Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-27 jaar in Lingewaard 2014-2017 ALLEMAAL KETENPARTNERS!
1
Voorwoord Een nieuwe visie op de doorgaande ontwikkelingslijn (DOL). Niet meer van 0-12, maar van 0-27! Een visie die aansluit bij de alle ontwikkelingen binnen het onderwijs, er op gericht zoveel mogelijk jongeren 1 met een goede startkwalificatie te laten beginnen aan het arbeidsproces. Deze nieuwe lijn sluit ook aan bij het idee van ‘een leven lang leren’. Van VVE (voor- en vroegschoolse educatie) in de peuter- en kleuterperiode via warme overdrachten van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs en de doorontwikkeling van het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) wordt door velen bijgedragen aan de educatie en begeleiding van onze schoolkinderen op weg naar volwassenheid. Met de mogelijkheden, die iedere jongere heeft, is het van belang om in samenwerking met alle betrokkenen te streven naar de optimale ontwikkelingskansen, zodat een zo volwaardige participatie in onze maatschappij mogelijk is. Om als gemeente Lingewaard richting te geven aan de doorgaande ontwikkelingslijn, rekening houdend met alle bijbehorende documenten – al dan niet vastgesteld door de gemeenteraad – vind ik het belangrijk om consistent te zijn in onze opvattingen en voortdurend in gesprek te zijn met alle betrokkenen uit het werkveld. Daarom zijn de onderlinge gesprekken, geformaliseerd in het LEA (de Lokale Educatieve Agenda) van belang. De afgelopen jaren heeft Lingewaard samen met negen andere gemeenten hard gewerkt aan het terugdringen van het vroegtijdig schoolverlaten en het regionaal optimaliseren van de leerplicht. Ook is er afgesproken om het passend onderwijs, onderdeel van de vier decentralisaties, onder te brengen in de Gemeenschappelijke Regeling Onderwijszaken (GRO), samen met de leerplicht en het vroegtijdig schoolverlaten. Deze intergemeentelijke samenwerking is van belang, omdat ouders en kinderen zich niet gebonden voelen aan gemeentegrenzen, wanneer het gaat om – voor hun kind – de beste onderwijsinstelling te vinden. Voor de rijksoverheid is iedereen tot 27 jaar een ‘jongere’, die óf een opleiding volgt óf deelneemt aan het arbeidsproces. Na de eerste schakelmomenten volgt een belangrijke periode in het leven van jongeren tussen de 18 en 23. In deze periode is het belangrijk om te zorgen voor mogelijkheden binnen het arbeidsproces of voor het volgen van een vervolgopleiding. In het voorliggende document wordt duidelijk waarom het voor iedere betrokkene – jongere, ouders en professionals – belangrijk is te weten welke middelen worden ingezet voor de optimale ontwikkelingskansen, waar deze aan gerelateerd zijn en wie er voor welke stap verantwoordelijk is. In Lingewaard zijn in 2013 ruim 14.000 jongeren tussen 0 en 27 jaar. Bijna één derde van onze inwoners! Naast de eigen verantwoordelijkheid van jongeren zelf en hun ouders/verzorgers, nemen alle professionals in het veld de eigen verantwoordelijkheden en werken we gezamenlijk aan een goede toekomst op het brede gebied van educatie en ontwikkeling van onze jongeren. Kees Telder Wethouder Onderwijs
1
Een startkwalificatie is een diploma havo, vwo of mbo (niveau 2).
2
Samenvatting “Als je daadwerkelijk een doorgaande lijn wilt realiseren, dan kun je niet anders dan verbanden leggen en verbindingen aangaan2”. Wat willen we bereiken? Onze bestaande “Visie Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-14 jaar” uit 2009 richtte zich op het onderwijs en een beperkte leeftijdscategorie. Gelet op alle ontwikkelingen in het sociale domein vinden wij het nu tijd voor een nieuwe visie. Wij hebben deze in overleg met het veld als volgt geformuleerd: De gemeente Lingewaard en haar partners streven voor elk kind van 0-27 jaar naar het realiseren van optimale ontwikkelingskansen en volwaardig participeren in onze maatschappij binnen zijn/haar mogelijkheden. Uit onderzoek is gebleken dat als we zo vroeg mogelijk starten met duurzaam investeren in (jonge) kinderen, dit er uiteindelijk voor zorgt dat: • ze met minder achterstand naar de basisschool gaan; • een startkwalificatie halen in het onderwijs; • op langere termijn minder afhankelijk zijn van sociale voorzieningen; • minder in aanraking komen met justitie en; • een hoger inkomen bereiken. Wij houden bij deze nieuwe visie rekening met de volgende uitgangspunten: - Kind Centraal
- Gedeeld resultaat = er samen voor gaan!
- Eigen kracht en verantwoordelijkheid
- Vroegsignalering
- Gemeente= vangnet
- Bevorderen normalisering
- Deskundigheid professionals
- Educatief partnerschap ouders en voorziening
- Pedagogische civil society
- Samenwerking gemeente en voorzieningen
- Vrije schoolkeuze ouders en autonomie scholen
- Spanningsveld: dynamiek omgeving versus kaders
Tevens hebben wij een aantal ambities geformuleerd:
2
Een doorgaande lijn 0-13 jaar: denken in ketens, KPC 2009
3
Wat gaan we daarvoor doen? Met deze visie willen wij een kader vaststellen waarin alle aspecten van de doorlopende ontwikkelingslijn zijn benoemd. Daarnaast willen wij afspraken maken met alle betrokkenen over zowel het erkennen van schakelmomenten als de inzet en verantwoordelijkheid op deze momenten. Tot slot bieden de uitgangspunten en ambities ons houvast voor het verder uitwerken en laten groeien van de visie. Deze kadernotitie is een groeidocument. Dit biedt ons ruimte om deze jaarlijks via een uitvoeringsprogramma aan te passen aan actuele ontwikkelingen en inzichten die gaandeweg ontstaan. Het zal ieder jaar als vast onderdeel van het LEA-overleg worden geagendeerd, Wij streven ernaar de volgende resultaten te behalen: • De gemeente (wat) en de LEA-partners (hoe) garanderen de doorgaande ontwikkelingslijn 0-27 jaar door op gelijkwaardige wijze de aansluiting met elkaar te vinden om kinderen zo optimale ontwikkelingskansen te bieden. • De gemeente geeft duidelijkheid in wat zij wil met haar visie op de doorlopende ontwikkelingslijn door middel van de voorgestelde uitgangspunten en wat zij daarbij verwacht van de voorzieningen qua houding (samenwerking) en activiteiten (zowel gericht op het algemene als het specifieke vlak). • De samenwerking op basis van de ketengedachte is een structurele werkwijze voor alle voorzieningen. Er moet een sluitend netwerk zijn, zeker als een schakelmoment een risico oplevert. De samenwerking is vooral van belang in de zorgstructuur. Iedere partner zet – op basis van kennis en kunde – de noodzakelijke ondersteuning en/of hulp zo vroeg mogelijk in. • Gezamenlijk vastgestelde indicatoren om de visie te kunnen meten, bijstellen, verder vorm te geven en te evualeren. De indicatoren worden een vast onderdeel van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. • Ruimte geven om collegiale toetsing te bieden en ontvangen in de vorm van intervisie, bijv. voor signaleren van risico’s, mogelijkheden qua inzet en aanbod vanuit iedere partner en het leren omgaan met (nieuwe) ondersteunende methoden.
Wat gaat dat kosten? Om de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen zo goed mogelijk te laten verlopen, wordt er door ons, maar zeker ook door onze partners, veel geïnvesteerd. Het is ondoenlijk om hiervoor een overzicht op te stellen, omdat de budgetten, bedoeld voor diverse leeftijdscategorieën, dwars door onze hele gemeentelijke begroting heen terug te vinden zijn en ook niet 1 op 1 voor dit doel worden bestemd. De budgetten worden ingezet voor 1) algemene voorzieningen, zoals peuterspeelzaalwerk, jeugdgezondheidszorg, jeugd- en jongerenwerk en leerplicht, en 2) individuele voorzieningen, waaronder voorschoolse educatie, opvoedingsondersteuning, neveninstromers en leerlingenvervoer. Voor de uitvoering van deze kadernotitie zijn geen aanvullende middelen nodig. We streven naar het behalen van de gewenste resultaten binnen de huidige beschikbare middelen. Als er echter om wat voor
4
reden dan ook bezuinigd gaat worden op de bestaande budgetten, moet men zich ervan bewust zijn dat het dan ook moeilijker wordt om de gestelde ambities te realiseren.
5
Inhoudsopgave Voorwoord wethouder Telder Samenvatting
2 3
1. Inleiding 2. Voorstel 3. Kaders 3.1 Welke landelijke en regionale kaders zijn van toepassing? 3.2 Wat zijn de lokale kaders? 4. Visie Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-27 jaar 4.1 Waarom een nieuwe visie? 4.2 Doorgaande ontwikkelingslijn 4.2.1 Wat verstaan we onder ontwikkelingslijn? 4.2.2 Wat verstaan we onder doorgaand? 4.2.3 Waarom belangrijk? 4.2.4 Keuze leeftijdsgrens bij 27 jaar 4.3 Welke schakelmomenten spelen een rol bij de doorgaande ontwikkelingslijn? 4.3.1 Wat is een natuurlijk schakelmoment? 4.3.2 Wat is een vast schakelmoment? 4.4 Wat wordt de nieuwe visie Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-27 jaar 4.4.1 Uitgangspunten 4.4.2 Ambities 5. Nieuwe visie in de praktijk 5.1 Welke doelgroepen onderscheiden we? 5.1.1 Het jonge kind (0-4 jaar) 5.1.2 Kinderen in het Primair Onderwijs (4-12 jaar) 5.1.3 Kinderen in het Voortgezet Onderwijs (12-18 jaar) 5.1.4 Jongeren in een vervolgopleiding of werkend (18-27 jaar) 5.1.5 Lokaal aanbod voor de leeftijdscategorieën 6.Resultaten 6.1 Beoogde resultaten 6.2 Ketenpartners 6.3 Regierol 6.4 Financiën 7. Overlegstructuren 7.1 Lokale Educatieve Agenda 7.2 Werkgroepen 7.3 Wijziging opzet Werkgroep Doorgaande Ontwikkelingslijn? 7.4 Doorzettingsmacht van de gemeente 8. Tot slot 8.1 Communicatie met het veld 8.2 Jaarlijks uitvoeringsprogramma opstellen
6 6 7 7 7 9 9 9 9 9 10 10 10 10 10 10 10 12 14 14 14 16 16 16 17 18 18 19 19 20 21 21 22 23 23 25 25 25
Bijlagen 1 Toelichting Vier Decentralisaties 2 Cijfers doelgroep 3 Rol van ouders, voorzieningen en gemeente 4 Lokaal aanbod 5 LEA – vier kolommenschema
26 28 31 34 39
6
1. Inleiding Voor u ligt een kadernotitie voor de “Visie op de Doorgaande ontwikkelingslijn 0-27 jaar” in de gemeente Lingewaard. Op 28 mei 2009 heeft de gemeenteraad een visie op de doorgaande ontwikkelingslijn 0-12 jaar vastgesteld, die zich voornamelijk richtte op het onderwijs in Lingewaard. Het is tijd voor een nieuwe visie, die rekening houdt met de actuele landelijke en lokale ontwikkelingen en waarin ook nadrukkelijk de koppeling wordt gelegd tussen onderwijs, jeugdbeleid en jeugdhulpverlening. Deze kadernotitie is geschreven voor de gemeenteraad en de samenwerkingspartners. Het doel van deze kadernotitie, is om op hoofdlijnen te komen tot een nieuw visiedocument voor de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen van 0-27 jaar uit Lingewaard in relatie tot alle relevante beleidsvelden. In diverse beleidsnotities en raadsbesluiten is de visie van de gemeente al verwoord. In deze notitie wordt dan ook, waar nodig, naar de betreffende stukken verwezen. Een ononderbroken ontwikkeling, zonder drempels en onnodige hobbels, dat staat ons voor ogen als we spreken over de doorgaande lijn. Opgroeien gaat meestal goed, maar in sommige gevallen ook niet. Veelal blijkt een schakelmoment de aanleiding te zijn van een onderbroken ontwikkelingslijn. Daarom vinden wij het belangrijk dat er (meer) samenhang komt in het gemeentelijk beleid gericht op kinderen/jongeren van 0-27 jaar. De doelgroepen waarop wij ons in deze notitie richten zijn: 1. De kinderen/jongeren en hun ouders. 2. Alle professionals, die werken met kinderen/jongeren en ouders (de primaire doelgroep). 3. De gemeente zelf, die deels werkt als regisseur binnen dit geheel, deels faciliterend en deels ook verantwoordelijk is. Het college van B&W is verantwoordelijk voor de uitvoering van de visie, uiteraard binnen de kaders die de raad stelt. Hiervoor stelt B&W jaarlijks een uitvoeringsprogramma vast, voor het eerst in 2014. Groeidocument We zien deze visie als een groeidocument. Een document waarin we vanuit een algemene visie op de doorlopende ontwikkelingslijn voor de 0-27 jarigen in onze gemeente komen tot een visie op de inhoud en een visie op de wenselijke structuur. Een groeidocument maakt het mogelijk om inzichten te verwerken die tijdens het proces ontstaan. Leeswijzer In deze kadernotitie is het beleid op hoofdlijnen beschreven. Na het voorstel lichten wij in hoofdstuk 3 toe met welke kaders wij te maken hebben. In hoofdstuk 4 beschrijven we uitgebreid waarom wij een nieuwe visie op de doorgaande ontwikkelingslijn willen en hoe die visie dan luidt. Ook geven we een overzicht van de uitgangspunten en ambities bij deze visie. De uitwerking in de praktijk voor zowel de gemeente als het veld wordt beschreven in hoofdstuk 5. De resultaten die we vervolgens willen halen, worden toegelicht in hoofdstuk 6. De partijen met wie we veelvuldig overleggen staan op een rij in hoofdstuk 7 en in hoofdstuk 8 geven we aan hoe we hebben gecommuniceerd met het veld en wat ons na vaststelling van deze notitie te doen staat.
