Inhoud
Startpagina
Speelgoed
180–1
Speelgoed door dr. Y. M. Huigen Inspectie Gezondheidsbescherming, Den Haag
Dit artikel is een herziening van Chemische Feitelijkheid nr. 050 (oktober 1987); de oorspronkelijke feitelijkheid werd geschreven door ir. M. F. Nuijt. 1. 2. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7. 3.8. 3.9. 3.10. 3.11. 4. 5.
Inleiding Warenwetbesluit Speelgoed Chemische veiligheid Scheikundedozen Sterretjes-vuurwerk Slime Potloden Glazuur- en emailleerpoeders voor gebruik op scholen Spuitserpentines en lijmen Niespoeders Stoommachines IJswater Kunststof speelgoed Lichtgevend speelgoed Conclusies Literatuur
3 3 4 4 5 6 6 7 7 8 8 9 9 9 10 10
Chemische Feitelijkheden is een uitgave van Ten Hagen & Stam, in samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Chemische Vereniging. 35 Chemische feitelijkheden
november 2000
tekst/180
Inhoud
Startpagina
Speelgoed
1.
180–3
Inleiding
Rond december wordt Nederland overspoeld door nieuw speelgoed. Over het algemeen is het speelgoed dat in ons land op de markt komt veilig. De Inspectie Gezondheidsbescherming (voorheen: Keuringsdienst van Waren), een overheidsorgaan belast met consumenten- en gezondheidsbescherming, ziet in Nederland toe op de veiligheid van speelgoed. Rond Sinterklaas en Kerst is de kans op onveilig en ondeugdelijk speelgoed het grootst en bestudeert de Inspectie de speelgoedfolders extra grondig om verdacht (nieuw) speelgoed te signaleren. Vaak is er met het verdachte speelgoed niets aan de hand. Maar er zijn ook uitzonderingen: kankerverwekkend niespoeder, een behendigheidsspelletje waar cadmium inzit, etc. Naast de risico’s van schadelijke chemicaliën in speelgoed zijn het gebruik van speelgoed voor oneigenlijke doeleinden en het spelen met speelgoed waar kinderen nog te jong voor zijn, de belangrijkste risico’s. Eén van de wetten die de Inspectie moet handhaven met betrekking tot de veiligheid van speelgoed is de Warenwet. De Warenwet is een raamwet, dat wil zeggen dat voor de verschillende waren aparte uitvoeringsbesluiten bestaan, bijvoorbeeld het Warenwetbesluit Visserijproducten, het Warenwetbesluit Zuivel en, hier van belang, het Warenwetbesluit Speelgoed. 2.
Warenwetbesluit Speelgoed
Het Warenwetbesluit Speelgoed is in 1992 van kracht geworden. Met dit besluit wordt in Nederland invulling gegeven aan de Europese richtlijn 88/378/EEG op het gebied van speelgoed. Deze richtlijn was een van de eerste richtlijnen op grond van de zogenaamde „Nieuwe Aanpak”. Dat wil zeggen dat de EG-Raad etiketteringsvoorschriften en fundamentele veiligheidsvoorschriften vaststelde. De uitwerking van de eisen wordt aan de CEN (Comité Européenne de Normalisation) overgelaten. De CEN stelde daarvoor via een commissie een aantal werkgroepen in, met vertegenwoordigers van zowel de overheid als de industrie. In deze werkgroepen zijn een aantal speelgoednorrmen tot stand gekomen. 35 Chemische feitelijkheden
november 2000
tekst/180
Inhoud
Startpagina
180–4
Speelgoed
Naast het begrip „speelgoed” (goederen die ontworpen of kennelijk bestemd zijn om bij het spelen door kinderen tot 14 jaar te worden gebruikt) bestaat door het Warenwetbesluit Speelgoed (alleen in Nederland) ook het begrip „kinderwaren” (goederen die kennelijk geschikt zijn om bij het spelen door kinderen tot 14 jaar te worden gebruikt). Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld kleurpotloden, die in een boekhandel verkochjt worden, schertsartikelen en fopspenen. Ook materiaal voor handenarbeid dat op scholen wordt gebruikt valt onder de werking van het Warenwetbesluit Speelgoed, evenals het op scholen gebruikte leer- en ontwikkelingsmateriaal. De gevaren van speelgoed zijn sterk afhankelijk van de leeftijd van het kind dat er mee speelt. In het Warenwetbesluit Speelgoed zijn daarom extra eisen voor kinderen jonger dan drie jaar opgenomen. Voor deze kinderen moet de omgeving zo veilig mogelijk worden gemaakt. Vanaf 3 jaar kunnen ouders kinderen op gevaren wijzen („geen kralen in je neus stoppen”). Voor de volgende categorieën worden in het Warenwetbesluit voorschriften gegeven: – fysisch-mechanische veiligheid; – brandbaarheid en ontploffingsgevaar; – chemische veiligheid; – elektrische veiligheid; – verbrandingsgevaar; – hygiëne; – radioactiviteit; – vermeldingen en gebruiksaanwijzingen. In deze Chemische Feitelijkheid zal nader ingegaan worden op de chemische veiligheid aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden. 3. 3.1.
