-1-
Wiskunde Handboek: Rekensprong !!! TIP: Het neuze-neuzeboek van Rekensprong toont bij elk vakonderdeel duidelijk hoe de leerstof werd aangebracht, met welke verwoording en notatiewijze en hoe u uw kind ook thuis kunt helpen bij het inoefenen ervan !!! Eerste leerdomein: Getallenkennis - De getallenlijn wordt uitgebreid van 100 naar 1000. - Hoeveelheden tot 1000 kunnen herkennen, schrijven, vergelijken en ordenen. - Begrippen H, T, E kunnen toepassen. - Getallen schikken in rangorde. - De grootte van de getallen kunnen voorstellen met allerlei materialen o.a. M.A.B.-materiaal, … - Wiskundige termen en symbolen kunnen toepassen op de getallen tot 1000: even, oneven, dubbel, helft, veelvoud, vermeerderen, … - Kommagetallen zullen enkel gebruikt worden bij geldwaarden in Euro. - Negatieve getallen (vb. – 10) worden enkel gebruikt in concrete situaties zoals het meten van de temperatuur onder de 0° C. - Breuken : 1) Er zijn 2 soorten breuken : Stambreuken = breuken met teller 1, vb. ⅛. Gewone of echte breuken = breuken met teller groter dan 1, vb. ⅝. 2) Verwoording: vb. 5/8 = 5 van de 8 gelijke delen, dus : Ik verdeel het geheel in 8 gelijke delen en neem er 5 van. 3) De kinderen leren een breuk nemen van : Hoeveelheden (concreet handelen of schematisch tekenen). Grootheden, vb. lijnstuk, strook, cirkel (concreet handelen of schematisch tekenen). Getal (abstract beredeneren) 4) Volgende doelstellingen worden nagestreefd : Aanvullen tot een geheel. Allerlei gehelen verdelen in gelijke delen. Vertrekken van een deel en het geheel kunnen vinden. Breuken met elkaar kunnen vergelijken met breukenmateriaal (= schematisch). Benoemen van de delen van een breuk : teller, noemer en breukstreep Stambreuken en echte breuken kunnen nemen van een getal.
Tweede leerdomein: Bewerkingen
a) Hoofdrekenen met natuurlijke getallen -
-
Opgaven met +, - , x en : tot 1000. Opbouw bij + en – gaat heel geleidelijk van H + E tot HTE + HTE. De moeilijkste stap voor de kinderen is de brug over het honderdtal. Inoefening van maal- en deeltafels tot 100 (september). Snel en zonder aarzelen kennen, ook thuis blijven inoefenen. We leren de leerlingen steeds een standaardprocedure aan, maar hebben ook oog voor flexibele oplossingswijzen. We stimuleren ze om verschillende denkprocessen aan te wenden om tot een oplossing te komen. vb. 1 Het rekenhandig herschikken van termen bij volgende optelling : 175 + 324 + 125 = (175 + 125) + 324 vb. 2 573 + 199 = 573 + 200 - 1 Een nieuw accent bij hoofdrekenen is schattend rekenen om de grootteorde van de uitkomst te zien. Dit is vooral een belangrijk controlemiddel bij het cijferen (zie verder). De kinderen leren bij benadering een uitkomst bepalen d.m.v. afronden.
b) Cijferen
Cijferen is volledig nieuw voor de kinderen. Ze moeten kunnen optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen tot 1000. Hierbij wordt een vaste verwoording gebruikt. Het aanleren van optellen en aftrekken gebeurt met de abacus.
-2OPTELLING
AFTREKKING 1
AFTREKKING 2: lenen bij T = 0
VERMENIGVULDIGING
DELING 1: H > deler
DELING 2: H < deler
Derde leerdomein: Metend rekenen Is een groot leerdomein geworden en bestaat uit 3 grote stappen : 1. Meten zonder een maateenheid te gebruiken. vb. De inhoud van een blikje cola en een bierflesje vergelijken door overgieten. 2. Meten met natuurlijke maateenheden en natuurlijke materialen zoals voetstappen, kastanjes, zand, water, … 3. Meten met standaardmaateenheden. In het derde leerjaar zijn dit de maateenheden die de leerlingen moeten kennen en kunnen hanteren : a. lengte : km, m, dm, cm b. Inhoud : l , 1/2 l, dl, cl c. Gewicht : kg, g d. Tijdstip en tijdsduur : uur en minuten, dagen en datum, maanden, seizoenen e. Geldwaarden : euro Ze moeten ook verhoudingen kunnen toepassen. vb. ¼ m = 25 cm of 1/10 uur = 6 minuten Zowel de wijzerklok als het digitaal uurwerk moeten gekend zijn. Het is dus interessant als kinderen ook thuis beide klokken af en toe zelf moeten aflezen.