2. Voorstel Wij stellen de gemeenteraad voor om: 1. In te stemmen met de kadernotitie “Visie Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-27 jaar” en;
7
2. Deze visie vervolgens te gebruiken als vertrekpunt voor de eraan gerelateerde nog te ontwikkelen beleidsterreinen.
8
3. Kaders Bij het opstellen van een nieuwe visie houden wij rekening met diverse kaders, zowel landelijk, regionaal als lokaal. Dit zijn zowel wettelijke als beleidsmatige kaders. In dit hoofdstuk beschrijven wij deze kaders.
3.1 Welke landelijke en regionale kaders zijn van toepassing? Op de onderwerpen uit deze visie is verschillende wet- en regelgeving van toepassing, waaronder de Wet op het Primair Onderwijs (WPO), Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO), de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, Wet op de leerplicht en de Wet op de Kwalificatieplicht. Daarnaast hebben wij te maken met de actuele ontwikkelingen vanuit de vier Decentralisaties: Begeleiding en dagbesteding vanuit AWBZ, Participatiewet, Zorg voor de Jeugd en Passend Onderwijs. Voor drie decentralisaties (AWBZ, Participatiewet en Zorg voor de jeugd) is gekozen om een regionale visie op te stellen. De regio Arnhem bestaat voor deze decentralisaties uit elf gemeenten, gelegen om de centrumgemeente Arnhem. Deze visies worden ook in de afzonderlijke gemeenten vastgesteld. Voor Passend Onderwijs is een andere kleinere, regio van toepassing, waar de samenwerking minder intensief is. Daarnaast bezoekt de Inspectie van het Onderwijs scholen om te toetsen of conform de landelijke kaders wordt gewerkt (eerstelijnstoezicht). Tevens hebben wij te maken met het tweedelijnstoezicht van de Inspectie van het Onderwijs op peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en VVE. In bijlage 1 worden de kaders summier toegelicht.
3.2 Wat zijn de lokale kaders? Sociale visie Op lokaal niveau werken wij uiteraard binnen de landelijke en regionaal vastgestelde kaders. Daarnaast heeft de gemeenteraad de afgelopen jaren diverse beleidsdocumenten vastgesteld. Eén belangrijk document lichten we er uit. Op 31 mei 2012 heeft de raad de “Sociale Visie Lingewaard 2022” vastgesteld. Dit document beschrijft de Lingewaardse ambities op sociaal gebied voor de lange termijn. Het document wordt aangemerkt als een kapstok voor diverse beleidsdocumenten, die aan het eind van deze paragraaf worden opgesomd. Voor het deelterrein Opgroeien, waarvan de doorgaande ontwikkelingslijn deel uitmaakt, is de volgende “bestemming” geformuleerd: • De jeugd kan zo probleemloos mogelijk opgroeien; • De jeugd maakt gebruik van de mogelijkheden die de samenleving biedt om hun eigen kracht te ontwikkelen en te versterken; • Wij maken jeugd en jonger vroeg bewust van het feit dat ze deel uit maken van de samenleving en daarin medeverantwoordelijkheid dragen. • Ouders en gezinnen zijn goed toegerust op hun verantwoordelijke opvoedingstaak. • De kansen zijn groter bij vroege signalering wanneer er iets mis dreigt te gaan, om daarmee grotere problemen te voorkomen. • Er is hulp ter ondersteuning van jeugd en hun opvoeders. Bovenstaande visiepunten zijn op deze notitie ook van toepassing. Beleidsdocumenten In de achterliggende stukken bij deze kadernotitie treft u de volgende beleidsdocumenten aan: • Visie Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-14 jaar, mei 2009; • Startnotitie “Het Integrale Jeugdbeleid in Lingewaard” najaar 2009;
9
• • • • • • • •
Notitie Centrum Jeugd & Gezin (CJG), 2011 (incl. samenwerkingsconvenant); Lingewaardse Overdracht- en Verwijsprocedure 2010 (incl. samenwerkingsconvenant); Beleidsplan WMO 2012-2015, 2011; Kadernotitie “Peuterspeelzaalwerk, bouwsteen voor de toekomst, 2014-2017”, december 2012; Kadernotitie “Voor- en vroegschoolse Educatie, een stap vooruit 2014-2017”, december 2012; Visie Regio Arnhem, Zorg voor de Jeugd, mei 2012; Sociale Visie 2022 gemeente Lingewaard, mei 2012 en; Notitie regionalisering leerplicht; de mogelijk- en onmogelijkheden, september 2012.
Van algemene voorziening naar individueel maatwerk Alle genoemde beleidsdocumenten bevinden zich op de lijn van algemene voorziening naar een voorziening specifiek voor bepaalde doelgroepen. Op diverse terreinen hebben wij inmiddels een visie opgesteld, waarin is aangegeven wat algemeen kan en wat individueel moet. Uitgangspunt hierbij zijn voor ons de stappen binnen de “kanteling van de WMO”, welke zijn opgenomen in het WMO-beleidsplan 2012-2015 van Lingewaard.
In deze kadernotitie geven wij op specifieke onderdelen een richting aan: zetten we in op de algemene voorzieningen of is er individueel maatwerk nodig en op welke manier dat dan invloed heeft op de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen. Voor ons heeft de aansluiting tussen onderwijs en jeugd een meerwaarde, omdat er binnenkort voor kinderen die ondersteuning/hulp nodig hebben een verplichtend plan moet worden opgesteld. Hierbij staat voorop: Eén kind, Eén plan! Uitgangspunt is eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid en lokale regie. Dit heeft vervolgens weer consequenties voor de inrichting van het proces en de doelgroepen waar we ons op richten (qua leeftijd en soort voorziening). Alle betrokken voorzieningen investeren in de optimale ontwikkelingskansen van de kinderen in onze gemeente. De behoefte van het kind is hierbij de leidraad voor alle betrokken voorzieningen en ontwikkelingen. Voor een compleet beeld treft u in bijlage 2 wat cijfers aan, die betrekking hebben op de doelgroep van deze visie. In hoofdstuk 4 leggen wij uit waarom wij graag een nieuwe visie willen vaststellen en wat deze dan inhoudt.
10
4. Visie Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-27 jaar 4.1 Waarom een nieuwe visie? De huidige actuele ontwikkelingen (zie hoofdstuk 3 en bijlage 1, kaders) vragen om visie van de gemeente. De oude “Visie Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-12” jaar uit 2009 vinden wij nu te beperkt, omdat deze zich slechts richtte op het onderdeel onderwijs en de leeftijdscategorie tot 14 jaar. Dat is in 2013 een onderdeel van een bredere doelgroep. Het is daarom tijd voor een nieuwe visie! De veranderingen in het sociale domein leggen immers dwarsverbanden tussen de afzonderlijke beleidsterreinen, bijvoorbeeld onderwijs & zorg.
4.2 Doorgaande ontwikkelingslijn In deze paragraaf leggen wij uit wat we verstaan onder een doorgaande ontwikkelingslijn. 4.2.1 Wat verstaan we onder “ontwikkelingslijn”? De ontwikkeling van kinderen speelt zich af op verschillende domeinen (sociaal-emotioneel, spel, spraak, taal, motorisch en cognitief) en op verschillende niveaus. De meeste kinderen werken actief aan hun eigen ontwikkeling; ze willen de wereld om hen heen leren ontdekken en kennen. Dit doen ze ieder op een eigen manier en vormen zo hun individuele ontwikkelingslijn. Een ontwikkelingslijn is daardoor van het kind zelf. Het gaat dan om de ontwikkeling van: • Sociale competenties • Morele competenties • Persoonlijke competenties: (1) Emotionele competenties (2) Motorische en zintuiglijke competenties (3) Cognitieve competenties (4) Communicatieve competenties (5) Creatieve en beeldende competenties Om de ontwikkeling van het kind op de diverse domeinen te verrijken en te stimuleren – om daarmee een optimale ontwikkelingslijn van het kind te waarborgen - moeten volwassenen bewust en gericht interacteren met het kind in een rijke leeromgeving. 4.2.2 Wat wordt verstaan onder “doorgaand”? Bij doorgaande lijnen gaat het om een ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen tussen de verschillende voorzieningen. In Lingewaard werken we onder andere aan het soepeler laten verlopen van de overgang van de ene ontwikkelingsfase naar de andere, dit noemen we een doorgaande ontwikkelingslijn. Per leeftijdsfase maken kinderen verschillende ontwikkelingen door. Wij willen kinderen in een bepaalde leeftijdsfase goed voorbereiden op de ontwikkeling in de volgende leeftijdsfase. In iedere leeftijdsfase zijn verschillende voorzieningen (schakels) werkzaam. Achterstand of uitval van kinderen ontstaat vooral bij de overgang van de ene schakel naar de volgende schakel, Er zijn heel veel manieren om een doorgaande lijn te realiseren. Hoe je dat doet, is afhankelijk van de visie en aanpak van de voorzieningen, de omgeving waarin de voorziening staat, en allerlei andere factoren. Er is daarom geen ‘blauwdruk’ voor de doorgaande lijn, ook niet in Lingewaard. Borging van de doorgaande lijn komt voornamelijk tot uiting door: • De doorgaande lijn in het beleid: samenwerking en afstemming tussen voorzieningen; • De inhoudelijke doorgaande leerlijn: doorlopende programma’s, leerlijnen voor taal, rekenen en sociale ontwikkeling; • Samenwerking met betrekking tot educatieve methodieken;
11
• •
Het inzetten van competente beroepskrachten; De overdracht van gegevens tussen voorzieningen, eventueel m.b.v. een kind- of leerlingvolgsysteem.
4.2.3 Waarom belangrijk? 3 Uit onderzoek is gebleken dat duurzaam investeren in jonge kinderen ervoor zorgt dat: • ze met minder achterstand naar de basisschool gaan; • een startkwalificatie halen in het onderwijs; • op langere termijn minder afhankelijk zijn van sociale voorzieningen; • minder in aanraking komen met justitie en; • een hoger inkomen bereiken. Investeren in het jonge kind verdient zich dus op de langere termijn dubbel en dwars terug. Optimale ontwikkelingskansen kunnen door alle betrokken voorzieningen in Lingewaard en omgeving worden gecreëerd. Dat kan door gezamenlijk een doorgaande lijn te realiseren in de opvoeding, ontwikkeling en educatie in het gezin, op voorschoolse voorziening of onderwijs en in de vrije tijd We gaan hierbij uit van de talenten van burgers, waaronder ook kinderen. Iedereen heeft talenten en burgers die zich vanuit hun individuele kwaliteit mogen ontwikkelen zijn sterker, meer weerbaar en beter opgewassen tegen de eisen die de maatschappij aan hen stelt. Preventie is dus van groot belang. Dit willen we bewerkstelligen door zo effectief mogelijk gebruik te maken van de deskundigheid en professionaliteit bij de verschillende voorzieningen in Lingewaard. Zo krijgt iedereen mogelijkheden aangeboden om zijn talenten te versterken en zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen. 4.2.4 keuze leeftijdsgrens bij 27 jaar Wij vinden dat “een leven lang leren” voor iedereen geldt. In de nieuwe visie trekken wij de grens voor de doorgaande ontwikkelingslijn naar 27 jaar. Dit heeft voor ons als doel aan te sluiten bij de gemeentelijke verantwoordelijkheid m.b.t. arbeid, onderwijs en bijstand. Wij onderschrijven hiermee het Rijkstandpunt dat jongeren in principe niet in de bijstand horen, maar op school om een vak te leren. Iemand die jonger is dan 27 jaar, is voor de Bijstandswet een jongere. Als het onderwijs geen mogelijkheid voor deze jongeren biedt, moeten zij bereid zijn om iedere baan te accepteren. Voor de beoordeling of jongeren van 18 tot 27 jaar recht hebben op algemene bijstand, wordt gekeken naar de mogelijkheid van het volgen van onderwijs dat door het Rijk wordt betaald (met mogelijk recht op studiefinanciering) en competenties, houding en gedrag van de betreffende jongere.
4.3 Welke “schakelmomenten” spelen een rol bij de doorgaande ontwikkelingslijn? De schakelmomenten (overgangsmomenten) zijn erg belangrijk voor een doorgaande ononderbroken ontwikkelingslijn voor een kind. Wij onderscheiden twee soorten schakelmomenten, namelijk natuurlijke schakelmomenten en vaste schakelmomenten met daaraan gerelateerde verantwoordelijkheden. De kern van deze notitie is dat wij op basis van de natuurlijke en vaste schakelmomenten de verantwoordelijkheden daar willen neerleggen, zoals ook de Wet maatschappelijke ondersteuning het bedoeld heeft. 4.3.1 Wat is een natuurlijk schakelmoment? Onder een natuurlijk schakelmoment verstaan wij veel ontwikkelingen die kinderen voor het eerst doormaken, zoals lopen, fietsen, zindelijkheid, alleen van huis gaan, sporten, nuttigen van alcohol en drugs, seks. Voor ieder kind verloopt dit schakelmoment anders en op een ander moment. Ouders hebben hierbij de primaire verantwoordelijkheid om in te spelen op deze ontwikkelingen. Hierbij is er sprake van de meest natuurlijke vorm van maatwerk bij de ontwikkeling van een kind.
3
Nobelprijswinnaar James Heckman heeft op basis van langdurig onderzoek in Amerika positieve effecten vastgesteld van investeringen in jonge kinderen.
Dit zijn: o.a. betere schoolprestaties, minder misdaad, meer kans op werk, minder uitkeringsafhankelijkheid. Deze positieve effecten zetten zich door in de volgende generatie. Elke geïnvesteerde dollar levert 4 tot 9 dollar rendement op. Ook studies van denktanks als Brookings en RAND en het blad The Economist laten rendementen per geïnvesteerde dollar zien van $2 tot $8.
