1 Vive l’Amérique: in den beginne... ik ben te dik
Ik houd van mijn tweede thuisland, maar voor dat zover was, hield ik als student in Massachusetts van chocolate chip cookies en brownies. Ik kwam bijna tien kilo aan. Mijn relatie met Amerika begon met mijn liefde voor de Engelse taal. We ontmoetten elkaar op het lycée (middelbare school) toen ik elf was. Op Franse literatuur na was Engels mijn favoriete vak en ik aanbad mijn leraar Engels. Hij was nog nooit in het buitenland geweest, maar sprak Engels zonder Frans of zelfs Brits accent. Dat had hij geleerd tijdens de oorlog, toen hij in een krijgsgevangenkamp belandde met een leraar uit Weston, Massachusetts. (Ze hadden vast veel tijd om te oefenen.) Zonder te weten of ze het zouden overleven, besloten ze dat als dat het geval zou zijn, ze een uitwisselingsprogramma voor middelbare scholieren zouden starten. Ieder jaar zou er een leerling uit de Verenigde Staten bij ons komen en zou er een leerling van onze school naar Weston gaan. Het programma bestaat nog steeds en is zeer gewild. Tijdens mijn laatste jaar op het lycée waren mijn cijfers goed genoeg om me ervoor op te geven, maar ik was er niet in geïnteresseerd. Ik wilde graag leraar of docent Engels worden en wilde daarom naar de plaatselijke universiteit. Ik was achttien en was uiteraard straalverliefd op een jongen uit mijn stad. Hij was de coqueluche, de lieveling van alle meisjes; de knapste, doch niet intelligentste jongen die ik kende. Ik wilde niet bij hem weg en piekerde er dus geen moment over om me voor Weston op te geven. Op het schoolplein werd tussen de lessen door echter over bijna niets anders gepraat. De favoriet onder mijn vrienden was Monique. Ze wilde heel graag gaan en bovendien was ze de beste van onze klas, iets dat ook aan de selectiecommissie niet onopgemerkt voorbij was gegaan. De commissie 24
werd voorgezeten door mijn leraar Engels en bestond verder uit leden van de oudercommissie, andere leraren, de burgemeester, de plaatselijke katholieke priester en de protestantse dominee. Op maandagmorgen toen de beslissing over wie zou gaan bekendgemaakt zou worden, werd er echter alleen gemeld dat er nog geen beslissing genomen was. Die donderdagochtend, toen ik thuis was – omdat we toen op donderdag niet naar school gingen, maar wel een halve dag op zaterdag –stond op een gegeven moment mijn leraar Engels op de stoep. Hij was voor mijn moeder gekomen, wat vreemd was, omdat ik zulke goede cijfers had. Zodra hij weg was – hij vertrok met een grote grijns op zijn gezicht, maar zei alleen ‘hallo’ – riep mijn moeder me bij zich. Er was iets ‘très important’. De selectiecommissie had geen geschikte kandidaat gevonden. Toen ik naar Monique vroeg, probeerde mijn moeder me uit te leggen wat iemand van mijn leeftijd niet makkelijk kon begrijpen: mijn vriendin had prachtige cijfers, maar haar ouders waren communisten, en dat kon niet in Amerika. De commissie had er uitgebreid over gediscussieerd (het was een klein plaatsje en iedereen wist alles van iedereen), maar ze konden niet anders dan concluderen dat Frankrijk niet vertegenwoordigd kon worden door een communistendochter! Mijn leraar had mij als alternatief voorgesteld en de andere leden van de commissie hadden ermee ingestemd, maar omdat ik me niet eens had opgegeven, moest hij eerst mijn ouders ervan overtuigen om me te laten gaan. Mijn liefhebbende vader, die mij nooit een jaar had laten gaan, was niet thuis. Misschien rekende mijn leraar hierop, hij wist mijn moeder in ieder geval wel te overtuigen. Het echte werk moest toen door mijn moeder gedaan worden, want zij moest niet alleen mijn vader, maar ook mij zien te overtuigen. Niet dat zij het makkelijk vond om me te laten gaan, maar mamie was altijd verstandig en had een vooruitziende blik. Bovendien kreeg ze meestal haar zin. Ik maakte me grote zorgen over wat Monique zou zeggen, maar toen eenmaal bekend werd dat ik was gekozen, was zij de eerste die zei wat een goede ambassadrice ik zou zijn. Communistische gezinnen waren blijkbaar heel open en praktisch over zulk soort zaken en Monique wist van het 25
