1.
INLEIDING
1.1
ACHTERGROND
Veiligheid, onkwetsbaarheid en maakbaarheid zijn naar de achtergrond gedwongen. Enschede, Volendam en 11 september 2001 lijken breekpunten te veroorzaken in de veiligheidsbeleving van veel burgers in Nederland. Zo ook in Steenwijkerland. Zijn onze inwoners een participant in onze samenleving? Of een calculerende burger die een deel van zijn invloed afstaat aan beroepspolitici? Vragen met een open einde maar met een impact in relatie tot de hier aan de orde zijnde problematiek. Bij de aanvang van de laatste gemeentelijke bestuursperiode heeft de gemeenteraad zich uitgesproken voor het naar de toekomst toe ontwikkelen van een lokaal veiligheidsbeleid. Alle inbreuken op het publieke domein dienen binnen het integraal veiligheidsb eleid te worden betrokken. Genoemd kunnen worden: vandalisme, overlast, verkeersonveiligheid, inbraken, diefstal, geweldsdelicten, brandonveiligheid, openbare veiligheidsrisico's en zware criminaliteit. Beoogd eindresultaat: Om structureel aan veiligheid sbeleid te kunnen werken is het wenselijk dat: a) bestaande veiligheidsplannen worden uitgebouwd tot een volwaardig gemeentelijk Integraal Veiligheids Programma (IVP); b) een actieplan voor het jaar 2003 wordt vastgesteld; Als projectdoelen worden geformuleer d: • Onder regie van het openbaar bestuur wordt in 2002 een integrale aanpak van de veiligheidsproblematiek ontwikkeld. Hiermee wordt ten minste bedoeld: a) het bestrijden van (gevoelens van) onveiligheid; b) het voorkomen van (gevoelens van) onveiligheid; en c) het beheersen van (gevoelens van) onveiligheid. Dat hierbij een relatie moet worden gelegd met het wijken - en kernenbeleid zal zonder meer duidelijk zijn. Kortom een verbetering van leefbaarheid en veiligheid in de g emeente Steenwijkerland.
1.2
LEESWIJZER
Hoofdstuk 1 geeft een samenvatting van de bestuursopdracht, die heeft geleid tot het schrijven van deze nota. Aandacht wordt geschonken aan de probleem- en doelstelling. In hoofdstuk 2 wordt omschreven wat er wordt verstaan onder objectieve- en subjectieve veiligheid. Verder gaat het hoofdstuk in op de rol van de gemeente en de daarbij betrokken partners. Als laatste onderdeel van het hoofdstuk wordt er beschreven hoe het veiligheidsbeleid concreet vorm moet krijgen in Steenwijkerland. In hoofdstuk 3 w ordt de inventarisatie van de onveiligheid in de gemeente Steenwijkerland weergegeven. Deze gegevens zijn samengevat aan de hand van conclusies. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de analyse en prioriteitstelling wat betreft de aanpak van het veiligheidsbeleid. De prioriteiten zijn in belangrijke mate bepaald aan de hand van een themabijeenkomst, waarvoor betrokkenen uit verschillende geledingen en organisaties zijn uitgenodigd. In hoofdstuk 5 wordt verslag gedaan van de gewenste organisatie- en communicatiestructuur, zowel intern binnen de gemeente als extern met de overige betrokkenen in het veiligheidsprogramma. Tenslotte wordt nog eens op een rijtje gezet wat de financiële consequenties van het totale IVP Steenwijkerland zijn.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
1
2.
VEILIGHEID EN BELEID
2.1
Veiligheid en onveiligheid
Aantastingen van de veiligheid zijn te onderscheiden naar: - feitelijke aantastingen zoals diefstal en brand (objectieve veiligheid); - veiligheidsrisico's (zoals aanwezigheid / transport van gevaarlijke stoffen); - gevoelens van onveiligheid (subjectieve veiligheid). Feitelijke aantastingen van de veiligheid, ook wel objectieve (on)veiligheid genoemd, betekent per definitie dat er sprake is van onveiligheid. Gevoelens van onveiligheid (subjectieve onveiligheid) blijken in sommige gevallen niet samen te hangen met de objectieve kans slachtoffer te worden van een misdrijf of een ongeval. Een integraal veiligheidsbeleid kan worden opgebouwd op basis van drie interactieve peilers: • Fysieke veiligheid; • Sociale veiligheid; • Kwaliteit van veiligheidsorganisaties. Bij fysieke veiligheid moet gedacht worden aan de systematische en structurele aandacht en beheersing van de aanwezige tastbare, c.q. fysieke publieke materie (inrichting van de woonomgeving –waaronder aandacht voor verkeer-, regels voor risicovolle bedrijvigheid). Het gaat nadrukkelijk niet om het private domein, want daar is o.a. de Arbo-wet van kracht. Dit onderwerp wordt in een aantal andere nota’s en notities toegelicht (waaronder de nota prioritering integrale handhaving en de nota brandveiligheidsbeleid bestaande gebouwen) en krijgt als zodanig niet het accent in onderhavige nota. Daarnaast moet bij fysieke veiligheid in de pro-actieve en preventieve sfeer gedacht worden aan Wet milieubeheer, Woningwet, Bouwverordening, Brandweerwet het (door)ontwikkeling van bestemmingsplannen en de veiligheidsanalyse risicovolle bedrijvigheid. Bij sociale veiligheid moet gedacht worden aan het domein van de publieke, sociale omgeving. Hierbij komt de onveiligheid, die letsel en schade kan veroorzaken, niet voort vanuit de fysieke omgeving, maar vanuit de andere mens(en) c.q. de sociale omgeving (bescherming tegen geweld, overlast, criminaliteit). In de hoofdstukken 3 en 4 ligt het accent op sociale veiligheid. Tot de dimensie kwaliteit van veiligheidsorganisaties wordt de mate van professionalisering, samenwerking en rampenplannen gerekend. In hoofdstuk 5, waarin ingegaan wordt op de toekomstige organisatie- en communicatiestructuur over veiligheid, staan bovenstaande peilers centraal. Tussen de drie peilers bestaat een wisselwerking, die gewaarborgd dient te worden.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
2
2.2
(REGIE)ROL VAN DE GEMEENTE
2.2.1 Bevoegdheden Van oudsher is de zorg voor openbare orde en veiligheid een van de voornaamste taken van de overheid. Het betreft hier niet alleen de activiteiten van politie of Openbaar Ministerie (OM), maar ook de gemeentelijke overheid w.o. de brandweer. Op grond van artikel 180 Gemeentewet is de burgemeester verantwoording schuldig aan de gemeenteraad voor het door hem “gevoerde bestuur” (dus ook): het gevoerde veiligheidsbeleid. Met het oog op deze politieke verantwoordingsplicht is het voor de hand liggend dat de totstandkoming van het gemeentelijk veiligheidsbeleid tevens in samenspraak met de gemeenteraad gesch iedt. Het integraal veiligheidsprogramma is in dit verband het toetsingskader voor de gemeenteraad. Vandaar ook de toedeling van de regierol in het veiligheidsbeleid aan het gemeentebestuur (c.q. de burgemeester).
2.2.2 Relatie Rijk – Gemeente / Strategisch Akkoord In het kader van de taakvervulling van de gemeente is niet onbelangrijk te weten waarop in relatie tot de kabinetsvoornemens voor met name het komend jaar mag worden gerekend. Op het gebied van het veiligheidsbeleid en criminaliteitspreventie heeft het kabinet in oktober 2002 een programma van maatregelen gepresenteerd als uitwerking van de veiligheidsparagraaf in het Strategisch Akkoord. Op basis van dit programma wil het kabinet met gemeenten resultaatafspraken maken. Het kabinet wil dat gemeenten lokaal veiligheidsbeleid ontwikkelen en onder meer dit soort veiligheidsprogramma’s vaststellen.
2.3
PARTNERS IN HET INTEGRAAL VEILIGHEIDSBELEID
Voorgaande heeft duidelijk gemaakt dat de verantwoordelijkheid voor een veilige samenleving niet uitsluitend bij de gemeentelijke overheid ligt. Ook de politie, brandweer en het OM hebben zoals gesteld een uitgesproken verantwoordelijkheid. Maar ook een groot aantal maatschappelijke organisaties en natuurlijk de burgers zelf. “Partners in veiligheid” omschrijft hierom de integraliteit, samenhang en samenwerking in het veiligheidsbeleid. De burgemeester c.q. het gemeentebestuur is het meest aangewezen bestuursorgaan om hierbij de regisseursrol te vervullen. De gemeente zoekt daarbij de partners en brengt deze bij elkaar (bijlage I geeft een korte toelichting per partner): • Politie; • Openbaar Ministerie (incl. HALT -buro) • Stadswachten • Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing IJsselland • Andere regionale instellingen (w.o. brandweer) • Provincie • Burgers / Buurt- en wijkverenigingen / Plaatselijke Belangenverenigingen • Wijkbeheerders • Scholen: schoolleiders en bovenschoolse directeuren • Maatschappelijke instanties / medische zorg • Winkeliers, bedrijven en Horeca • Woningbouwcorporaties De paragrafen 2.2 en 2.3 kunnen schematisch worden samengevat:
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
3
Schematisch overzicht: “Partners in Veiligheid”
Gemeenteraad Art. 180 Gemeentewet
Inlichtingen en verantwoording
Burgemeester Artt. 172 - 176a Gemeentewet
B e l e i d s a f s t e m m i n g (gem. afdelingen)
Politie
Openbaar Ministerie (w.o. HALT)
Gemeentelijke Brandweer
Overige integrale veiligheidspartners: -stadswachten -regionale instellingen -provincie -burgers -buurt-, wijk- en plaatselijke belangverenigingen -wijkbeheerders -scholen -woningbouwcorporaties -horecaondernemers -winkeliers -bedrijfsleven -maatschappelijke instanties -kerken
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
4
2.4
VEILIGHEIDSPROGRAMMA GEMEENTE STEENWIJKERLAND
2.4.1
Algemeen
Veiligheid is een basisvoorwaarde voor samenleven. Daarom is het zeer belangrijk om een zo veilig mogelijk woon- en leefklimaat te creëren. Daartoe wordt met een gestructureerde en gecoördineerde aanpak gestreefd naar een afname van onveiligheid. Het integraal veiligheidsprogramma (IVP) zal gaan fungeren als een zogenaamd paraplumodel, waaronder alle dimensies van onveiligheid kunnen vallen. Maatregelen worden altijd vanuit meerdere veiligheidsoptieken benaderd en in samenwerking met verschillende instanties/organisaties uitgevoerd. Aan de hand van deze integrale aanpak kan er gemakkelijk van het ene (on)veiligheidsproject worden ingespeeld op het andere. Het integraal veiligheidsprogramma zal de komende jaren actief moeten zijn waarbij een eindevaluatie is voorgenomen in het jaar 2006. Tussentijds is een evaluatie voor genomen in het najaar van 2004 (zie bij 5.3 Omnibusenquête). Regelmatige terugkoppeling zal een voorwaarde zijn voor succes. 2.4.2. De gemeente stuurt aan Het is de bedoeling dat de gemeente vanuit de specifieke rol van “hoeder van het algemeen belang” met name een regisserende en initiërende rol gaat vervullen ten aanzien van de verschillende instellingen en organisaties die een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de lokale veiligheid. De gemeente heeft onder andere de taak om ervoor te zorgen dat deze organisaties bijeen worden gebracht om samen te werken en hun activiteiten op elkaar af te stemmen. De gemeente kan op verschillende niveaus een bijdrage leveren aan de verbetering van de lokale veiligheid, te weten: • Pro-actie : het structureel voorkomen van onveiligheid. • Preventie : het voorkomen van directe oorzaken van onveiligheid en het beperken van de gevolgen ervan. • Preparatie : de daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding van inbreuken op veiligheid. • Repressie : de bestrijding van onveiligheid en de verlening van hulp in acute noodsituaties. • Nazorg : zo snel mogelijk terugkeren naar de “normale verhoudingen”. De vijf bovengenoemde punten worden samen de veiligheidsketen genoemd.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
5
3.
DE INVENTARISATIEFASE
3.1
INLEIDING
Dit hoofdstuk beschrijft de huidige veiligheidssituatie in de gemeente Steenwijk(erland) waarbij met name de sociale veiligheid als belangrijke interactieve peiler van het integrale veiligheidsbeleid van belang is. In de manier waarop deze situatie w ordt beschreven zijn twee zaken van belang. Ten eerste wordt telkens een onderscheid gemaakt tussen de situatie in Steenwijk-stad en die in het buitengebied. Hiervoor is gekozen omdat het vermoeden bestond dat de aard en omvang van de problematiek in deze beide gebieden (wezenlijk) anders is. Achteraf blijken de feiten dit vermoeden te rechtvaardigen. Ten tweede wordt in de beschrijving een onderscheid gemaakt naar de beleving van veiligheid door de inwoners (de zogenaamde subjectieve veiligheid) en het fei telijk voorkomen van bepaalde criminaliteitsvormen (de zogenaamde objectieve veiligheid ).
3.2 GEBRUIKTE INFORMATIE Er is gebruik gemaakt van twee typen informatie. Allereerst van bestaand gegevensmateriaal: • politieregistraties en managementrapportages (MARAPS) van de politie IJsselland (voor de jaren 1999, 2000 en 2001)1 ; • de Omnibusenquête Steenwijk, Brederwiede en IJsselham (nulmeting 2000); • in de laatste het veiligheidsonderzoek winkelgebieden Steenwijk (detailhandelonderzoek 1999); • gegevens uit de Politiemonitor Bevolking (1999 en 2001). Deze informatie biedt een momentopname (‘foto’) van de veiligheidssituatie in een bepaald jaar én veranderingen daarin naar verloop van tijd. De gegevens registreren de veiligheidssituatie maar geven géén verklaring voor de veranderingen die sindsdien zijn ingetreden en waarmee tijdens de interpretatie van de gegevens rekening mee zou moeten worden gehouden. Zo zou de recente gemeentelijke herindeling een verklaring kunnen bieden voor mogelijke veranderingen in de beleving van de woon - en leefomgeving als gevolg van een andere aanpak van de groenvoorziening. Het is daarom zaak dit ‘verhaal achter de cijfers’ ook boven tafel te krijgen. Het tweede type informatie levert dat verhaal achter de cijfers. Er zijn gesprekken gevoerd met betrokkenen en op 17 mei 2002 heeft in het gemeentehuis een veiligheidsthemabijeenkomst plaatsgevonden. Tijdens deze gesprekken heeft men de specifieke problemen nader kunnen duiden. Daarnaast heeft men verklaringen kunnen aandragen voor het optreden van (veranderingen in) de problematiek én heeft men prioriteiten kunnen stellen. De combinatie van deze twee typen informatie geeft een evenwichtig beeld van de veiligheidssituatie in de gemeente Steenwijkerland én biedt concrete aanknopingspunt en voor de aanpak van de veiligheidsproblematiek (hoofdstuk vier). In dit hoofdstuk wordt de veiligheidssituatie beschreven door achtereenvolgens in te gaan op de thema’s leefbaarheid, openbare orde en overlast, geweld op straat en diefstal en inbraak (vermogensdelicten). Achtergronden en definities van gehanteerde begrippen staan toegelicht in bijlage II. In de beschrijving wordt verwezen naar bestaand (speerpunten -) beleid met betrekking drugs, jeugdzorg en veiligheid op straat.
1
Deze zijn leidend in de beschrijving van de objectieve veiligheid, de daadwerkelijke criminaliteit en slachtofferschap. De politiegegevens worden aangevuld met gegevens uit het bevolkingsonderzoek over slachtofferschap (Politiemonitor Bevolking). “Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
6
3.3 CONCLUSIES Conclusies ten aanzien van leefbaarheid: • Ten aanzien van voorzieningen geldt dat de inwoners van Steenwijkerland met name ontevreden zijn over het ontbreken van voorzieningen voor jongeren, niet effectief werkende straatverlichting en hier en daar de parkeergelegenheid. • Alle buurtproblemen die een grote invloed hebben op het aanblik van de straten (ook wel verloederingsvormen genoemd) komen in 2001 in Steenwijk-stad vaker voor dan in het buitengebied. Dit geldt met name voor rommel op straat en bekladding van mur en. In vergelijking met het gemiddelde voor de regio IJsselland en het landelijk gemiddelde komen alle vormen van verloedering in Steenwijk-stad zelfs vaker voor. Aandachtsgebieden zijn Steenwijk-West en de wijk Oostermeenthe. • De sociale samenhang in de buurt is in Steenwijk-stad lager dan in de rest van de gemeente Steenwijkerland. Uit het buitengebied zijn signalen te horen dat de sociale controle daar de laatste jaren aan het afnemen is. Daarnaast wordt geconstateerd dat zowel in Steenwijk-stad als in het buitengebied het steeds moeilijke wordt vrijwilligers te vinden voor bepaalde functies in het verenigingsleven. Dit vindt vervolgens zijn doorwerking in de (on)mogelijkheden om dit soort mensen bij de uitvoering van dit beleid te betrekken. • Wanneer we kijken naar onveiligheidsgevoelens blijkt dat zowel Steenwijk-stad als het buitengebied onder het landelijk gemiddelde zitten. In vergelijking met het gemiddelde in de regio IJsselland ligt Steenwijk-stad op hetzelfde niveau wat onveiligheidsgevoelens betreft. Positief is dat in de gemeente sprake is van een afname van het aantal inwoners dat zich vaak onveilig voelt. Nieuwe investeringen in de kwaliteit van de leefomgeving en sociale samenhang kunnen de onveiligheidsgevoelens in de gemeente nog verder terugdringen. • De (verwachte) buurtontwikkeling in Steenwijk-stad en het buitengebied geeft een redelijk gunstig beeld te zien: het merendeel van de inwoners verwacht dat de buurt op hetzelfde niveau blijft. Factoren die met name van invloed blijken te zijn op het oordeel over de buurtontwikkeling zijn (afnemende) sociale contacten, buurtinrichting (bestrating, verlichting, groenvoorzieningen en onderhoud aan tuinen en woningen) en geluidsoverlast. • Buurt- en andere problemen die de leefbaarheid geweld aan doen komen veelal voort uit het bij de veroorzaker daarvan ontbreken van kennis en begrip van de in het algemeen in de samenleving heersende gedragsnormen. Conclusies ten aanzien van openbare orde en overlast: • In 2001 worden bijna alle vormen van overlast in vrijwel dezelfde mate ervaren door de inwoners van Steenwijk-stad en het buitengebied. • Uit gevoerde gesprekken en de themabijeenkomst blijkt dat in de gemeente Steenwijkerland met name overlast door jongeren als groot probleem wordt ervaren. In Steenwijk-stad ondervinden met name de inwoners van de Oostermeenthe en de Gagels hinder door overlast door jongeren. In het buitengebied geldt dit met name voor Blokzijl, Vollenhove, Oldemarkt, Sint-Jansklooster, Belt-Schutsloot en Steenwijkerwold. In Blokzijl wordt vooral de horeca geconfronteerd met overlast door jongeren. • De veiligheidsanalyse met betrekking tot openbare orde en overlast rechtvaardigt de gemeentelijke beleidsspeerpunten drugs en jeugdzorg. Beide speerpunten, en dat geldt met name voor jeugdzorg, richten zich op problemen die vaak voorkomen in de gemeente en waarvan door de deelnemers aan de veiligheidsthemabijeenkomst wordt gesteld dat aan de aanpak van die problemen prioriteit dient te worden gesteld.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
7
Conclusies ten aanzien van geweld op straat: • Alle vormen van geweld op straat komen in 2001in Steenwijk-stad vaker voor als in het buitengebied. De verklaring daarvoor is gelegen in het feit dat de stad Steenwijk als uitgaanscentrum met een regionaal kara kter functioneert waardoor de stad al enkele jaren een ongunstig risicobeeld voor wat betreft het slachtofferschap van geweldsdelict kent. De analyse van veiligheidssituatie rechtvaardigt dat geweld op straat als speerpunt is vastgesteld en maakt dat het VOS-project onverkort dient te worden uitgev oerd. • Het aantal aangiften van geweld op straat is in Steenwijk-stad gestegen van 105 in 1999 naar 153 in 2001. Deze stijging wordt door de politie verklaard door extra verrichte inspanningen om de bevolking aangifte te laten doen van slachtofferschap van geweldsdelicten (VOS -project). Kanttekening bij deze toename is dat de gemiddelde meldings- en aangiftebereidheid bij slachtoffers van geweldsdelicten erg laag is. Het feitelijk slachtofferschap van geweldsdelicten ligt dus hoger dan het aantal aangiften zou vermoeden, hetgeen het belang van het VOS- project nog eens onderstreept. • De meest voorkomende vormen van geweld op straat zijn mishandeling en bedreiging. In Steenwijkstad is met name het aantal bij de politie bekend geworden bedreigingen sterk gestegen. Conclusies ten aanzien van inbraak en diefstal: • Alle vormen van diefstal en inbraak komen in Steenwijk-stad vaker voor dan in het buitengebied. Diefstal van brom-, snor- en gewone fietsen en diefstal uit of vanaf motorvoertuigen komen aanzienlijk vaker voor in Steenwijk-stad dan in het buitengebied. • De mate waarin inbraken in woningen en bedrijven voorkomen laat niet zulke hele sterke verschillen zien tussen Steenwijk-stad en het buitengebied. • Uit de politieregistraties kan worden geconcludeerd dat het met de voertuigencriminaliteit in 2001 ‘de verkeerde kant opgaat’ en dat het met de inbraken in woningen en bedrijven juist ‘de goede kant lijkt op te gaan’ in de gemeente Steenwijkerland. Inbraak in woningen is met name in het buitengebied sterk afgenomen. • Inbraak en diefstal op bedrijfsterreinen moeten worden tegengegaan. Daarbij moet er oog zijn voor de preventieve werking van de beveiliging. Buiten de verantwoordelijkheid die de ondernemer hier zelf al heeft, zal ook de overheid in voorwaardenscheppende zin een rol kunnen vervullen om in dit opzicht ongewenste ontwikkelingen het hoofd te bieden.
4. PRIORITEITSTELLING EN MAATREGELEN
4.1
INLEIDING
De beschrijving van de veiligheidssituatie in het voorgaande hoofdstuk biedt veel aangrijpingspunten voor de verbetering van de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente Steenwijkerland. De beschrijving is echter nog niet concreet genoeg om direct tot actie over te gaan. En dat is wel de bedoeling. Om ervan verzekerd te zijn dat het IVP geen ‘papieren tijger’ wordt, is in dit hoofdstuk de gewenste richting gegeven waarin Steenwijkerland zich op het terrein van veiligheid en leefbaarheid wil ontwikkelen. Die richting wordt enerzijds bepaald door de (on)veiligheidssituatie zoals deze uit de cijfers blij kt en anderzijds door het belang dat door bewoners, bedrijven en instellingen en veiligheidspartners wordt gehecht aan de wijze waarop wordt ingegrepen op de bepaalde (on)veiligheidssituatie. Deze prioriteitstelling met betrekking tot de aanpak van veiligheidsproblemen is, zoals eerder is opgemerkt, gemaakt tijdens de veiligheidsbijeenkomst van 17 mei 2002. In bijlage III van dit IVP is een verslag van deze bijeenkomst te vinden en in bijlage VI een verslag van de bijeenkomst van 30 oktober 2002. In dit hoofdstuk wordt vanuit deze beide invalshoeken de richting aangegeven ten aanzien van dezelfde thema’s die in het voorgaande hoofdstuk zijn behandeld (leefbaarheid; openbare orde/overlast; geweld op straat; inbraak en diefstal).