12
4.3.2 Wat is een vast schakelmoment? De vaste schakelmomenten vinden plaats binnen en tussen diverse voorzieningen in onze gemeente. Voorbeelden van vaste schakelmomenten zijn: de overgang van thuis naar een voorschoolse voorziening, van voorschoolse voorziening naar basisonderwijs, van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs en het doorstromen naar een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt. Voor bijna alle kinderen vinden deze overgangen op dezelfde leeftijd plaats. Landelijke en lokale ontwikkelingen zorgen er mogelijk voor dat in de toekomst de vaste schakelmomenten op andere leeftijden gaan plaatsvinden, bijvoorbeeld door het realiseren van integrale kindcentra, waarover verderop meer, of ‘teenscholen’ voor kinderen van 10-14 jaar. Professionals binnen de verschillende voorzieningen moeten inspelen op de ontwikkelingsbehoeften van kinderen en daar naar handelen. Zij bieden hierbij professioneel maatwerk. Wij vinden ook dat deze professionals zicht moeten hebben op de startsituatie van kinderen, als zij bij hun voorziening binnenkomen. Informatie-uitwisseling en terugkoppeling tussen de verschillende voorzieningen vinden wij dan ook niet meer vanzelfsprekend. De schakelmomenten (zowel natuurlijke als vaste) zijn bekend en mogen in principe geen aanleiding vormen voor een onderbreking in de ontwikkeling van een kind. Op basis van dit standpunt gaan we voor de doorgaande ontwikkelingslijn uit van de volgende stellingen: • Hoe steviger de basis/fundament voor een kind (in thuissituatie en/of in voorzieningen, maar ook qua ontwikkeling), des te minder curatieve inzet. e • Hoe eerder en preventiever de interventies, hoe minder toeleiding naar bijvoorbeeld 2 lijnsvoorzieningen, zoals Jeugdzorg. Deze uitgangspunten komen overeen met de doelen van jeugdhulpverlening: zo vroeg mogelijk, zo dicht mogelijk bij huis en zo kortdurend als mogelijk!
4.4 Wat wordt de nieuwe “Visie Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-27 jaar”? Op basis van de overwegingen in dit hoofdstuk hebben wij ervoor gekozen om onze visie op de doorgaande ontwikkelingslijn als volgt te omschrijven:
De gemeente Lingewaard en haar partners streven voor elk kind van 0-27 jaar naar het realiseren van optimale ontwikkelingskansen en volwaardig participeren in onze maatschappij binnen zijn/haar mogelijkheden. Om deze ambitie te realiseren willen wij ook de juiste randvoorwaarden creëren. Een belangrijk kader hiervoor vormt deze visie. Het biedt ons een kader voor het verder ontwikkelen van beleid, het stevig oppakken van de regierol hierop, het adviseren, stimuleren en voor zover mogelijk en nodig faciliteren van onze partners bij het realiseren van deze visie. 4.4.1 Uitgangspunten Wij hebben bij het realiseren van onze visie een aantal uitgangspunten geformuleerd. Deze uitgangspunten sluiten aan op het collegeprogramma 2012-2014 (30 oktober 2012, versie 1.1): • De kracht van een middelgrote gemeente: wij kennen onze ‘klanten’, waardoor wij ‘maatwerk’ kunnen leveren; • Mensen met een beperking kunnen blijven rekenen op ondersteuning in hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie; • Meer en meer is het uitgangspunt de stelling: op eigen kracht waar mogelijk, ondersteuning indien nodig Verder zijn onze uitgangspunten ook deels gebaseerd op de verschillende rollen die iedereen heeft: de rol van ouders, voorzieningen en de gemeente. Wij vinden het belangrijk dat voorzieningen ouders betrekken en daarmee de randvoorwaarden voor het optimaal ontwikkelen van kinderen versterken. Goed partnerschap tussen ouders en voorzieningen is daarbij van belang. In bijlage 3 zijn de rollen van ouders, voorzieningen en de gemeente uitgebreid beschreven.
13
Uitgangspunten •
Kind centraal: altijd staat de vraag en behoefte van het kind en het gezin centraal. De geboden ondersteuning en/of hulp is daarmee altijd afgestemd op/met het kind en het gezin.
•
Eigen kracht en verantwoordelijkheid van ouders: opvoeden is en blijft in eerste instantie een taak van ouders zelf.
•
Gemeente = vangnet: voor ouders die het echt niet alleen redden
•
Bevorderen Normalisering: onnodig problematiseren en etiketteren worden tegengegaan.
•
Vroegsignalering: achterstanden van kinderen in de levensloop zo vroeg mogelijk signaleren en aantoonbaar tegengaan of tenminste verminderen.
•
Vrije schoolkeuze ouders en autonomie scholen: vrije schoolkeuze van ouders en kind en de eigen identiteit en autonomie van scholen staan niet ter discussie.
•
Deskundigheid professionals: uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid van de professionals in onze gemeente (generalist versus specialist) en hun kennis over de regionale en lokale sociale kaart voor inzet/gebruik externe expertise.
•
Educatief partnerschap tussen ouders en voorzieningen: samen zorgen voor een veilige sfeer en stimulerende leeromgeving voor het kind.
•
Pedagogische civil society: gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen.
•
Samenwerking gemeente en voorzieningen: om een doorgaande ontwikkelingslijn te realiseren zijn gemeente en voorzieningen (ook onderling) van elkaar afhankelijk en moeten dus samenwerken.
•
Spanningsveld in wijze van samenwerking: spanningsveld tussen dynamiek (omgeving verandert) en vaststaande kaders (wijziging regelgeving)
•
Gedeeld resultaat: er samen voor gaan!
4.4.2 Ambities Daarnaast hebben wij ook een aantal ambities geformuleerd:
Ambities •
Samenwerking voorzieningen: bevorderen optimale samenwerking, afstemming en (warme) overdracht tussen verschillende disciplines, zoals onderwijs, zorg, jeugd, gezondheidszorg en sport.
•
Voldoende VVE-aanbod: zorgen voor voldoende aanbod van voor – en vroegschoolse educatie voor doelgroepkinderen op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Deze zijn financieel toegankelijk (evt. naar draagkracht) voor ouders.
•
Versterking ontwikkeling brede scholen en Integrale Kindcentra: versterken ontwikkelingen rondom brede scholen en integrale kindcentra op basis van de natuurlijke en vaste schakelmomenten.
•
Versterking ouderbetrokkenheid: ouders moeten zich actief met ontwikkeling en opvoeding van hun kind bezig houden en daarbij worden betrokken door voorzieningen.
•
Sluitend aanbod van voorzieningen: voorzieningen zijn afgestemd op wensen en behoeften van kinderen en ouders met een keten in de activiteiten, zowel wat betreft leeftijd van kinderen als intensiteit van de ondersteuning.
•
Goed functionerende pedagogische civil society: bereidheid om in eigen sociale netwerken en in publieke domein (professionals) de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te delen.
14
•
Sterke eerstelijns jeugd- en gezinszorg: weten wat er speelt, vraagbaak, benutten eigen kracht gezin en direct aan de slag.
•
Bevorderen halen startkwalificatie: aanbod aanpassen zodat wordt bevorderd dat zoveel mogelijk jongeren een startkwalificatie halen.
•
Tegengaan van schooluitval: voorkomen ontsporingen in schoolloopbaan door actieve inzet op vroegtijdige signalering, preventie en lik-op-stukbeleid.
•
Voldoende aanbod voorzieningen bij uitval in VO/MBO: stimuleren dat er lokaal en regionaal voldoende opvangvoorzieningen zijn, wanneer jongeren dreigen uit te vallen in het Voortgezet Onderwijs, en actieve begeleiding naar iedere vorm van beroepsonderwijs.
•
Volwaardige participatie in maatschappij: Voorbereiden en begeleiden naar volwaardig participeren binnen eigen mogelijkheden.
•
Lage instroom WWB: bevorderen dat zoveel mogelijk jongeren weer naar school gaan of een baan vinden, zodat ze geen beroep op de WWB hoeven te doen.
•
Bereiken gezamenlijk resultaat: uitwerken samenwerking op alle niveaus en zichtbaar gestalte geven.
Wat de nieuwe visie, uitgangspunten en geformuleerde ambities betekenen voor ons en onze partners in de praktijk van alledag, wordt in het volgende hoofdstuk, hoofdstuk 5, verder uitgewerkt.
15
5. De nieuwe visie in de praktijk Wat betekent onze visie nu in de praktijk voor de genoemde doelgroepen kind/ouders, professionals en de gemeente zelf, maar ook voor de lokale voorzieningen die een aanbod hebben voor onze doelgroepen? In dit hoofdstuk lichten wij deze consequenties verder toe. We onderscheiden hierbij vier leeftijdscategorieën die elk hun eigen specifieke kenmerken hebben en ook specifieke leeftijds- en fasegeboden vragen oproepen. Het onderscheid in leeftijdscategorieën is overigens geen strikte grens. Er zal voor sommige kinderen een overlap in zitten. Leeftijd is niet altijd een grens. Onze gemeentelijke rol, die in hoofdstuk al is toegelicht, is hierbij er op te sturen dat de professionals antwoorden hebben op deze vragen, maar ook dat ouders ergens terecht kunnen met deze vragen. We gaan hierbij uit van de WMO-speerpunten: 1) informatie en advies 2) risico’s signaleren 3) toeleiding naar hulp en zorg. Hieronder geven wij eerst een korte beschrijving van de situatie, waarin kinderen normaliter opgroeien. Vervolgens geven wij een toelichting op de diverse doelgroepen die wij in deze visie onderscheiden. De thuissituatie van ouders en kind(eren) De meeste kinderen groeien op in een traditioneel gezin met een vader en moeder. Door een toename van het aantal echtscheidingen en nieuwe relaties groeit ook een aantal kinderen op in een-ouder-gezinnen of samengestelde gezinnen. Ongeveer 15 procent van de gezinnen in Nederland loopt een verhoogde kans op problemen bij de opvoeding. Of deze problemen zich daadwerkelijk voordoen, is niet te voorspellen. Professionele hulpverlening is hierbij niet altijd nodig. Sommige gezinnen lossen op eigen wijze hun problemen op, al dan niet met steun van familie, vrienden, andere ouders of buren. Door uiteenlopende oorzaken wordt bij verschillende ouders opvoedingsonzekerheid of verlegenheid gezien. Dit kan op verschillende manieren worden verklaard: • De maatschappij is individualistischer geworden: ouders ondervinden minder steun van hun familie/netwerk en de opvoedings-/ondersteuningsfunctie binnen de buurt/wijk. • De opvoedingswereld is complexer en veeleisender geworden (status, media). • De verwachtingen over kinderen zijn hoger. De opvoedingsverwachtingen van ouders kunnen een belangrijk onderwerp van gesprek zijn met voorzieningen, dit geldt ook voor onzekerheden alsook voor goed geïnformeerde ouders met hoge verwachtingen.
5.1. Welke doelgroepen onderscheiden we? We onderscheiden vier verschillende doelgroepen in Lingewaard Deze worden in deze paragraaf toegelicht. Het gaat om de 0-4 jarigen / de 4-12 jarigen / de 12-18 jarigen en de 18-27 jarigen. 5.1.1 Het jonge kind (0-4 jaar) Vanaf het moment dat een moeder zwanger is, komen de meeste kinderen in beeld bij een verloskundige. Na de geboorte komt na een paar dagen een verpleegkundige van het consultatiebureau op bezoek om het kindje te
16
onderzoeken, maar ook om een beeld te krijgen van de gezinssituatie waarin het kind de eerste tijd zal opgroeien. Tot een kindje 1 jaar is, bezoekt het ongeveer tien keer het consultatiebureau. Vanaf ongeveer 8 weken tot het vierde jaar kan een kindje terecht op een kinderdagverblijf. Daarnaast kunnen kinderen in Lingewaard vanaf 2 jaar een peuterspeelzaal bezoeken. Een deel van de kinderen bezoekt geen kinderdagverblijf of peuterspeelzaal (= voorschoolse voorzieningen), maar blijft tot het vierde jaar thuis bij de ouders, oppas of gastouders. Voor kinderen die extra zorg nodig hebben, zijn er daarnaast allerlei specifieke voorzieningen, zoals Bureau Jeugdzorg, MEE of de Driestroom of specifieke voorzieningen, zoals voorschoolse educatie. De gemeente Lingewaard wil elk jong kind binnen de gemeente de mogelijkheden bieden om zich optimaal te kunnen ontwikkelen, waarbij eventuele ondersteuning zo vroeg mogelijk in de levensloop wordt geboden. Wij streven er naar dat alle voorzieningen voor deze leeftijdscategorie zich committeren aan deze ambitie en de daaruit vloeiende maatregelen. Daarbij zien wij VVE niet als een project of een individueel aanbod, maar als een structurele integrale aanpak die hoort bij de kerntaken van de betrokken voorzieningen.
4
Op dit moment is er sprake van lichte samenwerking tussen peuterspeelzalen en kinderopvang in onze gemeente. In dit model zetten wij vooralsnog in op het uitwisselen van kennis en expertise tussen kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Met deze vorm van samenwerking wordt bevorderd dat de voorzieningen profiteren van elkaars kracht en ervaring. De gemeenteraad heeft ervoor gekozen om tot 2018 het peuterspeelzaalwerk als zelfstandige voorziening te behouden. Een gevolg van dit besluit is onder andere dat de gemeentelijke financiering van peuterspeelzaalwerk strikt gescheiden moet blijven van de andere activiteiten van SVPO de Linge, namelijk het bieden van onderwijs en als nieuwe activiteit ook kinderopvang. De verwachting is echter dat binnen een aantal jaren ook het Rijk een beleidswijziging op dit terrein zal gaan doorvoeren en er straks wellicht nog maar één voorziening voor 0-4 jaar of zelfs 0-12 jaar zal zijn. In het regeerakkoord 2012 is opgenomen dat onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie op elkaar afgestemd moeten zijn. Financieringsstromen worden op elkaar afgestemd. Om de afstemming te optimaliseren wordt, zo staat in het regeerakkoord 2012, de financiering van het peuterspeelzaalwerk onder de Wet Kinderopvang gebracht. De bestaande minimumeisen aan VVE worden onderdeel van de afspraken. Door extra investeringen in voor- en vroegschoolse educatie wil de regering de kwaliteit en de taalvaardigheid van het personeel verbeteren. Hoe dit in de praktijk zal gaan uitwerken, is nu nog niet bekend. De diverse voorzieningen op dit terrein hebben dringend behoefte aan een gemeentelijke visie op dit punt. Er is al een startnotitie Brede Scholen, maar die lijkt inmiddels al weer achterhaald te zijn, zeker gelet op de ontwikkelingen rondom Integrale Kindcentra. Het voert te ver om onze visie op dit punt uit te werken in deze notitie. Voorstel is dan ook om in 2014 de visie op de voorschoolse voorzieningen en integrale kindcentra uit 4
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2010). Handreiking Harmonisatie Voorschoolse voorzieningen voor gemeenten, een handreiking bij de uitwerking van de wet OKE. Den Haag:VNG
17
te werken, mede in relatie tot de actuele landelijke ontwikkelingen op dit punt en deze aan de gemeenteraad voor te leggen. 5.1.2 Kinderen in het Primair Onderwijs (4-12 jaar) Een deel van de beschrijving in paragraaf 5.1.1 is ook op deze leeftijdscategorie van toepassing. Ook tussen het vierde en twaalfde levensjaar krijgen ouders en kinderen te maken met verschillende voorzieningen. De belangrijkste is echter de basisschool. Wanneer een kind vier jaar wordt, maakt het normaal gesproken de stap naar de basisschool. Vanaf 5 jaar zijn kinderen leerplichtig, maar de meeste ouders kiezen ervoor om hun kind met 4 jaar naar school te laten gaan; dat wordt ook eigenlijk altijd aangeraden. Voor zowel ouders als kind is dit vaak een grote stap. Er komen veel nieuwe dingen en indrukken op een kind af. Het kind krijgt ook te maken met een sterk gestructureerde dagindeling, regels en hoge verwachtingen. Ieder kind gaat hier anders mee om. Daarnaast maakt het kind een ontwikkeling door in de vrijetijdsbesteding. Zij worden hierin naar mate de jaren vorderen steeds zelfstandiger in bijvoorbeeld het alleen naar de sportvereniging gaan.
