1-35 Russische Sprookjes Over de tentoonstelling en de totstandkoming ervan; de betekenis van het landgoed Abramstevo met de kunstenaarskolonie daar en enkele werken nader toegelicht.
36-39 Vereniging van Vrienden 41-43 De Ploeg Over de tentoonstelling 25 jaar Stichting De Ploeg en nieuws over recent onderzoek
44-50 Abe Kuipers en Zoltin Peeter Tentoonstellingen van pastels van een Groninger kunstenaar en twee- en driedimensionaal werk van een Friese kunstenaar.
54-59 Menkemaborg en Kunsthalle Emden 60-61 Tentoonstellingsagenda
Voorwoord Het jaar 2007 wordt op een bijzondere manier afgesloten en luidt tegelijkertijd een nieuw ambitieus jaar in met kunst uit alle windstreken: Rusland, China, Verenigd Koninkrijk en niet te vergeten de collecties waarin deze kunst zich bevindt, die verspreid zijn over de hele wereld. De tentoonstelling Russische sprookjes, volksverhalen en legenden, die financieel mogelijk is gemaakt door Stichting Fondsbeheer Culturele Relatie-Evenementen Gasunie en Gasterra, past enerzijds in een traditie die het Groninger Museum over de afgelopen jaren heeft opgebouwd op het gebied van de Russische kunst rond de eeuwwisseling van de negentiende en twintigste eeuw. Anderzijds hopen we dat we met deze specifieke onderwerpkeuze – de invloed van de Russische verteltraditie op de beeldende kunst – ook een jongere doelgroep zullen aanspreken. De schilderijen en het werk op papier van kunstenaars als Viktor Vasnetsov, Ivan Bilibin, Elena Polenova, Mikhail Vroebel, Nikolaj Roerich en Vasili Kandinsky verbeelden en vertellen ieder op hun eigen manier sprookjes, volksverhalen en legenden. De stempel die deze kunstenaars hebben gedrukt op de kunstgeschiedenis van Rusland en daarbuiten bleef tot op heden in het Westen onderbelicht. De redenen daarvoor zouden wel eens kunnen liggen in de fascinatie die deze kunstenaars hadden voor dit onderwerp, dat – zeker vanuit een 21ste-eeuws perspectief – veelal niet als zeer serieus wordt beschouwd. Niets is echter minder waar en de Russen beschouwen de werken die in deze tentoonstelling worden getoond nog altijd als invloedrijke iconen van de kunstgeschiedenis. Tegelijkertijd worden de beelden – die inmiddels zijn verankerd in het nationale geheugen - tot op de dag van vandaag gebruikt ter ondersteuning van politieke uitingen en promotie van handelswaar in de Russische maatschappij. Waar schilders als Vasnetsov en Roerich niet schroomden om grote doeken te selecteren waarop ze hun fantasiewereld weergaven, richtten Bilibin en Polenova zich veel meer op de kunst van het illustreren en koos Kandinsky voor een meer abstract gestileerde weergave van Russische sprookjesmotieven in zijn vroege werk. Om de wereld van de sprookjes, volksverhalen en legenden niet alleen via de kunst toegankelijk te maken maar juist te combineren met het gesproken woord, wordt er tijdens de tentoonstelling op woensdagmiddagen in het Groninger Museum – op zaal – voorgelezen uit het sprookjesboek dat het museum speciaal voor deze gelegenheid uitbrengt. Deze voorleesmiddagen zijn bedoeld voor de jongste museumbezoekers
onder begeleiding van hun ouders. Deze tentoonstelling vormt de aanleiding voor het Groninger Museum om een juniorclub op te richten waarvoor het museum een spannend programma zal ontwikkelen. Meer hierover is te vinden op de website: www.groningermuseum.nl. Naast het sprookjesboek verschijnt er bij de tentoonstelling een uitgebreide catalogus die de kunsthistorische en literaire benadering van het onderwerp behandelt. Bovendien wordt de catalogus zelf vergezeld van een dubbel-cd waarop de bekendste Russische sprookjes worden voorgelezen door Jan Meng om zo woord en beeld optimaal te integreren. Ook maakt de samenvoeging duidelijk dat deze kunstwerken aspecten hebben die zowel door kinderen als volwassenen gewaardeerd kunnen worden. Bij de tentoonstelling kan ook een speciaal ontwikkelde multimediatoer gehuurd worden, waarin muziek en bewegend beeld de beleving nog meer verrijken. Zoals bij iedere grote tentoonstelling in het Groninger Museum, is er ook ten tijde van Russische sprookjes, volksverhalen en legenden een uitgebreid activiteitenprogramma. Dit programma is te vinden in een apart boekje. Nieuw is dat dit programma met ingang van januari 2008 elke vrijdagavond in het Groninger Museum zal plaatsvinden. Het museum is vanaf dat moment elke vrijdagavond geopend tot 22.00 uur. In de vrijdagavondprogrammering komen de vele facetten aan bod waarvoor sprookjes en legenden in de kunsten als inspiratiebron hebben gediend. De avonden variëren van voorleesavonden voor volwassenen (lees erotische sprookjes) tot theatervoorstellingen en muzikale avonden. Deze avonden zijn met het toegangsbewijs voor de tentoonstelling gratis te bezoeken. Voorafgaand aan deze voorstellingen is er de mogelijkheid om in het museum in een speciaal voor de vrijdagavond ingerichte lounge een drankje te nuttigen en kan uiteraard de tentoonstelling worden bezocht. De vrijdagavonden zullen het hele jaar door worden geprogrammeerd. Kortom vanaf januari 2008 is er elke vrijdagavond iets te doen in het Groninger Museum! Patty Wageman
Adjunct-directeur Groninger Museum 3
Het woord sprookje kom je overal tegen in Rusland Carlijn Ubbens over de tentoonstelling Russische sprookjes, volksverhalen en legenden
Janneke Reedijk / Steven Kolsteren
Wat is het bijzondere aan de Russische sprookjes en legenden? Wat zijn de belangrijkste sprookjes en welke kunstenaars hielden zich er mee bezig? En wat is er allemaal nodig om de tentoonstelling, van 15 december t/m 6 april 2008, te realiseren? Carlijn Ubbens licht een tipje van de sluier op. Deze tentoonstelling is de vierde tentoonstelling die in het teken staat van Russische schilderkunst. Wat maakt deze tentoonstelling bijzonder voor het publiek? “Deze tentoonstelling geeft het puur Russische, het oer-Russische weer. Als je op zoek bent naar iets typisch ‘Russisch’, dan zijn dit werken die je zullen aanspreken: door schitterende ornamenten en prachtige kleding; door de stijl, de thematiek en ook door het formaat van vele schilderijen. Zelfs als je de sprookjes nog nooit gelezen hebt, zijn dit werken die enorme indruk maken. Het is ook voor het eerst dat er buiten Rusland überhaupt zo’n tentoonstelling is georganiseerd met zoveel werken over monumentale sprookjes en legenden. We hebben de mooiste werken met het thema Russische sprookjes en legenden bij elkaar weten te krijgen.” Aldus een enthousiaste Carlijn Ubbens.
Michail Vroebel De Zwanenprinses, 1900 olieverf op doek 142,5 x 93,5 cm Tretjakovmuseum, Moskou
Waarom is er gekozen voor deze tentoonstelling? “Patty Wageman (conservator van deze tentoonstelling en adjunct-directeur) kwam regelmatig in Rusland toen zij zich bezig hield met de productie van de eerste drie Russische tentoonstellingen in het Groninger Museum. In Nizjni Novgorod realiseerde zij zich, toen ze voor
het schilderij Het Vliegende Tapijt stond, dat er in het Groninger Museum nog het thema van de Russische sprookjes uit de Russische schilderkunst onderbelicht was gebleven.” Kun je de titel van de tentoonstelling toelichten? “De titel Russische sprookjes, volksverhalen en legenden bestaat uit drie elementen. Met Russische sprookjes bedoelen we de sprookjes, zoals geschreven door Aleksandr Poesjkin, bijvoorbeeld het sprookje Tsaar Saltan, en andere schrijvers. Met de volksverhalen bedoelen we de Russische volkssprookjes, die eeuwenlang van mond op mond zijn overgeleverd, zoals de volkssprookjes Vasilisa de Schone, en Ivan de Tsarenzoon, de vuurvogel en de grijze wolf. En met legenden bedoelen we de legenden, zoals over Oleg de Wijze, en de bylinen (Russische heldensagen), zoals Ilya Moeromets en de Rover Nachtegaal, of Volga en Mikoela. Al deze genres hebben Russische kunstenaars uitgebeeld.” Hoe moeilijk is het om een selectie te maken? En waar baseer je de keuzes op? Waarom is gekozen voor het presenteren van de zes kunstenaars: Roerich, Bilibin, Vasnetsov, Polenova, Vroebel en Kandinsky? “Voor deze tentoonstelling was het criterium als volgt: de schilderijen en werken op papier dienden in eerste instantie gerelateerd te zijn aan Russische sprookjes of legenden en die moesten dus vóór de selectie plaatsvond zo veel mogelijk geïnventariseerd zijn. Daarnaast was 5
Nikolaj Roerich Rode Zeilen. Vorst Vladimir op weg naar Korsoen, 1900 olieverf op doek 27 x 52 cm Tretjakovmuseum, Moskou
het criterium minimaal een aantal werken per schilder op te nemen en het totaal aantal kunstenaars beperkt te houden, omdat in deze tentoonstelling onbekende kunstenaars worden geïntroduceerd en een overdaad aan nieuwe namen en werk te voorkomen. Verder wilden we een zo groot mogelijke eenheid in stijl en ontwikkeling. Zo kwamen we uit bij deze zes kunstenaars. Vasili Kandinsky is de meest moderne kunstenaar die we hebben geselecteerd, hoewel de werken afkomstig zijn uit zijn vroege oeuvre en stammen uit een periode waarin hij na een verblijf in Europa terugkeerde naar Rusland. Kandinsky heeft een aantal werken gemaakt, die direct gerelateerd zijn aan sprookjes en legenden, zoals Baba Jaga, de Driekoppige Draak en Ruiter, Sint Joris. Op de tentoonstelling zijn ook werken te zien die een minder rechtstreeks verband houden met, maar wel een verwijzing maken naar sprookjes en het oude Rusland, bijvoorbeeld: Aankomst van de Koopmannen.” Organisatie Kun je iets zeggen over de hoeveelheid werk en voorbereiding om een tentoonstelling als deze te realiseren? “Nadat de selectie was gemaakt, heb ik de werken getraceerd1. Vervolgens heb ik aanvullende informatie van deze werken opgevraagd en de werken daarna aangevraagd. Het was een hele klus om correcte telefoonnummers te achterhalen van musea in uithoeken zoals Dagestan. Ook moest bij elke fax en e-mail gecontroleerd worden, of die wel aangekomen was, omdat dat vaak niet het geval was. Omdat het al in een vroeg stadium duidelijk was dat lang niet alle werken zonder slag of stoot naar het Groninger Museum zouden komen ben ik samen met directeur Kees van Twist afgereisd naar Rusland om na persoonlijk overleg met de voormalige minister van Cultuur van de Russische Federatie, nu hoofd van het 6
Cultureel Agentschap voor Cultuur en Cinematografie en de ambassadeur van de Russische Federatie in Nederland het makkelijker te maken om deze werken naar Nederland te laten komen. Om hen van te voren te informeren, hebben we ze het concept van de tentoonstelling gestuurd.“ Andere zaken die komen kijken bij het organiseren van een tentoonstelling zijn het transport van de werken en de verzekeringen; en specifiek voor Rusland en Oekraïne zijn dan ook nog contracten van de musea, staatsgaranties van een Nederlands ministerie, en visa voor koeriers nodig. Maar ook bijvoorbeeld de productie van de documentaire over Russische sprookjes van de AVRO (regie: Tineke de Groot) en het Russische aspect van de beeldredactie van de catalogus heeft Carlijn op zich genomen. Hoe goed kende je de sprookjes, de kunstenaars en de werken voordat het concept er was voor deze tentoonstelling? “Toen Patty Wageman tijdens de afbouw van de tentoonstelling Het Russische Landschap tegen mij zei dat ze ooit nog een keer een tentoonstelling over Russische sprookjes wilde maken, wist ik meteen wat ze bedoelde. Ik had tijdens mijn verblijf in 1996 in Rusland alle sprookjesboeken met de illustraties van Bilibin gekocht. Ik heb tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling dankbaar gebruik gemaakt van deze boeken, ze zijn ook gebruikt voor de facsimile uitgave van het Groninger Museum van het Russische sprookjesboek. Ook kende ik werken van Vroebel, Roerich en Vasnetsov uit het Tretjakov Museum, het Russisch Staatsmuseum en het Museum van Oosterse Kunst. Maar ik wist niet dat Vasili Kandinsky geïnspireerd was geweest door sprookjes en legenden; en van Elena Polenova had ik nog nooit gehoord.”
Nikolaj Roerich Het bouwen van de stad, 1902 olieverf op doek 154,5 x 264,5 cm Tretjakovmuseum, Moskou
Kunstenaars Informatie over de meeste kunstenaars uit deze tentoonstelling, de werken en de sprookjes zijn nauwelijks gepubliceerd in het Nederlands of Engels. De kunstenaars delen veelal dezelfde thema’s en zelfs sprookjes, maar in stijl verschillen ze toch veel van elkaar. Kun je iets zeggen over die verschillen in stijl? “Als je aan Russische sprookjes en legenden in de beeldende kunst denkt, denk je als eerste aan Vasnetsov en Bilibin. Dat zijn dé grote sprookjesvertolkers van Rusland, de bekendste”, stelt Carlijn. Viktor Vasnetsov kwam oorspronkelijk uit de Peredvizniki2 beweging. Hij werd sterk beïnvloed door Ivan Kramskoj (een van de belangrijke vertegenwoordigers van deze kunstenaarsgroepering), maar hij wilde iets van de nationale schoonheid uitbeelden en greep daarom naar sprookjes en legenden. Hij heeft veel studie gedaan naar kleding en attributen en probeerde zo een authentiek beeld weer te geven. Veel van zijn werken zijn daarom op een realistische manier geschilderd, maar de personages zijn juist heel sprookjesachtig afgebeeld. Goede voorbeelden hiervan zijn de schilderijen Ivan de Tsarenzoon op de grijze wolf, Ridder op de driesprong en Het vliegende tapijt. Vasnetsov werd daarnaast beïnvloed door de loebok3, wat bijvoorbeeld te zien is in zijn schilderij Sirin en Alkonost, vogels van verdriet en vreugde. Vasnetsov maakte zijn eerste olieschets voor het beroemde schilderij de Bogatyrs in 1876, toen hij bij Ilja Repin in Parijs verbleef. Toen hij voor het eerst zijn sprookjeswerken tentoonstelde op de tentoonstelling van de Peredvizjniki, waren de meningen verdeeld; veel critici begrepen zijn nieuwe stijl niet. Men vond het slecht geschilderd en met te felle kleuren. Men verwachtte een kunstwerk dat de sociale misstanden toonde en niet een
“zoetsappig onderwerp”. Dankzij de steun van de spoorwegmagnaat Savva Mamontov4, die hem de opdracht gaf om schilderijen te maken voor spoorwegstations, kon Vasnetsov zijn droom realiseren: het weergeven van de ‘echte’ Russische cultuur en het ‘echte’ Russische leven, de Russische ziel. Door zijn grote monumentale werken verwierf Vasnetsov veel bekendheid. Van vrijwel alle sprookjes die Ivan Bilibin heeft geïllustreerd zijn voorbeelden in de tentoonstelling te bewonderen. Bilibin was geïnspireerd door Vasnetsov en sommige werken zijn rechtstreekse citaten van diens schilderijen. Zijn stijl is echter heel anders. Hij koos expliciet voor de grafiek en niet de schilderkunst, hij werkte meestal met aquarel en Oost-Indische inkt en wilde grafische werken in zijn geheel uitgeven. Hij ontwierp voor sprookjesboeken de omslag, de hoofdletters bij de aanhef van elk sprookje en alle illustraties en alle decoraties rondom de illustraties; zelfs de tekstkaders. Hij zag het boek als een kunstwerk, als één geheel. De tekstkaders die Bilibin ontwierp voor de sprookjesboeken zijn geïnspireerd door de vormgeving van de Loebki. Hij nam verder een voorbeeld aan contemporaine Duitse kunstenaars als Franz von Stuck en Arnold Böcklin die vooral veel invloed hebben gehad op Bilibins vormgeving van Vasilisa de Schone en de Engelse graficus Aubrey Beardsley, die Bilibins gebruik van lijnen heeft beïnvloed. Bilibin volgde ook enige lessen in Duitsland bij de docent van Kandinsky. En daarnaast hebben ook Japanse grafici invloed gehad op Bilibin, wat vooral te zien is bij enkele van zijn illustraties van Tsaar Saltan. Nog voordat Bilibin zijn werk uitgaf, had Elena Polenova zich al toegelegd op het illustreren van Russische sprookjes. Als kind werden haar sprookjes verteld door 7
haar oma. Omdat ze een vrouw was, is zij nooit toegelaten tot de Keizerlijke Academie der Kunsten te Sint Petersburg. Hierdoor is het verschil in stijl met de academische kunstenaars ook duidelijk te zien. Ze werd echter wel geroemd om haar mooie illustraties (vaak aquarellen) en sprookjesboeken die ze zelf schreef en illustreerde. Polenova hoorde ook bij de kunstenaarskring van Savva Mamontov op Abramtsevo, waar ze kostuums voor de Russische privé-opera van Savva Mamontov heeft gemaakt. Ze werd zeer beïnvloed door Vasnetsov en heeft ook onderzoek gedaan, zoals Bilibin en Kandinsky, naar gebruiksvoorwerpen van de Russische bevolking. Ze speelde een grote rol in de keramiekwerkplaats en de meubelmakerij van Abramtsevo.
Een dimensie per kunstenaar en een dimensie per sprookje
Elena Polenova Illustratie bij het sprookje ‘De kleine Filipko’, ca. 1890 En de houten pop kwam tot leven gouache, Oost-Indische inkt, penseel, potlood op papier 30,5 x 21,6 cm Tretjakovmuseum, Moskou
“De immens grote schilderijen van Nikolaj Roerich zijn een ontdekking van Patty Wageman uit de catalogus Fairytales in Russia, van het Russisch Staatsmuseum. Ze hangen in het Russisch Museum een beetje weggestopt”, vertelt Carlijn. “Zelfs toen de adjunct-directeur van het Russisch Museum had verteld dat ze in een trappenhuis hingen, konden we ze eerst nog niet vinden.” De werken van Roerich zijn bijzonder omdat hij teruggreep naar vervlogen tijden, zoals zijn serie schilderijen Het begin van Roes5. Hij liet zich inspireren door de ontwikkeling van de oude Russische kunst en cultuur. Deze periode betekende voor hem een vluchthaven in een onzekere en roerige tijd na de eerste Russische Revolutie en de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog. In deze tijden verlangde hij terug naar de stabiliteit van het oude Rusland.