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
8
Op de vier thema’s ligt voor de aanpak van onveiligheid en criminaliteit in de gemeente Steenwijkerland de winst. De aanpak wordt uitgewerkt door: 1. doelstellingen aan te wijzen die de gemeente zich stelt voor de aanpak; 2. maatregelen te benoemen die moeten worden ondernomen; 3. de initiatiefnemers en betrokkenen; 4. het tijdpad (start) en de kosten. De aanpak genoemd in de onderdelen 2 tot en met 4 zijn uitgewerkt in bijlage IV (actieprogramma 20032006). Het actieplan 2003 is een onderdeel van het totale actieprogramma. Bijlage IV vormt daarmee een belangrijk deel van het IVP Steenwijkerland. Met de vaststelling van deze bijlage wordt voldaan aan één van de in hoofdstuk 1 geformuleerde eindresultaten. Overigens zijn de doelstellingen 6 en 7 niet vertaald in maatregelen genoemd in bijlage IV. Dez e maatregelen zijn opgenomen in het actieprogramma van de audit fysieke veiligheid (in mei 2001 vastgesteld door het college van B&W en de gemeenteraad). Om de twee jaar wordt het actieprogramma fysieke veiligheid in een voortgangsreportage worden bijgesteld. Daarbij komt een directe koppeling naar het IVP.
4.2
PRIORITEITEN
De veiligheidsanalyse toont aan dat de vier thema’s (leefbaarheid; openbare orde/overlast; geweld op straat; inbraak en diefstal) het hart van de veiligheidssituatie in de gemeente vormen. Aspecten van leefbaarheid en overlast leiden weliswaar tot minder ingrijpende inbreuken op de persoonlijke levenssfeer dan feitelijk slachtofferschap maar raken een aanzienlijk groter deel van de gemeenschap. Tijdens genoemde veiligheidsbijeenkomst van 17 mei 2002 is overduidelijk gebleken dat het werken aan jongerenproblematiek de hoogste prioriteit verdient. Met name de overlast door jongeren, en daarmee samenhangend ook het drugsgebruik en het terugdringen van het uitgaansgeweld, dienen hoog op de agenda te worden geplaatst. Tegelijkertijd is het zo dat de leefbaarheid en sociale samenhang in de gemeente onverkort onder de aandacht dienen blijven te staan. Deze leefbaarheid kan ermee zijn gediend indien er beleidsmatig wordt nagedacht over de vraag op welke wijze het normen en waarden besef voor degenen die daartoe tot de doelgroep kunnen worden gerekend, nieuw leven kan worden ingeblazen. De planning van de uitvoering van maatregelen die een plaats hebben in het IVP dient conform deze prioritering plaats te vinden. Nieuwe maatregelen zullen vanaf 2003 worden uitgevoerd. De uitvoering van lopende maatregelen (speerpunten) vindt vanzelfsprekend plaats zoals gepland.
4.3
DOELSTELLINGEN
De vier thema’s zijn uitgewerkt in 5 sociale veiligheidsdoelstellingen: • leefbaarheid (doelstelling 1 en 2); • openbare orde / overlast (doelstelling 3); • geweld op straat (doelstelling 4); • inbraak en diefstal (doelstelling 5). Om aansluiting met de peilers fysieke veiligheid en kwaliteit van veiligheidsorganisaties te krijgen zijn ook voor deze twee peilers doelstellingen geformuleerd (respectievelijk doelstellingen 6 en 7). Zowel in het buitengebied als in Steenwijk-stad storen relatief veel inwoners zich aan buurtproblemen als rommel op straat, vernieling van straatmeubilair, bekladding van muren en dergelijke. Steenwijk- stad steekt in dit opzicht zelfs (sterk) negatief af ten opzichte van het regionaal en landelijk gemiddelde. Deze
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
9
buurtproblemen leiden weliswaar niet direct tot onveiligheid maar zij komen de b eleving van de openbare ruimte zeker niet ten goede. Een negatieve beleving van de openbare ruimte verkleint op den duur wel de binding met de buurt en het verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van de buurt. En dergelijke ontwikkelingen kunnen wel direct tot onveiligheidsgevoelens leiden. Doelstelling 1: De kwaliteit van de openbare ruimte moet zodanig worden verbeterd dat de resultaten van veel voorkomende buurtproblemen voor Steenwijk-stad in de Politiemonitor 2005 zijn afgenomen tot het niveau van het regionaal gemiddelde en de resultaten van de Omnibusenquête 2004 een beeld laten zien dat inwoners van Steenwijkerland vinden dat hun buurt vooruit is gegaan. Het is zaak de kracht van de gemeente Steenwijkerland, de ruimte en het groen, permanent op peil te houden door optimaal beheer van de openbare ruimte. Overlast, voor zover betrekking op de kwaliteit van de openbare ruimte, kan zo worden verminderd. Dit betekent allereerst het duidelijk stellen en handhaven van begrijpelijke regels. Goed gedrag zou beloond moeten worden. Dit kan voor de initiërende overheid uitnodigend werken om zich er telkens weer van bewust te zijn dat men het goede voorbeeld moet geven in de organisatie van het beheer van de openbare ruimte. Tot slot is het van belang al in de planfase van nieuwe wijken aandacht te besteden aan leefbaarheids- en veiligheidsaspecten. Deze doelstelling geldt voor de gehele gemeente en is daarom algemeen van aard. Aandachtsgebieden zijn de wijken Oostermeenthe en Steenwijk-West. Doelstelling 2: Bij de Omnibusenquête van 2004 moeten zowel in het buitengebied als in Steenwijk-stad betere scores worden behaald op de vraagstelling m.b.t. de sociale samenhang in de wijken en kernen. Naast de ruimtelijk-fysieke component kent de leefbaarheid van wijken en kernen ook een sociale component. Traditioneel is de sociale samenhang in landelijke gebieden groter dan in stedelijke gebieden. Dat zien we ook terug in de cijfers voor de gemeente Steenwijkerland. Juist in Steenwijk-stad maakt de maatschappelijke tendens van individualisering én de instroom van nieuwe bewoners dat de sociale samenhang in sommige gebieden (Steenwijk-West, Oostermeenthe) onder druk staat. Gevolg: onbekend maakt onbemind. Bewoners spreken elkaar steeds minder aan en normafwijkend gedrag leid t tot buurtproblemen en vormen van overlast. Een versterking van de sociale dynamiek in deze gebieden is gewenst. Mensen moeten elkaar ontmoeten, elkaar weer leren kennen onder het motto ‘een goede buur is beter dan een verre vriend’. Hoe kan dit nu beter dan gebruik te maken van de hoge organisatiegraad van de bewoners van de gemeente. Bijzondere aandacht verdient het AZC, dat veel bewoners kent met een sterk uiteenlopende culturele achtergrond die anders is dan de heersende in de gemeente. Gewenning aan e lkaar is zowel voor de nieuwe bewoners (AZC) als voor de bestaande bewoners van de gemeente van groot belang. Doelstelling 3: Het terugdringen van het aantal jongeren dat zich schuldig maakt aan vormen van overlast en vernielingen en het voorkomen dat jongeren verder afglijden naar crimineel gedrag. Dit houdt in dat de resultaten van de komende Politiemonitoren zowel voor het buitengebied als Steenwijk-stad onder het niveau van de Politiemonitor 2001 moet uitkomen. De overlast waar de inwoners van de gemeente mee worden geconfronteerd, werd in de veiligheidsthemabijeenkomst steevast herleid tot de jongeren, reden dat de jongeren speerpunt zijn geworden binnen dit thema. Zij vormen de bron van veel overlast en ordeverstoringen. In de bijeenkomst van 17 mei 2002 werd begrip uitgesproken voor de situatie van de jongeren maar werd tevens aangegeven dat de consequenties van het overlastgevende gedrag ontoelaatbaar zijn. Ook overlast en ordeverstoringen door jongeren leiden niet direct tot onveilige situaties of criminaliteit maar wel tot gevoelens van onveiligheid en onbehagen. Van deze vorm van overlast is in de gehele gemeente sprake maar er zijn enkele aandachtsgebieden aan te wijzen waar de maatregelen zich met name op moeten richten: Oostermeenthe, Blokzijl/racen met brommers, Vollenhove, Oldemarkt/C1000, Belt Schutsloot/jeugdhonk. Met name op de genoemde locaties in het buitengebied is de laatste jaren sprake van een toename van de overlast door jongeren.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
10
Samenwerking tussen de partners in de veiligheidsketen is belangrijk in het voorkomen van overlast door jongeren en hiermee het beperken van ervaren overlast. Hierbij dient goed te worden gekeken welke partij welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft; op basis daarvan kunnen taken worden verdeeld en heeft eenieder een duidelijke eigen rol in de integrale aanpak. Op dit moment ontbreken een aantal cruciale partners in het structurele overleg binnen deze keten: werkgevers in de detailhandel en horeca. Partners die in de preventieve sfeer veel kunnen betekenen. Doelstelling 4: Geweld op straat in Steenwijkerland moet worden teruggedrongen, waarbij specifiek Steen wijk-stad naast een gezellige en uitnodigende ook een veilige uitgaansstad wordt. Dit moet in 2005 resulteren in dalende slachtofferpercentag es in de Politiemonitor Bevolking en minstens de regionaal beoogde aangifteratio van maximaal 4,0. Het geweldsrisico in Steenwijk- stad is relatief hoog en neemt toe. Werden in 1999 door de politie nog 105 geweldsdelicten geregistreerd, in 2001 waren dat er 153. Met name het aantal bedreigingen is explosief gestegen (verdriedubbeling in deze periode). Ook in het buitengebied is, zij het in mindere mate, sprake van een toename. De problemen doen zich met name voor op de zaterdagavond, de uitgaansnacht bij uitstek, en dus ook rond uitgaansgelegenheden en routes naar uitgaansgelegenheden Het activiteitenplan Veiligheid Op Straat (Vos-project) heeft tot doel de veiligheid op straat te bevorderen en bovengenoemd geweldsrisico in te dammen. Zo zijn vanuit de politie extra menskracht en middelen vrijgemaakt en zijn de banden en communicatie met netwerkpartners versterkt. Binnen deze doelstelling moet worden gestreefd naar het stopzetten van de forse toename van het aantal geweldsdelicten in de gemeente. Het is daarbij van belang te onderkennen dat het aantal meldingen of aangiften van geweld op straat niet representatief is voor het feitelijk slachtofferschap van geweld. Uit de Politiemonitorcijfers blijkt immers dat in de regio IJsselland minder dan een derde van alle geweldsdelicten wordt gemeld en dat van slechts 15 procent van alle geweldsdelicten aangifte wordt gedaan. Doelstelling 5: Het aantal vermogensdelicten moet in de gehele gemeente worden verminderd op een zodanige wijze dat de slachtofferpercentages van (poging tot) woninginbraak, diefstal uit/vanaf/van motorvoertuig en fietsdiefstal in de Politiemonitor Bevolking in 2005 dalen. Tevens moeten de aangifteratio’s voor deze delicten in datzelfde jaar minstens op het regionaal beoogde aangifteratio terechtkomen (is een daling). Daarnaast zal er in samenspraak met ondernemers beleid moeten worden ontwikkeld om vernieling, inbraak en diefstal op bedrijfsterreinen tegen te gaan. Het risico om slachtoffer te worden van inbraak en diefstal is in Steenwijk-stad groter dan in het buitengebied. Met name de toename van het slachtofferschap van zogeheten autocriminaliteit (diefstal van auto’s en uit auto’s en vooral de vernielingen aangebracht aan auto’s) in Steenwijk-stad is zorgwekkend. Onder vermogensdelicten worden vormen van criminaliteit begrepen die zich richten op objecten als fietsen, auto’s en woningen. Een vermindering van het aantal vermogensdelicten in de gemeente kan worden gerealiseerd door in de preventieve sfeer maatregelen te nemen. Doelstelling 6: Verbeteren van de kwaliteit van de fysieke openbare ruimte. Dit moet zich o.a. uiten in: • vermindering van zwerfafval in 2005 met 50% (t.o.v. 2002); • realisering van de inhaalslag gebruiksverguningen in 2006; • realistische risicokaart per 2006; • vastgestelde routering gevaarlijke stoffen in 2004; • vaststellen van beheerprogramma’s in 2003; • opname van een veiligheidsparagraaf in de toelichting op alle bestemmingsplannen, met het uiteindelijk streven van een veiligheidseffectrapportage (VER) per 2005 Doelstellingen 1 en 2 liggen in het verlengde van doelstelling 6 (en omgekeerd). Hoe leefbaarder een wijk, hoe veiliger burgers zich voelen. Doelstelling 7 integreert de doelstellingen 1 tot en met 6, tenslotte.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
11
Doelstelling 7: Verbeteren van de kwaliteit van veiligheidsorganisaties en het structureel inbedden van veiligheid in de gemeentelijke organisatie. Dit houdt in dat in 2004 de werkprocessen van de strategische gemeentelijke veiligheidspartners volledig zijn geïntegeerd. Daarnaast moet in 2004 minimaal de gemeentelijke rampenstaf zijn opgeleid (basisopleiding crisibeheersing en rampenbestrijding) en wordt vanaf 2003 ieder jaar minimaal één keer per jaar een multidisciplinaire oefening gehouden. Het is belangrijk om in de gemeentelijke organisatie de afstemming tussen maatregelen van fysieke- en sociale veiligheid structureel te waarborgen. Op het gebied van bijvoorbeeld het (door)ontwikkelen van bestemmingsplannen en andere ruimtelijke en infrastructurele plannen, dient actief te worden samengewerkt met veiligheidsorganisaties. De routering gevaarlijke stoffen is alleen uitgewerkt voor provinciale wegen, een verdere integrale ontwikkeling op gemeentelijke wegen is wenselijk. Om dit te realiseren dient de bewustwording van fysieke veiligheid binnen de gemeentelijke organisatie te worden gestimuleerd en verder ontwikkeld. Het instellen van een regiegroep fysieke veiligheid is één van middelen om dit te bereiken. Daarnaast geeft de de audit fysieke veiligheid een goede aanzet om op dit specifieke gebied een betere v erankering in de gemeentelijke organisatie te realiseren. Duidelijke is dat doelstelling 7 zich op de “eigen gemeentelijke organisatie” richt. Dit is enerzijds een consequentie van “verbeter de wereld, begin met jezelf”. Anderzijds is de ervaring dat de gemeentelijke veiligheidskolom enigszins achter loopt voor wat betreft opleiden en oefenen. Vandaar dat gesteld is dat zowel opleiding als oefening in 2004 volledig gewaarborgd dient te zijn in de gemeentelijke organisatie. Ook de multidisciplinaire samenwer king daarin, dient een structureel gestalte te krijgen. Inmiddels is een eerste aanzet gegeven tot een regionaal multidisciplinair opleidings- en oefenbeleid. De regionale brandweer, (tevens ons gemeentelijke brandweer) speelt daarin een centrale rol. Dezeregierol dient nog verder te worden uitgewerkt.
5
UITVOERING
5.1
ORGANISATIE EN IMPLEMENTATIE
Een goede organisatorische inbedding is van belang voor de totstandkoming en uitvoering van het integrale veiligheidsbeleid. Ten behoeve van een goede afstemming is periodiek overleg gewenst. Dit overleg zal door de voor het veiligheidsbeleid relevante personen en organisaties moeten worden gevoerd. De essentie van deze bijeenkomsten is om de samenwerking tussen de betrokkenen te optimaliseren en om de verschillende veiligheidsitems op elkaar af te stemmen en hiertussen verbanden te leggen. Hieronder worden zeven voorstellen voor de organisatiestructuur gedaan die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de optimalisering van het veiligheidsbeleid. Po litieoverleg Dit is een (reeds bestaand) driewekelijks overleg tussen de burgemeester, de politieteamchef en de ambtenaar openbare veiligheid. Onderwerpen en aandachtspunten voor dit overleg zijn: de speerpunten van het regiopolitieteam Steenwijkerland, de doelstellingen van het IVP, teamwerkplannen, de cijfers en toelichting uit de Managementrapportages. Het accent in dit overleg ligt m.a.w. op de sociale veiligheid. Brandweeroverleg Dit is een (reeds bestaand) maandelijks overleg tussen de burgemeester, de brandweercommandant en de ambtenaar openbare veiligheid. Onderwerpen en aandachtspunten voor dit overleg liggen op het terrein van de fysieke veiligheid: proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. Tot deze onderwerpen moeten bijvoorbeeld de gebruiksvergunningen worden gerekend. Naast de dimensie fysieke veiligheid komt de voorbereiding op rampen tijdens dit overleg aan de orde. Zowel de ambtenaar openbare veiligheid als de brandweercommandant participeren in
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
12
afstemmingsoverleggen rampenbestrijding, dragen zorg voor het doorontwikkelen van het rampenplan en een gemeentelijk opleidings- en oefenbeleid (doelstelling 6 en 7). Regiegroep Sociale Veiligheid Deze regiegroep zal onder voorzitterschap van de burgemeester op beleidsmatige basis een regisserende rol gaan vervullen ten behoeve van de voortgangsbewaking en de uitvoering van de in hoofdstuk 4 geformuleerde doelstellingen. Bij de samenstelling wordt, naast de burgemeester, gedacht aan de wethouder Welzijn, de ambtenaar openbare veiligheid, de seniormedewerker welzijn (jeugdzaken) en de teamchef van de politie (verzorgt tevens proactief de terugkoppeling met de stadswachten). Op ad hoc basis kan de regiegroep aangevuld worden met interne of externe personen. De regiegroep zal de activiteiten in het veiligheidsbeleid coördineren, monitoren, evalueren en waar nodig tijdig bijstellen. De regiegroep zou vier keer jaar bij elkaar moeten komen om de voortgang van de veiligheidsprojecten te bespreken. Het secretariaat komt in handen van de ambtenaar openbare veiligheid. Operationele overleggen die input leveren voor de regiegroep Sociale Veiligheid zijn: • PION2 ; • Begeleidingsgroepen Clicks (buitengebied en Steenwijk-stad) 3 ; • Contacten middels de kernenwethouders en/of -ambtenaren en wisselwerking met wijken en belangenverenigingen Regiegroep Fysieke Veiligheid Deze regiegroep zal onder voorzitterschap van de wethouder Vrom zich met name richten op de fysieke ruimte. Belangrijk beleidskader in de pro-actieve en (brand)preventieve sfeer is de doorontwikkeling van bestemmingsplannen, maar ook wetgeving als Woningwet, Wet Milieubeheer en Brandweerwet. Daarnaast is de veiligheidsanalyse risicovolle bedrijvigheid een belangrijk referentiekader. Risicovolle bedrijvigheid moet in de brede zin van het woord worden opgevat. Zo kan het zowel gaan om ondeugdelijke bouwwerken, gevaarlijke stoffen, als gebouwen waarin minder redzame personen verblijven. In de regiegroep wordt o.a. over deze zaken gerapporteerd en moeten bepaalde richtinggevende uitspraken worden gedaan c.q. keuzes worden gemaakt. In dit verband is ook aandacht voor de nota prioritering integrale handhaving en de notitie brandveiligheidsbeleid bestaande gebouwen. Centraal speerpunt van de regiegroep fysieke veiligheid (waarover tevens gecommuniceerd en gerapporteerd wordt aan de burgemeester c.q. gemeenteraad) is het verbeteren van de fysieke openbare ruimte (doelstelling 6). Deelnemers aan dit overleg zijn: wethouder Vrom, wethouder OW/bor, de politieteamchef (verzorgt tevens proactief de terugkoppeling met de stadswachten), de brandweercommandant, (senior) medewerker(s) vrom, (senior) medewerker OW (bor) en de ambtenaar openbare veiligheid. Ook voor deze regiegroep
2
PION (beleidsgroep als spectrum van het jeugdbeleid) Huidig beleid is dat met diverse partners in het jeugdbeleid wordt samengewerkt.Deze partners zijn onder andere: jeugdhulpverlening, onderwijsinstellingen (zowel peuter-. basis - als voortgezet onderwijs en OAC), sociaal cultureel werk, thuiszorg, stichting kinderopvang NWOverijssel, GGD, gemeente, arbeidsvoorziening, provincie en politie. Het voorzitterschap van PION rouleert (wordt vanuit het oogpunt van onafhankelijkheid niet in handen gelegd van de gemeente c.q. wethouder Welzijn) en het secretariaat ligt in handen van de seniormedewerker Welzijn. Hoewel tijdens de veiligheidsthemabijeenkomst de suggestie is gedaan om ook vertegenwoordigers vanuit o.a. horeca en bedrijfsleven een paar keer per jaar te laten aanschuiven bij het PION bestaat d eze mogelijkheid ook reeds binnen de platformconstructie als genoemd. Hiervan kan dus worden afgezien. 3
Begeleidingsgroepen Clicks buitengebied en Clicks Steenwijk-stad e.o. Pion heeft als thema voor 2003: “investeren in contacten” ((lees Clicks: Overige zaken m.b.t. het jeugdbeleid (zoals het J-team als het bureau jeugdzorg) zijn tevens verbonden met het Clicks)). Dit thema sluit aan op de gedachte dat zowel vanuit het veiligheidsbeleid als het jeugdbeleid een extra inspanning geleverd moet worden. De volgende samenstelling van twee uitvoeringsgroepen wordt daarom voorgestaan: • ambulant jongerenwerk; • contactfunctionarissen politie (jeugd contact functionaris en voor Steenwijk -stad ook de VOS-functionaris); • afhankelijk van het gebied waar een activiteit wordt uitgevoerd: een vertegenwoordiger van plaatselijk belang - of wijkvereniging of middenstand/horeca; • medewerker jeugdbeleid afdeling O&W; De medewerker(s) jeugdbeleid van afdeling O&W heeft/hebben het secretariaat bij beide uitvoeringsgroepen. De begeleidingsgroepen vergaderen één keer in de zes weken en er is jaarlijks één gezamenlijke bijeenkomst. De ambtenaar openbare veiligheid kan op ad- hoc basis worden uitgenodigd aanwezig te zijn bij vergaderingen van (een van) de begeleidingsgroepen.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
13
geldt dat het overleg op ad hoc basis kan worden aangevuld worden met interne of externe personen (hierbij wordt gedacht aan: het waterschap, de provincie, Openbaar Ministerie). De regiegroep komt minimaal 2 keer per jaar bijeen en het secretariaat wordt in handen gesteld van de afdeling vrom (cluster ro). Operationele overleggen die input leveren voor de regiegroep Fysieke Veiligheid zijn: • Lokaal Handhavingsoverleg (LHO); • Lokaal Handhavingsoverleg plus (LHO+) • Audit fysieke veiligheid; • Regionaal preventieoverleg; • Contacten middels de kernenwethouders en/of -ambtenaren en wisselwerking met wij ken en belangenverenigingen; • Werkgroep nieuwbouw en wijkbeheer (een nieuw overleg/initiatief IVP en wordt hieronder toegelicht). Werkgroep nieuwbouw en wijkbeheer Deze werkgroep zal streek- , structuur-, bestemmings- en bouwplannen, ontwikkelingsstudies, openbare ruimten en routes moeten beoordelen op aspecten van veiligheid. Advisering door de werkgroep heeft voornamelijk een pro-actief karakter, namelijk het voorkomen en ontstaan van sociaal onveilige situaties bij nieuwbouw en het bevorderen van informeel toezicht en sociale controle. De werkgroep richt zich met name op de in hoofdstuk 4 geformuleerde doelstellingen 1 en 2 (leefbaarheid). Zo is het tevens de bedoeling dat er alert gereageerd wordt op signalen vanuit buurten/wijken, zoals donkere achterpad en en "enge plekken". De leden van de werkgroep dienen bij voorkeur op sleutelposities binnen hun organisatie te zitten. Voorstellen voor leden van de werkgroep zijn: wijkbeheerders, rayonhoofden BOR, eventueel de leefbaarheidsmakelaar, kern- en contactambtenaren, medewerker stafafdeling ontwikkeling, (senior)medewerkers RO, stedenbouwkundige, medewerker bouwaanvragen, politiefunctionaris (taakaccent wonen), plv commandant van de brandweer, medewerker woningbouwvereniging, etc. De afdeling vrom verzorgt het secretariaat van deze werkgroep. Platform “Partners in Veiligheid Steenwijkerland” Dit platform, eveneens onder voorzitterschap van de burgemeester, heeft een toetsende en adviserende functie richting de twee regiegroepen. Het platform zal feitelijk als klankbordgroep gaan fungeren. De bedoeling is hiervoor dezelfde partners/deelnemers uit te nodigen van de in 2002 gehouden veiligheidsthema-bijeenkomsten. Dit zijn de in paragraaf 2.3 genoemde “partners in veiligheid”. Hoewel in de gehouden veiligheidsbijeenkomsten het accent op sociale veiligheid heeft gelegen, is het de bedoeling dat in de toekomstige bijeenkomsten van het platform het hele integrale terrein van veiligheid wordt bestreken. Het secretariaat kan in handen worden gesteld van de ambtenaar o penbare veiligheid. Het is de bedoeling dat de leden van het platform minimaal 1 keer per jaar bij elkaar komen. Ambtenaar openbare veiligheid - Coördinator Integrale Veiligheid (CIV) Naast de burgemeester, die bestuurlijk verantwoordelijk is voor het gevoerde veiligheidsbeleid is er een ambtelijk aanspreekpunt voor veiligheid. Deze rol, de coördinator integrale veiligheid, is toebedeeld aan de ambtenaar openbare veiligheid. De coördinator heeft hierin een regisserende, adviserende en initiërende rol. Van diverse interne en externe partijen komen bij hem/haar signalen binnen als het gaat om (on)veiligheidsproblemen. Ook de initiatieven en doorontwikkeling omtrent de kwaliteit van veiligheidsorganisaties gaan via de ambtenaar openbare veiligheid. Zo zit hij/zij bij de (regionale en lokale) afstemmingsoverleggen rampenbestrijding teneinde de burgemeester in zijn rol van opperbevelhebber bij rampen goed te kunnen adviseren en zorg te dragen voor een adequate facilitering (w.o. opleiden en oefenen). Middels de voorgestane overlegstructuur kan de veiligheidscoördinator verbanden leggen en zaken uitzetten in de diverse overleggroepen. Bovendien behoudt de coördinator op deze wijze het integrale overzicht wat betreft (on -)veiligheid in de gemeente. Ook de rapportage in de regiegroepen kan op deze
