INHOUD
BLZ
1.
INLEIDING ................................................................................3
1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Aanleiding....................................................................................... 3 Het plangebied ............................................................................... 4 Voorgaand bestemmingsplan ........................................................ 4 Leeswijzer ...................................................................................... 5
2.
BESCHRIJVING PLANGEBIED...............................................6
2.1. 2.2. 2.3.
Historisch perspectief ..................................................................... 6 Stedenbouwkundige structuur........................................................ 6 Huidige situatie............................................................................... 8
3. UITGANGSPUNTEN, RANDVOORWAARDEN EN BELEIDSKADER ..............................................................................13 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6.
Inleiding ........................................................................................ 13 Toekomstige situatie .................................................................... 13 Cultuurhistorische waarden.......................................................... 16 Verkeer ......................................................................................... 21 Archeologie .................................................................................. 23 Flora en fauna .............................................................................. 23
4.
MILIEUPARAGRAAF .............................................................25
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
Inleiding ........................................................................................ 25 Geluid ........................................................................................... 25 Luchtkwaliteit................................................................................ 25 Externe veiligheid ......................................................................... 27 Bodem .......................................................................................... 29
5.
WATERPARAGRAAF ............................................................30
5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5.
Inleiding ........................................................................................ 30 Gemeentelijk beleid...................................................................... 30 Beleid waterschap en provincie ................................................... 31 Situering plangebied vanuit de waterhuishouding ....................... 31 Beschrijving watersysteem plangebied ........................................ 31
6.
JURIDISCHE VORMGEVING.................................................32
6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Algemeen ..................................................................................... 32 Planmethodiek.............................................................................. 32 Verbeelding .................................................................................. 32 Planregels .................................................................................... 33
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
1
7.
HANDHAVING........................................................................36
7.1. 7.2.
Algemeen ..................................................................................... 36 Handhaving voorliggend plan....................................................... 37
8.
FINANCIËLE ASPECTEN ......................................................39
9. PROCEDURE EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID .......................................................................40 9.1. 9.2.
Vooroverleg .................................................................................. 40 Inspraak........................................................................................ 41
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
2
1.
INLEIDING
1.1. Aanleiding De Broeders van Liefde zijn eigenaar van het terrein Eikenburg, dat is gelegen aan de Aalsterweg te Eindhoven. Na sluiting van het internaat/pensionaat is door de Broeders gezocht naar een alternatieve invulling voor de leegstaande gebouwen. De alternatieve invulling dient aan te sluiten bij de doelstellingen van de Broeders van Liefde en is gevonden in de sector Onderwijs en de sector Welzijn en Zorg, beiden in de brede zin des woords (maatschappelijke functies derhalve). Momenteel vindt er een scala aan instellingen een plek om hun activiteiten te ontplooien. De Broeders van Liefde hebben ondervonden dat bij het verder ontwikkelen van deze invullingen door het nu vigerende bestemmingsplan “Buitengebied” deze ontwikkeling wordt belemmerd. De gemeente Eindhoven heeft inmiddels erkend dat daarvan onbedoeld sprake is en heeft zich bereid getoond om die belemmeringen weg te nemen en de doelstellingen van de Broeders positief te willen bestemmen. Het hoofdgebouw (waar het voormalige internaat ooit is begonnen) leent zich uitstekend voor nieuwe vormen van onderwijs waar praktijk en onderwijs elkaar ontmoeten en waar dat zelfs gecombineerd kan worden met short stay om meerdaagse cursussen en seminars te faciliteren met overnachtingsfaciliteiten. Deze nieuwe vorm van onderwijs zal worden vormgegeven als “campus” ten behoeve van opleidingen en cursussen op het gebied van het banken verzekeringswezen. Naast onderwijs, de hoofdfunctie van de campus, en overnachtingsmogelijkheden ten behoeve van het onderwijs, zullen in beperkte mate kantoorfuncties en dienstverlenende bedrijven onderdeel uitmaken van de campus. Het dient hierbij te gaan om functies die mede van onmiskenbare betekenis zijn voor het onderwijs. Voorts worden de overige op het terrein aanwezige maatschappelijke functies opnieuw positief bestemd en beter gespecificeerd. De betreffende maatschappelijke functies waren wel mogelijk op basis van het bestemmingsplan zoals dat gold vóór het voorgaande bestemmingsplan. De functies passen echter (onbedoeld) niet allen binnen het voorgaande bestemmingsplan. Binnen het bestemmingsplan wordt tevens een specifieke aanduiding opgenomen voor de op het landgoed aanwezige begraafplaats en de kapel, en wordt de dienstwoning die hoort bij de aan de noord-oostzijde gelegen school positief bestemd.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
3
1.2. Het plangebied Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is gelegen tegen de grens van het stedelijk gebied in het buitengebied ten zuiden van Eindhoven. Het betreft de gronden waarop bebouwing is gelegen van het landgoed Eikenburg. Het plangebied wordt omgeven door bosgebied. Ten westen van het plangebied ligt de Aalsterweg, ten oosten ligt de Roostenlaan, en ten zuiden van het plangebied ligt de Van der Beken Pasteelweg en parallel daaraan de A2/ A67. Ten noorden van het plangebied is gelegen de woonwijk “Kortonjo”.
1.3. Voorgaand bestemmingsplan Het voorliggende bestemmingsplan "Landgoed Eikenburg" vervangt een deel van het bestemmingsplan “Buitengebied”, vastgesteld door de raad op 22 augustus 2006, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 17 april 2007 en onherroepelijk geworden bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 april 2008. In het bestemmingsplan Buitengebied zijn de gronden binnen het plangebied bestemd voor “Bijzondere doeleinden” (artikel 11), en nader aangeduid voor “pensionaat Eikenburg”. Dit betekent dat binnen de bestemming uitsluitend een pensionaat (ofwel kostschool) met bijbehorende voorzieningen is toegestaan. Onderwijs met overnachting/ inwoning is binnen deze bestemming goed mogelijk. De overige op het terrein aanwezige instellingen, die sinds de jaren ’90 rondom onderwijs, gezondheid, welzijn, sport en (para)medische functies passen niet binnen deze bestemming. Ook de voorgenomen bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van een kantoor/ dienstverlenend bedrijf, ten behoeve van het bedrijf dat de campus zal exploiteren, passen niet binnen de bestemming. In het bestemmingsplan dat gold vóór het bestemmingsplan Buitengebied, te weten het bestemmingsplan “Stratum buiten de ringweg” (vastgesteld door de raad op 25 november 1991, goedgekeurd door gedeputeerde staten op 25 juni 1992), waren de gronden bestemd voor “Groen met stedelijke voorzieningen”. Hierbinnen pasten wel de op het terrein aanwezige functies. Met het onderhavige bestemmingsplan worden de betreffende functies, die in het bestemmingsplan Buitengebied “onbedoeld waren wegbestemd”, opnieuw positief bestemd. Ook worden op beperkte schaal bedrijfsmatige functies in de vorm van een kantoor/ dienstverlenend bedrijf mogelijk gemaakt, die mede van onmiskenbare betekenis zijn voor het onderwijs. Een klein deel van het plangebied is, net als de omliggende gronden, in het bestemmingsplan Buitengebied bestemd voor “Bos en natuur”. Omdat hierbinnen enkele lage gebouwen zijn gelegen die horen bij de maatschappelijke functies op het terrein, worden deze in het onderhavige
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
4
bestemmingsplan meegenomen binnen de bestemming “Maatschappelijk”.
