Inhoud 1 Beoordeling mogelijke effecten op flora en fauna 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek 1.2 Gebiedsbeschrijving 1.3 Beoordelingskader 1.4 Werkwijze 2 Beschrijving actuele natuurwaarden 2.1 Vaatplanten 2.2 Vissen 2.3 Vogels 2.4 Vleermuizen 3 Conclusie Literatuur Bijlage 1 Waarnemingen
1 1 1 2 3 5 5 5 5 7 8 11 13
1 Beoordeling mogelijke effecten op flora en fauna 1.1 Aanleiding en doel van het onderzoek Kuiper Compagnons heeft in opdracht van residentie Vastgoed Ontwikkeling een bestemmingsplan voor Buitenplaats Zuidhoorn (gemeente Rijswijk) opgesteld. Voor de vaststelling van dit plan dient ondermeer inzicht te worden verkregen van de in het plangebied aanwezige (beschermde) natuurwaarden. Kuiper Compagnons heeft hiervoor een Quick Scan uitgevoerd. Deze Quick Scan is een bureaustudie. Stichting Crex is gevraagd deze Quick Scan uit te breiden door het voeren van veldonderzoek en het opstellen van een rapportage hierover. Het veldbezoek moest zich richten op de groepen vaatplanten, vissen, vogels (vaste verblijfplaatsen) en vleermuizen. 1.2 Gebiedsbeschrijving Het plan gebied is gelegen aan de rand van het stedelijk gebied van Rijswijk. Het gebied bestaat uit de Buitenplaats Zuidhoorn, bestaande uit een hoofdgebouw met aanbouwen en enkele kleinere gebouwen en een klein bosje. Dit bosje bestaat uit onder meer populieren, beuk, berken, essen, elzen en esdoorns. Daarbinnen ligt een watersingel, omgeven door bomen. Langs een deel van de randen van het plangebied ligt een sloot.
Luchtfoto van het onderzoeksgebied aangegeven (bron: Google Earth).
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-1-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
1.3 Beoordelingskader Het terrein ligt niet in, of in de buurt van een Natura 2000 gebied. In het gebied kan wel de soortbescherming op grond van de Flora- en Faunawet en op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn aan de orde zijn. Volgens de Ffwet (art. 4.1) zijn alle van nature op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie voorkomende soorten zoogdieren, vogels, amfibieën en reptielen als beschermde inheemse diersoorten aangemerkt. Daarnaast is deze bescherming van toepassing op een beperkt aantal vissen, insecten, weekdieren en planten. De wet regelt de voorwaarden waaronder beschermde soorten eventueel verstoord, verjaagd of zelfs gedood mogen worden. Hoewel het beschermingsregime varieert, zijn in de praktijk nagenoeg alle vogels, zoogdieren en amfibieën wettelijk beschermd via de Ffwet. Op 23 februari 2005 is het ‘besluit houdende wijzigingen van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijzigingen van art 75 van de Ffwet en enkele andere wijzingen’ (veelal kortweg aangeduid als AMVB art 75 Ffwet) van kracht geworden. Bij deze AMVB wordt onderscheid gemaakt in drie beschermingsniveau’s. In de brochure “Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten” heeft het ministerie van LNV drie tabellen gepubliceerd, waarin de soorten zijn ingedeeld naar het beschermingsregiem waar ze onder vallen. Beschermingsregimes van de Ffwet Het laagste beschermingsniveau is van toepassing op de meer algemeen voorkomende soorten en hiervoor geldt een algehele vrijstellingsregeling; ten aanzien van deze soorten geldt wel de algemene zorgplicht als bedoeld in art. 2 van de wet. Deze soorten staan in tabel 1, AMVB art 75 Ffwet. Voor het tweede beschermingsniveau geldt voor bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstellingsregeling mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Zonder gedragscode is bij het overtreden van verboden uit de Ffwet voor dit niveau een ontheffing als bedoeld in art 75 van de Ffwet nodig. Een ontheffingsaanvraag voor soorten van dit beschermingsniveau wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’. Soorten die onder dit beschermingsniveau vallen staan in tabel 2, AMVB art 75 Ffwet. Op het hoogste beschermingsniveau geldt het vereiste van een ontheffing voor alle activiteiten die niet zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria: 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief, 3) doet geen afbreuk aan de gunstige instandhouding van de soort. Soorten die onder dit beschermingsniveau vallen staan in tabel 3, AMVB art 75 Ffwet. Deze drie criteria vormen de zogenaamde uitgebreide toets. Voor vogels geldt, dat het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren van nesten en het zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen van eieren verboden is. Voor ruimtelijke ingrepen kan hiervoor
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-2-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
ontheffing worden verkregen. Vogelsoorten zijn niet in deze tabellen bij AMVB art 75 Ffwet opgenomen. Voor alle vogelsoorten geldt een vrijstelling voor de artikelen 8 t/m 12 van de Ffwet, voor activiteiten die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkeling, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is een ontheffing nodig. Tot zover is het beschermingsniveau voor vogelsoorten gelijk aan dat voor de soorten in tabel 2. Een ontheffingsaanvraag voor andere activiteiten dan hierboven genoemd wordt voor vogelsoorten echter onderworpen aan de uitgebreide toets, die voor de soorten van tabel 3 geldt. Rode-lijstsoorten Naast de status als beschermde soort op grond van de Ffwet kunnen soorten ook op een zogenaamde rode lijst staan omdat ze (zeer) zeldzaam of (ernstig) bedreigd zijn. Uit een oogpunt van zorgvuldig en duurzaam beheer is het gewenst ook die soorten waar mogelijk te ontzien en hiervoor mitigerende maatregelen te treffen. In het advies zal daar op ingegaan worden. 1.4 Werkwijze Er is door ons een quickscan uitgevoerd op 24 en 25 juli; hierbij wordt het gebied doorkruist en onderzocht op de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Voor het vaststellen van de aanwezigheid van plantensoorten is gebruik gemaakt van visuele waarnemingen. Bij dieren is zowel gekeken naar fysieke aanwezigheid van de dieren als naar sporen (in de vorm van afgebeten vlindervleugels, uitwerpselen e.d.). Op basis van de veldbezoeken wordt een inschatting gegeven van de potenties van het gebied voor beschermde soorten.