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
14
wijze optimaal tot zijn recht komen en vormt vervolgens weer input voor het burgerjaarverslag t.b.v. de gemeenteraad. Bovenstaande kan in het volgende overzicht schematisch worden samengevat:
Gemeenteraad Kaders IVP
Inlichtingen en verantwoording
Burgemeester/AOV
College van Burgemeester en Wethouders
Regiegroep Sociale veiligheid
Regiegroep Fysieke veiligheid Brandweer
Politieoverleg Veiligheidsplatform
5.2
overleg
Met opmaak
COMMUNICATIE
Voor de totstandkoming en uitvoering van het veiligheidsbeleid dienen op het gebied van communicatie, goede afspraken gemaakt worden zowel intern als extern. Hoe verloopt de communicatie zo dat alle betrokkenen voorzien worden van de juiste informatie? Hieronder worden enkele voorstellen gedaan voor een goede communicatiestructuur. Veiligheidsbulletin Een uitgave van een veiligheidsbulletin zou minimaal 1 tot twee keer per jaar kunnen geschieden. De intentie van een dergelijk veiligheids bulletin is om betrokkenen te informeren over de vorderingen met het veiligheidsbeleid. Onder de betrokkenen worden verschillende organisaties en instellingen verstaan die in een bepaalde mate, op hun eigen manier, betrokken zijn bij het veiligheidsbeleid. Het bulletin kan tevens intern worden verspreid, zodat ook alle medewerkers van de gemeente op de hoogte worden gehouden. Burgers actief informeren Waar het uiteindelijk allemaal om draait in het veiligheidsbeleid is, dat de samenleving veilig en leefb aar wordt/blijft voor de burger. De burger is in dit proces heel belangrijk, het gaat om zijn/haar gevoel van veiligheid. Daarbij is het creëren van betrokkenheid bij de burgers een voorwaarde. Een burger die weet dat er naar hem geluisterd wordt en die weet dat er met zijn opmerkingen iets wordt gedaan, voelt zich veiliger en is meer betrokken. Meer betrokken betekent ook dat de burgers eerder bereid zijn relevante informatie door te spelen aan de lokale overheid. “Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
15
Betrokkenheid bereik je door een goede communicatie. De burgers dienen te weten dat hun klachten en opmerkingen kunnen worden geuit en serieus worden genomen. Dit kun je bereiken door het instellen van een klankbordgroep (Platform) en de aanwezigheid van een telefoonlijn (sevicelijn) waar klachten en opmerkingen kunnen worden geplaatst over met name leefbaarheid. Geuite klachten en opmerkingen dienen te leiden tot een goed beargumenteerde reactie van de gemeente. De aanwezigheid van zowel klankbordgroep als de functie van de servicelijn moet goed g ecommuniceerd worden. Dit kan door middel van publicatie bij de introductie in de Steenwijker Expres en persbericht naar de lokale media. Vooral belangrijk zijn de regelmatige berichten (in de pers) over maatregelen en acties naar aanleiding van klachten en opmerkingen. Dit opdat het de burger duidelijk wordt dat hij/zij serieus wordt genomen. Contactwethouders en -ambtenaren Daarnaast kunnen altijd opmerkingen en aandachtspunten worden doorgegeven aan contactwethouders en contactambtenaren. Ook de leefba arheidsmakelaar en wijkbeheerders kunnen punten aandragen die vanuit de burgers naar voren komen. Van de in paragraaf 5.1 voorgestelde werkgroep nieuwbouw en wijkbeheer wordt (met name op het gebied van leefbaarheid) veel verwacht. De afdeling vrom speelt hierin een cruciale rol. Internet Naast de Steenwijker Expres en persberichten kan internet een belangrijke rol spelen. Op de website van de gemeente kan op een eigen pagina worden ingegaan op het veiligheidsbeleid en de ontwikkelingen daarin. De persber ichten worden al op de site geplaatst. Burgerjaarverslag In het kader van de dualisering zal er jaarlijks een burgerjaarverslag verschijnen waarin ook aandacht zal worden besteed aan veiligheid en leefbaarheid. Middels de in paragraaf 5.1 aangegeven organisatiestructuur zal aan de burgemeester gerapporteerd worden over de stand van zaken rond de fysieke- en sociale veiligheid en de kwaliteit van de veiligheidsorganisaties (w.o. rampenbestrijding). De aangedragen problemen en oplossingen rond veiligheid dienen te worden doorgegeven aan de ambtenaar openbare veiligheid, opdat deze punten kunnen worden meegenomen naar het Platform, Regiegroep(en) en opgenomen in het burgerjaarverslag.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
16
5.3
EVALUATIE
Samenwerking en (beleids)afstemming Voor een geslaagd IVP Steenwijkerland dient een goede gestructureerde samenwerking van gemeente en de lokale politie bevorderd te worden. Bij die samenwerking zijn de volgende punten in het bijzonder van belang: • jaarlijks vooraf via de Regiegroepen afstemming van de prioriteit en zoals die in het teamplan van de politie Steenwijkerland worden opgenomen; • jaarlijks evaluatie van de aangiftecijfers van de politie (lokaal en in het district noord). • inspelen op de beleidscyclus van de politie op districts- en regionaal niveau. Dit p unt vraagt met name ook tijdige afstemming binnen de regiegroep, zodat lokale prioriteiten tijdig kunnen worden ingebracht. • intensiever toezicht op openbare orde overtredingen en APV-zaken, bijvoorbeeld hondenpoep (hierbij mogelijkheid onderzoeken stadswac hten in te zetten). Naast afstemming met de politie IJsselland moet er ook afstemming plaatsvinden met de beleidsplannen van PION, met de nota Lokaal Gezondheidsbeleid, de nota brandveiligheid bestaande gebouwen en de nota prioritering integrale handhaving. Tevens dient hierbij een relatie te worden gelegd met de beleidsgedachte van het gebiedsgebonden werken waarmee de regiopolitie met name de komende jaren te maken zal krijgen. Jaarlijks actieprogramma Het IVP Steenwijkerland heeft vijf concrete (sociale veiligheids)doelstellingen geformuleerd voor een periode van vier jaar. Deze doelstellingen zijn vertaald naar verschillende maatregelen en projecten (bijlage IV). Deze zijn vervolgens geprioriteerd verspreid over een aantal jaren. Vaststelling van het IVP Steenwijkerland is middels bijlage IV automatisch ook de vaststelling van het Actieplan 2003. Het is daarom praktisch om vanaf 2004 jaarlijks een activiteitenprogramma vast te stellen vergezeld van een korte toelichting. Hierdoor blijft de aanpak flexibel en kan worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen. Daarnaast is het ook wenselijk om jaarlijks verslag te doen van de ondernomen activiteiten en de resultaten daarvan. Voorgaande paragraaf maakt duidelijk dat met de jaarlijkse veiligheidsplatformbijeenkomst en het burgerjaarverslag aan deze wens tegemoet wordt gekomen. Hierdoor ontstaat een jaarlijks proces van terugkoppeling, dat kan worden afgestemd op de gemeentelijke plancyclus. Daarbij is het van belang dat het activiteitenverslag en de jaarlijkse cijfers van de politie rond aangiftes en incidenten tijdig beschikbaar zijn, zodat er voldoende gelegenheid bestaat om nieuwe activiteiten in het activiteitenprogramma te plannen dan wel bestaande activiteiten bij te sturen en te bezien of daartoe extra middelen benodigd zijn. Brede evaluatie aan het einde van raadsperiode Naast voorgaande jaarlijkse evaluatiemomenten (bijvoorbeeld tijdens de platform-bijeenkomst en het burgerjaarverslag) is een brede evaluatie van het beleid aan het einde van deze r aadsperiode gewenst. Daarbij zal met name op proces4 en effect5 worden getoetst. Omnibusenquête Als onderdeel van de brede evaluatie wordt in 2004 de Omnibusenquête gehouden, waartoe medio 2003 een stuurgroep zal worden ingesteld. Het veiligheidsbeleid m oet dan inmiddels gestalte hebben gekregen en een aantal projecten zal zijn uitgevoerd of staat dan in de planning. Het opinieonderzoek dient ertoe om te achterhalen of de meningen of gevoelens van de burgers over de onveiligheid veranderen of zijn veranderd en of de ingezette maatregelen en activiteiten hebben bijgedragen aan een vermindering van de onveiligheid of het gevoel van onveiligheid. 4
Het proces : de evaluatie van het stappenplan, de wijze waarop aan het veiligheidsbeleid is gewerkt, met behulp van welke partners en middelen en hoe de betrokkenen het gehele proces hebben ervaren. 5 Het effect: bepalen of het veiligheidsbeleid het beoogde effect heeft behaald. Dit is een erg moeilijke opgave, maar door regelmatig de stand van zaken op een aantal belangrijke doelstellingen van het veiligheidsbeleid in beeld te brengen, kan worden nagegaan of de doelstellingen gehaald worden of niet. “Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
17
5.4
FINANCIËLE CONSEQUENTIES
Om het Integraal Veiligheids Programma op te kunnen stellen is door de gemeenteraad op 26 maart 2002 een bedrag van € 22.689,-- beschikbaar gesteld. Daarbij is een kostenverdeling gemaakt naar beoogde beleidsdoelen. Het formuleren van maatregelen en projecten in een actieplan zoals dat in bijlage IV (Actieprogramma) is geconcretiseerd vergt een verdergaande visie op de manier waarop beleidsmatig gedacht wordt invulling te geven aan het plan. Vooralsnog is deze visie niet verder gegaan dan te komen tot een overzicht van de concretisering van de voorbereidingskosten die gepaard gaan met het daadwerkelij k (doen) treffen van de beoogde maatregelen. Kosten die in bijlage IV ontbreken zijn de kosten van de in paragraaf 5.3 gemaakte communicatievoorstellen. Voor een algehele budgettering van de noodzakelijk uitvoeringskosten is het nog te vroeg omdat daarover nog geen inzicht kan worden verschaft. In de begrotingsvergadering 19 november 2002 heeft de gemeenteraad besloten om ten behoeve van de uitvoering van het IVP in 2003 de kosten die voortvloeien uit dit plan ten laste te brengen van het product politiezaken waarbij het gaat om een bedrag van € 4825,-- . Het Actieprogramma (bijlage IV) geeft aan dat aan voorbereidingskosten voor 2003 in principe rekening moet worden gehouden met€ 3300. In de toekomst kan op basis van het IVP Steenwijkerland een beroep worden gedaan op de middelen van rijkswege en van de provincie Overijssel ten behoeve van het openbare veiligheidsbeleid. Op dit moment is nog steeds onduidelijk wat de financiële consequenties zijn van de kabinetsplannen voor de stadswachten. In de veiligheidsthemabijeenkomsten werd veelvuldig gesproken over handhaving van normen en gedragsregels. Geconcludeerd is dat politie en stadswachten “vraaggerichter” zouden moeten werken. Dit betekent dat de politie en stadswachten gericht op bepaalde tijdstippen en in specifieke gebieden ingezet moeten worden om te surveilleren, zowel in Steenwijk als in het buitengebied. Uitgesproken is dat dit betekent dat er aandacht moet komen voor verruiming van de capaciteit (mankracht en tijd – er werd zelf gesproken over nachtwachten-), maar ook over bevoegdheden van de stadswachten. Belangrijk aandachtspunt in de discussie rondom stadswachten is de problematiek van enerzijds het integrale veiligheidsbeleid van gemeenten en de afstemming met politie over het toezicht binnen het publieke domein en anderzijds de specifieke kennis omtrent de gesubsidieerde banen en werkloosheid. Samen met de overige deelnemende gemeenten in de genoemde stichting (met de partners OM en politie) moet in 2003 een visie (met aandacht voor bevoegdh eden en financiële consequenties) op de stads- en dorpswachten worden ontwikkeld.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
18
BIJLAGE I:
PARTNERS IN VEILIGHEID
Politie De politie is, als het gaat om integrale veiligheid, van oudsher de belangrijkste veiligheidspartner. Zij speelt zowel bij de voor bereiding als uitvoering van het lokaal veiligheidsbeleid een onmisbare rol. Niet in de laatste plaats door de haar ter beschikking staande preventieve en repressieve instrumenten. Paragraaf 2.2 heeft duidelijk gemaakt dat onder gezag van de burgemeester de politie als algemene taken de handhaving van de openbare orde, de handhaving van de rechtsorde en de hulpverlening kent. De politie kan daarnaast met name door haar ervaring en deskundigheid anderen informatie geven hoe een bijdrage te leveren aan de verbetering van de veiligheid. Verder kan de politie zorgen voor cijfermateriaal over de veiligheidssituatie in de gemeente en kan ze participeren in projecten gericht op vermindering van criminaliteit en overlast. De politie heeft als uitgangspunt gebiedsgebonden politiezorg, waarvan de strekking is het verantwoordelijk maken van één agent of een vast team van agenten voor een bepaald verzorgingsgebied en die de middelen geven om samen met anderen de leefbaarheid en veiligheid van dat gebied te waarborgen. Nieuwe functies voor vrijwilligers In opdracht van de werkgroep burgers bij de politie, voortvloeiend uit het Platform Basispolitiezorg, is inmiddels de tweede fase uitgevoerd van het onderzoek naar nieuwe vormen van vrijwilligerswerk bij de politie. Met de diversiteit aan specifieke kennis, vaardigheden en sociale netwerken waarover zij beschikken kunnen burgers een belangrijke bijdrage leveren aan de politiële taak. Het is de bedoeling dat de politiekorpsen handvatten en instrumenten krijgen aangeboden die ze helpen bij de werving, selectie, inzet, begeleiding, motivering en training van vrijwilligers. Deze handvatten en instrumenten zijn inmiddels samengebundeld tot een toolkit of instrumentenpakket. De instrumenten hebben de vorm van checklists en lijstjes met tips & tricks en do’s & don’ts. De toolkit zal in de derde fase van het onderzoek definitief worden vastgesteld. De werkzaamheid van de toolkit zal vervolgens begin 2003 worden getest in drie voorbeeldtrajecten bij drie verschillende korpsen. Resultaten hiervan zullen met belangstelling worden afgewacht. Openbaar Ministerie (incl. HALT -buro) Het Openbaar Ministerie (OM) voert samen met de burgemeester het gezag over de politie. Daarnaast overlegt het OM met de korpsbeheerder over het beheer van het politiekorps. Deze positie en de noodzaak tot samenwerking in de aansturing van de politie maken het OM tot een cruciale partner in het veiligheidsbeleid. Oorspronkelijk koos het OM voor een wat meer afzijdige, op repressie georiënteerde positie. Maar sinds een aantal jaren komt binnen het OM meer aandacht voor preventieve aspecten van veiligheidsdenken en voor het belang van samenwerken met het lokale bestuur. Het HALT-buro (Hét ALTternatief voor vervolging door justitie van jongeren tussen de 12 en 18 j aar die zich schuldig hebben gemaakt aan een relatief klein delict) is tevens een onderdeel van het OM. Tenslotte beschikt het Openbaar Ministerie ook over tal van relevante gegevens (afgedane strafzaken, recidivegegevens, slachtoffergegevens, informatie over probleemwijken etc.) op veiligheidsgebied. Stadswachten De stichting Stadswachten IJsselland Noord levert vanaf 1995 in Steenwijk(erland) toezicht op de openbare ruimte ter bevordering van de veiligheid met name in de stad Steenwijk. Stadswachten zij n aan de ene kant normale burgers met rechten en plichten als ieder ander. Maar specifiek geldt voor hen dat ze door de georganiseerde afstemming op en samenwerking met de politie direct signalerend werken t.b.v. handhaving door politie (die vervolgens daa rdoor mogelijk effectiever werken). De werkzaamheden van de stadswachten zijn met name gericht op de controle van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het gebied van dienstverlening en verkeer. Gedacht moet worden aan assistentie bij politiewerkz aamheden, criminaliteitspreventie, rapporteren van vernielingen, het aanspreken van burgers op overtredingen, registreren van en aanspreken van hangjongeren.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
19
Geconstateerd kan worden dat de positie van de stadswachten diffuus is voor wat betreft de gedacht e handhavingstaak. Enerzijds speelt het strafrecht hierbij een rol (wet Mulder) en anderzijds het bestuursrecht (fiscalisering). Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing IJsselland Dit platform manifesteert zich onder de paraplu van de Stichting Veiligheidszorg IJsselland. Voor Steenwijk geldt dat in 2000 is gestart met het aanbieden van een projectplan waarin alle elementen zoals training winkelcriminaliteit, security-check, onderling alarmeringssysteem nulmeting en certificering werden aangeboden. In 2001 werden de laatste trainingen georganiseerd waaraan in totaal 120 personen hebben deelgenomen. Tijdens de trainingsavonden heeft de politie voorlichting gegeven over de gang van zaken en contacten binnen Steenwijk. In het kader van winkel - en personenalarmering heeft de stichting contacten gelegd met een installateur en met de winkeliersvereniging. Andere regionale instellingen (w.o. brandweer) Voorbeelden van regionale instellingen zijn de GGD, de regionale brandweer en inspectiediensten. Op de regi onale brandweer kan een beroep worden gedaan, bij grotere aangelegenheden waar de gemeentelijke brandweer onvoldoende toe is uitgerust. Ook inspecties zijn vaak regionaal ingedeeld, zoals milieuinspecties, de regionale arbeidsinspecties of de economische controledienst. Dergelijke inspecties beschikken over informatie over bedrijven. Dergelijke inspecties beschikken over informatie over bedrijven en instellingen die van nut kan zijn bij het zich voordoen van calamiteiten. De lokale gemeentelijke brandweer is de aangewezen partner voor de ontwikkeling en uitvoering van het beleid inzake pro-actie, brandpreventie, ongevallen en rampen. Samenwerking is niet alleen belangrijk als het gaat om de afspraken over een gecoördineerde aanpak bij calamiteiten, maar ook over de afstemming van preventieve activiteiten. Bij dit laatste kan gedacht worden aan de gebruiksvergunningen voor gebouwen. Burgers moeten met een veilig gevoel een gebouw (bijvoorbeeld horecagelegenheid) kunnen betreden. Provincie Op het terrein van de jeugdzorg en op de gebieden van integrale veiligheid en rampenbestrijding speelt de provincie een belangrijke coördinerende rol. Daarnaast hebben Provinciale Staten een Bijdrageregeling veiligheid vastgesteld. De regeling is bedoeld om op een structurele wijze gemeenten in Overijssel financieel te ondersteunen op het terrein van veiligheid. Burgers / Buurt- en wijkverenigingen / Plaatselijke Belangenverenigingen Inwoners kunnen informatie verschaffen over de veiligheidssituatie van hun wijk of buurt. Hierbij kan het gaan om informatie over bepaalde delicten, maar ook over onveiligheidsgevoelens. Burgers zijn niet alleen inwoners, maar manifesteren zich in allerlei hoedanigheden: als klant, als opvoeder, als slachtoffer, als klager, als medeverantwoordelijke. In elk van deze hoedanigheden beschikt de burger over relevante informatie. Vandaar dat geaccentueerd wordt dat veiligheidsbeleid ook, en soms vooral, een zaak is van de burgers zelf. Een belangrijk ankerpunt voor het veiligheidsbeleid is dan ook: vóór burgers, en waar ook maar enigszins mogelijk, mét burgers. In de meeste buurten en kernen hebben bewoners zich georganiseerd in wijkverenigingen of in organisaties van plaatselijk belang. Deze buurt- en kerninitiatieven kunnen door gemeente en politie w orden benut om informatie te verkrijgen over de leefwereld van de bewoners. Bovendien kunnen afspraken worden gemaakt om gezamenlijk problemen aan te pakken. Wijkbeheerders De functie van wijkbeheerders is voortgekomen uit de wijkplannen in Steenwijk. De wijkbeheerders houden wekelijks spreekuur voor wijkbewoners over allerhande zaken en verstrekken informatie over ontwikkelingen binnen de wijk. Daarnaast ondersteunen zij de wijkvereniging en voeren activiteiten voor hen uit. Bovendien begeleiden ze de vrijwilligers en kinderen van het milieuteam / Greenteam. Hierbij gaat
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
20
het veelal over vrijwilligerswerk binnen de groensector en om het initiëren en activeren van het opruimen van (zwerf)afval. De wijkbeheerders proberen kortom de onderlinge contacten tussen bewoners te stimuleren, evenals de contacten tussen de bewoners en de gemeente en woningbouwvereniging. Scholen: schoolleiders en bovenschoolse directeuren Schoolleiders en bovenschoolse directeuren krijgen op verschillende manieren informatie toegespeeld (bijvoorbeeld via ouderavonden) en kunnen daarom een belangrijke informatiebron vormen. Denk aan de verkeerssituatie en jeugdcriminaliteit. Maatschappelijke instanties / medische zorg Diverse instellingen kunnen een bijdrage leveren aan de verbetering van de veiligheid. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan maatschappelijk werk (RIAGG, RIBW, Zwolse Poort), jeugd- en welzijnsinstellingen (PION, Clicks, Stichting Opmaat, Cliëntenraad Gehandicapten), huisartsen, Centrum voor Alcohol en Drugs (CAD) en diverse belangenverenigingen (Thuiszorg Oude en Nieuwe Land, RSOB). Het bevorderen van contacten en netwerken met maatschappelijke instanties (w.o. Raad van Kerken, pastores, Humanistisch Verbond) is daarbij een belangrijk punt. In dit kader kan worden gedacht aan het zgn. Clemensberaad, het platform voor periodiek overleg met het gemeentebestuur. Dit overlegorgaan rekent het zich tot taak aanwezig te zijn in de samenleving om vanuit de specifieke invalshoek van “het hebben van een taak in de wereld” van meerwaarde te kunnen zijn als het gaat om het bevorderen van een stukje welbevinden van de burger in de meest brede zin. Het Humanistisch Verbond kan in dit kader een waardevolle aanvulling betekenen als het om anders dan kerkelijk georiënteerde inwoners ga at. Winkeliers, bedrijven en Horeca Winkeliers-, bedrijfs - en horecaverenigingen hebben veelal zicht op de overlastsituatie van bijvoorbeeld groepen jongeren (de horeca is hier tevens mede verantwoordelijk voor). Daarnaast kunnen ze informatie geven over verschillende vormen van criminaliteit, waaronder drugshandel en diefstal. Ook dit soort instanties kan zijn verantwoordelijkheid mede vorm geven door aan te schuiven bij overheidsoverleggen om daarmee invloed te kunnen uitoefenen op bestaand en/of toekomstig (on)veiligheidsbeleid. Van gemeentewege worden voorwaardenscheppende activiteiten verwacht teneinde de diverse belangenorganisaties instaat te stellen om hun verantwoordelijkheden waar te kunnen maken. Woningbouwcorporaties Woningbouwcorporaties hebben een taak met betrekking tot de instandhouding en verbetering van de leefbaarheid van een wijk. Door het plegen van groot onderhoud en het invoeren van renovaties wordt daaraan bijgedragen. Verder beschikken woningbouwcorporaties over informatie betreffende mensen die zich inschrijven voor een andere woning. Als veel mensen in een bepaalde wijk willen vertrekken is dat relevant voor de beoordeling van de leefbaarheid van een wijk.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
