Aanvullend natuurwaardenonderzoek op het terrein van ‘de Stadswerven’ te Dordrecht in het kader van de Flora- en faunawet
Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Noorderelsweg 4A, 3329 KH Dordrecht
Aanvullend natuurwaardenonderzoek op het terrein van ‘de Stadswerven’ te Dordrecht in het kader van de Flora- en faunawet
Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Noorderelsweg 4A, 3329 KH Dordrecht
Aanvullend natuurwaardenonderzoek op het terrein van ‘de Stadswerven’ te Dordrecht in het kader van de Flora- en faunawet.
Opdrachtgever:
Gemeente Dordrecht
Uitvoering:
Natuur-Wetenschappelijk Centrum
Veldwerk:
Hans Bruning, Rob Haan, Koen Woerdenbag
Samenstelling:
Esmeralda van der Keur
Foto:
Ronald van Jeveren
Aanvullend onderzoek op het terrein van “de Stadswerven’ te Dordrecht in het kader van de Flora- en faunawet. [Samenst.: van der Keur, E.] [Foto: Jeveren, R. van], Met lit. opg., Dordrecht: Strix/NWC.
Trefw.: Stadwerven, natuurwaarden, Dordrecht
W 548 p10-106
Dordrecht, december 2010
Foto voorzijde: Bever, door R. van Jeveren
Inhoud
1
Inleiding
5
2
Gebiedsbeschrijving
7
3
Resultaten voorgaand onderzoek 3.1 Vleermuizen 3.2 Grondgebonden zoogdieren 3.3 (Broed)vogels en vogels met een vaste verblijfplaats 3.4 Amfibieën 3.5 Vissen 3.6 Ongewervelden 3.7 Vaatplanten
9 9 9 9 10 10 10 11
4
Methode onderzoek 2010 4.1 Vleermuizen 4.2 Grondgebonden zoogdieren 4.3 (Broed)vogels en vogels met een vaste verblijfplaats 4.4 Vaatplanten
13 13 13 13 13
5
Resultaten onderzoek 2010 5.1 Vleermuizen 5.2 Grondgebonden zoogdieren 5.3 (Broed)vogels en vogels met een vaste verblijfplaats 5.4 Vaatplanten
15 15 15 15 16
6
Effecten, verplichtingen en aanbevelingen 6.1 Vleermuizen 6.2 Grondgebonden zoogdieren 6.3 Vogels met een vaste verblijfplaats 6.4 Vaatplanten 6.5 Overige soorten
17 17 17 17 18 19
Referenties Bijlage 1: Tabellen soorten Flora- en faunawet Bijlage 2: Vogels, ruimtelijke ingrepen en de Flora- en faunawet Bijlage 3: Bijzondere waarnemingen
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
1.
Inleiding
Het Ingenieursbureau Drechtsteden is al enige tijd bezig met plannen voor de ontwikkeling van de Stadswerven te Dordrecht. Het Natuur-Wetenschappelijk Centrum (NWC) heeft door de jaren heen geadviseerd met betrekking tot de omgang met de Flora- en faunawet (zie kader volgende pagina). Begin 2010 zijn nieuwe plannen voor dit gebied vastgesteld. Het ingenieursbureau Drechtsteden heeft het NWC gevraagd om een update van de hele Stadswerven te maken: of de oude beperkingen nog gelden, of er nieuwe verplichtingen zijn en of het project uitgevoerd kan worden volgens de gedragscode van Dordrecht en Zwijndrecht.
5
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
De Flora- en faunawet beschermt alle inheemse zoogdieren (op de Huismuis, de Bruine rat en de Zwarte rat na), vogels, reptielen en amfibieën. Bij de vissen, ongewervelde dieren en planten zijn alleen die soorten beschermd die als zodanig zijn aangewezen. Deze wet bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat deze in het wild levende beschermde soorten zoveel mogelijk met rust gelaten worden. Artikel 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse soort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantingsplaats of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Artikel 13: Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behoren tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of uitheemse diersoort, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin of binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben. Deze verbodsbepalingen gelden overal in Nederland en ongeacht het type of de omvang van de werkzaamheden of activiteiten die uitgevoerd worden. In veel gevallen is het mogelijk om vrijstelling of ontheffing te verkrijgen voor het overtreden van een verbodsbepaling. In geval van ruimtelijke ingrepen geldt voor een groot aantal algemene beschermde soorten een vrijstelling en is geen ontheffing nodig. Voor een andere groep geldt dat geen ontheffing nodig is als gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en goedgekeurd te zijn door het Ministerie van LNV. Tenslotte is er een groep soorten, bestaande uit soorten die op de Habitatrichtlijn bijlage IV staan en een aantal andere, aangewezen soorten, waarvoor een ontheffing altijd nodig is (zie bijlage 1: Tabellen Flora- en faunawet en bijlage 2: Vogels, ruimtelijke ingrepen en de Floraen faunawet). Uit de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet vloeit voort dat in geval van een voorgenomen ruimtelijke ingreep duidelijkheid moet worden verkregen over welke ontheffingsplichtige dier- en plantensoorten in en binnen de invloedssfeer van het onderzoeksgebied aanwezig kunnen zijn, wat de eventuele (significant) nadelige effecten van de geplande werkzaamheden op de aangetroffen soorten kunnen zijn en hoe hiermee omgegaan moet worden in het planproces en tijdens de uitvoeringsfase. Aan de hand van deze informatie moet per soort ontheffing worden aangevraagd voor de verboden die overtreden (kunnen) worden.
