Behoort bij V.R. 2010/104 Gewijzigd exemplaar gewijzigd is geaccentueerd
Gemeente Ede Notitie ‘De rol van de raad in bestemmingsplanprocedures’
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling oktober 2010
1. Inleiding Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. De gemeenteraad is door de notitie ‘Hoofdlijnen Wet ruimtelijke ordening’ geïnformeerd over de consequenties van de wetswijziging. Een belangrijke doelstelling van de Wro is kortere bestemmingsplanprocedures. Met de voorstellen in deze notitie willen wij: 1. het werkproces rond bestemmingsplannen op een aantal punten optimaliseren en daarmee de totale bestemmingsplanprocedure verkorten. Hiermee wordt de wettelijke doelstelling om de procedure te verkorten behaald en de dienstverlening naar de inwoners en bedrijven verbeterd; 2. tegemoet komen aan de herhaaldelijk geuite wens van de raadscommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (RO) om in een eerder stadium betrokken te worden bij de keuzes op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling; 3. het proces rondom het horen van indieners van zienswijzen verbeteren. Reikwijdte van deze notitie: In deze notitie doen wij geen voorstellen met betrekking tot burgerparticipatie. De voorstellen hieromtrent worden op dit moment nog voorbereid en deze zullen in een later stadium aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Uiteraard zullen besluiten over burgerparticipatie invloed hebben op het proces rondom het tot stand komen van bestemmingsplannen. Ook de WABO (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), met als onderdeel het projectbesluit (omgevingsvergunning), maakt geen onderdeel uit van deze notitie. De gemeenteraad zal over de WABO apart geïnformeerd worden.
2. Huidige proces tot stand komen van een bestemmingsplan Het huidige proces ziet er als volgt uit: Voorbereiding bestemmingsplan In de fase van voorbereiding wordt afgewogen of een verzoek c.q. plan vanuit ruimtelijk oogpunt gewenst is en of het uitvoerbaar is. Hiertoe worden de nodige onderzoeken gedaan. Voorontwerpbestemmingsplan Niet in alle gevallen wordt een voorontwerpbestemmingsplan in (inspraak)procedure gebracht. In de ‘Inspraakverordening gemeente Ede 2009’ is geregeld wanneer inspraak bij ruimtelijke plannen verplicht is. Ten aanzien van partiële bestemmingsplanherzieningen en wijzigings- en uitwerkingsplannen wordt geen inspraak gevoerd, tenzij het plannen betreft die een grote ruimtelijke impact hebben. Voor de overige ruimtelijke plannen wordt inspraak gevoerd. Het college kan besluiten om in een bepaald geval inspraak achterwege te laten. In deze fase wordt ook het vooroverleg gevoerd met de verschillende instanties. Ontwerpbestemmingsplan De ontwerpfase start met een instemming van het college met de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan en eventueel de nota van inspraak en overleg waarin de inspraak- en overlegreacties beantwoord worden. Op dat moment start de formele bestemmingsplanprocedure zoals die is omschreven in de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gepubliceerd en gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens die periode is iedereen in de gelegenheid om zienswijzen in te dienen. De indieners van zienswijzen worden gehoord in de hoorcommissie. Zij krijgen de gelegenheid om de ingediende zienswijze mondeling toe te lichten. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Vervolgens worden de ingebrachte zienswijzen samengevat en van een conceptreactie voorzien. Tevens wordt gekeken of het ontwerpbestemmingsplan zoals dat ter inzage heeft gelegen nog gewijzigd moet worden, ambtshalve dan wel naar aanleiding van de zienswijzen. Nadat dit is voorbereid, wordt er een collegevoorstel gemaakt waarin wordt voorgesteld om in te stemmen met de stukken en deze voor vaststelling naar de raad te zenden. Als het college instemt, worden de stukken besproken in de raadscommissie en vervolgens ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraad. Vaststelling bestemmingsplan De gemeenteraad dient binnen 12 weken na afloop van de termijn van terinzagelegging te beslissen over de vaststelling van het bestemmingsplan en de eventueel ingediende zienswijzen. Beroep Tegen het besluit van de gemeenteraad kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State.