begin af aan dat de ideologie van haar familie het haar moeilijk zou maken. Dus ging ik. Het was een fantastisch jaar, een van de beste van mijn jongemeisjesjaren, dat mijn hele levensloop veranderde.Weston, een rijke buitenwijk van Boston, leek voor een jong Frans meisje een droom. Het was er groen, mooi aangelegd, ruim, er stonden enorme huizen en er woonden rijke, goed geschoolde gezinnen. Je kon er tennissen, paardrijden, golfen, er waren zwembaden en ieder gezin had twee of drie auto’s – zowel toen als nu een enorm verschil met het oosten van Frankrijk. Ik maakte dat jaar heel veel nieuwe dingen mee, maar uiteindelijk was het me te veel en dan heb ik het niet over het land zelf. Naast alle nieuwe vrienden en nieuwe ervaringen die ik opdeed, begon er zich iets heel anders, iets sinisters af te tekenen. Voor ik het goed en wel in de gaten had, was het bijna zeven kilo zwaar… misschien wel meer. Het was augustus, de laatste maand voor ik naar Frankrijk terug zou gaan. Ik was met een van mijn gastgezinnen in Nantucket toen ik de eerste klap kreeg: ik zag mezelf in badpak. Mijn Amerikaanse moeder, die iets dergelijks met een andere dochter had meegemaakt, zag direct wat er aan de hand was. Omdat ze goed kon naaien, kocht ze een prachtige lap linnen en maakte een zomerjurk voor me. Daar leek het probleem mee opgelost, maar het was in werkelijkheid een uitstel van executie. Tijdens mijn laatste weken in Amerika was ik erg teneergeslagen over het feit dat ik spoedig mijn nieuwe Amerikaanse vrienden en familie zou moeten verlaten. Bovendien maakte ik me zorgen over wat mijn Franse vrienden en familie over mijn nieuwe uiterlijk zouden zeggen. Ik had het in mijn brieven nooit over mijn gewichtstoename gehad en had op een of andere manier altijd foto’s kunnen sturen waar ik vanaf mijn middel op stond. Het moment van de waarheid naderde.
26
2 La Fille Prodigue: de terugkeer van de verloren dochter
Samen met de nieuwe Amerikaanse student uit Weston reisde ik met de ss Rotterdam – veel Fransen staken eind jaren zestig nog het liefst per schip de Atlantische Oceaan over – naar Le Havre, waar we werden afgehaald door mijn vader en mijn broer. Omdat hij me een jaar lang niet gezien had, verwachtte ik dat mijn vader, die het hart altijd op de tong droeg, me in verlegenheid zou brengen door de gangplank te blokkeren om me te kussen en omhelzen. Maar toen ik de kleine Fransman met zijn karakteristieke baret (een baret, ja) zag staan, keek hij verbluft. Terwijl ik – nu met enige twijfel – naar hem toe liep, bleef hij me aanstaren en toen ik dichterbij kwam zei hij in het bijzijn van mijn Amerikaanse reisgezel en broer: ‘Tu ressembles à un sac de patates’ (Je lijkt op een zak aardappels). Dat is alles wat hij tegen zijn geliefde dochter, die eindelijk weer thuis was kon zeggen en sommige dingen klinken ook in het Frans niet beter. Ik wist waar hij aan dacht; niet aan zo’n klein kilozakje, maar aan zo’n grote jutezak die aan groentewinkels en restaurants geleverd wordt. Gelukkig sprak het meisje uit Weston nog niet zoveel Frans, anders zou ze een niet al te beste eerste indruk van het Franse familieleven gehad hebben. Niets is op je negentiende pijnlijker dan dit en ik kan het tot op de dag van vandaag voelen. Maar mijn vader was op dat moment niet gemeen. Tact is nooit zijn sterkste kant geweest, maar de ouders van toen waren nog niet zo bedacht op de overgevoeligheid van een tiener over haar uiterlijk en gewicht als die van nu. Zijn verschrikkelijke ontvangst had meer te maken met niet goed voorbereid zijn. Maar toch, het was een enorme klap. Ik was verdrietig, boos, verbijsterd en hulpeloos tegelijk en kon de gevolgen ervan nog niet overzien. Op weg naar huis in Oost-Frankrijk stopten we een paar dagen 27