De gronden met bebouwing, voorheen bestemd als Bos en natuur
1.4. Leeswijzer Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt paragraaf 2 met de beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied (inclusief de nog uit te voeren projecten waaromtrent besluitvorming heeft plaatsgevonden). Paragraaf 3 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en het beleidskader voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan. Paragraaf 4 geeft inzicht in de milieuaspecten. Paragraaf 5 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in paragraaf 6. In paragraaf 7 wordt aandacht besteed aan de handhaving van het bestemmingsplan. Over de financiële uitvoerbaarheid is iets opgenomen in paragraaf 8. Paragraaf 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid (met name de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak).
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
5
2.
BESCHRIJVING PLANGEBIED
2.1. Historisch perspectief Op het landgoed Eikenburg zijn de Broeders van Liefde gevestigd. De Broeders van Liefde zijn een internationale religieuze congregatie, die zich engageert op maatschappelijk vlak. De Congregatie van de Broeders van Liefde is gesticht in Gent in 1807 en is sindsdien gevestigd in vele landen, waaronder in Nederland o.a. op het landgoed Eikenburg. De Broeders van Liefde kochten in 1894 de Heihoef, het voormalige landgoed van Jonkheer van der Beken Pasteel (1789-1864), met kapel en enkele boerderijen van de Paters Redemptoristen. De naam van het landgoed werd rond 1900 gewijzigd in Eikenburg. De Broeders zijn gestart met een jongenspensionaat en een school voor lager en uitgebreid lager onderwijs, tevens voor de Broederopleiding. Het internaat groeide en had op een gegeven moment 350 internen. Eind jaren zestig van de twintigste eeuw werden er een sporthal en zwembad en zeven paviljoens bijgebouwd, om alle leerlingen (later ook meisjes) een goede sportaccommodatie en aangepaste huisvesting te geven. Wegens de terugloop van het aantal leerlingen, kwamen de laatste jaren verschillende paviljoens leeg te staan. Bij gebrek aan belangstelling voor het internaat, is het in 1996 opgeheven. Gezocht werd naar een juiste bezetting van de leegstaande school en paviljoens. Deze gebouwen kregen een bestemming die past bij de doelstelling van de Congregatie: onderwijs en zorg bieden aan mensen met een beperking of ziekte. Momenteel is de bebouwing onder andere in gebruik voor de woonfunctie voor de Communiteit van de Broeders en bij verschillende onderwijsinstellingen en organisaties rondom gezondheid en welzijn.
2.2. Stedenbouwkundige structuur Opbouw De gebouwen op het terrein zijn gelegen in een groene, bosrijke omgeving. Centraal op het terrein is het monumentale hoofdgebouw van het voormalige pensionaat met kapel gelegen. De kapel heeft een kruisvormige hoofdmassa en een samengesteld schilddak doorsneden door een zadeldak. In de topgevel is met geglazuurde tegels een voorstelling van de gekruisigde Christus aangebracht. Aan de voorzijde van het hoofdgebouw bevinden zich open gazons. Hier staan o.a. een standbeeld van Sint-Joris en de draak en een beeld van de stichter van de Congregatie van de Broeders van Liefde. Aan één van de gazons grenst een kleine begraafplaats, omringd door groen, waar overleden Broeders worden begraven.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
6
Begraafplaats
Op het terrein staat verder groepsgewijs een aantal paviljoens en gebouwtjes die genoemd zijn naar de boerderijen die ooit bij het landgoed hoorden. De paviljoens zijn destijds gebouwd om de pensionaatbewoners te huisvesten en zijn nu in gebruik bij diverse instellingen. In 2001 is het “Broederhuis” gebouwd, waar oudere Broeders verzorgd kunnen wonen. Op het terrein bevindt zich tenslotte achter het hoofdgebouw een sportcomplex dat bestaat uit een badhuis (laatstelijk gerenoveerd in 1970), en een sporthal en zwembad, gebouwd in 1968 resp. 1970 destijds ten behoeve van het pensionaat. Aan de achterzijde van het sportcomplex is een tijdelijk gebouw ten behoeve van doven- en slechthorendenonderwijs opgericht. In het verleden is een deel van het landgoed, gelegen aan de noordoostzijde van het plangebied, verkocht. Daar is het Pleincollege Sint-Joris voor vwo, havo en vmbo gevestigd. Verkeersstructuur Op het terrein zijn wegen en paden aanwezig voor bestemmingsverkeer (gemotoriseerd verkeer, fietsverkeer en overig). Er lopen geen doorgaande wegen over het terrein. Het terrein heeft een semi-openbaar karakter. Het plan wordt ontsloten door de volgende interne wegen: de Eikenburglaan (geen gemeentelijke naam) en de Heihoeflaan (alleen voor langzaamverkeer, eveneens geen gemeentelijke naam).
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
7
Hiermee wordt ontsloten op de Aalsterweg respectievelijk de Roostenlaan.
Toegang tot het terrein vanaf de Aalsterweg
Groen en water Het plangebied betreft het centraal op het landgoed gelegen terrein waar de gebouwen zijn gesitueerd. Dit gebied wordt omringd door bos, en heeft zelf ook een groen en bomenrijk karakter. Voor het hoofdgebouw bevinden zich gazons met o.m. een vijver. Op het terrein van het landgoed ligt, aangrenzend aan het plangebied, een grote vijver, die ooit is aangelegd als (buiten)zwembad ten behoeve van het pensionaat.
2.3. Huidige situatie Hoofdgebouw en school In het hoofdgebouw is in één zijde ondergebracht de communiteit van de Broeders van Liefde alsmede het provincialaat en de keuken. De andere zijde is in gebruik voor onderwijs. Kapel De kapel werd toegewijd aan O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand en is voornamelijk in gebruik voor de eredienst ten behoeve van de Broeders van Liefde en andere kerkgenootschappen.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
8
Broederhuis Het in 2001 gebouwde Broederhuis is een plek voor oudere religieuzen die zorg nodig hebben.
Links het Broederhuis, rechts een deel van een paviljoen
Paviljoens en overige bebouwing De paviljoens en diverse gebouwen zijn momenteel onder meer in gebruik voor de volgende doeleinden en instellingen: -
-
-
-
vakanties voor mensen, die langdurig ziek zijn, lichamelijk gehandicapt of hulpbehoevend zijn en voor ouderen, o.m. georganiseerd door de "Vereniging De Zonnebloem"; het Logeerhuis In Via, waar door de Stichting Sint Annaklooster zorg wordt verleend aan mensen die tijdelijk hulp nodig hebben; een kantoorfunctie ten behoeve van de Stichting CaraesNederland, door de Broeders van Liefde opgericht ter ondersteuning van hun projecten in ontwikkelingslanden; inloophuis voor mensen met kanker en hun naasten "De Eik"; bestuurlijk centrum van Stichting Sint Annaklooster. In deze stichting werken Broeders van Liefde samen met de Zusters van Liefde J.M. Deze stichting biedt verschillende vormen van intramurale-, thuiszorg, dagbesteding en welzijn aan; "Hospice de Regenboog"; hier wordt zorg verleend aan terminaal zieken door de Stichting Sint Annaklooster; onderwijs aan leerlingen met een storing in het autistisch spectrum;
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
9
-
-
-
-
Dedicon, een organisatie voor het maken van boeken voor personen die naar boeken luisteren in plaats van lezen (voorheen de blinden bibliotheek); activiteiten voor licht verstandelijk gehandicapten door de Stichting Lunetzorg in de vorm van een spelletje, wat recreatie, zwemmen, een wandeling door de bossen van Eikenburg of lichte siertuin werkzaamheden; de Welten groep, o.a. voor hun project "De Oudste Zoon"; een behandelcentrum voor neurologie, urologie, virussen en kanker; dagbesteding door de Stichting Sint Annaklooster in het kader van resocialisatie o.a. via een tuinbedrijf en klussendienst; een afdeling van de reclassering om mensen met een taakstraf de mogelijkheid te bieden om op en aan het terrein van het landgoed hun straf uit te werken; onderwijs Pleincollege Sint-Joris.
