TASTEN NAAR ZEKERHEID
Waarom zoekt u de levende onder de doden?
[1] Gemeente van onze Here Jezus Christus,
Pasen is het feest van de zekerheid. [2.1] Door alle eeuwen heen hebben de christenen het elkaar op de paasmorgen toegeroepen: ,,De Heer is waarlijk opgestaan´´. [2.2] En alle oude paasliederen eindigen met een triomfantelijk ,,Halleluja, halleluja!´´. Vanaf Pasen staat alles vast: nu komt het goed met de schepping. Het leven overwint, want Christus leeft! Dit viert de kerk in elke eeuw. Zeker van haar zaak! Nu jaagt de dood geen angst meer aan! Maar is de christenheid in de 21ste eeuw ook wel zo zeker op Pasen? Ik ben bang van niet. Onze tijd weet het allemaal zo zeker niet meer. Christus zal wel zijn opgestaan, maar wat heet opstanding? En God zal het goed menen met de wereld, maar hoe ver reikt zijn macht? Dat zijn de vragen waar een belangrijk deel van de moderne christenheid mee tobt. Het is de tijd van een vrij algemeen betwijfeld christelijk geloof. En zekerheid lijkt iets van gisteren. [2.3] Dit is de ziekte van de huidige christenheid in het Westen. En het zit ons allen in het bloed. Het lijkt wel alsof vele gelovigen vandaag kreupel lopen: zij geloven wel, maar zij hebben het vaak heel moeilijk om daarin houvast te vinden. Innerlijke onzekerheid vreet aan hen. Twijfel laait steeds weer op. Ook wanneer zij geloven dat de Heer werkelijk is opgestaan, vinden zij het moeilijk om zelf op te staan tot een nieuw leven. En zij vinden het lastig om te staan in het geloof zonder elk moment te zwikken. [2.4] Hoe is dat voor uzelf, voor u hier in de kerk, voor ieder die dit woord leest of hoort? Is Pasen voor u het feest van de rotsvaste zekerheid? Voelt u die ook in u als een rust die u overstraalt? Of is voor u de zekerheid van Pasen als een eiland in een zee van aanvechting en twijfel? Dat kan toch zo gemakkelijk gebeuren, wanneer je lichamelijke of geestelijke krachten minder worden. En wanneer je vereenzaamt bij het ouder worden. En het kan ook gebeuren wanneer je nog midden in het leven staat. De kerk is er natuurlijk wel, maar buiten de kerk stormt er zoveel op je af aan indrukken en mogelijkheden. Dan lijkt de kerk opeens ver weg. De Heer is werkelijk opgestaan, maar je bent Hem zo gauw weer kwijt van maandag tot zaterdagavond. En is Pasen dan wel zo´n zeker feest? * Wij zijn, broeders en zusters, de eersten niet die tastend en zoekend ronddwalen op Pasen. Onzekerheid en twijfel hebben christenen altijd wel gekend in de veldtocht van het geloof. En het is nog veel sterker: eigenlijk is de kerk op Pasen niet begonnen met zekerheid, met vastheid en zeker weten, maar zij is begonnen met verlegenheid, met twijfel en ongeloof. Kijk maar eens terug naar die eerste paasmorgen. En kijk nu eens naar de discipelen op die dag. Het is behoorlijk moeilijk om die apostelen in beeld te krijgen, want die krijg je voorlopig niet eens te zien. Die zitten thuis, verstrooid en werkloos. Maar wel zien we een paar vrouwen. Ze waren helemaal vanaf Galilea meegereisd met Jezus om voor Hem te zorgen. En ze zijn als zusters op deze dag de broeders tot voorbeeld. Zij komen tenminste te voorschijn op de paasmorgen. [3.1]
Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
1 of 5