Aangeleerde schema’s kloklezen:
-31. ALGEMEEN OVERZICHT
2. ZO LEES IK DE WIJZERKLOK
3. VAN DIGITALE KLOK NAAR WIJZERKLOK
4. VAN WIJZERKLOK NAAR DIGITALE KLOK
-4Vierde leerdomein: Meetkunde - Vlakke figuren worden ontdekt en met elkaar vergeleken. Hierbij worden eigenschappen van vlakke figuren afgeleid. vb. Een vloertegel is vlak, heeft vier rechte zijden en vier rechte hoeken, een bal is rond en heeft geen zijden en geen hoeken. Volgende vlakke figuren worden benoemd : driehoek, vierkant, rechthoek, ruit, parallellogram, trapezium. - Hoeken : De juiste termen gebruiken en toepassen: hoekpunt en benen. De grootte van de hoeken vergelijken door bedekken met rechte hoek. - De benaming van de driehoeken : naar de zijden (gelijkbenig, gelijkzijdig of ongelijkzijdig) en naar de hoeken (recht, stomp of scherp) - De ruimtelijke oriëntatie : kaartlezen, plattegrond, voor- en zijaanzicht van eenvoudige bouwwerkjes kunnen tekenen, zelf kunnen bouwen aan de hand van een vooraanzicht of plattegrond. - Meetkundige relaties : Kennismaking met de spiegeling. Evenwijdige rechten kunnen herkennen en tekenen met geodriehoek. Loodrechte lijnen kunnen herkennen en tekenen met geodriehoek.
Vraagstukken?
Vraagstukken worden niet meer als apart vak gegeven, maar komen voor in de verschillende domeinen van de wiskunde. De term vraagstukken is veranderd naar ‘probleemoplossend denken’.
-5-
Nederlands Handboek : Kameleon !!! TIP: Het Alfabeestje van Kameleon vormt een theoretische leidraad bij spelling en taalbeschouwing. Hierin vindt u als ouder hoe de leerstof werd aangebracht en hoe u uw kind ook thuis kunt helpen bij het inoefenen ervan !!! Deze taalmethode werkt met 12 thema’s uit de leefwereld van de kinderen, zoals “Welkom”, “In de buurt”, “Hoera, nieuw leven”, … Een thema loopt over 2 weken. Na een drietal thema’s volgt telkens een cursorische periode van een week waarin bepaalde leerinhouden specifiek worden aangebracht en ingeoefend. Nederlands omvat vier grote leerdomeinen : luisteren, spreken, lezen en schrijven.
Eerste leerdomein: Luisteren We willen de kinderen een goede luisterattitude bijbrengen door zeer gevarieerde luisteropdrachten aan te bieden, zoals: - Geluiden onderscheiden. - Gevoelens kunnen afleiden uit stemnuances. - Inhoud van een boodschap interpreteren + waardering uitspreken. - Weten wie de spreker is of voor wie de boodschap bedoeld is. - Hoofdgedachte kunnen halen uit een verhaal. - Klankenreeksen onthouden. - Opdrachten uitvoeren. - Routebeschrijving kunnen aanduiden op plattegrond. - Tekenopdracht kunnen uitvoeren. …
Tweede leerdomein: Spreken Vroeger was dit hoofdzakelijk een eenrichtingsverkeer : ”Meester of juf spreekt, mondjes dicht.” Nu is dit geëvolueerd naar dialoog. Aandachtspunten zijn : - willen en durven spreken (situaties aanbieden, …) - persoonsgericht spreken (van persoon tot persoon) - inhoudsgericht spreken (inhoud van een boek navertellen) - verzorgd spreken (uitspraak, woordenschat, tempo, zinsbouw) - expressief en creatief spreken (belevingen navertellen of iets verzinnen) - waarderend spreken (mening over iets verwoorden) Werkvormen hiervoor zijn: tweegesprek, klasgesprek, vraaggesprek, telefoongesprek, kringgesprek, navertellen, poppenspel, dramatiseren, …