De tussen de bomen gelegen paviljoens
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
10
-
het sportcomplex met badhuis, sporthal en zwembad, verhuurd aan de Stichting Trudo, die deze gebouwen doorverhuurt ter exploitatie aan Zwem- en Sportcentrum Eikenburg B.V. en mogelijk meerdere gebruikers.
Het sportcomplex
-
een schoolgebouw voor doven- en slechthorenden onderwijs, begin 2009 gevestigd op het terrein aan de achterzijde van het sportcomplex; dit gebouw is tot stand gekomen met een tijdelijke bouwvergunning en wordt in dit plan niet positief bestemd.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
11
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
12
3.
UITGANGSPUNTEN, RANDVOORWAARDEN EN BELEIDSKADER
3.1. Inleiding In deze paragraaf worden de uitgangspunten, de randvoorwaarden voor en het beleidskader voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan beschreven. Hierbij wordt de toekomstige situatie beschreven, die met het plan wordt beoogd.
3.2. Toekomstige situatie In het voorliggende bestemmingsplan wordt een wijziging van gebruik mogelijk gemaakt. Ook wordt het bestaande gebruik gespecificeerd. Gebruik zal worden gemaakt van bestaande bebouwing. Met dit plan wordt geen uitbreiding van bebouwing voorgestaan. De bestaande bebouwing wordt vastgelegd met een bebouwingspercentage, dat naar boven is afgerond, zodat een beperkte uitbreiding mogelijk is. Paviljoens, kapel, Broederhuis en overige bebouwing De bestaande functies in de op het landgoed aanwezige paviljoens en andere gebouwen worden gehandhaafd. Hiertoe worden de paviljoens (eind jaren zestig gebouwd) vanaf 2009 gerenoveerd, welke renovatie is besproken en past in de visie van de commissie ruimtelijke kwaliteit (voorheen de welstands- en monumentencommissie) van de gemeente. Hoofdgebouw en school Eén zijde van het hoofdgebouw zal in gebruik blijven als woonfunctie voor de communiteit van de Broeders van Liefde, alsmede een kantoorfunctie ten behoeve van het Provincialaat (bestuurlijk centrum Congregatie Broeders van Liefde), en een keukenvoorziening ten behoeve van gebruikers op het landgoed en overige afnemers. Campus De andere zijde van het hoofdgebouw, dat momenteel in gebruik is voor onderwijs, zal gebruikt worden voor de op het landgoed te vestigen campus.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
13
De kapel, met op de achtergrond de vleugel van het hoofdgebouw, waar de activiteiten van de campus o.a. zullen plaatsvinden.
Deze campus zal dienen voor: Onderwijs - in de vorm van dagonderwijs (regulier en speciaal hbo Bank- en Verzekeringswezen); - in de vorm van cursorisch onderwijs (één of meerdaagse opleidingen); - afname van examens (schriftelijk en praktijk); - praktijk simulatie (praktijklokalen worden ingericht t.b.v. het onderwijs en als testomgeving voor de sector); Overnachting - wonen voor een gedeelte van de studenten van het dagonderwijs; - shortstay voor de studenten van het cursorisch onderwijs; - shortstay voor docenten / trainers / toezichthouders; Bedrijfsmatige/ administratieve activiteiten Deze activiteiten dienen mede van onmiskenbare betekenis te zijn voor de onderwijsfunctie. Het kan gaan om de volgende activiteiten: - activiteiten ter organisatie en uitvoering van het bovengenoemde onderwijs; - zakelijke dienstverlenende activiteiten (o.a. detachering en administratie) als onderdeel van de campus zelf, alsmede de vestiging van (kleinere) externe partijen (bijv. ICT, marketing);
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
14
-
aanwezigheid van de financiële sector; hiermee worden praktijkomgevingen voor de studenten geboden. Te denken is bijvoorbeeld aan een call center.
De omvang van de op de locatie aanwezige studenten zal om en nabij de 500 studenten bedragen. De bedrijfsmatige activiteiten van de campus dragen bij aan het onderwijs. Het onderwijs is sterk praktijk gericht opgezet. Enerzijds wordt een HBO opleiding verzorgd, anderzijds worden praktijk- en stageopdrachten verzorgd en gecoördineerd en wordt op de campus een praktijkomgeving geboden. Directe aanwezigheid op de campus van de financiële sector vergroot deze samenwerking. Door de aanwezigheid van de bedrijfsmatige neventak van de campus, staan studenten en docenten in direct contact met medewerkers en ontwikkelingen uit het bank- en verzekeringswezen, wat het onderwijs ten goede komt. Uit het vorenstaande volgt dat de bedrijfsmatige functies en de onderwijsfunctie niet los staan van elkaar. Medewerkers van het bedriif dat de campus zal exploiteren, hebben ook doorgaans zowel met het onderwijs als met de bedrijfsmatige activiteiten te maken. Naast het feit dat de bedrijfsmatige functies mede van onmiskenbare betekenis dienen te zijn voor de onderwijsfunctie, dienen deze ook ondergeschikt te blijven aan de totale bedrijfsvloeroppervlakte van de campus. Het onderwijs dient immers de hoofdfunctie te blijven. Door in de regels de bedrijfsmatige activiteiten aan de campus te koppelen en een beperkende regeling voor de oppervlakte van de betreffende activiteiten op te nemen, wordt gewaarborgd dat de activiteiten ondergeschikt blijven aan de activiteiten op het gehele landgoed. Voor de bedrijfsmatige activiteiten wordt een maximum opgenomen van 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van de campus, met een maximum van 1.500 m2.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
15
Ingang van de vleugel van het hoofdgebouw waar de activiteiten van de campus zullen plaatsvinden, gelegen aan de achterzijde van het hoofdgebouw.