in Parijs om mijn vriendin uit Weston de stad van de lichtjes te laten zien, maar doordat ik zo slechtgehumeurd was, wilde iedereen daar zo snel mogelijk weer weg. Ik heb Parijs voor iedereen verpest. Ik zat helemaal in de knoop. De maanden daarna waren erg ongemakkelijk. Ik wilde niet dat iemand me zag, maar iedereen wilde ‘l’Américaine’ zien. Mijn moeder begreep direct waarom ik dikker was geworden en hoe ik me voelde. Ze ging voorzichtig te werk en vermeed het onvermijdelijke onderwerp – vooral misschien omdat ik haar algauw een betere reden gaf om zich zorgen te maken. Omdat ik iets van de wereld gezien had, wilde ik niet meer naar de plaatselijke universiteit, maar wilde ik talen gaan studeren aan een grande école (universiteit) in Parijs. Bovendien wilde ik tegelijkertijd literatuur gaan studeren aan de Sorbonne. Het was een ongebruikelijke keus en een belachelijke hoeveelheid werk die ik me op de hals haalde. Mijn ouders waren bovendien helemaal niet blij met het idee van Parijs. Als ik toegelaten zou worden, wat onwaarschijnlijk was gezien de grote competitie, zouden ze een groot emotioneel en financieel offer moeten brengen om mij drieënhalf uur van huis te laten zijn. Ik moest er hard voor knokken, maar dankzij mijn volharding lieten ze me uiteindelijk naar Parijs gaan om het moeilijke toelatingsexamen te doen. Ik slaagde en eind september verhuisde ik naar Parijs. Ze wilden altijd het beste voor me. Tegen Allerheiligen (1 november) was ik weer twee kilo zwaarder en met Kerstmis nog eens twee. Ik was 1.62 meter lang, dus naar iedere maatstaf te dik en ik kon geen van mijn kleren nog aan, zelfs mijn Amerikaanse zomerjurk niet. Ik had twee flanellen jurken van hetzelfde model, maar dan ruimer, om mijn rondingen te verhullen. Ik vroeg mijn kleermaker om ze zo snel mogelijk te maken en haatte mezelf ieder moment van de dag. Mijn vaders faux pas in Le Havre leek steeds gegronder. Het waren verwarrende tijden van mezelf in slaap huilen en zo snel mogelijk langs spiegels lopen. Het is misschien helemaal niet zo’n vreemde ervaring voor een negentienjarige, maar het overkwam geen van mijn Franse vriendinnen. Toen gebeurde er echter een wonder, of dokter Wonder moet ik 28
misschien zeggen. Om me niet nog meer in verlegenheid te brengen, had mamie onze huisarts dokter Meyer heel discreet gevraagd om tijdens de kerstvakantie een huisbezoek te brengen. Dokter Meyer had me zien opgroeien en was de vriendelijkste man die ik kende. Hij verzekerde me dat ik heel makkelijk mijn oude vorm weer terug kon krijgen en dat het gewoon een kwestie van wat ‘oude Franse trucs’ was. Hij beloofde me dat ik met Pasen weer bijna de oude zou zijn en in juni, aan het eind van het schooljaar, mijn oude badpak dat ik naar Amerika had meegenomen weer aan zou kunnen. Net als in een sprookje zou het ons geheim zijn. (‘Het heeft geen zin om anderen over de details van ons plan te vertellen,’ zei hij.) Mijn overgewicht zou veel sneller verdwijnen dan het eraan kwam. Dat klonk me geweldig in de oren. Natuurlijk wilde ik dokter Meyer vertrouwen en gelukkig leken er destijds weinig alternatieven te bestaan.
