Docentenhandleiding
Wat doe jij?!
01 / 05
!!*#!&!>>
Beschrijving lesactiviteit
Aan de hand van een filmpje ontdekken jongeren welke motieven een rol spelen bij wel en niet ingrijpen in een conflictsituatie. Ze leren op welke manier ze kunnen handelen. Met deze kennis op zak oefenen ze in groepjes op waargebeurde casussen. Hun eigen plan van aanpak presenteren ze vervolgens aan de klas.
Doelgroep
Jongeren van 15-18 jaar op het vmbo en mbo
Leerdoelen
- Jongeren ontwikkelen kritisch zelfinzicht in de rol die zij (kunnen) innemen bij situaties van uitsluiting, discriminatie en conflict; - Jongeren hebben er meer vertrouwen in dat zij invloed kunnen uitoefenen: dat zij richting kunnen geven aan een situatie; - Jongeren weten wat handelingsperspectieven zijn in verschillende conflictsituaties. Zij kunnen een aantal handelingsmogelijkheden benoemen; - Jongeren kunnen hun mening onder woorden te brengen.
Tijdsduur > 1 lesuur
Voorbereiding Ga naar de volgende website en bekijk eerst zelf het filmpje: www.annefrank.org/watdoejij - L eerlingen moeten bedenken wat zij de hoofdrolspeeltster zouden adviseren. Zorg dat u weet en kunt vertellen wat uw school doet in situaties van uitsluiting en pestgedrag; heeft de school een pestprotocol? Zijn er voorbeelden uit het verleden waarbij pesten plaatsvond en waarbij ingegrepen is? Waar kunnen leerlingen terecht die slachtoffer zijn? Worden klasgenoten betrokken bij de oplossing?
Wat zou de hoofdrolspeelster doen?
tip: Wilt u meer weten over de invloed die
de groep heeft op het (tegengaan van) pesten? Waarom het van belang is toeschouwers te stimuleren om een helpende rol in te nemen? Lees in de bijlage meer over de rol van toeschouwers in situaties van uitsluiting. > Kies casussen uit die passen bij uw klas. Houd in uw keuze rekening met de volgende vragen: wie zijn mijn leerlingen? Hebben zij dit soort situaties weleens meegemaakt? Wat is er toen gebeurd? Wat houdt ze bezig, wat spreekt ze aan, wat herkennen ze? > Leg klaar om in de loop van het spel uit te kunnen delen: - 1 casus per groepje. Het is niet erg als meerdere groepjes aan dezelfde casus werken. De leerlingen kunnen dan in gesprek gaan over de verschillende oplossingen. - 1 werkblad ‘Actiekaart’ per leerling - 1 werkblad ‘Deze tips wil ik onthouden’ per leerling
tip: stel samen met de klas gespreksregels
op voordat u begint. Hier kunt u gedurende de oefening naar verwijzen indien nodig. Denk aan: we zijn positief naar elkaar, luisteren naar elkaar, reageren inhoudelijk op elkaar.
Docentenhandleiding
02 / 05
Deel 1: Waar sta jij?!
Samen het filmpje bekijken Vier rollen in conflictsituaties: Daders zijn personen die verantwoordelijk zijn voor het toebrengen van schade aan andere personen. Slachtoffers zijn personen die lijden als gevolg van discriminatie, racisme, geweld, intimidatie et cetera. Helpers zijn personen die hulp bieden aan personen die geschaad of bedreigd worden. Toeschouwers zijn personen die zien dat anderen worden geschaad of bedreigd, maar die toch niet ingrijpen. Meer weten over motieven om wel of niet in te grijpen? Lees in de bijlage meer over waarom toeschouwers wel of niet ingrijpen.
kunnen er meespelen om wel of niet in te grijpen? > Vraag de leerlingen vervolgens om het meisje advies te geven. Verzamel de tips/acties op het bord. U kunt leerlingen helpen aan de hand van de volgende vragen: - Wie kan ze inschakelen? - Wat kan ze op het moment zelf doen en wat kan ze achteraf doen?
