ï
-'!
: :
! I
í
I
:
1
Vleermuizen op de RIN-locatie te Schaarsbergen
I
I
Aanvullend onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet
.! I
ï
M. van der Valk
-i
1 I
I I
"?
jI
PJï[:Í,ïy 3*[x: tb,"ïlfl Po
l
i"Étón
1 t
opdrachtgever: 8PF Bouwinvest
l
j j
e.mail wbb@buwa
18 okt. 2006 rapport nr. 06-186
nl
websitc:
'
b'
519849
w.buwa
nl
Status uitgave:
eindrapport
Rapport nÍ.:
06-1 86 18
Vleermuizen op de RIN-locatie te SchaarsbeÍgen
Subtitel:
Aanvullend onderzoek in het kader van de Flora- en íaunawet
Samensteller:
Drs.
Aantal pagina's inclusief bijlagen
1
-l
Project nr
:
Projectleideri
Drs M. van der Valk BPF Eouwinvest
Postbus 56045, 1040 AA Amsterdam ErieÍ onder kenmerk 97lKmd/1205 d
Referentie opdrachtgever:
d í7 mei 2OO5
Drrecteur Bureau Waardenburg bv
drs A./.M. MeijeÍ
Eureau.Waardenburg.bv is niet.aansprakelijkvoor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere ie6evens verkregen van Eureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaárt Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. @ Bureau Waardmburg bv
/
8PF Eouwinvest
rachtgever hierboven
a
akt worden d.m.v. druk, ing van de opdrachtgev ing worden gebruik voo Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is dooÍ CERTIKED gecertiÍiceerd oveÍeenkomstig BRL 9990:2001 / l5O 9001 :2001.
e-mail wbb@buwa
l l l l l
van der Valk
23
Naam en adres opdrachtgever:
l
l l l -l
M
20O6
06-137
:
Akkoord voor uitgave;
l
ok.
Datum uitgave:
ïtel:
nl
website:
m
buwa nl
Voorwoord BPF Bouwinvest is voornemens om het terrein van de voormalige RIN-locatie aan de Kemperbergeruveg te Schaarsbergen, gemeente Arnhem te herontwikkelen. De niet meer
als zodanig in gebruik zijnde kantoorpanden en een deel van de bosstrook zouden daarbij plaats maken voor appadementencomplexen. Hierbij zal rekening gehouden moeten worden met het huidige voorkomen van soorten planten en dieren die beschermd zijn krachtens de Flora- en faunawet. Uit een eerder uitgevoerde quick scan naar effecten op beschermde natuururraarden, is naar voren gekomen dat nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk was.
I
BPF Bouwinvest heeft Bureau Waardenburg opdracht verstrekt om nader onderzoek naar vleermuizen op de R|N-locatie uit te voeren. ln dit rapport wordt verslag gedaan van de bevindingen.
Aan de totstandkoming van dit rapport werkten mee: Marc van der
Vanuit
Valk
BPF Bouwinvest
projectleiding, veldwerk, rapportage werd de opdracht begeleid door de heer J. Krijnen.
Wij danken de heren C. Clas, H. Huitema (beiden Vleermuis Werkgroep Celderland) en
l 1
)
l l
l l l
l
E.
jansen (Toogdiervereniging VZZ) voor het verstrekken van aanvullende informatie.
:l l
tt..,l
-l ;
,l :l i
j
.J -'f I !
.l :l l I
I
"J I
;I i
r.?
.J
.l
lnhoud
ï I
I -
4,
lnleiding
;l
1.1
Aanleiding en doel Bij de uitvoering van de voorgenomen herontwikkeling van de voormalige RIN-locatie te
Schaarsbergen in de gemeente Arnhem zal rekening moeten worden gehouden met het huidige voorkomen van krachtens de Flora- en faunawet beschermde soorten planten en dieren. Dit is in 2006 door Bureau Waardenburg in een quick scan onderzocht en gerapporteerd (Boddeke et al., 2006).
J -t
al. (2006) concluderen dat op basis van de quick scan geen uitspraken gedaan kan worden over de effecten van de geplande ingreep op vleermuizen. Wel waren er verschillende aanwijzingen, dat het plangebied meer dan incidenteel door Boddeke et
I
I
vleermuizen wordt gebruikt.
j
Daarnaast blijkt uit gegevens van de Vleermuizen Werkgroep Gelderland, dat (in ieder geval in 2003) in de Everwijnlaan, nabij het plangebied (zie figuur 2), een kolonie van ongeveer honderd gewone dwergvleermuizen huisde (mond. med. H. Huitema, Vleermuizen Werkgroep Celderland). Deze maken gebruik van een verbindingsroute naar hun Íoerageergebieden die langs het plangebied loopt (zie dit rapport).
j l
Aangezien de ingreep belangrijke consequenties voor het gebruik door vlèèrmuizen zou kunnen hebben alle vleermuizen strikt beschermd zijn, werd aanvullend onderzoek nodig geacht, om een conflict met de Flora- en faunawet te voorkomen.
J
De voorliggende rapportage beschrijft de resultaten van dit aanvullende onderzoek. Deze rapportage geeft antwoord op de volgende vragen:
l
-
.t
I I
I
,t
Welke soorten vleermuizen zijn in het plangebied aanwezig enlof kunnen in het plangebied verwacht worden? Welke functie heeft het plangebied voor de aanwezige vleermuizen? Welke effecten op vleermuizen heeft de ingreep? Worden verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden? Zo ja , welke? Moet hiervoor ontheffing worden aangevraagd? ls nader ondeaoek nodig?