6
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
2.
Gebiedsbeschrijving
Het plangebied ligt ten oosten van het centrum van Dordrecht en bestaat uit de “Kop van de Staart” en het gedeelte ten westen van de Oranjelaan, ten noorden van de Noordendijk, ten oosten van de woonwijk ‘Lijnbaan’ en ten zuiden van het Wantij. Het terrein bestaat uit veel verharding, voormalige en nog in gebruik zijnde bedrijven en bedrijfsgebouwen, havens, wegen, braakland, bomen, struiken en kruidenvegetaties.
Kaart plangebied ‘de Stadswerven’.
7
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
8
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
3.
Resultaten voorgaand onderzoek
In 2003, 2005 en 2008 is eerder onderzoek gedaan naar de waarde voor (strikt) beschermde soorten en naar vogels met een zogenaamde vaste verblijfplaats.
3.1
Vleermuizen Van de vleermuizen zijn in het najaar van 2003 en in juli in 2005 de volgende soorten in het gebied aangetroffen: de Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus (2003 en 2005), de Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii (2003) en de Laatvlieger Eptesicus serotinus (2003). In mei 2009 is tijdens een eenmalige inventarisatie van het zuidelijk deel van het plangebied de Gewone dwergvleermuis waargenomen. De Gewone dwergvleermuis is van deze drie soorten de meest algemene. De dieren jagen in lage aantallen verspreid door het gehele gebied, met name bij de boom(groepen). Kraamkolonies waren in 2005 niet aanwezig. De lijnvormige beplanting langs de Oranjelaan bleek, ook tijdens een inventarisatie in oktober 2006, geen waarde te hebben als vliegroute voor vleermuizen. In mei 2009 is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen rond de Biesboschhal en de Papendrechtsestraat. Vleermuizen werden toen in z’n geheel niet waargenomen.
3.2
Grondgebonden zoogdieren Aan de hand van zichtwaarnemingen en (bewonings)sporen konden de volgende soorten grondgebonden zoogdieren aangetoond worden: Egel Erinaceus europaeus, Mol Talpa europaea, Gewone bosspitsmuis Sorex araneus, Bever Castor fiber, Huisspitsmuis Crocidura russula, Konijn Oryctolagus cuniculus, Rosse woelmuis Clethrionomys glareolus, Veldmuis Microtus arvalis, Aardmuis Microtus agrestis, Woelrat Arvicola terrestris, Dwergmuis Micromys minutus, Bosmuis Apodemus sylvaticus, Bunzing Mustela putorius.
3.3
(Broed)vogels en vogels met een vaste verblijfplaats De volgende soorten broedvogels werden in 2005 in het plangebied waargenomen: Boomkruiper Certhia brachydactyla, Ekster Pica pica, Fitis Phylloscopus trochilus, Gaai Garrulus glandarius, Groenling Carduelis chloris, Grote bonte specht Dendrocopos major, Heggenmus Prunella modularis, Houtduif Columba palumbus, Huismus Passer domesticus, IJsvogel Alcedo atthis, Kauw Corvus monedula, Koolmees Parus major, Meerkoet Fulica atra, Merel Turdus merula, Pimpelmees Parus caeruleus, Putter Carduelis carduelis, Roodborst Erithacus rubecula, Spotvogel 9
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
Acrocephalus scirpaceus, Spreeuw Sturnus vulgaris, Tjiftjaf Phylloscopus collybita, Tuinfluiter Sylvia borin, Turkse Tortel Streptopelia decaocto, Vink Fringilla coelebs, Wilde eend/Soepeend Anas platyrhynchos, Winterkoning Troglodytes troglodytes, Witte kwikstaart Motacilla alba, Zanglijster Turdus philomelos, Zwarte kraai Corvus corone, Zwartkop Sylvia atricapilla. In het gebied zijn mogelijk de volgende soorten met de inventarisatie gemist: Buizerd Buteo buteo, Holenduif Columba oenas, Staartmees Aegithalos caudatus.
3.4
Amfibieën Aangetoond konden worden Gewone pad Bufo bufo, Bruine kikker Rana temporaria Groene kikker (spec) Pelophylax kl. esculentus/ridibundus en de Kleine watersalamander Lissotriton vulgaris.
3.5
Vissen Tijdens de visinventarisatie in 2005 in het Wantij zijn de volgende soorten aangetroffen: Winde Leuciscus idus, Blankvoorn Rutilus rutilus, Ruisvoorn Scardinius erythrophthal-mus, Roofblei Aspius aspius, Brasem Abramis brama, Kolblei Blicca bjoerkna, Alver Alburnus alburnus, Kleine modderkruiper Cobitis taenia, Baars Perca fluviatilis, Snoekbaars Sander lucioperca, Pos Gymnocephalus cernua, Bot Platichthys flesus, Aal Anguilla anguilla en Riviergrondel Gobio gobio. In de noordelijke insteekhaven aan de Beneden Merwede, ten noorden van de Maasstraat, zijn de volgende vissoorten aangetroffen: Blankvoorn Rutilus rutilus, Roofblei Aspius aspius, Brasem Abramis brama, Kolblei Blicca bjoerkna, Alver Alburnus alburnus, Baars Perca fluviatilis, Pos Gymnocephalus cernua en Bot Platichthys flesus. Daarnaast is de Kopvoorn Leuciscus cephalus waargenomen net buiten de insteekhaven op de Beneden Merwede. Een soort die mogelijk is gemist, is de Rivierdonderpad Cottus perifretum. Verder kunnen er passerende vissen gemist zijn, die geen binding hebben met het plangebied.
