4-001
DONDERDAG 8 SEPTEMBER 2005 ___________________________ 4-002
VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS ROCA Ondervoorzitter 4-003
Opening van de vergadering 4-004
(De vergadering wordt om 10.00 uur geopend) 4-005
Opheffing van de parlementaire immuniteit: zie notulen 4-006
Ingekomen stukken: zie notulen 4-007
Noordelijke dimensie 4-008
De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie: Noordelijke dimensie. Het woord is aan commissaris Michel, namens de Commissie. 4-009
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben blij dat wij vandaag de gelegenheid krijgen om in het Parlement te debatteren over het beleid inzake de noordelijke dimensie, voorafgaand aan de ministeriële bijeenkomst van 21 november over dit onderwerp. De noordelijke dimensie is een geïntegreerd beleid van de Europese Unie, ter bevordering van de dialoog en een concrete samenwerking in de noordelijke delen van Europa: het Oostzeegebied en de arctische en subarctische regio’s van ons continent. De noordelijke dimensie is erop gericht de algehele welvaart van dit enorme gebied, dat over een schat aan natuurlijke hulpbronnen beschikt, te bevorderen door middel van doelmatige en duurzame samenwerking, en draagt eveneens bij aan het slechten van de onenigheden binnen een regio waarvan de deelgebieden zeer vele gemeenschappelijke kenmerken bezitten en die zich geplaatst ziet tegenover gemeenschappelijke uitdagingen die de grenzen van de betrokken staten overschrijden. Het beleid inzake de noordelijke dimensie werd opgestart in 1999, toen het officiële startsein werd gegeven door de Europese Raad van Helsinki. Sindsdien is aanzienlijke vooruitgang geboekt. Op de Europese Raad van Feira van juni 2000 is het eerste actieplan voor de noordelijke dimensie in het externe en grensoverschrijdende beleid van de Europese Unie goedgekeurd. Dit besloeg de periode 2000-2003. Vervolgens is op de Europese Raad van Brussel van oktober 2003 het tweede actieplan voor de noordelijke dimensie goedgekeurd, dat op 1 januari 2004 in werking is getreden en de periode 2004-2006 beslaat. In dit
tweede plan is rekening gehouden met de uitbreiding van de Europese Unie die was gepland voor 1 mei 2004. Vanaf die datum zijn acht van de negen Oostzeestaten – behalve dus de Russische Federatie – lid van de Europese Unie. Op voorhand al was het accent binnen het beleid inzake de noordelijke dimensie hoe langer hoe meer verschoven naar de betrekkingen en de samenwerking met Noordwest-Rusland, een aspect dat in de jaren na 2006 ongetwijfeld nog meer nadruk zal krijgen. Het tweede actieplan spitst zich toe op vijf terreinen die voor de noordelijke landen van essentieel belang worden geacht: de economische aspecten van handel en infrastructuur, de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen – onderwijs, cultuur, onderzoek en gezondheid –, het milieu en de nucleaire veiligheid, de grensoverschrijdende samenwerking en tot slot justitie en binnenlandse zaken. Bovendien worden Kaliningrad en het Noordpoolgebied aangemerkt als dwarsthema’s die in de vijf prioriteiten moeten worden geïntegreerd. In het actieplan ligt de nadruk op de begrippen subsidiariteit en synergie tussen de verschillende actoren van de noordelijke dimensie. Met deze twee begrippen wordt de volledige participatie gewaarborgd van alle betrokken partijen bij de tenuitvoerlegging van het actieplan, te weten de partnerstaten, de regionale organisaties, de regionale en lokale autoriteiten, de onderwijsinstellingen en onderzoeksinstituten, het maatschappelijk middenveld en niet te vergeten de Unie zelf. Ik zou in het bijzonder de nadruk willen leggen op de belangrijke rol die de Raad van Oostzeestaten en de Raad voor het Europees-Arctische Barentszzeegebied hebben gespeeld, en op hun activiteiten en projecten. De Commissie is lid van beide organisaties en blijft hen een warm hart toedragen. Van meet af aan zijn de in het kader van de noordelijke dimensie genomen initiatieven uitgevoerd via bestaande communautaire programma’s of de respectieve begrotingen van de partijen die bij deze dimensie zijn betrokken, hetzij staten hetzij regionale organisaties. De financiële instrumenten van de Europese Unie die op dit moment voor het beleid inzake de noordelijke dimensie worden gebruikt zijn de Tacis-programma’s, de nationale en regionale Interreg-programma’s – met inbegrip van de zogenoemde nabuurschapsprogramma’s – en in mindere mate de andere communautaire programma’s die indirecte invloed hebben op het gebied van de noordelijke dimensie. Ook de ruimere mogelijkheden tot leningen van de Europese Investeringsbank aan Rusland komen deze dimensie ten goede. De Commissie heeft voorgesteld dat het Europese nabuurschaps- & partnerschapsinstrument (ENPI), oftewel een van de vier nieuwe instrumenten ter financiering van extern optreden, met ingang van 2007 de belangrijkste communautaire financieringsbron ten
6 faveure van Rusland vormt en derhalve van het beleid inzake de noordelijke dimensie. Het institutioneel kader dat door het tweede actieplan is ingesteld heeft volgens plan gefunctioneerd: iedere twee jaar een ministeriële bijeenkomst en tussentijds bijeenkomsten van hogere ambtenaren. De eerste bijeenkomst van hogere ambtenaren vond plaats op 21 oktober 2004 te Brussel en werd bijgewoond door alle bij de noordelijke dimensie betrokken staten, de overige lidstaten van de Europese Unie, de vier organisaties van de noordelijke regio – de Raad van Oostzeestaten, de Raad voor het Europees-Arctische Barentszzeegebied, de Noordse Raad van ministers en de Arctische Raad –, de internationale financiële instellingen die in NoordEuropa opereren en afgevaardigden van de instellingen van de Europese Unie. Bovendien waren Canada en de Verenigde Staten als waarnemers aanwezig. De ministeriële bijeenkomst van 2005, die gehouden wordt op 21 november in Brussel, op initiatief van het Britse voorzitterschap, zal een belangrijke bijeenkomst zijn, want op de agenda staat de goedkeuring van de richtsnoeren voor het opstellen van een politieke verklaring en een raamwerkdocument voor de tenuitvoerlegging van het betreffende beleid voor de periode na 2006, als het tweede actieplan is verstreken. De Commissie is van mening dat het hoofddoel erin moet bestaan het beleid inzake de noordelijke dimensie tot een gezamenlijk beleid te maken van alle betrokken partijen, dus met name ook van de Russische Federatie. Voor het welslagen van dat nieuwe beleid inzake de noordelijke dimensie zullen alle partijen, en in het bijzonder Rusland, zich volledig betrokken moeten voelen. Dat veronderstelt ook een onvoorwaardelijke toewijding aan de doelstellingen en de structuren die tot deze dimensie behoren. Zodra alle partijen blijk gegeven hebben van deze toewijding zullen wij nieuwe partnerschappen in de noordelijke regio kunnen overwegen, naar het succesvolle model van het milieupartnerschap van de noordelijke dimensie, waarvan de Europese Unie de belangrijkste financier is en dat een voorbeeld is van de zeer vruchtbare samenwerking tussen de vier betrokken internationale financiële instellingen, Rusland en de Commissie. Vanuit het oogpunt van de Commissie moet de nieuwe noordelijke dimensie worden beschouwd als een regionale noordelijke uitdrukkingsvorm van de vier gemeenschappelijke ruimten die zijn overeengekomen tijdens de top van 10 mei tussen de Europese Unie en de Russische Federatie. Deze zou extra gewicht krijgen wanneer Noorwegen en IJsland volledig zouden meedoen en zou eveneens betrekking moeten blijven hebben op bepaalde aanvullende doelstellingen die verband houden met de specifieke kenmerken van het Noorden, in het bijzonder het kwetsbare milieu, het vraagstuk van de autochtone bevolkingsgroepen, gezondheid en sociaal welzijn.
08/09/2005 De Commissie werkt op dit moment aan de basisteksten voor de nieuwe noordelijke dimensie. Deze zouden moeten bestaan in een gezamenlijke politieke verklaring en een strategisch raamwerkdocument waarin de doelstellingen worden aangekondigd en een inventaris wordt opgemaakt van de maatregelen die nodig zijn om deze te bereiken. Deze teksten zouden in de loop van de tweede helft van 2006 moeten worden goedgekeurd, na een uitgebreid raadplegingsproces met alle bij deze dimensie betrokken actoren, met name de vier organisaties van de noordelijke regio, de internationale financiële instellingen die in deze zelfde regio opereren, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Ze zouden in 2007 van kracht moeten worden, na het verstrijken van het tweede actieplan. De politieke verklaring en het strategisch raamwerk betreffende de nieuwe dimensie zouden een permanent karakter moeten krijgen, ter vervanging van het huidige model van driejaarlijkse actieplannen, al dient een geregelde herziening te worden gegarandeerd. Ten behoeve van deze periodieke herziening is overigens voorzien dat alle bij de noordelijke dimensie betrokken actoren in de toekomst een evaluatie presenteren tijdens de ministeriële bijeenkomsten die in het kader van deze dimensie worden gehouden. De raadplegingen over de nieuwe strategie zijn begonnen en ik ben ingenomen met deze gelegenheid om met het Parlement van gedachten te kunnen wisselen. De Commissie hoort graag welke nieuwe ideeën of suggesties er uit het Parlement naar voren komen ten aanzien van de ontwikkeling van deze strategie en zal bovendien het Parlement volledig op de hoogte houden over deze ontwikkeling. De Commissie zal doorgaan met het leveren van jaarverslagen. Het informatiesysteem over de noordelijke dimensie is overigens beschikbaar op de website van het DG Buitenlandse betrekkingen. Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, staat u mij toe tot slot de hoop uit te spreken dat de gesprekken die wij op dit moment voeren met Rusland ertoe zullen leiden dat dit land volledig toegewijd zal zijn aan de nieuwe fase die de strategie betreffende de noordelijke dimensie in 2007 zal ingaan. Bovendien wil ik graag beklemtonen dat de Commissie vast van plan is zich te blijven inzetten voor het welslagen van deze strategie, zowel door middel van de tenuitvoerlegging van het tweede actieplan als via de ontwikkeling van de strategie. 4-010
Eija-Riitta Korhola, namens de PPE-DE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is uitstekend dat de noordelijke dimensie weer op de agenda staat en ik put veel moed uit de bereidheid van commissaris Michel zich te verbinden aan de ontwikkeling ervan. Als je echter de sprekerslijst bekijkt, valt een wezenlijk probleem met betrekking tot dit begrip direct op: tot nu toe houden veel te weinig mensen zich met de noordelijke dimensie bezig. Te weinigen in het Parlement en in de EU-lidstaten beschouwen haar als iets wat henzelf aangaat. Het programma heeft nog niet
08/09/2005 de gewenste resultaten bereikt en is bij velen nog steeds vrij onbekend. Dit belangrijke initiatief van het Finse voorzitterschap in 1999 is een te waardevol project om te verliezen vanwege een gebrek aan politieke daadkracht. De noordelijke dimensie moet nieuw leven worden ingeblazen en ik ben dankbaar dat er een lid van de Commissie is die hetzelfde wil. De noordelijke dimensie krijgt behalve erg weinig aandacht ook erg weinig geld. Door het ontbreken van een eigen begrotingslijn blijft zij een theoretisch concept. Als wij de bedragen vergelijken met de middelen die de Europese Unie voor het MiddellandseZeegebied heeft uitgetrokken, gaat het slechts om een fractie daarvan, maar ik ben verheugd te horen over nieuwe financiële instrumenten. De noordelijke dimensie heeft last van een gebrekkige identiteit en is tot nu toe niet in staat geweest voor zichzelf een duidelijk profiel te creëren dat haar van andere programma's onderscheidt. Wij moeten realistisch zijn: alleen een strategie met een duidelijk financieel kader en een eigen begrotingslijn is in staat zich een positie te verwerven. Dit is een reden waarom de laatste tijd enkele Parlementsleden uit de Noordse landen hun blik richting Oostzee en de aan haar kusten gelegen staten hebben gericht. De Oostzee maakt beslist deel uit van de noordelijke dimensie. Met de uitbreiding van de Europese Unie naar het Oosten werd de Oostzee vrijwel volledig een binnenzee van de Europese Unie en wij moeten haar de waarde toekennen die zij verdient. Het is onze zee - mare nostrum. Er omheen liggen nieuwe lidstaten van de Europese Unie die erg gemotiveerd zijn de samenwerking in het Oostzeegebied zodanig te versterken dat alle voornaamste deelgebieden van de noordelijke dimensie worden versterkt en de nieuwe politieke daadkracht wordt aangewend voor regionale samenwerking. De noordelijke dimensie is een instrument voor externe betrekkingen, maar in de afzonderlijke elementen van haar werkingsgebied is onvoldoende gebruik gemaakt van factoren die haar zouden verenigen. Er is nu een nieuwe benaderingswijze nodig die de regio bindt. In dit verband zijn de bescherming van de Oostzee en de ontwikkeling van de economische ruimte van het Oostzeegebied van belang. In het begin van ons EUlidmaatschap was het misschien nog voldoende dat wij de verbale werkelijkheid konden beïnvloeden en dat in ieder geval enkelen de door ons geuite woorden en ideeën herhaalden. Dat is nu niet meer voldoende; nu de Unie uitbreidt en tegelijkertijd de behoefte groot is, wil ik dat de noordelijke dimensie en de Oostzeestrategie een onderzoeksproject worden waarvan de burgers in die regio profiteren en dat het milieu beschermt.