Zijn
er
mogelijkheden
voor mitigatie (vermindering) en compensatie
van
negatieve effecten op vleermuizen? t
I "t
1.2
Ligging plangebied en omschrijving ingreep
2
..1
-t I
a
!
.J
I ,l
De RIN-locatie bestaat uit een langwerpige kavel aan de Kemperbergerweg in de wijk Schaarsbergen aan de noordkant van Arnhem. Aan de zuidoostzijde wordt het gebied begrensd door de Sylvalaan, dat de scheiding vormt met het landgoed Menthenberg' waar de locatie in het verleden deel van uit maakte (zie figuur 2). ln het zuidwestelijke deel, aan de zijde van de Menthenbergeruueg staan twee grote kantoorpanden van
I
I
I
I
._t
J
enkele verdiepingen en een klein houten chalet. De panden worden omgeven door bosplantsoen, gazons, paden en trrvee betonnen vijrTsl'5. Aan de noordoostzijde ,rersmalt
de kavel zich. Hier is alleen bos aanwezig, doorsneden door een pad dat richting
de
Kemperbergerweg loopt (zie figuur 2, pagina'15).
De effecten op beschermde soorten zijn beoordeeld op basis van de voorgenomen ingreep. Uitgangspunten hiervoor ztjn (zie figuur 1): De bestaande bebouwing zal worden-gesloopt. Op en rond de vrijgekomen locatie zullen luxe gestapelde appartementen gerealiseerd worden, verdeeld over zes gebouwen, waarvan er één uit vier lagen zal bestaan en de overige vijf uit vijf lagen komen te bestaan. ln totaal zijn er 64 woningen en 108 parkeerplaatsen gepland. Vier van de zes bouweenheden liggen grotendeels op plaatsen waar momenteel kantoorpanden staan, twee komen op plaatsen die momenteel nog parkbos zijn. De vijvers zullen worden opgeschoond en blijven behouden.
-
: '!
1
I
i
._J
l
"l l l
,t
"I
l
Figuur
1.
In
ri áti ngsschets (bron
:
BP F
Bouw i nv est).
2 Materiaal en methoden 2.1
Onderzoek Bronnenonderzoek heeft plaatsgevonden om vast te stellen welke soorten vleermuizen in
de omgeving van het
plangebied voorkomen. De voornaamste bronnen ziin de
Vleermuizenatlas (Limpens et al. 1997), verslagen van tellingen van winterverblijven van de Vleermuis Werkgroep Celderland (Clas, 2005, 2006) en aanvullende gegevens van de gemeente Arnhem (database zomer 2006).
Het veldonderzoek naar het daadwerkelijk voorkomen van vleermuizen is uitgevoerd met behulp van een Pettersson D24Ox bat detector. Een aantal geluiden is opgenomen op een iRiver H300 harddisk recorder voor nacontrole op de determinatie.
1
I
,)
Het onderzoek heeft zich niet beperkt tot het plangebied, er is ook ruime aandacht besteed aan de directe omgeving daarvan. Dit werd noodzakelijk geacht, vanwege de nabijheid van een kolonie en verbindingsroute van gewone dwergvleermuizen. Aanvullende informatie werd verkregen van bewoners van de RIN-locatie.
I
I
Op de volgende data in 2006 werden veldbezoeken afgelegd. De twaalf
bezoeken
werden afgelegd in de ochtend- of avondschermering met het aansluitende deel van de I
I
I
nacht.
Datum
Td
Opmerkingen
26 maart
20.20 - 21,20
Oriënterend bezoek rond plangebied; eerste warme avond in maart
21 aoril 24 aoril
5.00 - 5.15 20.45 - 21.15
Cericht oo vliegroute Cericht op vliegroute
J
; _-t
J
I
..J
i
)5 aoill
20,50
26 mei
3.30
5 iuni
21.50
8 iuni 29 iuni
21.50 -23,OO 22.00 -22.50
18 iuli 5 augustus 5 seotember
21,45
6 seotember
4.45
-
-22.00 5.30
-
-
22.35
Eerste warme avond sinds eniee tiid
22.45
21 15
-22.45
20.35
-2210
Zeer zwoele avond en nacht
6.40
Zeer zwoele nacht en ochtend
-
Er is geen onderzoek verricht in de gebouwen, en ook niet in de periode waarin I
vleermuizen winterslaap houden.
^)
) { ,a
Cezien het relatief grote aantal bezoeken in de zomerperiode, kan worden gesteld dat de waarnemingen een goed beeld geven van het gebruik van het plangebied door vleermuizen.
I
í I
3 Resultaten 3.1 3.1.1
Resultaten bronnenonderzoek Voorkomendesoorten
De omgeving van Schaarsbergen (een straal van tien km), aan de zuidrand van het Veluwemassief, is rijk aan vleermuizen, zowel in de zomer als in de winter. ln de omgeving liggen grote boscomplexen met talrijke oude bomen, goede foerageergebieden, belangrijlce ovenarinteringslocaties en bebouwing in alle soorten en
! I
maten, die 's zomers en 's winters ruimte aan vleermuizen biedt. ln de onderstaande tabel is aangegeven welke soorten vleermuizen in de omgeving kunnen worden aangetroffen en of zij in gebouwen of bomen verblijven (Limpens et ai. 1
997, Clas 2OO5, 2006, database gemeente Arn hem).