5.1.3 Kinderen in het Voortgezet Onderwijs (12-18 jaar) Na de basisschool volgt normaal gesproken weer een nieuwe grote stap! Kinderen gaan dan naar de middelbare school. Daar gaat het er heel anders aan toe dan op de basisschool. Kinderen krijgen meerdere docenten in plaats van één juf of meester, krijgen een mentor toegewezen en elke les wordt in een ander lokaal gegeven. Meestal gaan de kinderen op de fiets naar school, omdat de school niet naast de deur is. Deze jongeren waaieren uit over verschillende typen onderwijs en zoeken hun eigen weg, vaak over de gemeentegrenzen heen. Hun leefwereld speelt zich af op verschillende locaties en die liggen niet altijd in de bekende vertrouwde buurt, wijk of gemeente. Als gevolg van de leerplicht en kwalificatieplicht zijn nagenoeg alle jongeren tot 18 jaar wel in beeld bij de gemeente en zij kunnen meestal via het onderwijs wel bereikt worden. De invloed van thuis neemt voor deze leeftijdscategorie steeds verder af. De opvoedings- en opgroeiondersteuning krijgen een ander karakter. Deze jongeren willen zelf mee beslissen over vorm, frequentie en inhoud van eventuele ondersteuning. Ook de rol van de ouders verandert, aangezien jongeren steeds meer inspraak willen en verantwoordelijkheid nemen over verschillende aspecten van hun eigen leven (schoolkeuze, vriendenkring, vrije tijdsbesteding, uitgaanstijdstippen). Het geleidelijk aan loslaten van kinderen door ouders speelt een belangrijke rol en wordt niet altijd als vanzelfsprekend ervaren. Toch is ook voor deze jongeren ouderbetrokkenheid van wezenlijk belang. Ouders en jongeren hebben eigen vragen op het gebied van opvoedings- en opgroeiondersteuning. Voor jongeren hebben deze vragen betrekking op bijvoorbeeld zakgeld, uitgaan, school en stage, maar ook pesten, alcohol, drugs, schulden en seksualiteit. Jongeren gaan op zoek naar hun mogelijkheden en ontwikkelen zich in snel tempo binnen een steeds veranderende maatschappij, waarin voortdurend keuzes gemaakt kunnen en moeten worden. Jongeren zoeken hun grenzen op en sommigen vertonen hierbij risicovol gedrag in de vorm van roken, hoog alcoholgebruik en drugsgebruik. 5.1.4 Jongeren in een vervolgopleiding of werkend (18-27 jaar) Wat wordt vermeld bij de leeftijdscategorie 12-18 jaar geldt voor een groot deel ook voor deze e leeftijdscategorie. De 18 verjaardag van een kind is een grote mijlpaal. Meerderjarig zijn, stemmen, autorijden. Een kind is dan officieel volwassen en wordt zelf voor veel zaken verantwoordelijk, waaronder ook een eigen zorgverzekering. Door een vervolgstudie, met meestal recht op studiefinanciering, te kiezen in
18
een stad, verhuizen veel jongeren uit onze gemeente. Een deel blijft nog thuis wonen, binnen onze gemeentegrenzen en gaat soms al direct aan het werk. In beide gevallen is het ook belangrijk aandacht te besteden aan de financiële situatie, waarin de jongere e terecht komt vanaf zijn 18 jaar, om uiteindelijk financiële problemen te voorkomen. Het grootse deel van deze doelgroep blijft buiten het zicht van de gemeente. Slechts degenen met wie het niet zo goed gaat, komen bij ons in beeld. Dit kan zijn omdat ze voortijdig schoolverlater zijn, een uitkering komen aanvragen of andere problemen hebben. Als een jongere jonger is dan 27 jaar en een bestandsuitkering wil aanvragen bij het UWV, komt hij of zij niet direct in aanmerking. Hij of zij moet in principe naar school of aan het werk. Men krijgt vier weken de tijd om actief op zoek te gaan naar werk en te bekijken of er nog onderwijs gevolgd kan worden of een oude opleiding alsnog afgemaakt kan worden.
5.1.5 Lokaal aanbod voor de leeftijdscategorieën Voor alle genoemde leeftijdscategorieën is er veel aanbod in onze gemeente. In bijlage 4 wordt een overzicht gegeven van de lokale aanbieders, gerelateerd aan de verschillende leeftijdscategorieën. Deze aanbieders hebben allemaal een rol, klein of groot, in de doorgaande ontwikkelingslijn van de kinderen in onze gemeente. In de bijlage wordt het aanbod in het kort op hoofdlijnen opgesomd, waarbij ook wordt opgemerkt dat het zeker nog niet volledig is. Daarnaast is het ook dynamisch, wat er verandert steeds wel weer iets. In het volgende hoofdstuk 6 beschrijven we welke resultaten wij de komende jaren graag willen bereiken.
19
6. Resultaten In paragraaf 4.4 hebben wij de nieuwe visie op de doorgaande ontwikkelingslijn geformuleerd: wij streven voor elk kind van 0-27 jaar naar het realiseren van optimale ontwikkelingskansen en volwaardig participeren in onze maatschappij, binnen zijn/haar mogelijkheden. Het doel van deze visie is drieledig: 1. Een kader vaststellen, waarin alle aspecten van een doorlopende ontwikkelingslijn zijn benoemd en gedefinineerd. Deze doelstelling is vooral gericht op de structuur. 2. Afspraken over zowel het erkennen van de schakelmomenten als de inzet en verantwoordelijkheid van alle partijen op deze schakelmomenten. Dit richt zich op de inhoud van deze visie. 3. De uitgangspunten, zoals op pagina 10 en 11 in deze notitie zijn beschreven, bieden houvast voor het verder uitwerken en laten groeien van de visie op de doorlopende ontwikkelingslijn. Ook dit aspect richt zich vooral op de inhoud van de visie. Deze kadernotitie moet gezien worden als een groeidocument. Het biedt ruimte om deze aan te passen aan de inzichten, die gaandeweg ontstaan. Het is en blijft immers altijd mensenwerk!
6.1 Beoogde resultaten De beoogde resultaten van deze visie op de doorgaande ontwikkelingslijn zijn: •
De gemeente en de LEA-partners garanderen de doorgaande ontwikkelingslijn 0-27 jaar door op gelijkwaardige wijze de aansluiting met elkaar te vinden om kinderen zo optimale ontwikkelingskansen te bieden. De gemeente richt zich op het “wat” en de LEA-partners hebben – op grond van hun eigen autonomie – de ruimte in het “hoe”. De afspraken maken deel uit van de cyclus van het uitvoeringsprogramma, die vanaf 2014 jaarlijks wordt vastgesteld.
•
De gemeente geeft duidelijkheid in wat zij wil met haar visie op de doorlopende ontwikkelingslijn door middel van de voorgestelde uitgangspunten en wat zij daarbij verwacht van de voorzieningen qua houding (samenwerking) en activiteiten (zowel gericht op het algemene als het specifieke vlak).
•
De visie wordt jaarlijks als vast onderdeel van het LEA-overleg geagendeerd voor het geven van informatie, verzoeken om advies en/of ondersteuning en geven van uitvoeringsopdrachten.
•
De samenwerking op basis van de ketengedachte is een structurele werkwijze voor alle voorzieningen. Er moet een sluitend netwerk zijn, zeker als een schakelmoment een risico oplevert. De samenwerking is vooral van belang in de zorgstructuur. Iedere partner zet – op basis van kennis en kunde – de noodzakelijke ondersteuning en/of hulp zo vroeg mogelijk in.
•
Gezamenlijk vastgestelde indicatoren om de visie te kunnen meten, bijstellen, verder vorm te geven en te evualeren. Bijvoorbeeld het aantal gemelde risicokinderen kan hier als indicator voor worden aangemerkt, omdat het tevens zicht kan geven in de samenwerkingsrelaties rondom ieder kind. De indicatoren worden een vast onderdeel van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.
•
Ruimte geven om collegiale toetsing te bieden en ontvangen in de vorm van intervisie. Dit geldt voor bv. het signaleren van risico’s, de mogelijkheden qua inzet en aanbod vanuit iedere partner en het leren omgaan met (nieuwe) ondersteunende methoden. Te denken valt aan het werken op basis van empowerment of het
20
clientvolgsysteem, dat alle leefgebieden van een kind en het gezin inzichtelijk maakt. Jaarlijks kan dit onderdeel worden bekeken, beoordeeld en aangepast worden in het uitvoeringsprogramma.
6.2 Ketenpartners Wij denken dat het mogelijk is om een doorgaande inhoudelijke ontwikkelingslijn te bereiken als wordt gedacht in ketens. Een keten die ontstaat als verschillende voorzieningen bereid zijn met elkaar schakels te vormen voor het realiseren van een krachtige keten. Wij zijn voor het realiseren van de afspraken in de LEA afhankelijk van de inbreng en inzet van de voorzieningen. Die samenwerking werken wij in hoofdstuk 7 verder uit. Wij beschikken over beperkte middelen om sturing te geven aan het realiseren van de gemeentelijke doelen. Als één van de ketenpartners zijn wij gebaat bij een stevige keten, waarin de verschillende partners met elkaar samenwerken en ook uitwisselen over het beschikbare aanbod van de voorzieningen. Wij willen zo veel mogelijk aansluiten bij wat er al gebeurt binnen de lokale en wanneer mogelijk regionale voorzieningen. Uiteraard zijn de ouders ook één van de ketenpartners, aangezien zij met alle ketenpartners te maken e hebben en ketenpartners de relatie met ouders ook nog verschillend invullen. Voor ouders is het op de 1 plaats van belang dat hun kind zich in een veilige en vertrouwde omgeving kan ontwikkelen. Voorzieningen moeten laagdrempelig zijn, nabij en toegankelijk voor ouders wanneer zij (zorg)vragen hebben. Met de voorzieningen willen wij in de toekomst duidelijke niet vrijblijvende afspraken maken over onder andere de kwaliteit, kwantiteit, capaciteit (personeel en middelen) en resultaten. Het ontwikkelen van een doorgaande lijn vraagt van alle voorzieningen, inclusief de gemeente, om professionele handelingsruimte. Ruimte om op alle niveaus te pionieren, om nieuwe vraagstukken op te pakken en creatieve oplossingen te zoeken. Wij willen de al aanwezige krachten in de samenleving behouden dan wel versterken. Daar waar barrières zijn, moeten deze worden weggehaald. Als er hiaten zijn, moeten deze worden opgevuld. Samenwerking met de gemeenten in de regio willen wij intensiveren. Tegelijk vinden omslagen plaats van versnipperd beleid naar samenhangend beleid, van traditioneel naar vernieuwend, van middel naar resultaat, van uitvoeren naar regisseren, van aanbodgericht naar vraaggestuurd en van steunen naar ondersteunen.
6.3 Regierol Wij willen de regierol oppakken, zowel de bestuurlijke regie als de beleidsregie. Voor de bestuurlijke regie heeft het College van B&W een aantal expliciete sturingsinstrumenten in handen, zoals specifieke bevoegdheden, subsidierelaties of het beheer van geldstromen. Verder kan het College van B&W via impliciete instrumenten de verschillende voorzieningen overtuigen van de noodzaak van de gestelde ambities. Hierbij kan worden gedacht aan het ‘verleiden’ via maatschappelijke urgentie, maatschappelijke opdracht en wederzijds belang. De afspraken maken we op basis van het jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma. Dit programma kan door het LEA eventueel worden bijgestuurd door het LEA. Het is namelijk een continu proces van doorontwikkeling. Daarnaast houdt de regierol ook in dat wij voorwaarden scheppen, zodat voorzieningen afspraken met elkaar maken. Wij nodigen de betrokken partijen uit voor vergaderingen en verzorgen het secretariaat. Op het niveau van beleidsregie wordt deze visie in de vorm van een uitvoeringsprogramma per jaar verder uitgewerkt. Dit betekent dat de doelstellingen zo helder zijn dat duidelijk is welke prestaties de betrokken voorzieningen in dat jaar moeten leveren. Ook de beschikbare budgetten zijn helder weggezet in relatie tot de prestaties. Verder moeten knelpunten en verbeterpunten (op organisatieniveau en op de werkvloer) worden gesignaleerd. Deze beleidsregie wordt uitgevoerd door de werkgroep Doorgaande Ontwikkelingslijn. Deze groep wordt verantwoordelijk voor het maken van het concrete uitvoeringsprogramma, waarin SMART wordt toegewerkt naar de te behalen doelen per jaar en binnen de budgetten die daarvoor beschikbaar zijn. Hierin worden ook de prioriteiten per jaar bepaald.