7 Middellandse-Zeegebied zichtbaar moet worden opgetreden om de veiligheid en het welzijn van de burgers en een stabiele en duurzame ontwikkeling van ons werelddeel te kunnen handhaven. De noordelijke dimensie is een nieuwkomer op het werkterrein van de Europese Unie. Zoals besloten door de Europese Raad maakt zij sinds het Duitse voorzitterschap in 1999 deel uit van het communautair beleid. Toch is, zoals hier is gezegd, de verbondenheid van de Commissie en de lidstaten met dit beleid zeer gering en het was dan ook zeer interessant en goed te horen dat de commissaris er zeker van is dat hierin verandering komt. De meest recente uitbreiding van de Europese Unie brengt ook de noodzaak naar voren van een nieuwe oostelijke dimensie. De noordelijke dimensie is een paraplu waarmee wordt geprobeerd niet alleen aandacht te schenken aan de noordelijke regio's van de Unie, maar ook aan de noordelijke buurregio's, zoals in de vorm van praktische samenwerking met het noordwesten van Rusland en de arctische gebieden. Het praktische werk van de noordelijke dimensie is gebaseerd op partnerschappen waar de Europese Unie, Rusland, Noorwegen en IJsland aan deelnemen. Ook Canada is bij veel projecten betrokken. Het praktische werk van de noordelijke dimensie is gebaseerd op partnerschappen en het beste voorbeeld hiervan is de realisatie van milieupartnerschappen. De wijze waarop deze zijn gerealiseerd, kan een voorbeeld zijn voor alle andere regionale projecten van de Europese Unie. Kort gezegd zijn wij dankzij de bijdrage van 75 miljoen euro van de partnerschapslanden en de Europese Unie in staat geweest om voor 2 miljard euro aan milieuprojecten te beginnen of plannen. Dit najaar komt de waterzuiveringsinstallatie ten zuidwesten van SintPetersburg gereed. De betekenis daarvan voor het verminderen van het afvallozing in de Oostzee is groot. Wij moeten in de toekomst een beleid voor de noordelijke dimensie ontwikkelen, daar nieuwe organen en bureaus bij betrekken en de activiteiten van eerdere partners steunen. Zoals ook de commissaris zei, zijn de Noordse Raad, de Raad van de Oostzeestaten en de Euro-arctische Raad voor de Barentszzee allemaal belangrijke actoren bij de noordelijke dimensie. Maar het allerbelangrijkste is de betrokkenheid van de Commissie zelf en die van de lidstaten. De noordelijke dimensie moet zodanig worden gerealiseerd dat zij daadwerkelijk deel gaat uitmaken van ons gemeenschappelijk beleid. 4-012
4-011
Diana Wallis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor zijn zeer volledige en nauwkeurige uiteenzetting over de noordelijke dimensie. Ook stel ik zeer op prijs dat hij samen met ons naar de toekomst heeft willen kijken, want over die toekomst, dus de periode na 2006, maken we ons ernstig zorgen.
Riitta Myller, namens de PSE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijn dank voor uw verklaring. De uitgebreide Europese Unie moet zichtbaar zijn in haar verschillende regio's. In de Europese Unie wordt alom erkend dat in het
De afgelopen zes jaar heb ik dit Parlement mogen vertegenwoordigen in een aantal parlementaire organen in de arctische en Baltische regio’s en het gebied rond de Barentszzee. Onze parlementaire collega’s in die
(Applaus)
8 organen verwachten van dit Parlement en de Europese Unie een sterk en effectief beleid voor de noordelijke dimensie. Het is nogal ironisch dat dit soort beleid normaal gezien op regionaal niveau wordt uitgestippeld. Het is dan ook van het grootste belang dat er wordt samengewerkt met verkozen afgevaardigden en alle andere betrokken partijen, zoals de commissaris zei. Dit beleid wordt echter steeds meer bepaald tijdens de halfjaarlijkse ministeriële vergaderingen. Daarom heeft dit Parlement meermaals aangegeven dat het in de toekomst een goed idee zou zijn om een soort forum voor de noordelijke dimensie te organiseren, dat alle betrokken partijen en verkozen afgevaardigden bijeenbrengt. We moeten dit beleid draagvlak geven, zodat het ook echt werkt en dynamisch is en de wensen behartigt van de regio die het moet dienen. De oorspronkelijke noordelijke dimensie streefde overigens al naar één globaal beleid van de Oeral tot Groenland, inclusief het arctische en subarctische gebied. Inderdaad spannen wij ons actief in voor onze betrekkingen met Rusland en op dat vlak valt er nog veel te bereiken. Een dynamisch Sint-Petersburg betekent een dynamische Baltische regio en dit heeft zelfs gevolgen voor de handel in de regio die ik persoonlijk het best ken, namelijk de noordoostkust van het Verenigd Koninkrijk. We kunnen er dus allemaal beter van worden en daarom moeten we er ook oog voor hebben. We dienen hierbij echter te streven naar een gezamenlijk beleid, dus in samenwerking met Rusland, en niet naar een verhulde methode om zeker EU-beleid op Rusland te richten. Zoals al is gezegd, moeten we ook onze andere partners, Noorwegen en IJsland, erbij betrekken. De Noorse regering heeft onlangs over het hoge noorden een zeer volledig beleidsdocument voor debat opgesteld. Zij wil samenwerken met de EU en wij moeten hierop ingaan. Dit kwetsbare gebied van onze aarde biedt ons de kans om samen te werken met veel partners en zelfs om met de VS de dialoog aan te gaan over klimaatverandering. We moeten deze kans grijpen in het kader van een breder beleid voor de noordelijke dimensie. 4-013
Satu Hassi, namens de Verts/ALE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de noordelijke dimensie is zowel een zaak van externe betrekkingen als een interne kwestie. De Oostzee is een deel van de noordelijke dimensie dat op deze beide zaken betrekking heeft. Zoals al is gezegd, is zij na de uitbreiding geheel een binnenzee van de Europese Unie geworden. De Oostzee is een van de kwetsbaarste zeegebieden ter wereld en momenteel gaat het zeer slecht met haar. Dit is allemaal echter niet aan het oppervlak te zien. Een vaak herhaalde trieste constatering is dat de grootste woestijn in Europa op de bodem van de Oostzee ligt. Daar bevindt zich een zeer grote zuurstofloze zone waarin de bodemorganismen dood zijn. De Oostzee heeft een grote oppervlakte, maar is ondiep. De gemiddelde diepte is slechts 58 meter, terwijl
08/09/2005 bijvoorbeeld die van de Middellandse Zee enkele kilometers is. De hoeveelheid vervuiling die in de Oostzee terechtkomt is echter enorm. In het gebied dat op de Oostzee afwatert woont ongeveer een half procent van de wereldbevolking, maar van het mondiale zeeverkeer gaat 10 procent door de Oostzee. Vooral het aantal olietransporten uit Russische havens neemt zeer snel toe. Wij weten dat een groot ongeluk met een olietanker waar dan ook een ramp is, maar in de Oostzee zouden de gevolgen daarvan nog aanzienlijk veel groter en van langduriger aard zijn dan in de Atlantische Oceaan. De eutrofiëring in de Oostzee is bijvoorbeeld in de zomer zichtbaar in de vorm van blauwalgen. De grootste boosdoener is de landbouw. De gehalten aan milieugif zijn groot: bijvoorbeeld de hoeveelheden in lichamen van zeehonden en zeearenden aanwezig gifstoffen zijn in de Oostzee ongeveer vijf maal zo groot als in de Atlantische Oceaan. Een deel van deze problemen kan alleen in samenwerking met Rusland worden opgelost, maar een ander deel, bijvoorbeeld de landbouwemissies, betreft zaken die de Europese Unie en haar lidstaten zelf moeten oplossen. 4-014
Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de Europese Unie is als een boot waarvan de kiel in de Middellandse Zee ligt en de mast in de Oostzee steekt. De wind blaast vanuit alle richtingen in haar zeilen, en niet in de laatste plaats uit de richting waar onze partners in de noordelijke dimensie, Rusland, Noorwegen en IJsland, zich bevinden. Dit wordt soms vergeten door onze zuidelijke vrienden in het Middellandse-Zeegebied. Rusland is een rijk land met veel arme mensen. Het land is in een chaotische staat beland op een manier waar wij humanisten niet onverschillig tegenover kunnen staan: er zijn straatkinderen en prostituees, criminelen en terroristen, en het land kent enorme milieuproblemen. Dat de bevolking jaarlijks met een miljoen daalt, toont aan hoe de gezondheidssituatie in Rusland ervoor staat. Het zou goed zijn als mijnheer de commissaris zijn hoofdtelefoon op zou zetten, want volgens mij verstaat hij geen Fins. Onder de paraplu van de noordelijke dimensie is het bijvoorbeeld met financiering in het kader van TACIS en de Europese nabuurschapsen partnerschapsprogramma's mogelijk dit buurland van de Europese Unie te helpen bij het oplossen van zijn problemen. Er is een nieuw en beter actieprogramma voor de noordelijke dimensie nodig, dat samen met Rusland moet worden opgesteld. Nu ook mijnheer de commissaris luistert, ga ik verder. De noordelijke dimensie mag echter niet alleen een kwestie van hulp aan Rusland zijn, maar moet vooral een vorm van samenwerking inhouden. Er moet wederzijds vertrouwen in elkaars goede bedoelingen zijn. De noordelijke dimensie moet ook de samenwerking omvatten met het olierijke Noorwegen en het vis- en energierijke IJsland. Haar actieprogramma moet het hele noordelijke gebied omvatten en reiken tot