Soort
Zomer
Winter
Baardvleermuis
Bomen oí
Cebouwen
Oomerkinsen
sebouwen
Franiestaart
Bomen
Cebouwen Cebouwen Cebouwen
Bechstein's vleermuis
Bomen
Cebouwen
Watervleermuis
Bomen
Illeen ll,ee';rnrus-
Gpjror:we-n
De laatste jaren is
1
overuvinterend exemplaar
in Doorwerth waarsenomen Vale vleermuis
Cebouwen
Cebouwen
Het laatste exemplaar op de Veluwe is na de winter 2OO3/2004 niet meer gezren
Laatvlieeer
Cebouwen
Rosse vleermuis
Bomen
Cebouwen
Bomen,
soms
eebouwen Cewone
Cebouwen
Cebouwen
dwersvleermuis Ruige dwergvleermuis
Bomen
Bomen,
Bomen,
Cebouwen, soms
gebouwen
bomen
sebouwen Cewone srootoorvleermuis 3.1.2
ln najaar vindt massale doortrek en balts plaats
Verblijfplaatsen
I
Vleermuizen mal<en in de loop van het jaar gebruik van een netwerl< aan verblijfplaatsen De volgende typen verblijven kunnen worden onderscheiden. Al deze verblijfplaatsen
I
zijn krachtens de Flora- en faunawet jaarrond beschermd als "vaste rustverblijfplaats".
en
7
i(raamkolonieplaatsen. ln deze 'rerblij,ren brengen de vrou'.^.,tjes Ce jcngen ter wereld en zogen die. Doorgaans is in een kolonieplaats slechts een beperkt aantal mannetjes aanwezig. De kraamkolonieplaatsen zijn in gebruik van mei tot en met juli.
Zomerdagverblijven. Verblijven waarin individuele
of
groepjes mannetjes
verblijven en/of de vrouwtjes en jongen voor en na de kraamperiode. zwermverbhjven. ln de nazomer en herfst wordt bij sommige verblíjven uitgebreid "gezwermd". Dit zwermen heeft vermoedelijk een belangrijke functie bij de balts en als voorbereiding op de overwintering. Overigens wordt ook in het voorjaar bij de kraamkolonieplaatsen gezwermd. Yaak zijn beJangrijke zwermverblijven ook overwinte
rin
gsplaatsen.
Paarverblijven.
ln de nazomer
bezetten
de
mannetjes
van veel
soorten
vleermuizen kleine verblijven, waarheen zij êén of meer vrouwtjes lokken, om daarmee te paren. Winterverblijven. Vleermuizen houden winterrust in holle bomen, grotten, mijnen,
bunkers
en woonhuizen en
utiliteitsgebouwen,
in
spouwen, onder
dal<en,
opzoiders of in de kelders.
Veel verblijfplaatsen kunnen verschillende functies verenigen. Een kantoorgebouw bijvoorbeeld, dat ruimte biedt aan groepjes mannetjes, kan ook aan verschillende mannetjes ruimte voor paarverblijven bieden en geschikt zijn voor overwintering. Vleermuizen verhuizen veelvuldig tussen verschillende verblijven. Dat geldt ook voor winterverblijven, d.w.z. dat vleermuizen gedurende de winter regelmatig actief worden en (kunnen) verhuizen. Ook kraamkolonies, d.w.z. groepen vrouwtjes met hun al dan niet vliegvlugge jongen, kunnen verhuizen. Ze maken dan gedurende een kraamseizoen gebruik van verschillende holle bomen of geschikte gebouwen. Vleermuizen zijn nieuwsgierig, onderzoekend en vindingrijk ín de omgang met (nieuwe)
ruímten. Tegelijk zijn zij ook traditioneel en hardnekkig in het gebruik van geschikte ruimten. Dat betekent dat (op het oog) geschikte ruimten soms pas na jaren in gebruik worden genomen. Vleermuizen kunnen evenzeer traditioneel zijn in het gebruikmaken van verbindingsroutes tussen dagverblijven en Íoerageergebieden.
3.1.3
lnformatie van bewoners
Tijdens gesprekken met de tijdelijke bewoners van de kantoorgebouwen bleek dat zij
regelmatig vleermuizen waarnemen.
Zo zouden zij in juni "tientallen"
vleermuizen
hebben zien uitvliegen of rondzwermen aan de noordzijde van het oostelijke gebouw. Bovendien gaven zij aan regelmatig een vleermuis in het gebouw te zien. Eénmaal zou er zelfs sprake zijn geweestvan een vleermuis die op iemands bed was geland.
12
.I I
3.2 Resultaten
per veldbezoek
Voor de volledigheid worden de resultaten hieronder eerst per veldbezoek kórl gepresenteerd. ln de volgende paragraaf worden de waarnemingen samengevat. 1
26 maarL2006 ïussen de woonhuizen van enkele straten in de directe nabijheid van het plangebied werden tenminste twaalf gewone dwergvleermuizen gehoord. Een vliegroute van gewone drr,rergvleermuizen werd gevonden op de Sylvalaan, die de zuidgrens van het plangebied vormt. De Sylvalaan is op dit gedeelte een onverhard, onverlicht pad. Aan de ene zijde staat de opgaande begroeiing van de RIN-locatie, aan de andere zijde hoge I 1
bomen aan de rand van het landgoed Menthenberg. Sylvalaan werden ook "droge" geluiden gehoord
Op de
van een niet op naam gebrachte vleermuis soort, vermoedelijke een Myotissoort of ene gewone grootoorvleermuis.