Daar lopen ze, al heel vroeg. En ze zijn niet met lege handen. Ze zijn gericht op de Meester en ze dragen geschenken voor Hem in hun handen. Is dat geen geloof en is dat geen vasthoudendheid in oriëntatie op Jezus? Ja dat is het, maar hier is gelijktijdig ook dwaling en ongeloof. De vrouwen dragen op Pasen immers niet de geschenken van het leven, maar de gaven van het graf. Ze komen met specerijen. Met liefde gereedgemaakt en in ongeloof aangedragen. Ze bedoelden het goed, maar wat kunnen wij met goede bedoelingen soms heel verkeerde dingen doen als christenen! [3.2] En dan komen deze vrouwen bij het graf. Dit is hún zekerheid: de Heer is werkelijk gestorven! Ook wanneer de steen blijkt afgewenteld te zijn, twijfelen ze daar geen ogenblik aan. Zij zullen in dit graf de gestorvene stellig aantreffen! Eén ding staat vast voor de vrouwen: Jezus leeft niet meer, Hij is een dode! Wanneer zij met schroom en stilletjes de donkere ruimte binnenschuifelen, moeten hun ogen eerst wat wennen aan het duister in deze grafkluis. Alleen door de open deur valt wat vroeg morgenlicht naar binnen, maar het dringt niet zo vér door. Toch zijn de vage contouren van de dingen daarbinnen wel te onderscheiden wanneer de ogen zijn gewend aan het schemerduister. En dan komt de grote ontdekking: de bank waarop het dode lichaam moet liggen, ziet er vreemd uit. Ze verwachten daar de door zalf gesteven windsels te zien. Ze rekenen erop dat ze die daar lang uitgestrekt zien liggen als omhulsel voor het dode lichaam. En ze zien ook wel iets liggen in het schemerduister. Maar het klopt niet! Ze zien een ronde hoofdbedekking en iets verder weggeschoven een huls van doeken. Er is een ruimte tussen de lichaamsdoeken en de hoofddoek. Maar in die ruimte is niets! Dat is een schokkende en griezelige waarneming: Het lichaam is er niet! [3.3] Misschien denkt u: dat is toch geweldig! De vrouwen vinden de grafbank niet leeg, want de windsels liggen er (ook Petrus zal ze later zien liggen), maar ze ontdekken dat het lichaam ontbreekt. Dat is dan toch de grootste zekerheid van Pasen? Hij is hier niet meer! De Heer is werkelijk opgestaan: kijk maar naar zijn achtergelaten lijkwade! Geweldig om dat te mogen zien: vele mensen uit de 21ste eeuw zouden daar wel eens bij hebben willen staan. Dan zou je tenminste iets zien van wat je nu alleen maar geloven kunt. Dan zou je de hard geworden doeken hebben kunnen aanraken en je zou gevoeld hebben dat ze leeg waren. Dan zou je zeker zijn: er is dus toch voor eeuwig een wonder van leven. Gelukkig! Denkt u ook niet dat u méér zekerheid zou hebben, wanneer u nu eens kon teruggaan in de tijd en zelf in dat graf kon staan om er verrast de achtergelaten doodskleding van Jezus aan te treffen? Maar dat kan nu eenmaal niet. U moet het doen met een bijbel van papier. En het lijkt nu allemaal zo ver weg. Misschien voelen we ons wel behoorlijk achtergesteld bij de vrouwen die de zekerheid van Pasen met hun handen hebben kunnen voelen. Maar blijft u nu eens kijken naar die vrouwen. Wat doen zij? Zij zijn helemaal niet opgelucht of verrast. Integendeel! Zij gaan nerveus op zoek naar het lichaam van Jezus. We lezen immers in vers 3 niet dat het lichaam er niet was, maar dat ze het niet vonden. Ze waren er dus zeker van dat het dode lichaam daar moest zijn. En toen ze het niet vonden op de baar, gingen ze in het schemerduister elders in de spelonk kijken. Er waren waarschijnlijk nog meer nissen in deze grafkelder. De vrouwen hebben gespeurd. Ligt Hij nu soms aan de andere muur? Is zijn lichaam in de nis aan de achterwand gelegd, daar in de donkerste ruimte van de spelonk? De ogen tuurden in het bijna duister. Maar zij vonden het lichaam niet.[3.4] Dit is nu echt doodlopende zekerheid. De vrouwen wisten één ding zeker: de Heer is werkelijk gestorven en het is voorlopig afgelopen. Maar die zekerheid wordt op Pasen niet bevestigd. Zij vinden de dood niet waar hij toch moest zijn. En dan zijn ze verlegen met hun zekerheid. Je kunt namelijk ook een soort zekerheid hebben die je op een doodlopende weg leidt. Dan ben je
Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
2 of 5
zeker van je eigen zaak en je bent niet open voor God. Dan komen we vast te zitten. En we weten het niet meer. We blijven achter zonder antwoord. Zoals die vrouwen met haar zekerheid en met haar goede bedoelingen voor God toch achterbleven zonder antwoord, heel verlegen, heel onzeker. * En dan komt voor ons gevoel de verlossende zekerheid onverwacht toch binnen bij deze zoekenden. Twee mannen in blinkend gewaad doen plotseling de grafkluis oplichten. Wat schemer en twijfel was, wordt opeens helder verlicht. Het vage krijgt scherpe contouren. De vrouwen zien opeens aan elkaar hoe bleek ze eruit zien. Ze voelen zich niet opgewassen tegen dit licht dat hen overrompelt. Hun ogen, net gewend aan de schemer, knipperen ertegen. En ze buigen zich verlegen voorover, overrompeld en sprakeloos. [4.1] Wij kunnen ons dat voorstellen. Je zult maar rondtasten in onzekerheid en opeens zal het licht van Gods glorie je kamer in het volle licht zetten. Dan weet je tenminste waar je op mag hopen. Dan wordt de twijfel weggeflitst en de zekerheid daalt majesteitelijk neer in je hart. Wat kunnen mensen verlangen naar dat zekermakende licht van God. Waarom laat God ons altijd geloven in de schemer van deze tijd zonder dat engelen ons verschijnen of de hemel eens geopend wordt? We zouden vanuit de schemer en de twijfel van de 21ste eeuw jaloers kunnen worden op de vrouwen. Zij hadden tenminste de ervaring waar velen vandaag naar snakken. Ervaring: die alleen toch kan je zeker maken? Hoe kun je toch in de 21ste eeuw geloven wat je niet ervaart? Zo denken we misschien. Denken we dit terecht? Laten we eens luisteren naar wat deze twee bovenaardse wezens te zeggen hebben. Ze geven zekerheid: ,,Hij is opgewekt: de Heer is werkelijk opgestaan´´. Wanneer je dat van engelen mag horen, wordt het opeens een ongetwijfeld christelijk geloof. Zo denken we. Maar dan luisteren we maar met één oor. Luister nu eens naar het héle woord van die twee hemelse wezens. Dan merk je dat het eigenlijk niet zo´n triomfantelijke boodschap is. Het begint niet met een paasgroet, maar met een verwijt. En het eindigt niet met Halleluja, maar met een memo. [4.2] Verwijtend valt het eerste woord over de gebogen hoofden van de vrouwen: ,,Wat zoekt u de Levende bij de doden´´. De zoektocht van deze gelovigen wordt afgestraft. Zoektochten van gelovigen kunnen ook dwaaltochten zijn. Zo is het hier. De engelen zeggen: ,,Wat doen jullie hier eigenlijk? Wie zoekt er nu naar de zon in de nacht? En wie zoekt er nu in een graf naar de levende? Die kun je toch in ieder geval híer niet verwachten!