08/09/2005 Groenland en Alaska, om van de Barentszzee nog maar te zwijgen. Ook moet de samenwerking met de regionale raden worden geïntensiveerd. Dat de Europese Unie niet altijd deelneemt aan de bijeenkomsten van de Arctische Raad, de Barentszzeeraad en de Euro-arctische Raad voor de Barentszzee zegt iets over haar onverschilligheid ten aanzien van de externe betrekkingen bij de ontwikkeling van de noordelijke dimensie. De Commissie moet de wens van de noordelijke lidstaten van de Europese Unie serieus nemen om naast het Middellandse-Zeegebied ook de noordelijke regio's in Europa te ontwikkelen, en de commissaris doet er goed aan het debat via zijn hoofdtelefoon te beluisteren als hij de taal niet verstaat. 4-015
Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, er heerst helaas een permanent streven om zich met zo goed als alle onderwerpen te bemoeien. Later op de dag moeten we stemmen over veel van dat soort verwerpelijke voorstellen. Wat de noordelijke dimensie betreft, is het volgens mij dan ook zeer belangrijk dat we ons toespitsen op resultaatgerichte activiteiten en niet op alles tussen hemel en aarde wat ten noorden van de vijftigste breedtegraad ligt. Wat is dan belangrijk in de noordelijke dimensie gedurende de volgende tien, vijftien jaar? Ik ben het met vrijwel alle sprekers vóór mij eens dat het antwoord de Oostzee is. Daar wil ik nog aan toevoegen dat de kerncentrales bij Sint-Petersburg een echt belangrijk vraagstuk vormen. In beide gevallen moet men noteren dat Rusland zeer centraal staat. Daarom is het belangrijk om ons contact met Rusland te koesteren en op deze beide terreinen te ontwikkelen. De Oostzee is een volstrekt unieke binnenzee. Er is geen analogie met de Middellandse Zee of welke andere zee ter wereld dan ook. Het water van de Oostzee is brak, wat wil zeggen dat de flora en de fauna, die eigenlijk zijn aangepast aan ofwel zout zeewater ofwel zoetwater, permanent een gevaarlijk leven leiden. Het zoutgehalte gaat op en neer, afhankelijk van de waterstromen in de Sont. Dat maakt de Oostzee ongelofelijk gevoelig, omdat het een ondiepe zee is, iets waar diverse sprekers op hebben gewezen. De Oostzee verdraagt geen verontreiniging, maar rond de Oostzee is er op dit moment een intensieve economische activiteit en een intensieve landbouw met allerlei lozingen. Dat betekent dat we moeten werken aan het redden van flora en fauna, aan schone lozingen, controle op zeetransporten en sluiting van de kerncentrales bij Sint-Petersburg. 4-016
Ģirts Valdis Kristovskis, namens de UEN-Fractie. – (LV) Mijnheer de commissaris, dames en heren, het lijkt erop dat, nu de Europese Unie het voortouw heeft genomen in de verwezenlijking van de noordelijke dimensie, deze meer doet denken aan een bedrijfsplan dan aan een beleid. Waarom? Het valt toe te juichen dat de noordelijke dimensie wordt toegepast op de Oostzeeregio met de bedoeling samenwerking te ontwikkelen zowel binnen de regio als in de grensregio
9 van de Oostzee naar het oosten, en dat er moeite wordt gedaan Rusland erbij te betrekken, dat bezig is zijn begrip van westerse waarden tot ontwikkeling te brengen, maar desalniettemin is het tijd om eens goed te bekijken hoe serieus Rusland tot nu toe rekening heeft gehouden met de noordelijke dimensie zelf en met de ermee samenhangende factoren. Het is overduidelijk dat Rusland, in de bredere context van de regio, voornamelijk aan zijn eigen belangen denkt. Bewijs daarvan is het onvermogen van Rusland zich te bevrijden van de imperialistische denkwijze die geworteld is in de manier waarop tsaar Peter I in de 17e eeuw Europa benaderde, namelijk een gerichtheid op het forceren van een breuk, die nog steeds waarneembaar is in het onvermogen van Rusland zich neer te leggen bij de onafhankelijkheid van de Baltische staten en bij hun gelijkwaardigheid als deel van de Oostzeeregio binnen de context van ontwikkeling en veiligheid. Als gevolg hiervan zijn de faciliteiten die in de Oostzee worden ontwikkeld volslagen ontoereikend voor het verwezenlijken van de doelen van de noordelijke dimensie. Te denken valt bijvoorbeeld aan de transporten energiesystemen en de nieuwe havens in St. Petersburg, die niet alleen de milieusituatie verergeren, maar het ook nog eens duurder maken voor de consumenten uit de Europese Unie om natuurlijke hulpbronnen in de noordelijke regio te verwerven. Gevolg is dat vaarroutes voor schepen en tankers langer worden, dat het verkeer in de Oostzee blijft toenemen en in de nabije toekomst zal verdubbelen of verdrievoudigen, dat grondstoffen duurder worden en dat het risico toeneemt dat schepen in de Oostzee met elkaar in botsing komen. Dit zijn allemaal factoren die in aanmerking moeten worden genomen. Ik zou er tevens met klem op willen wijzen dat het van bijzonder belang is dat Rusland de democratie bevordert, aangezien het helaas geen enkele twijfel lijdt dat het huidige Russische regime zich niets gelegen laat liggen aan dit buitengewoon belangrijke doel. Alleen als Rusland er eenmaal in geslaagd is deze problemen op te lossen, zullen we kunnen hopen dat de noordelijke dimensie haar technische en economische doelstellingen in relatie tot Rusland zal kunnen realiseren. 4-017
Alexander Stubb (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met een opmerking voor degenen die de agenda’s van het Europees Parlement opstellen en voor de Engelse tolkcabine. We spreken vandaag over de noordelijke dimensie en niet over de Noordse dimensie. Dat is een belangrijk verschil. Er bestaan namelijk vier Noordse landen, terwijl met de noordelijke dimensie het hele noorden van Europa wordt bedoeld. Het is belangrijk hier rekening mee te houden, wanneer u de volgende keer de agenda opstelt. Ik ben van mening dat de noordelijke dimensie zich op een splitsing bevindt. Er zijn twee opties. De eerste is dat de dimensie wegkwijnt als niet meer dan een onderdeel van de Russische routekaart. De tweede optie is dat we het zwaartepunt van de dimensie verschuiven,
10 bij voorbeeld naar de Oostzee. Ik neig in mijn voorkeur naar de tweede optie. Ik ben zeer tevreden dat de Commissie deze kwestie vandaag behandelt en dat we erover kunnen debatteren. Ik ben ook zeer tevreden dat er naast mevrouw Wallis, die in november 2003 als enige niet-Finse over dit onderwerp heeft gesproken, nog andere niet-Finnen in de zaal aanwezig zijn. Het gaat dus de goede kant op met dit concept en dat is een goede zaak. Ik wil drie opmerkingen maken. Ten eerste vind ik dat de noordelijke dimensie een eigen begrotingslijn zou moeten hebben. Ik ben er stellig van overtuigd dat de dimensie hier behoefte aan heeft. Indien zij onder het nabuurschapbeleid valt, denk ik dat ze slechts kruimels uit de algemene begroting zal krijgen. Geef haar daarom haar eigen begrotingslijn. Ten tweede denk ik dat we de noordelijke dimensie moeten vernieuwen en meer inhoud moeten geven dan voorheen. De door commissaris Michel geformuleerde ideeën zijn een stap in de goede richting. Ik ben het echter volledig eens met mevrouw Korhola en mevrouw Hassi, die hebben gezegd dat we het zwaartepunt moeten verleggen naar de Oostzee. Dit is waarschijnlijk de ziekste zee die we momenteel in Europa hebben. Ik wil degenen die vandaag voor het eerst in het Parlement zitten eraan herinneren dat de Oostzee gemiddeld 59 meter diep is, vergeleken met een diepte van twee tot drie kilometer in de Middellandse Zee. Een olieramp zou het einde betekenen van de Oostzee en ik weet zeker dat niemand dat wil. Laten we de dimensie daarom doelgerichter maken. Ten derde moeten we de instellingen die betrokken zijn bij de noordelijke dimensie en het Oostzeegebied gaan coördineren. We moeten meer coördinatie bereiken tussen de Noordse Raad, de Raad voor het EuropeesArctische Barentszzeegebied en de Raad van de Oostzeestaten. Zij moeten samenwerken. Ik wil de commissaris nog één laatste vraag stellen. Lijkt het u geen goed idee om een noordelijke dimensie te hebben als overkoepelend concept, waarvan een strategie voor de Oostzee deel zou uitmaken? 4-018
Lasse Lehtinen (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de noordelijke dimensie functioneert als een nuttig kader voor regionale samenwerking over de staatsgrenzen heen en vooral over de buitengrens van de Europese Unie met Rusland. Zij is van groot belang voor een dergelijke samenwerking tussen burgers en verschillende organisaties en zij is vooral belangrijk voor de regionale veiligheid, welvaart en stabiliteit. De noordelijke dimensie moet worden opgenomen in elk beleid van de Europese Unie en mag geen apart hoofdstuk blijven. Het was goed te horen dat mijnheer de commissaris het daarmee eens is. Of het nu gaat om het milieu, de gezondheid of de cultuur, alles heeft ook zijn noordelijke dimensie. Dit is dus niet anders dan bij het Middellandse-Zeebeleid van de Europese Unie.
