DONJON DEEL VAN EEN GEHEEL
1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8.
DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
BLZ
TEKST..................................................................................................... 2 Vooraf ....................................................................................................... 2 Geschiedenis en context .......................................................................... 2 Rompmaten van Pansa ............................................................................ 3 Visueel criterium voor maatafwijkingen .................................................... 5 maatafwijkingen torenromp volgens Pansa.............................................. 6 Maatafwijkingen van romp, kap en kraag ................................................. 8 Maatafwijkingen in tracering en muurdikte ............................................... 9 Kijken naar de context (toegift op titel van de auteur) ............................ 11
5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 1
1.
TEKST
1.1. Vooraf Voorliggende studie is gemaakt In opdracht van de Valkhofvereniging met als doel enige beschikbare literatuur over afmetingen en geleding van de Donjon of Reuzentoren op het Valkhof kritisch te beschouwen. Genoemde literatuur: Weve, J.J. De Valkhofburcht te Nijmegen, de ‘alsnog’ uitgave van het Manuscript uit 1923, (redactie J.M.T. Nooy), Nijmegen, 1993. Grandjean, J.A.G.M Een replica in het groen, vier artikelen; Het eindresultaat van mijn studie naar de donjon, een vijfde artikel. PANSA BV Reconstructieonderzoek Reuzentoren Valkhofburcht, Nijmegen, febr. 2008. Gemeente Nijmegen Europese aanbesteding Donjon en Valkhofpark te Nijmegen, 21 mei 2008. Gemeente Nijmegen Herbouw Donjon, Plan van aanpak (oktober 2006)
Genoemde teksten zijn om uiteenlopende redenen gemaakt, en hebben elk hun eigen invalshoek en resultaat. Allen zijn het erover eens, dat zowel de plaats als de vorm van de donjon niet met 100% zekerheid is vast te stellen. Niettemin lopen de meningen over plaats en vorm niet ver uiteen. Hiermee contrasteert een ander zéker feit, dat het hier gaat om de herbouw van één puzzelstuk uit een groot geheel. Wat dat voor gevolgen heeft, blijft onbelicht! Deze studie is tweeledig: o Het kritisch beschouwen van de Donjonstudies, maar wel vanuit een andere invalshoek. Wat zijn de visuele kenmerken van de toren? Wat is daarbij belangrijk? Hoeveel speelruimte zit er op zo’n beeld? o Welk doelen zou zo’n ‘reconstructie’ kunnen dienen? En wat heeft dat voor consequenties voor de aanpak? Dit deel is op titel van de auteur aan de opgedragen studie toegevoegd.
afb. 1 Valkhof, Anno ~1649
afb. 2 Valkhof, Anno 2005
1.2. Geschiedenis en context Na grondige (letterlijk) sloop van de burcht, kwam er na 1796 een parkje voor in de plaats met snelgroeiende populieren, om de pijn van de verdwijning van zo’n e belangrijk gebouw voor het silhouet van de stad te verzachten. Eind 19 eeuw steekt architect Weve als eerste de spa in de grond, nieuwsgierig naar mogelijke resten. Teleurgesteld trekt hij de conclusie, dat er maar heel weinig sporen zijn, maar doet op basis van dat ene werkmeesterplan een gooi naar de afmetingen van de Reuzentoren en naar de verhoudingen 1: 2: 4, zeg maar een baksteen op zijn kant. Dan is het een tijd stil. In 1929 verschijnt de ‘alsnog’ uitgave van Weve’s tekst. Na WOII komt met tussenpozen de gedachte op, om de burcht weer zichtbaar te maken. Eind jaren ’80 laat de gemeente de rijksdienst voor de monumentenzorg plechtig verklaren, dat herbouw echt niet DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 2
tot de mogelijkheden behoort. De plaatsing van het parkje op de rijksmonumentenlijst werkt als een extra blokkade. Niettemin blijken er ook taaie voorstanders van herbouw, en deze weten er in de 90er jaren een prijsvraag uit slepen. Met veel geheimzinnigheid omgeven, worden de inzendingen gepresenteerd. Enige collega’s van naam doen er hun zegje over. Slechts één ding wordt duidelijk: wat is eigenlijk de vraag, en wat is eigenlijk het doel van herbouw? Ter gelegenheid van de verjaardag van de stad verschijnt in 2005 ter plaatse de Reuzentoren van steigerpalen en zeildoek. En dat werkt. Want als de bevolking daarna om haar mening gevraagd wordt, dan wil men de toren terug. Welke toren? Vanwaar deze aanloop? Op zoek naar het antwoord op de vraag: is er in het licht van de geschiedenis een doel voor herbouw te vinden? Thans worden reconstructieplannen gemaakt op basis van eerder onderzoek. Maar in welke context? De donjon speelt een rol in een drielaagse context, ofwel, speelt een rol op drie verschillende schalen: a o In het silhouet van de stad (R=300) . De reuzentoren verhoudt zich tot de grootste elementen als de Stevensheuvel met kerk en toren (oud), en tot de stadsbrug met boog en pijlers (nieuw). b o Als onderdeel van de vestingwerken e.o (R=100) . De toren verhoudt zich tot de stadsmuren en aardwerken (oud) en tot het Kelfkensbos met Museum Het Valkhof (nieuw). c o Als deel van het Valfhofparkje (R=30) . De toren verhoudt zich tot de burchtresten, de bomen en de details in de directe omgeving.