´´ De vrouwen, aanhankelijk en met ijverige geschenken, zijn op het verkeerde adres. Hun zekerheid over het adres, is een foute zekerheid. Ja dat kunnen die engelen makkelijk zeggen. Zij weten dat Jezus leeft, maar de vrouwen wisten dat toch niet? En je moet het toch eerst weten voordat je zeker kunt zijn? Zijn deze mannen niet wat bruusk? Waarom zeggen ze niet eerst: ,,Hij leeft´´. En daarna pas: ,,Daarom hoeft u Hem hier niet meer te zoeken´´. Dat was toch wel zo vriendelijk geweest! Maar de engelen bedoelen in hun openingszin helemaal niet te spreken over de opstanding. Zij spreken pas bij hun toelichting over de opstanding van de Levende. Dan zeggen ze: ,,Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt´´. Maar in het verwijt waarmee ze beginnen, noemen ze Jezus helemaal niet ,,de Opgestane´´, maar ,,de Levende´´. Dat is iets anders. Zij delen niet iets nieuws mee, maar ze typeren Jezus: zo was Hij en zo is Hij en zo heet Hij. De Levende, u weet wel! [4.3] Zo kennen de vrouwen Hem toch? De mannen in blinkende kleding herinneren eraan wie Jezus was en dus is. Hij kwam in Israël. En toen begon alles om Hem heen te leven. Die strompelende kreupele ging weer huppelend naar huis toe. En de tastende blinde, met zijn hand op de arm van zijn begeleider, loopt nu alleen en hij raakt niet meer uitgekeken op de kleuren van de wereld die voor hem openging. En de vrouw die op sterven na dood was nadat ze door bijna alle dokters was behandeld, ging weer kerngezond en stralend door het leven. Overal waar Jezus zijn voeten zette,
Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
3 of 5
ontsproot het leven. Hij hoefde de mensen maar aan te raken of zij leefden op. Hij hoefde maar een woord te spreken of de zieken wisten niet wat hen overkwam. Families die jarenlang aan huis gebonden waren geweest door de verzorging van hun zieken, konden weer eens met elkaar naar het loofhuttenfeest in Jeruzalem. Wat een leven! Johannes, de zoon van Zebedeüs, heeft er jarenlang vlakbij gestaan. En wanneer hij terugdenkt aan Jezus, dan schrijft hij: ,,In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen´´ (Johannes1:4) en in een brief schrijft hij over: ,,...wat wij gehoord hebben, wat wij met eigen ogen gezien en aanschouwd hebben, wat onze handen hebben aangeraakt: het Woord dat leven is. Het leven is verschenen, wij hebben het gezien en getuigen ervan, we verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons verschenen is´´ (1 Johannes1:2-3). Wie naar Jezus kijkt tijdens zijn leven op aarde, ziet een zee van leven. Hij is de Levende in Israël. Hij is wat God is: leven voor alle leven. Hij is zelf God: die leeft en leven geeft. En wat doen de vrouwen nu? De Levende nu opeens zoeken bij de doden. Hebben ze dan nog niet genoeg gezien, gehoord, getast, ervaren? Wat een ervaringen van leven hebben deze Galilese vrouwen gehad tijdens de maanden dat zij in Jezus´ gevolg meereisden. En waar blijft nu deze ervaring? Opeens opgedroogd? Waarom? Dat is toch dwaas. Hebben ze dan niet door, dat de Levende nooit kan worden opgeslokt door het dodenrijk? Met hun specerijen voor een dode begraven zij de Levende. Dit verwijten de hemelse gezanten haar: ,,Wat doet u nu? Waar bent u nú mee bezig? De Levende bij de doden zoeken?´´ Wie op Pasen nog zeker moet worden, is jaren te laat! De zekerheid over Jezus, de Levende, moeten we vinden bij zijn komst op aarde, bij zijn wonderen en tekenen, bij zijn woorden en zijn werken. In de 21ste eeuw tasten velen rond naar een teken van zekerheid over de opstanding van Jezus, maar zij vinden het niet in dit sterfelijk leven. Waarom niet? Omdat ze op de verkeerde plek en te laat zoeken! Veel christenen laten het leven van Jezus voor wat het is, om te staren naar zijn sterven en vervolgens te wachten op een teken van hoop. Hoe vaak lezen wij niet heen over de wonderverhalen in de evangeliën. Hoe vaak gaan de verhalen over de genezingen en demonenverdrijvingen niet