Dokter Wonders recept Drie weken lang moest ik álles opschrijven wat ik at. Deze strategie is bekend van Amerikaanse lijnmethoden zoals die van Weight Watchers, maar ik moest niet alleen opschrijven wat en hoeveel ik at, maar ook waar en wanneer. Ik hoefde geen calorieën te tellen (niet dat ik dat gekund had), maar alleen te registreren wat ik at en dronk om hem een inzicht te geven in de voedingswaarde van wat ik consumeerde (dat was de eerste keer dat ik van deze term hoorde). Omdat dat echter het enige was wat ik hoefde te doen, vond ik dat geen enkel probleem. Dit is ook waar jij mee moet beginnen. Dokter Meyer stond er niet op dat ik heel precieze hoeveelheden opschreef. ‘Schat het maar,’ zei hij, waarbij ‘een portie’ ongeveer evenveel als een middelgrote appel was. Omdat de grootste vijand van een gebalanceerd dieet steeds grotere porties zijn, stel ik echter voor om iets nauwkeuriger te werk te gaan en een keukenweegschaal te gebruiken. (Het is misschien makkelijker om brood, waarvan de sneden hier soms gigantisch zijn, te wegen in plaats van met een appel – die hier ook groter lijkt – te vergelijken.) 29
Drie weken later was ik tijdens het weekend weer thuis en even voor twaalf uur ’s middags kwam dokter Wonder, een gedistingeerd man met grijze slapen, weer op huisbezoek. Hij bleef ook lunchen. Daarna bekeek hij mijn dagboek en ontdekte direct een patroon dat mij, hoewel ik alles braaf opschreef, geheel was ontgaan. Op weg van mijn kamer in het zevende arrondissement naar de universiteit zaten niet minder dan zestien banketbakkerijen. Zonder het echt te merken draaiden mijn maaltijden meer en meer om banket. Omdat ik in Parijs woonde, kon mijn familie dit niet weten, dus als ik thuiskwam, maakte mijn moeder natuurlijk mijn favoriete gerechten voor me klaar – niet wetende dat ik al extra toetjes at, zelfs onder haar dak. Mijn Parijse banketliefhebberij was heel divers. ’s Morgens at ik een croissant, een pain au chocolat, een chouquette of een tarte au sucre. Tussen de middag ging ik voor het middageten langs bij Poîlane, de beroemde bakkerij, waar ik een heerlijke pain aux raisins, tarte aux pommes (appeltaart) of petits sablés kocht. Daarna ging ik naar een café voor een jambon beurrée (een met boter besmeerd stokbroodje met ham) en at wat er nog van het gebak van Poîlane over was. Als drank koos ik koffie. Mijn avondeten bevatte altijd en bestond soms alleen uit een eclair, Paris Brest, religieuse of millefeuille (buiten Frankrijk wordt dit vreemd genoeg een napoleon genoemd) – altijd iets romigs, vol boter en zoetigheid. Soms kocht ik als goûter (middagtussendoortje) zelfs een palmier (een grote koek van bladerdeeg met een suikerlaagje erop). Als studente leefde ik van voedsel dat ik nadat ik het gekocht had direct kon opeten. Ik at bijna nooit groente en mijn dagelijkse portie fruit was afkomstig uit fruitgebakjes. Ik at dit onevenwichtige dieet zonder er ook maar een seconde over na te denken en was uiterst tevreden, behalve dan natuurlijk over hoe ik eruitzag. Dit was duidelijk geen voedsel dat ik in Amerika had leren eten, want de straten waren daar niet bepaald met onweerstaanbare patisserieën gevuld. (Zowel toen als nu was er echter geen tekort aan warme chocolate chip cookies en heerlijk roomijs, om nog maar te zwijgen over de enorme variatie aan supermarktsnoepgoed, dat veel slechter dan boter en room was.) Zoals ik echter zou ontdekken, zat het hem in de Amerikaanse maníér van eten die ik overge30
nomen had, waardoor ik aan de gevaren van het Parijse mijnenveld werd blootgesteld. Ik had in Amerika namelijk een paar slechte gewoonten geleerd. Ik at staande, maakte niet zelf mijn eten klaar en leefde net als mijn medestudenten van van alles en nog wat (‘n’importe quoi’, zoals de Fransen zeggen). Vooral gevaarlijk waren de brownies en bagels. Zoiets hadden we thuis niet, dus hoe moest ik weten hoe slecht ze zijn? Toen ik weer in Frankrijk was, ging ik door met ‘n’importe quoi’ te eten, hoewel ik geen brownies meer at. Misschien miste ik mijn gastland en was ik op zoek naar mijn madeleine, mijn herinneringen aan vroegere zoetigheden. Ik ging in ieder geval heel makkelijk met alle Franse heerlijkheden om. Ik raakte aan millefeuilles verslaafd en net als een verslaafde had mijn lichaam een steeds grotere behoefte aan hetgeen dat voorheen in kleine doses al heerlijk bedwelmend was. Het was tijd om af te kicken. Gelukkig had dokter Wonder nooit van cold turkey gehoord. (De Fransen geven niet veel om dinde, hoe warm of koud ook.) Dokter Wonders aanpak was veel minder