3.3. Cultuurhistorische waarden Historische groenstructuur Op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Eindhoven is het terrein van het landgoed, inclusief het wegenpatroon, en met uitzondering van de plek waar de gebouwen zijn gesitueerd, aangeduid als “historische groenstructuur”. Onderhavig plan behelst geen uitbreiding van het aantal bestaande gebouwen, zodat de historische groenstructuur met dit plan niet wordt aangetast. Rijksmonument Het pensionaat Eikenburg werd als jongensinternaat in 1894 gesticht door de Broeders van Liefde uit België op het voormalige landgoed De Heihoef. Sinds 2001 staat het complex van hoofdgebouw van het voormalige internaat, kapel en standbeeld van St. Joris met de draak op de rijksmonumentenlijst als een voorbeeld van een internaat rond 1900. Het oorspronkelijke gebouw heeft een sober karakter met classicistische elementen en is opgetrokken uit Belgische baksteen. Het hoofdgebouw kreeg later de vorm van een open carré, doordat het in 1922 werd uitgebreid met een kapel en in 1923 en 1925 met twee nieuwe vleugels door architect H.C. Bonsel.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
16
De voorgevel van het oudste gebouw bevat nissen met beelden erin van de H. Aloisius en de H. Gerardus Majella. De gevels van de kapel en de dwarsvleugels zijn opgesierd met baksteen lijsten in reliëf. De hoofdingang heeft een monumentale omlijsting met een madonnabeeld. De kapel heeft een samengesteld schilddak doorsneden met een zadeldak met spits. De voorstelling van een gekruisigde Christus in de topgevel is uitgevoerd in geglazuurde tegels in een reliëf van metselwerk. Voor het complex staan een beeld van St. Joris met de draak in neogotische stijl van J. Custers uit 1909, en sedert 2007 een beeld van de stichter van de Congregatie van de Broeders van Liefde van H. Oddens. Terzake van de rijksmonumenten is de Monumentenwet, alsmede de terzake aangescherpte regeling van de Woningwet van toepassing. Ten behoeve van de campus zullen de activiteiten binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden. Historische wegenstructuur voor 1900
Bron: Geogids, Gemeente Eindhoven De omgeving van Eindhoven vóór de eerste stadsuitbreidingen en de annexatie van de randgemeenten Woensel, Gestel, Stratum, Strijp en Tongelre in 1920 werd gekenmerkt door een radiale wegenstructuur die nog goed herkenbaar is. Het waren wegen die de stad met de dorpen en met de regio verbonden. De belangrijkste wegen zijn: Kruisstraat tussen Fellenoord en Kronehoef, en de latere dorpskern van Woensel;
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
17
Boschdijk: aangelegd als straatweg van 's-Hertogenbosch naar Luik, voltooid in 1818; Oude Bossche Baan (restant van de oorspronkelijke route vanaf de Berlagelaan tot het Vauclusepad; Oirschotsedijk (18e eeuw), de Oude Postdijk op landgoed de Wielewaal; Frankrijkstraat, Woenselsestraat, Eckartseweg en Nuenenseweg als fragmenten; Hoogstraat, met de aftakkingen Gestelsestraat en Genneperweg en als vervolg de Blaarthemseweg; Stratumsedijk, Aalsterweg, eveneens onderdeel van de straatweg naar Luik; Heezerweg, Leenderweg, Roostenlaan. Geldropseweg vanaf Voorterweg aangelegd in 1860; Strijpsestraat, met de Willemstraat als nieuwe verbinding tussen Eindhoven en Strijp uit 1885, de Hastelweg als aftakking en de Zeelsterstraat als vervolg; Gagelstraat, de vroegere verbinding tussen Strijp via Woensel met Eindhoven; Kempensebaan, voorheen 'Langepad', als oud tracé van de verbinding met Tongelre; Tongelresestraat, van Geldropseweg tot de Kievitlaan aangelegd in 1872. Langs enkele wegen ondersteunt de begeleidende bebouwing in zijn perceelsgewijze opbouw de herkenbaarheid van de historische structuur. Waar dit is aangegeven is het van belang het overwegend gevarieerde relatief kleinschalige karakter van de lintbebouwing in stand te houden. Historisch landschap De Heihoef Voormalig landgoed met restanten van een bosontginning van na 1850 tussen Aalsterweg en Leenderweg. De ontginning was een initiatief van jhr. mr. M.A.J. van der Beken Pasteel, die hier een landhuis bezat. Op het terrein tussen Aalsterweg en Roostenlaan werd in 1895 het pensionaat Eikenburg gevestigd. Tot de karakteristieke beplanting behoren rhododendrons, taxus en hulst. Uit de 19e eeuw dateren oude eikenlanen. Daarnaast zijn er diverse oudere lanen met amerikaanse eik en paardekastanje. De bossen bestaan voor een klein deel uit eikenbos (oorspronkelijk voor de leerlooierijen) en daarnaast o.a. beukenbos, amerikaanse eiken en vooral ten oosten van de Roostenlaan uit naaldbos (oorspronkelijk voor de mijnbouw). Hier liggen thans twee begraafplaatsen. Een deel van het vroegere ontginningsgebied heeft plaats gemaakt voor sportterreinen.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
18
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
19
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
20
3.4. Verkeer Het aantal verkeersbewegingen dat door de uitbreidingsmogelijkheden worden gegenereerd zijn beperkt. De gebruiksmogelijkheden wijzigingen niet ten opzichte van de bestaande situatie. Een aanzienlijke toename van het aantal gebruikers wordt niet verwacht en past ook niet binnen het beleid van de Congregatie der Broeders van Liefde. Parkeren Op 26 juni 2008 heeft de gemeenteraad van Eindhoven de parkeernormen voor Eindhoven vastgesteld. Basis is dat de parkeernomen zoals die in de bijlage “Parkeernormen” zijn opgenomen bij bestemmingsplannen als bijlage worden opgenomen1. Verder wordt in een systematiek beschreven hoe om te gaan met deze normen. Alle gebieden in de stad Eindhoven zijn ingedeeld in ‘centrum’, schilwijken of restgebieden. Het landgoed ligt in de gebieden Gennep en Roosten en deze gebieden zijn zogenaamde restgebieden. Voor de locatie is een parkeeronderzoek verricht om te bepalen of er voldoende parkeergelegenheid nu en in de toekomst is. Uit het parkeeronderzoek blijkt dat er in totaal 274 parkeerplaatsen aanwezig zijn op het landgoed. In de ochtenduren zijn er tot 160 parkeerplaatsen bezet. Minimaal zijn er altijd nog 120 parkeerplaatsen beschikbaar. Om ongewenst zoekgedrag te voorkomen moet eigenlijk 1
De gehanteerde systematiek komt overeen met de landelijk gebruikte systematiek (publicatie 182 van het CROW, parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering, 3e gewijzigde druk september 2008)
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
21
10% van de parkeerplaatsen onbezet blijven. Dat in ogenschouw genomen, is er in de huidige situatie een overschot van een kleine 100 parkeerplaatsen beschikbaar voor nieuwe ontwikkelingen. Ontwikkelingen Het nieuwe bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om binnen de bestaande gebouwen 1500 m2 functieverandering naar kantoorruimte te realiseren. Uitgaande van de gemeentelijke parkeernorm voor kantoren zijn er tussen 1,8 en 3,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo nodig. Dit resulteert in een behoefte van 27 tot 45 parkeerplaatsen. Zoals in het vorige hoofdstuk is aangegeven zijn er tenminste 100 parkeerplaatsen beschikbaar. Een vervanging van de 1500 m2 functie naar kantoor kan dus zonder problemen worden opgevangen in de bestaande parkeercapaciteit. De beschikbare parkeerruimte ligt voornamelijk rond het sportcomplex (parkeerplaatsen P8 en P9). Het onderwijs verandert van een ROC (leerlingen van 16 tot 20 jaar) naar een HBO (studenten van 18 tot 24 jaar). De HBO-opleiding telt maximaal 500 studenten, verdeeld in 3 groepen (ochtend, middag en avond). Tegelijkertijd zijn aanwezig maximaal 200 studenten in 10 lokalen. Een deel van de studenten (ca. 50) is intern gehuisvest. Het autobezit van HBO-studenten zal wat hoger liggen dan bij de ROC. Het ROC parkeert thans op P8: ca. 60 plaatsen. Deze komen vrij voor het HBO, zodat aangevuld met de nog aanwezige restcapaciteit van ca. 60 plaatsen (100 verminderd met behoefte van 1500 m2 kantoor) er voor het HBO een capaciteit beschikbaar is van ca.120 plaatsen (12 plaatsen per lokaal, terwijl de norm maximaal 7 plaatsen per lokaal is). Een en ander leidt tot de conclusie dat de parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkelingen goed is op te vangen binnen de bestaande capaciteit. Autoverkeer Het autoverkeer wordt alleen ontsloten via de Eikenburglaan. De wegen in het plangebied hebben een dusdanig ruim profiel dat twee auto’s elkaar makkelijk kunnen passeren. Aan wegen, profilering hoeven geen en worden geen wijzigingen aangebracht te worden. De maximum toegestane snelheid bedraagt 30 km/uur op het terrein. Fietsverkeer Door de heldere structuur, de rechte en statige lanen is het uitnodigend om al fietsend over het terrein te verplaatsen. Nieuwe fietsverbindingen worden niet gerealiseerd. Via de Heihoeflaan (intern, geen gemeentelijke naam) en de Roostenlaan is er een extra verbinding met bovenliggende wegennet.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
22
Overig Openbaar vervoersverbindingen zijn er op de Aalsterweg (buslijnen 7, 171, 172 en 173, in totaal 8x per uur), ter hoogte van de Eikenburglaan (entree van het terrein) en tegenover Motel Van der Valk (op circa 300 meter afstand van de entree van het hoofdgebouw).