2
3. Raadplegen raadscommissie RO bij bestemmingsplannen Eind 2008 heeft de commissie Ruimtelijke Ontwikkeling te kennen gegeven in een vroegtijdig stadium mee te willen denken over ruimtelijke initiatieven. In januari 2009 (behandeld in de raadscommissie van 10 maart 2009) is door het college een memo opgesteld voor de raadscommissie waarin aangegeven wordt op welke wijze het college hieraan invulling wil geven. Samenvattend komt het erop neer dat de volgende plannen ter consultatie worden voorgelegd aan de raadscommissie RO: 1. maatschappelijke gevoelige functies in stedelijk gebied; 2. landgoedontwikkeling en vestigen van grootschalige niet-agrarisch bedrijven in het buitengebied. Ook plannen die buiten de reguliere beleidskaders vallen, bijvoorbeeld het vestigen van een mestvergistingsinstallatie, zijn hieronder te rangschikken; 3. zaken waarvan de inschatting is dat ze bestuurlijk gevoelig liggen. De raadscommissie heeft in haar vergadering van 10 maart 2009 hiermee ingestemd. Hierbij is voorgesteld om deze werkwijze in september 2010 te evalueren. Knelpunt De bestaande werkwijze blijkt niet goed werkbaar. De selectie van plannen waarover de raadscommissie geraadpleegd dient te worden is niet afdoende gebleken. Een belangrijke reden hiervoor is dat in veel gevallen pas later in de bestemmingsplanprocedure blijkt of een plan maatschappelijk en/of bestuurlijk gevoelig ligt. Recente voorbeelden hiervan zijn het bestemmingsplan omgeving Hakselseweg/Oortveldlaan te Ede (kinderdagverblijf, woningen en kleinschalige bedrijvigheid) en Hessenweg 135/137 (drie kalverhouderijen). Over deze plannen is de raadscommissie niet geraadpleegd omdat deze aan het begin van het proces niet voldeden aan de bovengenoemde criteria. Pas later in de procedure is gebleken dat de plannen maatschappelijk en/of bestuurlijk gevoelig liggen. Verder komen plannen genoemd onder punt 2 sporadisch voor. Voorstel nieuwe werkwijze Met de nieuwe werkwijze streven wij ernaar om het genoemde knelpunt zoveel mogelijk te voorkomen en de raadscommissie tijdig te consulteren over plannen die ertoe doen. Het voorstel is om de bestemmingsplannen in te delen in een aantal categorieën en te bepalen welke categorieën ter consultatie worden voorgelegd. Consultatie moet uiteraard plaatsvinden voordat het plan de (inspraak)procedure ingaat. Bij bestemmingsplannen op aanvraag, dient consultatie van de raadscommissie (alleen bij categoriën 2 en 3, zie hieronder) plaats te vinden voordat de ”principebrief “ (hierin staat aangegeven dat het college in principe medewerking wil verlenen aan het plan) aan de aanvrager de deur uitgaat. Categorieën bestemmingsplannen: Categorie 1: Ontwikkelingen of verzoeken met een beperkt karakter die zich over het algemeen afspelen op perceelsniveau. Er is geen strijd met andere beleidsbeslissingen (bijvoorbeeld monumentenbeleid, detailhandelsbeleid, recreatiebeleid, enz.). Wanneer wel strijd is met andere beleidsterreinen of er sprake is van politieke gevoeligheid vallen deze plannen in categorie 2. Categorie 2: Bestemmingsplannen voor grotere gebieden, die geactualiseerd worden (actualiseringsplannen). Grotere ontwikkelingen met ruimtelijke impact die niet passen binnen het geldende planologische regime. Categorie 3: Grootschalige nieuwe ontwikkelingen (bijv. Enkaterrein, Kernhem) en ontwikkelingen die een ingrijpende omslag in beleid betekenen. Het voorstel is om de raadscommissie RO te consulteren bij plannen in de categorieën 2 en 3. Consultatie vindt plaats door het plan en eventueel de concept-principebrief met bijlagen digitaal voor alle fracties beschikbaar te stellen. De stukken worden begeleid met een brief gericht aan de raadscommissie waarin kort uitleg wordt gegeven over het plan. De leden van de raadscommissie kunnen kennis nemen van de plannen en vragen, opmerkingen, gevoeligheden, e.d. bespreken met de behandelend ambtenaar. De plannen waarover de commissie geconsulteerd dient te worden zullen gebundeld worden en één keer per week of twee weken aan de commissie worden voorgelegd. Een fractie kan voorstellen aan de agendacommissie om het plan alsnog te agenderen voor de vergadering van de raadscommissie.