Zijn belangstelling hiervoor en onderzoek heeft ook geleid tot de opdracht van de textielfabrikant Filadelf Bazjanov voor Het Heldenfries. Het Heldenfries bestaat uit zeven grote schilderijen, die alle zeven op de tentoonstelling te zien zijn. Deze werken zijn gebaseerd op oude bylinen. De helden hieruit zijn Sadko, Volga en Mikoela, Ilja Moeromets en de Rover-Nachtegaal. Volga6 en Ilja Moeromets zijn Bogatyrs. Bogatyrs zijn meestal positieve helden met ongekende krachten en beschermers van het oude Rusland. Ilja Moeromets kon zijn ledematen niet gebruiken, maar kreeg op zijn dertigste een enorme kracht en ging daarom heldendaden verrichten, zoals het doden van het monster Rover-Nachtegaal. Voor tsaar Vladimir I, de eerste vorst van Kiev (978 tot 1015) verdedigde hij Roes tegen de vijand. Mikoela lijkt een gewone boer, maar hij blijkt veel sterker te zijn dan het hele leger van Volga bij elkaar. Sadko is een goesli-speler die een rijke handelaar wordt door te spelen voor de Tsaar van de Zee7. In de catalogus zijn samenvattingen te vinden van deze bylinen. Roerich deed ook onderzoek en schreef ondermeer het artikel: Van de Varjagen naar de Grieken, waarin hij zijn reis vanaf de Finse Golf naar het zuiden via meren en rivieren beschreven heeft. In veel van zijn werken komen Vikingschepen met rode zeilen voor, die bedoeld waren om de vijand angst aan te jagen. Michail Vroebel hoorde ook bij de kunstenaarskring van Abramtsevo. Hier werd hij aangestoken door de sprookjessfeer, en zodoende maakte hij een serie van keramiek van Sadko en het Sneeuwmeisje. Ook maakte hij aquarellen en enkele schilderijen met een sprookjesthema, zoals Snegoerotsjka, het sneeuwmeisje, ca. 1890 en De Zwanenprinses, 1900. Vroebel schilderde in de jaren 1884-1889 net als Vasnetsov het interieur van kerken in Kiev, die nog steeds te zien zijn.
9
Kandinsky “Professor Henk van Os attendeerde het museum op Kandinsky’s relatie met de sprookjes. Maar Kandinsky heeft zo’n groot oeuvre dat juist de werken die voor de tentoonstelling interessant zijn moeilijk te vinden waren. Je kunt een een groot aantal catalogi openslaan en de betreffende werken niet eens tegen komen.” Zo is bijvoorbeeld het werk van Kandinsky Aankomst van de Kooplieden afkomstig uit het Miyagi Kunstmuseum in Sendai, Japan. Vasili Kandinsky vervult in deze tentoonstelling een bijzondere rol. Bij hem zie je een overgang van figuratieve naar abstracte werken. Hij werkte ook nog nadat hij in 1910 het eerste abstracte schilderij had gemaakt aan episodes uit sprookjes en bylinen. Kandinsky werkte met vele verschillende materialen, waaronder olieverf, tempera en aquarel. Het waren met name de loebok waarin hij de invloed van sprookjes en Russische elementen naar voren komen. Vandaar dat deze het sterkst vertegenwoordigd zijn. Zijn glaswerken waren te kwetsbaar om te reizen.
Russische Sprookjes hebben langer en meer invloed op de cultuur “Vanwege al die verschillende werkwijzen van de kunstenaars is uit praktisch oogpunt de indeling van de tentoonstelling gemaakt op kunstenaar. We hebben bewust gekozen om de werken van de kunstenaars bij elkaar te houden, zowel vanwege het formaat en vanwege het feit dat er een duidelijke tweedeling in stijl zit. Er zijn daarom twee dimensies; een per kunstenaar en een per sprookje, per verhaal.” 10
Sprookjes Wat is volgens jou het verschil tussen Russische sprookjes en Europese sprookjes? “Er zijn veel overeenkomsten te vinden tussen Russische en Europese sprookjes. Vele sprookjes en sprookjeselementen komen zowel in Rusland als in West-Europa voor. Zo is het Russische volkssprookje Ivan de Tsarenzoon, de Vuurvogel en de grijze wolf bij de sprookjes van Grimm terug te vinden als De gouden vogel. Het sprookje Broertje en zusje van de gebroeders Grimm heeft dezelfde elementen als het Russische volkssprookje Aljonoesjka en haar broertje Ivanoesjka. Het sprookje Belle en het beest kent men in Rusland onder de naam Het purperrode bloempje. Maar er zijn nog meer sprookjes die overeenkomen, zoals Sneeuwwitje en de zeven dwergen die terug te vinden is als De dode tsarendochter en de zeven bogatyrs, en Piggelmee met de Russische dubbelganger Het sprookje van de visser en het gouden visje. In de details verschillen deze sprookjes, maar toch zijn ze nog duidelijk herleidbaar naar één verhaal. Ook bepaalde elementen en personen uit sprookjes vind je in beide culturen terug, zoals de prinses die niet nooit lachte; de dwaas, die het uiteindelijk heel ver schopt, omdat hij eenvoudigweg geluk heeft (in de Russische versie), of omdat hij andere kwaliteiten heeft (in de Europese versie); de prins of prinses die in een kikker is veranderd; het levenswater, waarmee een dode weer tot leven gewekt kan worden; het ei waarin het hart van een onsterfelijk wezen in is verstopt. Deze overeenkomsten komen voort uit het feit dat troubadours de sprookjes vertelden en rondreisden. Later zijn ze opgetekend en uitgegeven. Er zijn ook typisch Russische figuren en elementen in Russische sprookjes die we niet vinden in de Europese sprookjes, zoals de bekendste Russische sprookjesfiguren Baba Jaga en Kasjtsjej de Onsterfelijke. Baba Jaga is een boze heks die je op wil eten, maar soms kun je wel een dealtje met haar sluiten. De heks Baba Jaga is een belangrijk element in meerdere sprookjes. Haar huisje,
Nikolaj Roerich Bezoekers van overzee, 1901 olieverf op doek 85 x 112,5 cm Tretjakovmuseum, Moskou
dat op kippenpoten staat en geen ramen of deur heeft, symboliseert twee werelden; het huisje kan namelijk omdraaien en dan kan de held in een andere wereld terecht komen. Kasjtsjej de Onsterfelijke symboliseert echt het kwaad. Hij is onsterfelijk omdat zijn hart niet in zijn lichaam bevindt. Zijn hart zit in een ei, dat zich in een eend bevindt, die weer in een kist zit. Russische sprookjes beginnen vaak met: In een zeker koninkrijk, in een zeker land; of met: Over driemaal negen landen, in het driemaal tiende rijk. Vele elementen in Russische sprookjes zijn overblijfselen uit de Russische cultuur van vóór de komst van het Christendom. Naar mijn idee zijn Russische sprookjes minder moralistisch dan westerse sprookjes. Er wordt een ander accent
gelegd op de helden, de begrippen goed en kwaad zijn minder duidelijk. Het is ook opvallend dat een paar heel beroemde Russische volkssprookjes bij de gebroeders Grimm terug te vinden zijn, maar bij ons helemaal niet bekend zijn.” Maken de sprookjes volgens jou deel uit van het collectieve geheugen van de Russen? Leven de sprookjes vandaag de dag ook nog bij de bevolking? “Russische Sprookjes hebben naar mijn idee langer en meer invloed op de Russische cultuur. Ze blijven langer een rol spelen in Rusland dan bij ons. In Rusland, net als bij ons, groeien kinderen op met sprookjes, maar sprookjes en legenden zitten ook stevig verankerd in het geheugen van volwassenen. 11
Vasili Kandinsky, Goeslispeler, 1907, linoleumsnede, 19 x 19,3 cm, Tretjakovmuseum, Moskou
Het bijzondere is dat sprookjes grote Russische componisten geïnspireerd hebben om opera’s en balletten te schrijven. Russische schilders hebben zich op volwassen leeftijd bezig gehouden met sprookjes. Het woord sprookje heeft een heel positieve connotatie, er wordt veel reclame mee gemaakt. Er worden ook veel verwijzingen naar sprookjes gemaakt; het woord sprookje (Skázka) kom je overal in Rusland tegen.”
Carlijn Ubbens is de producer van de tentoonstelling Russische Sprookjes, Volksverhalen en Legenden. Voor het samenstellen van deze tentoonstelling heeft zij onderzoek gedaan naar de sprookjes, de kunstenaars en de vele werken die in deze tentoonstelling zijn opgenomen. Zij is slavist en tolk en heeft gestudeerd aan universiteiten van Groningen, Sint-Petersburg en Moskou alsook aan de tolkenopleiding van de Europese Unie in Antwerpen. In 2003 was er voor het eerst een samenwerking met het Groninger Museum, toen zij tolkte bij de op- en afbouw de tentoonstelling Het Russisch Landschap
Vertederend Ten slotte: wat is jouw favoriete sprookje of werk uit de tentoonstelling? “Als kind was mijn lievelingssprookje Belle en het Beest. Wij hebben in de tentoonstelling een verwijzing naar de Russische variant van dit sprookje: Het purperrode bloempje, dit is het werk Beest van Elena Polenova.” Uit alle werken van de tentoonstelling heeft ze een favoriet: een klein werk uit het sprookje Marja Morevna; de vogel van overzee wekt Ivan de Tsarenzoon door Ivan Bilibin. “Alhoewel het sprookje wreed is, vind ik deze illustratie van Bilibin juist heel vertederend.” 12
en vervolgens in 2004 bij het uit- en inpakken van de werken van de tentoonstelling In Dienst van Diaghilev. Bij deze tentoonstelling tolkte zij ook voor het Mariinsky theater bij de opbouw van de opera de Tsarenbruid van Rimsky-Korsakov. Janneke Reedijk studeert Museologie aan de Reinwardt Academie in Amsterdam en is stagiaire educatie. Steven Kolsteren is coördinator educatie en hoofdredacteur van het Museummagazine.
Noten 1- De bruikleengevers zijn over heel Rusland verspreid: Perm (in het oosten van Europees Rusland), Nizjni Novgorod (hoofdstad van het federale district Wolga), Kiev, Dagestan (autonome republiek van de Russische Federatie in het uiterste zuidwesten van Rusland); verder het Russisch Museum en het Tretjakov Museum in Moskou. Ook uit Rotterdam, Parijs en Japan komen werken. 2 - Peredvizniki, of de Trekkers, is een kunstenaarsgroep die in 1870 is gevormd in Sint Petersburg. Ilya Repin, aan wie het Groninger Museum een overzichtstentoonstelling wijdde in 2002, behoorde tot de groep. 3 - Loebki, enkelvoudig Loebok, zijn houtsneden die met de hand werden ingekleurd, meestal op goedkoop papier of karton, waarin tekst met beeld werd gecombineerd. Zie voor een uitgebreide uitleg over de loebok het artikel van Patty Wageman in de catalogus. 4 - Savva Mamontov was een beroemde Russische industrieel, handelaar, ondernemer, en een begunstiger van de kunsten. In 1870, kocht Mamontov het landgoed Abramtsevo, ten noorden van Moskou, en richtte daar een kunstenaarskolonie op met de beste Russische kunstenaars van het begin van 20ste eeuw. 5 - Roes (het Russische land) is de oorspronkelijke naam van de staat waarin de Oost-Slaven zich halverwege de Dnepr in de negende eeuw verenigden. Tot aan het begin van de twaalfde eeuw was dit ook de naam van het gebied dat we nu kennen als het Kievse Roes. In de twaalfde en de dertiende eeuw wordt ‘Roes’ gebruikt om de Oudrussische gebieden en vorstendommen mee aan te duiden. 6 - Het schilderij Volga doet sterk denken aan De Slag bij San Romano (1438) van de Italiaanse schilder Paolo Uccello (ca 1397-1475). 7 - Een goesli is een traditioneel Russisch tokkelinstrument.
Carlijn Ubbens en Elena Paston (met sjaal) op het station van Abramstevo
13
Viktor Vasnetsov Aljonoesjka, 1881 olieverf op doek 173 x 121 cm Tretjakovmuseum, Moskou
De sprookjeswereld van Abramtsevo Eleonora Paston
Het landgoed en de kunstenaarskolonie Abramtsevo nabij Moskou speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de Russische kunst. Sprookjes en legendes vormden een inspiratie voor de zoektocht naar het toepassen van oude Russische tradities in een nieuwe Russische kunst.
Iedereen die ooit Abramtsevo heeft bezocht, moet het gevoel hebben gehad de wereld van ‘verhalen uit een ver verleden’1 binnengestapt te zijn. Hier, op 57 kilometer van Moskou, werd elke bewoner of bezoeker voorgoed betoverd door de poëtische schoonheid van de omgeving, haar sprookjesachtige magie en rijke verleden. De natuur van Abramtsevo en omgeving is kenmerkend voor centraal Rusland. De donkere bossen, open velden, kleurig begroeide plekjes tussen de bomen, de eiken- en berkenbosjes, de hellingen en diepe valleien, de rivier de Vorja die met al haar inhammen en diepe gronden door het landschap slingert … schrijvers, kunstenaars en muzikanten werden er onweerstaanbaar door aangetrokken. In deze omgeving schiepen ze kunstwerken waarvoor ze zich lieten inspireren door het historische verleden van Rusland met al zijn rijke legenden, volkssprookjes en –liedjes. In 1843 kwam Abramtsevo in handen van Sergej Timofejevitsj Aksakov, de vermaarde theatercriticus die ook een belangrijke rol speelde in het toenmalige maatschappelijk leven. Hier op Abramtsevo ontdekte Aksakov zijn schrijverstalenten; hier schreef hij zijn autobiografische romans en verhalen. In een van die romans publiceerde hij Het purperrode bloemetje. Een sprookje verteld door het dienstmeisje Pelageja (1858). Aksakov, inmiddels een man van respectabele leeftijd, herinnerde zich het sprookje niet voor niets juist op Abramtsevo. In de jaren veertig en vijftig van de negentiende eeuw was het landgoed veranderd
in een centrum voor de Slavofiele beweging die zich sinds het eind van de jaren dertig in Rusland manifesteerde. Aksakovs zoons, Ivan en Konstantin, waren vooraanstaande vertegenwoordigers van deze stroming die een grote invloed had op het Russische maatschappelijk en filosofisch debat. De Slavofielen waren van mening dat Rusland zijn eigen weg moest volgen, los van wat er in het Westen gebeurde. Ze hielden zich onder andere bezig met het bestuderen, verzamelen en publiceren van meesterwerken uit de Russische schriftcultuur, van heldendichten en folklore. Dichters en filosofen, folkloristen en vrienden van Aksakovs zoons, allemaal kwamen ze naar Abramtsevo. Ze discussieerden hele dagen lang over de Russische taal, over de geschiedenis en de toekomst van Rusland. Er kwamen oude bekenden van Sergej Aksakov op bezoek zoals de schrijver Nikolaj Gogol en de acteur Michail Sjtsjepkin, en ook nieuwe kennissen zoals de jonge schrijver Ivan Toergenjev. Tot diep in de nacht lazen de gasten in de huiskamer fragmenten voor uit hun recente werk, ze bespraken hun nieuwste ideeën en praatten over de sprookjes en liederen die ze hadden opgetekend. Het was hier dat Sergej Aksakov zich het sprookje herinnerde dat hij in zijn jeugd had gehoord, te midden van al deze belangstelling voor folklore, alleen met de natuur die in volledige harmonie leek te zijn met oude volksgeloven. Aksakov had het sprookje Het purperrode bloemetje oorspronkelijk geschrevenAlbert voorMüller zijn kleinGrüner Akt liegend, 1925 Aargauer Kunsthaus Aarau dochter Olenka. Het zou nog vele
generaties lezers betoveren. Zijn poëtische, kleurrijke taal, ideeën over Goed en Kwaad, liefde en trouw zouden een inspiratiebron worden voor theaterwerken, muziekstukken en schilderijen van latere kunstenaars en componisten. Maar dit gebeurde pas toen Abramtsevo onder leiding van de Mamontovs een nieuwe levensfase inging. Mamontov
In 1870, elf jaar na de dood van Sergej Aksakov, kwam Abramtsevo in handen van Savva Mamontov, een rijke industrieel en spoorwegmagnaat. Onder zijn leiding veranderde het landgoed in een bruisende omgeving dankzij de kunstenaarskolonie die hier ontstond. Tot de grote namen die deel uitmaakten van de groep behoorden Ilja Repin, Vasili Polenov, Elena Polenova, Viktor en Apollinari Vasnetsov, Mark Antokolsky, Valentin Serov, Konstantin Korovin, Michail Vroebel, Michail Nesterov en Ilja Ostroöechov. Ze hadden allemaal dezelfde wens een unieke, nationale kunst te scheppen. Motieven die in hun creatieve zoektocht op de voorgrond kwamen te staan waren de Russische natuur, onderwerpen uit het traditionele leven en de geschiedenis van Rusland, elementen uit folklore en heldendichten; er werd gezocht naar manieren om nationale volkstradities toe te passen in de hedendaagse kunst. Aan het begin van de jaren zeventig had Mamontov in Frankrijk en Italië de eerste toekomstige leden van de Abramtsevokring ontmoet. Het waren Ilja Repin, Vasili Polenov en Mark Antokolsky, die aan het eind van de jaren zeventig 15
Op een laan in het park van Abramtsevo. Van links naar rechts: Konstantin Artsyboesjev, Andrej Mamontov, Viktor Vasnetsov, Tatjana Vasnetsova, Nikolaj Koekin, Pjotr Spiro, Sjoera Mamontova, Savva Mamontov, ingenieur Sjtram, Ilja Ostroöechov, Elizaveta Mamontova, Mark Antokolsky, V. Olchovskaja. Foto. 1883.
Centrale huis op het landgoed vanaf de parkzijde. Foto. Jaren 1900.
op Abramtsevo arriveerden. In de jaren tachtig kwamen daar nog bij de broers Viktor en Apollinari Vasnetsov, Konstantin Korovin, Elena Polenova, Michail Vroebel, Michail Nesterov en Ilja Ostroöechov. In diezelfde periode sloot ook Valentin Serov zich bij de kunstenaarskring aan. De jonge Serov woonde al sinds het midden van de jaren zeventig op Abramtsevo waar hij was opgegroeid in het gezin van de Mamontovs onder het lieve en zorgzame oog van Elizaveta Grigorjevna Mamontova.
kunsten waar alles een harmonieus geheel vormt. Zij wilden zich de artistieke manier van denken van grote ambachtelijke meesters uit het verleden eigen maken om zo eenzelfde synthese van kunsten te bereiken. Ze gingen te rade bij de architectuur, het theater en de toegepaste kunst. En tijdens al deze ‘uitstapjes’, zoals de kunstenaars ze noemden, ging Viktor Vasnetsov voorop. Er werd onder andere geprobeerd om volkssprookjes, byliny en legenden te vertalen naar de visuele taal van de schilderkunst. Als in de tweede helft van de negentiende eeuw byliny en sprookjes als apart genre in de Russische schilderkunst verschijnen, is dit dan ook niet los te denken van de activiteiten die op Abramtsevo werden ontplooid.