3.5. Archeologie Op grond van het Europese Verdrag van Malta (1992) en de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) dient in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met het archeologische erfgoed. Concreet betekent dit dat gronden - voorafgaande aan alle grondwerkzaamheden en bodemingrepen (groter dan 100 m²) die het archeologisch erfgoed kunnen beschadigen - moeten worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologisch erfgoed. De initiatiefnemer die de bodem verstoort is hiertoe verplicht. Bij archeologische waarden wordt onderscheid gemaakt tussen archeologische monumenten (waarbij de archeologische waarde is aangetoond) en archeologische verwachtingswaarden (waarbij de archeologische waarde gebaseerd op een verwachting). Binnen het plangebied is geen sprake van een archeologisch monument. Een indicatie van de (verwachte) archeologische waarden geeft de Indicatieve Archeologische Waardenkaart (IKAW) die algemeen in Nederland als aanwijzing wordt gebruikt om de archeologische waarden van gebieden in te schatten en in de provinciale Paraplunota is opgenomen. De verwachtingswaarden zijn gebaseerd op de combinatie van bodemsoort en grondwatertrap ter plaatse. Volgens de IKAW ligt het plangebied in een zone met een lage kans op het aantreffen van archeologische waarden. Er zullen ook geen bodemverstorende activiteiten plaatsvinden. Een nader onderzoek naar de archeologische waarden en een beschermende regeling in het bestemmingsplan zijn dan ook niet nodig.
3.6. Flora en fauna Om de Europese biodiversiteit te behouden en te herstellen wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een groot Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, ‘Natura 2000’. Om dit te bereiken zijn onder meer de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) opgesteld. Op basis van deze Europese richtlijnen zijn alle lidstaten, dus ook Nederland verplicht om beschermde habitats, soorten en hun leefgebieden in stand te houden of te herstellen. Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn moet tevens een groot aantal inheemse bedreigde dier- en plantsoorten worden beschermd. Deze soortenbescherming is in Nederland geïmplementeerd in de Flora en Faunawet (april 2002).
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
23
De functiewijziging is niet strijdig met de soortbescherming van de Floraen faunawet (2005) en de gebiedsbescherming van de Natuurbeschermingswet.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
24
4.
MILIEUPARAGRAAF
4.1. Inleiding In deze paragraaf wordt de feitelijke milieusituatie van het plangebied beschreven vanuit verschillende invalshoeken. De situatie wordt bezien aan de hand van de volgende milieuthema´s: geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem.
4.2. Geluid Onderhavig plan voorziet in de uitbreiding van een aantal gebruiksmogelijkheden, die deels in het vigerende bestemmingsplan (onbedoeld) zijn weg bestemd en nu weer positief worden bestemd. De daadwerkelijke bebouwingsmogelijkheden worden niet opgerekt. De vigerende functies zijn allen geluidsgevoelig. De bouwmogelijkheden zijn beperkter dan de mogelijkheden die in het vigerende bestemmingsplan waren opgenomen. Zo was het in het vigerende plan mogelijk bijvoorbeeld om binnen één groot (bestemmings)vlak geluidgevoelige bebouwing op te richten. Nu wordt dit beperkt tot 8 kleinere bouwvlakken. Met een bebouwingspercentage wordt de bestaande bebouwing vastgelegd. Het bebouwingspercentage is naar boven afgerond, zodat kleine verbouwingen mogelijk zijn. In het plan is tevens een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen, waarmee onder voorwaarden ontheffing kan worden verleend van het maximum bebouwingspercentage met maximaal 10% van dat percentage. In het vigerende plan was ook een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen om de bestaande bebouwde oppervlakte met maximaal 10% te verhogen.
4.3. Luchtkwaliteit De Wet milieubeheer is op 15 november 2007 aangepast met de paragraaf luchtkwaliteit en vervangt het ‘Besluit luchtkwaliteit 2005’. Deze paragraaf staat bekend als de ‘wet luchtkwaliteit’. De ‘wet’ is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om: • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken, • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. De paragraaf luchtkwaliteit in de ‘Wet milieubeheer’ voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
25
luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe ‘Wet luchtkwaliteit’ geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als: • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde, • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project ‘niet in betekenende mate’ van bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 1% ten opzichte van de grenswaarde), • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend. NIBM-grens woningbouwlocatie, 1% criterium: < 500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, met een gelijkmatige verkeersverdeling, < 1000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling Het plan voorziet in functiewijzigingen naar functies, die waren toegestaan op basis van het bestemmingsplan, zoals dat gold vóór het vigerende bestemmingsplan. Ook worden beperkt andere functies toegestaan. De bouwmogelijkheden zijn beperkter dan het vigerende bestemmingsplan voorstond, zoals aangegeven in de vorige paragraaf. Indien er van wordt uit gegaan dat de volledige locatie een middelbare school is, dan zullen er gemiddeld 1030 motorvoertuigbewegingen worden gegenereerd. Stel dat er 5% groei op de locatie zal zijn, dan zullen er gemiddeld 50 nieuwe verkeersbewegingen bijkomen. Met behulp van de NIBM-tool (website Infomil) is berekend dat deze toename een “niet in betekenende mate toename” is (zie afbeelding). De groei moet meer dan 280 motorvoertuigen bedragen om in betekenende mate bijdrage te hebben op de luchtkwaliteit.