afb. 3 Context1 silhouet
afb. 4 Context2 museumplein
afb. 5 Context3 kapellen
De gevolgen van deze drielaagse context worden geëvalueerd na de analyse van genoemde studies.
1.3. Rompmaten van Pansa Wat de reconstructie van de Donjon bijzonder maakt, is dat er een kleine honderd afbeeldingen, prenten en schilderijen van bestaan, maar geen enkele tekening op schaal, behoudens dan dat werkmeesterplan van 1725 voor de afbraak! Nu zegt een tekening op schaal ook niet alles. De ene keer dat de auteur bij zo’n reconstructie betrokken was, namelijk die van de gerfkamer van het kerkje van Persingen, waren er wél goede tekeningen. Maar toen de oude fundering die nog in de grond zat ontgraven werd, bleek die tot ieders verrassing niet te kloppen met de tekeningen!
a b c DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
een gebied rond de toren met een straal van 300 meter Idem 100 meter Idem 30 meter 5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 3
1
Van genoemde literatuur is de analyse van Pansa interessant . Grandjean kijkt eigenlijk alleen hoe een nieuw ‘haalbaar’ plan er uit zou kunnen zien. Pansa stelt de vraag anders: is het mogelijk met het beschikbare materiaal – de afbeeldingen – een betrouwbare reconstructie te maken?
afb. 6
A. Waterloo(~1649)
afb. 7
H. Hoogers(1795)
Pansa maakt onder meer gebruik van de wetten van het perspectief om opgemeten maten te corrigeren en perspectivisch geconstrueerde beelden te vergelijken met historische beelden, een interessante insteek om nader te bekijken. Op basis van onder meer perspectivische constructies komen er komen drie posities van de Reuzentoren met bijbehorende afmetingen uit de bus, één volgens Weve , één westelijk en één meer westelijk, alle drie met bijbehorende afmetingen van het torenromp.
N
Weve Westelijk Meer westelijk
afb. 8 Tekening werkmeesterplan op kadastrale ondergrond
afmetingen (meter) torenromp
breedte
lengte
hoogte
Situatie Weve
11,1
19,1
35,1
Situatie Westelijk
10,4
18,0
33,8
Situatie Meer westelijk
9,8
17,0
32,6
Pansa maakt vervolgens een vergelijking van de drie torenposities met de schetsen van onder meer Spilman door middel van drie perspectivische a projecties . Volgens Pansa lijken de posities Weve en westelijk beter dan de positie meer westelijk. Qua torenhoogte lijken westelijk en meer westelijk beter dan Weve. Conclusie van Pansa: westelijk (33,8 meter) scoort als beste. a DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
Pansa(2008) Bijlage Pansa 15,16,17 5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 4
In afwijking van Pansa lijken volgens de auteur de torenhoogte van Weve en meer westelijk beter te passen dan westelijk (35,1 meter en 32,6 meter beter dan 33,8 meter). De uiterste waarden scoren het beste en de middelste waarde het minste. Conclusie auteur: ook dan is er veel te zeggen voor de middelste, omdat de afwijkingskans toch het kleinst is. Samengevat: de torenromp zonder kantelen meet 10,4 bij 18,0 bij 33,8 meter. Ten opzichte van dat niveau is de kap nog eens 9,70 meter hoger. De vraag(1) is echter veeleer: Zijn deze afwijkingen visueel de moeite waard? Hoe nauwkeurig moeten de resultaten eigenlijk zijn, om de afwijkingen niet op te merken? Een meer algemene vraag (2): het gaat hier om de hoofdmaten van de torenromp; zijn deze maten belangrijk voor het beeld, of zijn misschien andere maten belangrijker?