"1
21 april2006
ln de nanacht en ochtendschemering werden ca. vijf gewone
dwergvleermuizen
foeragerend in het plangebied aangetroffen. Minimaal twee gewone dwergvleermuizen foerageerden bij lantaarnpalen aan de Kemperbergerweg.
ri
24 april2006
Tussen 20.55 en 21 .15 uur werd gepost op de hoek van de Sylvalaan en de Menthenbergerweg. Dit is het punt waar de gewone dwergvleermuizen vanuit de woonwijk het donkere pad van de Sylvalaan, tussen de RIN-locatie en landgoed Menthenberg, invliegen. Ondanks een falende bat detector (lege batterij) werden zestien langsvliegende gewone dwergvleermuizen waargenomen, Na 21.15 uur werden nog enkele foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen in de woonwijk, o.a. op
tJ
/
de Everwijnlaan. 25 april2006 Op deze avond is opnieuw getracht de kolonieplaats van de gewone dwergvleermuizen te lokaliseren, door de vliegroute terug te volgen. Hierbij zijn in de straten Poggendalen Everurijnlaan de eerste gewone dwergvleermuizen gehoord. Tussen ca.20.55 en 21 .10 uur werden veertig gewone dwergvleermuizen waargenomen
a
die de Sylvalaan invlogen. Daarna werd nog een enkele gewone dwergvleermuis waargenomen, waarvan sommige eerder leken te foerageren dan langs te trekken. Op de Kemperbergerweg, ruwweg ter hoogte van de entree van de RIN-locatie werden
a
tot vier foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Ook meer zuidelijk (stadwaarts vanaf de RIN-locatie) werden verschillende foeragerende gewone dwergvleermuizen gehoord. Hier werden ook veel sociale roepen van gewone
i
I ! a
twee
dwergvleermuizen gehoord.
Op de hoek Sylvalaan/Menthenbergerweg werd eén hoog overvliegende rosse vleermuis en één overvliegende laatvlieger gehoord. Langs de Kemperbergerweg, langs landgoed Menthen berg, werden nog drie foe ragerende laatvliegers waargeno men.
i a
13
l-
D
ln het bos ten oosten van de Kemperbergerweg, ca. 1 km van het plangebied werd de baltsroep van de gewone grootoorvleermuis gehoord.
I
I
.ia t-
I
sl
26 mei2006 ln de woonwijk werden tussen 3.30 uur en 3.45 uur geen vleermuizen waargenomen. Om 3.50 uur werd de eerste foeragerende gewone dwergvleermuis in het plangebied waargenomen. Tot ca. 4.30 uur werden in het plangebied ca. vier foeragerende gewone dwergvleerm uizen gehoord.
Tussen 4.45 uur en 4.55 uur werden zwermende gewone dwergvleermuizen gehoord I
t
rl
aan de achterzijde van Everwijnlaan verblijfplaats,
I
..í
m
4. Dit duidde op de aanwezigheid van een
ogelijk een kraamkolonieplaats.
Vanaf 5.00 uur werden er bij de gebouwen op de R|N-locatie, met name aan de oostkant van het meest oostelijke gebouw gewone dwergvleermuizen waargenomen, die daar zwermgedrag vertoonden en door de spouwvoegen naar binnen gingen. ln totaal werden er minimaal acht invliegende gewone dwergvleermuizen gezien.
tl
.,.
5
r1 r'r
Op deze eerste warme avond sinds enige tijd werden de uitvliegers aan de zuidzijde van het meest oostelijk gebouw geteld. Onmiddellijk na aanvang van de telling om 21.5O uur vloog de eerste van in totaal twaalf gewone dwergvleermuizen uit. Een enkel dier zwermde rond het gebouw, of kwam langs gevlogen. Ook werd een over vliegende rosse vleermuis en een langsvliegende laatvlieger
.a
waargenomen.
juni2006
8 juni 2006
Op deze avond werd opnieuw gepoogd de uitvliegers te tellen. Om 21.49 uur (d.w.z. acht minuten voor de zonsondergang in De Bil0, werd de eerste gewone dwergvleermuis waargenomen in de Everwijnlaan. Er werden echter geen gewone
sl
dwergvleermuizen waargenomen, 'i,aaryan duidelijk was dat zij uit de kantoorgebouwen in het plangebied kwamen. Wel kwam een enkel dier langs gevlogen. Volgens één van de bewoners zouden er enkele dagen oí weken tevoren op een mooie avond enkele tientallen vleermuizen zijn uitgevlogen.
rl
i.
Op geen enkele avond nadien zijn uitvliegende
vleermuizen
op de
RIN-locatie
vastgesteld.
29 juni2006
Cedurende het uur direct volgend op zonsondergang werden geen uitvliegende of zwermende vleermuizen op de RIN-locatie gevonden. Een kort bezoekje aan de woonwijk (Everwijnlaan en Sylvalaan) leverde meteen elf gewone dwergvleermuizen op. Vanaf ca. drie kwartier na zonsondergang werden enkele langsvliegende gewone
-a
dwergvleermuizen en één laatvlieger waargenomen. a
I
-t a
Na besluit van het bezoek aan de R|N-locatie werd de Evenruijnlaan en omgeving nogmaals onder de loep genomen. Aan de achterzijde van enkele huizen aan de even zijde van de Everwijnlaan werden enkele (3-8) zwermende gewone dwergvleermuizen en twee zwermende laatvliegers waargenomen.
Er
werden enkele (2-3) overvliegende rosse vleermuizen waargenomen.
18
juli 2006
la It
Í
ra !