21
BIJLAGE II: 3.3
ACHTERGRONDEN EN DEFINITIES INVENTARISATIEFASE
LEEF BAARHEID
De term ‘leefbaarheid’ wordt vaak gebruikt om aan te geven hoe de algemene leefsituatie in een bepaalde wijk of buurt is en hoe de onderlinge samenhang tussen de bevolking in een buurt of wijk is. De theorie leert dat een negatieve beleving van d e kwaliteit van de leefomgeving de binding met de buurt en het verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van de buurt doet afnemen. En deze ontwikkelingen leiden tot gevoelens van onbehagen en onveiligheid. Met andere woorden: hoe leefbaarder een wijk, hoe veiliger de burgers zich voelen. Bij de beschrijving van de leefbaarheid in de gemeente wordt daarom ingegaan op het voorzieningenniveau (de kwaliteit van de openbare ruimte telt ook), veel voorkomende buurtproblemen, de sociale samenhang in de buurt en de ingeschatte toekomstig ontwikkeling van de buurt. Handhaving van normen en waarden moet als waarde worden benoemd als het gaat om het vragen van aandacht voor het oplossen van problemen die mensen in hun directe leefomgeving tegenkomen. Veel voorkomende buurt- en andere problemen komen immers veelal voort uit onbekendheid met datgene wat in de samenleving in het algemeen als norm mag worden beschouwd. Het werken aan een stukje bewustwording op dit terrein mag dan ook als een soort uitdaging worden gezien. 3.3.1
Voorzieningenniveau
De aanwezigheid van voorzieningen in een wijk of dorp heeft een positieve invloed op de oordelen van inwoners over de wijk en kan de binding met de buurt versterken. Voorwaarde is natuurlijk wel dat de voorzieningen op orde zijn en geen bron van overlast zijn. De gegevens die een beeld geven over het voorzieningenniveau in de gemeente zijn afkomstig uit de Omnibusenquête. Uit deze enquête blijkt dat in de gemeente Steenwijkerland relatief grote ontevredenheid bestaat over de aanwezigheid van voorzieningen voor jongeren (46%). Dit percentage wijkt voor Steenwijk-stad niet noemenswaardig af van dat voor de gehele gemeente. In het buitengebied geeft een aanmerkelijk groter deel van de inwoners van Ossenzijl (71%), Steenwijkerwold (67%) en Giethoorn (66%) te kennen dat ze (zeer) ontevreden zijn over de aanwezigheid van voorzieningen voor jongeren. Het ontbreken van voorzieningen voor jongeren kan leiden tot overlast door rondhangende jongeren en zo van invloed zijn op gevoelens van (on)veiligheid. Over de straatverlichting is de meerderheid van de inwoners van de gemeente Steenwijkerland (zeer) tevreden. Tijdens de veiligheidsthemabijeenkomst is door inwoners van Steenwijk-stad en het buitengebied nog wel naar voren gebracht dat de straatverlichting op sommige plekken niet werkt, wat kan zorgen voor onveilige situaties. Over de parkeergelegenheid is de mening van de inwoners van de gemeente Steenwijkerland meer verdeeld: minder dan de helft van de inwoners is (zeer) tevreden over de parkeergelegenheid (44% tevreden, tegenover 34% ontevreden). Het oordeel van de inwoners van Steenwijk-stad of het buitengebied wijkt hiervan nagenoeg niet af. Deze ontevredenheid bij een aanzienlijk deel van de bevolking zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat in diezelfde enquête parkeeroverlast door een fors aantal inwoners (40 procent) als vaak voorkomende vorm van overlast wordt ervaren. 3.3.2
Veel voorkomende buurtproblemen
Buurtproblemen als rommel op straat, graffiti en vernieling van straatmeubilair hebben een negatieve invloed op de beleving van de openbare ruimte en hebben daarom indirect invloed op gevoelens van onveiligheid.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
22
3.3.3
Ontwikkeling van de buurt
In de Omnibusenquête is het oordeel van de inwoners van de gemeente Steen wijkerland gevraagd over de (toekomstige) ontwikkeling van de buurt. In 2000 is meer dan tweederde (69%) van de inwoners van de gemeente van mening dat de buurt ten opzichte van 1999 noch vooruit, noch achteruit is gegaan. Een ongeveer gelijk deel van de inwoners vindt dat hun buurt vooruit (15%) of achteruit (16%) is gegaan. De verwachte toekomstige buurtontwikkeling geeft eenzelfde beeld te zien. Het oordeel van de inwoners van Steenwijk- stad en (de kernen in) het buitengebied wijkt hier niet van af. Genoemde redenen voor achteruitgang van de buurt zijn verminderde sociale contacten, veel leegstaande huizen, slecht onderhouden woningen, tuinen en groenvoorzieningen, slecht onderhoud van verlichting, geluidsoverlast en aanwezigheid van veel nationaliteiten. Veelgenoemde redenen voor vooruitgang in de buurt zijn verbetering van de inrichting van de buurt (bestrating, verlichting, betere groenvoorziening en beter onderhoud aan tuinen en woningen) en nieuwbouw. 3.3.4
Sociale samenhang in de buurt
Sociale samenhang is één van de factoren die onveiligheidsgevoelens bepaalt. In wijken met een sterke sociale samenhang zijn de onveiligheidsgevoelens van burgers over het algemeen beperkt. Onderzoek heeft uitgewezen dat een afname van de sociale samenhang in wij ken en buurten direct leidt tot een toename van onveiligheidsgevoelens. Ontzuiling en ontkerkelijking hebben in de vorige eeuw geleid tot het afbrokkelen van traditionele sociale kaders. Het (ontzuilde) verenigingsleven vervult nu veelal die functie. De laatste tien jaar is echter landelijk een afname van het lidmaatschap aan verenigingen waar te nemen. Kennelijk geeft men de voorkeur aan individuele keuzen voor vrijetijdsbesteding. Deze trend is ook waar te nemen in de gemeente Steenwijkerland. De afdeling Onderwijs &Welzijn constateert dat zowel in Steenwijk-stad als in het buitengebied sprake is van een terugloop van vrijwilligers voor diverse functies in het verenigingsleven. Het Omnibusonderzoek biedt inzicht in de sociale samenhang op buurtniveau. Daaruit komt naar voren dat de sociale samenhang in de buurt in de gemeente Steenwijkerland redelijk goed te noemen is. Het merendeel van de inwoners van de gemeente vindt dat men in de buurt prettig met elkaar omgaat (74%) en zegt zich thuis te voelen bij de mensen die in de buurt wonen (68%). Iets meer dan de helft van de inwoners van de gemeente zegt in een buurt te wonen met veel saamhorigheid. Slechts 14 procent van de inwoners in de gehele gemeente geeft aan dat ze de mensen in de buurt nauwelijks kenn en. De sociale samenhang in de buurt is in Steenwijk-stad lager dan in de rest van de gemeente. De inwoners van Steenwijk-stad zeggen vaker dan de inwoners van de hele gemeente Steenwijkerland de mensen in de buurt nauwelijks te kennen (23% tegenover 14% in de gemeente). Daarnaast zijn de inwoners van Steenwijk- stad het minder vaak eens met de stelling dat ze in een buurt wonen waar veel saamhorigheid is (46% tegenover 53% voor de hele gemeente). De sociale samenhang in (de kernen in) het buitengebied lijkt niet veel te verschillen met die in de rest van de gemeente. Tijdens een van de veiligheidsthemabijeenkomsten werd echter wel door een aantal aanwezigen uit het buitengebied opgemerkt dat de (onderlinge) sociale controle de laatste jaren is afgenomen. Hiervoor is geen verklaring gegeven, maar het zou een aanwijzing kunnen zijn van afname van de sociale samenhang in het buitengebied. 3.3.5
Onveiligheidsgevoelens
Uit Politiemonitorgegevens blijkt dat de onveiligheidsgevoelens in het buitengebied in 2001 zijn afgenomen ten opzichte van 1999: in 1999 gaf nog vijf procent van de inwoners van het buitengebied aan dat ze zich vaak onveilig voelen tegenover minder dan één procent in 2001. In Steenwijk-stad is het
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
23
percentage inwoners dat zich vaak onveilig voelt niet veranderd sinds 1999 (3 procent in 1999 en 2001). Ter vergelijking: landelijk geeft gemiddeld zes procent van de bevolking te kennen zich vaak onveilig te voelen in de eigen wijk en in de regio IJsselland ligt dit percentage op drie procent (3,4%). De afname van het aantal inwoners dat zich vaak onveilig voelt in de gemeente is een positieve ontwikkeling. Temeer omdat de factoren die onveiligheid mede bepalen (kwaliteit van de leefomgeving, sociale samenhang) zich niet altijd positief hebben ontwikk eld in dezelfde periode. De conclusie moet zijn dat nieuwe investeringen in de leefbaarheid van Steenwijkerland, impulsen in de kwaliteit van de leefomgeving, het terugdringen van de mate waarin buurtproblemen voorkomen en het versterken van de sociale samenhang, de onveiligheidsgevoelens in de gemeente nog verder kunnen terugdringen.
3.4
OPENBARE ORDE EN OVERLAST
Het thema openbare orde omvat allerlei verschillende vormen van overlast. Hierbij valt onder andere te denken aan overlast door rondhangende jongeren, parkeeroverlast, drugsoverlast en geluidsoverlast. Anders dan misschien zou zijn te verwachten, worden de inwoners van het buitengebied net zo vaak en soms vaker geconfronteerd met overlast dan de inwoners van het stedelijk gebied in de gemeente. Een belangrijk aandachtspunt. Zie hiertoe ook bijlage V. 3.4.1
Speerpunt ‘Drugs’: verdiepende analyse drugsgebruik
In een in 1999 door de GGD gehouden gezondheidsmonitor jongeren 12 –24 jaar komt naar voren dat er in Steenwijk, in vergelijking met de omliggende regio’s meer softdrugs maar ook andere soorten drugs worden gebruik. Ook de alcoholconsumptie is in Steenwijk hoger dan die in die regio’s. Uit het onderzoek kon de conclusie worden getrokken dat er in Steenwijk meer middelengebruik is dan elders in de regio, zowel bij meisjes als bij jongens. Het gebruik van soft - en harddrugs springt hierbij sterk in het oog. Daarnaast wordt er vrij veel gegokt. Uit het drugsgebruik kan worden afgeleid dat de handel in Steenwijk een aanzienlijke afzetmarkt g evonden heeft en dat de gemeente genoodzaakt wordt om een duidelijk drugsbeleid te voeren. De 16 – 24 jarigen vormen op dit gebied een bij zondere risico- en doelgroep. Een deel van hen geeft immers aan ook wel eens harddrugs, zoals pepmiddelen, cocaïne en zelfs heroïne te hebben gebruikt. Mede op grond van bovenstaande is de bestrijding van de handel in het gebruik van drugs in Steenwijk door het gemeentebestuur tot speerpunt benoemd. In de stad Steenwijk is een gedooglocatie in de vorm van een coffeeshop. De politie houdt toezicht op de naleving van hetgeen is opgenomen in de gedoogbeschikking. Tot nu toe zijn de ervaringen niet negatief te noemen. Daarnaast zijn er illegale verkooppunten op het gebied van hard- en softdrugs, met name in de wijk Steenwijk-West. Dit brengt veelal overlast voor de onmiddellijke woonomgeving met zich mee. Een knelpunt is dat geconstateerd kan worden dat er ruimschoots voorlichting aanwezig is over onder andere het gebruik van genotmiddelen, maar dat deze voorlichting niet leidt tot de gewenste gedragsverandering. Naast deze constatering komt naar voren dat er bij probleem veroorzakende jongeren onder andere sprake is van het gebruik van alcohol en drugs. Wil er sprake zijn van een integrale aanpak dan zal de specifieke kennis rond de verslavingszorg zoals deze bij het CAD aanwezig is beschikbaar moeten komen. Wanneer deze kennis niet wordt omgezet in daden dan stagneert een adequate aanpak. In hoofdstuk 4 worden voorstellen/maatregelen aangegeven hoe in Steenwijk deze problemen te kunnen verminderen.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
24
3.4.2
Speerpunt ‘Jeugdzorg’: verdiepende analyse overlast door jongeren
Uit de veiligheidsthemabijeenkomst en gevoerde gesprekken kwam duidelijk naar voren dat overlast door jongeren de vorm van overlast is die voor de inwoners van de gemeente Steenwijkerland het meest zwaar weegt. In deze subparagraaf wordt daarom uitgebreider ingegaan op (de achtergronden van) deze vorm van overlast en het speerpuntenbeleid van de gemeente ten aanzien van jongeren (jeugdzorg). Uit de Politiemonitor, de gevoerde gesprekken en de veiligheidsthemabijeenkomst van 17 mei 2002 blijkt dat overlast door jongeren in de gemeente Steenwijkerland met name veroorzaakt wordt door groepen jongeren. Deze jongeren bevinden zich in de leeftijdscategorie van 12 tot 16 jaar. In Steenwijk-stad komt overlast door groepen jongeren met name voor in de Oostermeenthe en Gagels. In het buitengebied doet overlast door jongeren zich met name voor in de grotere kernen (Blokzijl, Vollenhove, Oldemarkt en Sint Jansklooster), maar daarnaast ook in kleinere plaatsen als Belt -Schutsloot en Steenwijkerwold. Uitgesplitst naar de kernen ondervindt men in Oldemarkt overlast van jongeren op brommers. In Belt -Schutsloot hebben de jongeren een caravan in gebruik als soort jeugdhonk en racen met brommers en auto’s. In Blokzijl en Oldemarkt wordt geracet met brommers en auto’s (rondom horecagelegenheden) en dit zorgt voor geluidsoverlast. De belangrijkste bronnen van overlast die de jongeren veroorzaken zijn het maken van lawaai (schreeuwen, het draaien van luide muziek), doelloos rondhangen, (hard) rondrijden op brommers en/of in auto’s, het achterlaten van zwerfvuil en het aanbrengen van vernielingen. Verder valt het overmatig alcoholgebruik door jongeren op jonge leeftijd op. Dit alcoh olgebruik lijkt ook door de ouders normaal te worden gevonden. Hierover werd tijdens de eerste veiligheidsthemabijeenkomst opgemerkt dat jongeren steeds vaker voor het uitgaan (goedkopere) drank kopen bij de supermarkt, waarbij ook alcohol verkocht wordt aan jongeren onder de 16 jaar. Ook in clubhuizen en horecagelegenheden wordt de wettelijke leeftijdsgrens voor het schenken van alcohol aan jongeren niet overal aangehouden. Een verandering die de aanwezigen bij de veiligheidsthemabijeenkomst onder de jeu gd waarnemen is dat deze steeds minder aanspreekbaar is. Het aanspreken van de jongeren op het gedrag wordt bemoeilijkt, omdat de ouders het gedrag van de jongeren vergoeilijken. Eén van de aanwezigen wijt de verandering die heeft plaatsgevonden onder de (dorps)jeugd met name aan de afname van respect voor het gezag en dat men elkaar niet meer aanspreekt op zijn of haar verantwoordelijkheid. Net als het speerpunt drugs, is jeugdzorg één van de vastgestelde prioriteiten van het gemeentebestuur. De primaire d oelstelling is het terugdringen van het aantal jongeren dat zich schuldig maakt aan vormen van overlast en vernielingen en het voorkomen dat jongeren verder afglijden naar crimineel gedrag. Huidig beleid is dat met diverse partners in het jeugdbeleid wordt samengewerkt. Deze partners zijn onder andere: jeugdhulpverlening, onderwijsinstellingen, sociaal cultureel werk, gezondheidsinstelling, gemeente, arbeidsvoorziening, politie. Jeugdzorg is bij uitstek gebaat bij een snelle reactie op normafwijkend gedra g. Hiertoe is het “J-team” opgericht. Dit is een tweewekelijks overleg van diverse partners (zoals jeugdhulpverlening, onderwijsinstellingen en politie) met tot doel snel te kunnen reageren op individuele problemen van jongeren en het inzetten van de juist e deskundigheid daarbij. Het jeugdbeleid wordt verder uitgewerkt in twee uitvoeringsgroepen. Eén voor de 12 minners en één voor de 12 plussers. Huidige activiteiten, die beogen dat overlast en vernielingen door jeugdigen worden voorkomen en jongeren behoeden van het risico verder af te glijden naar criminaliteit zijn: • Schooladoptieplan (SAP); Het Schooladoptieplan is een werkwijze waarbij een politie taakaccenthouder jeugdzorg in samenwerking met de klassedocent diverse lessen verzorgt over uiteenlopende onderwerpen, die een relatie hebben met ongewenst en/of crimineel gedrag. De activiteiten zijn gericht op de groepen 7 en 8 van het basisonderwijs. Voor het jaar 2002 zijn 4 scholen in het programma opgenomen. De materiaalkosten komen ten laste van
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
25
de gemeente en de manuren ten behoeve van het lesgeven worden bekostigd door de regiopolitie IJsselland. • Veilige school; Met de 3 scholen in het voortgezet onderwijs worden activiteiten ontplooid om gezamenlijk op te trekken tegen vernieling, vandalisme, agressiviteit, drugs- en wapengebruik. • Jongeren ontmoetingsplekken (JOP’s) Om de contacten met de jeugd te verbeteren en daarmee het aantal vernielingen en overlastmeldingen positief te beïnvloeden, worden met enige regelmaat die plekken in wijken en kernen bezoc ht waar jeugd zich verzamelt en ophoudt. De politie werkt daarbij nauw samen met de opbouwmedewerkers van het bureau Clicks. Naast voorgaande preventieve activiteiten heeft de politie met het Openbaar Ministerie de afspraak gemaakt dat elke strafbare gedraging van een jongere een snelle reactie krijgt. Dit kan middels HALT of door het opmaken van een proces- verbaal worden ingevuld. Ter registratie wordt de gedraging en de jongere in het cliënt volgsysteem opgenomen. 3.4.3
Overlast in de detailhandel
Uit het detailhandelonderzoek blijkt dat de ondernemers in het centrum van Steenwijk-stad met name hinder ondervinden van brommers en fietsers in het winkelgebied, overlast door cafébezoekers, opstoppingen door lossende vrachtwagens en het rondhangen van groepen jongeren. De aanwezigheid van bewoners van het AZC maakt kennelijk verdacht, zo werd aangegeven tijdens de eerst gehouden veiligheidsthemabijeenkomst. In het buitengebied wordt bij horecagelegenheden in Blokzijl en in Oldemarkt wel geracet met brommers en auto’s. Dit zorgt voor geluidsoverlast. Verder gaat van de jongeren nogal eens een dreigende werking uit naar toeristen als zij door bepaalde gedragingen het averechtse effect bereiken dan wat met deze doelgroep wordt beoogd: te proberen hen een plezierige tijdsbesteding te bieden en hen daardoor nog eens te laten terugkeren.
3.5 SPEERPUNT ‘GEWELD OP STRAAT’: HET VOS-PROJECT In deze paragraaf komen de volgende onderwerpen aan de orde: geweldsdelicten (waaronder mishandeling, bedreiging en portemon neediefstal met geweld) en zedendelicten. Wanneer we kijken naar de geweldsdelicten die bij de politie bekend zijn geworden zien we dat alle vormen van geweldsdelicten in Steenwijk-stad vaker voorkomen dan in het buitengebied (zie bijlage V). De verklaring hiervoor moet zijn dat binnen de gemeente Steenwijkerland de stad Steenwijk fungeert als uitgaanscentrum met een regionaal karakter. Met name het weekend en de georganiseerde festiviteiten hebben op de bewoners van Steenwijk en omliggende plaatsen een a anzuigende werking. Steenwijk-stad kent, helaas, al enkele jaren een ongunstig risicobeeld voor wat betreft de kans slachtoffer te worden van een geweldsdelict. Om deze reden is geweld op straat door het gemeentebestuur benoemd als speerpunt van het veiligheidsbeleid. Het speerpunt heeft vorm en inhoud gekregen in het ‘VOS -project’ (Veiligheid Op Straat). Via het activiteitenplan VOS worden extra mankracht en middelen vrijgemaakt om zichtbaar aanwezig te zijn, hetgeen ondersteund wordt door de inzet van een arrestantenwacht aan het bureau te Steenwijk tijdens de zaterdagnacht. Daarnaast worden banden met netwerkpartners (horeca) onderhouden en uitgebouwd en is er gedurende de VOS -uren (vrijdag 23.00 uur tot en met zondag 07.00 uur) een speciaal 06-nummer beschikbaar voor communicatie tussen politie en netwerkpartners. Doelstelling van het project is het terugdringen van het geweldsrisico en een stijging van het percentage aangehouden verdachten. Zo is er hard aan gewerkt om het doen van aangiften van geweldsdelicten makkelijker te maken, zowel voor
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
26
de horeca als voor de bevolking. Mogelijk is van daaruit de stijging van het aantal aangiften (mishandeling en bedreiging) te verklaren. Het aangifteratio (= aantal aangiften per 1000 inwoners) ligt in de gemeente met 5,4 boven het regionale gemiddelde en de regionaal vastgestelde bovengrens van 4,0. Een kleine vergelijking met vergelijkbare gemeenten in de regio IJ sselland: Tabel 3.4 Aangifteratio (aantal aangiften per 1000 inwoners) Veili gheid op straat regio IJsselland Gemeente 1997 1998 1999 2000 2001 Steenwijkerland 4.1 5.2 4.6 4.5 5.4 Hardenberg 2.8 2.6 2.6 2.4 2.2 Raalte 1.5 1.5 2.2 2.0 2.6 Kampen 3.3 3.1 3.6 3.4 3.9 Bron: Politie IJsselland Tabel 3.5 Aangifteratio (aantal aangiften per 1000 inwoners) Veiligheid op straat gemeente Steenwijkerland Gemeente 1998 1999 2000 2001 Steenwijkerland 5.2 4.6 4.5 5.4 Steenwijk- stad 5.7 5.9 5.6 8.6 Buitengebied 3.3 2.4 2.4 2.7 Bron: Politie IJsselland Bovenstaande cijfers bevestigen dat Steenwijk-stad een aparte aanpak verdient voor wat betreft geweld op straat. Bovendien is een nuancering van de aangiftecijfers op zijn plaats. Natuurlijk is een aangifte van belang in het kunnen aanhouden van een verdachte. Maar het is van belang te onderkennen dat het aantal aangiften geen zuiver beeld geeft van de feitelijke geweldscriminaliteit. De meldings- en aangiftebereidheid van geweldsdelicten is namelijk laag. Uit de Politiemonitor Bevolking van 2001 blijkt dat de gemiddelde meldingsbereidheid en gemiddelde aangifteb ereidheid van slachtoffers van geweldsdelicten in de regio IJsselland 29 procent respectievelijk 15 procent bedraagt (tegenover 29 procent en 18 procent landelijk). Veelal wordt uit angst voor represailles geen aangifte gedaan. Dit betekent dat het feitelijk aantal gepleegde geweldsdelicten aanzienlijk hoger is dan mag worden afgelezen uit de aangiftecijfers van de politie. De regio IJsselland scoort met een aangifteratio van 4,6 even hoog als de regio Noord- en Oost -Gelderland, lager dan de regio’s Groningen en Drenthe (respectievelijk 5,9 en 4,8) en hoger dan de regio’s Twente en Flevoland (respectievelijk 4,5 en 3,8)6 . 3.5.1
Slachtofferschap van geweld in de detailhandel
Intimidatie en bedreiging van winkel - of horecapersoneel blijkt de meest voorkomend vorm van dreiging met geweld te zijn in Steenwijk-stad. Grofweg de helft van de ondernemers is hier in 1999 één of meer keren mee geconfronteerd. Een enkeling geeft in het detailhandelonderzoek zelfs aan vaak tot zeer vaak te worden geconfronteerd met in timidaties en bedreigingen.