Chemische veiligheid Scheikundedozen
In een van de CEN-normen zijn eisen met betrekking tot de inhoud van scheikundedozen opgenomen. Zo zijn giftige verbindingen en 35 Chemische feitelijkheden
november 2000
tekst/180
Inhoud
Startpagina
Speelgoed
180–5
grondstoffen voor explosieven verboden. In de norm is een lijst van toegestane stoffen opgenomen en de bijbehorende maximale hoeveelheden. Het toestaan van kaliumpermanganaat was binnen de CEN-werkgroep zeer omstreden. Als compromis is ervoor gekozen deze stof alleen toe te staan in scheikundedozen voor kinderen boven de 12 jaar. De stoffen moeten geëtiketteerd zijn volgens de Wet milieugevaarlijke stoffen. Bovendien moet er beschreven staan hoe de stoffen afgevoerd moeten worden en wat te doen bij ongelukken. Tevens wordt de aanwezigheid van goed glaswerk en een deugdelijke veiligheidsbril geëist. In de handleiding mogen geen gevaarlijke proeven worden beschreven. Over een handleiding, waarin kinderen aangespoord werden om de huishoudchemicaliën uit het gootsteenkastje te toetsen op brandbaarheid, heeft de Inspectie dan ook een opmerking naar de desbetreffende fabrikant gemaakt. 3.2.
Sterretjes-vuurwerk
In een televisieprogramma werd de kijker geconfronteerd met ongevallen veroorzaakt door wonderkaarsen („sterretjes”). Het betrof een type sterretje met rode, groene en blauwe kleuren. Bij het aansteken waren brandwonden ontstaan. Door de hitte was de ijzeren kern soms omgebogen. Veelal was één sterretje aangestoken en werden door overspringende vonken de andere 9 sterretjes uit het pakje, die men in de andere hand hiel, ook ontstoken. Indien deze in één bundel tezamen werden gehouden, duurde de verbranding slechts 1 à 2 seconden. Deze verbranding ging samen met een steekvlam van 10 à 20 cm. Bij onderzoek bleek de samenstelling nogal afwijkend van de gangbare. Normaal bestaat het kruit van een sterretje uit 50% bariumnitraat, 30% ijzerpoeder, 8% aluminiumpoeder, 10% dextrine (wat als lijm dienst doet) en 2% koolstof. Het kruid van de rode sterretjes, bijvoorbeeld, bleek te bestaan uit kaliumperchloraat (43%),aluminium (16%), magnesium en zwavel (beide 4%). De rode kleur werd veroorzaakt door strontiumcarbonaat (16%). Het ontbrekende deel is waarschijnlijk hoofdzakelijk dextrine en verder wat koolstof. Overigens branden alle sterretjes bij temperaturen van meer dan 1000 °C, zodat de benaming „koud vuur” volledig onjuist is. Voor 35 Chemische feitelijkheden
november 2000
tekst/180
Inhoud
Startpagina
180–6
Speelgoed
de gevaren en kleureffecten van vuurwerk wordt verwezen naar Chemische Feitelijkheid 033. 3.3.
Slime
Aan de Inspectie worden door consumenten vaak vragen gesteld over „slime”. Kinderen zijn nog wel eens geneigd om hier hapjes van te nemen, zeker als het slime met een fruitgeur betreft. Op zich hoeft dit niet tot problemen te leiden: „slime” bestaat uit een gecrosslinkte gel van polyvinylacetaat (of gom) met borax (zie figuur 1). 0886-0278
(CH2
CH)x O H
H O B O B O
H
H O (CH
Figuur 1.
CH2)x
Gecrosslinkte gel van polyvinylacetaat (of gom) met borax.
Soms is hier nog een (levensmiddelen)kleurstof aan toegevoegd. Toch ontstonden er in Duitsland problemen toen een meisje na het opeten van „slime” met fruitgeur hevige benauwdheidsverschijnselen kreeg. Na onderzoek bleek het slime dat zij gegeten had een grote hoeveelheid nitriet te bevatten (± 6000 mg/kg). Op de Nederlandse markt is dit soort slime gelukkig niet aangetroffen. 3.4.