J,
Opnieuw werd gepost bij de hoek Sylvalaan-Menthenberglaan in een poging
de
1
kraamkolonieplaats van de gewone dwergvleermuzien op te sporen en het aantal dieren te tellen dat van de vliegroute gebruik maakte. De kraamkolonieplaats werd als snel gevonden in de Sylvalaan, nabij de hoek met de Menthenberglaan. Tussen 21 .52 uur en 22.30 uur werden in totaal 106 gewone dwergvleermuizen
t
waargenomen, waarvan verreweg het grootste deel de vliegroute langs de Sylvalaan naar het oosten nam. Een enkel dier leek in noordelijke richting (naar Warnsborn?) te
I
vliegen.
EI
ïevens werden enkele (2-3) overvliegende rosse vleermuizen gehoord. T
.,4 tÍ
"'l F,f
rí y1
1'1
11
1
5 augustus 2006
Vanaf 21.15 werd gepoogd uitvliegende vleermuizen uit de kantoorpanden waar te nemen. Vrijwel meteen vloog er een gewone dwergvleermuis langs, waarvan werd vermoed, maar niet gezien, dat die uit het pand kwam. Daarna werden nog zes exemplaren gezien, die uit- of langsvlogen of langs het gebouw foerageerden. ln geen van deze gevallen kon met zekerheid worden vastgesteld dat die uit het gebouw kwamen. De indruk was dat dat niet het geval was. ln de bosstrook werden geen gewone dwergvleermuizen waargenomen, Een rondje door de wijk leverde slechts één gewone dwergvleermuis op, achter de Everwijnlaan. Vroeg in de avond werd een rosse vleermuis gehoord die overvloog Verrassend was de waarneming, zowel visueel als met de bat detector, van een gewone grootoorvleermuis, op hoofdhoogte, aan de oostzijde van het gebouw. Op de hoek van de Menthenbergerweg en Sylvalaan werd een geluid gehoord dat niet met zekerheid kon worden gedetermineerd (en niet is opgenomen). Mogelijk was dit een gewone grootoorvleermuis of een Myotis-soort. Ten slotte werd in de bosstrook een droog geluid.waargenomen, dat aan een niet nader gedetermineerde Myotis-soort werd toegeschreven, mogelijk een baardvleermuis.
ta
f.
a. ja
5 september 2006
Vanaf de kraamkolonieplaats aan de Sylvalaan werden ruim tien uitvliegende gewone dwergvleermuizen gezien, die het Sylvalaantje in vlogen. Een rosse vleermuis en een laatvlieger vlogen over. Rond de R|N-gebouwen was weinig activiteit van gewone dwergvleermuizen. Twee of drie exemplaren foerageerden daar. Een enkele keer werd een sociale roep gehoord. ln de wijk werden bij veel opvallend veel lantaarnpalen foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen. Ook langs de Kemperbergerweg foerageerde enkele gewone dwergvleermuizen. Aan de westzijde van het westelijk gebouw werd onveruyacht een langsvliegende baardvleermuis gehoord
,a tí 15
f<
I a
! 1
t a
I
6 september 2006
I
Aan het eind van dezelfde nacht werd een laatste poging ondernomen om invliegende vleermuizen waar te nemen. Vanaí 4.45 uur tot 5.30 uur werd slechts een enkele foeragerende gewone dwergvleermuis waargenomen, op de hoek van de Sylvalaan en de Menthenbergerweg, aan zuid- en de noodzijde van de RIN-gebouwen, boven de vijvers (de enige maal dat hier een vleermuis werd waargenomen), vliegend boven de oprijlaan, langs de lantaarnpalen van de Kemperbergerweg. Rond de RIN-gebouwen werd een enkele keer een sociale roep gehoord. Een korte check bij de Everwijnlaan
(
I
leverde één gewone dwergvleermuis op die geen echolocatie leek wel volop de baltsroep liet horen.
I I
te
gebruiken
,
maar
Een rosse vleermuis vloog over.
Í
Vanaf 6.00 uur werden één, later twee gewone grootoren of korte afstand waargenomen rond de Amerikaanse eik aan de oostzijde van het gebouw, op de oprijlaan en bij het hoogspanningsgebouwtje. Uiteindelijk werden bij dit gebouwtje
I
minimaal drie zwermende grootoorvleermuizen op zeer korte afstand waargenomen. Zij landden ook oplaan het gebouwtje. Helaas kon niet met zekerheid worden vastgesteld dat zij er ook naar binnen gingen.
I
De waarnemingen kunnen als volgt worden samengevat (ziefiguur2).
I
I
2 '1.^
I I
.4
t
l I
-í r|
I t
z'ê
I
'a-
4
:í Cr'ironc dr.crgrhcrru s J lcronc grmlwrLtnu's ,..í t rt lr!.Í <> vl,cBrouh' É1,Í,onê dr!(Ír!lemurs
rl a r10c0
i\ ïf
I
í
I
Figuur2.