Alles wat de vorige bewoners van het landgoed hadden achtergelaten werd met grote zorg bewaard door de nieuwe eigenaars, Savva en Elizaveta Mamontov – van de boeken en gravures tot de meubels. Aksakovs boeken werden enthousiast gelezen en zijn sprookje Het purperrode bloemetje viel bij iedereen in de smaak. Een van de eerste voorstellingen van de Abramtsevokring was De purperrode roos (1883), Savva Mamontovs toneelbewerking van het sprookje van Aksakov. Een jaar later schreef Nikolaj Krotkov de opera De purperrode roos die 16
eerst enthousiast werd ontvangen binnen de Abramtsevokring zelf en daarna met succes werd opgevoerd in de Russische privé-opera die in 1885 door Savva Mamontov was opgericht. Nog later, in de jaren negentig van de negentiende eeuw, liet ook Elena Polenova zich inspireren door Aksakovs Purperrode bloemetje. Haar aquarel Beest is gebaseerd op het verhaal van het sprookje. Op het werk staat een meisje dat bessen plukt, achter haar ligt een monster op de loer. Polenova plaatst de twee personages in een ruimte van decoratieve patronen gebaseerd op de bomen- en plantenstudies die ze op Abramtsevo had gemaakt. Natuur
Alle kunstenaars, zowel de meer ervaren schilders als de jonge ‘beginners’, legden zich op Abramtsevo vol hartstocht toe op het schilderen van de nevelachtige schoonheid van de Russische natuur in en rond Abramtsevo. Er ging ook een speciale, pittoreske bekoring uit van het typisch kleinadellijke oude landgoed zelf. Het bestond uit een houten huis van één etage met een mezzanine en
verschillende vleugels. Verder waren er vijvers, een tuin en bloembedden in een lommerrijk park dat trapsgewijs afliep in de richting van de rivier. De kunstenaars maakten honderden en plein air geschilderde studies en landschappen waarop ze op een gevoelige manier de verschillende stadia en stemmingen van de natuur vastlegden. Op de werken die op Abramtsevo zijn ontstaan, krijgt de natuur geleidelijk een specifieke emotionele en symbolische betekenis. Dit geldt voor verschillende genres, voor verhalende schilderijen en portretten en zelfs voor werken die geïnspireerd zijn op de wereld van sprookjes en mythen. Schilders ontdekten in de sprookjes en byliny (Russische heldendichten) van Rusland een rijke inspiratiebron. Abramtsevo heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld en met name Viktor Vasnetsov wiens naam onlosmakelijk verbonden is met deze nieuwe mythen- en sprookjesstroming in de Russische schilderkunst. Op Abramtsevo vond Vasnetsov zijn gelijken en gelijkgestemden. De Abramtsevokunstenaars vonden in de Russische volkstradities een rijke synthese van verschillende
Gebouwen
Toen de eerste kunstenaars zich op Abramtsevo begonnen te verzamelen, had Savva Mamontov hier al een atelier laten bouwen naar een ontwerp van Viktor Hartmann (1873). Verder had Ivan Ropet in 1878 een banja annex terem2 ontworpen die dienst deed als gastenvleugel en gebouwd was in
De kerk van Abramtsevo. Foto. 2007.
de toentertijd populaire ‘traditioneel Russische’ stijl. Al deze gebouwtjes gaven het landgoed een specifiek Russisch karakter. De leden van de Abramtsevokring zouden ze later gebruiken als uitgangspunt voor hun stilistische experimenten op architectuurgebied, die al snel een toepassing vonden in de vorm van een kerk die de kunstenaars op Abramtsevo besloten neer te zetten, de Spas Neroekotvornyj (Kathedraal van de Verlosser-Niet door Mensenhanden Gemaakt, 1881-1882). Het idee om een kerk op het landgoed te bouwen kwam vrij onverwachts op. Alle leden van de kring en ook de Mamontovs zelf togen vol enthousiasme aan het werk. Het gebouw was ontworpen door Viktor Vasnetsov en Vasili Polenov. Ze gebruikten de twaalfde-eeuwse kathedralen van Novgorod als voorbeeld. Uiteraard kon geen van de Abramtsevokunstenaars toen bevroeden dat de kerk van het landgoed later uitgeroepen zou worden tot de eerste vertegenwoordiger van de Neo-Russische stijl. In 1883 verrees er op Abramtsevo naast de kerk nog een ander gebouw dat ontworpen was door
Viktor Vasnetsov: het paviljoen Hut op kippenpoten, voor kinderen om in te spelen, of, volgens de kunstenaar zelf, ‘een heidense tempel’. Het concept, de woning van de sprookjesheks Baba Jaga, was pure Russische folklore, terwijl de constructie en entourage van het gebouw in alles deden denken aan de houten boerenhutten en motieven uit traditionele Russische kunst. In folklore gaan werkelijkheid en verbeelding naadloos in elkaar over. Vasnetsov past diezelfde synthese van fantasie en realiteit toe waardoor zijn Hut op kippenpoten zo uit de wereld der sprookjes lijkt te zijn gestapt. Sneeuwmeisje
Tijdens de bouw van de kerk begonnen de enthousiaste leden van de Abramtsevokring onder leiding van Elizaveta Mamontova met het verzamelen van traditionele kunst. In de loop van vele jaren ontstond een uitgebreide collectie van allerlei gebruiksvoorwerpen: spinnewielen, koekvormpjes, lepels, details van boerenhutten met beschilderd hout of houtsnijwerk. De kunstenaars beschouwden ze als volwaardige kunstwerken. Ze noemden de 17
Elizaveta Mamontova. foto jaren 1870
Savva Mamontov. Foto Jaren 1870
Abramtsevocollectie ook wel een museum, omdat de uitgestalde voorwerpen een directe bron van inspiratie vormden. Vasnetsov maakte gebruik van al dit rijke materiaal toen hij bezig was met de decors voor Snegoerotsjka, het sneeuwmeisje. Dit lentesprookje van Aleksandr Ostrovsky uit 1881 speelt zich af lang, lang geleden in het land van de Berendeërs. Het stuk zit vol goedaardige humor. Ostrovsky doet een ware sprookjeswereld verrijzen op basis van beelden uit de Russische folklore. Op een winteravond werd het toneelstuk bij de Mamontovs thuis voorgelezen en het viel toen zo in de smaak dat de Abramtsevokunstenaars besloten het stuk op te voeren. Vasnetsov moest de decors en kostuums verzorgen en hij zou ook de rol van Vadertje Vorst spelen. De rol was absoluut geknipt voor zijn talenten en artistieke interesses. Vasnetsov probeerde immers een visuele taal te ontwikkelingen die paste bij de onderwerpen waar byliny en sprookjes over verhaalden. Vasnetsov had nog nooit eerder iets voor een toneelstuk ontworpen, maar de schetsen die hij voor het decor en de kostuums maakten
waren magistraal. Voor zijn Paleis van tsaar Berendej maakte Vasnetsov gebruik van details uit de oud-Russische architectuur en eenvoudige houten bouwwerken, hij verwerkte motieven uit borduurwerk, bedrukte stoffen, houtsneden en beschilderd hout. Zo slaagde hij erin een evenwichtig en samenhangend beeld te scheppen van het vorstelijke paleis uit Ostrovsky’s sprookje. Het paleis vormt qua kleurgebruik één geheel met de kledij van de bewoners en het kleurige houtsnijwerk van hun huizen in het rijk van Berendej. Het toneelstuk in zijn geheel vormde een vrolijk en feestelijk schouwspel waar een poëtische, sprookjesachtige aantrekkingskracht van uitging. In de Russische privé-opera van Savva Mamontov ging in 1886 de opera Sneeuwmeisje in première. De operabewerking was van Nikolaj Rimsky-Korsakov; het decor was gebaseerd op de bewerkte schetsen van Viktor Vasnetsov. Het publiek en de theatercritici waren enthousiast over het stuk. Sneeuwmeisje zou een van de belangrijkste opvoeringen van Mamontovs theatergezelschap worden. Volgens de kunstenaar Aleksandre Benois
18
Sergej Aksakov. Foto. Jaren 1850
had Vasnetsov in zijn decor voor Sneeuwmeisje de basisprincipes van de oud-Russische esthetica opnieuw ontdekt.3 Vasnetsovs decorschetsen stonden aan het begin van een nieuwe stroming in de kunst en vormden een van de belangrijkste factoren die zouden bijdragen aan de bloei van de Russische decorkunst aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Voor Vasnetsov zelf wordt Het Sneeuwmeisje een van zijn allerbelangrijkste werken. Hij blijft er zijn hele leven lang inspiratie uit putten. Aan het eind van de jaren negentig schildert hij Het sneeuwmeisje, Treurende Koepava en Goeslispelers. Vanaf dat moment keren de motieven en schildertechnieken die hij voor de decors voor Het Sneeuwmeisje had gebruikt steeds weer terug in zijn werk. Voor zijn Goeslispelers (1899), De kikvorsprinses en De prinses die nooit lachte (1914-1916) gebruikt Vasnetsov dezelfde techniek om een sprookjeswereld te scheppen die op alle punten een harmonieus geheel vormt. Hij plaatst de handeling van zijn visuele verhalen in een rijkelijk versierd interieur en laat de deco-
Leden van de Abramtsevokring. Van links naar rechts: Savva Mamontov, Ilja Ostroöechov, Mark Antokolsky, Pjotr Spiro, Vasili Polenov, Valentin Serov. Foto. 1883.
raties op de muren doorlopen in de ornamenten van de kleding van zijn personages. Hierdoor verrijst er net als op de eerdere decors voor Het sneeuwmeisje een prachtig patroon van decoraties en ornamenten die volledig met elkaar verweven zijn. Aljonoesjka
Aan het begin van de jaren tachtig was Viktor Vasnetsov op artistiek gebied ongekend productief. In 1881 maakte hij op Abramtsevo zijn schilderij Aljonoesjka naar het gelijknamige Russische sprookje. Het idee voor dit werk was een jaar eerder ontstaan toen Vasnetsov op Achtyrka zat, een landgoed in de buurt van Abramtsevo. Als uitgangspunt voor zijn schilderij neemt Vasnetsov het sprookje over Aljonoesjka en haar broertje Ivanoesjka, maar hij geeft een eigen draai aan het verhaal. Hij verandert de verhaallijn van het sprookje, want hij wil in Aljonoesjka een eeuwenoud archetypisch beeld tot uitdrukking brengen: zijn Aljonoesjka moest de eenzaamheid en ‘puur Russische melancholie’ van een weesmeisje belichamen. Op Achtyrka vond Vasnetsov een omgeving die de triestheid van de naderende herfst
uitdrukte. En zo heeft de natuur de kunstenaar geholpen om zijn Aljonoesjka te schilderen. In de Russische folklore bestaat een nauw verband tussen wat de mens ervaart en de toestand van de natuur, het is alsof de natuur reageert op menselijke gedachten en gevoelens. Vasnetsov was de eerste schilder die deze natuuropvatting uit de folklore oppikte. Hij gebruikt landschappen om Russische volkssprookjes en legenden op een visuele manier na te vertellen.
probleem: waar moest het doek van drie bij viereneenhalf meter komen te hangen? Savva Mamontov schoot onmiddellijk te hulp: hij verbouwde de schuur bij het ‘Huis van Jasjka’, de datsja waar Vasnetsov de zomers met zijn gezin doorbracht. De schuur op een halve kilometer afstand van Abramtsevo veranderde in een ruim atelier waar het licht van bovenaf naar binnen viel. Toen hij aan zijn Bogatyrs werkte, schreef Vasnetsov aan zijn vriend en leermeester Pavel Tsjistjakov:
Bogatyrs
En nu mijn schilderij: Dobrynja, Ilja en Aljosjka Popovitsj staan tijdens een van hun heldentochten op de uitkijk of ze niet ergens een vijand zien, of er niet ergens iemand onrecht wordt aangedaan. De helden zijn bijna levensecht. Ik denk dat Ilja het beste is gelukt… Een werk als dit schilderen, dat is absoluut niet eenvoudig!5
Abramtsevo was ook de plaats waar Vasnetsov eindelijk zijn ideeën voor Bogatyrs (1881-1898) kon verwezenlijken, een plan waar hij al heel lang mee rondliep. In de landschapstudies die hij op het landgoed maakte zocht hij naar de visuele middelen waarmee hij op zijn schilderij een heroïsche sfeer kon creëren. ‘De eiken op Abramtsevo hebben me verteld hoe ik mijn Bogatyrs moest schilderen,’4 zo benadrukte Vasnetsov de grote betekenis van de natuur op het landgoed voor zijn werk. Toen hij in 1881 besloot zijn eerdere plannen voor Bogatyrs uit te werken, rees er een
Er gaat een enorme kracht en grootsheid van het schilderij uit. Vasnetsov bereikt dit effect doordat hij de drie grote heldenfiguren en face afbeeldt op een reusachtig doek. Ze zijn op de voorgrond en tegen de bovenkant van het schil19
derij geplaatst waardoor het lijkt alsof ze de hemel op hun schouders torsen. Het werk is vrij vlak qua perspectief, we kijken als het ware van onderaf op naar de helden die daardoor op een voetstuk lijken te staan. De compositie is heel symbolisch; de helden zijn in abstracte, algemene lijnen geschilderd. Dit was voor Vasnetsov de manier bij uitstek om de ideeën uit te beelden die tot uitdrukking komen in de tekstuele inspiratiebron voor zijn schilderij. Aan de basis van Bogatyrs liggen immers bylineteksten die verhalen over grote helden die moedig hun vaderland verdedigen. Na 1882 werkte Vasnetsov het schilderij nog bij, hij verfijnde de details en het landschap, maar de grote lijnen van de compositie en de helden op Bogatyrs zijn geboren op Abramtsevo. De innovaties die Viktor Vasnetsov in zijn schilderijen aanstipte werden verder uitgewerkt door de volgende generatie kunstenaars. Vooral Michail Vroebel speelde hierbij een belangrijke rol (bijvoorbeeld Mikoela Seljaninovitsj (1896) en Bogatyr (1898)). Vroebel was zich zelf zeer goed bewust van de grote invloed die Vasnetsov op hem had. Zoals Elena Polenova zei, ‘iedereen kon wel iets nieuws halen’ uit Vasnetsovs werken.6 Het was Vasnetsov die Polenova aanmoedigde nieuwe, originele voorwerpen te maken op basis van de traditionele kunstvoorwerpen die de Abramtsevokunstenaars verzamelden. Tegelijkertijd gingen ze ook zelf aan de slag met verschillende vormen van toegepaste decoratieve kunst. Zo ontstonden de hout- en keramiekateliers van Abramtsevo. Houtatelier
Viktor Vasnetsov Snegoerotsjka, het sneeuwmeisje, 1899 olieverf op doek 115 x 79,8 cm Tretjakovmuseum, Moskou
20
Op Abramtsevo was een school voor de kinderen uit de dorpen in de buurt waar ook een houtbewerkingsatelier aan verbonden was. Het was in 1876 opgericht door Elizaveta Mamontova die het sinds die tijd ook
had geleid. In 1885 besloten Elena Polenova en Elizaveta Mamontova het houtbewerkingsatelier te hervormen. Het atelier kwam onder leiding van Polenova te staan en kreeg een veel experimenteler karakter. Tussen 1885 en 1894 werden er in het houtatelier meer dan honderd projecten uitgevoerd naar schetsen van Elena Polenova, Viktor Vasnetsov, Vasili Polenov, Andrej Mamontov en anderen. Er werden meubels en kleinere alledaagse gebruiksvoorwerpen gemaakt die werden gedecoreerd met houtsnijwerk en kleurige patronen. Al in de jaren tachtig was Polenova opgehouden afzonderlijke fragmenten te ontlenen aan ambachtelijke voorwerpen. In plaats daarvan begon ze originele werken te maken, maar ze verloor de hechte band met traditionele Russische kunstvormen nooit uit het oog. Polenova’s werkzaamheden in het houtatelier werkten ook door in haar sprookjesillustraties. Tijdens de expedities van de Abramtsevokring naar de dorpen in de omgeving vroeg ze de kinderen uit de buurt om sprookjes te vertellen die ze vervolgens optekende. Polenova had het landschap van Abramtsevo verwerkt in talloze aquarelstudies. Deze landschapmotieven vinden moeiteloos een weg naar haar sprookjesillustraties waar ze in een gestileerde vorm onderdeel gaan uitmaken van een magische sprookjeswereld. Al op haar eerste sprookjesillustraties maakt Polenova veelvuldig gebruik van motieven die ze ontleende aan traditionele ornamenten op de kozijnen uit het houtatelier. De eerste sprookjes die ze illustreert zijn Het witte eendje en De hut op kippenpoten. Op de illustraties bij het sprookje De Paddenstoelenoorlog (1889) worden de ornamenten al ingewikkelder. Als Polenova meer afstand neemt van de Russische folklore, veranderen ook haar illustraties. Ze begint originele stijltechnieken en
vormen te gebruiken die niet langer etnografische waarheidsgetrouwheid nastreven. Bovendien begint Polenova nu aandacht te besteden aan alle verschillende elementen van een boek, van het lettertype, de kaft en titelpagina tot de miniaturen aan het begin en eind van een verhaal. De tekst is volledig verweven met haar illustraties, ze vormen één organisch geheel. Viktor Vasnetsov beziet boeken op dezelfde, allesomvattende manier. Ook voor hem vormen de afbeeldingen een organisch geheel met de tekst, zoals hij in 1900 laat zien in zijn illustraties bij de jubileumuitgave van Poesjkins Lied van Oleg de Wijze. De afbeeldingen zijn uitgevoerd in de stijl van middeleeuwse handschriften met hun rijke ornamenten en miniaturen. Maar Vasnetsov ontleent niet alleen zijn stijl van illustreren aan middeleeuwse meesters. Hij neemt ook hun visie op boeken in het algemeen over. Met de herontdekking van middeleeuwse opvattingen over boeken als ondeelbaar geheel van verschillende elementen sloeg de Russische kunst van boekillustraties een nieuwe weg in en werden nieuwe mogelijkheden ontdekt. De sprookjesillustraties van Polenova en Vasnetsovs afbeeldingen bij Poesjkins Lied van Oleg de Wijze hadden een eerste aanzet gegeven die later verder werd uitgewerkt door Sergej Maljoetin, Ivan Bilibin en de leden van de kunstenaarsvereniging Mir iskoesstva (Wereld van de kunst). Keramiekatelier
Vanaf 1890 raakt het keramiekatelier van Mamontov erg in trek bij de Abramtsevokunstenaars. De hout- en keramiekateliers waren allebei bedoeld om de tradities van oude volksambachten te laten herleven. In het keramiekatelier op Abramtsevo werd een nieuwe kunstvorm geboren: decoratief majolicawerk. Valentin Serov, Konstantin Korovin, Vasili Polenov en Viktor en Apollinari Vasnetsov wijdden zich 21
vol overgave aan de majolicakunst en ook Mamontov bracht al zijn vrije tijd door in het keramiekatelier. Maar de enige die werkelijk grote hoogten bereikte op het gebied van keramiekwerk was Mikhail Vroebel. Vroebel had een zeldzaam talent voor decoratiewerk dat hij combineerde met constructieve ideeën. De eerste grote werkstukken die het keramiekatelier voorbracht waren tegels voor de kachels en schoorstenen in Mamontovs huis. Ze moesten de oude tegels vervangen die nog stamden uit de tijd van Aksakov en danig versleten waren. De schoorstenen en schoorsteenmantels van Vroebel sloten naadloos aan bij de interieurs van het huis en verleenden de inrichting haar schoonheid en originaliteit. Later verschenen er allerlei kleine voorwerpen op de schoorsteenmantels; hun glazuur schitterde in een gevarieerd kleurenspel: grote en kleine vazen in verschillende vormen, beeldjes, bordjes, sierpotten en kandelaars, allemaal gemaakt in het keramiekatelier. Vóór de schoorstenen kwamen artistieke haardschermen te staan. Vroebel gebruikte een speciale techniek: hij beschilderde het linnen met een droge kwast. Zijn haarschermen dragen namen als Vorst Gvidon en de Zwanenprinses en Een sprookje. Samen met alle andere kleine details in de vertrekken van Abramtsevo zorgden ze ervoor dat het interieur een sprookjesachtig tintje kreeg. In 1895 verplaatste Savva Mamontov het keramiekatelier van Abramtsevo naar Moskou. Aan het eind van de jaren negentig maakte Vroebel hier een sculptuurreeks op thema’s uit de opera’s van RimskyKorsakov. Uit Sneeuwmeisje haalde hij inspiratie voor zijn 22
Tsaar Berendej, Lel, Koepava en Mizgir; Sadko inspireerde hem tot De koning van de zee, Sadko en Volchova. Vroebel voelde het muzikale patroon dat de personages verbindt heel goed aan. Hij had immers de decors en kostuums ontworpen voor de uitvoeringen van Mamontovs Russische privé-opera. Vroebels keramiekwerken zijn volledig in lijn met de esthetica van de jugendstil met zijn voorliefde voor verfijnde schoonheid en mysterie. De vrouw van Vroebel, Nadezjda Zabela-Vroebel, vertolkte de hoofdrollen in Rimsky-Korsakovs opera’s Sneeuwmeisje, Sadko, De tsarenbruid en Het sprookje van tsaar Saltan, allemaal uitgevoerd door Mamontovs operagezelschap. Naast zijn keramiekbeelden zijn ook enkele schilderwerken van Vroebel verbonden met het theatergezelschap van Savva Mamontov. In 1898 gebruikt hij motieven uit de opera Sadko voor De koning van de zee neemt afscheid van prinses Volchova. En in 1900 maakt hij een van zijn meest volmaakte werken: De zwanenprinses, een visuele herschepping van een van de personages uit Het sprookjes van tsaar Saltan, de opera die Rimsky-Korsakov had geschreven op de tekst van Poesjkins sprookje. Op het podium werd de rol van de Zwanenprinses vertolkt door Zabela-Vroebel. Zwanenprinses
De Zwanenprinses op Vroebels schilderij is geen uiterlijke kopie van Zabela-Vroebel zelf (zie afb. op p.5). Het zijn de klanken van haar stem die Vroebel in zijn overlopende parelmoeren kleuren als het ware opnieuw laat weerklinken, klanken die exact de opzet van de componist wisten te treffen. Vroebel
creëert een ontroerend en teder beeld van de zwanenprinses uit het sprookje. Met één verschil. In Russische sprookjes verschijnen de zwanenmeisjes net als bij Poesjkin óf als mensen óf als zwanen. Vroebel geeft zijn eigen interpretatie aan het sprookjesbeeld. Bij hem is de Zwanenprinses prinses en zwaan tegelijk; de twee gedaantes vormen een perfecte harmonie. Op zijn Zwanenprinses volgt Vroebel de sprookjestekst niet op de voet. Vasnetsovs Aljonoesjka had dat ook niet gedaan, maar op een andere manier. De Aljonoesjka van Vasnetsov is een weesmeisje dat treurt om haar droevig lot; de sprookjesachtige sfeer op het schilderij ontstaat doordat haar gemoed versmolten lijkt met de natuur. De Zwanenprinses van Vroebel lijkt eerder op een mythische Sirene, half vogel, half vrouw met een goddelijke stem. Het aan de fantasie van Vroebel ontsprongen Ledenets, de magische stad van de Zwanenprinses, en ook de prinses zelf zijn de vruchten van de onbegrensde metamorfosen die sprookjes in het werk van Vroebel kunnen ondergaan. Vroebel herschrijft het sprookje, volgens de regels die de vrije vlucht van zijn fantasie hem ingeven. Gevoel
Vroebel is druk bezig met het renoveren van de kachels en schoorstenen in het huis op Abramtsevo als hij in 1891 aan zijn familie schrijft: Ik ben weer op Abramtsevo en ik word weer overspoeld, nee, dat is het niet, ik hoor weer die intense Russische klanken die ik zo graag wil vastleggen op mijn schilderijen en in mijn ornamenten.7
In de eetzaal van het huis van de Mamontovs in Moskou. Foto. Jaren 1880.