Potloden
Kinderen sabbelen overal aan, zo wordt bijvoorbeeld vaak de verf van potloden afgebeten. Het Warenwetbesluit Speelgoed houdt zowel rekening met acute (directe) als chronische vergiftigingen (dit laatste wil zeggen het 35 Chemische feitelijkheden
november 2000
tekst/180
Inhoud
Startpagina
Speelgoed
180–7
langdurig regelmatig opnemen van zeer kleine hoeveelheden). Daarom stelt het Besluit limieten aan de biologische beschikbaarheid als gevolg van het spelen met speelgoed en kinderwaren. Om dit te controleren wordt bijvoorbeeld verf van speelgoed afgekrabd en behandeld met maagzuursimulant (0,07 M HCl). In het zo verkregen extract wordt het gehalte aan lood, cadmium, barium, seleen, arseen, antimoon en kwik bepaald. Het is hier voor verf niet zo belangrijk hoeveel lood er in aanwezig is, veel belangrijker is hoeveel er in maagzuur en uiteindelijk in het lichaam terechtkomt. Tegenwoordig doet de potlood zijn naam echter weinig eer aan. Zowel in de verf als in de stift is tegenwoordig meestal geen lood meer te bekennen. Ook andere zware metalen zoals cadmium en chroom zijn meestal afwezig. 3.5.
Glazuur- en emailleerpoeders voor gebruik op school
Het aflikken van vingers zou tot problemen kunnen leiden wanneer men met pottenbakken ook glazuren gebruikt. Glazuur- en emailleerpoeders kunnen onaanvaardbaar hoge lood-, arseen- en cadmiumgehaltes bezitten. Er is bijvoorbeeld 20% in maagzuursimulant oplosbaar lood gevonden. Daarom heeft de Inspectie Gezondheidsbescherming druk uitgeoefend op de producenten, wat heeft geleid tot de ontwikkeling van glazuren die wel aan de eisen van het Warenwetbesluit Speelgoed voldoen en ook als zodanig in de handel worden gebracht. 3.6.
Spuitserpentines en lijmen
Ook door inademen kunnen giftige stoffen worden opgenomen. Bedwelming kan soms heel onverwachts plaats vinden. Enige tijd geleden waren spuitserpentines in de handel. Indien de knop van de spuitbus werd ingedrukt, spoot er een enkele meters ver reikend lint uit. De spuitbus bevatte echter als drijfmiddel dichloormethaan. Een aantal kinderen raakte bedwelmd nadat meerdere bussen in een klas waren leeggespoten. Lijmen bevatten een grote variatie aan organische oplosmiddelen welke min of meer roesverwekkend of licht bedwelmend kunnen zijn (denk aan solutie-snuivers). Bij een onderzoek naar allerlei soorten 35 Chemische feitelijkheden
november 2000
tekst/180
Inhoud
Startpagina
180–8
Speelgoed
lijmen werden onder andere de volgende oplosmiddelen gevonden: methanol, tetrachloorethaan, ethylbenzeen, tolueen, trichloorethaan, xylenen, isobutanol, dichloormethaan, tetrahydrofuran, ethylacetaat, aceton, iso-propanol, 2-butanon, butylacetaat en ethanol. Het betrof hier allerlei soorten lijmen die niet allemaal specifiek voor kinderen bestemd waren. 3.7.
Niespoeders
Ook bij niespoeders zijn vergiftigingsgevallen geconstateerd. Het betrof in één geval de uiterst giftige gemalen witte nieswortel (Veratrum album), dat bij een jong meisje in het gezicht was gegooid. 1 à 2 gram van dit poeder kan al dodelijke gevolgen hebben. Niespoeder werd ook wel eens opgegeten omdat kinderen dachten dat het zwart-op-wit poeder is. Dit niespoeder bevatte o-nitrobenzaldehyde. Daarnaast zijn bij gewone controle van niespoeder nog andere giftige stoffen aangetoond, zoals: – o-dianisidine (kankerverwekkend); – o-toluidine (kankerverwekkend); – o-nitrodenzaldehyde (giftig, verlaagde hartslag); – panamahoutpoeder (gaat de bloedstolling tegen bij wondjes). De niespoeders die tegenwoordig verkocht worden zijn in de regel gebaseerd op peper. 3.8.
Stoommachines
Gebruik van een speelgoedstoommachine in een ruimte waar siervogeltjes gehouden werden, leidde tot nare gevolgen: drie dieren gingen dood, een aantal andere raakte bewusteloos. Uit onderzoek bleek dat de constructie van de verbrandingsruimte zodanig was dat onvolledige verbranding optrad. In de verbrandingsgassen kon een aanmerkelijke hoeveelheid koolmonoxide worden vastgesteld. De Duitse fabrikant had naar aanleiding van dergelijke ongelukken reeds een nieuwe verbrandingsruimte geconstrueerd.
