat het welzijn in gedrang kan brengen 2) een bemiddelende functie: a. i.v.m klachten van de werknemers; b. contacten met de arbeidsinspectie. 3) Een controlerende functie: a. Jaarlijks plaatsbezoek b. IDPB controleren en stimuleren c. Soms is een directe tussenkomst mogelijk (bij een risico met een directe dreiging en bij een ernstig ongeval) Hoe kunnen ze deze taak uitvoeren? • ze krijgen contactmogelijkheden met de werkgever, de IDPB, de EDPB, de werknemers en de arbeidsinspectie; • kunnen gevaren signaleren (via notitieboekje of ander middel) • kunnen documentatie inzien; • krijgen een informatiebord ter beschikking DE MAANDELIJKSE VERGADERINGEN: Inhoud: 1) administratieve gedeelte: a. moeten hun akkoord geven over: i. de aanstelling van de preventieadviseurs; ii. de tijdsduur dat deze krijgt. b. Ze moeten een aantal leden aanduiden die: i. De jaarlijkse rondgang gaan doen; ii. Die contact zullen hebben met de arbeidsinspectie iii. Die een eventuele directe tussenkomst kunnen doen. c. Ze moeten advies geven over: i. De opbouw van de IDPB; ii. Welke vaardigheden door de IDPB zullen uitgevoerd worden; iii. Het identificatiedocument (werkverdeling IDPB en EDPB) 2) De inhoudelijke adviezen: a. Het basisprincipe is: advies over beleid – GPP – JAP b. Er moet een voorafgaandelijk advies gegeven worden over: i. De maatregelen mbt het welzijn van de werknemers; ii. Bij het invoeren van nieuwe technologieën; arbeidsmiddelen; iii. Advies bij de keuze van een EDTC en eventuele deskundigen; iv. Advies bij aankoop van PBM’s c. Specifieke adviezen: i. Mbt JAP ii. Indienen van agendapunten 152/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur 3) Er is een informatiedoorlichting: a. Jaarverslag IDPB b. Toelichting milieubeleid c. Verslag medisch departement Normaal zijn de vergaderingen maandelijks, maar het kan ook op verzoek van 1/3 van de leden. De arbeidsinspecteur kan de voorzittersfunctie waarnemen. Een advies van het CPB is niet bindend voor de werkgever uitgezonderd als het een unaniem advies is betreffend een ernstig risico. De werkgever die een advies naast zich neerlegt moet dit verantwoorden. Wat doet het secretariaat van het CPB (de preventieadviseur), • adviezen opstellen (= conclusie van de besproken punten) • notulen opmaken (= verslag in extenso) • moet de vergadering bijwonen en toelichting geven; • houdt toezicht op de organisatorische taken (verdelen van documenten, opmaken van de documenten,…), kan deze taken delegeren. Indien er in het bedrijf geen comité is, dan moet er een communicaite tot stand gebracht worden via een uithangbord ( voor de werkgever) en een register ( voor de werknemers), zie cursus. Zie verder de bijlagen.