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-3-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-4-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
2 Beschrijving actuele natuurwaarden 2.1 Vaatplanten Veldonderzoek In het gebied zijn geen beschermde planten gevonden. De planten die gevonden zijn, zijn bijna allemaal planten van ruigte gebieden of van kapvlakten. Een overzicht van de gevonden planten wordt in de bijlage gegeven. Conclusie Het is niet aannemelijk dat beschermde soorten planten in het gebied groeien of zich daar vestigen. Dat bepaalde soorten planten beschermd zijn, heeft een reden. Ze zijn vaak gevoelig voor omgevingsfactoren en stellen specifieke eisen aan hun habitat. Er hoeft voor de geplande werkzaamheden geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
2.2 Vissen Veldonderzoek In het gebied is slechts één vissoort aangetroffen, de 10-doornige stekelbaars. Deze soort is niet beschermd. Anders soorten zijn niet aangetroffen. Conclusie In de wateren in het plangebied komt slechts één vissoort voor. Andere vissoorten zijn niet aangetroffen, en de kwaliteit van de wateren is onvoldoende voor andere soorten. Er is slechts zeer spaarzame onderwaterbeplanting aanwezig, en het water is ondiep, met een baggerachterstand van vele jaren. Het is onwaarschijnlijk dat andere vissoorten zich vanzelf in het gebied zouden vestigen. Er hoeft voor de geplande werkzaamheden geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. 2.3 Vogels Veldbezoek Tijdens het veldbezoek zijn aangetroffen: merel, lijster, winterkoninkje. Andere soorten zijn niet aangetroffen. Horsten (van roofvogels) of roestplaatsen (van uilen) zijn niet aangetroffen en de uil is ook tijdens het avondbezoek op 25 juli niet gehoord. Er zijn twee bomen aangetroffen met holen, deze kunnen gebruikt worden door vleermuizen of door vogels (zie kaart). Deze twee bomen dienen gespaard te blijven. Voor het eventueel omhakken zal een ontheffing moeten worden aangevraagd.
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-5-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
Figuur 2: boom 1 is een zwarte populier, die precies in de buitenhoek staat van het pad. Zie foto 1 voor het hol. Boom 2 is een es, ca. 25 meter van de hoek waar het water een bocht maakt. Zie foto 2 voor het hol. Deze twee bomen mogen niet zonder ontheffing worden gekapt. Conclusie Alle vogels zijn beschermd in de Flora- en Faunawet, dit is ook te zien in de gegevens van het Natuurloket, waarbij alle aangetroffen broedvogels zijn aangegeven als van bijlage 2/3 van de Flora- en Faunawet. In de praktijk komt het er op neer dat vogels niet verstoord mogen worden als ze broeden. Een ontheffing voor werkzaamheden terwijl er vogels in het gebied broeden wordt bijna nooit afgegeven. Omdat de broedtijd al is afgelopen (half juli wordt aangehouden als einde van de broedtijd), kunnen werkzaamheden worden uitgevoerd, als zij maar eindigen voor eind februari. Er hoeft voor de geplande werkzaamheden geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Een uitzondering betreffen de twee bomen.