3
Deze werkwijze zal in de procesbeschrijving bestemmingsplannen uitgewerkt worden. Voorgesteld wordt om de plannen die voorgelegd moeten worden niet automatisch te agenderen voor een commissievergadering om onnodige vertraging in de procedure te voorkomen. Op verzoek van de portefeuillewethouder kan ook een plan in categorie 1 voorgelegd worden. Dit kan bijvoorbeeld wanneer de wethouder van mening is dat er sprake is van maatschappelijke en/of politieke gevoeligheid. Uiteraard blijven raadsleden altijd welkom om de plannen op het gemeentehuis in te komen zien. Zie ook onder punt 5 over de inloopbijeenkomst raadscommissie RO. Het in een vroegtijdig stadium consulteren van de raadscommissie RO, heeft het voordeel dat eventuele knelpunten bij de raadscommissie in een vroegtijdig stadium aan het licht komen en niet pas bij de vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan. Betrokkenheid van de raad bij ruimtelijke plannen is essentieel; de raad is immers het bevoegde orgaan.
4. Het horen van indieners van zienswijzen De personen die een zienswijze hebben ingediend met betrekking tot een ontwerpbestemmingsplan worden nu gehoord door de hoorcommissie. De hoorcommissie is samengesteld uit leden van de raadscommissie Ruimtelijke Ontwikkeling. Alle raadsfracties zijn hierin vertegenwoordigd. Voor de werkwijze van de hoorcommissie verwijzen wij naar bijlage 1. Indieners van zienswijzen krijgen 5 à 10 minuten de gelegenheid om de ingediende zienswijze toe te lichten. De hoorcommissie kan uitsluitend informatieve vragen stellen. Een discussie over de inhoud van de zienswijze vindt niet plaats; de leden van de commissie nemen geen standpunt in over de inhoud van de zienswijze. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Knelpunten In deze fase is een aantal knelpunten te benoemen: • omdat de hoorcommissie de indieners van zienswijzen hoort, moet het plan geagendeerd worden voor de hoorcommissie. De zittingsfrequentie is zodanig, dat dit vaak een vertraging van de bestemmingsplanprocedure tot gevolg heeft van minimaal een maand, maar vaak zelfs van twee maanden; • voor indieners van zienswijzen is het horen in de hoorcommissie onbevredigend, omdat zij slechts hun verhaal kunnen doen en daar geen reactie op krijgen. Ook vindt geen discussie plaats; • indieners van zienswijzen kunnen tevens gebruik maken van het recht om in te spreken in de vergadering van de raadscommissie RO, hetgeen een doublure oplevert voor wat betreft het horen door raadsleden. Oplossingsmogelijkheid Hoorcommissies zijn niet wettelijk verplicht. Onder de Wro bestaat er ook geen verplichting meer om degenen die een zienswijze hebben ingediend in de gelegenheid te stellen om deze nader mondeling toe te lichten. Afschaffen van de hoorcommissie Het is mogelijk om de hoorcommissie af te schaffen. Voor wat betreft het horen door raadsleden kan richting de indieners van zienswijzen aangegeven worden dat zij hun zienswijzen mondeling kunnen toelichten bij de behandeling van het bestemmingsplan in de vergadering van de raadscommissie Ruimtelijke Ontwikkeling. Dat is op dit moment ook al mogelijk, maar dat betekent ook direct dat er ‘dubbel’ gehoord wordt door raadsleden. Het afschaffen van de hoorcommissie is hierdoor een efficiënte oplossing. Voordeel van het horen in de raadscommissie is, dat de commissieleden en de indieners van zienswijzen in de zienswijzenota een conceptreactie hebben kunnen lezen. Hierdoor kunnen er gerichte vragen gesteld worden aan de indieners van zienswijzen. Hiermee wordt aan het horen door raadsleden ook meer gewicht gegeven. In de huidige situatie (in de hoorcommissie) is er immers geen sprake van een discussiemogelijkheid tussen raadsleden en de indieners van zienswijzen. Ook voor de insprekers is dit een pluspunt; nu houdt men een verhaal zonder reactie van de hoorcommissie. Tijdens de raadscommissie kan er ook inhoudelijk ingegaan worden op hetgeen wordt aangegeven. Insprekers horen daarna ook gelijk wat het bestuur vindt van hun standpunt. Invoeren van een zienswijzeoverleg Het horen van indieners van zienswijzen heeft wel meerwaarde. Met name wanneer het horen gericht is op het bezien of aan de bezwaren die er leven tegemoet kan worden gekomen. In ieder geval hier serieus over in gesprek te gaan. Het voorstel is om het horen niet te laten plaatsvinden in de hoorcommissie op de wijze zoals dat nu gebeurt, maar in een zogenaamd zienswijzeoverleg. Aan dit overleg nemen deel de portefeuillewethouder, de behandelend ambtenaar, een onafhankelijk secretaris, de personen die een zienswijze hebben ingediend en de aanvrager van het plan. Per bestemmingsplan vindt een zienswijzeoverleg plaats, welke openbaar is (eventueel kan een raadslid als toehoorder aanschuiven).