08/09/2005 De noordoostgrens van de Europese Unie is minstens zo belangrijk als de grens ten zuiden van de Middellandse Zee. De welvaartskloof in het noorden is de grootste in Europa. Aan Russische zijde liggen de cijfers voor economie en gezondheid op Afrikaans niveau. HIV en aids, tuberculose, drugs en alcoholisme hebben de levensverwachting van mannen op het niveau van de ontwikkelingslanden gebracht. Van de honderden projecten komen het Milieupartnerschap en het Partnerschap in volksgezondheid en sociaal welzijn in het kader van de noordelijke dimensie het duidelijkst naar voren. Het doel van het nieuwste programma is het bestrijden van besmettelijke ziekten en het afwenden van verschillende dreigingen voor de samenleving in onze buurregio's, wat ook in de toekomst geen nietige kwestie is. Mijnheer de Voorzitter, de beste investeringen op het gebied van milieu en gezondheid worden nog steeds achter de oostgrens van Finland gedaan en op die grens bewaken vooral de Finnen de belangen van de hele Europese Unie. 4-019
Paavo Väyrynen (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de mededeling van de Commissie toont aan dat de noordelijke dimensie in de externe betrekkingen van de Unie belangrijker wordt. Het is vooral verheugend dat de houding van Rusland in dezen positiever wordt dan voorheen het geval was. Om het belang van de noordelijke dimensie in de externe betrekkingen van de Europese Unie te vergroten, moeten aan de Commissie twee taken worden gegeven. Ten eerste moeten naast Rusland ook onze noordelijke partners in de Europese Economische Ruimte, IJsland en Noorwegen, nauw worden betrokken bij de samenwerking in de noordelijke gebieden en bijvoorbeeld bij het nieuwe nabuurschapsbeleid van de Europese Unie. Ten tweede moet de Commissie haar deelname vergroten bij de activiteiten van de raden in de noordelijke gebieden: de Raad voor de Oostzeestaten, de Euro-arctische Raad voor het Barentszzeegebied en de Arctische Raad. Mijn belangrijkste boodschap heeft echter te maken met wat in de mededeling van de Commissie volledig ontbreekt: samenwerking in het Oostzeegebied. Tot het voorjaar van vorig jaar waren de Baltische landen en Polen onze buren en partners in onze externe betrekkingen. Nu zij lid zijn van de Europese Unie is de ontwikkeling van het Oostzeegebied grotendeels gebaseerd op de samenwerking tussen de lidstaten en het interne beleid van de Europese Unie. De Commissie moet hier rekening mee houden wanneer zij richtsnoeren voor de noordelijke dimensie opstelt. Nu onze partners voor de noordelijke dimensie van buren zijn veranderd in EU-leden, moet er een allesomvattende strategie voor de ontwikkeling van het Oostzeegebied worden opgesteld. In dat kader kunnen de lidstaten en de Commissie samen onder andere de milieubescherming en de energiesector in de regio doeltreffender maken en de interne verbindingen verbeteren. De samenwerking in
08/09/2005 het Oostzeegebied vormt de noordelijke dimensie in het interne beleid van de Europese Unie, maar de samenwerking met Rusland vindt natuurlijk plaats in het kader van de noordelijke dimensie in de externe betrekkingen. De samenwerking in het Oostzeegebied geeft eindelijk daadwerkelijk inhoud aan de standpunten van de Europese Raad waarin het belang van de noordelijke dimensie in het algemeen alsmede de interne ontwikkeling van de Europese Unie wordt onderstreept. In de Commissie moeten de zaken opnieuw worden georganiseerd, zodat behalve het directoraat-generaal Buitenlandse betrekkingen ook de andere directoratengeneraal kwesties met betrekking tot de noordelijke dimensie gaan behandelen. 4-020
Christopher Beazley (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is inderdaad hoog tijd dat we de noordelijke dimensie binnen dit Huis bespreken. Evenals anderen juich ook ik het initiatief van de Finse regering toe. Daarnaast is het goed om op te merken, zoals collega’s hebben gedaan, dat dit debat wordt bijgewoond door Franse, Duitse, Oostenrijkse, Belgische, Britse en andere collega’s. Zoals reeds is gezegd, is het tijd dat we de noordelijke dimensie uitbreiden met een strategie voor de Oostzee. Dit zou de huidige realiteit goed weerspiegelen, want de Oostzee wordt inmiddels omringd door acht lidstaten van de EU en door de Russische Federatie. In dit Parlement is er een Baltisch-Europese interfractionele werkgroep, die elke maand in Straatsburg bijeenkomt en waarvan ik de eer heb voorzitter te zijn. Deze groep bestaat uit leden van alle fracties, die bovendien een ruime meerderheid van de lidstaten vertegenwoordigen. Wij hebben aan een strategie voor de Oostzee gewerkt en gisteren viel ons de eer ten deel om functionerend voorzitter en minister van Europese zaken Alexander te ontmoeten. We zijn hem zeer dankbaar voor zijn enthousiasme en interesse in het project, in de aanloop naar de ministeriële vergadering over de noordelijke dimensie op 21 november. Commissaris Michel, ik zou u dringend willen verzoeken om, wellicht in uw antwoord, even te bevestigen dat de Commissie, evenals uzelf en uw collega’s, zeer nauw zal samenwerken met het Britse voorzitterschap. Zo kan de strategie voor de Oostzee namelijk met succes van start gaan en worden uitgevoerd. Deze strategie zal immers als een natuurlijke uitbreiding van en aanvulling op de noordelijke dimensie worden beschouwd. Ik ben het volledig eens met anderen dat we een afzonderlijke begrotingslijn voor de Oostzeestrategie nodig hebben, als tegenhanger van het zeer succesvolle werk dat we doen via het Euromed-beleid, dat historisch gezien uiteraard verder teruggaat dan de activiteiten in de Baltische regio.
11 De reikwijdte van de activiteiten binnen de noordelijke dimensie mag niet worden onderschat: ze zijn zo belangrijk dat de EU er nu op het hoogste niveau beleid voor zou moeten ontwikkelen. Het gaat om niets minder dan het te boven komen van een halve eeuw sovjetbezetting, onderdrukking, wanbeleid en marginalisering. Het is onze plicht om de economische harmonie, de veiligheid, de welvaart en culturele dynamiek in de Baltische regio te herstellen. Om deze onderneming tot een succes te maken, is de steun van de Britse, Duitse, Poolse, Franse en Italiaanse regeringen, evenals van de EU in haar geheel van het grootste belang. Wij willen een uitgebreide Europese Unie die werkelijk succesvol is. Dat is alleen mogelijk met een succesvolle strategie voor de Oostzee. 4-021
Henrik Lax (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de commissaris bedanken voor zijn bemoedigende presentatie. En dan zal ik nu verder gaan in het Zweeds. 4-022
(SV) De uitbreiding van de EU van vorig jaar heeft een zeer grote invloed op de noordelijke dimensie. Het Oostzeegebied, met maar liefst acht lidstaten, vormt daar nu de kern en het hart van. Het is een regio met een groot economisch ontwikkelingspotentieel en zware uitdagingen op onder andere milieupolitiek terrein, die op de agenda van de hele Unie moeten komen te staan. De bevolking van dit gebied verwacht een beleid dat het mogelijk maakt om het potentieel van deze regio ten volle te benutten, iets waaraan ook aandacht moet worden besteed in het Ruslandbeleid van de Unie. Toen het Europees Parlement zijn zogenoemde interfractionele werkgroepen oprichtte, was de groep die het Oostzeegebied als geheel zou behandelen een van de populairste, en dat is een aanwijzing hoe gewenst deze samenwerking is. Desondanks ontbreekt het aan een gemeenschappelijk besef en dus aan saamhorigheid en een gemeenschappelijke identiteitsopvatting. Deze wond van de tweedeling van Europa moeten wij nu zien te helen. De Oostzee moet een zaak voor de hele EU worden. Een welvarende Unie heeft een welvarende Oostzeeregio nodig, en de regio heeft de EU nodig om een aantal problemen te kunnen oplossen, zowel op milieugebied als op sociaal en economisch gebied. Het is ook belangrijk dat Rusland meedoet met de samenwerking in het kader van de noordelijke dimensie. Als symbool zou het belangrijk zijn om Sint-Petersburg te steunen, zodat alle afvalwater van de stad in de toekomst kan worden gereinigd, in het voordeel van alle bewoners van het Oostzeegebied. De bevolking verwacht dat dit soort duidelijke problemen zal worden opgelost. Het is ongelukkig dat de noordelijke dimensie vaak wordt opgevat als een interne Finse aangelegenheid. Ook valt het te betreuren dat de belangrijke Oostzeesamenwerking in zekere zin buiten de
12 noordelijke dimensie is komen te vallen, hoewel die Oostzeesamenwerking er een wezenlijk deel van uitmaakt. Het is belangrijk dat de Commissie er nu in geslaagd is om het Oostzee-aspect van de noordelijke dimensie behoorlijk te versterken. Het wetenschappelijk onderzoek in dit gebied moet beter gecoördineerd kunnen worden en op gemeenschappelijke vraagstukken toegespitst kunnen worden. Belangrijke infrastructurele projecten kunnen de regio verenigen. Verder is er behoefte aan een omvangrijke uitwisseling van studenten en arbeidskrachten. De energievoorziening moet veelzijdiger worden. Mijn boodschap aan de commissaris is: neem de Oostzee op als een belangrijk onderdeel van de noordelijke dimensie. Zet een moedige strategie voor het gebied op, en toon meer durf. 4-023
Tunne Kelam (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de commissaris heeft een bemoedigende en frisse benadering van het onderwerp. Voor mij was de noordelijke dimensie een ambitieus initiatief, toen het acht jaar geleden door de Finse minister-president Lipponen werd voorgesteld. Onder het eerste Finse voorzitterschap slaagde het initiatief erin om de aandacht van de EU op het noordoosten van Europa te richten. Inmiddels ligt de Oostzee binnen de EU en verenigt zij een uiterst veelbelovende regio van 85 miljoen inwoners met een enorm economisch potentieel. Ik wil graag drie opmerkingen maken.
08/09/2005 verzocht te weerstaan aan pogingen van Rusland om een onderscheid te maken tussen oude en nieuwe lidstaten. Toch staat acht september helaas symbool voor de afzonderlijke relaties tussen Rusland en een aantal grote lidstaten. Het zogenoemde Schröder-Poetin-akkoord zal officieel het startschot geven voor de aanleg van een nieuwe onderzeese gasleiding tussen Duitsland en Rusland, waarmee de speciale band tussen beide landen wordt geconsolideerd. Als neveneffect van dat project zouden Polen, de Baltische staten en Oekraïne door Rusland onder economische druk kunnen worden gezet. Dit is voor Rusland namelijk een gebruikelijke methode om buitenlandse beleidsdoelstellingen te bereiken. Indien de EU op lange termijn succesvol wil samenwerken met Rusland, moet zij beginnen een duidelijk en coherent signaal af te geven aan Moskou. Hierbij moet onze eerste prioriteit zijn om Russische beleidsmakers ervan te overtuigen dat wij ons gemeenschappelijk buitenlands beleid serieus nemen. 4-024
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, Europa heeft zich tot de meest koopkrachtige regio ter wereld ontwikkeld. Er wonen hier bijna 500 miljoen mensen, en daarom is een strategie zoals we die hier vandaag bespreken van bijzonder groot belang. Een grote koopkracht heeft niet alleen voordelen, maar ook nadelen en daarom moeten we bedenken op welke terreinen we met deze nieuwe dimensie aan de slag gaan.