In de afbeelding luchtkwaliteit t.h.v. landgoed Eikenburg, t.g.v. A67 is de luchtkwaliteit ten gevolge van de autosnelweg A67 (Venlo – Eindhoven – België) weergegeven.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
26
Afbeelding luchtkwaliteit t.h.v. landgoed Eikenburg, t.g.v. A67
Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat de grenswaarden als gevolg van de autosnelweg A67 (op circa 225 meter van plangebied gelegen) niet worden overschreden. Uit bovenstaande blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.
4.4. Externe veiligheid Het externe veiligheid beleid is gericht op het beheersen van risico´s en de effecten van calamiteiten en het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen “plaatsgebonden risico” (de ten minste in acht te nemen grenswaarde die niet mag worden overschreden ten aanzien van "kwetsbare objecten", alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde ten aanzien van "beperkt kwetsbare objecten") en het “groepsgebonden risico” (een oriënterende waarde waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken). Landgoed Eikenburg Geraadpleegd is de risicokaart van de provincie Noord-Brabant, die in onderstaande afbeelding opgenomen is.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
27
Uit de risicokaart blijkt dat de locatie niet binnen het invloedsgebied van risicovolle bedrijven ligt en niet binnen de 10-6/jr pr-contour van een dergelijk bedrijf ligt. Transport Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de autosnelweg A67/A2. Derhalve is de risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (Aviv, d.d. maart 2003, ministerie van Verkeer en Waterstaat). Hieruit blijkt dat de 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour niet berekenbaar is. De oriënterende waarde van het groepsrisico is minder dan 0,1. Vervolgens is de publicatie “Veilig op weg - Bouwstenen voor een wettelijke verankering van het externe-veiligheidsbeleid inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen”, uitgegeven door de projectgroep Anker (d.d. nov. 2005). Hieruit blijkt dat de 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour niet berekenbaar is. De oriënterende waarde van het groepsrisico is minder dan 0,1. De gemeente heeft verder het invloedsgebied, dat op de kaart is weergegeven en dat het gebied is waar 1% van de aanwezige mensen kan overlijden als gevolge van een ongeluk van de A67 en van de Aalsterweg, aangereikt.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
28
De invloedsgebieden van deze wegen kennen een zeer beperkte overlap met de bestaande bebouwing. De toename in deze gebieden is eveneens zeer beperkt. Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect externe veiligheid.
4.5. Bodem Gelet op de aard van het initiatief kan een dergelijk onderzoek achterwege blijven.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
29
5.
WATERPARAGRAAF
5.1. Inleiding Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3, lid 1.6, onder c, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 2008. Deze waterparagraaf is tot stand gekomen met een werkwijze volgens de Handreiking Watertoets. Er wordt gewerkt op basis van documenten die zijn vastgelegd met instemming van het Waterschap De Dommel en de Provincie Noord-Brabant (Gemeentelijk rioleringsplan) of zelfs mede worden ondertekend door deze partijen (Waterplan). Daarbij kan allereerst worden opgemerkt dat het onderhavige bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan is en dat er derhalve weinig speelruimte is voor aanpassingen aan het watersysteem. De nadruk zal liggen op de uitgangspunten voor het beheer.
5.2. Gemeentelijk beleid Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) (vastgesteld door gemeenteraad in december 1999) Het huidige GRP kent een geldigheidsduur tot en met 2003. Er is een start gemaakt met de herziening van het GRP. Vooralsnog is het GRP 2000-2003 van kracht. Het GRP bevat de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel en bevat maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak waarbij het regenwater gescheiden van afvalwater wordt ingezameld, zoveel mogelijk wordt geborgen en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waterplan Het Waterplan is een plan dat is opgesteld door de gemeente, waterschap, provincie en waterleidingbedrijf BrabantWater. Het plan omvat drie delen. Het “Visiedocument” (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 januari 2004) geeft het gezamenlijk streefbeeld van de waterpartijen weer. Het deel “Taken en Bevoegdheden” regelt de (verdeling van de) verantwoordelijkheden voor het stedelijk water tussen de vier waterpartijen. Het deel “Maatregelen” geeft de projecten weer die de komende jaren uitgevoerd worden. Deze projecten zijn ingedeeld naar de vier thema´s (programmalijnen) van het Visiedocument. Het gehele Waterplan zal bestuurlijk worden bekrachtigd met een convenant in de tweede helft van 2004. Aanpak grondwateroverlast In april 2000 heeft de gemeenteraad het beleid vastgelegd voor de gebieden met grondwateroverlast. Maatregelen zijn voorzien bij de
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
30
clusters met overlast in ondiepe kelders en kruipruimten die veroorzaakt wordt doordat het grondwaterpeil in winterperioden hoger komt dan 1 meter onder het maaiveld.
5.3. Beleid waterschap en provincie Het Waterschap De Dommel heeft het Waterbeheersplan 2001-2004 “Door water gedreven” vastgesteld waarin de activiteiten en doelstellingen van het Waterschap zijn opgenomen. Voorts geeft het Waterschap in de beleidsnota “Samen werken aan stedelijk water” inzicht in hoe het stedelijk waterbeheer verder inhoud zal worden gegeven. In de Inrichtingsvisies geeft het Waterschap voor de stroomgebieden de geplande ontwikkelingen weer. Dit dient voor het Waterschap als toetsingskader voor de plannen die door derden in het stroomgebied worden opgesteld (waterhuishouding en ecosysteem). Tenslotte is de Keur Oppervlaktewateren 1998 van belang. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of melding verplicht is. De provincie Noord-Brabant onderscheidt drie lagen voor beleidsafwegingen in ruimtelijke planvorming. De onderste laag is het bodem-watersysteem. De provincie Noord-Brabant heeft het provinciaal Waterhuishoudingsplan (partiële herziening 2003-2006) vastgesteld. Van belang zijn met name de thema´s: water in bebouwd gebied, het verbeteren van de waterkwaliteit en de inrichting van waterlopen. De provincie is ook het bevoegd gezag voor het verlenen van vergunningen voor de onttrekking van grondwater.
5.4. Situering plangebied vanuit de waterhuishouding Het bestemmingsplan voorziet in functiewijzigingen binnen bestaande gebouwen. Het oprichten van nieuwe gebouwen wordt niet mogelijk gemaakt. Het plan zal geen gevolgen hebben voor de waterhuishouding.
5.5. Beschrijving watersysteem plangebied Functiewijzigingen vinden plaats binnen bestaande gebouwen, en zullen geen wijziging in het bestaande watersysteem tot gevolg hebben.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
31
6.
JURIDISCHE VORMGEVING
6.1. Algemeen Het bestemmingsplan "Landgoed Eikenburg" is te typeren als een gedetailleerd plan. Het bestemmingsplan is gebaseerd op de standaard regels, zoals die door de gemeente Eindhoven worden gehanteerd. De methodiek hiervan is gebaseerd op de standaard aanbevelingen van het NIROV voor kaart en regels (NIROV-rapport "Op de digitale leest" uitgave juni 2003). In verband met de Wro (Wet ruimtelijke ordening) en de SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008), zijn aan de standaard zoals die in Eindhoven wordt toegepast, de nodige aanpassingen gedaan. De Wro is gedeeltelijk per 1 juli 2008 in werking getreden, en zal voor wat betreft de digitale eisen die aan bestemmingsplannen gesteld zullen worden, per 1 januari 2010 in werking treden. De digitale eisen zijn onder meer neergelegd in de SVBP2008. In deze standaard is de opzet van de voorschriften en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven. Waar dat noodzakelijk is, en de standaard niet wettelijk is voorgeschreven, wordt afgeweken van de standaardregels voor Eindhoven, en kan specifiek toegesneden worden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.