fl
Belangriikste plaatsen
waar
vleermuiswaarnemingen
gedaan (in- en uitvliegende dieren, zwermgedrag)
I
I |l a
16
Prol
a
{
3.3
Discussie per soort
a
Baardvleermuisl
( I I í
Twee maal werd een ongedetermineerde Myotis soort waargenomen, mogelijk een baardvleermuis. Tijdens het laatste avondbezoek werd een langsvliegende myoot waargenomen, die als baardvleermuis is gedetermineerd' ln een halfopen omgeving kunnen watervleermuis en franjesïaarl zeer vergelijkbare geluiden maken, zodat de determinatie niet 'l 00% zeker is' Het plangebied heeft hooguit een zeer beperkte betekenis als foerageergebied voor deze soort(en). Rosse vleermuis
Bij vrijwel ieder bezoek werden één oÍ enkele overvliegende rosse vleermuizen waargenomen. De rosse vleermuis komt relatieÍ veel voor in de omgeving van Schaarsbergen, o.a. in de parken Sonsbeek en Zijpendaal, in Mariëndaal en in Warnsborn. Het plangebied heeft geen betekenis voor de soort. Laatvlieger
Bij vrijwel ieder bezoek werden êên oÍ enkele laatvliegers waargenomen. ln
het
plangebied werden ze aÍleen langs- of overvliegend gehoord. Jagend werden ze langs de Kemperbergerweg en achter de Everwijnlaan waargenomen. Op die laatse plaats werd ool< eenmaal zwermgedrag vastgêsteld. De laatvlieger komt relatief veel voor in de omgeving van Schaarsbergen. Het plangebied heeft geen betekenis voor de soott. Cewone dwergvleermuis ln Schaarsbergen zit een sociale groep gewone dwergvleermuizen. Ten minste een deel van het jaar wordt een woning aan de Sylvalaan als kraamkolonieplaats gebruikt. De gewone dwergvleermuizen gebruiken de Sylvalaan, grenzend aan het plangebied als
I
I I
í
-i t
voornaamste vliegro ute naar h u n foerageergebieden' ln de voorzomer werd vastgesteld dat een klein aantal gewone dwergvleermuizen in het oostelijkste kantoorgebouw verbleven. Na 5 juni is van geen enkele dier met zekerheid vastgesteld dat die het gebouw in- of uitvloog, Vermoed wordt dat het gebouw geen functie heeft als kraamkolonieplaats, maar wel
door mannetjes als zomerdagverblijf wordt gebruikt. Het lijkt waarschijnlijk dat
de
gebouwen (althans het oostelijke gebouw) ook als winterverbljf worden gebruikt. ln het plangebied is de sociale of baltsroep zelden gehoord. De gebouwen hebben geen belangrijke rol als concentratieplaats van paarverblijven. Het is echter niet uit te sluiten dat een enkele mannetje in het plangebied een territorium en/of paarverblijf heeft.
Als foerageergebied heeft het plangebied zeer beperkte betekenis. Vrijwel
steeds
foerageerde er een gewone dwergvleermuis aan de zuidzijde van de gebouwen, soms één in de bosstrook of aan de noord- of westzijde van het gebouw.
,
,,Baardvleermuis" is de verzamelnaam voor twee in het veld niet of nauwelijks te onderscheiden r""'t.r' á. É.*one baardvleermuis en de Brandt's vleermuis. Uit onderzoek blijkt (in Nederland, buiten Limbirg) het overgrote deel (meer dan 9O%) gewone baardvleermuizen le ziin'
tl
!
Cewone grootoorvleermuis Cewone grootoorvleermuizen zijn als overurrinteraar een algemene soort in de bunkers en kelders in de omgeving van Arnhem, zo blijkt uit telgegevens van de VleCel (REFS). Over de zomerverblijven is minder bekend, aangezien de soort doorgaans veel zachtere geluiden ("fluistersonar") maakt dan de meeste andere soorten. Eigenlijk is de soort alleen opvallend gedurende de voorjaarsbalts (half maart eind april) en tijdens het zwermen bij verblijfplaatsen.
a
I a
-
De soort is in klein aantal zwermend aangetroffen bij het transformatorhuisje in het plangebied. Dit huisje wordi waarschijnlijk als dagverblijf gebruikt (althans in de nazomer), al is niet duidelijk hoe de dieren in het huisje komen. Aangezien de transformatoren voortdurend warmte afgeven, blijft het huisje mogelijk het grootste deel van de winter vorstvrij. Het is daarom mogelijk geschikt als winterverblijf voor gewone grootoor- en andere vleermuissoorten. Aangenomen moet worden dat het huisje tenminste een deel van het najaar en de winter door enkele grootoorvleermuizen wordt gebruikt.
Vanuit het oogpunt van veiligheid voor de dieren zelf en de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening, is het eigenlijk ongewenst dat het huisje door vleermuizen wordt gebruikt. Overleg met NUON hierover lijkt aan te bevelen. {.
Overige soorten vleermuizen Wateruleermuis, meervleermuis en franjestaart (soorten die veelvuldig in winterverblijven in de omgeving worden waargenomen) ziin niet (met zekerheid) waargenomen. Het
t' I
plangebied heeft voor deze soorten in de zomer geen betekènis. Mogelijk wordt wel gebruik gemaakt van het transformatorhuisje. ln het plangebied zijn ook geen ruige dwergvleermuizen, die met name in het zomer
I
halfjaar algemeen zijn
in de omgeving,
waargenomen. Het plangebied heeft geen
betekenis voor de ruige dwergvleermuis.