B
Bekijk deel 2 van het filmpje (weer tot een zoom-in op het oog van de hoofdrolspeelster). Bespreek de situatie. Is het realistisch wat hier gebeurt? Wat vindt de klas van haar keuze om een docent in te schakelen? Benoem dat ingrijpen daarom lastig kan zijn: de angst om zelf slachtoffer te worden. Kan ze op een andere manier een docent inschakelen? Vraag de leerlingen weer om het meisje een tip te geven. Hoe kan ze het anders aanpakken en toch de jongen helpen? Schrijf tips die nog niet eerder genoemd zijn ook op het bord.
A
C
> Vraag de leerlingen om te benoemen wat ze zien. Wat gebeurt er? Welke rollen zien ze? Zijn die rollen duidelijk te onderscheiden? Zet de rollen eventueel ter ondersteuning op het bord na het tonen van dit deel van het filmpje (zie kader ‘Vier rollen in conflictsituaties’) > Vraag de leerlingen of zij denken dat het meisje in moet grijpen of niet. Laat leerlingen hier vrij over in gesprek gaan met elkaar. Welke motieven
Bekijk samen met de leerlingen nogmaals de tips. Vul de tips die de leerlingen zelf hebben gegeven eventueel aan. Concluderend kunt u het volgende benoemen: het is spannend om in te grijpen, maar iets doen is altijd beter dan niets doen. Benadruk dat een kleine helpende actie al grote gevolgen kan hebben: achteraf naar het slachtoffer of een docent toegaan bijvoorbeeld, of je afkeuring laten blijken. Sta ook stil bij de vraag hoe deze situatie helemaal voorkomen had kunnen worden. Wat was het moment dat het escaleerde?
Laat deel 1 van het filmpje zien, tot keuzemoment 1 (dit is een zoom-in op het oog van de hoofdrolspeelster)
Bekijk het laatste deel van het filmpje
Docentenhandleiding
03 / 05
Deel 2: Wat doe jij?!
Oefenen met casussen A
Meer weten over hoe te reageren op anti-joodse uitlatingen? Bekijk dan: www.annefrank.org/nl/ Educatie/Docentenportal/Producten-en-trainingen/ Daar-heb-ik-wel-van-terug/
Leerlingen hebben nu gezien hoe je kunt voorkomen dat een situatie op school of in de klas escaleert. Als je ziet dat iets gebeurt, kun je al met een kleine handeling zorgen voor een andere uitkomst. Als je samen met de docent hier op let, krijg je een fijnere sfeer op school. De handelingen onthoud je niet zomaar, je moet ze eerst oefenen om op dat ene moment een snelle keuze te kunnen maken. Dat gaan we in deze oefening doen.
C
Leg het doel van de oefening uit aan de klas
De situaties zijn gebaseerd op de werkelijkheid.
B
Verdeel de klas in groepjes en deel uit: De casussen die u hebt uitgekozen voor de klas. U kunt ervoor kiezen om elke groep een andere casus te geven, maar ook om verschillende groepjes aan dezelfde casus te laten werken. De groepjes kunnen dan in gesprek gaan met elkaar over verschillende oplossingsrichtingen. 1 werkblad ‘Actiekaart’ per persoon. Het is van belang dat leerlingen eerst voor zichzelf een keuze maken, en dan als groep de beste oplossing kiezen.
tip: Als u meer wilt weten over hoe u als
docent vooroordelen en (ervaringen met) discriminatie op een veilige manier bespreekbaar kunt maken in de klas, kunt u deelnemen aan de online cursus Begin bij jezelf! De cursus is vrij toegankelijk via: http://edu.annefrank.org/ beginbijjezelf/.
Presentaties Vraag de leerlingen hun situatie en oplossing te presenteren of na te spelen. Vraag waar het gesprek in het groepje over ging. Over welke acties ontstond discussie? Hoe was het om een van de drie acties te moeten kiezen?
tip: loopt het gesprek stroef? Verdiep de discussie
door het persoonlijk te maken: wat als het een vriend van je is die wordt lastig gevallen? Hoe grijp je dan in? Hoe kun je dat vertalen naar een onbekende?