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-6-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
2.4 Vleermuizen Veldbezoek Tijdens het avondbezoek op 25 juli zijn de volgende soorten aangetroffen: dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Andere soorten zijn niet aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat deze soorten van het huis, de aanbouw of van de kleinere gebouwen gebruik maken. Het eerste dier werd pas laat in het gebied waargenomen hetgeen er op duidt dat ze van buiten het onderzoeksgebied komen. Tijdens het bezoek op 25 juli zijn alle gebouwen ook van binnen bekeken en daarbij zijn geen sporen van vleermuizen aangetroffen. Conclusie Normaliter wordt het aangeraden onderzoek naar vleermuizen uit te voeren in de periode mei-juni. Dit onderzoek is uitgevoerd eind juli. Kolonies van dwergvleermuizen zijn dan al uit elkaar gevallen en niet meer te plaatsen. De bouwkundige staat van het huis maakt het echter zeer onwaarschijnlijk dat er in het pand één of meerdere kolonies vleermuizen hebben opgehouden, zeker ook omdat er in het hoofdgebouw geen zichtbare wegkruipmogelijkheid zijn gevonden het is te afgesloten. De overige gebouwen zijn in dermate slechte staat dat ze voor vleermuizen absoluut niet meer geschikt zijn en waarschijnlijk ook nooit geweest. Er hoeft voor de geplande werkzaamheden geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-7-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
3 Conclusie In het plangebied zijn geen beschermde planten aangetroffen, de aangetroffen soorten zijn gewone soorten van ruigtegebieden of kapvlakten. Van de soortgroepen vissen is geen beschermde soort aangetroffen. Van de vogels zijn twee bomen aangetroffen met holen, die gebruikt zouden kunnen worden als vaste verblijfplaats (ook door vleermuizen). Deze zijn op kaart aangegeven. Het eventueel omhakken van deze twee bomen is vergunningsplichtig. Verder zijn er geen bomen met holen aangetroffen. De bouwkundige staat van het huis maakt het zeer onwaarschijnlijk dat het huis nu of in het recente verleden gebruikt is door vleermuizen. Voor werkzaamheden aan het huis hoeft geen ontheffing Flora- en Faunawet te woerden aangevraagd. In het gebied zouden verder algemene soorten kunnen voorkomen als bosmuis, veldmuis, gewone pad en bruine kikker. Deze zijn eveneens beschermd in het kader van de Flora- en Faunawet. Voor deze algemeen voorkomende soorten geldt echter een vrijstellingsregeling voor het uitvoeren van werkzaamheden. Er hoeft voor de geplande werkzaamheden dan ook geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing gegeven. Daarom adviseren wij de werkzaamheden voor de broedtijd (januari, februari) te starten of juist na de broedtijd uit te voeren (vanaf begin augustus). Er bevinden zich op het terrein een aantal monumentale bomen (bv. Drie rode beuken). Voorzover deze zullen blijven staan, wordt het aangeraden de grond rond de bomen tijdens de werkzaamheden te ontzien. Bij het werken met zwaar materieel wordt de grond teveel verdicht, waardoor de wortels en uiteindelijk ook de boom zal afsterven. Het water zal voor een beter waterkwaliteit en meer mogelijkheden voor natuur aanzienlijk moeten worden uitgediept. Momenteel is het op sommige plekken slechts 10 cm diep. Een diepte van tussen de 60 en 125 cm geeft gezonder water en biedt meer ruimte aan natuur (vis, amfibieën, libellen, waterplanten). Zorgplicht Ten aanzien van alle beschermde soorten, dus ook de soorten uit de laagste beschermingscategorie, geldt wel de algemene zorgplicht als bedoeld in art. 2 van de wet. Dit houdt in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor de flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Dit betekent dat redelijkerwijs alle maatregelen moeten worden genomen om onnodige verstoring en/of doden en verwonden van dieren c.q. vernietiging van (de vestigingsplaats van) planten te voorkomen.
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-8-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
Indien tijdens de werkzaamheden amfibieën worden aangetroffen, kan aan de zorgplicht worden voldaan door de dieren zo mogelijk te vangen en op een geschikte locatie in de omgeving weer vrij te laten. Amfibieën kunnen aangetroffen worden bij werkzaamheden aan of in watergangen en wanneer grotere objecten (planken, boomstammen, bouwketen e.d.), waar de dieren onder schuilen of overwinteren, worden verplaatst. Van de in het gebied voorkomende beschermde zoogdieren en vogels wordt verondersteld, dat zij zich bij bedreiging door de werkzaamheden (indien deze plaatsvinden buiten de broedtijd), zelf in veiligheid kunnen brengen.
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-9-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-10-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
Literatuur Heukels Flora van Nederland, R. van der Meijden, Wolters-Noordhoff Uitgeverij 1990 Wilde bloemen, Thieme, Vereniging Natuurmonumenten, 1987
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-11-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-12-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009
Bijlage 1 Waarnemingen Planten groot heksenkruid gewone berenklauw daslook look-zonder-look moerasandoorn wolfspoot hondsdraf braam smeerwortel muskuskaasjeskruid smalbladige waterpest koninginnekruid harig wilgeroosje valeriaan grote brandnetel Vogels merel winterkoninkje lijster Insecten oeverlibel bont zandoogje klein geaderd witje atalanta distelvlinder soldaatje
Quick Scan Laan van Hoornwijck 25, Rijswijk
-13-
CREX Ecologisch-juridisch advies, 26-07-2009