confronterend, veel beschaafder. Ieder van ons heeft volgens hem twee kanten. De ene wil gezond en slank zijn, de andere wil iets anders. De ene ziet het totaalbeeld – welzijn, eigendunk, de laatste mode aan kunnen – terwijl de andere verwennerijen wil, en wel direct. De ene is Narcissus die zich over de vijver buigt de ander is Pantagruel, die zich over de tafel buigt. De kunst, zei hij, is niet om de tweede te verslaan, maar om tot een rapprochement te komen, om die twee kanten van jezelf met elkaar in het reine te brengen en om zowel je wilskracht als je hang naar verwennerij de baas te worden. Dat was de Franse methode. Vergeet echter niet, zei hij, ‘il y a poids et poids’ (je hebt gewicht en gewicht). Je hebt het ‘ideale’ lichaamsgewicht dat je in grafieken van verzekeringsmaatschappijen tegenkomt en alleen op je lengte gebaseerd is; je hebt het ‘modegewicht’, een ideaal maar minder natuurlijk gewicht dat sterk beïnvloed wordt door de commercie en je hebt het ‘goedegevoelgewicht’, het gewicht waarbij je bien dans ta peau (goed in je vel) zit, zoals Montaigne zegt. Dit laatste begrip, bien dans sa peau, is wat dokter Wonder ons tot doel stel31
de. Dit is het gewicht waarbij je kunt zeggen: ‘Ik voel me goed en ik zie er goed uit’… Het precieze gewicht verandert naarmate je leven vordert, maar het is altijd gebaseerd op de kunst om een beetje streng en hedonistisch tegelijk te zijn, twee begrippen die niet zo lastig of zelfs tegenstrijdig zijn als velen denken. (Wees niet bang, ik begrijp de calvinistische inslag; mijn familieleden zijn hugenoten, Franse protestanten.) Dokter Wonders mantra was: tout est question d’équilibre (het is allemaal een kwestie van evenwicht), wat ik destijds van hem overnam en waar ik nog steeds in geloof. Onze missie was om mijn persoonlijke equilibrium te vinden, om me bien dans ma peau te voelen. Hij vertelde me dat er niets mis was met het eten van gebak, maar mijn consumptie ervan was onevenwichtig geworden. De drie erop volgende maanden moest ik dus gaan minderen, minder calorierijke alternatieven vinden en het gebak voor verwennerijen bewaren, wat ook de bedoeling ervan is. Dit was niet zozeer een kwestie van mezelf dingen ontzeggen, alswel van over de dingen nadenken en me aanpassen, want zoals ik zou ontdekken heeft het bereiken van een evenwicht meer te maken met onze hersens dan met onze maag. Het gaat erom dat we ontdekken wat nos petits démons zijn, zoals de goede dokter ze noemde, en daarmee om leren gaan. (Als je eenmaal beseft dat het veranderen van je gewoonten een kwestie is van het veranderen van een bepaald gedachtepatroon, zul je zien dat de enige effectieve aanpak de aanpak is waarbij je je hoofd gebruikt.) Later ging ik al mijn favoriete dingen weer eten, maar op een gebalanceerde manier, waardoor ik ervan kon genieten zonder me schuldig te voelen of aan te komen. Makkelijker gezegd dan gedaan? Peut-être. Je zult het zien naar gelang het verhaal vordert. Dokter Wonder was een goede salonpsycholoog. Hij zag het waardevolle van de meeste diëten, zelfs van diëten die op de lange termijn niet slagen, namelijk dat ze je direct een opkikker geven. Het moeilijkste van het veranderen van je gewoonten is om over die eerste drempel te komen. Iedereen kan in het begin dan ook wel wat aanmoediging gebruiken. Het equilibrium is iets dat geleidelijk moet groeien, je kunt het jezelf niet zomaar opleggen. Zo32
doende moest ik die zaterdag iets speciaals doen om me op de week erna voor te bereiden, maar daarna zou ik het van week tot week aankijken. Normaal at ik tijdens weekenden en vakanties extra lekkere dingen, maar geleidelijk aan leerde ik slimmer te eten door de week erna voor die weekenden te compenseren. Dokter Wonder hield zelf ook van lekker eten en heeft me een aantal recepten gegeven waarvan het volgende voor dat eerste, ‘moeilijke’ weekend het belangrijkste was. Nu ik erop terugkijk, was het echter door zijn ‘magische preisoep’ helemaal niet zo moeilijk. De preisoeptruc werd al generaties lang door de plaatselijke vrouwen toegepast en de dokter had het recept zowel aan mijn moeder als mijn oma voorgeschreven. Prei heeft een licht diuretisch effect, maar is voedzaam en bevat weinig calorieën. Zo’n 48 uur preisoep eten en al het water drinken dat je wilt gaf me dan ook een goede start op weg naar een nieuw lichaam. Het was voor mij het begin van een levenslange toewijding aan mijn welzijn en ik ontdekte bovendien hoe lekker ik prei vind. Ik pas deze truc zo af en toe nog steeds toe. Probeer hem in het weekend na je eerste week van opschrijven.