3.6
Ongewervelde dieren Er zijn geen beschermde ongewervelden aangetroffen. Wel zijn op strandjes langs de Beneden Merwede huidjes van uitgeslopen individuen van Rivierrombout Stylurus flavipes, een beschermde libellensoort, aangetroffen. Waarschijnlijk komt de Rivierrombout in het plangebied voor.
10
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
3.7
Vaatplanten In het plangebied zijn in 2005 de volgende beschermde planten waargenomen: Brede wespenorchis Epipactis helleborine, Klein glaskruid Parietaria judaica, Spindotterbloem Caltha palustris ssp. araneosa.
11
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
12
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
4
Methode onderzoek 2010
Het gebied is in 2010 onderzocht op strikt beschermde soorten (waarvoor een ontheffing nodig is of gewerkt moet worden volgens een gedragscode). Hierbij is zoveel mogelijk gebruikgemaakt van bestaande kennis, in combinatie met een veldbezoek overdag.
4.1
Vleermuizen Te slopen gebouwen en te kappen bomen zijn mogelijk van belang als verblijfplaats voor vleermuizen. De te kappen bomen kunnen eveneens onderdeel uitmaken van het jachtgebied en/of de vliegroute van vleermuizen. In 2010 zijn geen nieuwe vleermuisinventarisaties uitgevoerd behulp van batdetectors. De bomen zijn overdag wel geïnspecteerd op geschiktheid als verblijfplaats voor vleermuizen, door te letten op de boomsoort, ouderdom van de boom, aanwezige spleten en holtes en sporen van gebruik door vleermuizen (m.n. meststreep).
4.2
Grondgebonden zoogdieren Langs de oevers is gezocht naar sporen van de Bever.
4.3
Vogels met een vaste verblijfplaats Nesten die jaarrond beschermd zijn indien ze nog in functie zijn en die in het plangebied voor zouden kunnen komen, zijn nesten van ondermeer: Torenvalk, Boomvalk, Sperwer, Havik, Buizerd en Ransuil. Alle potentieel geschikte bomen en gebouwen zijn beoordeeld op vaste verblijfplaatsen van vogels. Dit is gedaan door te letten op sporen (braakballen, uitwerpselen, etc.), nesten (o.a. oude kraaiennesten) en aan de hand van waarnemingen van de betreffende vogelsoorten (op geluid en zicht).
4.4
Vaatplanten Het plangebied is in het najaar van 2010 dekkend op aanvullend beschermde vaatplanten geïnventariseerd.
13
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
14
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
5.
Resultaten onderzoek 2010
5.1
Vleermuizen In 2010 is uitsluitend gekeken naar de geschiktheid van de Biesboschhal en de bomen, als verblijfplaats voor vleermuizen. Conclusie was dat de hal mogelijk gebruikt zou worden door vleermuizen in het zomerhalfjaar. Verder kunnen alle overige gebouwen in het plangebied jaarrond vleermuisverblijfplaatsen kunnen herbergen. De eerdere onderzoeken zijn niet meer voldoende*, niet meer recent en/of niet gebiedsdekkend, waardoor harde conclusies niet mogelijk zijn. Vanwege het tijdens eerdere inventarisaties vastgestelde lage aantal soorten en individuen en het ontbreken van verblijfplaatsen, is de verwachting dat het aantal verblijfplaatsen laag is en mogelijke verblijfplaatsen klein zijn qua aantallen vleermuizen. Er zijn holtes van de Grote bonte specht in het plangebied aangetroffen (zie bijlage 3). Deze kunnen gebruikt worden door vleermuizen (bijvoorbeeld als paarplaats van de Ruige dwergvleermuis). Overige bomen in het plangebied zijn ongeschikt voor vleermuizen om in te verblijven (te jong/geen holtes). Een lijnvormige structuur in het plangebied die als vliegroute zou kunnen dienen is de beplanting langs de Oranjelaan. Het plangebied biedt een kwalitatief matig jachtbiotoop. In de omgeving zijn alternatieve en betere jachtgebieden. * Sinds mei 2009 is het Vleermuisprotocol vastgesteld. Dit is opgesteld door het Netwerk Groene Bureaus en de Zoogdiervereniging VZZ in overleg met de Dienst Landelijk Gebied DLG) en de Gegevensautoriteit Natuur (GaN). Het protocol dient als leidraad voor het bepalen hoe en hoe vaak geïnventariseerd moet worden om te voldoen aan de Flora- en faunawet.
5.2
Grondgebonden zoogdieren Er zijn vaste vraatsporen en verse eetplekken van de Bever op beide oevers van het Wantij aangetroffen (zie bijlage 3).
5.3
Vogels met een vaste verblijfplaats. Er zijn geen vaste verblijfplaatsen van vogels aangetroffen, wel was er tijdens een dagbezoek in 2010 een Buizerd in het plangebied aanwezig. Mogelijk broedt deze in het plangebied.
15
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
5.4
Vaatplanten De eerder aangetroffen beschermde vaatplanten zijn nog steeds in het gebied aanwezig. Daarnaast werden in 2010 ook de Wilde marjolein Origanum vulgare en de Steenbreekvaren Asplenium trichomanes aangetroffen (zie bijlage 3). Waarschijnlijk zijn deze aangeplant. Van de Steenbreekvaren staat dit vast. Mogelijk is de Gele helmbloem Pseudofumaria lutea, vanwege het gevorderde seizoen, gemist.