6
Bron: de landeli jke politiedatabase van GIDS over 2001
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
27
3.6
DIEFSTAL EN INBRAAK (VERMOGENSDELICTEN)
Onder vermogensdelicten verstaan wij vormen van criminaliteit die zich richten op objecten. In bestaand onderzoek worden daaronder verstaan: fietsen, auto’s en woningen. Ook blijkt uit contacten met ondernemers dat (potentiële) inbrekers in voorkomende situaties hun oog hebben laten vallen op bedrijfsterreinen waarbij eigendommen van derden niet worden ontzien. In deze paragraaf beschrijven we achtereenvolgens de mate waarin deze vormen van criminaliteit voorkomen in Steenwijk-stad, het buitengebied en de detailhandel en horeca. In Steenwijk-stad komt diefstal van brom- , snor- en gewone fietsen in 2001 het meest voor in de politiestatistieken, gevolgd door diefstal uit- en vanaf m otorvoertuigen. Beide vormen van diefstal zijn in 2001 in vergelijking met 1999 behoorlijk toegenomen. De laatste vorm van diefstal die in 2001 relatief vaak voorkomt is winkeldiefstal; ook hier doet zich een stijging voor ten opzichte van 1999. Tenslotte valt op dat het aantal inbraken in woningen in 2001in Steenwijk-stad is afgenomen, terwijl inbraak uit bedrijven en andere instellingen juist is toegenomen. De politieregistraties overziend kan worden geconcludeerd dat het met de voertuigencriminaliteit in 2001 ‘de verkeerde kant opgaat’ en dat het met de inbraken in woningen en bedrijven ‘de goede kant lijkt op te gaan’ in de gemeente Steenwijkerland. Dit beeld wordt grotendeels bevestigd door de gegevens uit de Politiemonitor (zie ook bijlage V). 3.6.1
Slachtofferschap van diefstal en inbraak in de detailhandel
Uit het detailhandelonderzoek blijkt dat meer dan de helft van de ondernemers in Steenwijk-stad in 1999 te maken heeft gehad met (winkel-)diefstal. Bijna 60 procent van de ondernemers in Steenwij k- stad is in 1999 één of meerdere keren geconfronteerd met (winkel- )diefstal. In de horeca ligt dit percentage rond de 25. Inbraken komen minder voor, zo blijkt uit het detailhandelonderzoek. Uit de politieregistraties blijkt dat winkeldiefstal met name voorkomt in Steenwijk-stad: in 2001 is het aantal bekend geworden feiten van winkeldiefstal ten opzichte van 1999 iets gestegen. Verder blijkt dat inbraak in bedrijven licht is toegenomen in Steenwijk-stad (van 36 feiten in 1999 naar 45 in 2001) en iets is afgenomen in het buitengebied (van 36 in 1999 naar 28 in 2001). Inbraak in bedrijven en instellingen komt in 2001 nagenoeg even vaak voor als inbraak in woningen.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
28
BIJLAGE III:
VERSLAG VEILIGHEIDSTHEMABIJEENKOMST IVP, D.D. 17-05-2002
1. Inleiding De v eiligheidsthemabijeenkomst en het IVP zullen zich met name richten op de zogeheten sociale veiligheid. Kortgezegd is dat veiligheid die te maken heeft met mensen en het gedrag van mensen. Dat gedrag kan leiden tot vormen van overlast of bepaalde vormen van criminaliteit. De zogeheten fysieke veiligheid (risicovolle bedrijven, verkeersveiligheid en dergelijke) valt buiten de scope van het IVP. Het doel van de bijeenkomst is om vanuit een herkenbaar beeld van de huidige veiligheidssituatie, oplossingen te bedenken voor veiligheidsproblemen die zich voordoen. De gemeente wil alle aanwezige partijen de ruimte geven met deze oplossingen te komen. De hoop wordt uitgesproken dat tijdens de bijeenkomst een gevoel van gezamenlijke verantwoordelijkheid ontstaat voor het verbeteren van de veiligheidssituatie in de gemeente. 1.1 Korte presentatie veiligheidsanalyse De veiligheidsanalyse beschrijft de huidige veiligheidssituatie in de gemeente op een aantal thema’s: • Buurtproblemen • Vormen van overlast • Diefstal en inbraak • Geweld en bedreiging De kern van de analyse wordt gevormd door cijfers afkomstig uit een groot bevolkingsonderzoek naar veiligheid en criminaliteit, de Politiemonitor Bevolking. Deze cijfers worden aangevuld met die uit een Omnibusenquête en de registraties van de politie. In de analyse wordt een onderscheid gemaakt tussen Steenwijk- stad en het buitengebied. Buurtproblemen Alle getoonde buurtproblemen (vernieling van straatmeubilair, hondenpoep op straat, rommel op straat, bekladding van muren) komen in Steenwijk-stad aanzienlijk vaker voor dan in het buitengebied. Opvallend is dat in Steenwijk-stad rommel op straat de afgelopen jaren in toenemende mate als buurtprobleem wordt ervaren. Overlast De inwoners van het buitengebied en Steenwijk-stad ervaren de verschillende vormen van overlast (geluidsoverlast door verkeer, dronken mensen op straat, drugsoverlast, overlast door jongeren en omwonenden) ongeveer in dezelfde mate. In de ontwikkeling van de verschillende vormen van overlast zijn wel belangrijke verschillen waar te nemen. Zo is in Steenwijk-stad de overlast van dronken mensen op straat, de drugsoverlast en de overlast door omwonenden de laatste jaren fors afgenomen. In het buitengebied daarentegen nemen alle vormen van overlast toe (met name: geluidsoverlast door verkeer, overlast door omwonenden en jongeren). Diefstal en inbraak De inwoners van Steenwijk-stad worden verhoudingsgewijs vaker slachtoffer van een van de onderscheiden vermogensdelicten (fietsdiefstal, autocriminaliteit, (poging tot) inbraak in woning). Onrustbarend is met name de toename van het aantal vernielingen dat wordt aangebracht aan auto’s, het aantal diefstallen uit auto’s en het aantal diefstallen van auto’s. De politiecijfers ondersteunen deze zorgwekkende trend: het aantal aangiften van auto-inbraken is de afgelopen twee jaar bijna verdubbeld. In het buitengebied lijkt eerder sprake van een daling van deze vormen van criminaliteit. Meer dan de helft van de ondernemers krijgt één of meerdere keren per jaar te maken met winkeldiefstal.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
29
Geweld en bedreiging Tot slot zijn een aantal tegen personen gerichte vormen van criminaliteit beschreven. Deze komen, gelukkig, minder vaak voor dan de eerder beschreven vormen van criminaliteit maar ook hier zijn een aantal zorgwekkende ontwikkelingen waar te nemen. Zo laten de politieregistraties zien dat het aantal aangiften van bedreiging het afgelopen jaar is verdubbeld (van 21 naar 50). Het aantal aangiften van geweld op straat is eveneens bijna verdubbeld. Het vermoeden bestaat dat deze toename met name speelt in Steenwijk-stad. 1.2 Reacties op de veiligheidsanalyse (plenair): Reacties m.b.t. geweldsdelicten Door een aantal aanwezigen wordt opgemerkt dat het vreemd is dat uit de laatste meting van de Politiemonitor in 2001 blijkt dat h et slachtofferschap van mishandeling op 0% ligt, terwijl uit aangiftecijfer bij de politie blijkt dat het aantal aangiften van mishandeling fors gestegen is. Dhr. Van der Veen is in zijn vrije tijd betrokken bij het verlenen van slachtofferhulp en in 2001 heeft hij 57 mensen in behandeling gehad naar aanleiding van een geweldsincident. Dit valt niet te rijmen met de uitkomsten van de Politiemonitor. Een eerste opmerking in dit verband is dat het van belang is veel gegevensbronnen naast elkaar te leggen om de nauwkeurigheid van de cijfers zo groot mogelijk te maken. Een tweede opmerking is dat er vanuit de politie hard aan is gewerkt om het doen van deze aangiften makkelijker te maken zowel voor de horeca als voor de bevolking. Daardoor is het aantal aangif ten ook gestegen. Het beeld dat geweldpleging met name plaatsvindt tijdens uitgaansavonden en rondom horecagelegenheden wordt herkend door de aanwezigen. Via het VOS -project (Veiligheid Op Straat) heeft de politie de meeste “herrieschoppers” inmiddels goed in beeld. De heer Smit van Grand Café de Rechter zoekt een verklaring voor het toenemende geweld op straat in het gedrag van de jeugd. Deze is mondiger dan vroeger, gebruikt meer alcohol en gedraagt zich agressiever. De burger voelt zich veiliger wanneer er meer politie op straat is. Een trend die door een aantal aanwezigen wordt waargenomen is dat veel jongeren vóór het uitgaan drank kopen bij de Albert Heijn (omdat dit goedkoper is). Hierbij wordt ook drank verkocht aan jongeren onder de 16. Reacties met betrekking tot veel voorkomende buurtproblemen Volgens de heer Joustra van Plaatselijk Nut Wetering zou het goed zijn om een verfijning aan te brengen wanneer het gaat over het buitengebied. Volgens hem zou dat een ander beeld geven: in de grotere kernen in het buitengebied (Vollenhove, Blokzijl en Oldemarkt) zullen bepaalde buurtproblemen als hondenpoep op straat en rommel op straat meer voorkomen dan in de rest van het buitengebied. Mevrouw T. Doorenspleet merkt namens wijkvereniging Steenwijk-West op dat de hondenpoep op straat door het plaatsen van zogenaamde “hondenpoepbakken” sterk is afgenomen. Een relatief simpele ingreep. Verder is een deel van de onrust in de (sociaal zwakkere) buurt afgenomen door het afbreken van panden aan de Verlaatseweg. De Bilderdijkstraat blijft nog wel een aandachtsgebied. Reacties met betrekking tot overlast De aanwezigen zijn verbaasd dat overlast door omwonenden in het buitengebied in verhouding tot Steenwijk- stad zo hoog is. Een deel van de aanwezigen vraagt zich af of dit te verklaren is door de komst van “westerlingen”, die bepaalde geluiden van het platteland niet gewend zijn. Verder kan het zijn dat mensen in het buitengebied zo rustig wonen dat ze een lagere tolerantiegrens hebben wat geluidsoverlast door omwonen den betreft. In de werkgroepen zal verder naar een verklaring worden gezocht. Een andere vorm van overlast die veel reacties oproept bij de aanwezigen is overlast door jongeren. De heer Van Groeningen van restaurant Kaatje bij de Sluis deelt mee dat ook bij horecagelegenheden in het
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
30
buitengebied overlast wordt veroorzaakt door jongeren. Specifiek probleem waar de horeca in Blokzijl op dit moment mee te maken heeft zijn jongeren die bedreigend overkomen naar omwonenden en toeristen: “er is een toename van jongeren in auto’s die luide muziek draaien en kratten bier meeslepen in de kofferbak.” Eén van de andere aanwezigen vat de verandering die heeft plaatsgevonden onder de (dorps)jeugd als volgt samen: “De jeugd zat vroeger op de fiets, wij reden nog op brommers en tegenwoordig rijden ze in auto’s. Respect voor de politie is ook afgenomen. Ook het (onderling) aanspreken op verantwoordelijkheid verdwijnt.” Mevrouw A. Doorenspleet van Plaatselijk Belang Belt-Schutsloot merkt op dat daar het alcoholgebruik op jonge leeftijd opvalt: jongeren vanaf 12 jaar drinken al alcohol. Daarna gaan ze de straat op en brengen vernielingen aan. Aanspreken van deze jongeren is moeilijk, want de ouders vergoelijken het gedrag van de jongeren. De heer Vermeulen van Stichting Opmaat noemt het drankgebruik door jongeren opvallend. Vanuit het project Clicks 4 (opbouwwerk voor jongeren) wordt het beeld herkend dat jongeren al vroeg beginnen met het drinken van alcohol. De norm die ouders hanteren ten aanzien van alcoholgebruik ligt la ag: men staat er erg tolerant tegenover. Met betrekking tot de situatie in Blokzijl wordt aangegeven dat er sprake is van normvervaging bij de jeugd, dat de jeugd niet aanspreekbaar is, dat het respect voor de politie is verdwenen en dat de ouders het laten lopen. Mevrouw Wind (GGD) geeft aan dat bij de benadering van de jeugdproblematiek een link met het lokaal gezondheidsbeleid nu nog vaak ontbreekt. Bij de aanpak van de overlast moet met een brede blik gekeken worden. Ten aanzien van overlast heeft de politie ook gepromoot om melding te doen: ook hierdoor is het aantal meldingen gestegen . “Hoe meer aandacht, hoe meer iets lijkt toe te nemen,” aldus een van de aanwezigen. Hetzelfde gaat op met betrekking tot voorzieningen: als er een voorziening is om overlast aan te pakken, neemt de vraag ook toe. Tot slot werd nog een vraag gesteld of bij de veiligheidsanalyse gekeken is naar het cumulatief effect, dat wil zeggen of iemand die bijvoorbeeld voor overlast in het buitengebied zorgt ook overlast veroorzaakt in Steenwijk. Op basis van de gegevens die B&A heeft gebruikt om de veiligheidsanalyse te maken zijn dit soort uitspraken niet mogelijk. Om dit soort uitspraken te kunnen doen zou je de daders moeten volgen. Voor de slachtofferpercentages die zijn getoond maakt dit effect overigens niets uit.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
31
Resultaten workshop 1: Steenwijk-stad Aanwezig: Dhr. Dolstra (RSG), Mw. Wind en Mw. Pierik (beiden GGD), Dhr. Vis (handelsvereniging Steenwijk), Dhr. Mulder en Mw. T. Doorenspleet (beiden wijkvereniging Steenwijk-West), Dhr. Huisman (Regiopolitie IJsselland, team Steenwijk), Dhr. Weerkamp (Stichting Stadswachten IJsselland Noord), Dhr Van Bodegem (discotheek Caesar’s Palace), Dhr. Gernaat (wijkvereniging Oostermeenthe en Nieuwe Gagels), Dhr. Van Ek ( gemeente, afdeling Welzijn/PION), Dhr. Dollekamp (brandweer), Dhr. Smit (grand café De Rechter). Later: Mw. Meindertsma (gemeente), Mw. Elgershuizen (Provincie Overijssel). Na een korte introductie over de bedoeling van de werkgroep door de heer Kroon en nadat de hee ft Gernaat heeft aangeboden de resultaten van de werkgroep plenair te presenteren, wordt nagegaan of er naast de thema’s: 1. Kwaliteit van de leefomgeving 2. Geweld op straat en bedreiging 3. Vormen van overlast 4. Inbraak, diefstal en vernieling Nog een thema ontbreekt. Besloten wordt het thema: 5. Veiligheid in huis en op school toe te voegen. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor onderwerpen als het beleid rond de toewijzing van woningen en voor de al lopende acties. Uitgewerkte oplossingen per thema Algemeen De thema’s kwaliteit van de leefomgeving, geweld op straat en bedreiging, vormen van overlast en veiligheid in huis en op school blijken veel overlap te hebben en worden in samenhang besproken. Duidelijk is dat men in het algemeen van mening is dat de problemen voornamelijk worden veroorzaakt door jongeren. In het algemeen wordt er gesproken over kwesties als verlichting, groenvoorziening en hangplekken, het probleem van alcoholverkoop door winkeliers aan jongeren en van de politie die niet optreedt, over normvervaging bij jongeren en een (te) coulante houding van ouders, over het personeelsbeleid bij discotheken, over de wenselijkheid van daadwerkelijke handhaving door de politie van bijvoorbeeld het verbod om op straat alcohol te gebruiken en van een lik-op-stukbeleid. Belangrijke conclusies die door de groep in het algemeen worden gedeeld zijn de volgende: • Er is meer samenwerking vereist tussen alle partijen, het gaat namelijk om een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Politie, scholen, ouders, horeca, winkeliers moeten samen naar oplossingen zoeken, en moeten worden gestimuleerd om het probleem van de overlast door jongeren aan te pakken. Als er bijvoorbeeld op school problemen zijn met een bepaalde leerling, moeten de ouders daar direct bij worden betrokken. Horecagelegenheden moeten afspraken met elkaar maken zodat zij elkaar direct kunnen helpen zodra er ergens problemen dreigen; • Voorlichting is een belangrijk middel om duidelijk te maken wat er speelt. Jongeren moeten worden geïnformeerd over de risico’s van het gebruik van alcohol, drugs etc.; • Er moeten duidelijk afspraken worden gemaakt over wie wanneer wat doet bij grensoverschrijdend gedrag;
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
32
•
De jongeren moeten zelf worden betrokken bij oplossingen. Geef hun de kans aan te geven wat zij zelf willen, ga daarbij uit van wat mogelijk is, en niet alleen van beperkingen. Probeer daarbij traagheid in besluitvorming in verband met bureaucratische procedures te voorkomen.
Voor de afzonderlijke thema’s wordt het volgende ingevuld. Kwaliteit van de leefomgeving Effecten Verbetering verlichting en groenonderhoud in Oostermeenthe en aandacht voor voorzieningen in nieuwe wijken. Acties Aandacht voor veiligheid in planvorming Tref voorzieningen voor jongeren in de wijken Versterk het welzijnswerk (maatschappelijk werk, opbouwwerk, jongerenwerk) in de wijken, wees vraaggericht. Met name aan de versterking van het welzijnswerk wordt veel waarde gehecht (verdient prioriteit). Geweld op straat en bedreiging Effecten Betere signalering van trends (monitoring) Herstel van het horecaoverleg. Acties • Organiseer dat trends zichtbaar worden gemaakt (periodiek onderzoek en overleg/informatieuitwisseling) • Politie en horeca moeten beter samenwerken • Er moet een lik-op-stukbeleid worden gevoerd • Stimuleer dat jongeren elkaar op hun gedrag (en de gevolgen daarvan) aanspreken. De samenwerking tussen politie en horeca en het aanspreken van jongeren door leeftijdgenoten zijn de belangrijkste acties/activiteiten die als eerste ondernomen/ gerealiseerd moeten worden. Partijen Scholen, jeugdhulpverlening, politie en justitie worden aangemerkt als de partijen die actie moeten en willen ondernemen. Vormen van overlast Effecten Beperking van drankgebruik door en verkoop van drank aan jongeren Beperking overlast door jongeren Eén l oket voor jeugdhulpverlening Verhoging veiligheid binnen de horeca. Acties • Stimuleer samenwerking tussen de betrokken partijen • Zorg voor goede voorlichting (gezondheidsrisico’s) • Zorg voor ondersteuning bij de opvoeding • Creëer één loket voor hulp, bundel dienstverlening
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
33
Zorg ervoor dat binnen de horeca wordt gewerkt met gecertificeerd personeel, handhaaf het alcoholverbod, zorg voor betere samenwerking binnen de horeca • Leg verbanden tussen alle betrokken partijen, breng in kaart hoe partijen werken en koppel de werkzaamheden aan elkaar. Het laatste actiepunt (het leggen van verbanden) verdient prioriteit volgens de deelnemers aan de workshop. •
Partijen Ouders, scholen, horeca, politie en alle samenwerkingspartners op het gebied van de jeugdhulpverlening wor den genoemd als betrokken partijen. Veiligheid in huis en op school Effecten Duidelijke afspraken ter preventie van onveilige situaties, verschaf op scholen, in horecagelegenheden, in winkels en op sportverenigingen duidelijkheid over deze afspraken (over waarden en normen). Acties • Zorg voor ondersteuning bij de opvoeding • Let erop dat afspraken tussen organisaties worden nageleefd, maak die afspraken (en voorbeelden) openbaar, en zorg voor goede voorlichting. Prioriteit wordt gegeven aan de actiepunten opvoedingsondersteuning en openbaarmaking afspraken. Inbraak, diefstal en vernieling Effecten Trends beter signaleren Acties Informeer politie, scholen en detailhandel.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
34
Resultaten workshop 2: Buitengebied Aanwezig Dhr. G. Joustra (Plaatselijk Nut Wetering), dhr. H.J. Romijn en dhr. B. Blum (Regiopolitie IJsselland, team Steenwijk), Mw. A. Doorenspleet (Plaatselijk Belang Belt -Schutsloot en Regionaal Samenwerkende Ouderenbonden), Mw. J. Lenstra (Dorpsbelang Willemsoord e.o. en de Pol), Dhr. T. Vermeulen (Stichting Opmaat), Dhr. J.G. Schwantje (Vereniging Dorpsbelangen Dwarsgracht), Dhr. A. Compagner (vereniging Dorpsbelang Wanneperveen), Mw. C. Muis (Plaatselijk Belang Kuinre), Dhr. Tammens en Dhr. Raggers (Hof van Holland), Dhr. F. van Groeningen ( Kaatje bij de Sluis), Dhr. De Jagt, Plaatselijk Belang Blokzijl, Mw. Meindertsma (gemeente). Verwachtingen van de workshop Aan het begin van de workshop is een kort rondje gehouden onder de aanwezigen waarbij ze hun verwachtingen konden uiten over de bijeenkomst. De volgende verwachtingen werden genoemd: • Antwoord krijgen op de vraag hoe je moet optreden richting de buurman • Gezamenlijk oplossingen bedenken • Nieuwe oplossingen bedenken • Lokale oplossingen bedenken voor lokale problematiek • Geen vage oplossingen: concrete en uitvoerbare oplossingen en acties “hard maken”. • Integraliteit bewerkstelligen ook in het buitengebied: samen acties ontplooien. Ook een uitbreiding van de capaciteit op jeugd. • Tips hoe rustig met de jeugd te kunnen praten “ zonder een tik op de snuit te krijgen”. • Dat de gemeente en politie meer belangstelling voor de problematiek in Blokzijl krijgen en kwaliteit. • Overlast door jeugd op bromfietsen aanpakken en de oplossing kenbaar maken waar in Blokzijl al in samenwerking met politie en gemeente is begonnen. • Een handreiking hoe gezamenlijk problemen aan te pakken • Een enkele aanwezige heeft geen verwachtingen. Dhr Van Groeningen uit voor aanvang van de workshop zijn verbazing dat een groep bewoners uit Blokzijl, die zich bezorgd maken over de leefbaarheid in hun plaats, niet is uitgenodigd bij de bijeenkomst. Uitgewerkte oplossingen per thema Vormen van overlast Alle aanwezigen waren het eens dat overlast door jongeren het belangrijkste overlastprobleem is in het buitengebied waarvoor een oplossing moest komen. Er is dan ook alleen gesproken over een oplossing voor deze vorm van overlast. Achtergronden van de overlast door jongeren Voordat is ingegaan op de effecten die de aanwezigen willen behalen met de oplossing is kort ingegaan op de achtergronden van de overlast door jongeren. Hierbij werden de volgende punten genoemd: • De jongeren zijn mondig en niet aanspreekbaar. Een punt wat de aanspreekbaarheid bemoeilijkt is dat de jongeren in groepen rondhangen. Hierbij treedt groepsgedrag in werking: je moet je stoer voordoen binnen de groep. Hierdoor is het moeilijk een vast aanspreekpunt te vinden. • De politie spreekt de veelplegers niet aan. • Rondhangen is een nieuwe vorm van vrijetijdsbesteding geworden. • Er is niks te doen voor de jongeren, b ehalve sporten, maar dat willen ze niet • Er wordt meer alcohol op straat gedronken dan in de kroeg. Een trend van de laatste tijd is dat veel jongeren goedkopere drank halen bij de supermarkt. Daarnaast wordt zowel in de horeca als in sportkantines drank geschonken aan jongeren onder de 16 jaar. • Drank is overigens niet de kern van het overlastprobleem, maar het versterkt het gedrag van de jongeren wel.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
35
•
•
•
•
Zoals eerder aangegeven, vormt acceptatie van de ouders van het gedrag van de jongeren een probleem bij de aanpak van overlast (dit geldt zowel voor het drankgebruik als het daadwerkelijk overlastgevend gedrag). De meest voorkomende overlastvormen zijn hard rijden op brommers en met de auto, gebruiken van verbaal geweld en het achterlaten van rommel (zwerfvuil, als blikjes, etc). Zwerfvuil ontstaat omdat volle vuilnisbakken niet geleegd worden door de gemeente (onder andere in Willemsoord). Uitgesplitst naar de kernen ondervindt men in Oldemarkt overlast van jongeren op brommers bij de C1000. In Belt -Schutsloot hebben de jongeren een caravan in gebruik als soort jeugdhonk en racen met brommers en auto’s. Ook bij Kaatje bij de Sluis in Blokzijl en het Hof van Holland in Oldemarkt wordt geracet met brommers en auto’s en dit zorgt voor geluidsoverlast. Verder gaat v an de jongeren een dreigende werking uit naar toeristen. Voor alle kernen geldt dat de overlast meestal door de plaatselijke jeugd wordt veroorzaakt. De omvang van de groepen jongeren verschilt. De leeftijd van de groepen varieert: er zitten jongeren bij vanaf 12 jaar, maar het merendeel van de groepen wordt gevormd door jongeren in de leeftijd van 1516 jaar. Onder een aantal aanwezigen leeft het idee dat te lang wordt gewacht met ingrijpen in bepaalde kernen.