4
De indiener(s) van zienswijzen en de aanvrager van het plan kunnen tijdens het overleg met elkaar in gesprek gaan. Het horen dient plaats te vinden voordat de zienswijzenota wordt opgesteld, zodat er ruimte is voor een dialoog tussen de bezwaarmaker, de aanvrager van het plan en de gemeente. In dit stadium kan bekeken worden of het mogelijk is om aan de bezwaren (gedeeltelijk) tegemoet te komen. Na het horen wordt de zienswijzenota opgesteld. Het verslag van het horen wordt toegevoegd aan de zienswijzenota. Het voordeel van deze werkwijze is dat, meer dan nu, een dialoog plaats vindt om te bezien of aan de zienswijzen tegemoet kan worden gekomen. Uiteraard zal hiertoe (indien van toepassing) ook met aanvragers van het plan overleg gevoerd dienen te worden. De precieze werkwijze van het zienswijzeoverleg zal nog worden uitgewerkt. De vraag is of de bovenstaande werkwijze nadelen heeft ten opzichte van de huidige werkwijze. Dit is niet het geval. De indieners van zienswijzen worden in eerste instantie gehoord in het zienswijzeoverleg, daarna in de raadscommissie Ruimtelijke Ontwikkeling. Het blijft dus mogelijk voor de indieners van zienswijzen om (via het spreekrecht) gehoord te worden door raadsleden. In het zienswijzeoverleg wordt afgewogen of het mogelijk is om aan de bezwaren tegemoet te komen. Voor wat betreft het horen in de raadscommissie Ruimtelijke Ontwikkeling kan gesteld worden dat de raadsleden een goed beeld hebben van de zienswijzen en een mogelijke reactie daarop. Dit is winst ten opzichte van de huidige situatie, waarin er een zeer formele hoorzitting wordt gehouden. Wat dat betreft zijn er dan ook geen nadelen te benoemen ten opzichte van de huidige situatie. De volgende punten zijn bij deze werkwijze wel van belang: •
•
tussen de vergadering van de raadscommissie en de gemeenteraadsvergadering zit niet veel tijd voor het eventueel doorvoeren van aanpassingen aan het plan (in reactie op de zienswijzen). Dit vereist snel handelen van de verschillende partijen; indien uit het zienswijzeoverleg of uit de commissievergadering blijkt dat een ingrijpende wijziging van het plan wenselijk wordt geacht, moet het plan opnieuw als ontwerp ter inzage worden gelegd. Een bestemmingsplan kan gewijzigd worden vastgesteld, maar deze wijzigingen mogen niet van ingrijpende aard zijn. Wanneer dat het geval is moet opnieuw een ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd, zodat een ieder hiertegen zienswijzen kan indienen.
Voorstel Het afschaffen van de hoorcommissie en het horen van indieners van zienswijzen in een zienswijzeoverleg, zoals eerder beschreven, is een efficiënte oplossing. De indieners van zienswijzen worden in voldoende mate gehoord, in eerste instantie in het zienswijzeoverleg daarna door de raadscommissie RO via het spreekrecht. Het horen is meer gericht op het voeren van een dialoog tussen indieners van zienswijzen en gemeente. De hoorcommissie is in dit geval (voor wat betreft de termijn) geen belemmerende factor meer. Bovendien worden doublures voorkomen (horen in de hoorcommissie door raadsleden en daarna in de raadscommissie).
5. Inloopbijeenkomst raadscommissie RO Uit de vergaderingen van de hoorcommissie blijkt wel dat de leden, naar aanleiding van de ingediende zienswijzen, behoefte hebben aan een nadere uitleg over de bestemmingsplannen die worden voorgelegd. Voorstel Om aan deze behoefte tegemoet te komen stellen wij voor om één uur vóór aanvang van de fractievergaderingen, een informele inloopbijeenkomst te organiseren voor de leden van de raadscommissie. Hier bestaat de gelegenheid voor commissieleden om vragen te stellen over bestemmingsplannen aan de behandelend ambtenaar. De voordelen hiervan zijn: • technische en juridische vragen over de bestemmingsplannen worden vóór de commissievergadering beantwoord in plaats van tijdens; • de raadscommissie kan zich concentreren op de politieke en de inhoudelijke discussie doordat technische en juridisch vragen vooraf kunnen worden beantwoord; • een efficiëntere werkwijze. Het inloopmoment voor de raadscommissie kan worden uitgebreid met de bestemmingsplannen uit categorie 2 en 3 waarover de commissie geconsulteerd is. Zo kunnen de raadsleden op de hoogte blijven van de voortgang en tussendoor vragen stellen over de plannen. Aan de raadsleden zal gevraagd worden om vóór de bijeenkomst aan te geven aan de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling over welk plan zij nadere uitleg wensen. Dan zal de behandelend ambtenaar aanwezig zijn om het raadslid te woord te staan. In het verleden zijn deze bijeenkomsten ook georganiseerd maar werd door de afdeling bepaald welke plannen er gepresenteerd werden. Met dit voorstel leggen wij het initiatief bij de raadsleden. Uiteraard blijft het ook altijd mogelijk om op andere momenten ambtenaren te benaderen.