Deze woorden van Vroebel drukken het gevoel uit dat alle Abramtsevokunstenaars ervoeren als ze op het landgoed waren. Dit gevoel werd nog versterkt door de grote belangstelling voor het Russische verre verleden die hier heerste en door de natuur van Abramtsevo die de kunstenaars ervoeren als een epos in geschilderde vorm. Uiteindelijk zouden alle activiteiten van de Abramtsevokring leiden tot een nieuwe esthetica: de Neo-Russische stijl die een wezenlijk onderdeel zou worden van de Russische jugendstil. De volkssprookjes en byliny die de Abramtsevokunstenaars een visuele gestalte gaven op hun schilderijen hielpen hen in hun zoektocht naar een nationale identiteit in de Russische kunst. Ze verrijkten de Russische schilderkunst met een schat aan intense werken. De scheppers van deze werken probeerden de schoonheid en de verhevenheid van fantastische werelden vast te leggen, van droomwerelden en innig gekoesterde verlangens. En zo gaven ze uitdrukking aan eeuwenoude ideeën over Goed en Kwaad, over moed, trouw en schoonheid.
Noten 1 - Aleksandr Poesjkin, Roeslan en Ljoedmila, in: Polnoje sobranije sotsjineni (Volledig verzameld werk), Moskou, 1937-1959, dl. 4, p. 7. 2 - Terem – oud-Russisch woonvertrek op de bovenverdieping van een bojarenhuis of een losstaand hoog huisje in de vorm van een toren (nt. vertaler). 3 - A.N. Benois, Istorija roesskoj zjivopisi v XIX veke [Geschiedenis van de Russische 19e-eeuwse schilderkunst], Moskou, 1995, p. 389. 4 - V.M. Lobanov, Viktor Vasnetsov, Moskou, 1962, p. 48. 5 - N.A. Jaroslavtseva, Viktor Michajlovitsj Vasnetsov. Pisma. Dnevniki. Vospominanija. Dokoementy. Soezjdenija sovremennikov [Viktor Michajlovitsj Vasnetsov. Brieven. Dagboeken. Herinneringen. Documenten. Tijdgenoten en hun Opinies], Moskou, 1987, p. 59. 6 - E.V. Sacharova, V.D. Polenov, E.D. Polenova. Chronika semji choedozjnikov [V.D. Polenov, E.D. Polenova. Kroniek van een kunstenaarsfamilie], Moskou, 1964, p. 360. 7 - M.A. Vroebel, Vroebel. Perepiska. Vospominanija o choedozjnike [Vroebel. Correspondentie. Herinneringen aan een kunstenaar], Leningrad, 1963, p. 79.
Eleonora Paston is hoofdconservator Russische schilderkunst, Tretjakov Museum, Moskou vertaald door Thera Giezen, AIO Slavistiek en literatuurwetenschap, Universiteit van Leiden
23
Odins huisdier Vuurvogel Eric Bos
Viktor Vasnetsov Ivan de Tsarenzoon op de grijze wolf, 1889 olieverf op doek 252 x 187,5 cm Tretjakovmuseum, Moskou
Er zijn nog altijd kinderen die voor het slapen gaan snel onder hun bedje kijken of zich daar geen wolf verstopt heeft. Dat is de schuld van sprookjes waarin de grote boze wolf het op de levens van mensenkinderen voorzien heeft. Of op die van geitjes. De wolf is het archetype van een onbeheersbare natuurkracht. In het sprookje Vuurvogel is de wolf wel groot, maar beslist niet boos. Op het schilderij uit 1889 van Viktor Vasnetsov (1848-1926) van een scène uit dat sprookje zien we dat prachtig uitgebeeld. Vasnetsovs vele sprookjesschilderijen hebben het Russische sprookje een monumentale iconografie gegeven. In tegenstelling tot de lieflijke stijl van Elena Polenova, de moeder van de Russische sprookjesillustratie, zijn de schilderijen van Vasnetsov een volmaakte synthese tussen sprookjesachtigheid en drama. Zijn schilderij Ivan de Tsarenzoon berijdt de Grijze Wolf, dat het beeldmerk is geworden van de tentoonstelling (zie omslag), is daarvan een mooi voorbeeld. Het laat het moment zien waarop prins Ivan zijn geliefde Elena mee naar huis neemt waarbij ze op de rug van de grijze wolf snel naar het doel van hun reis worden gebracht. Wat we zien is een dicht en duister woud zoals alleen Russische schilders uit die periode dat konden scheppen. Alles adem een magische sfeer. Zo stellen we ons een echt sprookje voor. Oude Russische vrouwen mogen doorgaans krachtig de scepter zwaaien over het gezin, als ze nog jong en onschuldig zijn, kruipen ze het liefst weg in de reddende armen van hun ridder die in dit geval niet op een wit paard, maar op een grijze wolf naar hen toe is gekomen. De wolf in Vuurvogel is ook een tovenaar. Hij helpt prins Ivan met het vinden van de boom met gouden appels, het paard met gouden manen en, nog veel belangrijker, zijn lieve Elena. In oeroude mythes is de wolf een wezen dat de mensentaal beheerst en de toekomst kan voorspellen. Bovendien heeft Vasnetsov de wolf reuzenafmetingen gegeven. Prins en prinses zijn in vergelijking met de wolf kinderen geworden, wat hun kwetsbaarheid ten overstaan van de machtige natuur versterkt. Wolven waren in die tijd normale verschijnselen, zelfs in ons land verdween de laatste wolf pas in 1895 in Brabant, zes jaar nadat Vasnetsov dit tafereel schilderde. Waren wij toen blij van de woeste wolf verlost te zijn, de Russische kunstenaars zagen de wolf als een van de symbolen van een oude tijd, toen Rusland zich nog een van God gegeven wereldrijk waande. En is de wolf niet vanouds de verstandige en trouwe viervoeter van de god Odin?
Eric Bos is beeldend kunstenaar, journalist en lid van de redactieraad. 25
Een keuzemoment Vuurvogel Eric Bos
Op deze dramatische schildering van Viktor Vasnetsov uit 1878 tuurt een ridder naar de tekst op een wegwijzer. Van een weg is overigens geen sprake. We bevinden ons op een eindeloze Russische vlakte waar aan de horizon zojuist de zon ondergaat. Voor de zichtbaar vermoeide ridder wordt het dus tijd om zijn doel te bereiken. Vooral ‘s nachts komen de wolven uit hun schuilplaatsen, rovers wachtten achter de struiken, het complete natuurlijke en bovennatuurlijke nachtgebroed neemt dan bezit van de wereld. Het bewijs ligt voor hem op de grond, resten van een menselijk skelet, aangevreten door een troepje kraaien. Wat staat er op de wegwijzer te lezen? Wie naar rechts gaat, verliest zijn paard Wie linksaf gaat, verliest zijn leven Wie rechtdoor gaat, zal verliest beide. In veel Russische sprookjes komt een vityaz (ridder) bij zo’n steen met een raadselachtig opschrift terecht. Het doet een beetje denken aan de opera Die Zauberflöte van Mozart waarin de held voor drie poorten staat en niet de verkeerde moet kiezen. Of aan de mythe van Oedipus die eerst het raadsel moet oplossen, wil hij zijn doel bereiken dat het Lot overigens al voor hem heeft bepaald. Vasnetsov schilderde overigens twee versies van deze ridder op een kruispunt. Het kruispunt is het symbool van onze levensweg, de kruisvorm verwijst naar God en de Voorzienigheid die ons een leidraad biedt, al zijn we vrij om de verkeerde richting te kiezen. Vandaar dat dergelijke keuzemomenten al in de oudste sagen en volksverhalen een rol spelen. Deze ridder ziet akelig expliciet wat er gebeurt als er verkeerd wordt gekozen. Het gebeente van een onfortuinlijke voorganger blikkert onheilspellend in de avondzon.
In dit geval gaat het om het sprookje Vuurvogel waarin prins Ivan, de jongste tsarenzoon, er op uitgestuurd is om de vuurvogel te vinden. Ivan kiest voor de weg naar rechts en, inderdaad, weldra wordt zijn paard verslonden door een grijze wolf. Maar de wolf keert terug en leidt Ivan naar de vuurvogel die zich in een gouden kooi bevindt. We zien deze gouden kooi wanneer Ivan op een betoverd tapijt huiswaarts vliegt op een ander prachtig schilderij van Viktor Vasnetsov op deze tentoonstelling. Alles in Vuurvogel leent zich bij uitstek voor opera of voor een dramatisch en kleurrijk ballet, zoals in de balletmuziek van Igor Strawinsky uit 1910. Alles komt daarin aan de orde: de levensweg, liefde door dik en dun, verraad, doodslag, gedaanteverwisselingen, tovenarij en na alle loutering eindelijk geluk. In handen van Igor Strawinsky en de veelzijdige intendant en kunstpromotor Sergei Diaghilev werd het ballet Vuurvogel (1910) een monument van de moderne muziek en de moderne dans en veroverde als zodanig het westen. Zijn balletmuziek bracht hem niet alleen in aanraking met de grote westerse componisten, maar omgekeerd maakte men ook kennis met moderne muziek van Russische bodem waarin nog zoveel slavische elementen hoorbaar zijn. In het Groninger Museum waren op de tentoonstelling In dienst van Diaghilev nog de ontwerpen van enkele danskostuums voor Strawinsky’s Vuurvogel van Alexander Golovin te zien. De Russen herkende hun eigen situatie in het sprookje van Vuurvogel. Stond niet ook de Russische natie eind rond 1900 op een kruispunt? De verkeerde keuze zal Rusland opnieuw in een tragedie storten. Moedertje Rusland is nu eenmaal geboren en getogen in bloed en tranen. In dat opzicht fungeerde menig sprookje als metafoor van een onzekere samenleving.
Viktor Vasnetsov Ridder op een driesprong, 1878-1881 olieverf op doek 114 x 200 cm Particuliere collectie, Moskou
Hij besteeg zijn paard en ging op weg. Hij reed en reed, want een sprookje is wel snel verteld maar een taak niet zo gauw volbracht, en uiteindelijk kwam hij bij een kruispunt van drie wegen. Er lag een grote steen op de grond, waarop geschreven stond: ‘Wie rechtuit rijdt, zal zelf sterven en ook zijn paard zal omkomen. Wie linksaf gaat, zal zelf sterven maar zijn paard zal blijven leven. Wie rechtsaf gaat, zal zelf blijven leven, maar zijn paard zal sterven.’ Ivan dacht even na en sloeg toen de rechterweg in. Plotseling sprong er uit het niets een grijze wolf tevoorschijn. Hij raakte Ivan niet aan, maar at wel zijn paard op en rende het bos in. Ivan ging lopend verder het bos in en huilde.
Ivan de Tsarenzoon, de Vuurvogel en de grijze wolf.
27
Een echt takkenwijf Baba jaga Eric Bos
Hebt u dat ook wel eens ervaren? Dat in een stil en verlaten bos plotseling het knappen van takken hoorbaar is? De oorzaak laat zich nooit zien. Het zal wel een vogel zijn, of een tak die het wegens ouderdom heeft begeven, denken we dan. Maar het geeft altijd een wat onbehaaglijk gevoel. Russische kindertjes wisten vroeger heel goed wat dat gekraak en geknap betekende. Hun njanja (kindermeisje) of grootmoeder had het ze zelf verteld. Het was de Baba Jaga, gehuld in een holle boomstam of op een hutje van kippenpoten. Baba Jaga is een Russische heks, een echt takkenwijf met haar boze kop en witte haren. Haar armen en benen zijn zo dun als de takken die ze vertrapt en ze baant zich met grote snelheid, in een vijzel en met een bezem om haar sporen te wissen, een weg door het woud, op zoek naar kindervlees. Ivan Bilibin heeft haar treffend uitgebeeld op zijn sprookjesillustratie. Wild en geagiteerd, mompelend en scheldend, wrikt ze zich daarop door het geboomte vooruit. Eigenlijk is ze een bosgeest, de Slavische bevolking kende haar al eeuwen geleden. Toen waren er ook al grootmoeders die voor het slapen gaan het visioen van deze heks opriepen. 28
Met de Baba Jaga kwam een compleet leger bosgeesten mee. Die zien we niet, maar we horen ze wel als we door het bos wandelen. Vooral ‘s nachts zijn ze erg luidruchtig. We zijn niet voor niets van nature bang voor een donker bos. De componist Modest Moessorgski, van wie Ilja Repin nog dat schitterende portret heeft geschilderd dat op de tentoonstelling van Repin in het Groninger Museum te zien was, heeft een muzikaal portret van de Baba Jaga gemaakt als onderdeel van zijn Suite Schilderijen op een tentoonstelling. De hut op kippenpoten (Baba Jaga ) heet het, waarin we de heks dreigend over het veld en door het bos horen naderen. Zo liet de sprookjescomponist Anatol Liadov in zijn muziek de Baba Jaga op een bezemsteel over het woud vliegen. Ja, die Russische grootmoeders en njanja’s hadden wel iets op hun geweten. Hun invloed was enorm. Voor de grote Russische dichter en schrijver Poesjkin was zijn grootmoeder de onuitputtelijke bron van zijn vertellingen. De Russische kinderen wisten het in ieder geval zeker: het Russische Rijk herbergt de grootste verschrikkingen.
Vlak daarna klonk er een verschrikkelijk lawaai uit het bos: de bomen begonnen te kraken en de dorre bladeren te ritselen – daar kwam Baba Jaga aan. Ze vloog in haar vijzel, roeide zich voort met haar stamper en naar de poort, hield stil, snoof om zich heen en schreeuwde: ‘Hé, ik ruik een Russisch mens! Wie is daar?’ Doodsbang liep Vasilisa naar de oude vrouw, maakte een diepe buiging en zei: ‘Ik ben het, mevrouw. Mijn stiefzusters hebben me naar u toe gestuurd om vuur te halen.’