6.2. Planmethodiek Overeenkomstig de Wro zijn zowel een analoge als een digitale verbeelding van het plan opgesteld. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding (kaart) en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
6.3. Verbeelding In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemming en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2008 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi. Opgemerkt wordt nog dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen, immers de wijze van raadplegen is ook verschillend. Inhoudelijk zijn uiteraard geen verschillen te vinden.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
32
6.4. Planregels De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs/ en slotregels. De inleidende regels bestaan uit begripsbepalingen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de “Begrippen” wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik. In het artikel over de "wijze van meten" worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd. Maatschappelijk (artikel 3) Aan een groot deel van de gronden binnen het plangebied is de bestemming “Maatschappelijk” toegekend. Het betreft hier een “verzamelbestemming” ten behoeve van (para)medische, sociaal-culturele, religieuze, educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen ten behoeve van sport en ten behoeve van verpleging en verzorging. De binnen het plangebied aanwezige religieuze voorzieningen, scholen en onderwijsvoorzieningen, het sportcomplex, welzijnsvoorzieningen, medische (groeps)praktijken e.d., passen hierbinnen. Ook wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en de woonfunctie ten behoeve van de communiteit van de Broeders vallen onder het begrip “maatschappelijke voorzieningen”. Gekozen is voor een flexibele regeling, zodat uitwisseling van alle functies die passen binnen de omschrijving mogelijk is. Binnen de bestemming zijn eveneens op beperkte schaal kantoren en gebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven toegestaan. Deze mogelijkheid is opgenomen ten behoeve van de campus. De kantoren en dienstverlenende bedrijfsfuncties zijn uitsluitend toegestaan, voorzover deze “mede van onmiskenbare betekenis zijn voor de onderwijsfunctie”. Er dient dus altijd een relatie met de onderwijstak te zijn. Gedacht wordt aan kantoren en dienstverlenende bedrijven, die tevens dienen als stage- en/of praktijkruimte. In de regels wordt het aandeel aan zelfstandige kantoren en dienstverlenende bedrijven binnen de campus beperkt, doordat een maximum percentage is opgenomen, tot een maximale vloeroppervlakte van 1.500 m2. Hiermee wordt voorkomen dat een onevenredig groot deel van de campus en van de maatschappelijke bestemming voor de aan de campus gerelateerde bedrijfsmatige functies zal worden gebruikt. Ten aanzien van de maximale vloeroppervlakte is voorts geregeld, dat de cumulatieve vloeroppervlakte per een of meer aaneengesloten gebouwen minder dan 1000 m2 dient te bedragen. Indien 1000 m2 of meer voor de
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
33
bedoelde functies wordt gebruikt, dient dit dus over meer gebouwen te worden verdeeld. Deze bepaling is opgenomen in verband met het bepaalde in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, waarin is aangegeven dat voor bepaalde “bouwplannen” een exploitatieverordening moet worden vastgesteld. Nu de beperkende bepaling ten aanzien van de cumulatieve vloeroppervlakte is opgenomen, hoeft voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Binnen de bestemming zijn voorts expliciet overnachtingsmogelijkheden (kortdurend verblijf) ten behoeve van de maatschappelijke functies toegestaan. Ook wooneenheden ten behoeve van studenten van de campus zijn toegestaan. Binnen de bestemming is verder een aanduiding opgenomen waarmee de bestaande begraafplaats wordt bestemd, een aanduiding voor de bestaande kapel, en een aanduiding voor de bestaande dienstwoning bij het Pleincollege Sint Joris. Door het opnemen van bouwvlakken wordt de situering van de bestaande bebouwing vastgelegd. Voor de bouwvlakken zijn maximum bebouwingspercentages aangegeven. Deze maken een beperkte uitbreiding/ verbouwing van de bestaande bebouwing mogelijk binnen de begrenzing van het bouwvlak, zonder dat een substantiële uitbreiding/ nieuwbouw mogelijk wordt gemaakt. Zo is al bouwvergunning verleend voor de renovatie van diverse paviljoens. Binnen de bestemming `Maatschappelijk´ zijn tenslotte als bijbehorende functies toegestaan horecavoorzieningen, detailhandelsvoorzieningen, dienstverlenende bedrijven en kantoren, voorzover ten dienste van de maatschappelijke voorziening. Het betreft aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte functies die ten dienst staan van de maatschappelijke voorziening, zoals een kantine en kantoorruimte voor de administratie van de betreffende voorziening. Voor horeca wil dat (zoals vermeld in het gemeentelijke Horecabeleidsplan) zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan. Natuur (artikel 4) Aan een aantal gronden bij het landgoed is de bestemming `Natuur´ toegekend. Het betreft gronden die overeenkomstig de ontwerp Verordening Ruimte van de provincie Noord Brabant zijn aangeduid als ´Ecologische hoofdstructuur´. De begrenzing uit de ontwerp Verordening Ruimte is in overeenstemming met de feitelijke situatie niet overgenomen daar waar het bebouwde grond van het landgoed betreft (de gronden ter plaatse van de bouwvlakken), en bijbehorende tuin, aangezien de natuurwaarden hier niet verder ontwikkeld kunnen worden. Ook ter
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
34
plaatse van de bestaande begraafplaats is de begrenzing niet overgenomen, aangezien hier de gronden voor begraafplaats gebruikt moeten kunnen worden. Ter bescherming van de aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden is voor bepaalde werken en werkzaamheden een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Voor het toestaan van die werkzaamheden zal getoetst moeten worden of deze de natuurwaarden niet onevenredig aantasten.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
35
7.