Derde leerdomein: Lezen Lezen omvat drie onderdelen: technisch lezen, begrijpend lezen, toegepast lezen. a. Technisch lezen Bij het technisch lezen wordt de leestechniek verbeterd en voortgezet. Wanneer een leerling start in het derde leerjaar is het gemiddeld leesniveau avi 5-6. We streven naar avi 7 met Kerstmis en avi 8 tegen Pasen. In ideale omstandigheden kan een kind eind derde leerjaar de 9 leesniveaus bereikt hebben. Maar daar is gerust nog tijd voor tot eind 4e leerjaar. Maak je dus geen zorgen als dat op het eind van het derde niet zo is. Andere aandachtspunten bij het technisch lezen – naast verbeteren van de leestechniek - zijn: - Leesstrategie verbeteren. - Lezen met een vergrotend leesveld (geen woorden lezen maar zinnen). - Correct lezen met aandacht voor leestekens en pauzes. - De leesvaardigheid verbeteren : vlotheid, juiste klemtoon, intonatie, expressie…
-6De methode: De leesteksten komen uit kinderboeken (korte zinnen, groot lettertype, goed geïllustreerd). Elke tekst is op twee niveaus geschreven. Het moeilijkere niveau is aangeduid met een groot, blauw blik leesvoer. Het gemakkelijkere met een klein, groen blik. Vooral op maandag doen we aan leestraining in homogene leesgroepen. Meerlettergrepige woorden worden vooraf aangebracht en ingeoefend. De kinderen met leesmoeilijkheden worden dan in een groepje door de juf begeleid. Zij krijgen vaak ook een lezertje mee naar huis. Die blaadjes zijn herhalingen van het leesaanbod in de klas en zijn heel zinvol om doorheen de week eens samen door te nemen. Daarnaast is er tweewekelijks 25’ samen lezen voorzien, waarbij leerlingen in heterogene groepen een tekst in het leesboek van Kameleon lezen. Die teksten zijn herkenbaar aan de alinea’s met afwisselend een groen of blauw blik. Ook zij lenen zich perfect tot oefening thuis, waarbij u als ouder het blauwe blik voor uw rekening neemt. Zo oefent uw kind op het juiste niveau en laat u horen waar het lezen naartoe moet groeien Vanaf het 2e trimester werken we ook klasoverschrijdend met de hulp van leesouders aan niveaulezen. Dan lezen de kinderen 20 minuten in een groepje van kinderen met hetzelfde leesniveau in aangepast boekjes. b. Begrijpend lezen Dit gebeurt met aangepaste teksten, vb. verhaal, sprookje, reclametekst, krantenartikel, dialoog, gedicht, raadsels, menu’s en uitnodigingen. De vragen gaan vooral over de vorm van de tekst en de inhoud: - weetvragen (wie, wat, wanneer …) - gevoelsvragen (hoe voelt …) - denkvragen (waarom … - nagaan van de bedoeling van de schrijver) - vragen bij de illustratie en de titel Het begrijpend lezen geeft een aanzet tot het studerend lezen dat meer en meer zal aan bod komen in hogere leerjaren. c. Toegepast lezen, voorlezen of vrij lezen Uiteindelijk wordt dit de hoofddoelstelling van alle energie die in het lezen wordt gestopt. Kinderen moeten er spontaan toe komen om lectuur ter hand te nemen of om informatie te gaan opzoeken. Af en toe is er mogelijkheid om gedurende 25’ minuten vrij te lezen uit boeken van de klasbibliotheek. Er wordt ook tijd vrij gemaakt om kinderen na het lezen van een boek daarover kort te laten vertellen voor de klas bij wijze van leespromotie. Ook de voorleesmomenten, door de leesmethode tweewekelijks voorzien, zijn bedoeld om de leeskriebel bij kinderen op te wekken. In die zin hebben kinderen er ook veel baat bij om zelf of met de ouders af en toe een bibliotheek te bezoeken.