153/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Les 45: De persoonlijke beschermingsmiddelen: ALTIJD EERST DE PREVENTIEPRINCIPES TOEPASSEN: 1) de risico’s elimineren; 2) een scheiding in tijd en/of ruimte met de risico’s creëren; 3) collectief beschermen 4) PBM’s Bij de persoonlijke beschermingsmiddelen liggen er 2 belangrijke Europese richtlijnen aan de basis, namelijk de richtlijnen op basis van art. 100A (economische richtlijn) en deze op basis van art 118A (de sociale richtlijn). 1) de economische richtlijn: legt de maximum eisen vast waaraan ze moeten voldoen 2) de sociale richtlijnen legt de minimumeisen vast betreffende het gebruikt ervan. 1) wetgeving betreffende de handel in PBM’s (KB 31/12/92) a. def.: Een uitrustingsstuk voor een persoon dat gedragen of vastgehouden wordt (bijv. laskap) als bescherming tegen risico’s die een bedreiging zijn voor zijn gezondheid of veiligheid. (geldt ook voor de wisselstukken) b. van toepassing op alle PBM die na 1995 op de markt gebracht worden. (zie ook de lijst met de uitzonderingen) c. Indeling: i. Eenvoudig ontwerp (geringe risico’s): 1. CE-verklaring - autocertifiëring. 2. ontwerp volgens normen. ii. De “andere” PBM’s (belangrijker risico) 1. EG-typeonderzoek door erkende organisme. 2. CE-verklaring. iii. Complex ontwerp (tegen dodelijke gevaren of gevaren die de gezondheid ernstig kunnen schaden) 1. EG-typeonderzoek door erkende organisme. 2. CE-verklaring. 3. kwaliteitszorgsysteem (de kwaliteit van de productie moet gevolgd worden). Bij het in de handel brengen zijn er nog enkele voorwaarden: • de PBM’s moeten de gezondheid en de veiligheid waarborgen; • gebruiksaanwijzing in de taal van de gebruiker; 2) Wetgeving betreffende het gebruik van de PBM’s a. Def.: Idem voorgaande; b. Toepassingsgebied idem met enkele andere uitzonderingen c. Verplichting van de werkgever: i. Algemeen: de preventieprincipes toepassen (Welzijnswet), slechts in het laatste geval PBM’s toepassen. ii. Keuze gebeurt door de werkgever na advies van CPB. iii. Dient de werknemers te informeren over het correct gebruik; er moeten schriftelijke instructies opgemaakt worden; eventueel is 154/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
d.
e. f. g.
er een training nodig voor het gebruiken van complexe beschermingsmiddelen. iv. Dient toezicht te houden op het correct gebruik door de werknemers; v. Een PBM is in principe voor één persoon; als dit niet zo is dan moet de PBM grondig ontsmet worden; moeten gratis te beschikking gesteld worden vi. Onderhouden, herstellen en reinigen van de PBM is voor de werkgever. Enkele algemene eisen aan de PBM i. Geschikt voor het risico; ii. Aangepast aan de arbeidsomstandigheden; iii. Voldoen aan ergonomische voorschriften; iv. Moeten geschikt zijn voor de drager (minder-validen,…) Bestelprocedure (de drie groene lichten): Er is inspraak van de werknemers (CPB, eventueel laten testen door werknemers,..) Verplichtingen van de werknemers: i. Moeten ze correct gebruiken; ii. Niet mee nemen naar huis (uitzondering = reizende werknemers in het geval er geen gevaar is voor besmetting.)
SOORTEN: • • • •
• •
155/164 Note Tony
hoofd: verschillende soorten helmen levensduur maximum 5 jaar vervangen bij barsten of na zware schok gehoor: oorpluggen, oorkappen, oorschelpen,.. bij keuze rekening houden met het gemeten geluidsniveau en frequentie. Ogen: brillen, gezichtskappen,.. Rekening houden met het te vermijden risico Ademhalingswegen: Opgepast: steeds minimum 18% zuurstof en nooit meer dan 1% gasconcentratie. Omgevingsafhankelijke (stofmasker, gasmasker,..) Omgevingsonafhankelijke (autonoom toestel – met zuurstof of met perslucht) 1) Soorten maskers: zie cursus 2) Soorten filters a. Stoffilters: indeling op basis van efficiëntie P1, P2, P3. b. Dampfilters: kleurcode en filterklasse. Voet en beenbescherming Bescherming tegen het vallen Vanaf valhoogte van meer dan 2 meter en als er geen collectieve bescherming mogelijk is. 1) Heupgordel; 2) Harnasgordel 3) Tankgordel 6/05/11
Preventie Adviseur
•
156/164 Note Tony
Vanglijnen; schokdemper. Werkkledij.