(Vasilisa de Schone)
Ivan Bilibin. Illustratie bij het sprookje ‘Vasilisa de Schone’, 1901 Baba JagA rijdt in haar vijzel door het bos aquarel, Oost-Indische inkt op papier 22,4 x 28,4 cm Goznak Stichting, Moskou
Betoverd meer Sadko Eric Bos
Ivan Bilibin Nacht aan het Ilmenmeer, 1913 decorontwerp voor de tweede scène uit Nikolaj Rimsky-Korsakovs opera ‘Sadko’ aquarel, witte verf en grafietpotlood op karton 45,6 x 64,5 cm Russisch Staatsmuseum, Sint-Petersburg
30
Als de jeugdige Sadko uit Novgorod een goesli-speler tegenkomt en zelf leert spelen, weet hij niet dat dit wonderlijke, vijf-snarige instrument in de zesde eeuw door Slavische krijgsgevangenen werd ontworpen. Het lijkt nog het meest op een doorgezaagde balalaika zonder hals en de muzikant die het bespeelt, doet dat met vingers en een strijkstok en weet zo een betoverende klank aan het instrument te ontlokken, alsof er sterrenstof naar beneden dwarrelt en engelen zingen. Echt iets voor de Russen om een sprookje met muziek of zang te laten beginnen. Dat muzikale in Russische sprookjes werd goed aangevoeld door de grote Russische componisten van de 19de eeuw. Nikolaj RimskyKorsakov schreef in 1896 dan ook een opera over Sadko. Als er iemand is die sprookjesmuziek wist te schrijven, was hij het wel met zijn kleurige instrumentaties, zoals we die ook horen in zijn andere sprookjesopera’s: Sneeuwmeisje en Tsaar Saltan. Eeuwig jammer dat al die opera’s in het westen eigenlijk nooit worden opgevoerd; alleen de sprookjesballetten doen het nog steeds goed. Wat Russische opera’s betreft hebben wij een voorkeur voor duistere drama’s als Boris Godounov van Moessorgski of Schoppenvrouwvan Tschaikovski. Heksen, zeemeerminnen en tovenaars vinden wij te kinderachtig. Voor de Russen waren dat belangrijke natuurverschijnselen die je onderweg in het onmetelijke Russische Rijk wel eens zou kunnen tegenkomen. De Russische natuur is drama en sprookje tegelijk, zoals we eerder in dit museum hebben gezien op de schilderijen van Ilja Repin en bij de Russische landschapsschilders die het overigens een eer vonden om sprookjestaferelen te schilderen of decors te ontwerpen, zoals Ivan Bilibin dat deed voor de
opera Sadko. Eén ervan toont ons het Ilmenmeer waar Sadko met zijn goesli in het maanlicht zit te spelen. Zo’n roerloos meer is dat, je zit aan de oever en je hoopt op een wonder, een goudschat of een schone waternimf zoals tsarina Witvis die op het geluid van de goesli naar de oppervlakte komt en de jonge muzikant overlaadt met goud, zilver en parels. Het maanlicht zet alles in een betoverende sfeer, zoals we die zo goed kennen van het orkestwerk Het betoverde meer van Anatol Liadov, die, als hij niet steeds dronken achter zijn tafel had gezeten, de muziek voor Vuurvogel had geschreven in plaats van Igor Strawinsky. Sadko komt later in het sprookje in een onderwaterrijk terecht om er onderwater-concerten te geven en als zijn goesli het begeeft, mag hij als dank één van de dertig dochters van de onderwater-tsaar uitzoeken. Het sprookje inspireerde niet alleen Rimmsky-Korsakov en de schilder Ivan Bilibin, maar ook Nikolaj Roerich die een prachtig zeetafereel schilderde. Zelfs de grote Ilja Repin schilderde een mysterieuze onderwaterscène, die niet op deze tentoonstelling is te zien. Daarop probeert Sadko wanhopig een keuze te maken uit de bizarre stoet tsarendochters die hem met hun vissenstaarten passeren. Daarmee zijn we al aan het eind van het verhaal gekomen en wordt Sadko een beetje vereenzelvigd met die andere muzikant uit de mythologie, Orpheus, die zijn Euridice in de onderwereld moest achterlaten. Sadko mag zijn bruid uit het onderwaterrijk meenemen als hij in de bruidsnacht niet met haar naar bed gaat. Anders is hij haar kwijt. In tegenstelling tot Orpheus weet Sadko zich te beheersen. Eind goed, al goed.
31
Zingende griezels Sirin & Alkonost Eric Bos
Op dit wonderlijke schilderij uit 1896 van Ivan Vasnetsov zingen twee griezelige wezens de longen uit hun lijf. Sirin en Alkonost heten ze en ze horen niet in een specifiek sprookje thuis, maar in de Griekse en Indiase mythologie. In hun land van oorsprong heetten ze Sirene en Alcyone. Sirin en Alkonist, vogels van vreugde en verdriet heet het schilderij voluit. Vasnetsov heeft de vogels heel realistisch uitgebeeld, al is er van hem op de tentoonstelling ook een Sirin-vogel te zien die er wat gestileerder en sprookjesachtiger uitziet, meer illustratie dan schilderij. Daarop wordt zij Gamajoen, de ‘Profetische Vogel’ genoemd, naar een van de eigenschappen van deze zwarte sirene. Op dit schilderij zie je meteen wie de boosaardige is en wie de lieflijke. Alkonost draagt witte zwanenvleugels en geniet van haar eigen zang, Sirin heeft zwarte uilenveren en zingt een somber lied. Ze is familie van de harpijen, ook al geen vrolijke tantes, en maakte in oude tijden met haar soortgenoten de Egeïsche Zee onveilig. Op de tentoonstelling Fatale Vrouwen uit 2003 in het Groninger Museum zagen we hoe dat in zijn werk ging. Odysseus
en zijn bemanning overleefden een aanval van deze verleidelijke monsters op het nippertje. Alkonost is eigenlijk een vogel uit het Paradijs en legt volgens de legende eieren op het strand waar ze later door de zee het water in worden getrokken. Als dat gebeurt, is de zee zes dagen kalm om, als de eieren uitkomen, een storm te verwekken. Af en toe verlaat ze het Paradijs om ons stervelingen een boodschap te brengen. In de Russisch Orthodoxe kerk personifieert ze Gods Wil. Sirin komt als zuster van de sirenen uit het gebied tussen Eufraat en Tigris, dat nu Irak heet, maar waar ooit het Paradijs lag. Zij is een metafoor voor Gods Woord. Zowel Gods Wil als Gods Woord kan wonderschoon zingen. Wie hen hoort, vergeet alles. Voorgoed. In dat opzicht zijn en blijven het griezels die je maar beter niet kunt tegenkomen. Geen componist heeft ooit hun zang op papier durven zetten. Geen strofe, geen lied, geen duet, noch een opera. Dus zullen we nooit te weten komen hoe hun zang heeft geklonken.
Viktor Vasnetsov Sirin en Alkonost, vogels van verdriet en vreugde, 1896 olieverf op doek 133 x 250 cm Tretjakovmuseum, Moskou
32
33
Blauwe ruiters Dragons Eric Bos
Vasili Kandinsky Ruiter, Sint Joris, 1914-1915 olieverf op karton 61,4 x 91 cm Tretjakovmuseum, Moskou
Vasili Kandinsky (1866-1944) mag dan een van de aartsvaders van de moderne kunst zijn, het begon allemaal bij het Russische sprookje. Het is de toverachtige, spirituele inhoud van het sprookje die voortleefde in zijn abstracte experimenten met beeld en klank. Het voertuig van Kandinsky’s spiritualiteit is de ridder op het witte paard, zoals op het hierbij afgebeelde schilderij van een drakendoder. We zien een ridder te paard, in het blauw gekleed en met een rode mantel om die, tegen de 34
achtergrond van een welvarende stad, met zijn lans een draak te lijf gaat. Helemaal links op het schilderij staat de schone jonkvrouw of prinses voor wie de ridder zijn leven waagt. Immers, alle mannelijke actie heeft in wezen alleen maar tot doel het hart van de vrouw te veroveren, ook en vooral in sprookjes. Naast de dame zien we een soort bombardon, een enorme koperen toeter waarvan de klaroenstoot de draak moest wekken opdat deze verstoord uit zijn hol komt.
Het verbazende is dat de ruiter op de witte sprookjesschimmel door het hele oeuvre van Kandinsky blijft galopperen. Dat begon eigenlijk al in 1901 met zijn affiche-ontwerp voor de kunstenaarsgroep Phalanx, waarop ridders met lansen vooruit stormen en het jaar 1903 toen hij een schilderij maakte dat in 1911 het uitgangspunt zou zijn voor de avant-gardistische beweging Der Blaue Reiter die hij samen met Franz Marc oprichtte. Op dat schilderij zien we een blauwe ridder op een
wit paard die van rechts naar links door een groen landschap met rode bomen galoppeert. Een schilderij als beeldmerk. In de vele sprookjesillustraties die Kandinsky in zijn beginperiode maakte, tekeningen, houtsneden en schilderijen, zien we de koene ridder te paard, al dan niet met schone jonkvrouw, voortdurend terug. Op een schilderij met de titel De blauwe berg uit 1908 draven zelfs vier ruiters op witte paarden door het beeld. Zelfs op de lidmaatschapskaart
van de Neue Kunstler Vereinigung München in 1909 staat een sprookjesafbeelding, een linosnede waarop een ruiter zijn bruid door het landschap voert. Ze blijven galopperen, de ruiters van Kandinsky, ook in zijn bijna abstracte en muzikaal verbeelde Compositie II uit 1910, amper meer een landschap, alleen maar kleurvlakken en abstracte vormen. Maar daar trekken de sprookjesridders zich niets van aan. De ruiter was voor Kandinsky beduidend meer dan een sprookjesfiguur.
De ridder op het witte paard is bij hem een tovenaar die niet alleen vrouwenharten in vuur en vlam zet, maar voor wie de grenzen in tijd en ruimte niet bestaan, noch de scheidingsmuur tussen figuratieve en non-figuratieve kunst. Als voertuig van de spiritualiteit galoppeert de ridder van Kandinsky zomaar de moderne kunst binnen. En passant rijgt hij de oude, futloze kunstopvattingen aan zijn lans terwijl de bombardon de overwinning blaast.
35
Van volkssprookje tot Literatuur Ilja Repin: De 16-jarige Alexander Poesjkin declameert een gedicht voor Gavrila Derjavin, 123.7 x 195.5 cm, Poesjkin Museum, Sint Petersburg
Ina Bos
Was er in de Middeleeuwen al sprake van Nederlandstalige literaire werken, in Rusland kwam de literatuur pas in de negentiende eeuw tot bloei. Hoe kwam dat? En wat hebben Russische sprookjes daarmee te maken?
Eeuwenlang werden sprookjes in Rusland mondeling van generatie op generatie doorgegeven. In de Russische dorpen was bijna altijd iemand die, naast zijn gewone werk als boer of handwerkman, ook als sprookjesverteller actief was. Het was een functie die overging van generatie op generatie. Omdat tot diep in de negentiende eeuw de geschreven Russische cultuur vrijwel niet doordrong tot het platteland stond daar de orale traditie centraal. Mede daardoor kwamen er vele variaties van de sprookjes in omloop, want elke verteller gaf uiteraard zijn eigen versie van het verhaal. In de zestiende eeuw liet Ivan de Verschrikkelijke (1530-1584) boeren van het platteland komen om hem voor het slapengaan een sprookje te vertellen. Sprookjes waren er dus niet speciaal voor kinderen. De sprookjes (en andere vormen van folklore) waren eigenlijk de enige culturele afleiding; theater en poëzie bestonden in Rusland niet als hogere kunstvormen. Pas rond 1670 begonnen deze literaire vormen langzamerhand deel uit te maken van de Russische cultuur. Binnen de half-verstedelijkte aris36
tocratie waren het vaak de van het platteland afkomstige kindermeisjes, die in de volkstaal de verhalen vertelden aan de kinderen, die aan hun zorg waren toevertrouwd. Op die manier maakte ook Poesjkin kennis met de sprookjes van zijn land. In zijn tijd sprak men binnen de aristocratie onderling Frans. Met bedienden en lijfeigenen werd in het Russisch gesproken. De aristocratie was tweetalig, en hun literatuur bestond voor een groot deel uit Franse literatuur. Pas in de 19de eeuw kwam daar, onder invloed van de Romantiek, nationalisme en de Napoleontische oorlog, verandering in en werd ook in de hoge kringen overgegaan op het Russisch. Russische Grimm
Afgezien van een aantal kennelijk voor de lagere burgerij bedoelde bundels, waarin bewerkte Russische sprookjes waren opgenomen naast internationaal bekende, werden de volksprookjes pas later in de 19de eeuw verzameld, op schrift gezet en uitgegeven voor een duidelijk ‘intellectueel’ publiek. Het eerste deel van de verzameling Russische volkssprookjes, te vergelijken met de sprookjes van
de gebroeders Grimm uit 1812, verscheen in 1855. Alexander Afanasjev (1826-1871) was de samensteller van deze uitgave, die nog steeds wordt herdrukt en becommentarieerd. Afanasjev’s werk verscheen in maar liefst acht delen tussen 1855 en 1867, maar desondanks was deze uitgave verre van compleet. De antiklerikale en vunzige sprookjes bijvoorbeeld, die ook door Afanasjev waren verzameld, mochten niet in Rusland worden gepubliceerd. Deze sprookjes werden uiteindelijk in 1872 gedrukt in Genève en vervolgens Rusland binnen gesmokkeld. Uiteraard zonder de naam van de samensteller te vermelden. Op de expositie in het Groninger Museum zult u geen schilderijen of illustraties van dit genre sprookjes aantreffen. Pas in 1991, na het opheffen van de Sovjet-censuur, konden deze sprookjes weer in Rusland zelf worden uitgegeven. ‘Echte’ literatuur
Dé literaire exponent van de Russische gouden eeuw is Alexander Poesjkin (1799-1837). Nadat er in de tweede helft van de achttiende eeuw voor het eerst
fictiewerken in het Russisch, de volkstaal, waren geschreven, was het Poesjkin die de Russischtalige literatuur voor het eerst op de kaart zette. Als vertegenwoordiger van de Romantiek was hij zeer geïnteresseerd in de Russische volkscultuur. Hij maakte dan ook regelmatig gebruik van folkloristische thema’s in zijn literaire werk. Roeslan en Ludmilla is het beroemdste voorbeeld van een door Poesjkin in dichtvorm geschreven volkssprookje. Het werd een bijzonder populair werk, waarbij we ons wel moeten realiseren dat de geletterdheid in Rusland (afgezien van de geestelijken) nog altijd uitermate laag was, en het aantal mensen dat zich met enige regelmaat met bellettrie bezighield nog veel kleiner: in Poesjkins jonge jaren niet veel meer dan drieduizend mensen, tegen het eind van zijn leven misschien tienduizend. Pas na de militaire hervorming van 1860-1864 ging de geletterdheid vooruit. Aan de nieuwe algemene dienstplicht was namelijk tevens leerplicht gekoppeld, waardoor elke soldaat in ieder geval op basisniveau leerde lezen en schrijven. Pas na de revolutie van 1917 werd in Rusland de algemene
leerplicht ingevoerd, waardoor de geletterdheid pas echt algemeen werd. Evenals zijn leermeester Poesjkin, liet Nikolaj Gogol (1809-1852) zich inspireren door verhalen uit zijn geboorteland, de Oekraïne. Zijn eerste verhalenbundel, Avonden op een hoeve bij Dikanka (1831), bevat volkse verhalen met veel sprookjeselementen, die tevens de Russische spreektaal in druk vastleggen. Na Gogol hebben nog vele andere Russische schrijvers sprookjes bewerkt en gebruikt. De alledaagse Russische spreektaal drong daarmee steeds meer door in de geschreven litteraire taal. Nog tot het midden van de 18e eeuw was de schrijftaal beheerst door het Kerkslavisch, een taal die in de loop der eeuwen, sinds de kerstening van Rusland (in 988), steeds verder van de spreektaal af was komen te staan. De verbeelding verbeeld?
Na Alexander Afanasjev speelde Vladimir Propp (1895-1970) een grote rol in het onderzoek naar (Russische) sprookjes. In 1925 publiceerde hij zijn internationale standaardwerk Morfologie van het toversprookje, waarin hij onder
andere de sprookjes indeelt naar hun thema’s. Belangrijke genres die hij onderscheidt zijn wondersprookjes (of toversprookjes), legendarische en leven-van-alledag sprookjes. Belangrijker is echter dat Propp de romantische visie bestreed waarin verondersteld wordt dat sprookjes diepere, pure volkswijsheden zouden bevatten. Het romantische beeld van het pure simpele onbedorven volk dat diepzinnige gedachten in sprookjes heeft vervat, verwierp hij. In zijn visie zijn sprookjes gewoon spannende fantastische volksverhalen. Een andere, voor deze expositie, pikante opvatting van Propp is dat hij niets zag in het afbeelden van sprookjesfiguren en het illustreren van sprookjes. Sprookjes zijn pure fantasie en moeten dus ook aan ieders persoonlijke fantasie worden overgelaten. Door een sprookje te illustreren worden de onmogelijke figuren en situaties verbeeld tot mogelijkheden. Ze krijgen immers een vaste vorm en worden daarmee wel fantastisch verbeeld, maar de verbeelding zelf is voor de lezer verdwenen en door de illustrator ingevuld. Het sprookje houdt daarmee op een sprookje te zijn. 37
Sovjets en sprookjes
Na de revolutie van 1917 werd folklore aanvankelijk als niet wenselijk gezien. Vreemd eigenlijk, want het gaat toch om ‘volkse’ teksten; maar volgens de revolutionairen leidde folklore niet tot verheffing van het volk. Tijdens Stalin (1878-1953, vanaf ca. 1928 aan het bewind) veranderde de houding ten opzichte van de volkscultuur; de belangstelling nam toe. Folklore werd (onterecht) gezien als antigeloof en anti-landheren en werd daarmee als een positieve factor in de ontwikkeling van Sovjetstaat en -volk gezien. Na de val van de Sovjet-Unie in 1991 ontstond een hernieuwde belangstelling voor de volkscultuur. In Rusland was men op zoek naar een nieuw identiteitsgevoel, waarbij een hernieuwde belangstelling ontstond voor de volkscultuur en volkssprookjes. Daarmee zou men een historische basis aan de Russische identiteit kunnen ontlenen, een streven dat doet denken aan de manier waarop ook in de 19e eeuw folklore gebruikt werd voor de constructie van een ‘nationaal gezicht’. De historicus Eric Hobsbawm heeft dat wel
omschreven als ‘the invention of tradition’: mensen zoeken naar “door iedereen gedeelde” tradities om mede daarop hun eigen identiteit te baseren. De Russische sprookjes zelf mogen traditioneel, folkloristisch en heterogeen zijn, de belangstelling van grootheden als Poesjkin en Gogol voor deze verhalen heeft wel geleid tot prachtige literatuur, een daarnaast ook tot een modernisering van de Russische schrijftaal, die meer gebaseerd werd op de gesproken taal. Daarmee hebben de traditionele Russische sprookjes mede aan de basis gestaan van een belangrijke vernieuwing en ontwikkeling in de Russische taal en literatuur. Graag wil ik Sander Brouwer, universitair docent aan het Slavisch Instituut van de RUG, hartelijk danken voor de onmisbare informatie die hij mij verstrekt heeft over de Russische sprookjes en de Russische samenleving. Ina Bos is lid van de redactieraad namens de Vereniging van Vrienden.