21
6.4 Financiën Om de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen zo goed mogelijk te laten verlopen, wordt er door ons, maar zeker ook door onze partners, veel geïnvesteerd. Het voert echter te ver om hiervan een uitgebreid overzicht te maken. De budgetten, bedoeld voor diverse leeftijdscategorieën, zijn dwars door onze hele gemeentelijke begroting heen terug te vinden. Het gaat hierbij om algemene voorzieningen, zoals peuterspeelzaalwerk, jeugdgezondheidszorg, jeugd- en jongerenwerk en leerplicht, en om individuele voorzieningen, waaronder voorschoolse educatie, opvoedingsondersteuning, neveninstromers, leerlingenvervoer en Halt. Voor de uitvoering van deze notitie zijn geen aanvullende middelen nodig. We streven naar het behalen van de gewenste resultaten binnen de huidige beschikbare middelen. Als er echter om wat voor reden dan ook bezuinigd gaat worden op de bestaande budgetten, moet men zich ervan bewust zijn dat het dan ook moeilijker wordt om de gestelde ambities te realiseren. In hoofdstuk 7 wordt een overzicht gegeven van de verschillende overlegstructuren.
22
7. Overlegstructuren 7.1 Lokale Educatieve Agenda (LEA) De Lokale Educatieve Agenda is in 2006 als instrument geïntroduceerd om het lokaal onderwijsbeleid vorm en inhoud te geven na de wetswijzigingen in het onderwijs(achterstanden)beleid. Het is een instrument voor gemeenten, schoolbesturen en overige partners om in meer gelijkwaardige verhoudingen tot gezamenlijke afspraken te komen over het onderwijs- en jeugdbeleid. Sinds 2008 hebben wij een “LEA-overleg” onder voorzitterschap van de wethouder onderwijs. Dit overleg is de voortzetting van het oude schoolbesturenoverleg. Er is een vaste kern van deelnemers uit het primair en voortgezet onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. Deze deelnemers participeren actief in het LEA-overleg en daarmee ook in het gemeentelijke beleid. Schoolbestuur ATOS
Actieve deelname
Schoolbestuur Batavorum
Actieve deelname
Schoolbestuur SVPO de Linge
Actieve deelname
Schoolbestuur OBC
Actieve deelname
Schoolbestuur Praktijkschool Joannes
Actieve deelname
SBO De Vlinderboom
Actieve deelname
Samenwerkingsverband Over-Betuwe
Actieve deelname
Peuterspeelzaalwerk SVPO de Linge
Actieve deelname
Peuterspeelzaal Benjamin
Geen actieve deelname
Kinderopvang SKAR
Actieve deelname
Kinderopvang Zonnekinderen
Actieve deelname
Kinderdagverblijf/BSO de Deugniet
Geen actieve deelname
Kinderopvang De Linge
Nog geen actieve deelname
BSO ’t Oerkind
Geen actieve deelname
Gastouderbureau Kid@home
Actieve deelname
Gastouderbureau Bob
Geen actieve deelname
CJG-coördinator
Actieve deelname
Vanaf 1 augustus 2010 is de voormalige wet Onderwijsachterstandenbeleid overgegaan in de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (wet OKE). De bedoeling van het LEA-overleg is dat de gemeente samen met de betrokken partners (in ieder geval schoolbesturen, kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzaalorganisaties) een lijst van onderwerpen bespreekt die op deze agenda gezet kunnen worden en waarbij afspraken worden gemaakt over de uitvoering en verantwoording van deze thema's. In 2012 is hiervoor door het adviesbureau Oberon een vier-kolommenschema opgesteld, waarin de verantwoordelijkheden van gemeenten en schoolbesturen zijn beschreven. Dit schema is een hulpmiddel voor het gezamenlijke overleg. De voorschoolse voorzieningen worden in dit schema niet benoemd, maar daarvoor zou ook een vergelijkbaar overzicht gemaakt kunnen worden. Bij een aantal onderwerpen kan daarom in plaats van schoolbestuur ook voorschoolse voorziening worden gelezen. In bijlage 5 is dit overzicht terug te vinden. In de wet OKE worden gemeenten, schoolbesturen, kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen verplicht om minimaal één keer per jaar gezamenlijk overleg te voeren. In Lingewaard krijgt dit vorm in het LEA-overleg. Artikel 167 en 167a van WPO vormen de wettelijke basis voor dit overleg. De Wet OKE heeft ook enkele nieuwe spelregels voor dit jaarlijkse bestuurlijk overleg gesteld. Er moet over een aantal onderwerpen afspraken worden gemaakt, te weten: - De deelname aan Voorschoolse educatie
23
- De resultaten van de vroegschoolse activiteiten - De doorstroom naar het basisonderwijs.
7.2 Werkgroepen Onder regie van het LEA-overleg zijn er werkgroepen ingesteld Voor breed gedragen beleid is een vertegenwoordiging van alle kernpartners essentieel. Er wordt ook uitgegaan van gelijkwaardigheid van alle partners. Wij horen wel eens terug dat onze werkgroepen een voorbeeld voor andere gemeenten zijn. Helaas zijn nog niet in alle werkgroepen alle direct betrokken voorzieningen vertegenwoordigd. De LEApartners die niet bij een werkgroep worden genoemd, nemen niet actief deel aan de betreffende werkgroep. Dit geldt niet voor de werkgroep ZIOS. De incidentele werkgroepen met een specifieke opdracht (zoals voor logopedie) zijn in dit overzicht niet uitgewerkt. 1. Werkgroep Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-14 jaar Deze werkgroep houdt zich al enkele jaren bezig met de uitvoering van de visie Doorgaande Ontwikkelingslijn 0-14 jaar. Diverse onderwerpen hebben op de agenda gestaan, waaronder peuterspeelzaalwerk, VVE, logopedie, Boekstart en overgang Primair Onderwijs – Voortgezet Onderwijs. Schoolbestuur ATOS
Actieve deelname
Schoolbestuur SVPO de Linge
Actieve deelname
Schoolbestuur OBC
Actieve deelname
Samenwerkingsverband Over-betuwe
Actieve deelname
Peuterspeelzaalwerk SVPO de Linge
Actieve deelname
Kinderopvang SKAR
Actieve deelname
Kinderopvang Zonnekinderen
Actieve deelname
VGGM – jeugdgezondheidszorg
Actieve deelname (geen LEA-partner)
STMG – consultatiebureau
Actieve deelname (geen LEA-partner)
CJG-coördinator
Actieve deelname
2. Werkgroep Overdracht van kindinformatie (LOV) Deze werkgroep houdt zich al enkele jaren bezig met de uitvoering en evaluatie van de LOV-procedure. Schoolbestuur ATOS
Actieve deelname
Schoolbestuur SVPO de Linge
Actieve deelname
Peuterspeelzaalwerk SVPO de Linge
Actieve deelname
Kinderopvang SKAR
Actieve deelname
Kinderopvang Zonnekinderen
Actieve deelname
CJG-coördinator
Actieve deelname
3. Werkgroep Zorg in en om de school (ZIOS) Deze werkgroep fungeert sinds 2011 als klankbord voor de gemeente over allerlei ontwikkelingen op het gebied van zorg en jeugd. De werkgroep is onder andere betrokken geweest bij de realisatie van een CJG in Lingewaard en de aanstelling van een CJG-coördinator. Per voorziening is er één afgevaardigde. Als voorbeelden: ATOS spreekt ook namens de andere schoolbesturen en Kinderopvang Zonnekinderen namens de andere kinderopvangorganisaties. Schoolbestuur ATOS
Actieve deelname
Schoolbestuur OBC
Actieve deelname
Samenwerkingsverband Over-betuwe
Actieve deelname
Peuterspeelzaalwerk SVPO de Linge
Actieve deelname
Kinderopvang Zonnekinderen
Actieve deelname
VGGM – jeugdgezondheidszorg
Actieve deelname
STMG – consultatiebureau
Actieve deelname
CJG-coördinator
Actieve deelname
24
4. Werkgroep Voor- en Vroegschoolse Educatie (2012) en Versterking verbindingen voorschoolse voorzieningen en primair onderwijs (2013) In 2012 heeft deze werkgroep een half jaar gewerkt aan de nieuwe beleidsvisie op de voor- en vroegschoolse educatie. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een advies aan de gemeente. Op 13 december 2012 heeft de gemeenteraad die nieuwe visie vastgesteld. Onderdeel van dit besluit was ook het instellen van een nieuwe werkgroep, die zich de komende tijd gaat bezig houden met het versterken van de inhoudelijke verbindingen tussen voorschoolse voorzieningen en het primair onderwijs in Lingewaard. VVE als basis is daarbij het uitgangspunt. Schoolbestuur ATOS
Actieve deelname in 2012 en 2013
Schoolbestuur SVPO de Linge
Actieve deelname in 2012 en 2013
Schoolbestuur Batavorum
Actieve deelname in 2012 en 2013
Peuterspeelzaalwerk SVPO de Linge
Actieve deelname in 2012 en 2013
Kinderopvang SKAR
Actieve deelname in 2012 en 2013
Kinderopvang Zonnekinderen
Actieve deelname in 2012 en 2013
5. Werkgroep Integraal Huisvestingsplan (IHP) In 2013 zal er ook een werkgroep worden ingesteld die zich bezig gaat houden met de uitvoering van het Integraal Huisvestingsplan. In deze werkgroep zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd. Schoolbestuur ATOS Schoolbestuur SVPO de Linge Schoolbestuur Batavorum Kinderopvang Zonnekinderen Schoolbestuur OBC
7.3 Wijziging opzet werkgroep Doorgaande Ontwikkelingslijn? Zoals in paragraaf 5.3.2 aangegeven is er nu een werkgroep actief die zich richt op de doorgaande ontwikkelingslijn voor kinderen van 0-14 jaar. Als deze visie door de gemeenteraad wordt vastgesteld, betekent dit dat er nog meer beleidsterreinen met elkaar in verband moeten worden gebracht. Dit betekent dat de werkgroep dan ook de leeftijdsgrens moet verhogen naar 27 jaar. Mogelijk zal de samenstelling van de werkgroep gaan wijzigen. Nagedacht moet worden welke voorzieningen dan zouden moeten worden toegevoegd aan de werkgroep. Ook zal de opdracht en positie van deze werkgroep duidelijk moeten worden geformuleerd. De verhouding tussen het LEA en deze werkgroep moet helder zijn. In de werkgroep worden de voorbereidingen getroffen voor uiteindelijke besluitvorming door het LEA-overleg. E.e.a. zal onderdeel worden van het uitvoeringsprogramma 2014.
7.4 Doorzettingsmacht van de gemeente Onze regisserende taak bij het maken van afspraken over resultaten en de andere onderwerpen is in artikel 168 van de Wet Primair Onderwijs kracht bijgezet door de introductie van een beperkte doorzettingsmacht. Als niet alle partijen (w.o. kindercentra, peuterspeelzalen en schoolbesturen) meewerken aan een samenhangend lokaal onderwijsachterstandenbeleid (o.b.v. artikel 167 WPO) kan het college van B&W, na een redelijke termijn van onderhandelen, het besluit nemen dat de afspraken ook gaan gelden voor de partijen die zich niet kunnen vinden in de afspraken. Het college van B&W kan dit instrument inzetten als ultieme remedie. De gelijkwaardigheid van partijen blijft immers het uitgangspunt. Alleen op basis van gelijkwaardigheid wordt – ook bij de uitvoering van de afspraken – het meeste bereikt.
25
Echter, als dreigt dat wij onze wettelijke verantwoordelijkheid niet waar kunnen maken, kunnen wij deze bevoegdheid inzetten. In verreweg de meeste gevallen zal het niet zover komen. De doorzettingsmacht wordt alleen ingezet, als het gaat om besluiten rond het optimaliseren van de deelname van het aantal kinderen aan voorschoolse educatie of de resultaten van vroegschoolse educatie. Een besluit over de doorzettingsmacht is in de vorm van een beschikking overeenkomstig de Algemene Wet Bestuursrecht. Zo moet het college van B&W bij het nemen van een dergelijk besluit alle betrokken belangen afwegen en de afspraken moeten redelijk en billijk zijn. Daarnaast moet het college in de afweging van belangen het draagvlak in beschouwing nemen dat er bestaat binnen de gemeente voor de uitvoering van de afspraken. Belanghebbenden hebben dan ook de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen tegen dit besluit van het college van B&W. In het uitvoeringsprogramma 2014 zullen expliciete afspraken worden vastgesteld over de gewenste wijze van regievoering en de doorzettingsmacht door de gemeente. Deze afspraken worden voorbereid in de werkgroep DOL.
26
8. Tot slot 8.1 Communicatie met het veld In oktober 2012 heeft er een eerste bijeenkomst voor de LEA-partners plaatsgevonden. Er is toen een brede, algemene discussie gevoerd over waar de doorgaande ontwikkelingslijn in Lingewaard zich wel en niet zou moeten richten. Afspraak na dit overleg was dat de gemeente met een praatstuk zou komen en dat deze in klein verband met een aantal voorzieningen zou worden besproken. De werkgroep ZIOS vond het LEA daarvoor het meest geschikt. Omdat het LEA-overleg slechts drie keer per jaar plaatsvindt en omdat de tijd om een onderwerp daar inhoudelijk te behandelen beperkt is, is in het LEA-overleg van januari 2013 besloten om het LEA tijdens het proces per mail te informeren over de voortgang. Voorafgaand aan de ZIOS-werkgroepbijeenkomsten is de conceptnotitie ook gemaild aan alle LEA-partners. Indien gewenst konden zij hun afgevaardigde in de werkgroep ZIOS informeren over hun standpunt. Een aantal personen heeft per mail gereageerd op de concepten. Deze reacties zijn zoveel mogelijk verwerkt in de notitie.