Mijn eerste zorgpunt gaat over de zeer alarmerende ecologische situatie van de Oostzee, waar milieurisico’s en toxische gevaren vaak tot vijf maal hoger liggen dan in het Noordzeegebied. Deze toenemende risico’s en uitdagingen moeten worden aangepakt door sterker samenhangende maatregelen en langetermijnbeleid, waarbij middelen van de hele EU worden ingezet. Daarom is het hoog tijd dat we verder gaan dan samenwerkingsprojecten met de noordwestelijke gebieden van Rusland. We moeten de noordelijke dimensie uitbreiden tot het gehele Oostzeegebied, inclusief de Kaliningrad-regio.
In dit verband denk ik vooral aan het energiebeleid. Naar mijn mening is vooral de Baltische regio een regio met toekomst, die voor ons van enorm belang is. Landen als Noorwegen met zijn aardolie- en aardgasvoorraden, en IJsland met zijn duurzame geothermische energiebronnen – landen dus die in dit opzicht een voorbeeld voor ons zijn – bieden ons enorme mogelijkheden om ook straks in deze regio gemeenschappelijke strategieën te ontwikkelen op het terrein van het energiebeleid; dit zal in de toekomst een van de belangrijkste thema’s zijn, gezien de huidige stand van de energieprijzen, zowel van olie als gas. Ook zal deze regio voor ons van bijzonder belang zijn als het gaat om het waarborgen van de energievoorziening.
Ten tweede zouden we binnen de noordelijke dimensie een speciale strategie voor de Oostzee moeten hebben, naar analogie met de EU-strategie voor het Middellandse-Zeegebied. Het is tijd om praktische conclusies te trekken uit de uitbreiding van de EU naar het oosten en het noordoosten. We hebben duidelijk behoefte aan een veel creatievere en evenwichtigere benadering van deze gebieden. Hiermee bedoel ik ook het creëren van concrete financiële instrumenten.
Ook de infrastructuur is van vitaal belang, en niet alleen de energie-infrastructuur, maar bijvoorbeeld ook de telecommunicatie. De ontwikkeling van de breedbandtechnologie, de toegang van brede lagen van de bevolking tot het internet, tot informatie – deze taken zullen in de toekomst vooral in afgelegen gebieden een voorname rol spelen.
Ten derde is een van de hoofdonderdelen van de noordelijke dimensie de samenwerking met Rusland. De doeltreffendheid en betrouwbaarheid van het gemeenschappelijk buitenlands beleid van de EU worden met name op de proef gesteld in deze regio. Zo heeft het Europees Parlement in mei een resolutie over Rusland aangenomen, waarin de lidstaten werden
Bij de grensoverschrijdende samenwerking is vooral het economische aspect van belang, met name het bij elkaar brengen van het midden- en kleinbedrijf. De noodzaak om werkgelegenheid te scheppen en om te proberen in deze gebieden de levensstandaard te vergroten, maakt het van bijzonder belang dat wij vooral het midden- en kleinbedrijf, en dan met name de onderlinge samenwerking, grensoverschrijdend bevorderen.
08/09/2005 Daarmee kom ik bij een heel essentieel onderwerp: de WTO en Rusland. Ik ben van mening dat het juist voor de besprekingen in Hongkong van doorslaggevend belang is dat wij samen met Rusland gaan nadenken over een gemeenschappelijke strategie met betrekking tot de mondiale wetgeving. Ik denk dat dit aspect met name in de handelsbetrekkingen voor ons van belang is, en dat de verdere ontwikkeling van WTO-structuren voor Europa een navenant belang zal hebben. Juist in deze regio vindt op dit moment een interessant debat plaats over hoe wij ons in een mondiale context gezamenlijk op de nieuwe situatie kunnen instellen. Dit beschouw ik als de grootste uitdaging voor Europa. 4-025
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst zou ik het Parlement willen bedanken voor de grote belangstelling die hier tot uitdrukking is gebracht voor een onderwerp dat van evident belang is. Ik zou eveneens de sprekers willen bedanken, die voor het overgrote deel positief hebben gereageerd op de verklaring die ik namens mevrouw Benita Ferrero-Waldner heb afgelegd. Ik zou erop willen wijzen dat haar de eer toekomt – ik sprak immers in haar plaats – en ik zal deze algemene adhesie zeker aan haar overbrengen. Ook de suggesties en overwegingen, die hier zijn uitgesproken maar die niet onmiddellijk betrekking hebben op de verklaring zelf, zal ik aan haar doorgeven, met name die welke betrekking hebben op de plaats en de rol van Rusland en de samenwerking met dat land. De Russische economie vertoont een bemoedigende groei. De budgetten van de Europese Unie op dat terrein zullen dus waarschijnlijk niet worden verhoogd. Als Rusland zich echter formeel toelegt op het terrein van de noordelijke dimensie, sluit de Commissie de mogelijkheid van nieuwe partnerschappen niet uit. Overigens lijkt de vergelijking met het MiddellandseZeegebied me niet geheel passend, gezien de verschillen tussen beide regio’s, met name als het gaat om de economische indicatoren, de betrokken bevolkingsgroepen, het aantal betreffende landen, enzovoorts. Om op Rusland terug te komen: de Commissie staat open voor voorstellen en bijdragen van dat land. Aangezien Rusland volledig meedoet aan alle activiteiten van de noordelijke dimensie, zou het de ministeriële bijeenkomst over de noordelijke dimensie van 21 november 2005 moeten bijwonen. Rusland is een strategische partner van de Europese Unie, getuige de positieve conclusies van de top van 10 mei en de goedkeuring van de routekaarten voor de vier gemeenschappelijke ruimten. Ons doel is het uitwerken van een gezamenlijk beleid tussen de Europese Unie en Rusland inzake de noordelijke dimensie, waarbij ook Noorwegen en IJsland zijn betrokken. Dit beleid zou in lijn moeten liggen met de gemeenschappelijke ruimten, het zou erop moeten aansluiten voor wat betreft de noordelijke regio en het zou een aantal specifieke kenmerken moeten krijgen.
13 Ik zal nu kort ingaan op de specifieke financiering. Het komt mij voor dat de Europese Gemeenschap de noordelijke dimensie moet blijven steunen in het kader van de programma’s die op dit moment ten uitvoer worden gelegd, te weten Tacis en het Europees nabuurschapsbeleid, en de programma’s die in de toekomst ten uitvoer gelegd zullen worden in het kader van het Europees nabuurschapsen partnerschapsinstrument in voorbereiding. Daarnaast dient in aanmerking genomen te worden dat de recente uitbreiding van de mogelijkheden tot leningen van de Europese Investeringsbank aan Rusland en de westelijke NOS van pas zal komen op het terrein van de infrastructuur. Het milieupartnerschap van de noordelijke dimensie bewijst zijn nut als het gaat om de aanpak van zeer specifieke en urgente behoeften, dankzij de concrete steun van een brede groep financiers. Het is niet uitgesloten dat op andere terreinen ook dergelijke resultaten worden bereikt, maar dat zou wel een soortgelijke toewijding van alle geldschieters vergen. Al ettelijke malen is de vraag gesteld naar de mogelijkheid van een Oostzeestrategie binnen de noordelijke dimensie. Deze vraag moet worden beantwoord, want het is een belangrijke vraag. Het is duidelijk dat deze optie zo haar merites heeft, maar ik denk toch dat wij moeten bedenken dat het optreden van de Commissie voor wat het Oostzeegebied betreft plaatsvindt door middel van het interne beleid van de Unie. Welnu, wij wezen er al eerder op dat acht van de negen kuststaten van de Oostzee EU-lidstaten zijn. Zij profiteren van het interne beleid en de interne programma’s van de Unie. We mogen het “verre noorden” niet vergeten, met zijn specifieke kenmerken: vrij dunbevolkt, maar met een zeer belangrijke autochtone cultuur en met heel eigen milieuproblemen – ik denk daarbij onder meer aan de voormalige Russische nucleaire bases op het schiereiland Kola. Tot zover, mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de antwoorden die wij vandaag wilden geven. Vanzelfsprekend zal ik de meningen, de overwegingen en de zeer sterke betrokkenheid van de afgevaardigden die in dit debat het woord hebben gevoerd uiterst getrouw overbrengen. 4-026
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. Schriftelijke verklaring (artikel 142) 4-027
Alyn Smith (Verts/ALE). – (EN) Ik heb met belangstelling naar dit debat geluisterd, maar heb er niet aan deelgenomen. Dit geldt ook voor het land dat ik vertegenwoordig, Schotland. Het Schotse parlement heeft volledige bevoegdheid op gebieden als visserij, milieu en tal van andere gebieden die voor de noordelijke dimensie van belang zijn. Helaas hebben wij nauwelijks een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van dit beleid, hoewel ik hoop dat dit zal veranderen. We kunnen met onze ervaring een wezenlijke bijdrage leveren en hebben als westelijk Noords land ook zelf
14
08/09/2005
nog veel te leren. Ik doe vandaag een beroep op de Europese Commissie om ons niet te vergeten in haar planning. De Schotse regering roep ik op om een actievere rol te spelen aan de zijde van onze buurlanden IJsland, Noorwegen en andere landen. 4-028
Toerisme en ontwikkeling 4-029
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A60173/2005) van Thierry Cornillet, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over toerisme en ontwikkeling [2004/2212(INI)].
zijn, zonder deze evenwel ongenaakbaar te verklaren, opdat een "intelligente" toeristische exploitatie mogelijk blijft. Het toerisme is eveneens een factor van democratie en politiek evenwicht, omdat de toerist die niet opgesloten wil blijven zitten in een “all inclusive”-formule op ontdekking uitgaat in een land; omdat het toerisme voor welvaart zorgt en bijdraagt tot scholing, waarvan iedereen weet dat het de vijand is van dictatuur; omdat het toerisme ethische normen kan stellen, met name ten aanzien van kinderarbeid; en omdat zich in onze landen de idee van eerlijk toerisme begint af te tekenen, dat in feite een vorm van afrading is.