1.4. Visueel criterium voor maatafwijkingen vorm torenrompen volgens Pansa
afb. 9 Weve, westelijk, meer westelijk
Grootte torenrompen volgens Pansa
afb. 10 Idem: meer westelijk, westelijk, Weve
Gemaakt in piepschuimblokken lijken de vormafwijkingen volgens Pansa klein. Maar de grootte lijkt verschil te maken. Maar is hoe is het in werkelijkheid. Dan is er maar één toren zichtbaar met alleen de bestaande bebouwing als referentie, en die toren zou niet groter of kleiner moeten lijken dan de toren die er eens stond. Beantwoording van deze vraag over een niet meer bestaande toren gaat niet zonder een geformuleerd criterium. Hoe zou de vraag kunnen luiden bij de in de oorlog verwoeste en daarna weer opgebouwde Stevenstoren? Is het iemand opgevallen, dat de herbouwde toren van de oorspronkelijke afwijkt? Toch lijkt op foto’s van de oude en nieuwe toren de bekroning iets anders geworden dan de oorspronkelijke.
Het criterium bij de Donjon zou kunnen luiden: De nieuwe toren mag niet afwijken van de oude in de ogen van iemand,die de oude toren nog in zijn situatie gekend heeft. Als voornaamste bron voor een antwoord dient het werk van (dom) Hans van 2 der Laan(1904-1991) . Daarin zijn twee passages te vinden die daar richting aan geven: o wanneer wordt maatverschil opgemerkt o wanneer wordt een maat echt groter of kleiner gevonden
DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 5
a
De eerste passage gaat over het op het oog zo goed mogelijk in tweeën knippen van een strook papier. Bijna iedereen knipt binnen de 2% afwijking naar beide kanten de strook in tweeën. Diezelfde afwijking geldt ook voor een vierkant waarvan de zijden maximaal (+/-) 2% mogen afwijken zonder het te zien. Is nauwkeurige vergelijking mogelijk, dan geldt (+/-) 2% visuele tolerantie. b
De tweede passage gaat over de grootte die onthouden wordt. Zonder ze naast elkaar te zien, beoordeelt men zonder aarzelen bekende objecten (bijvoorbeeld auto’s) als ‘groot of klein’ ten opzichte van een ‘auto’ in het geheugen. Dat geldt ook voor torens: blijft de afwijking binnen de (+/-) 14% van een gemiddelde ‘de toren in het geheugen’ dan wordt het verschil niet opgemerkt. Of wat op hetzelfde neerkomt: het verschil tussen een grootste en een kleinste toren mag niet meer dan 24,5% (van de grootste) bedragen. ------
afb. 11 visuele tolerantie +/- 2%
afb. 12 te onthouden verschil +/- 14%
Wat voor het geheel geldt, geldt ook voor elke maat afzonderlijk (+/-)14%. Uit bijgaande tabel bijvoorbeeld blijkt het verloop van de nauwkeurigheid die de maten in visueel opzicht moeten hebben. Kleinere maten zijn in absolute zin eerder afwijkend dan grotere. Voor kleinere maten zijn dus in absolute zin nauwkeuriger gegevens nodig. Situatie ‘Westelijk’ meters 14% meters % van totaal (43,5)
breedte 10,5 ~1,5 3,5%
lengte 18,0 ~2,5 5,7%
romphoogte 34,8 ~4,8 11%
Incl. kap 43,5
De eerste passage slaat op de blokken naast elkaar en de foto,s van de Stevenstoren naast elkaar, de tweede op de reële situatie van de nieuwe toren zonder oude.