8.2 Jaarlijks Uitvoeringsprogramma vaststellen Vanaf 2014 zal er jaarlijks een uitvoeringsprogramma worden vastgesteld. Bij het opstellen van dat programma zullen ook alle voorzieningen weer betrokken worden. De voorbereidingen vinden plaats in de werkgroep Doorgaande Ontwikkelingslijn. Belangrijk is dat de activiteiten concreet worden omschreven en de gewenste resultaten SMART worden geformuleerd. Onderdeel van het uitvoeringsprogramma zal ook de jaarlijkse monitoring en evaluatie zijn. Welke activiteiten zijn er uitgevoerd in het betreffende jaar en welke resultaten zijn daarbij behaald? Is er een vervolg nodig in het komende jaar en hoe zou dat er dan uit moeten zijn? Voor 2014 is er al een aantal activiteiten die op basis van deze visie onderdeel moeten uitmaken van het uitvoeringsprogramma: - Uitwerking Rapport Bestandsopname Inspectie van het onderwijs over Voor- en Vroegschoolse educatie in Lingewaard, waaronder “Resultaatafspraken Vroegschoolse Educatie” en “Ouderbetrokkenheid VVE”. - Ouderbetrokkenheid in het algemeen; - Opzet werkgroep Doorgaande Ontwikkelingslijn en; - Afspraken over doorzettingsmacht en regievoering door de gemeente. Tevens is aangegeven dat in 2014 het College van B&W een visie op de voorschoolse voorzieningen en integrale kindcentra gaat uitwerken, mede in relatie tot de actuele landelijke ontwikkelingen op dit terrein.
27
BIJLAGEN Bijlage 1 Toelichting Vier Decentralisaties De vier decentralisaties brengen enorme veranderingen met zich mee in het gehele sociale domein. Diverse verantwoordelijkheden gaan namelijk over van het Rijk naar gemeenten. De redenen van deze verandering zijn: 1. Financieel van aard: door de enorme toename in gebruik van deze voorzieningen, wordt de zorg in de toekomst niet meer betaalbaar. De zorg moet goed, toegankelijk en betaalbaar blijven. 2. Inhoudelijk van aard: doordat de gemeenten dichterbij de burger/cliënt staan, is het mogelijk om maatwerk te leveren. De kernbegrippen zijn daarin “eigen kracht”, “eigen sociale omgeving” en “normaliseren van de leefomgeving”. Deze veranderingen worden zowel regionaal als lokaal vormgegeven. In onze regio, dus ook in Lingewaard, worden de vier decentralisaties vanuit de inhoud vormgegeven. De kern is het “naar vermogen meedoen van alle inwoners aan de samenleving.” Wij richten ons op een integrale aanpak van problemen op het terrein van zorg, ondersteuning, werk en inkomen. De afzonderlijke decentralisaties worden kort toegelicht. • Begeleiding en dagbesteding vanuit de AWBZ – vanuit de kantelingsgedachte worden zorgprofielen opgesteld, die van algemeen / collectief / naar individuele voorzieningen het zorgaanbod regelen. Een zelfredzaamheidsmatrix is hiervoor een middel om de mate van zorg te bepalen. • Participatiewet – daarin worden de Wet werk en bijstand, Wet de sociale werkvoorziening en een deel van de Wajong samengevoegd. Deze gaat hier om voorgenomen beleid. De kern is “wie kan werken hoort niet afhankelijk te zijn van een uitkering.” Het begrip “volledig en duurzaam arbeidsongeschikt” is bepalend of iemand een uitkering ontvangt of onder de participatiewet valt. Een “loondispensatie” regelt dat iemand – tijdelijk – onder voorwaarden onder het minimumloon aan de slag kan. • Zorg voor de jeugd – vanuit het positieve jeugdbeleid die kinderen/jongeren ondersteunen zodat zij veilig en gezond op kunnen groeien. We gaan daarbij uit van een continuüm van zorg waarin ruimte is voor algemene vragen over opvoeden en opgroeien tot structurele ernstige problemen waar specialistisch hulp voor nodig is. • Passend Onderwijs – iedere school moet een passend aanbod hebben voor iedere leerling of deze begeleiden naar een school die het gewenste aanbod kan bieden. Iedere school kan zich specialiseren en in het samenwerkingsverband afspreken wie welke kinderen het beste onderwijs kan geven. In een ondersteuningsplan wordt nader beschreven welke vorm van ondersteuning het kind in en om de school nodig heeft. Dit is het moment dat er een aansluiting is met de zorg voor de jeugd. Regionale samenwerking versus lokale uitvoering geeft ons ruimte voor maatwerk. Uitgangspunt is “regionaal wat moet en lokaal wat kan”. Een combinatie van de vier decentralisaties met de huidige uitvoering van de Wmo, maakt dat de gemeente straks dé ingang wordt voor alle ondersteuning aan burgers binnen het sociale domein. Vanuit deze integrale benadering is dan maatwerk mogelijk. Wanneer zaken regionaal worden opgepakt, is er lokaal meer tijd, kan er efficiënter worden gewerkt en is er ruimte voor lokaal maatwerk en inzet waar nodig. Grenzen zijn door wetgeving van bovenaf opgelegd.
28
Zorg voor de jeugd Zorgleerlingen zijn die leerlingen die extra zorg en ondersteuning nodig hebben om het onderwijs met succes te kunnen afronden (SCP, 2002). Binnen deze definitie maken wij onderscheid tussen 1) leerlingen, waarvoor de school primair verantwoordelijk is, omdat de zorg met name onderwijs gerelateerd is en 2) leerlingen waarvoor de gemeente vanuit de Wet op de Jeugdzorg via het CJG een verantwoordelijkheid heeft, omdat de problemen breder zijn dan alleen het onderwijs. Prestatieveld 2 van de WMO stelt ons verantwoordelijk voor op preventie gerichte ondersteuning voor jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden. Op lokaal niveau moet in ieder geval geregeld zijn: 1. Informatie en advies: informatie verstrekken aan ouders, jeugd en jongeren over opvoeden en opgroeien 2. Signaleringstaak: signaleren van problemen door voorzieningen als CJG en onderwijs 3. Toeleidingstaak: toegang en toeleiding tot hulpaanbod 4. Pedagogische hulptaak: pedagogische hulp (advisering en lichte hulpverlening) als schoolmaatschappelijk werk en coaching van jongeren 5. Coördinatietaak: coördinatie van zorg op lokaal niveau. De voorzieningen hebben een belangrijke signaleringsfunctie als het gaat om het signaleren van (mogelijke) problemen bij kinderen. Er moet een sluitende zorgketen zijn, waarin kinderen met problemen snel geholpen worden. Met de komst van het Centrum voor Jeugd en Gezin en de komende wijzigingen van de Wet op de Jeugdzorg en op het gebied van sociale zekerheid (Participatiewet) moet de huidige verkokering van de jeugdzorg verdwijnen. In alle sectoren wordt gekeken hoe de professionals meer ruimte kunnen krijgen en de eigen kracht van mensen voorop kunnen stellen. Wij zijn verantwoordelijk voor een positief opvoeden/opgroeiklimaat en moeten regie voeren op het leggen van verbindingen tussen onderwijs, zorg, werk en inkomen, sport en veiligheid.
29
Bijlage 2 Cijfers doelgroep Tabel 1: Aantal per leeftijdscategorie op 1 januari 2012 en 2013 en % van totale bevolking (bron: CBS)
Leeftijd
% van totale bevolking
aantal
% van totale bevolking
aantal
0 jaar
491
1,1%
440
1,0%
1 jaar
489
1,1%
499
1,1%
2 jaar
528
1,2%
498
1,1%
3 jaar
510
1,1%
525
1,1%
4 jaar
546
1,2%
514
1,1%
5 jaar
537
1,2%
546
1,2%
6 jaar
548
1,2%
535
1,2%
7 jaar
597
1,3%
553
1,2%
8 jaar
627
1,4%
592
1,3%
9 jaar
686
1,5%
626
1,4%
10 jaar
606
1,3%
687
1,5%
11 jaar
658
1,4%
607
1,3%
12 jaar
627
1,4%
655
1,4%
13 jaar
611
1,3%
625
1,4%
14 jaar
553
1,2%
610
1,3%
15 jaar
578
1,3%
548
1,2%
16 jaar
544
1,2%
578
1,3%
17 jaar
567
1,2%
548
1,2%
18 jaar
511
1,1%
536
1,2%
19 jaar
453
1,0%
465
1,0%
20 jaar
447
1,0%
427
0,9%
21 jaar
464
1,0%
401
0,9%
22 jaar
423
0,9%
433
0,9%
23 jaar
397
0,9%
430
0,9%
24 jaar
392
0,9%
383
0,8%
25 jaar
407
0,9%
398
0,9%
26 jaar
377
0,8%
387
0,8%
27 jaar
372
0,8%
383
0,8%
Totaal leeftijden
45770
45818
Jonger dan 20 jaar
11267
11187
20 tot 65 jaar
27361
27074
65 jaar of ouder 0-27 jaar
7142 14546
7557 31,8%
14429
31,5%
Conclusie Tabel 1: De hoogste percentages bevinden zich in 2012 bij de kinderen tussen de 7 en 15 jaar en in 2012 bij de kinderen tussen de 8 en 16 jaar. Het aantal 0-27 jarigen daalt licht in 2013 ten opzichte van 2012 (-117). Deze daling is vooral zichtbaar bij de jongere kinderen. Tabel 2: Leerlingen in het primair onderwijs met een gewicht op 1-10-2012 (bron: DUO), gerangschikt naar de scholen met de meeste gewichtenleerlingen t.o.v. het totaal aantal leerlingen. BRINNUMMER
INSTELLINGSNAAM VESTIGING
PLAATSNAAM
DENOMINATIE
03BW
BEVOEGD GEZAG NUMMER 41013
De Zilverzwaan
HUISSEN
Openbaar
14ZV
71956
De Wieling
HAALDEREN
05FW
71956
Mikado
09AD
28147
Het Tweespan
04YJ
71956
De Vonkenmorgen
GEWICHT 0.00
GEWICHT 0.30
GEWICHT 1.20
TOTAAL
GEWICHT TOTAAL
% GEWICHT
69
7
10
86
17
19,8%
Rooms-Katholiek
193
26
3
222
29
13,1%
BEMMEL
Rooms-Katholiek
102
13
0
115
13
11,3%
HUISSEN
Rooms-Katholiek
143
16
2
161
18
11,2%
GENDT
Rooms-Katholiek
453
45
4
502
49
9,8%
30
05ZT
41013
De Tichelaar
GENDT
Openbaar
227
11
11
249
22
8,8%
03TZ
71956
De Doornick
DOORNENBURG
Rooms-Katholiek
152
14
0
166
14
8,4%
08MX
71956
Het Drieluik
HUISSEN
168
6
3
177
9
5,1%
03QR
28147
Jozefschool
HUISSEN
ProtestantsChristelijk Rooms-Katholiek
419
19
2
440
21
4,8%
07UY
28147
De Abacus
HUISSEN
Rooms-Katholiek
415
9
9
433
18
4,2%
04UD
71956
Marang
ANGEREN
Rooms-Katholiek
272
10
0
282
10
3,5%
06YO
71956
De Borgwal
BEMMEL
Rooms-Katholiek
185
3
1
189
4
2,1%
08ZI
71956
Donatushof
BEMMEL
Rooms-Katholiek
328
6
0
334
6
1,8%
22GB
41013
De Regenboog
BEMMEL
Openbaar
335
0
5
340
5
1,5%
07TP
71956
Pius X
BEMMEL
Rooms-Katholiek
408
4
0
412
4
1,0%
28BH
28147
De Boemerang
HUISSEN
Rooms-Katholiek
271
1
1
273
2
0,7%
06YF
41013
t Holthuus
HUISSEN
Algemeen bijzonder
211
0
0
211
0
0,0%
4351
190
51
4592
241
5,2%
Conclusie tabel 2: de scholen waar verhoudingsgewijs de meeste gewichtenleerlingen zitten, liggen verspreid over onze gemeente. 5,2% van alle leerlingen heeft een gewicht. Tevens valt op dat een aantal scholen bijna geen gewichtenleerlingen heeft. Tabel 3: leerlingen en studenten in Lingewaard per schooljaar (Bron: CBS) Leerlingen en studenten in Lingewaard
2010/2011
2011/2012
Onderwijssoorten
aantal
Aantal
Totaal voortgezet onderwijs
2751
2853
Vo algemene leerjaren 1-3
1131
1208
Vwo 3-6
516
465
Havo 3-5
551
572
Vmbo theoretische-gemengde leerweg 3-4
303
331
Vmbo basis-kaderberoeps 3-4
210
231
Praktijkonderwijs
40
46
Vavo
40
35
1409
1320
Mbo bol
938
904
Mbo bbl
471
416
Totaal middelbaar beroepsonderwijs
Assistentopleiding (niveau 1)
81
71
Basisberoepsopleiding (niveau 2)
313
259
Vakopleiding (niveau 3)
451
437
Middenkaderopleiding (niveau 4a)
560
549
Specialistenopleiding (niveau 4b)
4
4
Hoger beroepsonderwijs
927
936
Wetenschappelijk onderwijs
241
244
Conclusie tabel 3: het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs is licht gestegen, het aantal leerlingen in het middelbaar en basisberoepsonderwijs licht gedaald en in het hoger onderwijs licht gestegen. Tabel 4: Aantal voortijdig schoolverlaters per schooljaar in de subregio Arnhem (Bron: gemeente Arnhem) nieuwe vsv gemeenten subregio Arnhem
gemeenten
2005-2006
2010-2011
deelnemers
2011-2012
deelvsv
%
nemers
deelvsv
%
nemers
vsv
%
Arnhem
9.752
573
5,9%
10.162
507
5,0%
10.233
507
5,0%
Duiven
2.401
63
2,6%
2.654
86
3,2%
2.716
57
2,1%
31
Lingewaard
3.563
100
2,8%
3.766
88
2,3%
3.802
75
2,0%
Overbetuwe
3.664
118
3,2%
4.125
121
2,9%
4.252
96
2,3%
Renkum
2.261
83
3,7%
2.363
61
2,6%
2.329
68
2,9%
Rheden
3.237
112
3,5%
3.451
129
3,7%
3.338
95
2,8%
Rijnwaarden
840
29
3,5%
893
33
3,7%
910
30
3,3%
Rozendaal
125
5
4,0%
129
5
3,9%
131
4
3,1%
1.795
77
4,3%
1.475
51
3,5%
1.437
55
3,8%
2.425
70
2,9%
2.502
68
2,7%
2.531
75
3,0%
30.063
1.230
4,1%
31.520
1.149
3,6%
31.679
1.062
3,4%
Westervoort Zevenaar totaal subregio
Conclusie tabel 4: de gemeente Lingewaard heeft voor het derde jaar op rij het kleinste aantal voortijdig schoolverlaters ten opzichte van de andere regiogemeenten. Tabel 5: Aantal leerlingen in basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en clusterscholen op 1-10-2011 (Bron http://swv.passendonderwijs.nl/PO2506/) schoolgaand
woonachtig
rugzakken
in het so
rugzakken
SWV
Gemeentenaam
bao
PO2506
Arnhem
12.421
502
12.433
417
206
19
44
76
5
80
11
25
PO2506
Lingewaard
4.732
250
4.696
133
47
7
10
20
3
20
1
16
PO2506
Overbetuwe
4.791
0
4.732
130
53
8
20
60
2
25
5
24
PO2506
Renkum*
1.469
0
1.491
26
38
2
5
15
0
3
0
1
PO2506
Rheden
3.539
106
3.529
115
51
6
13
39
3
11
2
12
PO2506 Rozendaal Totaal PO2506
sbao
bao
sbao
so cat 1 so cat 2 so cat 3
cluster 3 en 4 cluster 1
cluster 2
cluster 1
cluster 2
249
0
168
0
2
0
1
4
0
0
0
0
27.201
858
27.049
821
397
42
93
214
13
139
19
78
* (m.u.v. postcodes 6866, 6871 en 6874) SO Cat: Het aantal leerlingen dat woont in de gemeente en staat ingeschreven in het so. Daarbij is onderscheid gemaakt in categorie 1, 2 en 3. Dit zijn de leerlingen waarvoor het samenwerkingsverband de ondersteuningskosten moet betalen in de overgangsperiode.