4-030
Thierry Cornillet (ALDE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het toerisme is wereldwijd de belangrijkste economische activiteit, zowel qua omzet als qua werkgelegenheid. Het is een van de meest dynamische sectoren ter wereld, al is succes in deze sector van buitengewoon vluchtige aard en zeer gevoelig voor met name aanslagen – men herinnere zich hoe de aanslagen van 11 september de ontwikkeling van het toerisme tot staan bracht, wat in de eerste plaats voor de ontwikkelingslanden een gevoelige klap betekende. Het voornaamste kenmerk van de toerisme-economie is dat zij door alle sectoren heen loopt. Zo creëert de toerisme-economie natuurlijk hotels en andere verblijfscapaciteiten, zoals bijvoorbeeld vakantiehuisjes en "bed and breakfast"-gelegenheden, die buiten het eigenlijke hotelwezen vallen, en ook - al dan niet aan hotels verbonden - restaurants. Bovendien draagt het toerisme bij aan de scholing van personeel, niet alleen in horecaberoepen maar ook op het gebied van talenkennis. Voorts draagt het bij aan een buitengewoon brede economische bedrijvigheid: er zijn allerhande verkopers bij betrokken om te beantwoorden aan de vraag van bijvoorbeeld mensen die hun tandpasta of hun medicijnen hebben vergeten of die iedere ochtend croissantjes bij hun ontbijt willen in hun hotel. En ook als het gaat om allerlei voedingsmiddelen doet de ontwikkeling van het toerisme haar invloed gelden, om maar niet te spreken van al die souvenirwinkels. Daar komt nog bij dat het toerisme zelf een zeer sterke behoefte aan substantiële vormen van infrastructuur genereert, in de eerste plaats vliegvelden, maar ook havens, autowegen en wegen die de toeristische bestemmingen en bezienswaardigheden ontsluiten. Daarnaast leidt het toerisme tot de ontwikkeling van bijzondere behoeften op terreinen die van oudsher onder de jurisdictie van de staat vallen, hetzij op het gebied van veiligheid, hetzij op het gebied van volksgezondheid. Ik zal nog op dat punt terugkomen. Het toerisme is dus een waarborg voor werkelijke economische ontwikkeling, en niet alleen vanwege het feit dat het door alle sectoren heen loopt. Het toerisme draagt namelijk ook bij tot een betere bescherming van het milieu en instandhouding van de omgeving, want bij het uitroepen van werelderfgoed wordt op dit moment goed nagedacht over gebieden die beschermwaardig
Tot slot is het toerisme een essentiële factor van volksgezondheid en onderwijs. Gezondheidsrisico’s vormen een onmiskenbare antireclame. Iedereen herinnert zich het probleem van het ebolavirus in onder andere Congo, maar het geldt evengoed voor malaria. Staten krijgen hierdoor een stuk meer interesse voor het uitbannen van deze ziekten. Het toerisme stelt buitengewoon hoge eisen aan de kwaliteit van ziekenhuisinfrastructuur, die natuurlijk ook de plaatselijke bevolking ten goede komt. Ten slotte is het toerisme een factor van onderwijs, omdat mensen ertoe worden aangezet talen te leren, wat bijdraagt aan hun openheid van geest. Laten we echter niet de ogen sluiten voor het feit dat toerisme eveneens verstorend kan werken en tot misbruik kan leiden. Ik wil daarvan slechts twee voorbeelden noemen. Het eerste is het sekstoerisme, waarvan duidelijk is dat het als weg tot ontwikkeling gebruikt wordt door een aantal landen die zich niet de middelen verschaffen om het te bestrijden. Het tweede is de speculatie met onroerend goed, met name in gevallen waarbij gebouwen worden opgekocht door machtige families of waarbij waardevolle locaties, als men niet oplet, worden vernield. Het feit dat het toerisme de grootste economische activiteit ter wereld is, die als economische hefboom kan functioneren voor ontwikkelingslanden, mag de Europese Unie niet onverschillig laten. Het toerisme moet dus beter worden geïntegreerd in onze steunmaatregelen. Dat geldt natuurlijk voor al onze programma’s, of het nu gaat om het EOF, de MEDA, de ASEAN, of welk ander programma ook. Het percentage van deze fondsen dat rechtstreeks bestemd is voor projecten van toeristische ontwikkeling moet worden verhoogd. Zelf moeten we onze eigen structuren versterken. Ik ben blij dat mijnheer Michel hier aanwezig is, omdat dit geldt voor zowel het DG Ondernemingen als het DG Ontwikkeling. Beide DG's zouden over een wat krachtiger Dienst toerisme moeten beschikken. We hebben steun nodig om de publiekprivate samenwerking te versterken. Laten wij onszelf niet voor de gek houden: de overheidssector kan de toeristische ontwikkeling niet in haar geheel voor zijn rekening nemen, maar kan wel, door de impulsen die hij geeft, met name tot het aanleggen van grote
08/09/2005 infrastructuren en door de steun die wij bieden, bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het toerisme. Tot slot moet het toerisme aanleiding geven tot ethische bezinning binnen de Europese Unie en, meer in het algemeen, op wereldschaal. Als we corruptie en onbeteugelde speculatie willen uitsluiten moeten we niet zomaar iedereen zomaar overal hulp bieden. Er moet worden nagedacht over manieren om het sekstoerisme een halt toe te roepen, vooral in verband met wettelijke maatregelen die ons in onze eigen landen ter beschikking staan. En we moeten ons vergewissen van het peil van de arbeidsomstandigheden en van openbare vrijheden in ontwikkelingslanden, met name als het gaat om kinderarbeid. Toerisme, dat de kennis over anderen en uitwisseling van ervaringen bevordert, biedt veelbelovende perspectieven voor de ontwikkelingslanden. Tot slot, wie andere landen bezoekt wordt zich misschien meer dan anderen bewust van de dringende noodzaak om de internationale hulp uit te breiden en in juiste banen te leiden. De aanwezigheid van die hulp wordt zichtbaar. Door te zien raakt men betrokken en wie betrokken is, geeft op een duidelijker zichtbare manier. 4-031
VOORZITTER: JANUSZ ONYSZKIEWICZ Ondervoorzitter 4-032
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, graag wil ik mijn grote waardering uitspreken voor het grondige werk dat is verricht voor het opstellen van dit verslag en de resolutie over toerisme en ontwikkeling, die overloopt van interessante ideeën. Zoals de rapporteur, de heer Cornillet, opmerkte, heeft het DG Ontwikkeling, dat onder mijn bevoegdheid valt, geen dienst die is gespecialiseerd in toeristische aangelegenheden. Dat wil uiteraard nog niet zeggen dat er geen projecten zijn in die sector. Voor het overige maakt de rapporteur in zijn toelichting gewag van aanzienlijke financiering in de sector vanuit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). De Commissie benadert het vraagstuk van het toerisme in ontwikkelingslanden vanuit de invalshoek van steun aan de particuliere sector en duurzaam beheer van de natuurlijke hulpbronnen. Projectontwikkelaars in ontwikkelingslanden kunnen dus beschikken over alle instrumenten voor steun aan de particuliere sector. Zo heeft de investeringsfaciliteit die wordt beheerd door de Europese Investeringsbank financiering geboden voor meerdere hotelprojecten in ACS-landen, terwijl het programma ProInvest de sector steun biedt van nietfinanciële aard, zoals het versterken van capaciteiten en het bevorderen van investeringen. Daarnaast heeft het EOF in veel landen hotelopleidingen gefinancierd om de snelle ontwikkeling van de toeristensector te ondersteunen. Op dezelfde manier spelen investeringen in verkeerswegen, havens en luchthavens die worden gefinancierd door het EOF, een
15 sleutelrol bij de ontwikkeling van het toerisme, evenals de programma’s voor waterleiding, elektriciteitsvoorziening, riolering, afvalverwerking en milieubehoud. Bovendien kunnen ondernemers in de toeristensector, dankzij het door de Commissie gesteunde milieukeursysteem, een keurmerk verkrijgen als bewijs dat hun toeristische onderneming de milieunormen in acht neemt, hetgeen van belang is voor de markt van het ecotoerisme. Het is dus heel moeilijk projecten te onderscheiden die louter op het toerisme betrekking hebben. In het verslag wordt overigens erkend dat het toerisme door alle sectoren heen loopt en ik deel dat inzicht volkomen. De strategie van de Europese Unie behelst het steunen van de partners in hun ontwikkelingsinspanningen, door hen te helpen de troeven waarover zij beschikken, waaronder die op het gebied van toerisme, uit te spelen. Voor de eilandstaatjes in het Caribisch gebied en de Stille Oceaan is het toerisme een van de weinige beschikbare bronnen van inkomsten. Daarbij komt dat ecosystemen als bossen, koraalriffen of rivieren dankzij goed milieubeheer kunnen worden behouden en duurzame inkomsten kunnen genereren voor de plaatselijke bevolking. Ik deel de standpunten die zijn geuit ten aanzien van de punten 1 en 2 voor wat betreft duurzaam toerisme. De samenwerking van de Europese Unie met haar partners is gericht op een duurzame, milieuvriendelijke ontwikkeling, uitgaande van de plaatselijke hulpbronnen. Als het gaat om het pleidooi voor de uitbreiding van de toeristische projecten zou ik willen aantekenen dat we versnippering van financieringen moeten vermijden en dat de Commissie om maximaal effect te bereiken haar hulp, in overleg met de partnerstaten, moet toespitsen op een relatief beperkt aantal sectoren. De vaststelling van deze sectoren gebeurt in onderlinge overeenstemming met de betrokken landen. Aangezien het toerisme in essentie een activiteit van de particuliere sector is, is het aan de projectontwikkelaars om het aantal toeristische projecten uit te breiden. Voor de projectontwikkelaars in de ACS-landen heeft de Commissie de investeringsfaciliteit ingesteld, met een kapitaal van 2,2 miljard euro, om aan het toenemende aantal financieringsaanvragen tegemoet te komen. De Commissie beschouwt de participatieve benadering waarbij gestreefd wordt naar instemming van de begunstigden als een van de belangrijkste beginselen van haar ontwikkelingsbeleid. Zoals aanbevolen onder punt 15 wordt de particuliere sector geraadpleegd. Wat betreft de steun aan landen die getroffen worden door natuurrampen: dit is al een constante factor in de communautaire hulp, evenals de verplichting rekening te houden met het milieu en plaatselijke culturen, en deze te beschermen. Wij delen de zorgen die worden geuit onder punt 30 ten aanzien van de opleiding van gespecialiseerd personeel
16 ter plaatse in de betreffende landen en wijzen erop dat dat precies is wat altijd al de voorkeur heeft gehad van de Commissie. Zo heeft de Commissie in Madagaskar een opleidingsproject opgezet dat zowel op projectontwikkelaars is gericht als op hun werknemers. De Commissie is het uiteraard eens met de noodzaak het sekstoerisme te vuur en te zwaard te bestrijden, zeker wanneer kinderen het slachtoffer zijn, met name door justitie in de partnerlanden alle hulp te bieden die zij nodig heeft om deze plaag uit te roeien. Ik zou het Europees Parlement willen bedanken voor zijn aandacht voor deze diensten en ik zal zeker al het nodige in het werk stellen om een doelmatige follow-up van alle activiteiten met betrekking tot het toerisme te waarborgen. De opvatting dat er een apart DirectoraatGeneraal voor toerisme gecreëerd zou moeten worden deelt de Commissie echter niet. 4-033
Georgios Papastamkos, namens de PPE-DE-Fractie. (EL) Mijnheer de Voorzitter, niemand betwist het belang van het toerisme als centraal onderdeel van het Europees ontwikkelingsbeleid. Zoals terecht in het verslag van de rapporteur staat, is het toerisme niet alleen een factor van economische rentabiliteit, maar levert het ook een essentiële bijdrage aan de democratie en het politieke evenwicht in de ontwikkelingslanden. Een efficiënt, naar buiten gericht toerismebeleid van de Europese Unie veronderstelt een geïntegreerd beleid voor duurzaamheid van het Europees toerisme binnen de Europese Unie. Ik wil het debat van vandaag dan ook verbinden met het debat over de richtsnoeren voor een duurzaam Europees toerisme. Ik ben namelijk van mening dat de Europese Unie pas een efficiënt toerismebeleid kan voeren ten behoeve van de ontwikkelingslanden als zij zorgt voor een harmonische band tussen interne en externe bevoegdheden op het gebied van het toerisme: in foro interno, in foro externo. Het toerismebeleid is reeds sedert het Verdrag van Maastricht een centrale doelstelling van de activiteiten van de Europese Unie. Met de Europese Grondwet is het toerisme opnieuw een van de sectoren geworden waarin de Unie ondersteunend, coördinerend en aanvullend optreedt. Het juridische fundament bestaat dus, maar er bestaat ook een uitdaging, de uitdaging van gecoördineerde Europese beleidsmaatregelen op het gebied van het toerisme. Men moet overgaan van woorden naar daden, naar een samenhangend, door de Unie medegefinancierd beleid van structurele aard. Er moet een duurzaam toerismebeleid komen, een beleid dat een bron is van economische ontwikkeling van zowel traditionele als plattelandsbestemmingen, een bron van kennis van geschiedenis en cultureel erfgoed, een beleid met een concrete strategische opzet, met duidelijke doelstellingen en met op elkaar aansluitende doelstellingen en middelen.