-7Vierde leerdomein: Schrijven Schrijven omvat creatief schrijven en spelling. Creatief schrijven Aandachtspunten zijn : - willen en durven schrijven - persoonsgericht schrijven (brief, advertentie, dagboek, …) - inhoudsgericht schrijven (beschrijving, reclametekst, …) - expressief en creatief schrijven (verhaal, sprookje, versje, strip, …) - situatiegericht schrijven (verslag, uitnodiging, menu, …) Bij de verbetering ligt het accent vooral op de inhoud en niet zozeer op de spelling. Het kladwerk wordt wel gecorrigeerd door de leerkracht en dan pas overgeschreven in ’t net. Ook de vorm en presentatie is van belang bij het schrijven van een werkje. Spelling Inhoudelijk wordt de leerstof van het tweede leerjaar voortgezet. - Moeilijke medeklinkercombinaties - Eindletter –d of –t en –b of -p (verlengingsregel) - Woorden met ei/ij (ei-verhaal) en au/ou (au-verhaal) - Tweeklanken (vb. aai, ooi, oei, eeu, ieu, eu, ui) - Voorvoegsels: ge-, be-, ver-… - Woorden met ch en g - Werkwoorden in de tegenwoordige tijd - Leestekens : . , ? ! : - Onthoudwoorden met kaartjes om thuis te oefenen - Verdubbeling van de medeklinker (vb. kat - katten) en verenkeling van de klinker (vb. beer - beren) aan de hand van de katten- en apenregel:
-8Overkoepelend leerdomein: Taalbeschouwing In de vier voorafgaande leerdomeinen zijn we eigenlijk voortdurend bezig geweest met het beschouwen en interpreteren van de taal. We gebruiken hierbij de 9-vragenplaat: Wie is de zender? Wie is de ontvanger? Welk soort tekst is het; een weettekst of een verhaaltekst? … Maar om dit te kunnen doen, moeten we ook de techniek van de taalschat en de taalsystematiek onder de knie krijgen. 1. Taalschat : Hierbij verruimen we de woordenschat door vb. synoniemen, tegenstellingen, rijmwoorden, spreekwoorden en beeldspraak te leren kennen. 2. Taalsystematiek : is een beetje te vergelijken met onze vroegere spraakkunst, dus woord- en zinsleer, maar op een andere manier gebracht. - Volgende woorden moeten de kinderen kunnen terugvinden in een zin: lidwoord, bijvoeglijk naamwoord (= hoewoord), zelfstandig naamwoord, werkwoord (= doewoord), verwijswoord. - Zinnen bouwen. - Onderwerp (= wie doet iets?) en persoonsvorm (= wat wordt erover gezegd?) vinden door een vraagzin te maken. - Woordgroepen herkennen. - Zinsdelen kunnen verplaatsen.
Muzische opvoeding 1. 2. 3. 4. 5.
Dramatisch spel : Bewegingsexpressie: Beeldopvoeding : Muzikale opvoeding : Lichamelijke opvoeding :
vb. gedicht, toneel, poppenkast, rollenspel, … vb. dans, uitbeeldingsopdrachten, tableau-vivant, … beschouwen van kunstwerken en zelf beeldend scheppen lied, ritmiek, muziek beluisteren, … turnen en zwemmen
Wereldoriëntatie Ongeveer maandelijks wordt er een thema uitgewerkt en gebundeld in de map. We vertrekken steeds vanuit ervaringen in de eigen omgeving. In elk thema wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een aantal dimensies die in het leerplan W.O. aan bod komen: mens en natuur, mens en samenleving, mens en tijd, mens en ruimte, mens en zingeving, … De kinderen zullen op het einde van de maand hun thema meebrengen naar huis om zich voor te bereiden op een toets van de week erop. Het thema wordt dan geëvalueerd aan de hand van de toets, maar ook medewerking, inbreng, interesse zal gedeeltelijk bepalend zijn. Zo kan een kind dat niet zo goed leert, toch heel geïnteresseerd en geboeid zijn in de lessen W.O. In de voorbereiding van die toets willen we ook een zekere leerlijn steken. Zo krijgen de kinderen in het begin van het schooljaar na elk thema richtvraagjes mee, die we samen in klas oplosten. De toets bevat grotendeels gelijkaardige vragen, die misschien soms wat anders geformuleerd worden. Na Pasen formuleren we doelen i.p.v. richtvragen en moeten de kinderen zelf proberen om die doelen te realiseren a.d.h.v. hun themaboekje. Daarnaast voorzien we ook ruimte voor toepassingen op internet, klasoverschrijdend hoekenwerk, tweewekelijkse verkeerslessen (methode Knipperlicht met daarnaast ook praktische oefeningen in fietsparcours), tuinactiviteiten, schoolproject Ietsjemeer (= training van sociale vaardigheden), …
-9-
Godsdienst Handboek: Tuin van Heden Vandaag spreken we van “godsdienst” in plaats van “catechese”. Waar de “catechese” van vroeger vertrok van een katholiek gelovig publiek, wil het nieuwe “godsdienstonderricht” zich namelijk richten tot een heel diverse groep kinderen met een verschillende levensbeschouwelijke achtergrond. We houden in de godsdienstlessen rekening met de leefwereld van de kinderen en willen hen begeleiden in hun religieuze groei. Daarbij krijgen ze elementen van het christelijk geloven aangeboden. De handleiding reikt boeiende en creatieve werkvormen aan (rollenspel, kringgesprek, bibliodrama, beeldende expressie, …) en thema’s die aansluiten bij de leefwereld van de kinderen (Anders zijn/Ontmoeting, Vergeving en verzoening, Verbondenheid in verdriet, …) en het kerkelijk jaar (Advent, Kerstmis, Vasten, Pasen, ...). Ook dit vak wordt “getoetst” op het einde van elk thema. Deze evaluaties worden telkens in klas voorbereid. De kinderen kunnen hun lesmateriaal (boekje en map) gebruiken tijdens de toets, waarin vooral naar inzicht en persoonlijke beleving wordt gepeild.