Activiteiten VVGM 8 januari 2008 20.00 uur Patty Wageman houdt een inleiding op de tentoonstelling Russische sprookjes, volksverhalen en legenden. Uiteraard ontvangt u als lid van de VVGM een persoonlijke uitnodiging voor bovenstaande activiteit. Let op: Deze activiteit is alleen toegankelijk voor leden, vergeet dus niet uw ledenpas mee te nemen
Leden van de VVGM wordt voor de tentoonstelling Russische sprookjes een bedrag van 2 euro in rekening gebracht. Vanwege de hoge kosten van de expositie is het in dit geval noodzakelijk een kleine eigen bijdrage te vragen. Uiteraard is toegang op de vriendenavond gratis.
Bent u nog geen lid van de VVGM dan kunt u zich met de bon achterin dit magazine aanmelden of via e-mail:
[email protected] Mocht u een leuk idee hebben voor een excursie naar een museum of tentoonstelling, laat het ons weten. Ons e-mailadres:
[email protected]
In het kader van de tentoonstelling worden veel activiteiten georganiseerd rondom het thema Russische sprookjes, volksverhalen en legenden. In een speciaal boekje zijn deze activiteiten terug te vinden. Leden van de VVGM krijgen dit boekje gratis thuisgestuurd.
Activiteitenprogramma
39
Twee onderzoeken geboekstaafd Afgelopen vijf jaar hield conservator Han Steenbruggen zich bezig met twee onderzoeken die verband hielden met het modernisme binnen De Ploeg. Het eerste onderwerp kende als vertrekpunt de brieven die Wobbe Alkema in de jaren twintig van de twintigste eeuw zond aan Carel Willink. De brieven brachten veel nieuwe informatie aan het licht die in combinatie met andere, bekende en onbekende, documenten een geheel nieuw beeld gaven van het vroege kunstenaarschap van Alkema. Behalve nieuwe informatie over de ontstaansdata van Alkema’s vroege schilderijen gaven de genoemde documenten voor het eerst inzicht in Alkema’s betrokkenheid met De Ploeg. Niet alleen kon worden opgehelderd waarom hij slechts een jaar lid bleef van De Ploeg, ook zijn verhouding tot De Ploeg en in het bijzonder het modernisme in Groningen kreeg duidelijke contouren. De publicatie Wobbe Alkema en het constructivisme zal in het najaar als dissertatie verschijnen. Het tweede onderzoek naar de wasverftechniek van kunstenaars van De Ploeg werd opgedeeld in drie onderdelen; uitgebreid literatuuronderzoek, verfanalytisch onderzoek en praktisch onderzoek. Het verfanalytisch onderzoek werd uitgevoerd door het Instituut Collectie Nederland (ICN) te Amsterdam. Dertien schilderijen werden bemonsterd en onderzocht op de aanwezigheid van bijenwas. Steenbruggens eigen experimenten met wasverf en de ervaringen van beeldend kunstenaars Peter Bastiaanssen en Hans Boer, die in het kader van het project waren verzocht te werken met wasverf, leverden aanvullende informatie. Het gehele onderzoek wees uit dat de techniek zich fundamenteel onderscheidde van de gangbare olieverfschilderkunst. Beide onderzoeken werden financieel ondersteund door de Mondriaan Stichting, de twee publicaties werden financieel mogelijk gemaakt door Stichting Beringer Hazewinkel. Kunsthandel/Galerie Richard ter Borg en Nederlof Repro maakten de verfexperimenten mogelijk en het ICN het verfanalytisch onderzoek. Het grafisch ontwerp en de productie van de twee publicaties werden verzorgd door Ekkers & Paauw te Groningen. De boeken zijn verkrijgbaar in de museumwinkel en de betere boekhandel voor € 29,95. Donateurs van Stichting De Ploeg betalen € 25,41
De collectie van Stichting De Ploeg Doeke Sijens
Stichting De Ploeg bestaat in 2007 25 jaar. Vanaf 27 januari tot 16 maart 2008 zal een selectie uit het bezit van deze stichting te zien zijn in het Ploeg-paviljoen. Hoe is de verzameling tot stand gekomen en wat wil de Stichting bereiken?
Alida Pott Weggetje met schuur en heuvels 31,2 x 23,5 cm, aquarel, bruikleen Stichting De Ploeg, legaat Thijs Martens en Annemarie Martens-Bonnema
42
De stichting De Ploeg is in 1982 opgericht. Dit was in de tijd dat de belangstelling voor de Ploegkunstenaars sterk groeide. Het verzamelbeleid van het Groninger Museum rond de Ploeg was al in de jaren vijftig begonnen en kreeg onder Frans Haks een sterke impuls. De middelen van het museum om werk aan te kopen waren echter zeer beperkt en daarom werd gezocht naar mogelijkheden om de ambities van het museum te ondersteunen. Stichting De Ploeg doet dit door het verwerven van werk van kunstenaars van De Ploeg, met name uit de periode 1920-1945. De stichting werkt hiertoe zeer nauw samen met het museum. Dit blijkt wel uit de statuten, waarin is vastgelegd dat het gehele bezit in permanente bruikleen wordt gegeven aan het Groninger Museum. Op dit moment bestaat de collectie van Stichting De Ploeg uit meer dan zevenhonderd werken. Alle Ploegkunstenaars zijn hierin vertegenwoordigd. Met name Wobbe Alkema (62), Jan Altink (24), George Martens (101), Alida Pott (71), Hendrik de Vries (112), Hendrik Nicolaas Werkman (112), Jan Wiegers (57) en Jan van der Zee (130) zijn goed vertegenwoordigd. Het bezit vormt ongeveer veertig procent van het totaal aantal werken in het Groninger Museum van de Ploegkunstenaars. Hoe is deze collectie tot stand gekomen? Naarmate de bekendheid van De Ploeg-kunstenaars groter werd, stegen de aankoopprijzen. Omdat de stichting nooit over een eigen kapitaal heeft beschikt, moest bij het verzamelen dus creatief te werk gegaan worden. In de eerste plaats gebeurde dit door particulieren ervan te overtuigen dat het belangrijk is dat Ploegkunst niet uit Groningen verdwijnt (of terugkeert in de stad). Dankzij een aantal legaten van verzamelaars (Ir. Pit van Loo, Annemarie Martens-Bonnema) of genereuze schenkingen (familie Alkema, Ir. G. J. Smid) heeft dit weerklank gevonden. Met name in de eerste jaren van het bestaan van de Stichting is ook een beroep gedaan op bedrijven voor financiële steun om werk te kunnen kopen. Zo is direct in het openingsjaar met steun van de leden van de Rotary Club Groningen en het Roode of Burgerweeshuis het prachtige schilderij van Jan Wiegers, Slaapkamer van Kirchner voor het Museum gekocht. Met steun van de Nederlandse Gasunie werden een paar jaar
later twee vroege werken van Johan Dijkstra gekocht. Een hiervan, het imponerende Rustende zichters, was jarenlang in het ‘oude’ Museum de blikvanger van de Ploegpresentatie. Een stichting zonder geld die toch een kunstcollectie bij elkaar wil brengen, moet veel moeite doen om partijen van het goede doel te overtuigen. Het stichtingsbestuur moet dan ook op vele fronten deskundig zijn. Het betuur moet beschikken over kunsthistorische kennis, maar ook alles weten van schenkingsrecht en wegen weten te vinden voor financiële mogelijkheden. In de loop van vijfentwintig jaar is er rond de kunstenaars van De Ploeg veel verbeterd. Niemand hoeft meer overtuigd te worden van de waarde van hun werk of dat het de moeite waard is om geconserveerd of bestudeerd te worden. Het Groninger Museum beschikt over een speciaal Ploegpaviljoen en over de belangrijkste kunstenaars zijn publicaties verschenen. Ook de context waarbinnen de kunst van De Ploeg zich kon ontwikkelen wordt onderzocht. Soms is er zelfs al even sprake van Ploegvermoeidheid! Toch ontbreken er nog heel wat kunstwerken in de collectie van Stichting De Ploeg en het museum. De middelen om deze kunstwerken te kunnen kopen zijn nog altijd moeilijk bij elkaar te brengen, zeker als er snel gehandeld moet worden. Stichting De Ploeg blijft dan ook doorgaan om eigenaren, erfgenamen of instellingen ervan te overtuigen dat het kunsthistorisch belang van Ploegkunst de financiële waarde ver overstijgt. Doeke Sijens is redacteur van het Ploegjaarboek
Ploegjaarboek Alle nieuws over de kunstenaars van de Ploeg wordt elk jaar bij elkaar gebracht in het Ploegjaarboek. Daarnaast bevat het Jaarboek artikelen over interessant onderzoek, meestal voorzien van prachtige, onbekende illustraties. Het Ploegjaarboek wordt uitgegeven door Stichting De Ploeg, in samenwerking met het Groninger Museum en uitgeverij Philip Elchers. Door donateur te worden van Stichting de Ploeg (minimum jaarbijdrage € 30,-) bent u verzekerd van dit Jaarboek.
43
Abe Kuipers, Jaren 80, Pastel op papier
Abe Kuipers – in pastel Solotentoonstelling in prentenkabinet Han Steenbruggen
de jaren vijftig in een expressionistisch getinte stijl die deed denken aan Groninger expressionisme uit de jaren twintig, maar in zijn moderne visie een vanzelfsprekende plek vond tussen het contemporaine werk van Jan van der Zee en Job Hansen, oudere kunstenaars met wie Kuipers bevriend was. Min of meer parallel aan de ontwikkelingen binnen de Nederlandse beeldende kunst werd zijn palet omstreeks 1960 soberder van toon, zijn beeldtaal abstracter en zijn verfgebruik pastueuzer. Vooral uit deze periode is vrijwel niets bewaard gebleven. Hoe jammer dat is blijkt uit de weinige foto´s die van deze werken bewaard zijn gebleven. Ze laten slechts een glimp zien van de kunstenaar die zich weliswaar richtte naar een heersende stroming, maar die toch ook in staat was tot een geheel eigen signatuur. Grafisch ontwerper
Van 29 september 2007 tot en met 23 maart 2008 zijn in het prentenkabinet van het Groninger Museum twintig grote pasteltekeningen te zien van de in 1918 geboren Groninger kunstenaar Abe Kuipers. Over leven en werk van de kunstenaar werd op 4 november de film Het innerlijk reservoir – een portret van de kunstenaar Abe Kuipers gepresenteerd in het CBK Groningen. De film is te zien in het Informatiecentrum van het Groninger Museum en evenals de publicatie over Kuipers’ pastels te koop in de museumwinkel. 44
Een vluchtige blik langs de jaartallen die zijn biografie bepalen, is eigenlijk al voldoende om zijn betekenis binnen de naoorlogse beeldende kunst in Groningen aan te geven. Vanaf de tweede helft van de jaren veertig manifesteerde Abe Kuipers zich nadrukkelijk binnen kunstenaarsgroepen als Het Narrenschip en Nu, en was hij vertegenwoordigd op belangrijke tentoonstellingen in en buiten Groningen, waaronder de befaamde tentoonstelling 35 jaar moderne kunst in Groningen, georganiseerd door de toenmalige directeur van het Groninger Museum, W. Jos. de Gruyter. Dat de artistieke betekenis van zijn werk uit die periode zich tegenwoordig moeilijk laat uitdrukken in tentoonstellingen heeft alles te maken met de rigide wijze waarop hij er naderhand afstand van heeft genomen. De kunstenaar heeft zoveel vernietigd dat zijn ontwikkeling alleen nog kan worden nagevolgd aan de hand van spaarzaam bewaard gebleven schilderijen, gouaches en foto’s ervan. Kuipers schilderde in
In de loop van de jaren zestig legde Kuipers zich meer en meer toe op grafiek-kunst, waaronder de toen in zwang gerakende zeefdruktechniek. In die periode valt ook een directe wisselwerking te bespeuren tussen zijn autonome grafiek en de toegepaste grafiek en ontwerpen die hij onder andere maakte voor het Groninger Museum. In beide disciplines ontwikkelde Kuipers een eigen stijl en leverde hij werk af van hoge kwaliteit. Onder het directoraat van De Gruyter (1955-1963) was Kuipers de vaste grafisch ontwerper van het Groninger Museum geworden, een verbintenis die tot aan het vertrek van Bram Westers (1963-1978) zou duren. Meer dan twintig jaar bepaalde Kuipers dan ook het karakter van alle uitnodigingen, affiches, catalogi en dergelijke. In 2005 was een ruime selectie van zijn grafische ontwerpen te zien bij de Groninger boekhandel Godert Walter, een in alle opzichten museumwaardige overzichtstentoonstelling. Vanwege zijn hoge productiviteit als grafisch ontwerper
en zijn docentschap grafische vormgeving aan de Aki te Enschede gedurende de periode 1962-1981 bleven zijn activiteiten als autonoom kunstenaar onderbelicht. Ook in de jaren vanaf 1981, waarin hij zich volledig toelegde op vrij werk, werd hij toch vooral geafficheerd met zijn toegepaste grafiek. De grote waardering die hij daarvoor ontving – onder andere uitgedrukt in het toekennen van de H.N. Werkmanprijs in 1981 – zal daaraan zeker hebben bijgedragen. Vrij werk
De tentoonstelling Abe Kuipers – in pastel is de eerste museale solotentoonstelling die zich volledig concentreert op de kunstenaars vrije werk. Dat de keuze voor die gelegenheid viel op de serie pasteltekeningen die Kuipers voornamelijk maakte in de late jaren tachtig, heeft er vooral mee te maken dat ze een homogene groep werken uitmaakt, die het brede spectrum van zijn narratieve beeldtaal bestrijkt. De pastels van Abe Kuipers worden bevolkt door motieven en symbolen die ook in zijn schilderijen veelvuldig voorkomen, associatieve tekens die in veel gevallen in directe relatie tot elkaar zijn weergegeven. De lemniscaat, symbool voor het evenwicht tussen het geestelijke en stoffelijke, verwijst in Kuipers’ werk tevens naar een zich oneindig herhalende dynamiek. Motieven als de kaars en de hellende afgrond appelleren aan eindigheid, dreiging en ondergang. Andere steeds terugkerende motieven zoals lettertekens laten zich minder eenvoudig duiden en lijken vooral het vervreemdende, soms verontrustende, karakter van de beelden te willen benadrukken. De serie pastels laat zich begrijpen als een emotioneel spel met betekenissen, waarmee de kunstenaar diepere innerlijke conflicten blootlegt tussen de rationele wil te doorgronden en het inzicht van de onmogelijkheid daartoe en, daaruit voortvloeiend, tussen ontluis-
45
Abe Kuipers, Jaren 80, Pastel op papier
tering en berusting, onbehagen en troost. Kuipers’ wereldbeeld is doordrongen van de zinloosheid van het bestaan, van menselijke tekortkomingen, en terug te voeren op ervaringen uit zijn eigen leven, zoals het vroege overlijden van zijn vader, de crisisjaren en de Tweede Wereldoorlog. Ze hebben hem gemaakt tot een kunstenaarspersoonlijkheid die niet altijd gemakkelijk is voor zichzelf én anderen, maar in zijn werk in staat is om een diepgevoeld verlangen naar menselijk contact om te zetten in dramatisch geladen beelden. De voorbereidingen van de tentoonstelling Abe Kuipers – in pastel maakten duidelijk dat gerichter onderzoek naar de ontwikkeling van Kuipers gehele beeldende werk noodzakelijk is om zijn plaats te duiden binnen de naoorlogse moderne kunst in Groningen. Plannen voor een monografie waren al eerder in vergevorderd stadium, maar werden destijds afgeblazen. Wellicht dat
de tentoonstelling en de film die door Stichting Beeldlijn over het leven van Kuipers werd gemaakt aanleiding kunnen zijn deze alsnog binnen afzienbare tijd te realiseren. Han Steenbruggen is conservator beeldende kunst.
Het innerlijke reservoir – portret van de kunstenaar Abe Kuipers, Stichting Beeldlijn Abe Kuipers – in pastel, catalogus Groninger Museum, € 10,47
Friesland om IJsland naar Groningen Over een atelierbezoek aan Zoltin Peeter ter voorbereiding van zijn tentoonstelling in het Groninger Museum Han Steenbruggen
Zoltin Peeter, Waiting, 2006 tekening/gemengde techniek, 200 x 275 cm
We slaan rechts af bij Bartlehiem en rijden een ruim polderlandschap tegemoet. Verderop wordt langzaam, tussen dicht op elkaar staande bomen, het vage silhouet van een oude boerderij zichtbaar. De kroon van kale takken die het erf omspant, tekent zich af tegen een bleke novemberlucht als driftige potloodkrassen op papier. Ik verwonder me erover hoe ze kronkelen en alle kanten opdringen, maar, alsof ze bijeengehouden worden door een onzichtbare stolp, tegelijkertijd in staat zijn vorm te duiden. We rijden het erf op en zien de kunstenaar in de deuropening staan. Zoltin Peeter heeft het postuur van een landarbeider, hoog in de schouders, de rug iets gebogen en stevige handen. Vanachter een modieuze bril – het enige accent dat een andere professie laat vermoeden – kijkt hij ons aan en volgt onze bewegingen met een uitdagende, jongensachtige blik. In de aangename warmte van zijn woonkamer schenkt hij koffie en laat hij ons de serie tekeningen zien, die hij maakte naar aanleiding van zijn laatste reis naar IJsland. Blad voor blad volgen we hem in zijn pogingen om de essenties van zijn waarnemingen – of beter: zijn ervaringen – in zuivere lijnen en vormen uit te drukken. Hoe meer hij laat zien, hoe meer ik zijn kijken meen te begrijpen. De tekeningen zijn geen directe registraties van waargenomen vormen of fragmenten daarvan, maar het eindstadium van een langdurig proces van verwerken, ordening, herdefiniëring en duiding. Zijn tochten brengen Zoltin in directe confrontatie met onherbergzame bergketens, snel stromende rivieren, imposante watervallen en laaghangende nevels, 48
landschappen waarin hij zich de enige aanwezige kan wanen en die hij in de meest letterlijke zin fysiek moet ondergaan om spiritueel te doorgronden. Ter plekke ontstaan vlotte schetsen waarin het karakter van de waargenomen natuur wordt herleid tot oervormen en lineaire structuren. Naderhand werkt hij thema’s en motieven verder uit, waarbij associaties en improvisaties van dat moment de oorspronkelijke beelden aanvullen. Niet zelden voegt hij elementen toe – soms zelfs als collage – die zijn eigen herbeleving ontregelen, nieuwe invalshoeken bieden en de kunstenaar daardoor verder brengen in zijn zoeken naar verdichting en waarheid. De overtuiging dat die waarheid voortdurend gezocht moet worden vormt uiteindelijk de vitale kracht van zijn creativiteit. Om zijn sculpturen en grotere werken op papier te zien, leidt hij ons naar de hoge inpandige schuur, een voormalige deel. Een gure herfstwind jaagt door kieren en spleten. Als ik zie hoe Kees van Twist de revers van zijn jasje tot aan zijn keel dichtknijpt, steek ik mijn handen nog dieper in mijn zakken. De snijdende koude lijkt Zoltin niet te deren. Hij neemt alle tijd om ons al zijn recente werk te laten zien. Soms als hij zich even omdraait, zie ik hoe onder het licht van een kleine lamp de condenserende damp van zijn adem door de wind uiteen wordt geblazen. Eigenlijk is het wel passend de monumentale tekeningen onder deze omstandigheden, één voor één, te zien; het wakkert het bewustzijn aan van de lichamelijke inspanning die de kunstenaar zich heeft moeten getroosten 49
tijdens zijn veldtochten én tijdens het vervaardigen van de uiteindelijke werken. De maat van de tekeningen wordt bepaalt door de reikwijdte van de tekenende hand en markeert derhalve de ‘fysieke grens’ van de kunstenaar. Wat me aan de grotere tekeningen vooral opvalt is dat ze elk een eigen dynamiek en ritmiek kennen. Evenals de kleinere zijn ze opgezet in zwart-tonen en ontdaan van elke romantiek waarvan landschapskunst vaak is omgeven. In plaats van te behagen en oplossingen te bieden, stellen ze ons kijken op de proef, verontrusten ze soms en leggen ze slechts de grondtonen bloot van onderliggende geheimen. In de ijzige kilte van de hoge schuur laat ik mijn oog dwalen langs sonore vormen en spinsels van lijnen en voel ik de even nuchtere als emotionele pogingen van de kunstenaar om de krachten van de natuur, als alomvattende waarheid, te vatten.