5
6. Vergaderfrequentie raadscommissie RO/gemeenteraad Een ontwerpbestemmingsplan moet binnen 12 weken na afloop van de termijn van ter inzage legging worden vastgesteld door de gemeenteraad. Overschrijding van de termijn heeft tot gevolg dat een geldende aanhoudingsplicht ten aanzien van een beslissing op een aanvraag om bouwvergunning vervalt. Dit betekent dat de bouwvergunning verleend moet worden ondanks dat dit niet past in het vast te stellen bestemmingsplan. Knelpunt Het knelpunt hierbij is dat de vergaderfrequentie van de raadscommissie RO en de gemeenteraad in 2010 zo beperkt is, dat hierdoor vertragingen optreden. In het jaar 2010 zijn er 7 raadsvergaderingen waarin bestemmingsplannen kunnen worden vastgesteld. Dit betekent in bepaalde gevallen een vertraging van een aantal maanden. Om een voorbeeld te noemen: om de raadsvergadering van 11 februari 2010 te kunnen halen, dient een raadsvoorstel op 15 december 2009 in het college behandeld te worden. Indien 15 december in het college niet gehaald wordt, dan schuift het voorstel gelijk door naar de raadsvergadering van 15 april 2010 (in maart stond geen raadsvergadering gepland). Dit betekent een vertraging van twee maanden. Een ander voorbeeld: de laatste raadsvergadering vóór de zomer was in 2010 1 juli. De laatste collegevergadering voor deze raad was 27 april 2010. Indien 27 april niet behaald kan worden, schuift een raadsvoorstel door naar de raad van 30 september 2010. Dit betekent een vertraging van drie maanden. In 2011 staan er wederom maar 7 raadsvergaderingen gepland. Voorstel Een oplossing voor dit probleem is de vergaderfrequentie verhogen. Feitelijk zou er in elk geval voor de bestemmingsplannen iedere maand een gemeenteraadsvergadering moeten zijn om bestemmingsplannen vast te kunnen laten stellen. Bovendien komt het regelmatig voor dat de vergaderingen van de raadscommissie behoorlijk vol zijn vanwege het grote aantal bestemmingsplannen dat geagendeerd is (dit is onder andere het gevolg van de lage vergaderfrequentie). Iedere maand een raadsvergadering is, o.a. vanwege de financiële consequenties, niet haalbaar. In overleg met de raadsgriffier, stellen wij voor om niet zondermeer de vergaderfrequentie van de raadscommissie en de raad te verhogen maar indien nodig, een extra vergadering te plannen voor de raad en eventueel de raadscommissie. Voor wat betreft de vergaderingen van de raadscommissie kan eventueel gebruik worden gemaakt van de te reserveren extra data voor commissievergaderingen en de extra vergaderingen gepland voor de Veluwse Poort.
7. Samenvatting voorstellen Samenvattend stellen wij de raad het volgende voor: 1. akkoord te gaan met de voorgestelde werkwijze inzake het raadplegen van de raadscommissie RO bij ruimtelijke plannen; 2. de hoorcommissie af te schaffen. Het horen door raadsleden van indieners van zienswijzen zal plaatsvinden in de raadscommissie RO; 3. per bestemmingsplan een zienswijzeoverleg te beleggen bestaande uit de portefeuillewethouder, de behandelend ambtenaar, een onafhankelijk secretaris, de indiener(s) van zienswijzen en de aanvrager. 4. een (informele) inloopbijeenkomst voor commissieleden in het leven te roepen welke start één uur vóór aanvang van de fractievergaderingen; 5. de voorstellen genoemd onder 1 t/m 4 in te laten gaan per 1 januari 2011 en deze werkwijze na één jaar te evalueren.
6