HANDHAVING
7.1. Algemeen Politiek en samenleving onderkennen steeds nadrukkelijker de cruciale rol van handhaving bij het met elkaar verbinden van werkelijkheid en regels. Met dit groeiend besef van het belang van handhaving en de jurisprudentie in het bestuursrecht waarin steeds meer de beginselplicht tot handhaven is uitgesproken, wordt de noodzaak van een handhavingsbeleid benadrukt. De beleidsmatige grondslag voor de handhavingstaak van de gemeente Eindhoven is neergelegd in de Gemeentebrede handhavingnota gemeente Eindhoven, door de raad vastgesteld op 5 november 2001. In deze nota zijn de doelstellingen en de uitgangspunten van het handhavingsbeleid geformuleerd. Dit beleid is opgesteld in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen. Een belangrijke reden tot actualisatie van bestemmingsplannen lag in het feit, dat de meeste bestemmingsplannen die volgens het “mengkraanmodel” zijn gemaakt, onvoldoende rechtszekerheid bieden. In het kort komt het erop neer dat de planregels onvoldoende mogelijkheden bieden om aan gewenste ontwikkelingen mee te werken en om handhavend op te treden tegen ongewenste ontwikkelingen. In het laatstelijk in 2001 gehouden onderzoek van de Inspectie VROM naar de uitvoering van de ruimtelijke regelgeving is onder meer gewezen op deze tekortkomingen en de noodzaak van handhaafbare bestemmingsplannen. Een eerste vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmingsplan. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor het stedelijk gebied van Eindhoven is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Teneinde hieraan te voldoen is er bij de actualisatie van bestemmingsplannen voor gekozen om de planregels zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij landelijk ontwikkelde standaardwerken zoals “Op de digitale leest” van het NIROV. Verder zijn de regels aangepast aan de meest recente jurisprudentie en wetgeving (bijv. Woningwet en de SVBP2008). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen. Tevens wordt hiermee voldaan aan het in het handhavingsbeleid geformuleerde uitgangspunt dat normstellingen handhaafbaar dienen te zijn. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de genoemde standaardregels toegepast, en is de actuele ruimtelijk situatie in het plangebied positief bestemd. Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
36
kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen. In het bijzonder wordt daaraan in de inspraakfase van de bestemmingsplanprocedure de nodige aandacht besteed. Bij de voorbereiding van een planherziening vindt in het kader van het project actualisatie bestemmingsplannen en de daaruit voortvloeiende handhavingtrajecten standaard een inventarisatie plaats van het plangebied. Deze inventarisatie, gebaseerd op de beschikbare actuele gegevensbestanden en gegevens van opnames ter plaatse, vormt het startpunt voor handhavingactiviteiten op het gebied van de ruimtelijke en bouwregelgeving alsmede op het gebied van de milieu- en brandveiligheid-regelgeving. Met de gebiedsinventarisatie wordt dus nieuw werk gegenereerd, namelijk milieuvergunningen- en brandveiligheidscontroles en ook een actieve controle op situaties die strijdig zijn met de ruimtelijke regelgeving en bouwregelgeving. De planning van deze handhavingactiviteiten wordt afgestemd op de planning voor de actualisatie van bestemmingsplannen om vervolgens te kunnen worden opgenomen in de gemeentebrede handhavingprogramma´s. In de uitgangspunten van het gemeentelijke handhavingsbeleid is bepaald, dat handhaving elke handeling van de gemeente betreft, die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Overtredingen die in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen worden geconstateerd, worden conform de bestaande handhavingprotocollen behandeld. De handhavingprocedures zijn in deze protocollen gestandaardiseerd en geüniformeerd. Door de handhaving standaard in de bestemmingsplancyclus op te nemen, zal de ruimtelijke kwaliteit van het grondgebied van Eindhoven beter gewaarborgd worden voor de toekomst.
7.2. Handhaving voorliggend plan Leidend motief bij de toekenning van de bestemmingen is het antwoord op de vraag of de desbetreffende functie ter plaatse in ruimtelijk opzicht acceptabel is (ongeacht of een en ander in overeenstemming is met de voorgaande (nu nog vigerende) bestemmingsplannen en/of een en ander functioneert in overeenstemming met andere regelgeving, bijvoorbeeld milieuwetgeving, bouwverordening, algemene plaatselijk verordening etc.). Met het voorliggende plan worden de in het plangebied aanwezige functies, die niet conform het nu nog geldende bestemmingsplan zijn, maar uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn, opnieuw positief bestemd. Dit zal betekenen dat in deze situaties te zijner tijd niet meer zal kunnen worden opgetreden op basis van het voorliggende bestemmingsplan.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
37
Er is in het voorliggende plan slechts aandacht voor handhaving in geval van het met dit bestemmingsplan wegbestemmen van momenteel bestaande functies. Hiervan is bij het voorliggende plan geen sprake. Met het plan worden geen functies wegbestemd, maar worden in het vorige plan onbedoeld wegbestemde functies opnieuw positief bestemd, en wordt een beperkte verruiming van functies voorgestaan.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
38
8.
FINANCIËLE ASPECTEN
De planherziening heeft geen financiële consequenties voor de gemeente Eindhoven. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan moet worden vastgesteld. In artikel 6.2.1 sub e wordt als een zodanig bouwplan aangewezen een bouwplan voor de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m2 bedraagt. Weliswaar wordt met het voorliggend plan een interne verbouwing ten behoeve van de genoemde functies mogelijk gemaakt tot een totale oppervlakte van 1500 m2, in de regels is opgenomen dat de cumulatieve oppervlakte per een of meer aaneengesloten gebouwen minder dan 1000 m2 dient te bedragen. Er is derhalve geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 sub e. Ook voor het overige is geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening, zodat geen exploitatieplan behoeft te worden opgesteld.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
39
9.
PROCEDURE EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
9.1. Vooroverleg Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van vooroverleg (ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening) toegestuurd aan diverse instanties. De volgende reacties zijn binnen gekomen. -
De directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van de provincie Noord-Brabant heeft aangegeven dat de begrenzing van de GHSnatuur/ EHS op onderdelen niet correct is begrensd en vastgelegd. De directie verzoekt de begrenzing en regels ten aanzien van de EHS uit de ontwerp Verordening Ruimte in het bestemmingsplan te volgen.
In verband met de door Gemeente Eindhoven ingediende zienswijze op de Ontwerpverordening Ruimte – fase 1 (hierna: ontwerpverordening) is met de provincie overleg gevoerd over de nadere begrenzingen van de EHS zoals die voortvloeit uit de ontwerpverordening. Dit kan in de definitieve verordening leiden tot wijzigingen van de EHS op detailniveau, ook op het perceel van Eikenburg. Daarnaast is telefonisch overleg gevoerd en is door de provincie aangegeven dat bebouwing en gebruik dat is toegestaan op grond van het vigerende bestemmingsplan kan worden gehandhaafd. Dit is op basis van artikel 3.1.3 lid 2 uit de ontwerpverordening. Voorzover voor gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan de bestemming Natuur niet is overgenomen uit de ontwerpverordening, zijn deze in het bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld 22-08-2006) bestemd als niet-natuur. Een en ander leidt tot de volgende aanpassingen ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan. Delen van de GHS-natuur/ EHS die in het voorontwerp zijn aangeduid als ‘natuurwaarden’, krijgen een aparte bestemming ‘Natuur’. Tevens zullen hier onderdelen van de EHS, die in het voorontwerp nog niet voor ‘natuurwaarden’ waren aangeduid, aan worden toegevoegd. Waar de gronden zijn gelegen binnen een bouwvlak, is de EHSbegrenzing uit de ontwerpverordening niet overgenomen. Het betreft gronden rondom aanwezige bebouwing. Ook de gronden die voor begraafplaats in gebruik zijn, worden niet als ‘Natuur’ bestemd, maar blijven bestemd voor ‘Maatschappelijk’, met de nadere aanduiding ‘begraafplaats’. Tenslotte worden de gronden, die voor tuin in gebruik zijn, niet als ‘Natuur’ bestemd. In de toelichting op de regels zal een en ander nader worden aangegeven.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
40
Met de wijzigingen, gelet op het overleg en het gestelde in de verordening, wordt ervan uit gegaan dat de EHS in voldoende mate, conform de ontwerpverordening, in het bestemmingsplan voor Eikenburg is opgenomen. -
De Inspectie VROM heeft laten weten geen opmerkingen te hebben.
9.2. Inspraak Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 1 oktober 2009 tot en met 11 november 2009 ter inzage gelegen. Gedurende de inzagetermijn kon iedereen van de gelegenheid gebruik maken om te reageren op het bestemmingsplan. Bij de gemeente zijn geen inspraakreacties binnen gekomen.
Bestemmingsplan I Buitengebied (Eikenburg)
NL.IMRO.0772.80008-0201
nov 2009
41