Tabel 6: Aantal leerlingen voortgezet onderwijs, speciaal voortgezet onderwijs en clusterscholen op 1-10-2011 (Bron: http://swv.passendonderwijs.nl/VO2506/) schoolgaand overig VO
woonachtig
LWOO PRO
overig VO
rugzakken
LWOO PRO
vso cat 1
vso cat 2
vso cat 3
in het vso
cluster 3 en 4 cluster 1
rugzakken
SWV
Gemeentenaam
cluster 2
cluster 1
VO2506
Arnhem
7.844
828
318
6.189
814
232
290
10
34
140
3
27
11
cluster 2 18
VO2506
Lingewaard
2.356
346
60
2.590
238
46
45
5
10
23
2
9
0
11
VO2506
Overbetuwe
2.137
158
0
2.913
248
53
81
6
10
25
0
15
0
5
VO2506
Renkum
1.094
0
0
1.677
127
43
156
3
6
9
0
6
0
0
VO2506 Rheden* Totaal VO2506
450
171
0
1.168
123
36
43
3
2
28
0
1
0
3
13.881
1.503
378
14.537
1.550
410
615
27
62
225
5
58
11
37
* (postcodes 6881, 6882, 6885 en 6991) VSO Cat: Het aantal leerlingen dat woont in de gemeente en staat ingeschreven in het so. Daarbij is onderscheid gemaakt in categorie 1, 2 en 3. Dit zijn de leerlingen waarvoor het samenwerkingsverband de ondersteuningskosten moet betalen in de overgangsperiode.
32
Bijlage 3 Wat is de rol van ouders, de gemeente en voorzieningen? 1. Wat is de rol van ouders? Voor de ontwikkeling van kinderen is goed partnerschap tussen de ouders en de voorzieningen, zoals voorschoolse voorzieningen en onderwijs (ouderbetrokkenheid), belangrijk. Zo kunnen ze samen zorgen voor een veilige sfeer en een stimulerende leeromgeving voor het kind, zowel thuis als op school. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat wij uit gaan van de kracht van ouders en aansluiten bij wat ouders zelf weten en kunnen. Vanuit dit uitgangspunt kunnen wij er samen met onze partners voor zorgen dat alle kinderen optimale ontwikkelingskansen krijgen. Want daar gaat het uiteindelijk om. Opvoeden is en blijft in eerste instantie een taak van ouders zelf. Voor een evenwichtige ontwikkeling van kinderen is het belangrijk dat ouders zich zowel actief met de opvoeding bezighouden als zich betrokken voelen bij de voorschoolse voorzieningen en school van hun kinderen. Wij vinden het belangrijk dat de voorzieningen ouders betrekken en daarmee de randvoorwaarden voor het optimaal kunnen ontwikkelen van kinderen versterken. Daarnaast moeten de voorzieningen aan ouders begrijpelijke en objectieve informatie geven over de leerprestaties en ontwikkeling van hun kinderen. De betrokkenheid van ouders is onmisbaar bij het tegengaan van achterstanden bij risicoleerlingen en VVE. Wij hebben daarvoor een aanbod voor ouders op het gebied van taalcursussen, inburgering en opvoedondersteuning. Gegevens over de betrokkenheid van ouders binnen en buiten de voorzieningen in Lingewaard ontbreken echter nog. In dit kader zien wij voor ons een rol bij de versterking van ouderbetrokkenheid. Dat begint bij de ouders van heel jonge kinderen, maar het houdt niet op bij peuters. Ook hier is de doorgaande lijn naar het onderwijs heel belangrijk. Beleid op het gebied van ouderbetrokkenheid staat in de gemeente Lingewaard nog in de kinderschoenen. Onder gemeentelijke ouderbetrokkenheid wordt verstaan: het geheel van samenhangende, doelgerichte en op elkaar afgestemde activiteiten voor ouders. Het ouderbeleid is gebaseerd op een gemeentebrede visie op de rol van ouders bij de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren en wordt opgesteld en uitgevoerd samen met voorzieningen die werken voor en met ouders Voor het realiseren van ouderbeleid hebben de gemeente, voorschoolse voorzieningen en het onderwijs elkaar nodig. Naast Voor- en Vroegschoolse Educatie spelen bijvoorbeeld ook passend onderwijs, het Centrum voor Jeugd en Gezin en brede scholen & Integrale Kindcentra een rol bij ouderbetrokkenheid. In de ideale situatie werkt iedereen samen om een doorgaande lijn tot stand te brengen. Er wordt dan een visie gedeeld op het omgaan met ouders en men zorgt er samen voor dat er geen ouder, en dus geen kind, buiten de boot valt. Daarvoor moet er een sluitend aanbod van voorzieningen zijn, dat is afgestemd op de wensen en behoeften van ouders. Er moet een keten zijn in de activiteiten, zowel wat betreft leeftijd van kinderen als de intensiteit van de ondersteuning. Op deze terreinen liggen vooral onze taken gemeente. Het gaat dan om afstemming, het tot stand brengen van samenhang en een sluitend aanbod om ouders te bereiken en te betrekken. In 2013 zal ouderbetrokkenheid worden geagendeerd voor overleg met voorzieningen en zullen in overleg met het veld verdere stappen worden gezet. Vanaf 2014 zal ouderbetrokkenheid een plek krijgen in het 5 jaarlijkse uitvoeringsprogramma. .
5
Bron: Handreiking ouderbetrokkenheid voor gemeenten, Sardes (http://www.sardes.nl/uploads/Sardes/publicaties_bestanden/handreikingouderbetrokkenheidgemeenten.pdf)
33
2. Wat is de rol van de voorzieningen rondom een kind? Naast ouders en de gemeenten spelen natuurlijk ook de voorzieningen en de sociale omgeving een belangrijke rol bij de opvoeding en ontwikkeling van een kind. Dit wordt ook wel de 'pedagogische civil society' genoemd: gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen. In een goed functionerende pedagogische civil society bestaat er bij burgers de bereidheid om in de eigen sociale netwerken en in het publieke domein de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te delen. Ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook familieleden, leraren, sportcoaches, kortom: burgers, zijn op zo'n manier onderling betrokken dat het bevorderend is voor het opvoeden en opgroeien van kinderen en jeugdigen. De pedagogische civil society is er voor en door iedereen die direct of indirect betrokken is bij opvoeden, opgroeien en gezondheid van de jeugd: Het gezin, familie en de vriendenkring. Familieleden en vrienden fungeren als luisterend oor en als sociaal vangnet in tijden van nood. Andere betrokkenen zoals buren, leerkrachten of andere ouders. Hier kunnen gezinnen terecht voor vragen of een stukje sociale controle in de wijk. Vrijwilligers, professionals en diverse organisaties. Voor hen zijn begeleidende en faciliterende taken weggelegd. Bron: NJI Om daadwerkelijk een doorgaande ontwikkelingslijn te kunnen realiseren in Lingewaard, zijn de gemeente en voorzieningen (ook onderling) van elkaar afhankelijk. Iedereen moet zich inzetten om een gezamenlijk doel te bereiken. Een doorgaande lijn, zowel inhoudelijk als organisatorisch, moet met partners worden gerealiseerd. De afhankelijkheid kan verschillen per onderwerp. De mate waarin de meerwaarde van het gezamenlijk belang wordt beleefd, bepaalt hoe de wederzijdse afhankelijkheid wordt ingevuld. Bij de overgangen tussen de voorzieningen is de wederzijdse afhankelijkheid het grootst. Voorzieningen zijn vaak verschillend, hebben hun eigen referentiekader en eigen belangen. Deze onderliggende verschillen kunnen verdwijnen als het gezamenlijke belang voor alle voorzieningen ‘vernieuwend’ is. Dit veronderstelt dan wel van elke voorziening een gerichtheid op gezamenlijk te bereiken bestuurlijk en maatschappelijk gewenste effecten. Het gezamenlijke belang om iets nieuws uit te werken, kan leiden tot een nieuw gedeeld referentiekader en gezamenlijk kernbelang. De wijze waarop de samenwerkingsketen vormgegeven kan worden staat niet vast: de omgeving kan veranderen. Ook de regelgeving, waardoor voorzieningen meer of minder makkelijk naar elkaar toe groeien, geeft (on)mogelijkheden. Er zal altijd een spanningsveld bestaan tussen dynamiek en vaststaande kaders. Echter, zonder een gezamenlijk doel is verbinding tussen de voorzieningen niet mogelijk. De basis vormt het samengaan voor een gedeeld resultaat. De essentie bij het formuleren van een gezamenlijk doel is uitgaan van het kind. Hoe kan de ontwikkeling van het kind, aansluitend bij de behoeften van het kind, het beste worden gerealiseerd. Het bereiken van een gezamenlijk resultaat betekent dat op alle niveaus de samenwerking uitgewerkt moet worden en zichtbaar gestalte moet krijgen. Vanuit de analyse wat nodig is voor de ontwikkeling van kinderen zal duidelijk zijn op welke wijze de ketenpartners daaraan een bijdrage leveren.
34
3. Wat is de rol van de gemeente? Als de ontwikkeling van kinderen dan toch niet zo loopt als verwacht en er meer ondersteuning en hulp nodig is voor kind, ouders en professionals, moeten er voorzieningen beschikbaar zijn waar deze personen met hun hulpvraag terecht kunnen. Wij spelen bij de facilitering en subsidiering van deze voorzieningen een belangrijke rol. De gemeente fungeert als het ware als een vangnet. Dit sluit aan bij de WMO-gedachte: uitgaan van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van burgers! Wij vinden het belangrijk dat sociaal zwakkere gezinnen naast een veilige en stimulerende opvoedomgeving ook een vorm van zorg krijgen die de eigen kracht weet te versterken en de sociale omgeving kan activeren en benutten (ontzorgen), voordat direct de stap naar professionals wordt gezet. Onnodig problematiseren en etiketteren willen wij tegengaan (normaliseren). Ondersteuning hierbij kan worden geboden door bijvoorbeeld eigen lokale netwerken, Eigen Kracht-conferenties, CJG en wijkteams. Belangrijk hierbij is een sterke eerstelijns jeugd- en gezinszorg, die weten wat er speelt bij deze gezinnen, als vraagbaak fungeren, de eigen kracht van een gezin benutten en direct aan de slag gaan. Nu nog worden problemen door diverse instanties bijzonder gemaakt en te snel in handen van gespecialiseerde 6 hulpverlening gelegd.
6
Bron: rapport Advies Ontzorgen en Normaliseren van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (http://www.adviesorgaanrmo.nl/Publicaties/Adviezen/Ontzorgen_en_normaliseren_april_2012)
35
Bijlage 4 Lokaal aanbod Na een algemene beschrijving over het opgroeien van kinderen en een korte beschrijving van de vier gehanteerde leeftijdscategorieën wordt een overzicht van de lokale aanbieders gegeven, gerelateerd aan de verschillende leeftijdscategorieën. De onderstaande aanbieders hebben een rol in de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen. Het gaat hierbij om een opsomming, die enerzijds niet volledig is (het gaat immers om een dynamisch aanbod) en anderzijds slechts om een korte beschrijving. Voorziening Consultatiebureau STMG = aanbieder van jeugdgezondheidszorg
Peuterspeelzaal = aanbieder van peuterspeelzaalwerk
Doelgroep • Kinderen van 0 – 4 jaar • 99% van de kinderen in onze gemeente maakt gebruik van deze voorziening.
Aanbod • Het volgen van de lichamelijke en sociale ontwikkeling van het kind (incl. inenten/meten/wegen). • Het signaleren van risico’s. • Het bieden van preventieve ondersteuning. • Het toeleiden naar gespecialiseerde ondersteuning en/of hulp. • Indiceren van voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen. • Verwijzen naar voorschoolse voorzieningen
• • •
Kinderen van 2- 3 jaar Deelname vrijwillig. 2 dagdelen per week, 40 weken per jaar 54% van de kinderen in onze gemeente maakt gebruik van het gesubsidieerde peuterspeelzaalwerk. De groep bestaat uit maximaal 16 kinderen met minimaal 1 beroepskracht en 1 vrijwilliger.
•
Ouders van kinderen vanaf 8 weken tot 13 jaar. Op 2-4-2013: 463 kindplaatsen dagopvang, 702 kindplaatsen BSO en 224 kindplaatsen peuterspeelzaalwerk (meer kinderen maken gebruik van 1 plaats!). Gastouder: maximaal 6 kinderen incl. eigen kinderen Dagopvang maximaal 16 kinderen en inzet beroepskrachten afhankelijk van leeftijd van kinderen BSO: 20-30 kinderen met minimaal 2 beroepskrachten, afhankelijk van leeftijd van kinderen.