Docentenhandleiding
04 / 05
Theoretische achtergrond De rol van de toeschouwers in situaties van uitsluiting > Status als motivatie om te pesten
Het is allereerst belangrijk om te weten waarom een jongere een ander pest. Naast persoonskenmerken die van invloed kunnen zijn,1 lijken pesters vooral gemotiveerd door het doel een hoge status binnen de groep te bereiken.2 Pesten wordt vaak strategisch door jongeren ingezet om een sterke positie binnen de groep te verkrijgen en te behouden.3 Het belang van status in de motivatie om te pesten, wordt ondersteund door de omstandigheden die vaak met pestgedrag gepaard gaan. Ten eerste lijken pesters vaak een slachtoffer te kiezen dat onderdanig, onzeker, en fysiek zwakker is dan zijzelf.4 Pesters hebben daarnaast vaak maar één of twee vaste slachtoffers.5 Hierdoor kan de pester er zeker van zijn dat hij zijn overwicht keer op keer kan laten zien, zonder de kans te lopen dat het slachtoffer in opstand komt.6 Daarnaast lijken pesters situaties uit te kiezen waarin andere jongeren (toeschouwers) getuige zijn van het pestgedrag. In het onderzoek van Hawkins, Pepler en Craig (2001) waren bij 88 procent van de pestincidenten andere jongeren aanwezig.7
> Belang van peers bij middelbare scholieren
Vooral middelbare scholieren hechten veel waarde aan hun positie binnen de groep. De adolescentie is een periode waarin jongeren zich steeds meer gaan afzetten van hun ouders en de peer group steeds belangrijker wordt.8 Hoe zij door de peer group worden gezien, is dus van het grootste belang. De overgang van basisschool naar middelbare school betekent bovendien een nieuwe omgeving. De onzekerheid die dit met zich meebrengt, maakt de behoefte aan het zeker stellen van de eigen positie nog groter.9 Uit onderzoek van Sijtsema et.al. blijkt bovendien dat status als motivatie voor pestgedrag sterker wordt naarmate kinderen ouder worden (richting adolescentie).10
> Spelen vooroordelen een rol bij pesten?
Het is van belang om te beseffen dat iemand die vooroordelen heeft ten aanzien van een andere etnische groep dit niet automatisch omzet in actie. Ook heeft iemand die pest niet noodzakelijk vooroordelen over degene die hij pest. Vooroordelen vergroten wel de kans dat iemand mee zal doen bij het pesten van mensen uit een andere etnische groep, dat zij niet ingrijpen om het slachtoffer te helpen en dat zij de schuld van een conflict bij het slachtoffer leggen.11
> Invloed van toeschouwers
Zoals gezegd zijn in de meeste pestsituaties toeschouwers aanwezig. Zij zijn echter geen neutrale getuigen. Zij kunnen grote invloed hebben, zowel op de pester als op het slachtoffer. Welk gedrag je status binnen de groep kan verhogen, hangt af van de sociale norm die binnen de groep geldt. De sociale norm binnen een groep geeft aan wat wordt geaccepteerd en wat niet, aan welke eisen je moet voldoen om bij de groep te mogen horen.12 Belangrijk is, dat sociale normen meestal nergens opgeschreven zijn. Vaak zijn de groepsleden zich er niet eens bewust van. Onbewust passen
alle groepsleden zich echter aan de norm aan. Zij willen immers niet buiten de groep vallen. Hoe beter een groepslid zich aanpast aan de norm, hoe hoger zijn status.13 Een pester krijgt dus alleen een hogere status door pesten, als de norm binnen de groep is dat pesten positief of ‘cool’ is. Uit Fins onderzoek blijkt dit ook inderdaad het geval: openlijke agressie leidde tot grotere populariteit van de pester (hoge status) en gaf de pester overwicht binnen de groep.14 De sociale norm wordt echter gevormd door de groepsleden zelf. Door zowel non-verbale als verbale reacties van de groepsleden (de toeschouwers) op het gedrag van een individueel groepslid (de pester), geven zij aan wat niet geaccepteerd wordt en wat juist ‘cool’ gevonden wordt.15 Als het individu merkt dat zijn gedrag niet binnen de sociale norm van de groep past, zal hij zijn gedrag aanpassen. De toeschouwers hebben dus een belangrijke rol in het bevorderen of juist tegengaan van pestgedrag. Door mee te lachen, versterken zij de norm dat pesten wordt goedgekeurd en zelfs gewaardeerd, door afkeurend te reageren, stellen zij de norm dat pesten wordt afgekeurd.16 Op dat moment is pesten voor de pester niet meer een effectieve manier om status te verkrijgen. Hij zal daarom minder gaan pesten en een andere manier zoeken om zijn status te verhogen.17 Uit onderzoek van Salmivalli, Voeten en Poskiparta blijkt inderdaad dat in gevallen waar de toeschouwers de kant van het slachtoffer kozen, het aantal pestincidenten afnam. Als de toeschouwers positief reageerden op het gedrag van de pester, pestte deze daarna juist vaker. De reactie van de toeschouwers heeft, behalve op de pester, ook invloed op het slachtoffer. Als het slachtoffer zich gesteund voelt door de toeschouwers, heeft dit positieve gevolgen voor zijn emotionele gezondheid. Uit Scandinavisch onderzoek blijkt, dat slachtoffers die zich tijdens het pesten gesteund voelen door de omstanders, minder angstig en minder depressief zijn dan slachtoffers die zich niet gesteund voelen. Zij hebben bovendien meer zelfvertrouwen dan slachtoffers die zich niet gesteund voelen door de toeschouwers.18
> Waarom grijpen toeschouwers niet in?