08/09/2005 Een politiek volwassen en institutioneel afgerond Europees beleid voor een duurzaam Europees toerisme zal ook de totstandbrenging van een soepele band tussen Europees toerismebeleid en Europees ontwikkelingsbeleid kunnen vergemakkelijken. 4-034
Linda McAvan, namens de PSE-Fractie.– (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Cornillet bedanken voor zijn verslag, waarin het belang en de mogelijkheden van toerisme in de derde wereld aan bod komen. Wanneer we naar de derde wereld kijken, moeten we ons realiseren dat toerisme in bepaalde regio’s en landen een grotere rol speelt dan in andere. Dit blijkt ook uit de cijfers in het verslag. In het Caribisch gebied is het toerisme een enorme drijvende kracht voor de economie, maar dat geldt niet voor de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara, waar toerisme op een paar uitzonderingen na geen bijzonder belangrijke factor is. Daarom kan de socialistische fractie het verslag niet op alle onderdelen steunen. Dit geldt bij voorbeeld voor lid 8. Hierin wordt alle ontwikkelingslanden gevraagd om ontwikkelingsplannen voor toerisme op te stellen en cijfers en bijdragen bij te houden in jaarverslagen. Dit is echter niet in alle gevallen opportuun en voor veel landen heeft het zelfs een behoorlijk lage prioriteit. Ook lid 10 is voor ons niet aanvaardbaar. Op het moment dat de EU verzoekt om steeds meer visumcontroles van ingezetenen van derde landen, is het nogal ironisch om andere landen te vragen hun visumverplichtingen te laten varen. Visa zijn vaak een belangrijke bron van inkomsten voor ontwikkelingslanden, dus dat kunnen we niet steunen. Op een aantal plaatsen kan het verslag bovendien genuanceerder worden geformuleerd. Dit geldt bij voorbeeld voor overwegingen Q en T. Uit ervaring blijkt helaas dat toerisme heel goed kan gedijen onder ondemocratische regimes. Sommige regimes blijken het toerisme en de toeristen heel goed te kunnen beschermen middels zeer hardhandige politietactieken. Tegelijkertijd onderdrukken ze echter hun eigen mensen en daarom voel ik enig voorbehoud bij de leden 24 en 25. Binnen de socialistische fractie zijn we sterk voorstander van stappen om toerisme te ontwikkelen, met name ecotoerisme, duurzaam toerisme. We juichen de woorden van de commissaris dan ook toe. Ook wij willen dat de privé-sector in toerisme investeert, maar wel op verantwoorde wijze. Zo kunnen namelijk toeristische projecten worden ontwikkeld die een bijdrage leveren aan de lokale economie en microondernemingen helpen groeien, zodat de lokale bevolking er de vruchten van plukt en lokale producten worden geconsumeerd. We zien maar al te vaak, bij voorbeeld bij all-inreizen of cruise tours, dat toerisme wel iets aan de lokale economieën onttrekt, maar er niet veel voor teruggeeft. In sommige gevallen – en hier ben ik het met de heer
08/09/2005 Cornillet oneens – kan toerisme wel degelijk schadelijk zijn voor het milieu, wanneer teveel schaarse grondstoffen worden gebruikt. We moeten daarom nauwkeuriger bekijken in welk soort toeristische projecten we willen investeren. Zouden de EU en de Commissie meer kunnen doen? Daar ben ik van overtuigd. Bovendien hebben we een paar mogelijke voorstellen gehoord. Hebben we daar een nieuw DG voor nodig? Dat betwijfel ik. Ik weet niet of een DG Toerisme ook veel voor de derde wereld zou betekenen. Ik ben zeer tevreden met het gedeelte over sekstoerisme. Het is van het grootste belang dat we meer doen om deze criminele activiteit aan te pakken. Daarom wil ik de heer Cornillet nogmaals bedanken voor zijn verslag. 4-035
Sepp Kusstatscher, namens de Verts/ALE-fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag van de heer Cornillet bevat een groot aantal waardevolle suggesties en terechte eisen. De meeste overwegingen zijn overtuigend. Ook worden er vele ernstige problemen kritisch op een rijtje gezet, zoals bijvoorbeeld kinderarbeid, seksuele uitbuiting van kinderen en speculatie in onroerend goed. Het doet de Verts/ALEFractie plezier dat dit onderwerp hier in het Europees Parlement onderwerp van discussie is geworden en dat aspecten als het investeren van de winsten uit het toerisme in het betreffende ontwikkelingsland, het voorkomen van massatoerisme, het bevorderen van de mensenrechten en het instandhouden van de biodiversiteit, aan de orde zijn gekomen. Wij betreuren het – en wat dat betreft ben ik het goeddeels met de vorige spreekster eens – dat de Europeanen zich in dit document veelal arrogant opstellen tegenover derde landen en zichzelf als de maat van alle dingen beschouwen. Wij zijn van mening dat er in dit verslag veel te weinig waarde wordt gehecht aan de bescherming van het milieu en de noodzaak van een werkelijk duurzame economie. De ecologische en sociale gevolgen van het massatoerisme, bijvoorbeeld de waterverontreiniging, de vervreemding van de plaatselijke bevolking dan wel de uitbuiting door internationale hotelketens, worden niet of te weinig naar voren gebracht.
17 Uiteraard vormt het toerisme voor veel van de armste landen ter wereld een belangrijke bron van inkomsten. Daarom is het ook een verdienste van de rapporteur en de Commissie ontwikkelingssamenwerking dat bij de koppeling van toerisme en armoedebestrijding de projecten in het kader van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling zeker niet uit het oog zijn verloren. Dat acht ik van groot belang. Echter, en daar begint mijn fundamentele kritiek, het verslag wekt de indruk dat de EU de ontwikkelingslanden wel eens zal vertellen wat zij moeten doen en laten. Dat vind ik onaanvaardbaar. Ik vind het onaanvaardbaar dat de EU zich bemoeit met de manier waarop de ontwikkelingslanden hun visumbeleid vormgeven. Ik vind het onaanvaardbaar om de ontwikkelingslanden op te roepen om jaarlijks aan wie dan ook verslag uit te brengen, ongeacht wat er vervolgens met die rapporten gebeurt. De oproep van de kant van de EU om speciale politie-eenheden in het leven te roepen, hoort in mijn ogen absoluut niet in dit verslag thuis. Het moge duidelijk zijn dat de EU ook in dit verslag weer eens uitgaat van de veronderstelling dat alle wereldproblemen kunnen worden opgelost met behulp van het toerisme. Dat vind ik erg dubieus. Daarom juich ik ook toe dat er een amendement is ingediend om overweging Q te schrappen, waarin het toerisme als de vijand van totalitarisme, dictaturen en machtsconcentratie wordt aangeduid. Hier is de wens de vader van de gedachte. Met de werkelijkheid heeft dit niets te maken. Anderzijds betreur ik, net als de heer Kusstatscher, dat de eigenlijke ecologische problemen die het massatoerisme tot gevolg heeft hier nauwelijks aan de orde komen. In ieder geval niet in een mate die het mogelijk zou maken om tot een oplossing te komen. Dankzij amendementen die door de Commissie ontwikkelingssamenwerking zijn aangenomen, bevat het verslag nu wel formuleringen waarin hiervoor wordt gepleit, maar deze zijn in tegenspraak met de basistendens van het verslag als geheel. Mijn fractie zal dit verslag daarom niet kunnen steunen. 4-037
Dit verslag is van belang omdat het een eerste poging is, maar veel zaken worden maar half of te vaag behandeld. We hopen dat de Commissie doorgaat op de ingeslagen weg, en dat er meer nadruk wordt gelegd op internationale solidariteit als middel om vrede te stichten. 4-036
Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, vandaag debatteren en stemmen wij over een verslag waarin vraagstukken aangaande de ontwikkeling van het toerisme, met name ook in de ontwikkelingslanden, uitgebreid worden behandeld. Voor dat verslag wil ik de rapporteur, de heer Cornillet, hartelijk danken.