gedachtenloos door onze vingers. Zij glijden ons voorbij. We zien het leven opbruisen in Jezus´ werken, maar onze ogen zijn gericht op oneindig. En zo is Pasen voor velen ook niet meer een feest van zekerheid. Maar dan klinkt ook over het hoofd van 21ste eeuwse christenen het schokkend verwijt: ,,Waarom zoekt u de Levende bij de doden´´. Wie op Kerst niet gelooft in de komst van de zoon van God, loopt op Pasen nóg te zoeken. En wie de grote wonderen en almachtige daden van Jezus onopgemerkt laat passeren, is op Pasen de kluts kwijt. Zekerheid op Pasen begint een evangelie eerder. De vrouwen worden teruggestuurd in hun herinnering: ,,Herinnert u wat Hij gesproken heeft!´´ Niet de ervaring vernieuwt, maar de herinnering! Niet het nieuwe geeft houvast, maar de gedachtenis maakt zeker. [4.4] En dan staan wij er precies net zo voor als de vrouwen. We staan niet in de grafkamer op de paasmorgen. Het zou ons even weinig geholpen hebben als haar. Maar we staan naast de vrouwen wanneer het gaat om de herinnering. Wij kunnen teruggaan in het geheugen van de tijdgenoten door de evangeliën met eerbied en verwondering te lezen. En dan rijst steeds meer voor ons op het beeld van de Levende. Ieder stukje herinnering in dat evangelie is een bron van leven. Het dochtertje van Jaïrus kijkt ons aan terwijl ze weer door de kamer huppelt. En Bartimeüs heeft leren knipogen. We zien Petrus´ schoonmoeder met het aardewerk bezig om de sabbatsmaaltijd op te dienen, terwijl ze zonet nog lag te ijlen. En we zien de schrik van Gadara, de gevaarlijke bezetene, met kleren aan rondreizen met het evangelie van vrede. Wat een leven bloeit er open wanneer Jezus komt. Het hele evangelie is een poëzie-album van leven. Herinnert u zich dit wel? Bent u daar wel genoeg mee bezig? Of staat uw blik op oneindig, wanneer de herinneringen worden voorgelezen? Wacht u op ervaringen om op te leunen, terwijl God de balsem van de herinnering in uw wonden giet?
Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
4 of 5
Lees veel in de evangeliën. Sta er bij stil. Neem daar elke dag de tijd voor. De dagen zijn vol en het leven is druk en wanneer u niet uitkijkt spoelt de maandagmorgen of de zaterdagavond uw zekerheid weg. Vergeet niet terug te denken bij elke Schriftlezing op elke dag. Sta stil en denk na: kijk elke morgen achterom voordat u vooruit kijkt! Dat is de weg naar de zekerheid van Pasen. Dan hoef je niet terug naar een grafkelder. En er hoeven geen engelen uit te gaan in de 21ste eeuw. We leren het boven de Schrift steeds beter zien: Jezus is het leven, het leven van ieders leven, de levende van dag tot dag. En daarom zijn we zeker op Pasen. De Levende kan nooit bij doden blijven. Bij Hem worden doden juist levend: dat zag je al bij Lazarus en je ziet het rond Jeruzalem op de avond van Goede Vrijdag. Deze Levende moest toch zeker zélf wel terugkomen uit het schemerland waarin Hij binnenging. Zo kennen we Hem toch uit de herinnering van de evangeliën?! [4.5] Pasen is het feest van de zekerheid. Die zekerheid zelf begint eerder. Die wordt gevonden wanneer we ons gewonnen geven aan de eenvoudige herinnering van de Schriften. En dan kunnen we er op de eerste dag van de week ook een feest van maken. En een groot feest ervoor vieren op Pasen: De Heer is werkelijk opgestaan. Natuurlijk! Hij is immers de Levende. God uit God! Wat een zekerheid! Ik wil het nooit meer vergéten! Halleluja!
AMEN [5]
Copyright 2007 ? www.vanbruggenpreken.nl
Pagina
5 of 5