Toeschouwers blijken een belangrijke factor in het tegengaan of juist versterken van pestgedrag. Toch lijken zij in de meeste gevallen geen gebruik te maken van deze invloed. In het onderzoek van Hawkins et.al. werd slechts in 19 procent van de pestincidenten door de toeschouwers ingegrepen. Voor dit niet-ingrijpen worden verschillende oorzaken genoemd.19 Uit onderzoek van O’Connell, Pepler & Craig blijkt bijvoorbeeld, dat jongeren misschien wel willen ingrijpen, maar zich vaak niet in staat voelen om dit ook te doen.20 Zij geloven niet dat zij genoeg invloed kunnen uitoefenen om het pestgedrag effectief te stoppen en weten ook niet hoe zij dit zouden moeten aanpakken. Ook denken jongeren vaak dat het niet hun zaak is om in te grijpen, omdat zij er zelf niet direct bij betrokken zijn.21 Tot slot lijken jongeren
Docentenhandleiding de ernst van de situatie niet altijd in te zien. In het onderzoek van Cappadocia et.al. gaven jongeren als reden om niet in te grijpen vaak aan dat de situatie in hun ogen niet zo ernstig was: het leek misschien gewoon een grapje.22 Dit laatste kan worden veroorzaakt door ‘pluralistic ignorance’, iedereen kijkt naar de anderen om te zien wat de juiste reactie is.23 Omdat iedereen afwacht wat de ander doet, doet uiteindelijk niemand iets. Dit wordt vervolgens door het individu vertaald als “het zal wel niet zo erg zijn”. Om pestgedrag te verminderen, is het dan ook zaak om ons te richten op het opheffen van de belemmeringen die toeschouwers ervaren om in te grijpen in pestsituaties. Uit een meta-analyse van elf op toeschouwers gerichte anti-pestprogramma’s in verschillende
05 / 05 landen, blijkt dat zulke programma’s het aantal interventies door toeschouwers in pestsituaties kan vergroten.24
> De rol van ouders en docenten
Het is niet vanzelfsprekend om als docent of ouder op de hoogte te zijn van het pestgedrag op school. Hier zijn verschillende redenen voor. Ten eerste speelt er vaak schaamte bij het slachoffer. Ook hebben leerlingen er vaak geen vertrouwen in dat autoriteitsfiguren de situatie kunnen verbeteren. Belangrijk is dus dat leerlingen het gevoel hebben dat hun klachten serieus genomen worden, dat zij zien dat de situatie inderdaad verbetert en dat zij zelf geen gevaar lopen als zij zelf handelend optreden.25
Olweus - 2Salmivalli & Pellegrini - 3Olthof et al.; Sijtsema et al. - 4Salmivalli; Schwartz et al. - 5Garandeau & Cillessen - 6Salmivalli - 7Hawkins et al. - 8LaFontana & Cillessen - 9Pellegrini - 10Sijtsema - 11Gaertner et al. - 12Brown - 13Brown - 14Caravita et al. - 15Salmivalli; Brown - 16Salmivalli - 17Kärnä et al. - 18Sainio et al. - 19Hawkins et al. - 20O’Connell et al. - 21Cappadocia et al. - 22Teräsahjo & Salmivalli - 23Juvonen & Galvan - 24Polanin et al. - 25Jeong & Lee 1
Literatuur Brown, R. (2000). Group processes: Dynamics within and between groups. Oxford: Blackwell. Cappadocia, M.C., D. Pepler,J.G. Cummings & W. Craig (2012). Individual motivations and characteristics associated with bystander intervention during bullying episodes among children and youth. Canadian Journal of School Psychology, 27, 201-216. Caravita, S., V. Pöyhönen, I. Rajala & C. Salmivalli (2011). The architecture of high status among Finnish youth. British Journal of Developmental Psychology, 29, 668-679. Garandeau, C.F., & A.H. Cillessen (2006). From indirect