magische preisoep Voor 1 persoon voor een heel weekend 1 kilo prei 1 grote pan water om de prei ruim onder water te zetten 1. Maak de preien schoon en spoel ze goed af om zand en klei te verwijderen. Snijd de uiteinden van het groen eraf, zodat je het wit plus een flink stuk groen overhoudt. (Bewaar de afgesneden stukken groen voor bouillon.) 2. Doe de preien in een grote pan en zet ze onder water. Breng ze aan de kook en laat ze zonder deksel op de pan 20-30 minuten sudderen. Giet het water af en houd het apart. Leg de preien in een kom.
33
Drink om de twee à drie uur een kop van het vocht (naar smaak opgewarmd of op kamertemperatuur). Eet de preien als maaltijd of wanneer je trek hebt en neem dan een hoeveelheid prei van een halve kop per keer. Sprenkel er een paar druppels extra vierge olijfolie en citroensap overheen en kruid het bescheiden met wat peper en zout. Je kunt er eventueel ook wat gehakte peterselie aan toevoegen. Twee dagen lang is dit je voeding, tot zondagavond, want dan kun je een stukje vlees of vis (100-170 gram – doe die weegschaal nog niet weg!), twee soorten gestoomde groente met wat boter of olie en een stukje fruit eten.
Alternatief Ik heb echt met degenen die niet van de zoete smaak en fijne structuur van prei houden te doen, maar op den duur ga je het vast lekker vinden. Zo niet, volg dan het recept van mijn nicht in Aix-enProvence. Na de geboorte van haar twee zonen wilde ze wat kilo’s kwijtraken, maar ze hield niet van prei. Een buurvrouw van haar stelde voor de smaak van de prei met andere smakelijke en gezonde ingrediënten te verdoezelen. Dit is de Provençaalse versie, ook wel bekend als soupe mimosa.
mimosasoep 1 krop sla ½ pond wortels ½ pond knolselderij ½ pond rapen ½ pond bloemkool 1 pond prei 2 hardgekookte eieren in stukjes gesneden ½ kop gehakte peterselie 1 grote pan en genoeg water om de groenten onder water te zetten
34
(Voor alle recepten geldt: met een kop wordt een kop of mok met een inhoud van 2 dl bedoeld.) 1. Maak alle ingrediënten goed schoon, snijd ze in grove stukken en doe ze, met uitzondering van de bloemkool en peterselie, in de pan. Voeg er ruim water bij, breng het aan de kook en laat de soep 40 minuten zonder deksel op de pan sudderen. Doe er vervolgens de bloemkool bij en kook de soep opnieuw 15 minuten. 2. Giet de inhoud van de pan in de kom van een keukenmachine en pureer de gekookte groenten. 3. Serveer in een kom en voeg er nog wat peterselie en stukjes hardgekookt ei aan toe. Eet op zaterdag en zondag zo om de drie uur één kop soep (opgewarmd of op kamertemperatuur) tot de zondagavondmaaltijd van vis of vlees, twee soorten gestoomde groenten met wat boter of olie en een stukje fruit. Hoewel het minder vloeibaar en magisch dan de preisoep is, is het een heel smakelijk en even effectief alternatief. Beide versies zijn zo lekker en de meeste mensen vinden ze zo smakelijk, dat het heel moeilijk is om ze als rantsoen te zien. Als de smaak van deze soepen nieuw voor je is, schrijf er dan over op een nieuwe bladzijde in het aantekenboekje waar je de afgelopen drie weken in hebt opgeschreven wat je hebt gegeten. Na verloop van tijd ga je door deze oefening meer van je eten genieten en wil je misschien zelfs regelmatig je gastronomische ervaringen–waaronder die met wijn, zoals serieuze oenologen doen – blijven optekenen.
35