16
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
6.
Effecten, verplichtingen en aanbevelingen
6.1
Vleermuizen
Vliegroutes en jachtbiotoop moeten in zoverre gehandhaafd blijven, dat de vaste verblijfplaats kan blijven bestaan. In geval van de Stadswerven zijn er voldoende alternatieven, zodat wat vliegroutes en jachtbiotoop verder geen restricties gelden. Wanneer gebouwen gesloopt moeten worden, is er een extra onderzoek nodig naar de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen, volgens het vleermuisprotocol. Bomen met holtes van de Grote bonte specht (zie bijlage 3) mogen niet zondermeer gekapt worden: eerst is aanvullend onderzoek in het najaar nodig. Aanbevolen wordt in de nieuwbouw verblijfplaatsen voor vleermuizen aan te bieden in de vorm van inpandige voorzieningen (inmetselstenen), een eenvoudige ingreep die geen effect heeft op de leefbaarheid voor mensen. Daarnaast wordt aanbevolen de nieuwe situatie geschikt te maken als jachtgebied voor vleermuizen (door ruimte te bieden in de vorm van voldoende natuurlijk groen en indien mogelijk, natuurlijk water).
6.2
Grondgebonden zoogdieren Voor de meeste aangetroffen grondgebonden zoogdieren (tabel 1) geldt een vrijstelling. Wat de Bever (tabel 3) betreft wordt mogelijk een beperkt deel van het foerageergebied aangetast. Als dit gebeurt zal dit geen invloed hebben op het gebruik van burchten of holen. Er blijft voldoende foerageergebied over. Omdat de functionaliteit van het leefgebied van de betreffende bever(s) niet wordt aangetast, gelden er geen verplichtingen met betrekking tot de Flora- en faunawet. Aanbevolen wordt zoveel mogelijk natuurlijk begroeide oever (met name oevers die begroeid zijn met bomen/struiken) te sparen en/of te realiseren in de eindsituatie.
6.3
Vogels met een vaste verblijfplaats In het plangebied komt mogelijk een vaste verblijfplaats van de Buizerd voor. Omdat er voldoende gelegenheid is voor de Buizerd om zelfstandig een vervangend nest te vinden in de omgeving, gelden geen verplichtingen met betrekking tot deze soort.
17
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
6.4
Vaatplanten Van de beschermde vaatplanten zijn de Spindotterbloem, het Klein glaskruid, de Steenbreekvaren (aangeplant), de Wilde marjolein (mogelijk aangeplant) en mogelijk de Gele Helmbloem van belang. Deze soorten staan allemaal op tabel 2 van de tabellen Flora- en faunawet (zie bijlage 1). Als standplaatsen van deze planten t.g.v. de planvorming dreigen te verdwijnen, kan gewerkt worden met een goedgekeurde gedragscode (zie kader voor de regels uit de gedragscode van Dordrecht en Zwijndrecht). Anders moet voor deze soorten een ontheffing aangevraagd worden. Voor de Brede wespenorchis (tabel 1) geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen. De Steenbreekvaren (tabel 2) wordt in zijn groeiplaats overigens niet door de planvorming bedreigd.
Regels bij grondwerkzaamheden* m.b.t. planten** * alle werkzaamheden, die vallen binnen het bouwrijp maken van terreinen Planten van tabel 2: Markeer groeiplaatsen in het veld. Verplaats beschermde planten of zaai ze elders uit als groeiplaatsen verdwijnen. - Een deskundige markeert de groeiplaatsen van beschermde planten in het veld. U voorkomt aantasting van tenminste 50% van de groeiplaatsen van middelzwaar beschermde muurplanten en tenminste 25% van de groeiplaatsen van de overige middelzwaar beschermde planten. - Als dat niet gaat, laat u door een deskundige bepalen of de ingreep een wezenlijke invloed op de soort kan hebben. Dit voorkomt u door zaden of planten onder begeleiding van een deskundige naar nabijgelegen geschikte groeiplaatsen te verplaatsen. - Als dit niet mogelijk is, volgt u een door een deskundige op te stellen plan zoals beschreven in gedragsregel 5.3. ** Uit: Gedragscode ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de Gemeente Dordrecht en de Gemeente Zwijndrecht
18
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
6.5
Overige soorten De overige aangetroffen of mogelijk aanwezige diersoorten, de Kleine modderkruiper (tabel 2), de Rivierdonderpad (tabel 2) en de Rivierrombout (tabel 3) zijn vooral afhankelijk van het Wantij, de Beneden Merwede en de insteekhavens. Bij dempingen of werkzaamheden aan de oevers dient daarom met deze soorten rekening gehouden te worden, door het nemen van afdoende mitigerende maatregelen, of door het werken met een goedgekeurde gedragscode (kan alleen voor de tabel 2 soorten). In alle andere gevallen dient een ontheffing aangevraagd te worden.