1.5. maatafwijkingen torenromp volgens Pansa De maten van de toren - om te beginnen de rompmaten van Pansa - worden elk afzonderlijk en in onderling verband bekeken en vervolgens ook andere maten die ertoe doen. Vormafwijkingen Hoe groot zijn de vormafwijkingen van de ‘drie torenrompen’, ofwel hoeveel wijken de onderlinge verhoudingen (lxbxh) van de drie blokvormen af? a b DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
Laan(1983) p. 52 Gebaseerd op Laan(1983) p.103 5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 6
De eerste tabel gaat uit van de maten van Pansa voor situatie Weve, situatie westelijk en situatie meer westelijk (omwille van de vergelijkbaarheid is er ~1 meter voor de kantelen bijgeteld). De maten van Grandjean’s eerste voorstel dienen alleen ter vergelijk. Bij de berekeningen is dit voorstel buiten beschouwing gelaten. Afmetingen in meters Weve westelijk meer westelijk Grandjean
breedte 11,1 10,4 9,8 10,3
lengte 19,1 18 17 18,2
hoogte 36,1 34,8 33,6 37,5
In de volgende tabel zijn de verhoudingen berekend ten opzichte van de hoogte 1. Het onderlinge hoogteverschil doet er voor de vorm niet toe. De andere getallen zijn dus delen van 1. Voor het grondvlak is apart een berekening gemaakt nu met de lengte 1 en de breedtes een deel ervan. De vorm: afmetingen t.o.v. hoogte 1 breedte lengte Weve 0,31 0,53 westelijk 0,30 0,52 meer westelijk 0,29 0,51 Grandjean 0,27 0,49
hoogte 1,00 1,00 1,00 1,00
Grondvlak t.o.v. lengte 1 breedte lengte 0,58 1,0 0,58 1,0 0,58 1,0 0,57 1,0
Omgerekend naar de dichtst bijzijnde (gemiddelde) hele getallen komen de torenverhoudingen b:l:h aardig in de buurt van 3:5:10. Het grondvlak zit echter nog dichter bij de hele getallen 4:7. Bij een hoogte van 2x de lengte wordt de toren dan 4:7:14. Uit onderstaande tabel blijken de afwijkingen voor 3:5:8 naar boven en naar beneden maximaal maar 3%. Voor het grondvlak 4:7 zijn de afwijkingen maar 1%. benaderde vorm: 3x5x8 met % afwijking breedte lengte hoogte Weve +1% +3% 1,00 westelijk 0% +2% 1,00 meer westelijk -1% +1% 1,00 Grandjean -3% -1% 1,00
4x7 grondvlak breedte lengte +1% 1,0 +1% 1,0 +1% 1,0 0% 1,0
Afwijkingen in grootte Bij de grootte van torens speelt de hoogte een dominante rol. Vaak worden grootte en hoogte van torens niet eens onderscheiden. Omdat de drie torenrompen qua de vorm maar weinig van elkaar verschillen, kan de hoogte goed als basis van vergelijking dienen. Eenvoudig is vast te stellen, dat het grootste verschil tussen de torens ~11% met Grandjean is, en ~7% zonder Grandjean. Ten opzichte van de middelste variant (zonder Grandjean) is de afwijking maar ~3,5%. Conclusie: zowel qua vorm (1-3%) als qua grootte (3,5%) blijven de maten van de torenromp van Pansa overtuigend binnen de gestelde grens van 14%. De verschillen tussen de drie varianten worden niet opgemerkt.
DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 7
1.6. Maatafwijkingen van romp, kap en kraag Maar hoe belangrijk zijn de rompmaten voor het beeld? Van de toren waren destijds vooral de kraag en de kap (de kop) zichtbaar. De romp verdween in het bouwvolume van de burcht.
afb. 13 acht tekeningen Donjon
Afb. 13 boven: vogelvlucht midden: grondvlak onder: aanzicht met romp afb. 14 drie blokvormen
Om dit te illustreren zijn een achttal tekeningen van de Donjon verzameld, waarop te zien is, dat vooral de kop van de Reuzentoren zichtbaar is. Ernaast staan foto’s van drie blokvormen (uit de blokkendoos van de reeds genoemde a Van der Laan ). De middelste blokvorm heeft hetzelfde grondvlak als de door Pansa berekende romp en benadert het hele volume van de toren dus inclusief kap. Beide blokken ter weerszijden wijken qua vorm – juist te onthouden – af van de middelste vorm: links 14% platter en rechts 14% dikker. Op de drie aanzichten is de berekende rompverhouding van 1:2 aangegeven. Het restant is dus de maat van de kap. b Vergeleken met de acht nogal verschillende tekeningen lijkt de Donjon wat zijn 3 c kap betreft rechts van het midden te zitten . Met een gelijkblijvend grondvlak is de toren inclusief kap dus slanker dan de middelste blokvorm en dikker dan de rechter blokvorm.