Gewenste effecten Het uiteindelijke resultaat dat de aanwezigen willen bereiken is dat de jongeren aanspreekbaar zijn. Men wil graag contact met de groep maken, daarmee rekening houden met de groepsdynamiek. Vraag hierbij is wie ze moet aanspreken en hoe je ze aanspreekt. De aanwezigen zij het eens dat “een belerend vingertje geen effect heeft.’ Daarnaast is nog opgemerkt dat de ouders van de kinderen ook meer moeten worden aangesproken op het gedrag van hun kinderen. Verder is geconstateerd dat een mentaliteitsverandering nodig is. De vervreemding van elkaar is te ver doorgeschoten. De aanwezigen zijn het eens dat het niet realistisch is te verwachten dat deze mentaliteitsverandering op korte termijn plaatsvindt. Te ondernemen acties • Praat met de jongeren. • Het eerste contact met de jongeren moet gelegd worden door iemand die in hun ogen “autoriteit” heeft. Deze persoon moet op basis van gelijkwaardigheid met de jongeren overleggen. • Zorg voor een vast aanspreekpunt, zowel bij de jongeren als bij andere betrokken partijen (bewoners, politie, gemeente, etc) • Confronteer de jongeren met de mensen die overlast ervaren. • Biedt de jeugd een alternatief waarbij ze zelf betrokken zijn (luister naar hun wensen) en geef ze eigen verantwoordelijkheid. • Laat jongeren ook meepraten in het verenigingsleven in het dor p • Concrete afspraken maken met jongeren. • Zorg dat de ouders bereikt worden en dat ze ook het probleem erkennen dat hun kinderen voor overlast zorgen en dat ze zich (ten dele) achter de aanpak van de overlastgevers scharen. • De politie moet zich vaker laten zien in de kernen in het buitengebied. De overlastgevers moeten concreet en snel worden aangepakt. • Stadswachten moeten op andere tijden worden ingezet dan van 8.00 tot 17.00 uur. “Er is behoefte aan nachtwachten.” • Creëer mobiele voorzieningen voor jongeren . • Zorg ook voor evenementenbeheer en handhaving van sluitingstijden. Na grote evenementen brengen jongeren vaak natijds vernielingen aan. Door ze zelf bij de organisatie te betrekken en verantwoordelijkheid te geven zullen ze zich ook verantwoordelijker ge dragen en elkaar onderling aanspreken op hun gedrag.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
36
•
De bureaucratie bij de provincie moet doorbroken worden. In Belt -Schutsloot wilde men een trapveldje voor jongeren creëren maar op de gewenste plek mocht kon het veld niet komen door het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan kon door bureaucratische procedures niet snel gewijzigd worden, waardoor het trapveldje niet op de gewenste plek is gekomen.
Randvoorwaarden om bepaalde onderdelen van de aanpak te kunnen realiseren zijn: • tijd/ capaciteit bij politie, stadswachten (dorpsconciërges) en Clicks • geld • communicatie • netwerk van het verenigingsleven versterken en aanvullen. Grenzen doorbreken. Acties en activiteiten die volgens de deelnemers prioriteit hebben zijn: evenementenbeheer en handhaving van sluitingstijden, ouders betrekken bij de aanpak en zorgen dat zij zich hier ten dele aan committeren, praten met jongeren en inzet van stadswachten en aandacht van politie. De randvoorwaarde capaciteit (en dan het liefst uitbreiding hiervan) verdient volgens veel van de aanwezigen prioriteit. Voorbeelden van (succesvolle) oplossingen Vanuit Oldemarkt wordt een voorbeeld gegeven hoe daar is omgegaan met een groep jongeren die overlast veroorzaakte bij de horeca. De horeca heeft eerst met politie, Clicks en Gemeente (wethouder) om tafel gezeten om het probleem te bespreken. Daarna is door politie en Clicks contact gelegd met de jongeren. Uiteindelijk heeft ook een gesprek plaatsgevonden tussen een vertegenwoordiger van de jongeren en de horecaondernemers in kwestie. Hierdoor is bij de jongeren een stukje bewustwording gekweekt wat ze met hun gedrag aanrichten. Vanuit de jongeren kwam het signaal dat er voor hen niks te doen was in Oldemarkt. Op dit moment gaat een deel van deze jongeren naar een jeugdhonk op een aantal avonden per week. Op deze avonden zijn zij verantwoordelijk voor het beheer van het honk. In Willemsoord is een flyer -actie onder jongeren gehouden, waarbij ze werden uitgenodigd om te komen praten over een oplossing voor de overlast die ze veroorzaakten. Uiteindelijk bleek ook hier dat de jongeren een eigen plek wilden om samen te komen. Partijen Politie, Clicks, wethouder(s), ouders, jongeren, wijk/kernorganisaties, het (plaatselijk) verenigingsleven. De aanwezigen hebben aangegeven dat de belangrij kste partij wordt gevormd door de ouders van de jongeren (die moeten nu het eerst worden betrokken bij de aanpak van de overlast), gevolgd door de politie en het verenigingsleven. Planning De aanpak van overlastgevende jongeren is een continu proces volgens de aanwezigen. Belangrijk is echter dat je met de jongeren in gesprek blijft! Kwaliteit van de leefomgeving Geconstateerde problemen/effecten • Straatverlichting die niet werkt. Specifiek zijn hier genoemd: de Scheerwoldeweg en de Bernlanderhout (in de bochten) • Het bermonderhoud laat te wensen over • In het buitengebied wordt hard gereden • Bij een bedrijventerrein in de Oude wetering ontstaan vaak gevaarlijke situaties door overstekende heftrucks etc. • In de Wetering ligt vaak zwerfvuil in de vorm van rondslingerend landbouwplastic. Boeren moeten hier op worden aangesproken.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
37
•
• • • •
De bereikbaarheid van parkeerplaatsen moet verbeterd worden. Specifiek voorbeeld is de parkeerplaats in Blokzijl; deze is maar via één weg bereikbaar. Er schijnt een plan voor te zijn om dit aan te passen, maar waar dit gebleven is weet men niet. Onderhoud van fietspaden en trottoirs kan beter in Wanneperveen. Sociale controle moet versterkt worden (“noaberschap”) Grijs- en groenonderhoud moet beter Geluidsoverlast door brommers en auto’s
Acties • Handhaven • Onderhouden van straatverlichting (zorgen dat alles werkt) • Zorg voor bereikbare parkeerplaatsen • Let op het onderhoud van bermen • Willemsoord wil graag een duidelijke dorpskern waar niet harder dan 30 km per uur mag worden gereden • Verbeter en onveilige fietspaden in Blokzijl, Jonen en Dwarsgracht • Verbeteren openbaar vervoer Partijen Lokale kernen, gemeente, gemeentelijk opzichter, BTB Groep (voor ouderen en invaliden). De overige twee thema’s geweld op straat en bedreiging en inbraak, diefstal (vermogensdelicten) zijn in deze workshop niet uitgewerkt. De aanwezigen waren van mening dat de andere thema’s meer van toepassing waren op het buitengebied. Presentatie uitkomsten workshops en plenaire discussie De resultaten uit de workshop voor Steenwijk stad zijn gepresenteerd door dhr. Gernaat (wijkvereniging Oostermeenthe en Nieuwe Gagels) en de resultaten voor het buitengebied door mw. Lemstra (Dorpsbelang Willemsoord en de Pol). Na presentatie van de uitkomsten van de workshops volgden weinig reacties op elkaars voorstellen. Volgens de aanwezigen was het in ieder geval wel duidelijk dat overlast door jongeren in zowel Steenwijkstad als het buitengebied als belangrijkste aandachtspunt voor het IVP naar voren komt. Door de aanwezigen is nog een aantal aanvullende opmerkingen gemaakt: • Er moet beter gecommuniceerd worden over de aanpak van overlast door jongeren. • Stadswachten (dorpsconciërges) hebben bepaalde voordelen ten opzichte van agenten: ze zijn laagdrempeliger om te benaderen. • Er is veel over repressie gesproken. De eerste stap die ondernomen moet worden is om met de jeugd te praten in plaats van over de jeugd (beleid maken mét, in plaats van óver). Bij een preventieve aanpak is het essentieel dat ouders worden ondersteund bij het aanpakken van jongeren. Ouders moeten steeds worden gestimuleerd (corrigerend vermogen verbeteren). • Ouders en jongeren moeten worden voorgelicht over de gevolgen van alcohol- en drugsmisbruik. Jongeren kunnen elkaar ook voorlichten. • Verstrek contacten tussen werkgevers (horeca en detailhandel) en jeugd. • Probleemonderkenning is belangrijk: de rellen van Genemuiden zijn hier genoemd als voorbeeld. Spreek elkaar aan op verantwoordelijkheden. • Het advies aan de gemeente luidt: zorg voor een brede, gecombineerde (preventief en repressief) aanpak om de jongerenoverlast beheersbaar te maken. • Met betrekking tot leefbaarheid wordt nog opgemerkt dat de gemeente meer betrokkenheid moet tonen en niet alles bij dorpsbelangen moet neerleggen. Hiertegenover werd gesteld dat bes turen van
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
38
belangenverenigingen ook goed als intermediair naar de gemeente kunnen fungeren en de servicelijn van de gemeente kunnen bellen met bepaalde klachten. Tenslotte wordt de vraag gesteld of het vanuit de gemeente te realiseren is om eens per maand met wijkraden en jeugd te praten over de overlastproblematiek. Afsluitend dankwoord burgemeester Apotheker De burgemeester dankt de aanwezigen voor hun inzet bij de workshops. Er is veel winst geboekt doordat men samen over de problemen in de gemeente heeft gesproken en gezamenlijk een aanpak van de problemen heeft bedacht. Verder hebben de aanwezigen elkaar leren kennen en contacten gelegd. De burgemeester benadrukt dat de gemeente, politie en instanties niet alleen kunnen zorgdragen voor veiligheid in de gemeente, maar dat de burgers daar zelf ook een taak in hebben. Tenslotte formuleert de burgemeester een aantal conclusies: 1. De jeugdproblematiek is een structureel probleem, daar zijn zowel gemeente als politie zich vandaag nog eens bewust van geworden. 2. Om de overlast door jongeren op te lossen moet met de jeugd gesproken worden in de eigen kern. 3. Een vraag die leefde bij de inzet van de stadswachten is hoe deze meer vraaggericht konden werken. Daar is vandaag een antwoord op gekomen. De stadswachten kunnen gericht op bepaalde tijdstippen in specifieke gebieden worden ingezet om te surveilleren, zowel in Steenwijk als in het buitengebied. 4. De prioriteitstelling voor het IVP is duidelijk, de boodschap aan de gemeente is goed overgekomen. 5. Het plan van aanpak uit het IVP moet na de zomer met alle aanwezigen van vandaag worden besproken, deze middag moet een gevolg krijgen.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
39
BIJLAGE IV:
ACTIEPROGRAMMA
LEEFBAARHEID Doelstelling 1: De kwaliteit van de openbare ruimte moet zodanig worden verbeterd dat de resultaten van veel voorkomende buurtproblemen voor Steenwijk-stad in de Politiemonitor 2005 zijn afgenomen tot het niveau van het regionaal gemiddelde en de resultaten van de Omnibusenquête 2004 een beeld laten zien dat inwoners van Steenwijkerland vinden dat h un buurt vooruit is gegaan. Het is zaak de kracht van de gemeente Steenwijkerland, de ruimte en het groen, permanent op peil te houden door optimaal beheer van de openbare ruimte. Overlast, voor zover betrekking op de kwaliteit van de openbare ruimte, kan zo worden verminderd. Dit betekent allereerst het duidelijk stellen en handhaven van begrijpelijke regels. Goed gedrag zou beloond moeten worden. Dit kan voor de initiërende overheid uitnodigend werken om zich er telkens weer van bewust te zijn dat men het goede voorbeeld moet geven in de organisatie van het beheer van de openbare ruimte. Tot slot is het van belang al in de planfase van nieuwe wijken aandacht te besteden aan leefbaarheids- en veiligheidsaspecten. Deze doelstelling geldt voor de gehele gemeente en is daarom algemeen van aard. Aandachtsgebieden zijn de wijken Oostermeenthe en Steenwijk-West Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) 2004/2
Kosten
1.1. Optimalisering openbare Gemeente, € 2500,-verlichting naar norm, alsmede op woningbouwcorporaties, parkeerplaatsen (autocr iminaliteit), Plaatselijk belang- en Oostermeente/Gagels en wijkverenigingen buitengebied (Scheerwolderweg) De eerste maatregel heeft betrekking op het optimaliseren van de openbare verlichting. Specifieke locaties zijn de wijken Oostermeente/Gagels en enkele locaties in het buitengebied (w.o. Scheerwolderweg). In algemene zin dient getoetst te worden of de openbare verlichting in de gemeente voldoet aan de normen van de Nederlandse Vereniging voor Verlicht ingskunde. Daarnaast kan het ook zo zijn dat geoptimaliseerde verlichting volgens de norm toch nog onvoldoende effect heeft. Hoge beplanting in de directe nabijheid van de lantaarns verhinderen voldoende spreiding van het licht. Hier moet niet alleen met d e snoeiplanning rekening gehouden worden, maar ook preventief bij de groeninrichting van nieuw bouwprojecten. Burgers kunnen gestimuleerd worden om problemen met slecht verlichte achterpaden zelf op te lossen. Vaak betreft het particuliere grond of van een woonstichting. Zij kunnen dit eenvoudig doen door het aanbrengen van verlichting aan schutting, schuur of in de tuin. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) 2004/1
Kosten
1.2. Betere communicatie over en het Woningbouwcorporaties, € 1000,- opstellen van ‘gedragscodes’ die gemeente, welzijnsorganisaties/ gelden in wijken/gebieden maatschappelijk werk (PION, CLICKS), wijk- en bewonersorganisaties Deze tweede maatregel heeft tot doel gedragscodes of spelregels over het gebruik van de openbare ruimte op te stellen en kenbaar te maken. Dat kan langs de traditionele weg (gemeentelijke voorlichting) maar ook binnen de maatregelen die onder doelstelling twee zijn verwoord. Als de initiatiefnemers en betrokkenen partijen in die communicatie lat en merken dat het hun serieus is met de gedragscodes zullen individuele bewoners dat als steun in de rug ervaren in het aanspreken van medebewoners op ongewenst gedrag.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
40
Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) 2004/1
Kosten
Tijdpad (start) 2003/2
Kosten
1.3. Verstevigen van de aanpak van Woningbouwcorporaties, € 750, -de verrommeling en slecht gemeente, wijk- en onderhouden panden en tuinen bewonersorganisaties De aanpak van de verrommeling van de openbare ruimte en slecht onderhouden panden en tuinen betekent een directe verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Natuurlijk hebben professionele organisaties hier een rol maar juist ook de individuele bewoners. Deze kunnen via positieve prikkels (beloning: bijvoorbeeld jaarlijkse tuinprijzen) en negatieve p rikkels worden gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid in het beheer van de openbare ruimte. De maatregel is met name van belang in wijken en kernen uit de jaren ’50 en ’60 met veel huurwoningen (zoals Steenwijk-West). In Steenwijk-stad houden vooral de drie wijkbeheerders zich hier mee bezig. Er zou meer rendement uit de wijkbeheerders gehaald kunnen worden door ze een budget toe te kennen, iets waar zij zelf regelmatig om vragen. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
1.4. Creëren van een evenwichtig Woningbouwcorporaties, € 500,-woningbestand in wijken gemeente Verouderingsprocessen in wijken kunnen verval in gang zetten waardoor mensen de wijk verlaten en de buurtbinding afneemt. Het tegengaan daarvan door middel van herstructurering van vroegnaoorlogse wijken en jaren zeventig rijtjeswijken is een essentiële maatregel. Door in herstructurering toe te werken naar aantrekkelijke verschijningsvormen van de woningen (laagbouw in ruime setting) en veel eigen woningbezit kan de binding van de bevolking aan de wijken blijven bestaan en kan de basis voor sociale samenhang worden vastgehouden. In het voorjaar 2003 zal in Steenwijkerland een woningmarktonderzoek worden uitgevoerd, waarna vervolgens een woonvisie zal worden opgesteld. In de woonvisie zal de samenstelling van woonwijken worden bezien en de eventueel te nemen maatregelen (bijvoorbeeld sloop, nieuwbouw of renovatie).
Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) 2005/1
Kosten
1.5. Toepassen Gemeente Nihil veiligheidseffectrapportages bij stads - en dorpsvernieuwing en nieuwbouwprojecten Veiligheid moet een issue worden bij stads- en dorpsvernieuwing en nieuwbouwprojecten. En wel in een vroeg stadium. Reeds in de structuur - en bestemmingsplanfase moet de veiligheidseffectrapportage worden benoemd als instrument dat in het proces naar de bouwplanfase een rol dient te spelen. En niet alleen een procedurele. Het is zaak dat in dergelijke projecten de ruimte wordt gecreëerd om de uitkomsten van de rapportage in te passen in het uiteindelijke bouwplan, iets dat niet vanzelfsprekend is zo leert de ervaring. Het derde certificaat van het Politiekeurmerk Veilig Wonen (de Veilige omgeving) dient als richtsnoer voor de rapportage. Doelstelling 2: Bij de Omnibusenquête van 2004 moeten zowel in het buitengebied als in Steenwijk-stad betere scores worden behaald op de vraagstelling met betrekking tot de sociale samenhang in de wijken en kernen. Naast de ruimtelijk-fysieke component kent de leefbaarheid van wijken en kernen ook een sociale component. Traditioneel is de sociale samenhang in landelijke gebieden groter dan in stedelijke gebieden. Dat zien we ook terug in de cijfers voor de gemeente Steenwijkerland. Juist in Steenwijk-stad maakt de maatschappelijke tendens van individualisering én de instroom van nieuwe bewoners dat de sociale samenhang in sommige gebieden (Steenwijk-West, Oostermeenthe) onder druk staat. Gevolg: onbekend
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
41
maakt onbemind. Bewoners spreken elkaar steeds minder aan en normafwijkend gedrag leidt tot buurtproblemen en vormen van overlast. Een versterking van de sociale dynamiek in deze gebieden is gewenst. Mensen moeten elkaar ontmoeten, elkaar weer leren kennen onder het motto ‘een goede buur is beter dan een verre vriend’. Hoe kan dit nu beter dan gebruik te maken van de hoge organisatiegraad van de bewoners van de gemeente. Bijzondere aandacht verdient het AZC, dat veel bewoners kent met een sterk uiteenlopende culturele achtergrond die anders is dan de heersende in de gemeente. Gewenning aan elkaar en elkaars mores is zowel voor de nieuwe bewoners (AZC) als voor de bestaande bewoners van de gemeente van groot belang. Maatregel Initiatiefnemer en betrokkenen Tijdpad Kosten (start) 2.1. Het welzijnswerk (opbouw - en Gemeente, welzijnsorganis aties/ 2004/2 Nihil jongerenwerk) manifesteert zich maatschappelijk werk (PION, voor het eind van de planperiode in Clicks) de wijken en kernen Het lidmaatschap van maatschappelijke organisaties en verenigingen en het deelnemen aan vrijwilligerswerk verhoogt de sociale samenhang in wijken en kernen. Het welzijnswerk kan een belangrijke stimulans geven aan deze maatschappelijke participatie. En vooral als een wijkgerichte werkwijze wordt gekozen. Deze maatregel betreft een versterking van de activiteiten die reeds door PION, Clicks worden uitgevoerd (buurtnetwerken, buurtsport). Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
2.2. Onderzoeken van mogelijkheden voor professionele buurt - en conflictbemiddeling
Tijdpad (start) 2004/2
Kosten
Welzijnsorganisaties/ Nihil maatschappelijk werk (PION, Clicks), woningbouwcorporaties, gemeente Waar mensen samen zijn ontstaan (ook) conflicten. Het is sterk als deze conflicten (tijdig) in de context waar zij zijn ontstaan kunnen worden opgelost en wel zodanig dat zij buiten de justitiële keten kunnen worden gehouden. In diverse steden zijn in wijken goed e ervaringen opgedaan met professionele buurten conflictbemiddeling die navolging verdienen in de gemeente Steenwijkerland. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) 2004/1
Kosten
Tijdpad (start) 2004/1
Kosten
2.3. Sociale activering d.m.v. het Wijk- en bewonersorganisaties, € 1500,-stimuleren van zelforganisat ie en – gemeente, woningbouwcorporaties beheer De gemeente kent een hoge organisatiegraad van bewoners. Achter die actieve wijk- en dorpsbewoners schuilt echter ook een grote groep niet actieve bewoners. Deze maatregel richt zich op het activeren van deze bewonersgroep door ze te vragen een rol te spelen in de organisatie van activiteiten / evenementen in de wijk / het dorp en ze te benaderen in het kader van het beheer van de eigen woonomgeving. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
2.4. Optreden tegen ongewenst Gemeente , wijk- en nihil overlastgevend gedrag (verkeerd bewonersorganisaties, politie aanbieden huisvuil, verkeerd parkeren) In combinatie met de maatregelen 1.2 en 1.3 heeft deze maatregel tot doel de kwaliteit van de openbare ruimte te bevorderen. Deze maatregel heeft in tegenstelling tot de genoemde echter een meer repressief karakter. Specifieke aandachtsgebieden zijn Steenwijk-West en Oostermeenthe.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
42
Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) 2004/2
Kosten
Tijdpad (start) Loopt
Kosten
Tijdpad (start) Loopt
Kosten
2.5. Planning, organisatie en coördinatie Gemeente, woningbouwcorporaties, € 1500,-van opzoomer -manifestaties naar wijk- en bewonersorganisaties Rotterdams model: buurt knapt gezamenlijk de straat op en kan een ‘opzoomer kwalificatie’ krijgen. Deze maatregel (sterke relatie met 1.2. en 1.3), die na het bekende Rotterdamse succes in veel gemeenten navolging heeft gekregen, kan een tweeledig effect sorteren. Enerzijds wordt het individuele verantwoordelijkheidsgevoel voor de eigen wijk/het eigen dorp vergroot. Door gezamenlijk deze maatregel uit te voeren wordt de binding met de wijk/het dorp en de bewoners van de wijk/het dorp vergroot.
Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
2.6. In overleg met betrokken Gemeente , wijk- en nihil bewonersgroepen creëren van bewonersorganisaties multifunctionele voorzieningen en ontmoetingsplaatsen (buurthuizen, informatiepunten, trapveldjes, basketbalpleinen e.d.) Voorzieningen in de wijken of dorpen (kinderopvang, buurthuizen, scholen) maar ook openbare ontmoetingsruimten als pleinen en trapveldjes vervullen een cruciale sociale functie. Zij bieden de gelegenheid voor ontmoeting op alle tijden van de dag. Wijken met een goed voorzieningenniveau een veel ontmoetingsruimte kennen in de regel een sterkere sociale samenhang dan wijken die dat niet hebben. Bij doordenking en uitvoering van deze maatregelen moet worden stilgestaan bij het feit dat deze ontmoetingsplaatsen ook een bron van overlast kunnen zijn (jongeren). Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
2.7. Ter overbrugging van culturele Gemeente , COA, Vluchtelingenwerk verschillen worden Nederland, wijk- en kennismakingsbijeenkomsten bewonersorganisaties georganiseerd voor bewoners van de gemeente en die van het AZC (multicultureel koken, muziek en dans)
nihil
Het spreekwoord ‘onbekend maakt onbemind’ lijkt in Steenwijkerland opgeld te doen voor de bewoners van het AZC. Kennismaking met elkaars culturele achtergrond kan veel onbegrip en mogelijk onterechte vooroordelen wegnemen. Sterker nog, de inbreng van deze specifieke groep bewoners aan activiteiten die in dorpen en wijken worden ontplooid, kan een bijzondere kleur geven aan de maatregelen die in het kader van deze tweede doelstelling worden uitgevoerd.
OPENBARE ORDE EN OVERLAST (VAN JONGEREN) De overlast waar de inwoners van de gemeente mee worden geconfronteerd, werd in de veiligheidsthemabijeenkomst steevast herleid tot de jongeren, reden dat de jongeren speerpunt zijn geworden binnen dit thema. Zij vormen de bron van veel overlast en ordeverstoringen. In de bijeenkomst van 17 mei 2002 werd begrip uitgesproken voor de situatie van de jongeren maar werd tevens aangegeven dat de consequenties van het overlastgevende gedrag ontoelaatbaar zijn.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
43
Ook overlast en ordeverstoringen door jongeren leiden niet direct tot onveilige situaties of criminaliteit maar wel tot gevoelens van onveiligheid en onbehagen. Van deze vorm van overlast is in de gehele gemeente sprake maar er zijn enkele aandachtsgebieden aan te wijzen waar de maatregelen zich met name op moeten richten: Oostermeenthe, Blokzijl/racen met brommers, Vollenhove, Oldemarkt/C1000, Belt Schutsloot/jeugdhonk. Met name op de genoemde locaties in het buitengebied is de laatste jar en sprake van een toename van de overlast door jongeren. Doelstelling 3: Het terugdringen van het aantal jongeren dat zich schuldig maakt aan vormen van overlast en vernielingen en het voorkomen dat jongeren verder afglijden naar crimineel gedrag. Dit hou dt in dat de resultaten van de komende Politiemonitoren zowel voor het buitengebied als Steenwijk-stad onder het niveau van de Politiemonitor 2001 moet uitkomen. Samenwerking tussen de partners in de veiligheidsketen is belangrijk in het voorkomen van over last door jongeren en hiermee het beperken van ervaren overlast. Hierbij dient goed te worden gekeken welke partij welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft; op basis daarvan kunnen taken worden verdeeld en heeft eenieder een duidelijke eigen rol in de integrale aanpak. Op dit moment ontbreken een aantal cruciale partners in het structurele overleg binnen deze keten: werkgevers in de detailhandel en horeca. Partners die in de preventieve sfeer veel kunnen betekenen. Dit neemt niet weg dat de jeugd en de jeugdzorg speerpunt zijn van veel verschillende organisaties. Opbouwwerkers van het bureau Clicks en de taakaccenthouders van de politie zijn belangrijke partijen in deze. Het is de bedoeling dat onderstaande maatregelen naast de al lopende projecten worden uitgevoerd of in lopende projecten worden ingebracht. Met de uitvoering van onderstaande maatregelen moeten de effecten die door de lopende projecten worden beoogd, worden versterkt. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) 2003/3
Kosten
Tijdpad (start) 2003/4
Kosten
Tijdpad (start) 2003/4
Kosten
3.1. In kaart brengen en activeren Gemeente , politie, PION, Clicks, € 100,-netwerk organisaties jongeren scholen, horeca, detailhandel Deze eerste maatregel binnen deze doelstelling heeft tot doel de keten van organisaties die met jongeren te doen hebben, te versterken. Zonder dat wordt vervallen in uitvoerige overlegstructuren moet met alle organisaties die er toe doen worden toegewerkt naar functionele samenwerking in de preventieve en repressieve sfeer. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
3.2. Praten over jongeren met Gemeente , PION, Clicks, jongeren € 100,-jongeren, vorming van jongerenpanels met, afhankelijk van onderwerp, wisselende samenstelling De beperkte mate van organisatie van jongeren maakt het moeilijk om effectief met hen in gesprek te raken. Toch is het van belang vaste aanspreekpunten te vinden (‘peers’) én te bieden. Dat kan op ad -hoc basis in de context waar vaak overlast va n jongeren wordt ervaren maar ook door instelling van, afhankelijk van het onderwerp in wisselende samenstelling, jongerenpanels. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
3.3. Er worden systematisch Gemeente , politie, PION, Clicks, voorlichtingsactiviteiten voor e n scholen, horeca, detailhandel, ouders door jongeren ontwikkeld gericht op waarden en normen
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
nihil
44
Net als onder doelstelling 1 (maatregel 1.2) speelt ook hier voorlichting een belangrijke rol in het voorkomen van overlast door jongeren. Deze voorlichtingsactiviteiten sluiten aan bij de activiteiten van PION, Clicks (opvoedingsondersteuning, onderwijsondersteuning) maar hebben ook betrekking op het uitgaansgedrag (horeca). Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) 2003/4
Kosten
3.4. Strenge handhaving Politie, stadswachten, gemeente, € 1000,- normstelling en bieden alternatieven scholen, horeca, ouders De gedragsregels moeten vanzelfsprekend worden gehandhaafd, willen zij serieus worden genomen. Tijdens de veiligheidsthemabijeenkomst werd in dit verband aandacht gevraagd voor verruiming van de capaciteit (mankracht en tijd) van de stadswachten . Er werd zelfs gesproken over ‘nachtwachten’. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad Kosten (start) 3.5. Toezicht door ouders Gemeente , PION, Clicks, stadswachten, 2003/4 nihil wijk- en bewonersorganisaties Naast toezicht door de traditionele toezichthouders (politie, stadswachten) zouden naar analogie van de Marokkaanse buurtvaders ook ouders een toezichthoudende functie op zich kunnen nemen. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) Loopt
Kosten
Tijdpad (start) 2003/2
Kosten
3.6.Confrontaties: jongeren met Gemeente , PION, Clicks, jongeren, nihil mensen die overlast ervaren wijk- en bewonersorganisaties, ouders Door jongeren te confronteren met de consequenties van hun gedrag kan een gedragsverandering teweeg worden gebracht. Deze confrontaties dienen altijd onder professionele begeleiding plaats te vinden. Deze maatregel is te beschouwen als een vorm van nazorg maar kan zeker een preventieve werking hebben. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
3.7.Systematische voorlichting op de Gemeente , GGD, PION, Clicks, € 400,-gezondheidsrisico’s door het jongeren, ouders gebruik van alcohol en drugs Vroegtijdig alcoholgebruik is onder bepaalde groepen jongeren gewoon. Los van mogelijke overlast die dit teweeg kan brengen, bergt dit alcoholgebruik ook gezondheidsrisico’s in zich. Een maatregel die past binnen het programma opvoedingsondersteuning zoals geformuleerd door PION en die aansluit op één van de aandachtspunten uit de nota Lokaal Gezondheidsbeleid. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad Kosten (start) 3.8.Schooladoptieplannen Politie, gemeente, scholen Loopt: € 2500,- SAP In het schooladoptieplan (SAP) werkt een taakaccenthouders jeugdzorg van de politie samen met scholen / klassendocenten (groep 7 en 8 van het basisonderwijs) om te voorkomen dat leerlingen, door ze kennis te laten maken met de politie, ongewenst en crimineel gedrag zullen vertonen. Het SAP wordt hier ingebed in het integraal veiligheidsprogramma van de gemeente. Dit betekent dat de initiatiefnemer en betrokken partijen telkens een bewuste keuze zullen maken welke scholen in het programma dienen te worden betrokken.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
45
Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) Loopt
Kosten
Tijdpad (start) Loopt
Kosten
3.9. Veilige school (voorlichting en Politie, gemeente, scholen nihil activiteiten) Dit project, dat zich richt op het voortgezet onderwijs, zal met hetzelfde doel als benoemd bij maatregel 3.8, worden ingebed in dit IVP. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
3.10. Op basis van behoefte worden Gemeente , jongeren, wijk- en nihil met en door jongeren JOP’s bewonersorganisaties, PION, Clicks gerealiseerd De JOP’s bieden het platform om maatregel 3.2 uit te voeren. Daarnaast is deze maatregel een verbijzondering van maatregel 2.6. De politie werkt in deze al nauw samen met de opbouwwerkers van het bureau Clicks. Indien behoefte is a an nieuwe locaties (jongeren) of als het zinnig is naar nieuwe locaties te zoeken (politie, Clicks) moeten de mogelijkheden worden onderzocht.
GEWELD OP STRAAT Het geweldsrisico in Steenwijk- stad is relatief hoog en neemt toe. Werden in 1999 door de politie nog 105 geweldsdelicten geregistreerd, in 2001 waren dat er 153. Met name het aantal bedreigingen is explosief gestegen (verdriedubbeling in deze periode). Ook in het buitengebied is, zij het in mindere mate, sprake van een toename. De problemen doen zich met name voor op de zaterdagavond, de uitgaansnacht bij uitstek, en dus ook rond uitgaansgelegenheden en routes naar uitgaansgelegenheden Doelstelling 4: Geweld op straat in Steenwijkerland moet worden teruggedrongen, waarbij specifiek Steen wijk-stad naast een gezellige en uitnodigende ook een veilige uitgaansstad wordt. Dit moet in 2005 resulteren in dalende slachtofferpercentages in de Politiemonitor Bevolking en minstens de regionaal beoogde aangifteratio van maximaal 4,0. Het activiteitenplan Vei ligheid Op Straat (Vos-project) heeft tot doel de veiligheid op straat te bevorderen en bovengenoemd geweldsrisico in te dammen. Zo zijn vanuit de politie extra menskracht en middelen vrijgemaakt en zijn de banden en communicatie met netwerkpartners versterkt. Binnen deze doelstelling moet worden gestreefd naar het stopzetten van de forse toename van het aantal geweldsdelicten in de gemeente. Het is daarbij van belang te onderkennen dat het aantal meldingen of aangiften van geweld op straat niet representatief is voor het feitelijk slachtofferschap van geweld. Uit de Politiemonitorcijfers blijkt immers dat in de regio IJsselland minder dan een derde van alle geweldsdelicten wordt gemeld en dat van slechts 15 procent van alle geweldsdelicten aangifte wordt gedaan. Onderstaande maatregelen dienen naast het Vos-project te worden uitgevoerd of dienen in het Vos- project te worden ingebracht om de doelstelling te kunnen realiseren. Maatregel Initiatiefnemer en betrokkenen Tijdpad Kosten (start) 4.1. Verbeterde signalering trends Gemeente , politie 2004/1 Nihil (onderzoek en informatieuitwisseling) Tijdens de veiligheidsthemabijeenkomst van 17 mei 2002 is aangekaart dat trends in het gebruik van geweld (onderzoek naar waar, wanneer en waarom) beter in kaart moeten worden gebracht. Door deze
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
46
informatie te bespreken in het veiligheids - en horecaoverleg kan de preventie van geweld op straat een nieuwe impuls krijgen. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) 2003/2
Kosten
Tijdpad (start) 2003/3
Kosten
Tijdpad (start) 2003/4
Kosten
Tijdpad (start) Gemeente , GGD, horeca, detailhandel 2003/3
Kosten
Initiatiefnemer en betrokkenen
Kosten
4.2. Intensivering en verbreding Politie, horeca, gemeente nihil horecaoverleg Niet alle horecaondernemingen in de gemeente nemen deel aan het horecaoverleg. Natuurlijk kunnen bedrijven niet worden gedwongen deel te nemen maar er dient wel naar een representatieve vertegenwoordigin g te worden gestreefd waarmee structureel overleg kan worden gevoerd. In ieder geval met horecaondernemingen waar zich potentiële daders van geweldscriminaliteit ophouden. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
4.3. Certificering Horeca , Gemeente, politie nihil veiligheidsmedewerkers horeca Het is zaak dat in horecaondernemingen met een potentieel geweldsrisico certificering van veiligheidsmedewerkers wordt nagestreefd. Op deze manier kan tijdig en professioneel worden ingegrepen als zich een geweldsrisico voordoet. Het aantal goede voorbeelden verdient navolging en ondersteuning door de gemeente. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
4.4. Activering jongeren
Gemeente , horeca, politie (PCF), € 500,-PION, Clicks, jongeren Deze maatregelen ligt in het verlengde van maatregel 3.2 maar spitst zich toe op jongeren die zich begeven in het uitgaansleven in de gemeente. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
4.5. Voorlichting en normstelling € 500,-alcoholverkoop detailhandel / alcoholgebruik horeca Deze maatregel ligt in het verlengde van de maatregelen 3.3. en 3.7 maar spitst zich toe op de horeca en de detailhandel. Maatregel 4.6. Toezicht alcoholmisbruik
Tijdpad (start) 2003/3
Politie, horeca, stadswachten, € 200,-detailhandel Het mobiele signaleringssysteem dat nu wordt gehanteerd tijdens uitgaansavonden werkt goed. Het is zaak dat als een signaal doorkomt adequate actie wordt ondernomen. Hetzij door de politie of stadswachten, hetzij door (gecertificeerd) personeel in de horecaondernemingen zelf. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad Kosten (start) 4.7. Vraaggericht politietoezicht Politie, gemeente, horeca Loopt: nihil (horecasurveillance) VOS Door het vraaggerichte politietoezicht tijdens VOS-uren (vrijdag-zondag van 23.00-7.00 uur) heeft de politie meer grip gekregen op de geweldsproblematiek tijdens uitgaansuren. Het initiatief is van essentieel belang om het geweldsrisico drastisch terug te kunnen brengen en het percentage aangehouden verdachten te kunnen laten stijgen. “Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
47
INBRAAK EN DIEFSTAL Het risico om slachtoffer te worden van inbraak en diefstal is in Steenwijk-stad groter dan in het buitengebied. Met name de toename van het slachtofferschap van zogeheten autocriminaliteit (diefstal van auto’s en uit auto’s en vooral de vernielingen aangebracht aan auto’s) in Steenwijk-stad is zorgwekkend. Doelstelling 5: Het aantal vermogensdelicten moet in de gehele gemeente worden verminderd op een zodanige wijze dat de slachtofferpercentages van (poging tot) woninginbraak, diefstal uit/vanaf/van motorvoertuig en fietsdiefstal in de Politiemonitor Bevolking in 2005 dalen. Tevens moeten de aangifteratio’s voor deze delicten in datzelfde jaar minstens op het regionaal beoogde aangifteratio terechtkomen (is een daling). Daarnaast zal er in samenspraak met ondernemers beleid moeten worden ontwikkeld om vernieling, inbraak en diefstal op bedrijfsterreinen tegen te gaan. Onder vermogensdelicten worden vormen van criminaliteit begrepen die zich richten op objecten als fietsen, auto’s en woningen. Een vermindering van het aantal vermogensdelicten in de gemeente kan worden gerealiseerd door in de preventieve sfeer maatregelen te nemen. In dat licht moeten onderstaande maatregelen worden gezien. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Tijdpad (start) 2003/3
Kosten
Tijdpad (start) 2003/2
Kosten
Tijdpad (start) 2003/3
Kosten
5.1. Verdere verbetering hang- en Woningbouwcorporaties, gemeente, nihil sluitwerk woningen (Politiekeurmerk) politie, woningeigenaren Een verbetering van het hang- en sluitwerk heeft een aantoonbaar effect in het terugdringen van het aantal inbraken en pogingen daartoe. Het is echter niet vanzelfsprekend dat huiseigen aren tot deze soms kostbare maatregelen overgaan. Voorlichting kan hier een belangrijke rol spelen. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen kent drie deelcertificaten. Deelcertificaat 1 (Veilige Woning: eigenaren woningen), deelcertificaat 2 (Veilig Wooncomplex: woningbouwcorporaties) en deelcertificaat 3 (Veilige Omgeving: gemeente). De eerste twee deelcertificaten zijn voor deze maatregel relevant. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
5.2. Vraaggericht politietoezicht – Politie, stadswachten nihil autocriminali teitsproject Het is zaak dat scherp in kaart wordt gebracht waar de forse toename van het aantal vernielingen aan auto’s door kan worden verklaard. Als de locatie en het tijdstip bekend zijn dient het toezicht door de politie of de stadswachten daar geïntensiveerd te worden. Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
5.3. Toepassen PolitieKeurmerk bij nieuwbouwprojecten
Gemeente , politie
nihil
Maatregel 5.4 Overname takenpakket Politie, gemeente 2005/1 € 500,-informatie, advisering etc. duurzame bouw in relatie tot inbraakpreventie Naast een veiligheidseffectrapportage bij nieuwbouw (maatregel 1.5) is het toepassen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen bij nieuwbouwprojecten een maatregel die kan leiden tot een afname van de onveiligheid en criminaliteit in de directe woonomgeving. Bij alle nieuwbouwprojecten dient bekeken te worden in hoeverre het mogelijk is alle drie de deelcertificaten (Veilige woning, veilig wooncomplex en veilige omgeving) te behalen. “Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
48
ACTIEPROGRAMMA IN TABELVORM
Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Start
1.1 Optimalisering openbare verlichting naar norm, Gemeente, woningbouwcorporaties, alsmede op parkeerplaatsen (autocriminaliteit), Plaatselijke belangen- en wijkverenigingen Oostermeenthe/Gagels en buitengebied (Scheerwolderweg).
2004/2
1.2 Betere communicatie over en het opstellen van ‘gedragscodes’ die gelden in wijken/gebieden.
Woningbouwcorporaties, gemeente, welzijnsorganisaties / maatschappelijk werk (PION, CLICKS), wijk- en bewonersorganisaties
2004/1
1.3 Verstevigen van de aanpak van de verrommeling en slecht onderhouden pa nden en tuinen.
Woningbouwcorporaties, gemeente, wijk- en bewonersorganisaties
2004/1
1.4 Creëren van een evenwichtig woningbestand in wijken.
Woningbouwcorporaties, gemeente
2003/2
1.5 Toepassen veiligheidseffectrapportages bij stads - en dorpsvernieuwing en nieuwbouwprojecten.
Gemeente
2005/1
2.1 Het welzijnswerk (opbouw- en jongerenwerk) manifesteert zich voor het eind van de planperiode in de wijken en kernen.
Gemeente, welzijnsorganisaties / maatschappelijk werk (PION, CLICKS)
2004/2
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
49
2.2 Onderzoeken van mogelijkheden voor professionele buurt- en conflictbemiddeling.
Welzijnsorganisaties/ maatschappelijk werk (PION, CLICKS), woningbouwcorporaties, gemeente
2004/3
2.3 Sociale activering d.m.v. het stimuleren van zelforganisatie en –beheer.
Wijk- en bewonersorganisaties, gemeente, woningbouwcorporaties
2004/1
2.4 Optreden tegen ongewenst overlastgevend gedrag (verkeerd aanbieden huisvuil, verkeerd parkeren).
Gemeente, wijk- en bewonersorganisaties, politie
2004/2
2.5 Planning, organisatie en coördinatie van opzoomer-manifestaties naar Rotterdams model: buurt knapt gezamenlijk de straat op en kan een ‘opzoomer kwalificatie’ krijgen.
Gemeente, woningbouwcorporaties, wijk- en bewonersorganisaties
2004/2
2.6 In overleg met betrokken bewonersgroepen creëren van multifunctionele voorzieningen en ontmoetingsplaatsen (buurthuizen, informatiepunten, trapveldjes, basketbalpleinen e.d.).
Gemeente, wijk- en bewonersorganisaties
Loopt
2.7 Ter overbrugging van culturele verschillen worden kennismakingsbijeenkomsten georganiseerd voor bewoners van de gemeente en die van het AZC (multicultureel koken, muziek en dans).
Gemeente, COA, Vluchtelingenwerk Nederland, wijk- en bewonersorganisaties
Loopt
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
50
Initiatiefnemer en betrokkenen
Start
3.1 In kaart brengen en activeren netwerk organisaties jongeren.
Gemeente, politie, PION, CLICKS, scholen, horeca, detailhandel
2003/3
3.2 Praten over jongeren met jongeren, vorming van jongerenpanels met, afhankelijk van onderwerp, wisselende samenstelling.