Regels bij ‘Overige werkzaamheden (dan dempen) aan en achterstallig onderhoud van wateren en oevers’ m.b.t. beschermde vissen* Vissen (en amfibieën) - U voorkomt aantasting van de oever en de onderwatervegetatie in de maanden maart tot en met juli in watergangen waarin de kleine modderkruiper voorkomt. - U voorkomt aantasting van stortstenen oevers in de maanden maart tot en met juli in watergangen waarin de rivierdonderpad voorkomt. - Als waterplanten op de oever terechtkomen zet u deze direct terug. - U zet vissen, amfibieën en zoetwatermosselen, die op de kant terecht komen, direct terug, op de dichtst bij gelegen geschikte plaats, waar geen werkzaamheden (meer) worden uitgevoerd. Dit wordt uitgevoerd door of onder begeleiding van een deskundige. - Voor het aanbrengen van stortstenen of andere oeververdediging in het natte profiel verjaagt u aanwezige exemplaren van beschermde vissen en amfibieën door beroering van het water en aanwezig bodemmateriaal. Dit wordt uitgevoerd door of onder begeleiding van een deskundige. * Uit: Gedragscode ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de Gemeente Dordrecht en de Gemeente Zwijndrecht
19
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Stadswerven
20
Aanvullend onderzoek natuurwaarden plangebied Hernesseroord
Referenties
Beusekom, R. van; Huigen, P.;
2005,
Hustings, F.; Pater, K. de en J. Thissen (red.),
Rode lijst van de Nederlandse broedvogels. Tirion Uitgevers BV i.s.m. Vogelbescherming Nederland en SOVON Vogelonderzoek Nederland, Baarn.
Boekhout, S. en A., Haan,
2008,
Onderzoek naar de Bever (Castor fiber) en andere beschermde soorten in het herontwikkelingsgebied ‘ de Stadswerven’ en de Flora- en faunawet. Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Dordrecht.
Boekhout, S.,
2009,
Ecologisch onderzoek in het zuidelijke deel van ‘de Stadswerven’ te Dordrecht. Natuur- Wetenschappelijk Centrum, Dordrecht. Ministerie van
LNV,
2006,
Handreiking Flora- en faunawet.
Veen, L.,
2004,
Natuurwaarden in het plangebied ‘De Stadswerven’ in Dordrecht en de natuurwetgeving. Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Dordrecht.
Veen, L.,
2006,
Natuurwaarden in het plangebied ‘De Stadswerven’ in Dordrecht en de Flora- en faunawet eindrapportage. Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Dordrecht.
Veen, L.,
2006,
Vleermuisinventarisatie Stadswerven, aanvulling op eerdere inventarisaties. Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Dordrecht.
Bijlage 1: Tabellen soorten Flora- en faunawet
Tabel 1: Algemene soorten Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden, maar wel moet de zorgplicht worden nagekomen.
Zoogdieren Aardmuis
Microtus agrestis
Bosmuis Bunzing
Apodemus sylvaticus Mustela putorius
Dwergmuis Dwergspitsmuis Egel Gewone bosspitsmuis Haas Hermelijn Huisspitsmuis Konijn
Micromys minutus Sorex minutus Erinaceus europaeus Sorex araneus Lepus europaeus Mustela erminea Crocidura russula Oryctolagus cuniculus
Ondergrondse woelmuis Ree
Microtus subterraneus Capreolus capreolus
Rosse woelmuis Tweekleurige bosspitsmuis
Clethrionomys glareolus Sorex coronatus
Veldmuis Vos
Microtus arvalis Vulpes vulpes
Wezel Woelrat
Mustela nivalis Arvicola terrestris
Reptielen en amfibieën Bruine kikker
Rana temporaria
Gewone pad Kleine watersalamander
Bufo bufo Lissotriton vulgaris
Meerkikker Middelste groene kikker
Pelophylax ridibundus Pelophylax klepton esculentus
Mieren Behaarde bosmier Kale bosmier Stronkmier Zwartrugbosmier
Formica rufa Formica polyctena Formica truncorum Formica pratensis
Vervolg tabel 1: Algemene soorten
Slakken Wijngaardslak
Helix pomatia
Vaatplanten Aardaker Akkerklokje
Lathyrus tuberosus Campanula rapunculoides
Brede wespenorchis Breed klokje Gewone dotterbloem
Epipactis helleborine Campanula latifolia Caltha palustris ssp. palustris
Gewone vogelmelk Grasklokje
Ornithogalum umbellatum Campanula rotundifolia
Grote kaardenbol Kleine maagdenpalm
Dipsacus fullonum Vinca minor
Knikkende vogelmelk Koningsvaren
Ornithogalum nutans Osmunda regalis
Slanke sleutelbloem Zwanenbloem
Primula elatior Butomus umbellatus
Tabel 2: Overige soorten Als een goedgekeurde gedragscode van toepassing is op de activiteiten geldt een vrijstelling. Er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden, maar de activiteiten moeten aantoonbaar worden uitgevoerd zoals in de gedragscode staat. Tevens geldt de zorgplicht. Als niet gewerkt kan worden volgens een goedgekeurde gedragscode, maar wel maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen, hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Om zeker te weten of de mitigerende maatregelen voldoende zijn en er inderdaad geen ontheffing nodig is, kan een ontheffing aangevraagd worden om de maatregelen (goed) te laten keuren. Als niet gewerkt kan worden volgens een goedgekeurde gedragscode en geen maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of rust- en verblijfplaats te garanderen, dient een ontheffing aangevraagd te worden. De aanvraag wordt beoordeeld op de volgende punten: • In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats aangetast door de activiteiten? • Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar?