•
Voor kinderen van 2 – 4 jaar, die voldoen aan definitie van een doelgroepkind (gesignaleerd taalontwikkelingsachterstand of hoog risico daarop). 4 dagdelen of tenminste 10 uur per week. 68 kinderen van SVPO de Linge hebben in 2012 gebruik gemaakt van
•
•
•
Kinderopvang = aanbieder van dagopvang, buitenschoolse opvang
• •
(BSO, incl. vakantieopvang) en gastouderopvang • •
•
Voorschoolse educatie =
•
aanbod van een VVEprogramma • •
• • • • • •
• • • • •
• •
Het bieden van speelgelegenheid met leeftijdsgenoten; kinderen leren door te spelen. Laagdrempelig aanbod; Opbrengstgericht werken met als doel optimale aansluiting op basisonderwijs. Vindplaats voor ouders voor opvoedingsvragen. Het signaleren van risico’s (vroegsignalering). Het bieden van preventieve ondersteuning. Het toeleiden naar gespecialiseerde ondersteuning en/of hulp. Het bieden van opvang inclusief eet- en slaapgelegenheid voor ouders, die arbeid en zorg combineren of doelgroepouder in de zin van de Wet kinderopvang zijn. Investeren in aansluiting op basisonderwijs. Vindplaats voor ouders voor opvoedingsvragen. Het signaleren van risico’s (vroegsignalering). Het bieden van preventieve ondersteuning. Het toeleiden naar gespecialiseerde ondersteuning en/of hulp.
Vooral gericht op de taalontwikkeling van kinderen. Doorgaande lijn in ontwikkelingsstimulering van kinderen richting primair onderwijs. Vanaf 2014 mogelijke meerdere aanbieders dan alleen SVPO de Linge.
36
• • • Stichting Pas = aanbieder van: 1) Onderwijs aan woonwagen- en zigeunerkinderen
2) Neveninstromers
OWWZ: • Voor kinderen van 0 – 21 jaar en hun ouders. • 0-4 jaar: 3 kinderen (1 op peuterspeelzaal) • 4-12 jaar: 10 kinderen (7 regulier onderwijs, 3 speciaal onderwijs, 3 deelnames aan Samen Leren) • 12-18 jaar: 4 (3 OBC, 1 ROC) • 18-21 jaar: 5 (2 werken, 1 Wajong, 1 leerwerktraject, 1 ROC)
•
• • • Logopedisten = aanbieder van logopedische screening en onderzoek
• • •
•
Bibliotheek Lingewaard =
deze voorziening. Over heel 2012 waren dit 39 capaciteitsplaatsen. Aanbieden van landelijk erkend VVEprogramma. Subsidie van de gemeente, lage financiële drempel.
•
aanbieder van leesplezieren –bevordering
•
• •
• • •
Kinderen van 6 -12 jaar, die rechtstreeks uit het buitenland komen en geen Nederlands spreken (in 2011 6 kinderen, in 2012 1 kind) School voor eerste (centrale) opvang is in Arnhem-Zuid. Na 1 jaar doorstroom naar reguliere basisschool in Lingewaard. Gemeente betaalt deelname traject en vervoer.
•
Het intensief begeleiden om hen zo snel mogelijk taalvaardig te maken in het Nederlands, zodat zij het onderwijs op de reguliere basisschool kunnen volgen.
Kinderen van 2 – 12 jaar Door 2 zelfstandige logopedisten, werkend voor de gemeente. Minimaal alle vijfjarige kinderen in onze gemeente worden gescreend en/of onderzocht, 528 op 1-10-2011. 55 kinderen gezien op peuterspeelzaal, waarvan 25 verwezen naar logopedie (schooljaar 2011-2012)
• •
Screening van alle 5- jarigen. Vroegsignalering en verwijzing naar externe deskundigen. Voorkomen en beperken taalachterstanden Het bieden – op aanvraag – van controles op peuterspeelzalen en leerlingen op de basisschool, m.n. van 4 jarigen. Het geven van voorlichting aan ouders samen met de bibliotheek. Onderzoeken mogelijkheid tot bieden van controles op kinderdagverblijven.
Ouders van kinderen 0 – 4 jaar voor Boekstart: per kwartaal ruim 100 ouders aangeschreven, start in 2010, tot medio 2012 372 nieuwe jonge leden bij bibliotheek.
•
Kinderen van 4-18 jaar
•
• •
• •
• •
• • •
Aansluiten bij landelijke kerndoelen voor
•
•
Kinderen van 4 – 13 jaar en kinderen
Bevorderen (voor)lezen met jonge kinderen door ouders m.b.v. programma Boekstart. Bevorderen bezoeken van een bibliotheek. Organiseren themabijeenkomsten Kleintje Koffie. Trainen van professionals stimuleren van de taalontwikkeling, fantasie en sociaal-emotionele (taal)ontwikkeling van jonge kinderen. Bieden van leesbevordering- en ontwikkeling en mediawijsheid van kinderen m.b.v. “de bibliotheek op school”. Ondersteuning van docenten VO bij maken leesplan. Organiseren voorleeswedstrijden en Read2me. Ondersteunen mediatheek van de scholen.
•
(Speciale) Basisscholen en
Het bevorderen van schoolloopbaan voor deze doelgroepkinderen. Het actief stimuleren van ouders om kinderen gebruik te laten maken van een voorschoolse voorziening. Het thuis aanbieden van kind- en gezinsgerichte projecten voor kinderen tussen de 2 en 7 jaar. Begeleiden kinderen van overgang primair naar voortgezet onderwijs en het vervolg daarop. Begeleiding ouders en kinderen met vragen rondom opvoeden, scholing, studiefinanciering, werk enz.
37
basisscholen voor speciaal onderwijs = aanbieder van onderwijs. •
• •
Brede school = aanbieder van onderwijs in
• • •
samenwerking met andere voorzieningen
•
• Integraal Kindercentrum = Aanbieder van onderwijs
• •
en opvang
• • • Voortgezet- en Middelbaar beroepsonderwijs (VO en MBO) = aanbieder van onderwijs
• • • • •
4-13 jaar, die moeilijk kunnen leren en/of opvoedingsproblemen en speciale zorg en aandacht nodig hebben. 18 basisscholen en 1 school voor speciaal basisonderwijs in Lingewaard. Geen speciaal onderwijs in de gemeente. 256 leerlingen in leerlingenvervoer PO en VO, waarvan ongeveer 75 leerlingen naar de regio Nijmegen gaan en 181 naar de regio Arnhem. Cijfers in bijlage 1 Kinderen van 0 – 12 jaar Sprake van brede school ontwikkeling wanneer scholen bredere functie hebben dan die van onderwijsgever alleen en wanneer zij structureel samenwerken met meerdere partners op het gebied van welzijn, zorg, kinderopvang, sport en/of cultuur. verschillende vormen: geïntegreerde huisvesting, samenwerkende instellingen in één gebouw of versterking van de samenwerking tussen bestaande voorzieningen. Voorbeeld is Brede School Loovelden in Huissen. Kinderen 0-12 jaar Voorziening waarin bijv. onderwijs, kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, peuterspeelzaal en welzijnsactiviteiten voor kinderen zijn samengevoegd. Het gaat om één fysieke locatie en een nieuwe organisatievorm. Integrale bedrijfsvoering Voorbeeld is IKC De Vonkenmorgen in Gendt. Kinderen van 12 – 16/18 jaar Overbetuwecollege (OBC) in Bemmel en Huissen. Joannesschool in Bemmel. ROC A12 als MBO. Cijfers in bijlage 1.
• •
•
•
• •
• •
• • • • • • • •
ROC Rijn IJssel = aanbieder van Voortgezet Algemeen Volwassenen
•
Voor kinderen van 16-17 jaar
• •
(speciaal) basisonderwijs in relatie met wat een kind moet weten en kunnen. Signaleren van risico’s. Bieden van een zorgstructuur waar problemen en/of risico’s met bepaalde jongeren met diverse disciplines worden besproken. Mogelijke veranderingen voor verplichtingen vanuit passend onderwijs door opstellen van zorgprofielen. Veelal een relatie met leerlingenvervoer via de gemeente.
Bijeenbrengen van voorzieningen fysiek of qua inhoud. Bevorderen van samenwerking tussen de voorzieningen op het gebied van afstemming zorg, aanbod, visie, doorgaande lijn en bv. ouderbetrokkenheid.
Bijeenbrengen van alle ontwikkelingsgebieden in 1 fysieke locatie met 1 organisatiestructuur. Bevorderen van samenwerking tussen pedagogisch medewerkers en leerkrachten rondom thema’s, afstemming van zorg en VVE, gezamenlijke pedagogische visie, doorgaande lijnen en ouderbetrokkenheid.
Aansluiten bij landelijke kerndoelen in relatie met wat een leerling moet weten en kunnen. VMBO-T, (tweetalige) Havo en (tweetalige) VWO Gemengde, kader beroepsgerichte en basisberoepsgerichte leerweg. Praktijkonderwijs voor kinderen met leerproblemen. Signaleren van risico’s. Bieden van een zorgstructuur waar problemen en/of risico’s met bepaalde jongeren met diverse disciplines worden besproken. Opbrengstgericht werken. VO – Het alert reageren bij signalering van “thuiszitten” door het bieden van concrete ondersteuning door relevante partijen. Tweede kans voor halen startkwalificatie voor leerlingen van 16-17 Actieve bestrijding VSV
38
Onderwijs (VAVO) en
•
Volwassenen
•
volwasseneneducatie. • VGGM = aanbieder van
•
Jeugdgezondheidszorg
voor kinderen en ouders tussen 4 en 19 jaar
•
•
Rijnstad = aanbieder van
•
maatschappelijk werk
Stichting Welzijn
Ouders van kinderen tussen 0-27 jaar
• •
•
Voor kinderen 0-27 jaar
•
Word Wakker: Jongeren van 12-25 jaar
• • •
Lingewaard = aanbieder van o.a. het jongerenwerk, vrijwilligerswerk, combinatiefuncties en begeleiding
Z4U: jongeren van 12-25 jaar
•
Girls Talk/ Z4U Girls: 13-18 jaar en 14-19 jaar
•
G.O.A.L.: jongeren van 12-25 jaar
Informatie en advies aan ouders verstrekken gerelateerd aan dienstverlening van het AMW. Begeleiding en behandeling: (doorgeleiden naar WMO en hulpverlening, signaleren probleemsituaties, licht pedagogische hulp verlenen, zorgcoördinatie, methode “Home Start” hanteren) Deelname aan netwerken Ondersteuning bij schulden Algemeen: organisatie van activiteiten en voorlichting voor de gehele doelgroep en beheer jongerencentra
•
Een intensieve samenwerking tussen leerplicht, de OBC’s en de jongerencoach van de SWL voor jongeren die vastlopen op verschillende leefgebieden, met name sociaal-emotioneel.
•
Begeleiden jongeren die grensoverschrijdend en risicogedrag vertonen, vastlopen op verschillende leefgebieden en/of overlast veroorzaken d.m.v. ambulant jongerenwerk/straatwerk: vinden/monitoren van hanggroepen, mee werken in PvA bij overlast. Tevens begeleiding naar opleiding, werk, inkomen of dagbesteding.
(risico)jongeren
•
Opleidingen gericht op bevordering persoonlijke ontplooiing, ten dienste van het maatschappelijk functioneren Maatschappelijke participatie voor o.a. laaggeletterden. Bewaken, beschermen en bevorderen van de lichamelijke, psychische en sociale gezondheid, groei en ontwikkeling van alle kinderen. De wettelijke basis hiervoor ligt in het basistakenpakket van de JGZ. Stimuleren van ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen en bieden van laagdrempelig aanbod voor ondersteuning bij opvoeden met als doel: Vroegtijdige signalering en zo nodig vroegtijdig inzetten van laagdrempelige hulp, door middel van screening van alle leerlingen op de wettelijke contactmomenten op 5/6, 10/11 en in e 2 klas VO (straks extra CM erbij) met een eventuele vervolg op spreekuur bij jeugdarts of jeugdverpleegkundige en d.m.v. aanmeldingen van scholen, ouder(s) en/of jeugdigen zelf voor spreekuur contact in de leeftijd van 4-19 jaar. Kerntaken zijn daarbij sigmaleren, toeleiden en verwijzen naar.
•
Empowerment en themabijeenkomsten
•
Sport en aanleren sociale vaardigheden -> gedragsverandering, positief gedrag stimuleren en negatief gedrag inzichtelijk maken en leren ombuigen
39
• • Cultuureducatie
• •
• Bewegen en Sport
• •
•
Techniek en Wetenschap
• • •
Sollicitatietraining: jongeren 16-25 jaar voor kinderen van 0-27 jaar aanbod via Cultureel Platform Lingewaard, waarin aanbieders zijn verenigd. Aanbod voor kinderen van groep 4 t/m 8 via SWL: Sjors Sportief Voor kinderen 0-27 jaar Aanbod via voorschoolse voorzieningen, onderwijs en sportverenigingen Aanbod voor kinderen van groep 4 t/m 8 via SWL: Sjors Sportief
•
Voor kinderen van 0-27 jaar Aanbod via voorschoolse voorzieningen en onderwijs Nieuw thema: talentontwikkeling van kinderen
• •
• • • •
•
•
Bewustwording houding bij presentatie, gesprekken oefenen, brieven schrijven Stimuleren deelname jeugd aan lokale maatschappelijke en culturele voorzieningen. Bevorderen samenwerking tussen culturele instellingen en kunstbeoefenaars in Lingewaard Vergroten cultuurbereik Stimuleren deelname jeugd aan beweging en sport Middel om te komen tot een verbetering van het leefklimaat in de gemeente op het gebied van gezondheid, sociale cohesie en leefbaarheid. Inzet op recreatieve sportbeoefening (breedtesport) Kennismaking/ontdekken Meer instroom en behoud (jonge) mensen in de techniek Professionalisering leerkrachten via Kenniscentrum Wetenschap en Techniek in Gelderland
40
Bijlage 5 LEA – vier kolommenschema
41