6/05/11
Preventie Adviseur Les 66: Opdrachten van de arbeidsgeneesheer: De werkgever kan er voor opteren om een IDPB op te richten die eveneens belast is met de medische controle. Dan dient er een arbeidsgeneesheer in dienst te zijn van het bedrijf. Vergoeding: • Onderworpenen: ong. 3200,• niet-onderworpenen: ong. 370,Bij een bedrijf met 100 werknemers waar er 10 onderworpenen zijn, betaald men dus 10 X 3200,- + 90 X 370,-. Dur van een verbintenis met een EDPB: voor onbepaalde duur; opzeggen kan mits een opzegtermijn die begint op 1 januari volgend op het jaar van de opzeg. Welke zijn onderworpen aan een medische controle? • blootgesteld aan beroepsziekten: risico voor vergiftiging; fysische risico’s (lawaai, trillingen, straling, koude, warmte,..) risico’s voor besmettelijke ziekten (medische wereld,..) risico’s voor dermatose (huidaandoeningen) risico voor longziekte • veiligheidsposten: jobs die de veiligheid van zichzelf en anderen in gevaar kunnen brengen (chauffeurs, kraanbedienaars,…) en mensen met een controlefunctie waar door een slechte controle er gevaar is voor anderen. • Contact met voedingsweren (slachthuizen, versnijdateliers,…) • Mindervaliden (deze tewerkgesteld door het CAO voor mindervaliden) • Jonger dan 21 jaar • Uitwendige belasting: Heffen en tillen (tot 45 jaar om de 3 jaar, ouder dan 45 jaar, om het jaar) Beeldschermwerkers (tot 50 jaar om de 5 jaar, ouder dan 50 jaar, om de drie jaar) Wanneer is er een onderzoek vereist? • bij aanwerving; • er is een periodiek medisch onderzoek; • bij een belangrijke werkpostverandering; • na ziekte of ongeval (de dag van de werkhervatting) !!opgepast, als het onderzoek plaats vindt vóór deze datum, en er gebeurt een ongeval, dan is de werknemer niet verzekerd !! • spontaan (als de werknemer denkt een medisch probleem te hebben te wijten aan zijn werk); • op initiatief van de arbeidsgeneesheer; • in geval van moederschapsbescherming Beslissing van de arbeidsgeneesheer: 157/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Bij aanwervingonderzoek is er geen beroep mogelijk; Bij onderzoek tijdens het uitoefenen van de functie kan de afgekeurde werknemer in beroep gaan (eventueel na een overlegprocedure).
158/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur
Les 32: medische aspecten van omgevingsrisico’s: GELUID: Vanaf 85 dB tot 90 dB -> PBM’s voorzien / driejaarlijkse controle Vanaf 90 dB -> PBM’s dienen gedragen te worden / jaarlijkse controle
KLIMAAT: Vier klimaatfactoren: • temperatuur • vochtigheid • luchtsnelheid • warmtestraling Bij warmte wordt er gemeten met de WBGT thermometer. Bij kouder wordt er gemeten met de gewone thermometer. De metingen met een WBGT thermometer vallen meestal lager uit dan deze gemeten met een gewone thermometer. Lezen cursus. LICHT: De waardes in het ARAB zijn aan de lage kant. Goed rekening houden met de depreciatie van de lamp (verminderen van het rendement met de tijd), de vervuiling van de armatuur, de vervuiling van de muren (minder weerkaatsing),…
IETS OVER GRENSWAARDES: EXAMEN: Conc.1 GW1
+
conc.2 GW2
+
conc.n GWn
<1
Conc.1 = de concentratie de gemeten wordt van een bepaald product GW = de grenswaarde die toegelaten wordt voor een bepaald product. Grenswaardes zijn waardes die normale gezonde mensen kunnen verdragen gedurende een normale werkdag van 8 uren. Er bestaan ook TLVstel-waardes: de waarde die men maximum vier maal op een werkdag mag bereiken.