Zoogdieren Damhert Edelhert Eekhoorn Grijze zeehond Grote bosmuis
Cervus dama Cervus elaphus Sciurus vulgaris Halichoerus grypus Apodemus flavicollis
Steenmarter Wild zwijn
Martes foina Sus scrofa
Reptielen en amfibieën Alpenwatersalamander Levendbarende hagedis
Mesotriton alpestris Zootoca vivipara
Dagvlinders Moerasparelmoervlinder
Euphydryas aurinia
Vals heideblauwtje
Lycaeides idas
Vissen Kleine modderkruiper
Cobitis taenia
Meerval Rivierdonderpad
Silurus glanis Cottus perifretum
Vervolg tabel 2: Overige soorten
Vaatplanten Aangebrande orchis
Neotinea ustulata
Aapjesorchis Beenbreek
Orchis simia Narthecium ossifragum
Bergklokje Bergnachtorchis
Campanula rhomboidalis Platanthera chlorantha
Bijenorchis Blaasvaren Blauwe zeedistel
Ophrys apifera Cystopteris fragilis Eryngium maritimum
Bleek bosvogeltje Bokkenorchis
Cephalantera damasonium Himantoglossum hircinum
Brede orchis Bruinrode wespenorchis
Dactylorhiza majalis majalis Epipactis atrorubens
Daslook Dennenorchis
Allium ursinum Goodyera repens
Duitse gentiaan Franjegentiaan Geelgroene wespenorchis Gele helmbloem Gevlekte orchis Groene nachtorchis Groensteel Grote keverorchis
Gentianella germanica Gentianopsis ciliata Epipactis muelleri Pseudofumaria lutea Dactylorhiza maculata Dactylorhiza viridis Asplenium viride Neottia ovata
Grote muggenorchis Gulden sleutelbloem
Gymnadenia conopsea Primula veris
Harlekijn Herfstschroeforchis Herfsttijloos Hondskruid Honingorchis
Anacamptis morio Spiranthes spiralis Colchicum autumnale Anacamptis pyramidalis Herminium monorchis
Jeneverbes Klein glaskruid
Juniperus communis Parietaria judaica
Kleine keverorchis Kleine zonnedauw
Neottia cordata Drosera intermedia
Klokjesgentiaan Kluwenklokje
Gentiana pneumonanthe Campanula glomerata
Koraalwortel Kruisbladgentiaan Lange ereprijs Lange zonnedauw Mannetjesorchis
Corallorrhiza trifida Gentiana cruciata Veronica longifola Drosera anglica Orchis mascula
Vervolg tabel 2: Overige soorten
Maretak Moeraswespenorchis
Viscum album Epipactis palustris
Muurbloem Parnassia
Erysimum cheiri Parnassia palustris
Pijlscheefkelk Poppenorchis
Arabis hirsuta sagittata Orchis anthropophora
Prachtklokje Purperorchis Rapunzelklokje
Campanula persicifolia Orchis purpurea Campanula rapunculus
Rechte driehoeksvaren Rietorchis
Gymnocarpium robertianum Dactylorhiza majalis praetermissa
Ronde zonnedauw Rood bosvogeltje
Drosera rotundifolia Cephalanthera rubra
Ruig klokje Schubvaren
Campanula trachelium Asplenium ceterach
Slanke gentiaan Soldaatje Spaanse ruiter Spindotterbloem Steenanjer Steenbreekvaren Stengelloze sleutelbloem Stengelomvattend havikskruid
Gentianella amarella Orchis militaris Cirsium dissectum Caltha palustris araneosa Dianthus deltoides Asplenium trichomanes Primula vulgaris Hieracium amplexicaule
Stijf hardgras Tongvaren
Catapodium rigidum Asplenium scolopendrium
Valkruid Veenmosorchis Veldgentiaan Veldsalie Vleeskleurige orchis
Arnica montana Hammarbya paludosa Gentianella campestris Salvia pratensis Dactylorhiza incarnata
Vliegenorchis Vogelnestje
Ophrys insectifera Neottia nidus-avis
Voorjaarsadonis Wantsenorchis
Adonis vernalis Anacamptis coriophora
Waterdrieblad Weideklokje
Menyanthes trifoliata Campanula patula
Welriekende nachtorchis Wilde gagel Wilde kievitsbloem Wilde marjolein Wit bosvogeltje Witte muggenorchis
Platanthera bifolia Myrica gale Fritillaria meleagris Origanum vulgare Cephalanthera longifolia Pseudorchis albida
Vervolg tabel 2: Overige soorten
Zinkviooltje Zomerklokje
Viola lutea calaminaria Leucojum aestivum
Zwartsteel
Asplenium adiantum-nigrum
Kevers Vliegend hert
Lucanus cervus
Kreeftachtigen Rivierkreeft
Astacus astacus
Soorten van Tabel 3: Soorten bijlage 1 AMvB/ bijlage IV HRL Als maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen, hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Om zeker te weten of de mitigerende maatregelen voldoende zijn en er inderdaad geen ontheffing nodig is, kan een ontheffing aangevraagd worden om de maatregelen (goed) te laten keuren. Als geen maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantingsen/of rust- en verblijfplaats te garanderen, dient een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een wettelijk belang uit artikel 2 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (soorten bijlage 1 AMvB) of uit de Habitatrichtlijn (soorten bijlage IV HRL). Deze belangen zijn: • Bescherming van flora en fauna (b) • Volksgezondheid of openbare veiligheid (d) • Dwingende reden van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten (e) • En alléén voor soorten van bijlage 1 AMvB: • Uitvoering werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling (j) De aanvraag wordt beoordeeld op de volgende punten: • In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats aangetast door de activiteiten? • Is er een wettelijk belang (belang b, d, e of j)? • Is er een bevredigende oplossing? • Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar?