Dat geldt ook voor de veel zeldzamere soorten als Bechstein's vleermuis, vale vleermuis en bosvleermuis.
il I
I
I a
,l .l |l
I
,'1 18
r.t
fr
:'
4
1l t el
Effectbeoordeling
4.1 Effecten per soort 4.1.1
Cewonedwerryleermuis
El
Sloop van het oostelijke (en mogelijk ook het westelijke) gebouw leidt tot vernietiging van een zomerverblijf van de gewone dwergvleermuis. Waarschijnlijk is dit ook een winterverblijf, dat dus ook verloren gaat. Dit is een overtreding van artikel 12 van de Flora- en faunawet. Hiervoor is ontheffing op grond van artikel 75 Ffwet nodig. lndien het pand in de periode half augustus - half oktober wordt gestript en voorzichtig
E l.
van het dak wordt ontdaan, is te voorkomen dat overuvinterende vleermuizen enlof kraamkolonies onbedoeld slachtoffer worden van de sloop. Aangezien het plangebied onbelangrijk is als paar- en baltsgebied, is het geen bezwaar om in deze periode, de
í'
Ê
baltsperiode, te sloPen'
ln het onderzoek is van slechts een beperkt aantal dieren vastgesteld dat zij (in het
Ël
voorjaar) van de gebouwen gebruik maken. Opmerkingen van de bewoners duiden er echter op dat het mogelijk ook om grotere aantallen kan gaan. Dit impliceert dat het gebouw een belangrijke functie heeft in het netwerk van verblijven van de lokale groep. Het is echter niet het enige gebouw dat zij gebruiken en zelÍs niet het belangrijkste
gt
zomerverblijf. Voor het zeker stellen van de gunstige staat van instandhouding van dê lokale groep de nieuwbouw gewone dwergvleermuizen achten wij het noodzakelijk om
E
in
vleermuisvoorzieningen op te nemen. Deze zouden als zomer- en als winterverblijven geschikt moeten zijn en ruimte moeten bieden aan enkele tientallen dieren. Daarnaast fungeert de Sylvalaan langs het plangebied als essentiële verbindingsroute voor de lokale groep gewone dwergvleermuizen. Vrijwel de hele kraamkolonie (vrouwtjes en jongen) maakt hieruan een groot deel (mogelijk het hele zomer halÍjaar)
tí
gebruik van. Vernietiging van deze vliegroute zou het functioneren van de kraamkolonieplaats bedriegen, Ook dat zou een overtreding van artikel 9 Ffwet
.l
'f
betekenen, waarvoorontheffing is vereist. Zowel de kap van bomen als het plaatsen van verlichting als het bouwen van appadementen, waarin lichten worden ontstoken, langs de Sylvalaan kan het functioneren van de vliegroute in gevaar brengen Cewone dwergvleermuizen vliegen op hun verbindingsroutes vrijwel altijd langs bomen rijen en
ït
door lanen en zrln op vliegroute (sterk) lichtschuw. ln 5 5.2 worden aanbevelingen gedaan om deze effecten te voorkomen of te beperken. Het plangebied heeft een zeer beperkte betekenis als foerageergebied en als baltsgebied. De herinrichting zal hierop slechts in beperkte mate invloed hebben. Er worden geen verbodsbepalingen oveftreden ten aanzien van dit aspect van het terreingebruik.
-i
,l I
sí I a
rl
4.1.2
Cewone grootoorvleermuis
grootoorvleermuizen in de nazomer van het transformatorhuisje gebruik maken. Mogelijk is het huisje ook een deel van de winter en het voorjaar in gebruik. Het dient dan ook als vaste rust- en verblijfplaats te worden aangemerkt. Mogelijk is dit gebruik vanuit de veiligheid van de dieren en de zekerheid Vastgesteld
is dat enkele gewone
19
van de ele!
lí
Uitvoering van de plannen leidt tot vernietiging van deze verblijfplaats en dus tot overtreding van artikel 9 Ffwet, waarvoor een ontheffing nodig is. Of dit ook het geval is indien beoogd wordt mogelijke storingen van de elektriciteitsvoorziening, zal met het bevoegd gezag moeten worden overlegd. lndien het huisje tussen half april en half augustus wordt gesloopt of gestript, wordt
tí
Íí
voorkomen dat rustende of winterslapende grootoren onbedoeld worden gestoord. honderden) gewone Op de Zuid-Veluwe worden jaarlijks vele (tientallen
tot
ll
grootoorvleermuizen in winterverblijven aangetroffen, onder andere in bunkers op Klein Heidekamp en kelders op landgoed Warnsborn. Aangenomen mag worden dat deze dieren tot dezelfde populatie behoren. Het verlies van de verblijfplaats op de RIN-locatie heeft ons inziens dan ook geen gevolgen voor de gunstige staat van instandhouding van
tl
de lokale populatie.
Omdat veel vleermuizen traditioneel zijn in het gebruik van verblijfplaatsen, achten wij het wel wenselijl< om een alternatief winterverblijÍ in de bosstrook te creëren.
tt 4.'l
.3
Overige soorten De ingreep heeft naar verwachting geen effect op (individuen van) deze soorten, omdat het plangebied voor deze soorten geen of slechts een minimale betekenis heeft.
I
I
I I
I
I
I
\
.a 20
\
5 Conclusies, mitigatie en compensatie 5.1
Conclusies
t
Het plangebied bevat een vaste rust- en verblijfplaats van gewone dwergvleermuizen in het oostelijke kantoorgebouw. Dit gebouw doet mogelijk ook dienst als winterverblijf. Sloop van het gebouw leidt tot vernietiging van de verblijfplaats. Hiervoor is ontheffing nodig. Mitigatie in de vorm van sloop in de minst kwetsbare periode van vleermuizen is
Í
mogelijk. Compensatie wordt nodig geacht om de gunstige staat van instandhouding te garanderen. Langs het plangebied loopt een essentiële verbindingsroute van de kraamkolonie van de
lokale groep gewone dwergvleermuizen. Deze wordt mogelijk in gevaar gebracht door kap van bomen in combinatie met de verlichting van de toekomstige nieuwbouw. Hiervoor zou ontheffing nodig zijn. Mogelijk kan een uitgekiende inrichting het negatieve effect grotendeels of geheel voorkomen.