Gemeente, PION, CLICKS, jongeren
2003/4
3.3 Er worden systematisch voorlichtingsactiviteiten voor en door jongeren ontwikkeld gericht op waarden en normen.
Gemeente, politie, PION, CLICKS, scholen, horeca, detailhandel, ouders
2003/4
3.4 Strenge handhaving normstelling en bieden alternatieven.
Politie, stadswachten, gemeente, scholen, horeca, ouders
2003/4
3.5 Toezicht door ouders.
Gemeente, PION, CLICKS, stadswachten, wijk- en bewonersorganisaties Gemeente, PION, CLICKS, jongeren, wijk- en bewonersorganisaties, ouders
2003/4
3.7 Systematische voorlichting op de gezondheidsrisico’s door he t gebruik van alcohol en drugs.
Gemeente, GGD, PION, CLICKS, jongeren, ouders
2003/2
3.8 Schooladoptieplannen.
Politie, gemeente, scholen
Loopt: SAP
Maatregel
3.6 Confrontaties: jongeren met mensen die overlast ervaren.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
51
Loopt
3.9 Veilige school (voorlichting en activiteiten).
Politie, gemeente, scholen
Loopt
3.1 Op basis van behoefte worden met en door 0 jongeren JOP’s gerealiseerd.
Gemeente, jongeren, wijk- en bewonersorganisaties, PION, CLICKS
Loopt
4.1 Verbeterde signalering trends (onderzoek en informatie -uitwisseling).
Gemeente, politie
2004/1
4.2 Intensivering en verbreding horecaoverleg.
Gemeente, horeca, politie
2003/2
4.3 Certificering veiligheidsmedewerkers horeca.
Gemeente, horeca, politie
2003/3
4.4 Activering jongeren.
Gemeente, horeca, politie (PCF), PION, CLICKS, jongeren
2003/4
4.5 Voorlichting en normstelling alcoholverkoop detailhandel / alcoholgebruik horeca.
Gemeente, GGD, horeca, detailhandel
2003/3
4.6 Toezicht alcoholmisbruik.
Politie, horeca, stadswachten, detailhandel
2003/3
4.7 Vraaggericht politietoezicht (horecasurveillance).
Politie, gemeente, horeca
Loopt: VOS
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
52
Maatregel
Initiatiefnemer en betrokkenen
Start
5.1 Verdere verbetering hang - en sluitwerk woningen (Politiekeurmerk).
Woningbouwcorporaties, gemeente, politie, woningeigenaren
2003/3
5.2 Vraaggericht politietoezicht – autocriminaliteitsproject.
Politie, stadswachten
2003/2
5.3 Toepassen PolitieKeurmerk bij nieuwbouwprojecten.
Gemeente, politie
2003/3
5.3 Overname takenpakket informatie, advisering etc. duurzame bouw in relatie tot inbraakpreventie.
Politie, gemeente
2005/1
M 2003/2 T 1.1 1.2 1.3 1.4 X 1.5 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 3.1 3.2
2003/3
2003/4
2004/1
2004/2
2004/3
2004/4
2005/1
X X X X
X X X X X
X X
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
53
3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 X 3.8 3.9 3.1 0 4.1 4.2 X 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 5.1 5 .2 X 5.3 5.4
X X X
X X X X X X X X
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
54
BIJLAGE V:
POLITIEMONITORGEGEVENS
Tabel 3.1 Veel voorkomende buurtproblemen in Steenwijk- stad en buitengebied 1999-2001, en landelijk en regionaal gemiddelde 2001, in procenten Buurtproblemen
Steenwijk -stad 1999 2001 Bekladding van muren 18,8 19,5 Rommel op straat 23,4 39,5 Hondenpoep op straat 60,2 62,9 Vernieling 21,2 21,3 straatmeubilair Bron: Politiemonitor, metingen 1999 en 2001
Buitengebied 1999 2001 3,6 3,0 13,0 17,4 42,4 36,4 9,5 10,1
Landelijk 2001 13,4 29,1 47,6 19,5
Regio 2001 10,6 27,3 39,8 10,0
Uit tabel 3.1 blijkt dat de inwoners van Steenwijk-stad in 2001 hondenpoep op straat het meest waarnemen als vaak voorkomend buurtprobleem in de eigen woonbuurt (63%), gevolgd door rommel op straat (40%). In Steenwijk-stad wordt rommel op straat overigens in sterk toenemende mate waargenomen. Uit de tabel valt eveneens af te lezen dat ook in het buitengebied hondenpoep op straat in 2001 verreweg als meest voorkomend buurtprobleem wordt gesignaleerd (36%), gevolgd door rommel op straat (17%) en vernieling van straatmeubilair (10%). Ten opzichte van 1999 is in 2001 hondenpoep op straat als buurtprobleem afgenomen, terwijl de aanwezigheid van rommel op straat licht is gestegen. In vergelijking met landelijke en regionale gemiddelden ‘scoort’ het buitengebied goed en ‘scoort’ Steenwijk-stad (soms fors) minder goed. Tabel 3.2: Overlast als vaak voorkomend buurtprobleem in Steenwijk-stad en buitengebied, 1999- 2001, landelijk en regio 2001, in procenten. Overlast
Steenwijk 1999 2001 4,1 3,2 8,2 8,1 7,1 1,6 18,7 3,3
Overlast omwonenden Overlast door jongeren Drugsoverlast Dronken mensen op straat Geluidsoverlast door 9,6 10,4 verkeer Overige geluidsoverlast 6,5 2,0 Bron: Politiemonitor, metingen 1999 en 2001
Buitengebied 1999 2001 1,8 4,0 5,8 7,4 1,4 1,2 4,7 4,9
Landelijk 2001 5,3 12,9 5,8 7,7
Regio 2001 4,4 8,6 3,9 8,5
3,2
11,8
14,2
11,3
2,7
6,7
9,0
6,0
Tabel 3.2 geeft aan dat in Steenwijk-stad geluidsoverlast door verkeer (10%) de meest genoemde overlastvorm is in 2001, gevolgd door overlast door groepen jongeren (8%). Vergeleken met het landelijk en regionaal gemiddelde komen alle vormen van overlast in Steenwijk-stad minder vaak voor. Ten opzichte van 1999 zijn in 2001 vooral de overlast door dronken mensen op straat en drugsoverlast fors afgenomen. Uit gevoerde gesprekken blijkt echter wel dat drugsoverlast een punt van aandacht blijft in Steenwijk-West. In deze wijk wordt op dit moment vanuit een aantal panden gedeald in harddrugs. In het buitengebied is geluidsoverlast door verkeer in 2001 de vorm van overlast die het meest genoemd wordt (12%). Dat is een behoorlijke toename ten opzichte van 1999. Overlast door jongeren en andere vormen van geluidsoverlast dan door verkeer komen hierna het meest voor (beiden 7%).
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
55
Beide vormen van geluidsoverlast en overlast door omwonenden zijn ten opzichte van 1999 relatief het meest toegenomen. Vergeleken met het landelijk gemiddelde komen alle vormen van overlast in het buitengebied minder vaak voor. Overlast door omwonenden en geluidsoverlast (anders dan) door verkeer komen in het buitengebied bijna even vaak voor als gemiddeld in de regio IJsselland. Tabel 3.3: Geweld op straat in Steenwijk-stad en buitengebied, 1999-2001, in aantallen bekend geworden feiten bij de politie. Geweldsdelicten Steenwijk Buitengebied 1999 2001 1999 2001 Zedenmisdrijf 13 12 8 6 Moord/doodslag 0 0 0 0 Bedreiging 14 45 12 15 Mishandeling 72 88 37 42 Straatroof 3 6 0 0 Overval 3 2 0 1 Totaal geweld op straat 105 153 57 64 Bron: Politie IJsselland Uit tabel 3.3 valt te lezen dat in Steenwijk-stad mishandeling de meest voorkomende vorm van geweld op straat is in 2001, gevolgd door bedreiging. Beide vormen van geweld zijn in 2001 ten opzichte van 1999 gestegen. Het aantal bij de politie bekend geworden mishandelingen is gestegen van 72 in 1999 naar 88 in 2001. Het aantal bedreigingen is aanzienlijk sterker gestegen: van 14 in 1999 naar 45 in 2001. De overige vormen van geweld komen in Steenwijk-stad minder vaak voor. Ook in het buitengebied zijn mishandeling en bedreiging de meest voorkomende vormen van geweld op straat in 2001 (tabel 3.3). Zowel voor mishandeling als voor bedreiging geldt dat het aantal bij de politie bekend geworden feiten in 2001 ten opzichte van 1999 licht gestegen is. Tabel 3.6: Inbraak en diefstal in Steenwijk-stad en buitengebied, 1999- 2001, in aantallen bekend geworden feiten bij de politie. Inbraak en diefstal Diefstal/inbraak woning Diefstal uit/vanaf motorvoertuig Diefstal van motorvoertuigen Diefstal brom-/snor -/fietsen Zakkenrollerij Diefstal af/uit/van overige voertuigen Diefstal/inbraak bedrijven en instelling Wi nkeldiefstal Bron: Politie IJsselland
Steenwijk 1999 58 57 23 193 7 18
2001 44 117 12 243 11 36
Buitengebied 1999 2001 72 29 56 46 3 7 41 51 0 3 29 25
36
45
36
28
58
74
7
3
Uit tabel 3.6 blijkt dat vernieling aan/diefstal vanaf auto’s in 2001verreweg het meest voorkomende vermogensdelict is in Steenwijk-stad: aan dertig van de honderd auto’s zijn in 2001 vernielingen aangebracht (tegenover gemiddeld 25,1 landelijk en 17,9 in de regio IJsselland). Uit bijna tien van de honderd auto’s is iets gestolen in 2001 (tegenover gemiddeld 6,9 landelijk en 3,9 in de regio IJsselland).
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
56
Van elke honderd fietsen worden er in Steenwijk vier gestolen landelijk en 3,9 in de regio IJsselland). In één procent van de woningen is ingebroken (tegenover gemiddeld 2,1% landelijk en 1,3% in de regio IJsselland) en in twee procent van de woningen is een poging tot inbraak gedaan (tegenover gemiddeld 3,5% landelijk en 2,1% in de regio IJsselland Uit tabel 3.6 valt verder te lezen dat ook in het buitengebied diefstal van brom-, snor- en gewone fietsen en diefstal uit of vanaf motorvoertuigen de meest voorkomende vormen van diefstal zijn in 2001. Diefstal uit of vanaf motorvoertuigen is iets afgenomen sinds 1999 en diefstal van brom-, snor-, en gewone fietsen is daarentegen licht gestegen. Inbraak in woningen en bedrijven komen in het buitengebied in 2001 ook nog relatief vaak voor. Beide vormen van inbraken zijn ten opzichte van 1999 afgenomen. Met name de sterke daling van woninginbraken ten opzichte van 1999 valt op. De Politiemonitor laat de volgende gegevens zien voor het buitengebied in 2001: aan zeven van elke 100 auto’s is in het buitengebied een vernieling aangebracht (tegenover gemiddeld 25,1 landelijk en 17,9 in de regio IJsselland). De overige vormen van autocriminaliteit komen nauwelijks voor in het buitengebied. Per 100 fietsen wordt er één gestolen (tegenover gemiddeld 5,5 landelijk en 3,9 in de regio IJsselland). In één procent van de woningen is ingebroken of een poging tot inbraak gepleegd (tegenover gemiddeld 2,1% landelijk en 1,3% in de regio IJsselland respectievelijk gemiddeld 3,5% landelijk en 2,1% in de regio IJsselland (tegenover gemiddeld 5,5).
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
57
BIJLAGE VI:
VERSLAG VEILIGHEIDSTHEMABIJEENKOMST D.D. 30-10-2002
Resultaten workshop 1 Aanwezig: Inge Meindertsma (gemeente Steenwijk), Bert Bron (Wetland Wonen Groep), Harm Kruithof (Wijkvereniging Steenwijk West), Tilko Gernaat (Wijkvereniging Oostermeenthe en Nieuwe Gagels), Marianne Doornbos (Wijkbeheer Steenwijk West), Arend Compagner (Dorpsbelang Wanneperveen), Harm Kroes (Buurtvereniging Zuidveen), Hans Schwantje (Dorpsbelangen Dwarsgracht), Marten Bruin (Belangenvereniging Paddenpoel), Atze Schuiringa (Provincie Overijssel), Harmien van Veen (Plaatselijk Belang Oldemarkt), Thom Weerkamp (Stadswacht IJsselland Noord, team Steenwijk), Klaas van der Veen (Dorpsbelangen Giethoorn), Gert Telman (Teamchef poli tie Steenwijkerland), Bert Vis (Handelsvereniging Steenwijk), Hans Apperloo (Dorpsbelangen Steenwijkerwold), Bennie Daan (Dorpsbelangen Steenwijkerwold). Inge Meindertsma leidt deze workshop en koppelt de resultaten terug in de plenaire bijeenkomst. Over onderdeel a van deze stellingen is het langst gediscussieerd. De 3 stellingen van workshop 1 gaan over: Leefbaarheid, w.o. buurtproblematiek en onveiligheid(sgevoelens) A. Het welbevinden van de burger is niet afhankelijk van de leefbaarheid van de buurt. Intermenselijke relaties zijn veel belangrijker. Conclusies: De werkgroep is het hier mee oneens. De werkgroep zou wel met deze stelling kunnen instemmen als deze anders gesteld zou zijn: ‘Het welbevinden van de burger is niet alleen afhankelijk van de l eerbaarheid van de buurt. Intermenselijke relaties zijn ook belangrijk. B. De politie moet te allen tijde voor de burger klaar staan. Conclusies: De werkgroep is het hier mee oneens. De politie kan niet te allen tijde voor de burger klaar staan. Wel vindt de werkgroep dat de politie altijd voor 100 % bereikbaar en aanspreekbaar moet zijn. De politie kan echter niet altijd ter plekke zijn wanneer de burger dit vraagt, dit is afhankelijk van de prioriteiten die gesteld moeten worden (terug naar de kerntaak boeven vangen). Verder kwam gebiedsgebonden werken ter sprake. Voor de buurt- en belangenverenigingen zijn de wijkagent en de kernambtenaren heel belangrijk. C. De burger moet zelf voorwaarden scheppen om zijn leefomgeving veilig te hebben en te houden. Conclusies: De werkgroep is het hier mee eens. Reacties op de workshopresultaten: •
De ruimtelijke inrichting wordt gemist bij deze stellingen. Er moet voldoende gelegenheid zijn om te spelen voor kinderen. Er is steeds minder ruimte gekomen. Dit heeft zeker te maken met leefbaarheid. Er moet genoeg te doen zijn voor de jeugd. Speelplekken, hangplekken etc.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
58
•
Er wordt gezegd dat het erg jammer zou zijn als de politie terug moet naar haar kerntaken. Kennen en gekend worden is heel belangrijk. De aanwezigheid van de politie op scholen zou niet gemist kunnen worden. Ook moeten stadswachten meer bevoegdheden krijgen.
•
De politie geeft hierop een reactie: Terug naar de kerntaken betekent niet minder gekend. De politie wil de jeugd kennen en leren kennen. Terug naar de kerntaken is iets wat landelijk wordt ingevoerd. Hierop komt weer een reactie; in het schooladoptieplan staat dat de politie een taak heeft die behouden zal blijven, dus de politie trekt zich niet helemaal terug uit het straatbeeld.
•
•
Er wordt aangegeven dat het contact tussen de gemeente en de buurt- en wijkverenigingen erg belangrijk is. Ook zijn de stadswachten belangrijk in het straatbeeld, alleen is hun toekomst nog onzeker. De stadswachten zijn een zelfstandige organisatie naast de politie.
•
Er wor dt uitgebreid gesproken over ‘boeven vangen’. De politie is graag bereid om mee te werken aan de problemen die mensen hebben, maar is niet altijd verantwoordelijk voor die problemen. “Vertrouw op de politie, maar zet wel je eigen fiets op slot”.
•
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
59
Resultaten workshop 2 Aanwezig: Jan ter Horst (gemeente Steenwijk), Roelof van de Zweerde (Industriekring Brederwiede), Isabelle Elgershuizen (Provincie Overijssel), Harry Huisman (politie Steenwijkerland), Anneke Westerhof (Stichting Opmaat, SCW), Hans van Bodegom (Ceasers Dance & Party Palace), Erik Kiekebos (Dorpsbelang Willemsoord), Roel Koolma (C.S.G. Eekeringe), Job van Haaften (gemeente Steenwijk), Casper Dollekamp (brandweer Steenwijk), Arjan Lamslag (CAD / Chill out), Louis Dammingh (RSG Steenwijk), Evelien Pierik (GGD Regio IJssel -Vecht), Ina v.d. Wekken (GGD Regio IJssel-Vecht), Gerrit Joustra (Plaatselijk Nut Wetering), Angèl Meijnen -Geraedts (gemeente Steenwijk). Jan ter Horst leidt deze workshop en koppelt de resultaten terug in de plenaire bijeenkomst. De 3 stellingen van workshop 2 gaan over: Openbare orde en overlast, w.o. jongerenproblematiek en drugsgebruik A. Rondhangende jongeren moeten beter door hun ouders/verzorgers worden begeleid; gebeurt dit niet dan moet(en) de overheid en/of maatschappelijke c.q. kerkelijke instellingen regulerend optreden. Conclusies: De werkgroep vindt stelling a te algemeen. Rondhangende jongeren is niet de juiste term. Het zijn de jongeren die rondhangen èn probleemgedrag vertonen die overlast veroorzaken. Van groot belang is dat de ouders van deze probleemjongeren in eerste instantie gewezen worden op het probleemgedrag van hun kind(eren). Echter zijn veel ouders onmachtig om iets te zeggen over de situatie van hun kind(eren). De w erkgroep vindt dat deze ouders actief ondersteund moeten worden. Instellingen zouden samen moeten werken en er moet preventief geïnvesteerd worden om zo dicht mogelijk bij ouders en jeugd te staan. B. Overlast moet beleidsmatig worden aangepakt in het kader van de verbetering van normen en waarden. Conclusies: De werkgroep vindt dat je de veroorzaker van overlast altijd moet aanspreken. Belangrijk is dat de instellingen die hierbij behulpzaam kunnen zijn, de buurt en de politie, samen netwerken om het probleem te ondervangen. Alle partners moeten samen opereren. Hierin wordt op beleidsmatig terrein een actieve rol van de gemeente gevraagd. •
Drugs vormen een middel om je minder onveilig te voelen.
Conclusies: De werkgroep kwam niet uit deze stelling. Het gebruik van drugs kan iemand een veilig gevoel geven, maar de omgeving van die persoon een onveiliger gevoel. Reacties op de workshopresultaten: •
De werkgroep vindt dat de ouders van de probleemjongeren uit stelling a actief ondersteund moeten worden. “Die hulp is leuk, maar wie doet dat”, is een reactie uit de zaal.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
60
•
Bureau Jeugdzorg kan hier goed bij helpen is een reactie, daar krijg je de hulp die nodig is. Het inzien dat je kind een probleem heeft en het accepteren daarvan gaat vaak in verschillende stappen. Stap 1 houdt in dat de ouders zien dat hun kind een probleem heeft en hulp nodig heeft. Stap 2 is de acceptatie van dit probleem en pas bij stap 3 zoeken ouders hulp. Maar het is niet alleen bureau Jeugdzorg die de hulp verleend. Er zijn meer instanties, alleen is de samenwerking tussen die instanties heel belangrijk!
Resultaten workshop 3 Aanwezig: Hans de Vries (gemeente Steenwijk), Yvonne Groen (Buurtvereniging Zuidveen), Mevrouw Dorman (Raad van Kerken), Tasman Aoijs (Wijkbeheer De Gagels), Fons van Groeningen (Kaatje bij de Sluis), Steven de Jonge (Plaatselijk Belang Blokzijl), Harry Wijnja (Politie IJsselland), Henk Smit (De Rechter), Johan Dummer (Politie IJsselland), Peter de Olde (Drenthe College), Leen Versloot (Regionaal Samenwerkende Ouderen Bonden), J.A. Marcus (Politie Steenwijkerland, wijkagent). Hans de Vries leidt deze workshop en Harry Wijnja koppelt de resultaten terug in de plenaire bijeenkomst. De 3 stellingen van workshop 3 gaan over: Inbraak en diefstal, w.o. slachtofferhulp A. Particuliere woningbezitters en huurders van woningen moeten er te allen tijde op kunnen vertrouwen dat hun bezit verzekerd is en zijn gelijktijdig verantwoordelijk voor de beveiliging van hun eigendommen. Conclusies: De werkgroep is het met elkaar een s dat er gestreefd moet worden naar voorkoming van inbraak / diefstal. Bij het nemen van preventieve maatregelen hebben particulieren, huurders en verhuurders een belangrijke functie. Voorkomen is dus belangrijk, maar als er toch een inbraak heeft plaatsge vonden dan is en blijft de rol van de politie erg belangrijk. • Aangifte doen van inbraak / diefstal moet altijd en snel mogelijk zijn; • Afhandeling inbraken bij de politie / het Openbaar Ministerie moet zorgvuldiger; • Er moet meer tijd komen voor onderzoek door de politie na een inbraak; • De onderlinge uitwisselbaarheid van gegevens tussen de diverse politiekorpsen moet verbeterd worden. Het Keurmerk Veilig Wonen zal dan ook zeker onderdeel van het IVP Steenwijkerland moeten uitmaken. Ook zal een beroep geda an kunnen worden op de alertheid van de burger, hier kan van uit bijvoorbeeld de gemeente in de voorlichting / preventiesfeer iets aan gedaan worden (versterking burgerzin). B. De stadswachten moeten beter worden toegerust om slachtoffers van misdrijven te h elpen. Conclusies: • Stadswachten vervullen een goede en nuttige functie als het gaat om: • Toezicht Openbare Ruimte; • Signalerende functie;
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
61
• •
Ondersteuning verlenen op het terrein van verkeer; Algemene ondersteuning van de politie.
De werkgroep vindt dat stads wachten goede handhavende bevoegdheden moeten hebben, misschien zelfs de huidige bevoegdheden uitbreiden, anders stralen ze weinig of geen gezag uit. Hieraan zou de gemeente best mee mogen betalen vindt men. Een sterkere positionering van de stadswachten z ou de veiligheid in Steenwijkerland ten goede komen. C. Winkeliers moeten te allen tijde hun waren uitnodigend (kunnen) uitstallen. Conclusies: De werkgroep is het hier mee eens, de winkeliers zouden hun waren altijd uitnodigend moeten kunnen stallen. Wel wordt duidelijk gesteld dat de winkelier er wel zelf verantwoordelijk voor is en dat niet de politie aansprakelijk gesteld moet worden in geval van diefstal.
Reacties op de workshopresultaten: •
Uit de zaal wordt het idee naar voren gebracht dat het belangrijk is om te weten wat het je gaat kosten als je een kleine overtreding begaat. Wéét wat het kost als je door de stad fietst, dat kan je helpen een overtreding niet te begaan.
•
De politie reageert hier nog op door te zeggen dat dit inderdaad zou kunnen, maar dat het alleen voor kleine delicten mogelijk is. Grotere delicten zijn een zaak van het Openbaar Ministerie, dus een standaard boete kan dan niet worden gegeven.
•
De vertegenwoordiging uit Blokzijl mist stadswachten in de zomer en in de nachtelijke uren. Met name ’s nachts kan hun preventieve werking groot zijn. De gemeente zou hier meer geld voor over mogen hebben.
•
Er wordt gevraagd of stadswachten ook slachtoffers van misdrijven moeten helpen en slachtofferhulp moeten verlenen. Men vindt dat als een stadswacht daar bij is geweest hij dat inderdaad moet doen. De signalerende / helpende functie is heel belangrijk, via de portofoon bijvoorbeeld is snel contact met de politie mogelijk. Stadswachten kunnen een positieve invloed hebben op het gevoel van onveiligheid van de burgers.
•
In werkgroep 3 werd gewezen op het bestaan van de vrijwillige politie. De gemeente zou ook mogen investeren in de vrijwillige politie, dit naast of in plaats van stadswachten. De gemeente zou hier samen met de politie meer reclame voor kunnen maken. In werkgroep 3 zijn zo al een aantal personen die het bestaan hiervan niet kennen en eigenlijk wel mee willen doen.
•
Er wordt gezegd dat de vestiging van Coffeeshop Alien de veiligheid in de Gasthuisstraat heeft vergroot. De sociale controle is nu groter, waardoor overlast, diefstal en de criminaliteit ter plaatse sterk is afgenomen. Alle leden van werkgroep 3 waren verrassender wijze positief over de komst van de coffeeshop.
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
62
LITERATUURLIJST Politiemonitor.
Politiemonitor Bevolking, onderzoek onder de bevolking over het functioneren van de politie, onveiligheidsgevoelens, slachtofferschap en ervaren buurtproblemen, Den Haag/Hilversum 1999 en 2001.
MARAPS
Managementrapportages 1999 tot en met 2001 van regiopolitie IJsselland
Albert, H.J. en van Oosterzee, D.D.
Integraal Veiligheidsprogramma, een programma waarin het kabinet zijn visie geeft op veiligheid en wat het rijk, de medeoverheden en andere instanties kunnen bijdragen aan het vergroten van de veiligheid, Den Haag 1999.
Strategisch Akkoord
Veiligheidsparagraaf als onderdeel van de Miljoenennota 2003
Omnibusonderzoek
Nulmeting 2000 van voormalige gemeente Steenwijk, Brederwiede en IJsselham
Veiligheidsonderzoek winkelgebieden
Detailhandelonderzoek 1999 Steenwijk
“Partners in Veiligheid”: Integraal Veiligheidsprogramma Steenwijkerland 2002-2006
63