aggression to invisible aggression: A conceptual view on bullying and peer group manipulation. Aggression and Violent Behavior, 11, 612-625. Gaertner, S. L., J.F. Dovidio, & G. Johnson (1982). Race of victim, nonresponsive bystanders, and helping behavior. Journal of Social Psychology, 117, 69-77. Hawkins, D.L., D.J. Pepler & W.M. Craig (2001). Naturalistic Observations of Peer Interventions in Bullying. Social Development, 10, 512-527. Juvonen, J., & A. Galvan (2008). Peer influence in involuntary social groups: Lessons from research on bullying. In M. Prinstein & K. Dodge (Eds.), Peer influence
processes among youth (225-244). New York: Guilford Press. Kärnä, A., M. Voeten, E. Poskiparta & C. Salmivalli (2010). Vulnerable children in varying classroom contexts: bystanders behaviors moderate the effects of risk factors on victimization. Merril-Palmer Quarterly, 56, 261-282. LaFontana, K.M., & A.H.N. Cillessen (2010). Developmental changes in the priority of perceived status in childhood and adolescence. Social Development, 19, 130-147. O’Connell, P., D. Pepler & W. Craig (1999). Peer involvement in bullying: Insights and challenges for intervention. Journal of Adolescence, 22, 437-452. Olthof, T., F.A. Goossens, M.M. Vermande, E.A. Aleva & M. van der Meulen (2011). Bullying as strategic behavior: Relations with desired and acquired dominance in the peer group. Journal of school psychology, 49(3), 339-359. Olweus, D. (1978). Aggression in schools: Bullies and whipping boys. Washington, DC: Hemisphere. Pellegrini, A.D. (2002). Bullying, victimization, and sexual harassment during the transition to middle school. Educational Psychologist, 37. Polanin, J.R., D.L. Espelage & T.D. Pigott (2012). A Meta-Analysis of
School-Based Bullying Prevention Programs’ Effects on Bystander Intervention Behavior. School Psychology Review, 41, 47-65. Sainio, M., R. Veenstra, G. Huitsing & C. Salmivalli (2011). Victims and their defenders: A dyadic approach. International Journal of Behavioral Development, 35, 144-151. Salmivalli, C. (2010). Bullying and the peer group: A review. Aggression and violent behavior, 15, 112-120. Schwartz, D., K. Dodge, J. Hubbard, A. Cillessen, E. Lemerise & H. Bateman (1998). Social-cognitive and behavioral correlates of aggression and victimization in boys’ play groups. Journal of Abnormal child Psychology, 26, 431-440. Seokjin Jeong en Byung Hyun Lee (2013). A Multilevel Examination of Peer Victimization and Bullying Preventions in Schools, Journal of Criminology, Volume 2013. Sijtsema, J. J., R. Veenstra, S. Lindenberg & C. Salmivalli (2009). Empirical test of bullies’ status goals: Assessing direct goals, aggression, and prestige. Aggressive Behavior, 35(1), 57-67. Teräsahjo, T. & C. Salmivalli (2003). “She is not actually bullied.” The discourse of harassment in student groups. Aggressive Behavior, 29, 34-154
Colofon Ontwikkeld door: Anne Frank Stichting Productiebegeleiding: Jongerenuitgeverij Young Crowds Ontwerp en lay-out: Tom van Staveren (Graphic Island) Productie film Medienprojekt Wuppertal e.V. Magdalena von Rudy, Wuppertal Meer informatie www.annefrank.org/docenten Contact
[email protected] © Anne Frank Stichting 2014 Dit product is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van het Nationaal Comité 4 en 5 mei Met dank aan het advies van Critical Mass