Soorten bijlage 1 AMvB: Zoogdieren Boommarter Das Eikelmuis Gewone zeehond Veldspitsmuis Waterspitsmuis
Martes martes Meles meles Eliomys quercinus Phoca vitulina Crocidura leucodon Neomys fodiens
Reptielen en amfibieën Adder Hazelworm
Vipera berus Anguis fragilis
Ringslang Vinpootsalamander
Natrix natrix Lissotriton helveticus
Vuursalamander
Salamandra salamandra
Vervolg tabel 3: Soorten bijlage 1 AMvB/ bijlage IV HRL
Vervolg soorten bijlage 1 AMvB: Vissen Beekprik
Lampetra planeri
Bittervoorn Elrits
Rhodeus amarus Phoxinus phoxinus
Gestippelde alver Grote modderkruiper Rivierprik
Alburnoides bipunctatus Misgurnus fossilis Lampetra fluviatilis
Dagvlinders Bruin dikkopje Dwergblauwtje
Erynnis tages Cupido minimus
Dwergdikkopje Groot geaderd witje
Thymelicus acteon Aporia crataegi
Grote ijsvogelvlinder Heideblauwtje Iepenpage Kalkgraslanddikkopje Keizersmantel Klaverblauwtje Purperstreepparelmoervlinder Rode vuurvlinder
Limenitis populi Plebeius argus Satyrium w-album Spialia sertorius Argynnis paphia Polyommatus semiargus Brenthis ino Lycaena hippothoe
Rouwmantel Tweekleurig hooibeestje
Nymphalis antiopa Coenonympha arcania
Veenbesparelmoervlinder Veenhooibeestje Veldparelmoervlinder Woudparelmoervlinder Zilvervlek
Euphydryas aurinia Coenonympha tullia Melitaea cinxia Melitaea diamina Bolaria euphrosyne
Vaatplanten Groot zeegras
Zostera marina
Soorten bijlage IV HRL: Zoogdieren Bechsteins vleermuis Bever Bosvleermuis Brandts vleermuis Bruinvis
Myotis bechsteinii Castor fiber Nyctalus leisleri Myotis brandtii Phocoena phocoena
Vervolg tabel 3: Soorten bijlage 1 AMvB/ bijlage IV HRL
Vervolg soorten bijlage IV HRL: Franjestaart Gewone baardvleermuis
Myotis nattereri Myotis mystacinus
Gewone dolfijn Gewone dwergvleermuis
Delphinus delphis Pipistrellus pipistrellus
Gewone grootoorvleermuis Grijze grootoorvleermuis Grote hoefijzerneus
Plecotus auritus Plecotus austriacus Rhinolophus ferrumequinum
Hamster Hazelmuis
Cricetus cricetus Muscardinus avellanarius
Ingekorven vleermuis Kleine dwergvleermuis
Myotis emarginatus Pipistrellus pygmaeus
Kleine hoefijzerneus Laatvlieger
Rhinolophus hipposideros Eptesicus serotinus
Lynx Meervleermuis Mopsvleermuis Noordse woelmuis Otter Rosse vleermuis Ruige (Nathusius’) dwergvleermuis Tuimelaar
Lynx lynx spp. lynx Myotis dasycneme Barbastella barbastellus Microtus oeconomus Lutra lutra Nyctalus noctula Pipistrellus nathusii Tursiops truncatus
Tweekleurige vleermuis Vale vleermuis
Vespertilio murinus Myotis myotis
Watervleermuis Wilde kat Witflankdolfijn Witsnuitdolfijn
Myotis daubentonii Felis silvestris Lagenorhynchus acutus Lagenorhynchus albirostris
Reptielen en amfibieën Boomkikker
Hyla arborea
Geelbuikvuurpad Gladde slang
Bombina variegate Coronella austriaca
Heikikker Kamsalamander
Rana arvalis Triturus cristatus
Knoflookpad Muurhagedis Poelkikker Rugstreeppad Vroedmeesterpad Zandhagedis
Pelobates fuscus Podarcis muralis Pelophylax lessonae Epidalea calamita Alytes obstetricans Lacerta agilis
Vervolg tabel 3: Soorten bijlage 1 AMvB/ bijlage IV HRL
Vervolg soorten bijlage IV HRL: Dagvlinders Donker pimpernelblauwtje
Maculinea nausithous
Grote vuurvlinder Pimpernelblauwtje
Lycaena dispar Maculinea teleius
Tijmblauwtje Zilverstreephooibeestje
Maculinea arion Coenonympha hero
Libellen Bronslibel
Oxygastra curtusii
Gaffellibel Gevlekte witsnuitlibel
Ophiogomphus cecilia Leucorrhinia pectoralis
Groene glazenmaker Noordse winterjuffer
Aeshna viridis Sympecma paedisca
Oostelijke witsnuitlibel Rivierrombout Sierlijke witsnuitlibel
Leucorrhinia albifrons Gomphus flavipes Leucorrhinia caudalis
Vissen Houting Steur
Coregonus maraena Acipenser sturio
Vaatplanten Drijvende waterweegbree
Luronium natans
Groenknolorchis Kruipend moerasscherm Zomerschroeforchis
Liparis loeselii Apium repens Spiranthes aestivalis
Kevers Brede geelrandwaterroofkever Gestreepte waterroofkever
Dytiscus latissimus Graphoderus bilineatus
Heldenbok Juchtleerkever
Cerambyx cerdo Osmoderma eremita
Tweekleppigen Bataafse stroommossel Platte schijfhoren
Unio crassus Anisus vorticulus
Bijlage 2: Vogels, ruimtelijke ingrepen en de Flora- en faunawet
Als maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen, hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Om zeker te weten of de mitigerende maatregelen voldoende zijn en er inderdaad geen ontheffing nodig is, kan een ontheffing aangevraagd worden om de maatregelen (goed) te laten keuren. Als geen maatregelen genomen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantingsen/of rust- en verblijfplaats te garanderen, dient een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Deze belangen zijn: • Bescherming van flora en fauna (b) • Veiligheid van het luchtverkeer (c) • Volksgezondheid of openbare veiligheid (d) De aanvraag wordt beoordeeld op de volgende punten: • In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats aangetast door de activiteiten? • Is er een wettelijk belang (belang b, c en d)? • Is er een bevredigende oplossing? • Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? Bescherming van vogelnesten Artikel 11 van de Flora- en faunawet luidt: “Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren”. Tijdens de werkzaamheden moet rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het gaat er om of er sprake is van een broedgeval. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik vallen alleen tijdens het broedseizoen (grofweg half maart-half juli) onder de bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig voor werkzaamheden buiten het broedseizoen en ook niet als maatregelen worden getroffen die voorkomen dat deze soorten zich op de bouwplaats vestigen tijdens het broedseizoen. Een (beperkt) aantal soorten bewoont het nest echter permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Verblijfplaatsen van deze vogelsoorten zijn jaarrond beschermd: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Voor de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen: 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: Steenuil).