a
Morfotheek zie bijlage
b
de tekenaars waren er – uitgezonderd Hoogers - blijkbaar niet zo op uit een getrouw beeld te geven c
Een bruikbare waarneming van Grandjean is het aantal boogjes onder de kraag van de toren op de tekeningen Hoogers: in de lengte elf en de breedte negentien stuks, dat is ~4:7. Pansa benadrukt dit ook, omdat Hoogers tekeningen hier onderling niet afwijken. DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 8
De kapvorm is én goed zichtbaar én belangrijk voor het beeld. Daarbij is nog iets zichtbaar. ichtbaar. De acht perspectieven laten de maatafwijkingen in torendikte goed zien. Het grondvlak komt als heel zichtbaar in de kapvorm uit de bus. Die verhoudingen zijn dus belangrijk voor het beeld. En nog meer geldt dit voor de eveneens zeer zichtbare kraag en verdere onderverdeling.
1.7. Maatafwijkingen in tracering en muurdikte Met de rompmaten maten van Pansa als uitgangspunt is de tekening van Hendrik Hoogers uitermate geschikt om eens nauwkeurig per aanzicht aanzicht te tekenen. Elke afmeting wordt vergeleken met een bruikbare andere maat in hetzelfde vlak. Naarmate de afmetingen in absolute zin kleiner worden, gaan ook afwijkingen eerder opvallen (vergelijk: ( bij de kantelen 14% = ~20 cm). Door onderlinge correctie in meerdere richtingen ontstaat zo een redelijk betrouwbare betrou projectie van deze tekening. Het is dan wel belangrijk de gesloopte kantelen er weer op de zetten. Maar nog belangrijker is hier te vermelden, dat een tekening slechts de buitenkant van de Donjon laat zien, en niet de muurdikte. In werkelijkheid telt de muurdikte altijd mee! Te zien is dat bijvoorbeeld aan de pijlers van de waalbrug! Die ‘ogen’ massief, maar te ‘zien’ is dat niet.
afb. 15 Hoogers voorzijde kantelen gestippeld
afb. 16 Hoogers zijkant kantelen gestippeld
Het resultaat van deze proportionele vingeroefening (schets afb. 17) - is nu te vergelijken met de andere reconstructietekeningen van onder o meer Grandjean, Haskoning en Pansa. Dat leidt tot de volgende opmerkingen (van boven naar beneden): 1. De dakruiter is op de meeste tekeningen te hoog en te smal getekend. De steigerpijpen toren had wel een goede dakruiter. 2. De kap moet ruimte laten om langs de kantelen te lopen. Op de meeste tekeningen is dat niet mogelijk. 3. De echte kraag om de toren is de bovenrand tot aan het boogfries en niet tot aan de verkenning (kleine sprong) van hooguit een paar cm. Die verkenning in het metselwerk is niet meer dan een schaduwlijntje op het torenlichaam, anders zou die verkenning wel in het metselwerk zijn uitgesproken in de vorm van boogjes. Zie pendanten en de Kronenburger toren hier ter stede. Op veel tekeningen wordt die verkenning g vaak te veel benadrukt. Maar die verkenning was er wel, want alle tekenaars geven dat lijntje aan.
DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 9
4. De ramen worden véél te groot getekend. Uit de tekening van Hoogers blijken de juiste verhoudingen (ramen van de grootte van de Valkhofkapel). 5. Volgens Hoogers tekeningen gaan er maar vier lagen in plaats van vijf lagen in de toren. (vlg ook de ontlastingsboog aan de binnenzijde op de tekeningen van Pronk 1733). 6. De muurdikte tenslotte is essentieel. Ten opzichte van de het grondvlak e 10,4 bij 18 meter betekent dat minstens 1,4 meter dik, (1/7 van de a kleinste maat, volgens Van der Laan de uiterste grens van plasticiteit ), en kantelen niet minder dan 1meter.