Frans in het derde leerjaar?! Net als in het eerste leerjaar krijgen de leerlingen ongeveer tweewekelijks een korte initiatie Frans. We volgen hierbij de handleiding Cocorico, die aan de hand van filmfragmenten, speelse oefeningen, liedjes en drama de kinderen op een leuke wijze laat kennismaken met onze tweede landstaal. Bedoeling is vooral de interesse wekken en de drempel tot communicatie met een Franstalige te verlagen.
Klashouden 1.
Om de werkhouding te verbeteren en de concentratie te verhogen gebruiken we de methode met de 4 beren van Meichenbaum. 2. Belonen en straffen : systeem met rode stippen en stempels. 3. Maandagmorgen : onthaalmoment in de onthaalhoek. 4. Vrijdagavond : rustige afsluiter met voorleesverhaal in de vertelhoek. 5. Wekelijkse klastaken (bloemen water geven, uitdelers, ziekenverzorgers, ...). 6. Elke morgen wordt er aandacht besteed aan een eigentijds gebed. Het initiatief komt van de leerkracht, maar ook kinderen kunnen een eigen inbreng doen. 7. Klasbrievenbus : wanneer kinderen met iets zitten dat ze makkelijker via een briefje kwijt kunnen aan de leerkracht of een medeleerling (vb. bijleggen van een ruzie). 8. Klasdagboek : gaat per kind afzonderlijk mee voor één week. Fouten worden er niet in verbeterd. Het verhaal van het kind wordt voorgelezen voor de klas. 9. Oudsten op onze afdeling, dus enkele schooltaken (melk- en fruitsapbedeling, maaltijdenmap). 10. Huistaken (cfr. huiswerkwijzer): elke maandag, dinsdag en donderdag. Huistaken zijn een hulpmiddel voor de leerkracht om te peilen hoever een kind staat met een bepaalde leerstof. Bij eventuele moeilijkheden of problemen, hebben we dan ook graag dat u dit meldt aan de leerkracht. Vanaf Pasen krijgt het kind huiswerk op voor de hele week. Tegen een vooraf afgesproken dag moet alles binnen zijn. Zo leert uw kind plannen en vergroot de zelfstandigheid. 11. Contractwerk : Elke week krijgt uw kind een bundel met herhalingsoefeningen van leerstof van de voorbije week. Die bundel wordt individueel in klas gemaakt op dinsdagmorgen (tijdens de les contractwerk) en op “dode” momenten doorheen de schoolweek. Tijdens de les contractwerk op dinsdag neemt de leerkracht regelmatig kinderen alleen of in groepjes bij zich om vastgestelde moeilijkheden te remediëren. De bundel bevat de MOET-taken, die moeten af zijn tegen de volgende dinsdag. In principe moet dit meestal lukken binnen de klasuren. Daarnaast zijn er ook MAG-taken, waaruit leerlingen die klaar zijn een keuze kunnen maken. Ervaren we bij sommige kinderen nog te weinig uitdaging, dan zijn er ook “uitdagingsbundels” voor handen. 12. Corrigeren of verbeteren? Het meeste huis- en klaswerk van de leerlingen wordt steeds door de leerkracht nagezien. Fouten worden daarbij met rood aangeduid en moeten de leerlingen nadien zelf verbeteren. Mogelijke afkortingen op het werk van uw zoon/dochter: Z.V. = door leerling zelf verbeterd K.V. = klassikaal verbeterd K.W. = klassikaal werk Werkjes met één van deze afkortingen worden verondersteld geen fouten meer te bevatten en bijgevolg niet meer grondig nagekeken door de leerkracht.