2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk zijn van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: Roek, Gierzwaluw en Huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: Ooievaar, Kerkuil en Slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: Boomvalk, Buizerd en Ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Categorie 5soorten vragen extra onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd; deze soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten die momenteel door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) wordt gehanteerd:
Nesten van de volgende soorten zijn jaarrond beschermd indien ze nog in functie zijn: Boomvalk Buizerd
Falco subbuteo Buteo buteo
Gierzwaluw Grote gele kwikstaart Havik Huismus Kerkuil
Apus apus Motacilla cinerea Accipiter gentilis Passer domesticus Tyto alba
Oehoe Ooievaar
Bubo bubo Ciconia ciconia
Ransuil Roek
Asio otus Corvus frugilegus
Slechtvalk Sperwer
Falco peregrinus Accipiter nisus
Steenuil Wespendief Zwarte wouw
Athene noctua Pernis apivorus Milvus migrans
Nesten van de volgende soorten zijn niet jaarrond beschermd (categorie 5), maar hiervan is inventarisatie wel gewenst: Blauwe reiger
Ardea cinerea
Boerenzwaluw Bonte vliegenvanger
Hirundo rustica Ficedula hypoleuca
Boomklever Boomkruiper
Sitta europaea Certhia brachydactyla
Bosuil Brilduiker Draaihals
Strix aluco Bucephala clangula Jynx torquilla
Eider Ekster
Somateria mollissima Pica pica
Gekraagde roodstaart Glanskop
Phoenicurus phoenicurus Parus palustris
Grauwe vliegenvanger Groene specht
Muscicapa striata Picus viridis
Grote bonte specht Hop Huiszwaluw IJsvogel Kleine bonte specht Kleine vliegenvanger Koolmees Kortsnavelboomkruiper
Dendrocopos major Upupa epops Delichon urbica Alcedo atthis Dendrocopos minor Ficedula parva Parus major Certhia familiaris macrodactyla
Oeverzwaluw Pimpelmees
Riparia riparia Parus caeruleus
Raaf Ruigpootuil Spreeuw Tapuit Torenvalk
Corvus corax Aegolius funereus Sturnus vulgaris Oenanthe oenanthe Falco tinnunculus
Zeearend Zwarte kraai
Haliaeëtus albicilla Corvus corone
Zwarte mees Zwarte roodstaart
Parus ater Phoenicurus ochruros
Zwarte specht
Dryocopus martius
Bijlage 3: Bijzondere waarnemingen
Datum
Soort
8-12-2010
Bever
Omschrijving
Coördinaten
Vaste verse knaagsporen
106.375 - 425.716
Losse eetplek
106.392 - 425.705
Bever
Knaagsporen
106.591 - 425.506
Bever
Vaste knaagsporen
106.590 - 425.525
Bever
Vaste knaagsporen
106.699 - 425.544
Bever 8-12-2010
8-12-2010
FFW
3
Bunzing*
1
Sporen
106.440 - 425.722
Grote bonte specht
Mogelijk van belang voor vleermuizen (tabel-3)
holtes
106.455 - 425.644
Grote bonte specht
holtes
106.466 - 425.642
8-12-2010
Grote bonte specht
2 holtes in een wilg
106.737 - 425.469
8-12-2010
Klein glaskruid
2
Groeiplaats Maasstraat (west)
106.25-425.82
8-12-2010
Steenbreekvaren
2
3 exemplaren
106.555 - 425.503
Steenbreekvaren
3 exemplaren
106.566 - 425.493
Steenbreekvaren
4 exemplaren
106.576 - 425.484
Steenbreekvaren
2 exemplaren
106.574 - 425.488
Steenbreekvaren
1 exemplaar
106.580 - 425.470
Groeiplaats
106.228 - 425.850
8-12-2010
8-12-2010
Wilde Marjolein
2
* Geen bijzondere status, maar wel een soort die in lage aantallen voorkomt, een relatief groot leefgebied heeft en gevoelig is voor versnippering