afb. 17 schets Donjon van de auteur
Conclusie van de analyse Getoetst aan het criterium, dat de afwijkingen niet merkbaar mogen zijn voor iemand ‘die de Donjon nog gekend zou hebben’, luisteren de maten van de kop van de toren veel nauwer, dan de door Pansa berekende rompmaten. Deze zijn voor wat betreft de hoogte ruim 3x zo nauwkeurig als nodig. Voor wat betreft de grondvlakmaten, die mede de vorm van de kop bepalen, zijn die nog ruim 2x zo nauwkeurig als nodig. In combinatie met Pansa zijn de overige gegevens – met name die van de tekening van Hoogers – nog juist nauwkeurig genoeg, om een voldoende betrouwbaar beeld van de gevelopeningen, de kantelen, de kraag en tracering van de Donjon te kunnen oproepen. In de diepte zit het venijn; een
a
Laan(1983) p.124 Interpreterend: Als de kleinste maat van een vorm 14% of meer is van de grootste maat dan wordt die als ‘plastische vorm’ beoordeeld. DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 10
betrouwbaar beeld betekent een toren met meters dikke muren. Dat is de kwestie! (0,4 meter in plaats van gemiddeld 2 meter: afwijking 500%).
1.8. Kijken naar de context (toegift op titel van de auteur) Tot hier heeft deze studie het karakter van commentaar. Maar zoals aangekondigd, blijft de vraag, wat zijn eigenlijk de doelen van herbouw? Pas dan kan immers een programma worden gemaakt. a De bevolking wenst herbouw met een permanent karakter De gemeente geeft opdracht voor ontwerp, realisatie en exploitatie van de donjon, en formuleert kort maar krachtig: o Benadering van de historische verschijning o Feitelijke bouw van een nieuwe toren b o Afhankelijk van de functie voldoen aan alle eisen . Historische ‘verschijning’ betekent: Optie A een silhouet maken van elk materiaal waarmee zo’n groot volume te maken is, van steigerpijpen naar aluminium plaat, en van glas naar hout enz. Een soort Euromast met Middeleeuwse trekjes. Optie B een ‘bordkartonnen’ toren bouwen, bestaande uit een beton- of e staalskelet, met gemetselde spouwmuren van 40 cm dik (ofwel 1/45 van de breedte = bordkarton), voorzien van middeleeuwse metselwerkdetails. De Efteling op ware grootte met verklede kasteelheren en vrouwen als toeristische trekpleister. Optie C de voornaamste karakteristiek – een toren met enorm dikke muren – kleine raampjes, ruw uiterlijk, weinig vloeroppervlak, zie pendanten van Pansa, bouwen als nieuwe toren? Te voldoen aan alle eisen van daglichttoetreding, vluchtwegen, brandveiligheid enz. een ‘vierkante cirkel’ dus?
a b DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
afb. 18
afb. 19
afb. 20
afb. 21
Gemeente Nijmegen(dd) referendum Gemeente Nijmegen(2008) Europese aanbesteding donjon en Valkhofpark Bestek p.1 5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 11
Evaluatie gelaagde context Uit oogpunt van het stadssilhouet (context 1) volstaat een toren van ‘steigerpalen’, immers op die afstand gaat het slechts om het bouwvolume op die plek. Als onderdeel van de vestingwerken (context 2) voldoen optie A en optie B niet aan de eisen, immers een toren van bordkarton kan niet ‘gelezen’ worden als deel van bouwwerken, waarvan de muurdikte per definitie meters dik is. Als mede-overblijfsel van een kasteel (context 3), waarvan de echte restanten nog op enige tientallen meters afstand aanwezig zijn kunnen optie A en optie B al helemaal niet voldoen. Blijft over optie C met maar één begaanbare uitweg: een zo getrouw mogelijke reconstructie maken van de Reuzentoren met dikke muren (meters dik dus) als historisch experiment gecombineerd met een High Tech invulling om het gebrek aan vloeroppervlak te compenseren. Te denken valt aan een presentatie van het verdwenen verleden gecombineerd met de nog niet bestaande toekomst. De inpassing van drie ‘losse’ bouwfragmenten wordt hier niet verder belicht. In ieder geval zouden de verdwenen aansluitingen op de gevels van de Donjon en in het park duidelijk zichtbaar gemaakt moeten worden. Toen destijds de Donjon van zeildoek werd opgericht, was luid en duidelijk te zien, dat de stevige krans met bomen die losse toren op zijn plaats hielden. Maar wat te doen als die bomen het loodje leggen? Conclusie De gemeente vraagt het winnend consortium in feite om een progamma en vanuit dat programma om een beeld, een beeld als metafoor voor de realiteit. Onder het motto wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht biedt alleen de laatste optie perspectief. Voor wat betreft de ‘maten’ en de ‘positie’ van de reuzentoren zijn voldoende gegevens beschikbaar, om verantwoord mee aan de slag te gaan. De beste weg daarbij is: hoe maak je op de originele wijze zo’n toren? De studie van dat maakproces en vervolgens de uitvoering daarvan moeten ons – juist als de zeilboten van de Noor Thor Heyerdahl – leren de geschiedenis te begrijpen.