Van 22 december 2007 tot en met 17 februari is in het Coop Himmelblau Paviljoen van het Groninger Museum de tentoonstelling Nordic Solutions/ Problems – twee- en driedimensionale werken te zien van de Friese kunstenaar Zoltin Peeter (Amsterdam 1942). De expositie omvat monumentale en kleinere tekeningen, een installatie en verschillende sculpturen. Het boek Het dak van het water de vloer van de hemel dat de tentoonstelling begeleid is verkrijgbaar in de museumwinkel voor € 20,-
Rondleidingen
Het Groninger Museum beschikt over een groep professionele gidsen die u graag rondleiden over de tentoonstelling Russische Sprookjes. Rondleidingen kunnen zowel overdag als in de vroege avonduren plaatsvinden en worden gegeven in het Nederlands, Engels of Duits. De rondleidingen zijn te boeken via het boekingskantoor, bereikbaar van dinsdag tot en met vrijdag via telefoon 050 3666555 of per e-mail
[email protected] De kosten voor de rondleiding bedragen € 4 per persoon exclusief entreekosten, de minimale groepsgrootte is 15 personen. De kosten van een rondleiding na 17 uur bedragen € 21 per persoon inclusief museumentree.
Koud tot op het bot verlaten we het atelier en orden ik in gedachten de vele beelden tot een tentoonstelling. Als we in de vroege avond het erf afrijden en linksaf slaan richting Bartlehiem opent zich een maanverlicht landschap voor ons. Ik kijk achterom en zie nog juist hoe een kromgetrokken tak ontsnapt aan de schimmige formatie die over het erf hangt en reikt naar het schijnsel van de maan dat spiegelt in een smalle sloot.
Arrangementen
Zoltin Peeter, A Collection 1, 2006 tekening/gemengde techniek, 200 x 275 cm
50
Doorlopend in het Groninger Museum
Bent u op zoek naar een origineel personeelsuitje, zakelijke borrel of familiefeest? Dan is een arrangement in het Groninger Museum iets voor u. Een arrangement combineert de rondleiding met bijzondere lekkernijen en is voor groepen vanaf 20 personen. Naast onze reguliere arrangementen zoals een kopje koffie met taartjes hebben we tijdens de tentoonstelling Russische Sprookjes twee speciale arrangementen voor u samengesteld. Bij het Vuurvogel arrangement is het museum exclusief voor u en uw gasten geopend. U wordt ontvangen met Russische muziek, een Vuurvogelcocktail, drankjes en Russische lekkernijen. Daarna wordt u door onze professionele gidsen rondgeleid over de tentoonstelling Russische Sprookjes. Het Vuurvogelarrangement vindt plaats van 17.30 tot 19.00 uur. Prijs: € 39 per persoon
Speciaal voor groepen die samen met kinderen het museum willen bezoeken is er het Sprookjes arrangement. U wordt ontvangen met een Russische theetafel waarna de volwassenen een rondleiding krijgen over de tentoonstelling Russische Sprookjes en de kinderen in het kinderatelier betoverd worden tot ware sprookjesuitbeelders. Na afloop zal onder het genot van sprookjesachtige lekkernijen een Russisch sprookje worden voorgelezen. Het Sprookjesarrangement vindt plaats van 15.00 tot 17.00 uur. Prijs: volwassenen € 38 per persoon kinderen t/m 11 jaar € 25 per persoon; kinderen 12 t/m 16 € 31 per persoon Voor meer informatie en boekingen kunt u contact opnemen met de afdeling Commerciële Activiteiten, bereikbaar van maandag tot en met donderdag via 050 3666 555 of per e-mail via
[email protected] Ontvangsten
Het Groninger Museum is een prachtige locatie voor een borrel, diner, congres of zakelijke bijeenkomst. Het gebouw, de collectie en de bijzondere tentoonstellingen vormen een uitstekend decor waarin gasten ontvangen kunnen worden. Veel is mogelijk. Zo bieden wij prachtige zalen en uitstekende catering en beschikken wij over technische expertise. Een rondleiding voor uw gasten maakt uw programma compleet. Het organiseren van een ontvangst is maatwerk, graag zijn wij hier behulpzaam bij. Voor informatie kunt u contact opnemen met de afdeling Commerciële Activiteiten, bereikbaar via 050 3666 555 of via
[email protected]
51
ARTOGATHER een feest om rond te dwalen Op avontuur door geheimzinnige zalen. Zwerven in duistere gebergten. Rijden over de Amerikaanse highway en ineens op de catwalk in Milaan staan. Spelen en leren over beeldhouwkunst, fotografie en mode. Zoeken, klikken en geheimen oplossen. Vragen beantwoorden en de sleutel ontdekken. Spelenderwijs leren
Digitale bibliotheek
Het spel start voor de deur van een mysterieus digitaal museum. Eenmaal in de ronde ontvangstruimte bieden deuren en objecten toegang tot themaruimtes als schilderkunst, mode, graffiti en fotografie. De kunstwerken zijn in een natuurlijk omgeving geplaatst. Graffiti in het metrostation en fotografie start in een doka. Door op bepaalde plaatsen op het scherm te klikken verschijnt er een opdracht of informatie. Zoekend en spelend worden alle onderdelen van de ruimte bezocht.
Uitgebreide informatie over objecten, oeuvres, kunstenaars en stromingen is te vinden in de digitale bibliotheek. Via de Aquabrowser, een geavanceerde zoekfunctie, wordt toelichting gegeven op de kunstwerken uit het Groninger Museum en wordt toegang verleend tot de catalogus van de bibliotheken in de provincie Groningen, het Groninger Museum, Al@din, Davindi en Schoolbieb.nl.
Artogather in de les
De site is geschikt voor leerlingen vmbo-tl tot leerlingen mbo, havo en vwo. Via de site is een docentenhandleiding beschikbaar met didactische aanwijzingen, primair gericht op gebruik binnen het vmbo. Geen registratie, wachtwoorden en kosten.
52
Artogather.nl is ontwikkeld door Biblionet Groningen, het Groninger Museum, het ICT Innovatiecentrum en Noorderpoortcollege Groningen. Dit project is mogelijk gemaakt door de Vereniging van Openbare Bibliotheken.
53
rond de kerst de kaarsen aangestoken. Op zondag 23 en maandag 24 december en de beide kerstdagen branden de kaarsen van 12.00 uur tot 16.00 uur in de borg. De tafels zijn gedekt voor het diner en dessert en het Chinese porselein, de glazen en het zilver schitteren in het kaarslicht. Grote schoonmaak
BANKGIRO LOTERIJ MUSEUMPRIJS 2007 VOOR DE MENKEMABORG
Menkemaborg winter lusthof en borg
UITmarkt AMSTERDAM, zand overzicht
Ida Stamhuis
Geweldig goed nieuws voor museum de Menkemaborg te Uithuizen, want de Menkemaborg heeft de BankGiro Loterij Museumprijs 2007 en een bedrag van € 100.000,- gewonnen! De BankGiro Loterij Museumprijs is een initiatief van het Prins Bernhard Cultuurfonds en de BankGiro Loterij en wordt jaarlijks uitgereikt. Een deskundige jury nomineerde vier kastelen binnen een vastgestelde categorie, dit jaar ‘kasteelmusea’ en schreef over de Menkemaborg: “De inrichting is professioneel en met uiterste zorg uitgevoerd, de keuze van de objecten is verantwoord en deskundig en mede dankzij de vele vrijwilligers wordt het museum perfect onderhouden.” Het is een geweldige eer en waardering voor het, dit jaar 80-jarige, museum en al zijn medewerkers, die zich al jarenlang enthousiast inzetten voor de Menkemaborg. Behalve het oordeel van de vakjury werd de stem van het publiek meegewogen en een maand lang kon men stemmen via www.museumprijs.nl. Met een ruime voorsprong van 7.318 stemmen, 43,7 % van het totaal, heeft de Menkemaborg gewonnen! Alle stemmers worden daar heel hartelijk voor bedankt. Een belangrijke bestemming voor het besteden van het prijzengeld is het vervangen van de oude doolhof 54
van haagbeuk. Deze grote doolhof werd in de jaren twintig van de vorige eeuw ontworpen door H. Copijn uit Groenekan (Utrecht). De haag is voor een groot deel in slechte staat. De doolhof zal daarom geheel vervangen moeten worden evenals de zieke plataan in het midden. De Menkemaborg en het Groninger Museum Er is een nauwe band tussen de Menkemaborg en het Groninger Museum, want het landgoed werd in 1921 door de erfgenamen van de laatste bewoner aan het Groninger Museum geschonken. Deze bewoner was Gerard Alberda van Menkema en Dijksterhuis en hij overleed in 1902. Zijn voorouder Mello Alberda had de borg in 1682 gekocht en diens zoon Unico liet het huis ingrijpend verbouwen. Deze situatie is vandaag de dag nog te zien. Voor de familie Alberda hebben verschillende families op de Menkemaborg gewoond, waaronder de Menkema’s en de familie Clant. Het Groninger Museum opende in 1927 de Menkemaborg voor het publiek, dit jaar tachtig jaar geleden. De Stichting Museum Menkemaborg zorgt sinds 1969
voor het beheer en de exploitatie van het monumentale kasteelmuseum, de bijgebouwen en stijlvolle tuinen. Het grootste deel van de collectie aanwezig in de Menkemaborg is eigendom van het Groninger Museum en delen uit deze collectie zijn afkomstig van verdwenen borgen. Oorspronkelijk telde de provincie Groningen bijna 200 borgen, maar slechts 16 borgen zijn bewaard gebleven. Het monumentale gebouw is omgeven door een gracht en via de brug en de grote toegangsdeur komt u in een imponerende gang waarmee alle kamers in verbinding staan. Het bijzondere van de Menkemaborg is het authentieke interieur en de volledige inrichting met prachtige voorwerpen uit de 17de en 18de eeuw. Oorspronkelijk, in de 14de eeuw, was het huis veel kleiner. In de daarop volgende eeuwen werd het huis vergroot tot de laatste grote verbouwing uit omstreeks 1705. Niet alleen het huis, maar ook de tuinen rond de borg werden aangepast aan de mode van die tijd. De strakke barokke symmetrie is sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw weer zichtbaar gemaakt. Het oostelijk deel van de tuin met de fruithof en de doolhof werd ontworpen door H. Copijn, toen de Menkemaborg een museum werd. Kersttijd op de Menkemaborg
In de borg wordt een beeld gegeven van het leven en wonen in de 18de eeuw op een manier ‘alsof de bewoners even weg zijn’. In die tijd waren het haardvuur, olielampjes en vooral kaarsen de belangrijkste lichtbronnen. Om een idee van de sfeer van toen te krijgen worden
Wie doet nog de grote schoonmaak? Het lijkt uit de tijd, maar dat is niet verwonderlijk, want moderne huizen worden minder vuil dan in vroegere tijden en de vele hulpmiddelen, zoals de stofzuiger, maken het schoonmaken eenvoudiger. Vroeger werden na de winter de haarden en later de (kolen)kachels, leeggehaald en schoongemaakt. Het hele huis werd van boven naar beneden helemaal schoongemaakt en opgeruimd. In de Menkemaborg wordt jaarlijks in januari en februari ook een grote schoonmaak gehouden. Niet omdat het heel erg vies geworden is, want de kamers en de collectie worden het hele jaar door goed onderhouden, maar voor het behoud van het monumentale gebouw, het authentieke interieur en de grote collectie, wordt alles grondig gecontroleerd en schoongemaakt. De schilderijen gaan van de wanden, de kasten gaan open en worden verschoven om overal achter en in te kunnen kijken of er bijvoorbeeld geen schimmel of vervelende beestjes zich er hebben genesteld. Waar nodig wordt er geschilderd, klein of groter onderhoud gepleegd en al het hout wordt in de was gezet; voor velen een geur uit het verleden. Deze grote klus wordt door een kleine groep deskundige medewerkers uitgevoerd. Het is fantastisch wanneer de deur op 1 maart weer voor de bezoekers opengaat en het is een grote beloning voor de harde werkers wanneer bezoekers, niet alleen op 1 maart, maar het hele jaar door, enthousiast zijn over het prachtige en schone huis. Ook de jury van de Museumprijs merkte in het juryrapport al het ‘perfect onderhouden museum’ op. Ida Stamhuis is directeur / conservator van de Menkemaborg
Open: t/m 30 december: dinsdag t/m zondag: 10.0012.00 & 13.00-16.00 uur. Zondag 23 december, maandag 24 december én eerste en tweede kerstdag branden de kaarsen van 12.00 tot 16.00 uur. In 2008 gaat de Menkemaborg op 1 maart weer open. adres: Museum Menkemaborg. Menkemaweg 2, 9981 CV Uithuizen, tel. 0595 431970 info: www.menkemaborg.nl De Menkemaborg is eenvoudig te bereiken per auto (via de N46 of de N361-N363; 30 km) of per trein richting Roodeschool (station Uithuizen) en ca. 10 minuten lopen. 55
De nieuwe Kunsthalle in Emden is geopend!
Na ongeveer anderhalf jaar verbouwing, biedt de Kunsthalle zijn bezoekers een nieuw onderkomen. De tentoonstellingsruimtes zijn gemoderniseerd, en de service is verbeterd: een ruime foyer, een overdekt atrium en een leeslounge. Ook aan de buitenkant biedt de Kunsthalle een nieuwe aanblik. Bij een aanlegplaats direct naast de hoofdingang zullen al vanaf december boten aanmeren en de grote trappartij nodigt in de zomer uit om aan het water te gaan zitten. Het park Hahnsche Insel is tot beeldentuin getransformeerd en biedt een vrij uitzicht vanaf de binnenstad op het museum.
Op deze wijze geeft de Kunsthalle met de vierde verbouwing in het 21 jarig bestaan een zeer diverse invulling aan het visioen van de oprichters, Else en Henri Nannen, namelijk een “levendige ontmoetingsplek tussen publiek en schilderijen”. De kosten van de verbouwing, totaal 7 miljoen euro, konden gedekt worden door de ondersteuning van vele openbare en privé fondsen. De Europese Unie stelde 3 miljoen beschikbaar. Zakelijk leider Else Nannen slaagde er bovendien in, ook vele firma’s die bij de bouw betrokken waren bijdragen in natura en geld te laten leveren aan het ambitieuze project.
De nieuwe ruimtes bieden nieuwe mogelijkheden. Het programma dat de tentoonstelling Garten Eden begeleidt, toont het hele scala van mogelijkheden in het atrium, variërend van lezingen en opvoeringen, tot concerten en theater 57
Kunsthalle Emden Garten Eden – Der Garten in der Kunst seit 1900
Garten Werefkin
De tuin is de laatste luxe van onze tijd
De heropening van de Kunsthalle Emden na 20 maanden verbouwing wordt gevierd met een juweel van een tentoonstelling, die Ostfriesland midden in de grauwe wintermaanden omtovert tot een kleurrijk paradijs voor kunstliefhebbers: De Tuin van Eden (2 december tot 30 maart 2008).
“De tuin is de laatste luxe van onze tijd, want er is iets voor nodig wat in onze samenleving heel zeldzaam en kostbaar is: tijd, toewijding en ruimte.”(Dieter Kienast). Tuinieren is een van de meest geliefde hobby’s van de moderne samenleving. Nergens ben je dichterbij de natuur en de ervaring van de schoonheid ervan. Voor de eerste keer biedt een tentoonstelling een uitgebreide wandeling door de tuin in de beeldende kunst vanaf het begin van de moderne klassieken tot heden. Zij biedt een representatief overzicht van 200 werken van ongeveer 106 internationale kunstenaars, variërend van schilderkunst, sculptuur, fotografie, videokunst tot installaties. Bij de kunstenaars zijn beroemde namen als Paul Cezanne, Claude Monet, Max Liebermann en Paul Klee vertegenwoordigd, en ook kunstenaars uit jongere generaties zoals David Hockney, Fischli & Weiss, Lee Friedlander en Stan Douglas. Kunstenaars zijn altijd al bezig geweest met de tuin. In hun werk wordt de tuin verheerlijkt, geïnterpreteerd, zo dichtbij mogelijk gebracht, onderzocht, ontsluierd en steeds weer opnieuw uitgevonden. Met de verandering van het klimaat en de vernietiging van het milieu, is de tuin waarschijnlijk meer dan ooit een alternatief geworden voor de werkelijkheid buiten de omheining. Het modelkarakter kan antwoord geven op vragen van globale aard; de indeling en illusie van natuurlijkheid
maken de tuin in elk geval tot en metaforisch toevluchtsoord, een thuishaven en een betere wereld. Acht gezichten op de tuin
In de tentoonstelling worden in acht hoofdstukken werken in verschillende samenhang tegenover elkaar gezet. De bezoeker wordt uitgedaagd om zelf actief te worden, los van historische, geografische en culturele grenzen, om zelf verbanden tussen de afzonderlijke werken te ontdekken. Het doel van de tentoonstelling is niet alleen een artistieke, maar ook een ecologische en sociologische discussie over de tuin en de natuur op gang te brengen. Adres Kunsthalle Emden • Hinter dem Rahmen • 13 D 26721 Emden • Tel. +49 (0) 4921 975050 Openingstijden Maandag gesloten, dinsdag 10-20 uur, woensdag t/m vrijdag 10-17 uur; zaterdag, zon- en feestdagen 11-18 uur. Gesloten op 23,24,25 en 31 december. Op maandag tijdens carnaval (4 februari) en Paasmaandag (24 maart) geopend. Entree Volwassenen 10 euro, met korting 7 euro. Tot 15 jaar gratis. Garderobe en audiotoer gratis (indien beschikbaar)
Luzia Simons, Stockage 45 (Triptyque), 2006, Ultrachrome auf Aluminium-Verbund
58
59
TENTOONSTELLINGEN 2007/2008
AUSSTELLUNGEN 2007/2008
NIEUWE AANWINSTEN Een keuze uit de recente aankopen op het gebied van moderne en hedendaagse kunst, mode en design. Er is werk te zien van onder meer: Hussein Chalayan, Maarten Baas, Marga Weimans, het Zweedse designcollectief Front, Ettore Sottsass, Boris van Berkum, Marc Quinn, Anuschka Blommers & Niels Schumm en Lidy Jacobs. Van Lidy Jacobs wordt behalve een aangekochte installatie ook een selectie gepresenteerd van haar recente collages.