159/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur Les 36: mechanische transportmiddelen:
Vragen zie de cursus. De mechanische transportmiddelen zijn de oorzaak van 25% van de zware en dodelijke arbeidsongevallen. Wat is een veiligheidspost (-functie)? Dit is een functie waarbij de werknemer bij het uitoefenen ervan de veiligheid van andere werkgezellen (werknemers, derden,…) kan in het gevaar brengen. Vallen hieronder: de bestuurders van heftrucks, kranen, rolbruggen, …. Ook controle functies vallen hieronder (bijvoorbeeld de operator van een grote installatie die vanuit zijn controlekamer bepaalde handelingen doet). Welke zijn de verplichtingen van de werkgever i.v.m de veiligheidsposten? 1. Het is de werkgever die aanduidt wie die bepaalde functie uitoefent. Dit komt er dus op neer dat enkel die persoon dit mag doen, voor anderen is dit verboden. 2. Deze personen ondergaan een arbeidsgeneeskundig onderzoek: • bij de aanvang; • verder elke 12 maand; 3. Ze dienen een adequate opleiding te genieten. Deze opleiding varieert volgens de uit te voeren taak en beloopt bijv. voor een heftruckchauffeur tussen 0.5 d en 5 d. Soms wordt er ook een regularisatieopleiding voorzien als de werkgever reeds die personen aangeduid heeft en ze de taak uitvoeren zonder ervoor wettelijk in regel te zijn. 4. Er dient een opvolging te zijn door de hiërarchische lijn van deze personen. Dit is nodig omdat deze personen anders minder veilig kunnen gaan werken na een zekere tijd. Systematische indeling van de inwendige transportmiddelen: • Hefwerktuigen Hijswerktuigen (in feite alles dat aan kabels opgehangen wordt) = liften, takels, rolbruggen, kranen,… Liften (als ze hydraulisch aangedreven worden, zonder kabels) Hoogwerkers • Hefbruggen voor voertuigen • Verhandelingtoestellen: Heftruck Industrietrekker; … Toepasselijke reglementering: • hefwerktuigen: constructie en gebruik • gemotoriseerde transportwerktuigen: constructie; 160/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur • • • •
machines en werktuigen: constructie arbeidsmiddelen; CODEX T6 hijsen en heffen van lasten; CODEX T6 mobiele arbeidsmiddelen;
Noem 5 algemene veiligheidsvoorzieningen bij hefwerktuigen: • • • • • •
aanduiding van de max. bedrijfslast; naam van de constructeur; bouwjaar; remmen; goed onderhoud loopbegrenzers.
Noem 5 algemene veiligheidsvoorzieningen bij hijswerktuigen: • • • • • •
aanduiding verboden onder de last te komen; een automatische lastbegrenzer; een automatische lastmomentbegrenzer; windsnelheidsmeter; bediening door bevoegd personeel; signaalgever = bevoegd persoon
Noem 10 algemene veiligheidsvoorzieningen bij liften: • • • • • • • • • •
snelheidsbegrenzer; schachtput; uitloop en vrije ruimte bovenaan; noodeindschakelaars; kooien met volle wanden; noodverlichting; noodoproepinstallatie (twee richtingen); minimum 2 ophangkabels; bordes en schachtdeuren zijn voorzien van een contact met positieve vergrendeling; verluchtingsopeningen in de kooi.
Noem 10 algemene veiligheidsvoorzieningen bij hoogwerkers: • • • • • •
161/164 Note Tony
aan kooi is er een leuning, tussenleuning en plint; bediening van het dodemanstype; bediening is beschermd tegen toevallige aanrakingen; nooddaalinrichting is voorzien; niet gebruiken zonder voetsteunen of wielblokkering; enkel te gebruiken door bevoegde personen.