35 Chemische feitelijkheden
november 2000
tekst/180
Inhoud
Startpagina
Speelgoed
3.9.
180–9
IJswater
Bij „ijswater” kan opname via de huid plaatsvinden (ijswater is een schertsartikel dat bij contact met de huid een zeer koud gevoel geeft). Hiervoor wordt soms ethylbromide gebruikt. Volgens de Wet milieugevaarlijke stoffen moet echter bij deze stof „contact met de huid worden vermeden”. Het is dus niet bepaald geschikt als ijswater. Ook zwavelkoolstof is wel als ijswater verkocht. Dit is niet alleen giftig, het stinkt afschuwelijk en kan onder bepaalde omstandigheden exploderen. 3.10.
Kunststof speelgoed
Kunststof speelgoed blijkt regelmatig tot huidklachten aanleiding te kunnen geven. Zo kan langdurig contact van de huid met plastic (bijv. bij kinderen die een pop mee naar bed nemen) via een „broeieffect” tot huidirritaties leiden. Van onder andere „griezeldieren”, gemaakt van polyvinylchloride met een hoog gehalte aan ftalaten (die als weekmaker gebruikt worden), kunne kinderen gemakkelijk stukken afbreken en inslikken. In het lichaam wordt de weekmaker grotendeels geëxtraheerd, het overblijvende plastic wordt hard en kan darmperforaties veroorzaken. Vooral voor jonge kinderen, die overal op bijten, is dit gevaarlijk. Speelgoed met ftalaten als weekmakers (zoals bijv. bijtringen) is als geruime tijd in discussie omdat de ftalaten door het sabbelen uit het speelgoed migreren. Ftalaten worden verdacht via de oestrogene werking de hormoonhuishouding te verstoren. Bovendien neemt men aan dat ze kankerverwekkend zijn. 3.11.
Lichtgevend speelgoed
Bij de Inspectie Gezondheidsbescherming worden veel vragen gesteld door ouders die zich zorgen maken over speelgoed dat licht geeft. Maar al te vaak wordt „licht geven” geassocieerd met radioactiviteit. Meestal betreft het fosforescerend speelgoed. De Inspectie raadt ouders die hierover bellen aan het stuk speelgoed overnacht in het donkert in een envelop in een goed sluitende kast te stoppen. De volgende dag kunnen de ouders dan controleren of het stuk speelgoed nog steeds licht geeft. Indien dat het geval is, en er dus sprake 35 Chemische feitelijkheden
november 2000
tekst/180
Inhoud
Startpagina
180–10
Speelgoed
is van radioactiviteit, dan wordt de ouders gevraagd zo snel mogelijk terug te bellen. Tot op heden is dit niet gebeurd. Soms is het lichteffect gebaseerd op chemoluminescentie. Dit is bijvoorbeeld vaak het geval bij armbandjes die men even moet knikken om een lichteffect te krijgen. Door het knikken wordt een reservoir met peroxide gebroken zodat de vloeistof bij een andere vloeistof kan komen. Deze vloeistof bevat vaak een oxaalzure ester met een anthraceen. Het peroxide reageert met de oxaalzure ester. Door de energie die vrijkomt bij de reactie wordt het anthraceen aangeslagen zodat die gaat fluoresceren. Het lichteffect stopt wanneer de componenten zijn uitgereageerd. 4.
Conclusie
In dit artikel zijn een aantal gevaren behandeld die zich bij het spelen met speelgoed kunnen voordoen. Zo achter elkaar opgesomd zou de indruk kunnen ontstaan dat er heel wat mis is met speelgoed. Dit is evenwel volstrekt niet het geval. Dankzij goede wetgeving en intensieve controle hierop voldoet het speelgoed in speelgoedwinkels aan hoge veiligheidseisen. De meeste ongevallen doen zich dan ook voor als kinderen spelen met speelgoed dat gezien hun leeftijd nog niet geschikt voor hen is (peuters met knikkers), of als kinderen het speelgoed oneigenlijk gebruiken. Een voorbeeld in de laatste categorie is het gebruik van ammonia in „super-soakers” (een soort waterpistool). 5.
Literatuur
–
Warenwetbesluit Speelgoed (Warenwet) 1991; Staatsblad 269, 1991 en Staatsblad 829, 1994. Wet milieugevaarlijke stoffen; Staatsblad 632, 1992. Jaarverslagen Keuringsdienst van Waren Haarlem 1977 t/m 1985. Jaarverslagen Regionale Inspectie Gezondheidsbescherming Den Haag. Chemistry in the Marketplace, Ben Seliger, 4th ed. Harcourt Brace Jovanovich Group Pty Limited, Australia, ISBN 0-72950334-8.
– – – –
35 Chemische feitelijkheden
november 2000
tekst/180