NEUERWERBUNGEN/EIGENE SAMMLUNG 19 mei 2007 t/m 23 maart 2008
MENDINI 1
30 juni 2007 t/m 20 januari 2008
STARCK PAVILJOEN
15 september 2007 t/m 13 januari 2008
PLOEG PAVILJOEN
6 oktober 2007 t/m 23 maart 2008
PRENTEN KABINET
Eine umfangreiche Auswahl aus der Reihe von Pastellzeichnungen, die der Groninger Künstler Abe Kuipers (1918) in der zweiten Hälfte der achtziger Jahre schuf. Die Pastelle 6. Oktober 2007 bis 23. März 2008 zeigen Motive und Symbole, die auch häufig in seinen Gemälden vorkommen; assoziative Zeichen, die in vielen Fällen in unmittelbarer Beziehung zueinander dargestellt wurden. Die Lemniskate, Symbol für die Ausgewogenheit zwischen Geistigem und Stofflichem, verweist in Kuipers’ Werk auch auf die sich unendlich wiederholende Dynamik. Motive wie die Kerze und der schräge Abgrund appellieren an Vergänglichkeit, Bedrohung und Untergang. Die Ausstellung wurde ermöglicht in Zusammenarbeit mit dem Centrum Beeldende Kunst und Stichting Beeldlijn, die einen Film über den Künstler produzierte.
10 november 2007 t/m 13 januari 2008
MIDDENZAAL PLOEGPAVILJOEN
BEIJING STUDIO - ZHUANG HONG YI UND LU LUO
JAPAN Veel later dan China, kent ook Japan een traditie in het vervaardigen van porselein. Deze begint rond 1600 door de komst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie die zich op het eiland Deshima voor de kust van Nagasaki vestigde. Naast een grote groep voorwerpen die speciaal voor de westerse markt werden gemaakt, zijn er ook talloze stukken in de tentoonstelling te bewonderen die bestemd waren voor de Japanse en inter-Aziatische handel. Deze tentoonstelling is alweer de zesde in het kader van de samenwerking tussen het Rijksmuseum Amsterdam, Gemeentemuseum Den Haag, Keramiekmuseum Princessehof en het Groninger Museum.
MENDINI 1
Diese Ausstellung ist die sechste im Rahmen der Zusammenarbeit zwischen dem Rijksmuseum Amsterdam, Gemeentemuseum Den Haag, Keramiekmuseum Princessehof und dem Groninger Museum. Abwechselnd wird jährlich in einem dieser Museen ein Teil der Sammlungen gezeigt. Die Ausstellung zeigt besondere Gegenstände aus der japanischen Porzellansammlung der Jan Menze van Diepen Stiftung (Fraeyelemaborg, Slochteren). Zwar später als China, auch Japan kennt eine traditionelle Porzellanherstellung. Der internationale Handel beginnt um 1600, angeregt durch die Aktivitäten der Niederländischen Ostindien-Kompanie (VOC), die sich auf der Insel Deschima vor der Küste von Nagasaki niederlässt. Neben dieser großen, speziell für den westlichen Markt fabrizierten Gruppe von Gegenständen, zeigt die Ausstellung zahlreiche Stücke, die für den japanischen und innerasiatischen Markt bestimmt waren.
30. Juni. 2007 bis 20. Januar 2008
STARCK PAVILLON
15. September 2007 bis 13. Januari 2008
PLOEG-PAVILLON
DER KÜNSTLERKREIS UM KIRCHNER - EXPRESSIONISMUS AUS DEN BERGEN
ABE KUIPERS - IN PASTEL In het prentenkabinet een ruime selectie uit de serie pasteltekeningen die de Groninger kunstenaar Abe Kuipers (1918) gedurende de tweede helft van de jaren tachtig maakte. De pastels worden bevolkt door motieven en symbolen die ook in zijn schilderijen dikwijls voorkomen, associatieve tekens die in veel gevallen in directe relatie tot elkaar zijn weergegeven. Abe Kuipers ontwierp eind jaren ’60 veel catalogi voor het Groninger Museum. De tentoonstelling kwam tot stand in samenwerking met het Centrum Beeldende Kunst en Stichting Beeldlijn die een film over de kunstenaar produceerde.
19. Mai 2007 bis 23. März 2008
JAPAN
DE KRING ROND KIRCHNER - EXPRESSIONISMUS AUS DEN BERGEN Ernst Ludwig Kirchner was gedurende de periode 1920-1926 de artistieke spil van een kring van kunstenaars in de omgeving van Davos. De tentoonstelling verbindt niet alleen het expressionisme van De Ploeg met dat van Kirchner en Zwitserse kunstenaars, het laat bovendien zien hoe gedeelde opvattingen en werkwijzen zich konden vertalen in vitale expressieve schilderijen, werken op papier en sculpturen die alle de uitdrukking zijn van persoonlijke sentimenten. Met werk van Ernst Ludwig Kirchner, Jan Wiegers, Albert Müller, Hermann Scherer, Paul Camenisch en Philipp Bauknecht.
Eine Auswahl aus den Neuerwerbungen auf dem Gebiet von moderner und zeitgenössischer Kunst, Mode und Design. Präsentiert werden Werke von u.a. Hussein Chalayan, Maarten Baas, Marga Weimans, dem schwedischen Designkollektiv Front, Ettore Sottsass, Boris van Berkum, Marc Quinn, Anuschka Blommers & Niels Schumm und Lidy Jacobs. Von Lidy Jacobs wird neben der angekauften Installation eine Auswahl ihrer neuesten Kollagen präsentiert.
Diese umfangreiche Ausstellung, konzentriert sich auf den Künstlerkreis, der in der Umgebung von Davos im Zeitraum 1920-1926 enge Kontakte mit Ernst Ludwig Kirchner unterhielt. Anhand von unterschiedlichen Kunstwerken wird das Bild eines vitalen Expressionismus mit eigenen Charakterzügen skizziert. Mit Werken von Ernst Ludwig Kirchner, Jan Wiegers, Albert Müller, Hermann Scherer, Paul Camenisch und Philip Bauknecht. Die Ausstellung ist eine Initiative des Groninger Museums und wird organisiert in enger Zusammenarbeit mit dem Kunstmuseum Bern und dem Bündner Kunstmuseum in Chur. ABE KUIPERS – IN PASTELL
MITTELSAAL PLOEG-PAVILLON
ATELIER BEIJING - ZHUANG HONG YI EN LU LUO Werk van de in Nederland wonende Chinese beeldend kunstenaars Zhuang Hong Yi en zijn vrouw Lu Luo. Zhuang Hong Yi maakt grote monumentale landschappen of portretten, getekend en geschilder op rijstpapier. Vaak verknipt of scheurt hij oude tekeningen om hiermee nieuwe collages met veel lagen te maken. Lu Luo gebruikt in haar meest recente werk Chinese theaterkostuums. Ze haalt de naden los en spreidt ze uit op een ondergrond, waarna ze worden beplakt en overgeschilderd of ingepakt in lagen transparante folie.
15 december 2007 t/m 6 april 2008
MENDINI 0
22 december 2007 t/m 17 februari 2008
COOP HIMMELB(L)AU
26 januari 2008 t/m 9 maart 2008
OVALE ZAAL WEST
27 januari 2008 t/m 16 maart 2008
PLOEG PAVILJOEN
2 februari 2008 t/m 11 november 2008
STARCK -PAVILJOEN, PLOEGPAVILJOEN, MENDINI 0 & 1, COOP HIMMEL(L)AU
J.W. WATERHOUSE: THE MODERN PRE-RAPHAELITE De tentoonstelling J.W. Waterhouse: The Modern Pre-Raphaelite toont het werk van de Britse kunstenaar Waterhouse (1849-1917). Het is de eerste tentoonstelling ooit die de gehele carrière van de kunstenaar onderzoekt. Het museum zal de beroemdste werken van Waterhouse in de context van zijn gehele carrière plaatsen en op deze manier zal duidelijk worden waarom de kunstenaar tot één van de belangrijkste vertalers van klassieke en romantische tradities gerekend kan worden. De tentoonstelling zal na Groningen verder reizen naar Londen en Montréal.
60
Zwei- und dreidimensionale Werke des friesischen Künstlers Zoltin Peeter (Amsterdam 1942). Die Ausstellung umfasst monumentale und kleinere Zeichnungen, eine Installation und verschiedene Skulpturen. Die Werke entstanden aus Anlass seiner Reisen nach Island. Es handelt sich allerdings nicht um direkte Aufzeichnung von wahrgenommenen Formen oder Fragmenten davon sondern das Endstadium eines langen Prozesses des Verarbeitens, Ordnens, Neudefinierens und Deutens. Peeters lange Wanderungen führen ihn vorbei an unwirtlichen Gebirgszügen, breiten Flüssen, imposanten Wasserfällen und tief hängenden Nebelschwaden. Vor Ort entstehen dann schnelle Skizzen, in denen der Charakter der wahrgenommenen Natur zu Urformen und linearen Strukturen zurückgeführt wird. Später arbeitete er die Themen und Motive weiter aus, wobei Assoziationen und Improvisationen des Augenblicks die ursprünglichen Bilder ergänzen.
Jan Albert Sichterman und seine Frau Sybilla Volkers – Sadelijn nehmen einen prominenten historischen Platz im Groningen des 18. Jahrhunderts ein. Im Laufe der Zeit hat das Groninger Museum verschieden Gegenstände aus seiner großen Sammlung erhalten. Die lebensgroßen Porträts der in Groningen berühmten Familie Sichterman sind im westlichen ovalen Saal zu sehen.
Eine große Auswahl aus dem schönsten Besitz der De Ploeg Stiftung. Von Jan Altingh bis Hendrik Werkman.
GO CHINA! ASSEN - GRONINGEN In 2008 organiseren het Drents Museum in Assen en het Groninger Museum in Groningen een aantal zeer spectaculaire tentoonstellingen met China als thema. De schatten uit het Terracotta leger zijn te zien in het Drents Museum van 2 februari t/m 31 augustus 2008. De tentoonstellingen met bronzen objecten uit Shanghai, Chinese Hedendaagse kunst met onder andere Ai Weiwei en de Chinese Avant-Garde worden in het Groninger Museum in fasen getoond.
MENDINI 0
22. Dezember 2007 bis 17. Februar 2008
COOP HIMMELB(L)AU
26. Januar 2008 bis 9. März 2008
OVALER SAAL WEST
25 JAHRE DE PLOEG STIFTUNG
25 JAAR STICHTING DE PLOEG Een ruime keuze uit het mooiste bezit van de Stichting De Ploeg. Van Jan Altink tot Hendrik Werkma
15. Dezember 2007 bis 6. April 2008
SICHTERMAN PORTRÄTS
SICHTERMAN PORTRETTEN Jan Albert Sichterman en zijn echtgenote Sybilla Volkers - Sadelijn nemen een vooraanstaande plaats in in de geschiedenis van het 18de-eeuwse Groningen. In de loop van de tijd heeft het Groninger Museum verschillende voorwerpen uit zijn rijke verzameling verkregen. De 18de eeuwse levensgrote portretten van de in Groningen beroemde familie Sichterman zijn te zien in de westelijke ovale zaal.
Diese Ausstellung befasst sich mit dem Einfluss von russischen Märchen und Legenden auf die Malerei des 19. und die ersten Jahre des 20. Jahrhunderts. Gleichzeitig wird verdeutlicht, wie diese Geschichten – und deren erzählende Kraft – für die verschiedenen Ideale der gesellschaftlichen Entwicklung Russlands genutzt wurden. Neben den für Märchen gebräuchlichen Buchillustrationen werden große Gemälde gezeigt. Nach Ilja Repin, Die russische Landschaft und Im Dienst von Diaghilev ist dies die vierte der russischen Kunst gewidmete Ausstellung des Groninger Museums. ZOLTIN PEETER
ZOLTIN PEETER - NORDIC SOLUTIONS/PROBLEMS – TWEE- EN DRIEDIMENSIONALE WERKEN Monumentale en kleinere tekeningen, een installatie en verschillende sculpturen van de Friese kunstenaar Zoltin Peeter (Amsterdam 1942). De werken zijn vervaardigd naar aanleiding van reizen naar IJsland. Het zijn echter geen directe registraties van waargenomen vormen of fragmenten daarvan, maar het eindstadium van een langdurig proces van verwerken, ordening, herdefiniëring en duiding. Peeter’s lange tochten brengen hem langs onherbergzame bergketens, brede rivieren, imposante watervallen en laaghangende nevels. Ter plekke ontstaan dan vlotte schetsen, waarin het karakter van de waargenomen natuur wordt herleid tot oervormen en lineaire structuren. Naderhand werkt hij thema’s en motieven verder uit, waarbij associaties en improvisaties van dat moment de oorspronkelijke beelden aanvullen.
KUPFERSTICH KABINETT
RUSSISCHE MÄRCHEN, VOLKSGESCHICHTEN UND LEGENDEN
RUSSISCHE SPROOKJES, VOLKSVERHALEN EN LEGENDEN Sprookjes en legenden hebben een bijzondere impuls gegeven aan de Russische schilderkunst in de 19de, begin 20ste eeuw. De beeldende kracht van deze verhalen werd ingezet om de nieuwe idealen te benadrukken die zich binnen de Russische 19de eeuwse maatschappij ontwikkelden. Naast de voor sprookjes gebruikelijke boekillustraties zullen grote schilderijen worden getoond. Na Ilja Repin, Het Russische Landschap en In dienst van Diaghilev is dit de vierde aan de Russische kunst gewijde tentoonstelling.
10. November 2007 bis 13. Januar 2008
12 december 2008 t/m 3 mei 2009
27. Januar 2008 bis 16. März 2008
GO CHINA! ASSEN - GRONINGEN Im Jahr 2008 organisieren das Drenther Museum und das Groninger Museum gemeinsam einige sehr spektakuläre Ausstellungen zum Thema China. Die Schätze aus der Terracotta Armee sind vom 2. Februar bis 31. August 2008 im Drenther Museum zu sehen. Die Ausstellungen mit Bronzeobjekten aus Schanghai, chinesische Gegenwartskunst von u.a. Ai Weiwei und der chinesischen Avantgarde werden abschnittsweise im Groninger Museum gezeigt.
2. Februar 2008 bis 23. November 2008
J.W. WATERHOUSE: THE MODERN PRE-RAPHAELITE Die Ausstellung J. W. Waterhouse: The Modern Pre-Raphaelite zeigt das Werk des britischen Künstlers Waterhouse (1849-1917). Es ist die erste Ausstellung überhaupt, die sich mit der ganzen Laufbahn des Künstlers befasst. Das Museum wird die berühmtesten Werke von Waterhouse im Kontext seiner gesamten Karriere präsentieren und auf diese Weise verdeutlichen, warum der Künstler zu einem der wichtigsten “Übersetzer“ von klassischen und romantischen Traditionen gezählt werden kann. Die Ausstellung wird nach Groningen nach London und Montreal weiterreisen.
12. Dezember 2008 bis 3. Mai 2009
61
Groninger Museum Museumeiland 1, 9711 ME Groningen Postbus 90, 9700 ME Groningen Telefoon: 050-3666555 Fax: 050-3120815 E-mail:
[email protected] www.groningermuseum.nl www.educatie-groningermuseum.nl openingstijden dinsdag t/m zondag en feestdagen (m.u.v. 25 december en 1 januari) 10-17 uur Vanaf 2008 elke vrijdag tot 22 uur Museumwinkel openingstijden als museum Museumrestaurant dinsdag t/m zondag vanaf 9.30 uur Museumbibliotheek dinsdag t/m vrijdag van 10-17 uur Voor reservering email:
[email protected] Toegangsprijzen Russische Sprookjes (incl toeslag van € 2) Volwassenen € 10,00 65+/CJP/studenten € 9,00 Groepen (min. 10 personen) p.p. € 9,00 Schoolgroepen € 2,00 Vrienden van het Groninger Museum € 2,00 Museumjaarkaart € 2,00 Tot en met 11 jaar gratis
Redactie Vriendenpagina’s Ina Bos
Uitgever Uitgeverij Intermed Johan van Zwedenlaan 11, 9744 DX Groningen Telefoon/fax: 050 3120042 / 050 3139373 E-mail:
[email protected] Directeur: G. Harteveld Lid Kon. Ver. M.K.B. Ned. Lidnr. 0173785 Advertentieverkoop: Uitgeverij Intermed E-mail:
[email protected]
Redactieraad Eric Bos, Ina Bos, Steven Kolsteren, Nienke Noorman, Lisette Pelsers, Ruud Schenk
Drukkerij Scholma Druk ISSN: 1572-0713
Grafisch ontwerp Rudo Menge
De uitgever is niet aansprakelijk voor zetfouten, redactionele fouten en is op geen enkele wijze aansprakelijk voor de werkzaamheden van de drukker.
Colofon Groninger Museummagazine Jaargang 20, no 4, 2007 Redactie Steven Kolsteren
Foto’s deelnemende kunstenaars en musea tenzij anders vermeld. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISACorganisatie is het auteursrecht geregeld met Beeldrecht te Amsterdam. © c/o Beeldrecht Amsterdam 2006
Oplage: 25.000 Frequentie: vier keer per jaar
© 2007 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Intermed-1011/3
Wil je op de hoogte blijven van alle nieuwtjes in en rondom het Groninger Museum, meld je dan aan voor de digitale nieuwsbrief via www.groningermuseum.nl
Word lid van de Vrienden van het Groninger Museum (VVGM) en ondersteun daarmee het Groninger Museum (GM) De vriendenpas biedt u bovendien de volgende voordelen: • Gratis toegang tot het museum (soms kan, bijv. bij speciale tentoonstellingen, een toeslag gevraagd worden) • Gratis toegang tot lezingen en voorbezichtigingen van de VVGM • Gratis toezending van het Groninger Museummagazine • Gratis toegang tot de Kunsthalle in Emden • Korting van 10% op artikelen uitgegeven door het GM (alleen in de museumwinkel) • Tegen kostprijs mee op door VVGM georganiseerde excursies
individueel lidmaatschap partnerlidmaatschap – 2 personen studentenlidmaatschap
(€ 27,50 per jaar) (€ 45,- per jaar) (€ 12.50 per jaar)
Naam partner _______________________________ Voorletter(s) partner _______________________________ Studentennummer* _______________________________ Handtekening Datum:
_______________________________ _______________________________
JA, ik word lid van de VVGM
* Invullen indien je gebruik wilt maken van de speciale studentenprijs
Naam (Dhr./Mevr.) Voorletter(s) Geboortedatum Adres + Postcode E-mail
Stuur uw aanmelding naar: Vereniging van Vrienden van het Groninger Museum Antwoordnummer 657 9700 WB Groningen (een postzegel is niet nodig) of mail:
[email protected]
_______________________________ _______________________________ _______________________________ _______________________________ _______________________________