6/05/11
Preventie Adviseur Mag men met een heftruck personen naar boven brengen? Welke zijn de vereisten? Dit mag als: • het toegelaten max. gewicht is de helft als van het toegestane gewicht bij lasten; • de kooi en de heftruck worden gekeurd door een E.D.T.C. (externe dienst voor technische controle) – bij in dienststelling en verder om de drie maand. • Er is een beveiliging die de daalsnelheid beperkt bij de breuk van een hydraulische leiding. Noem 5 algemene veiligheidsvoorzieningen bij hefwerktuigen voor voertuigen: • • • • •
er is een overbelastingsbeveiliging; maximum hoogte beperking; beveiliging tegen voetverplettering; automatische blokkering bij ongewild dalen; bediening nooit mogelijk van onder de brug;
Noem 3 algemene veiligheidsvoorzieningen bij een hangstelling: • • •
enkel te gebruiken door bevoegde personen; verboden bij windsnelheden hoger dan 60 km/u; iedere gebruiker moet een veiligheidsharnas dragen dat vastgemaakt mag worden aan de hengstelling;
Noem 3 algemene veiligheidsvoorzieningen bij gebruik van een bak: • • •
max. 2 personen; enkel toegelaten als een ander middel niet mogelijk is; iedere gebruiker draagt een veiligheidsharnas
Wat is aanslagmateriaal: - Dit vormt de verbinding tussen de last en het hefwerktuig - Soorten: • kabels • kettingen • lengen • stroppen • haken • hijsbalken; • rondstroppen; • oogbouten - wettelijke verplichtingen: o moeten steeds een nummer dragen; o de maximum toegelaten last moet er in metrische eenheden op aangebracht worden; 162/164 Note Tony
6/05/11
Preventie Adviseur o er wordt een register bijgehouden waarop alle relevante gegevens ervan bijgehouden worden. • •
Keuring voor ingebruikname (door een EDTC) Er is een periodieke controle (om de drie maand door een EDTC)
Veiligheidsfactoren i.v.m. hijswerktuigen en aanslagmateriaal: -
Zowel hijswerktuigen als aanslagmateriaal is gebouwd voor een maximale last die we dan ook mogen toepassen. Bij het bepalen van deze maximale last heeft de producent een veiligheidsfactor toegepast die ons moet toelaten bij onvoorziene, toevallige overschrijdingen geen breuk te hebben (bijv. voor personenliftkabels is dit X12)
Aanslagfactoren bij het gebruik van aanslagmateriaal: De maximale belasting kan verminderd moeten worden afhankelijk van de aanslagfactor: • de aanslaghoek; (zie cursus) • het aantal dragende parten; • de vervormingfactor (bij het gebruik van aanslagmateriaal anders dan in gestrekte toestand, geplooid bijvoorbeeld moet men de maximale last verminderen met een factor) • de temperatuut ( 0 - -14° = min 25% ; kouder dan –14° = min 50%) Significante veiligheidsfactoren bij hijsmagneten en hijsnoppen: • • •
de oppervlaktetoestand van de magneet moet goed onderhouden worden; de stijfheid van het te heffen stuk is van belang; de metaalsoort is van groot belang (sommige metaalsoorten zijn niet goed magnetisch geleidend)
Wie mag er signalen geven en zijn deze gereglementeerd: • •
de signalen zijn gereglementeerd (KB van 17 juni 1997) mag enkel door een bevoegd persoon = veiligheidsfunctie
Overzicht van de keuringen bij mechanische transportmiddelen Zie cursus. Geef de min. en max. definitie van een intern verkeersplan: •
163/164 Note Tony
min.: een plan van de bedrijfsgebouwen met aanduiding van de wegen en een legende;
6/05/11
Preventie Adviseur •
max.: een geheel van maatregelen betreffende het transport van goederen en personen op de bedrijfsterreinen (instructies, opleiding, signalisatie, aanpassingen aan de gebouwen / aparte ingangen voor goederen en personen /,….
Hoeveel soorten keuringen door een EDTC bestaan er in feite? • • •
164/164 Note Tony
een keuring bij indienstname; een driemaandelijkse keuring; een jaarlijkse keuring die grondiger is.
6/05/11