Het transformatorhuisje is in gebruik als vaste rust- en verblijfplaats van gewone grootoorvleermuizen in een deel van de zomer, mogelijk ook als winterverblijf. Dit gebruik is mogelijk ongewenst, uit het oogpunt van veiligheid. Sloop van het huisje leidt tot vernietiging van deze verblijfplaats. Hiervoor is ontheffing nodig. Compensatie wordt wenselijk geacht. Mogelijk is het wenselijk de toegang voor de vleermuizen af te sluiten
(maar niet tijdens de winterslaap). Aanbevolen wordt met NUON en met Dienst Regelingen te overleggen over gepaste maatregelen en eventuele verplichtingen m.b.t. ontheff ingsverlen
in
g.
Als foerageergebied heeft het plangebied een zeer beperkte betekenis voor vleermuizen.
De ingreep heeft geen noemenswaardig effect op de foerageermogelijkheden van lokale vleermuizen.
Het plangebied heeÍt geen of een marginale betekenis voor andere soorten vleermuizen.
5.2
Mitigatie Sloop van gebouwen met vleermuizen kan het beste plaatsvinden buiten de perioden waarin de vleermuizen het meest kwetsbaar zijn, namelijk als de vrouwtjes hoogzwanger zijn, als de jongen nog niet voldoende zelfstandig zijn en als ze in winterrust zijn. De resterende perioden zijn eind maart tot eind april en half augustus tot begin oktober. ln plaats van de gebouwen in deze perioden volledig te slopen kunnen ze ook worden gestript of anderszins voor vleermuizen ongeschikt gemaakt (dak eraf, grote gaten in de muren).
Door de twee meest zuidelijk gelegen gebouwen (zie figuur 1) niet direct aan de Sylvalaan te plaatsen, maar een rij bomen tussen het gebouw en de verbindingsroute te
21
handhaven, l
5.3
Compensatie
Omdat het niet goed
te
zeggen hoe groot
de
betekenis
van het
oostelijke
kantoorgebouw precies is, met name als winterverblijf voor gewone dwergvleermuizen,
wordt aanbevolen in de nieuwbouw adequate compensatie op te nemen. De gunstige staat van instandhouding van de lokale groep is dan gewaarborgd. De vleermuisvoorzieningen zouden zowel als zomer- als als winterverblijf geschikt
moeten ziln en vele tientallen vleermuizen kunnen herbergen. Een mogelijkheid is speciale vleermuiskamers in de spouwmuren te maken, zoals woningbouwstichting Vivare in Oosterbeek heeft gedaan. De gevel bij de trappenhuizen zijn daarvoor zeer geschikte plaatsen. Een andere mogelijkheid is het plaatsen van een "derde muur" op één of meer delen van
de nieuwbouw. ln wezen wordt er dan over de hele breedte van een gevel een spouwmuur speciaal voor vleermuizen gemaal
Ook rs het belangrijk dat er bomen zijn in de onmiddeliijke nabijheid van de uitvliegopening, maar dat is op deze locatie geen probleem. Alle appartementencomplexen liggen tussen de bomen. Aanbevolen wordt om op het terrein een keldertje of waterleidingput aan te leggen van
enkele vierkante meters, die dienst kan doen als winterverblijf voor gewone grootoorvleermuizen. Ook andere sooden als baardvleermuis en watervleermuis kunnen ln Celderland is op verschillende plaatsen succesvol ervaring opgedaan met dergelijke verblijven. Ze kunnen ook functioneel gebruikt worden voor de drinkwater- of elektriciteitsvooziening. Binnen de bosstrook zou daarvoor mogelijk nog
daarvan profiteren.
ruimte zijn. Een alternatief zou zijn
vleermuizen
te
in een van de kelders van de nieuwbouw een ruimte voor maken. Daarbij moet worden opgemerkt dat gewone
grootoorvleermuizen, net als baard- en watervleermuizen, voor hun winterverblijven de voorkeur geven aan zeer vochtige ruimten, met een stabiele temperatuur net boven het vriespunt. Dat is wellicht eenvoudiger te realiseren in een aparte kelder dan in een deel van een woongebouw. Dergelijke ruimten zijn in het algemeen niet geschikt voor gewone dwergvleermuizen. Die prefereren drogere ruimten, met een minder stabiele temperatuur.
22
6
Literatuur Boddeke, P.H,N,, D, Emond & M. van der Valk, 2006. Beoordeling beschermde soorten RIN-locatie Schaarsbergen, Arnhem. Quick scan in het kader van de Flora- en faunawet, Rapportnr. 06-057 Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Clas, C.H., 2005. Tellingen vleermuizen in winterkwartieren in Celderland:2004/2005. Vleermuiswerkgroep Gelderland, Arnhem. Glas, G.H., 2006. Tellingen vleermuizen in winterkwartieren in Gelderland:2005/2006. Vleermu iswerkgroep Gelderland, Arnhem.
Kapteyn, K., 1995. Vleermuizeà in het landschap. Over hun ecologie, verspreiding. Schuyt & Co Uitgevers en lmporteurs bv, Haarlem
g{raq
gn
/ Provincie
Noord-Holland, Haarlem. Limpens, H., K. Mosterd & W Bongers, 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naarverspreiding en ecologie. Uitgeverij KNNV Utrecht.
'
l:l
,I I
I
;
I
1
-,,t I
i I
'rl I
.,1
'i
,l
;l
'l 23