Morfotheek van der Laan, met daarin de middelste vorm ~de Donjon
1
Gegevens uit reconstructie Pansa bv(2008). p29, toetsen met instrumenten; maten niet rechtstreeks afleesbaar. p31, driepuntsmeting niet mogelijk. p32, drie situaties: Weve, westelijk en meer westelijk.
DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 12
p50, peil van de Donjon: st Maartenskapel 1,29+ st Nicolaaskapel; Donjon 0,45+ st. Nicolaaskapel en 0,84- st Maartenskapel [Grandjean 0,75+ st Nicolaaskapel] p59, vgl. met Spilman, situatie: 1 en 2 beter dan 3, afmetingen: 2 en 3 beter dan 1, dus in feite: 33,8 en 32,6 beter dan 35,1 P61, laag 0= 15,2, laag 1= 4,7, laag 2= 4,4 laag 3= 4,4, laag 5= 4,3. P62 en 63, berekening muurdikte: totaalmaat 2+V2 ~29,3 % zie ook pendanten. Muurdikte komt dan uit op 3 meter beneden. 2
(Dom) Van der Laan bedacht de vorige eeuw een instrument om vormen te bestuderen, een ‘morfotheek’. Daarin zijn die vormen ordelijk gesorteerd in een driehoek, de meest uitgesproken vormen aan de uiteinden, de overgangsvormen in het midden. De vormen van die morfotheek zijn gebaseerd op een matenstelsel volgens ‘het Plastische Getal’, een maatreeks voor ruimtelijke objecten, bepaald door het getal Ψ 1,325 het driedimensionale alternatief voor de Gulden Snede, het getal Φ 1,618. Het getal Ψ vormt heel kort gezegd de basis voor een maatreeks met een karakteristiek onderscheid van 1/4e verschil. Ten opzichte van een gemiddelde maat is de voor het eerst opmerkelijke afwijking + / - 1/7e deel van die maat. Met dit instrument kunnen blokken, staven en platen op het oog gerangschikt worden op basis van de verhoudingen van hun maten. De karakteristieken bestaan al in ieders hoofd, maar het Plastische Getal zorgt voor een benoembaar onderscheid, voor een representatieve serie vormen. Van der Laans publicaties gaan de hele wereld over, met name zijn boek de architectonische ruimte. 3
Bij het doorkijken van die vele afbeeldingen valt op, dat de meeste tekenaars de Reuzentoren inclusief kap een overeenkomstig karakter hebben meegegeven. In de morfotheek van Van der Laan is dat de ‘staafachtige blanke’ vorm met de verhoudingen 4/7e grondvlak, 3/7e staand, en 1/4e opzij. Een enkele afbeelding neigt naar een 2/3e grondvlak [Kruseman-Arets 1795], dus juist iets minder plat (De kap hier meegeteld), een enkele afbeelding neigt naar 1/2e grondvlak [Waterloo 1649]. De Reuzentoren van steigerpijpen komt ongeveer overeen met Weve’s veronderstelde maten van 1/2e grondvlak, staand 1/2e dwars 1/4e voor de toren zonder kap, het grondvlak dus juist platter als het bovengenoemde karakter: grondvlak 1/2e in plaats van grondvlak 4/7e. De foto van de steigerpijpen toren laat duidelijk zien, dat die toren te plat is ten opzichte van de meeste historische afbeeldingen.
DICK POUDEROYEN ARCHITEKTUUR
5 5 3
V A L K H O F
D O N J O N
‘1 1 . 0 8 13