Hélène Goudin, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, het nadrukkelijke “nee” van de Fransen en Nederlanders tegen de Europese Grondwet heeft duidelijk gemaakt dat brede lagen van de door ons vertegenwoordigde bevolking een smallere Europese samenwerking willen hebben, en geen bredere. In het verslag wordt onder andere voorgesteld om een zelfstandig directoraat-generaal voor toerisme van de Commissie op te richten. Dat betekent dat er nog meer macht naar de EU gaat, en daar is de Zweedse partij Junilistan tegen. Het is juist dat een goed georganiseerde toeristensector goede mogelijkheden biedt om de situatie van mensen in veel ontwikkelingslanden te helpen verbeteren. Daarentegen moet de EU geen gemeenschappelijk
18 toerismebeleid voeren, zoals in het verslag wordt voorgesteld. Wij vinden dat de EU zich alleen moet bezighouden met echt grensoverschrijdende kwesties, waarin de EU bijdraagt met een unieke meerwaarde ten opzichte van reeds bestaande internationale organisaties. De EU moet zich dus niet wijden aan ontwikkelingsbeleid en toerismebeleid. In paragraaf 10 wordt geëist dat ontwikkelingslanden een niet-beperkend visabeleid invoeren. Dat is een volstrekt absurd voorstel. De ontwikkelingslanden moeten natuurlijk zelfstandig beslissen welk visabeleid ze willen voeren. Anders zouden de ontwikkelingslanden ook kunnen eisen dat de EU een niet-beperkend visabeleid invoert. In paragraaf 24 wordt bepleit om criminaliteit in de ontwikkelingslanden te bestrijden op een wijze die niet schadelijk is voor het toeristisch imago van deze landen. Moet de EU andere landen dicteren hoe criminaliteit moet worden bestreden? In paragraaf 25 wordt geëist dat het toerisme wordt bevorderd en beschermd en veilig wordt gemaakt door middel van initiatieven om misdaad tegen toerisme te bestrijden, onder andere door de oprichting van speciaal opgeleide politie-eenheden. Opnieuw: dit is geen taak voor de EU. Wij staan kritisch tegenover de verwijzing in paragraaf 30 naar de Europese Grondwet, die reeds verworpen is door de Fransen en de Nederlanders. Wij bepleiten een EU met een beperkte invloed en zullen dus tegen dit verslag stemmen. 4-038
Koenraad Dillen (NI). – Voorzitter, geachte collega's, het verslag-Cornillet bevat ongetwijfeld heel wat goede punten, wanneer het bijvoorbeeld de schaduwzijde van bepaalde vormen van toerisme belicht, zoals de seksuele exploitatie van kinderen in bepaalde toeristische bestemmingen of de vastgoedexploitatie die de autochtonen en vaak minder begoede bevolking betreft. Ik mis echter een belangrijk punt in dit verslag en dat is een duidelijke stellingname inzake toerisme naar landen waar de mensenrechten zwaar geschonden worden en waar het zinvol zou zijn indien de Europese Unie zou overwegen een embargo in te stellen om de druk op de betrokken landen op te voeren. Een voorbeeld hiervan werd enkele maanden geleden ter sprake gebracht door collega Deva, die in verband met de paradijselijke eilandengroep de Seychellen opmerkte dat toeristen er 300 dollar per nacht en meer betalen voor een hotelkamer, terwijl de lokale bevolking als slaven voor enkele dollars per nacht moet werken voor de lokale potentaat en zijn hofcamarilla. Ik denk bijvoorbeeld ook aan de communistische dictatuur van Cuba, waarnaar in dit verslag voorzichtig verwezen wordt, maar waar opposanten zonder vorm van proces voor maanden en jaren in de gevangenis verdwijnen terwijl het regime van een oude en seniele
08/09/2005 misdadiger tegen de mensheid zich laaft aan de deviezen van liederlijke West-Europeanen. Ook dat zijn trieste nevenaspecten van het toerisme die onze aandacht verdienen. 4-039
Boguslaw Sonik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, toerisme is voor talrijke ontwikkelingslanden een belangrijke bron van inkomsten en heeft een grote invloed op de transformatie van hun economie. De steun aan deze sector moet beslist een van de prioriteiten van de Europese Unie vormen. Tegelijkertijd moeten we ons echter bewust zijn van bepaalde dreigingen waaraan toeristen worden blootgesteld en van dreigingen die te maken hebben met de stroom van toeristen die de 25 lidstaten van de Unie binnenkomen. In elk debat over toerisme en ontwikkeling dient een prominente plaats te worden ingeruimd voor een discussie over de wijze waarop de toeristische sector mogelijk steun biedt aan totalitaire regimes. Het valt me tegen dat er in de tekst niet naar de drugshandel wordt verwezen. Niettemin nemen genotzoekende reizigers in ontwikkelingslanden regelmatig hun toevlucht tot drugs. Hierdoor neemt de handel in allerlei soorten drugs in het betreffende land enorm toe. Het is belangrijk dat we de dreiging van terrorisme voor toeristen niet negeren. Terroristen richten hun activiteiten namelijk vaak tegen deze groep mensen. Een voorbeeld hiervan is Egypte, waar islamitische terroristen het op toeristen hebben gemunt. Mogelijke epidemieën hebben eveneens een nadelige uitwerking op de ontwikkeling van het toerisme, omdat reizigers de betreffende landen mijden. Daarom moeten we financiële steun verlenen aan vaccinatieprogramma’s voor kinderen tegen difterie, tetanus en andere infectieziekten. Onlangs heeft een nieuwe ziekte de kop op gestoken die een directe bedreiging voor de Europese landen vormt, namelijk de vogelgriep. Ook deze ziekte weerhoudt reizigers ervan de getroffen gebieden te bezoeken. Niemand wordt er beter van wanneer we passief blijven toekijken. Sekstoerisme is een ander punt dat we niet over het hoofd mogen zien. Vele kinderen worden er het slachtoffer van en we moeten deze praktijk en alle daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit met grote vastberadenheid aanpakken. Daarom stel ik voor logistieke ondersteuning te bieden aan landen die met dit soort problemen te kampen hebben. Slachtoffers van sekstoerisme moeten compensatie ontvangen. Het is echter van belang niet uitsluitend naar de gevolgen voor de slachtoffers te kijken. We moeten toeristen duidelijk maken wat hen te wachten staat als zij dergelijke misdrijven plegen. Degenen die zich daaraan schuldig maken, moeten zwaar worden gestraft. Het toerisme vormt tevens een bron van inkomsten voor totalitaire regimes. Dit is een belangrijk gegeven, dat echter zelden aan de orde wordt gesteld. Voor de
08/09/2005 regeringen van diverse lidstaten van de Europese Unie is het onderhouden van diplomatieke betrekkingen met het Cubaanse regime een gevoelige kwestie, omdat deze zo vaak met de toeristische sector in verband wordt gebracht. Enerzijds beseffen we dat zo'n arm land veel baat heeft bij steun aan deze sector, anderzijds weten we dat alle opbrengsten uiteindelijk terechtkomen bij een kleine exclusieve groep die nauwe banden heeft met het regime van Fidel Castro. Ik vind het jammer dat in het document dat nu besproken wordt, deze problematiek niet duidelijk en overtuigend wordt behandeld. 4-040
Glenys Kinnock (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank en feliciteer de rapporteur. Het is erg belangrijk dat we erkennen dat toerisme in veel ontwikkelingslanden een grote industrie is. Veel van deze landen, zoals armere landen en MOL’s als bij voorbeeld Mozambique, zien het als een sector die verder moet worden ontwikkeld. Het is dan ook gepast de Commissie te vragen om te bekijken hoe we dat – in elk geval voor ACS-landen - kunnen doen uit hoofde van de bepalingen die al bestaan in de Cotonouovereenkomst. In sommige ontwikkelingslanden is toerisme goed voor 50 procent van het BBP en daarmee moeten we rekening houden. We kunnen positief zijn, want het leidt tot de ontwikkeling van infrastructuur. Bovendien kan het de isolatie van plattelandsgemeenschappen helpen te verminderen en biedt het nieuwe mogelijkheden voor groentekwekers en anderen in ontwikkelingslanden. Maar we zijn het er allemaal over eens dat er ook een schaduwzijde is. We hebben behoefte aan een goed regelgevingskader om corruptie te voorkomen en onroerendgoedspeculatie en milieuschade tegen te gaan. Als geldschieters moeten wij toch in staat zijn om ervoor te zorgen dat gastlanden op geen enkele wijze te lijden hebben onder de ontwikkeling van toerisme. Van de Commissie zie en hoor ik dat het blijkbaar niet erg duidelijk is hoe toerisme kan worden geïntegreerd in onze bredere ontwikkelingsstrategieën. Dat zou positief moeten zijn en iets waarover kan worden nagedacht. Zoals mijn collega’s zeiden, moet de strafmaat voor mensen die zich inlaten met sekstoerisme goed onder de aandacht worden gebracht. Er worden namelijk ontzettend veel mensen, met name kinderen, meegesleept in prostitutie en drugs. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor de Europese Unie. Ook moeten we druk uitoefenen op de industrie, want niemand hier heeft gesproken over de verantwoordelijkheid van onze eigen toeristische industrie om ervoor te zorgen dat haar activiteiten geen schade berokkenen aan de landen in kwestie. We moeten druk uitoefenen waar het gaat om arbeidsrechten, lage salarissen, lange werkuren en het gebrek aan vaste arbeidsovereenkomsten. Dit zou kunnen worden gecontroleerd via onze ACS-betrekkingen met 78 landen. 4-041
19 Alyn Smith (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit me aan bij de opmerkingen van mijn fractiegenoot, de heer Kusstatscher, over de talrijke positieve aspecten van dit verslag. De paradox die in de derde wereld bestaat op het gebied van toerisme komt hierin heel duidelijk naar voren. De Commissie moet bij de behandeling van dit onderwerp echter wel rekening houden met de hoofdpunten van het debat over duurzaam toerisme, dat gisteren is gevoerd. Het verslag over duurzaam toerisme was uitstekend. Ik hoop dat de Commissie beide debatten beschouwt als twee zijden van dezelfde medaille, wanneer zij een strategie gaat ontwikkelen voor dit onderwerp. Ik ben het met de rapporteur eens dat toerisme een positieve kracht kan zijn in landen in de derde wereld. Ik heb echter zes maanden in India gewerkt en herinner me nog goed hoe ontzettend vaak toerisme negatieve gevolgen had voor lokale gemeenschappen. Als we iets willen bereiken, lijkt het me bijzonder nuttig om ons samen met de Commissie te richten op duurzaamheid en misschien zelfs een code van beste praktijken op te stellen, die voor bedrijven kan dienen als leidraad. We kunnen op dit vlak positief zijn en ik ben benieuwd hoe de Commissie dit zal aanpakken. 4-042
Alessandro Battilocchio (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik spreek namens de nieuwe Italiaanse Socialistische Partij. Zoals het verslagCornillet correct heeft aangetoond, heeft het toerisme ontwikkelingslanden een belangrijke kans op duurzame groei geboden. Wanneer echter gebruik wordt gemaakt van deze bron moeten de cultuur, de eigenaardigheden, de sociaal-economische verhoudingen en de tradities van de plaatselijke bevolking worden gerespecteerd. Ik wil graag twee ernstige soorten illegale activiteiten aanstippen die helaas vaak hand in hand gaan met het toerisme in deze gebieden. Allereerst het sekstoerisme, de op twee na grootste vorm van illegale handel ter wereld, waarbij vaak minderjarigen betrokken zijn en dat een schandalige maar helaas groeiende business is. Een andere vorm van illegale handel is grondspeculatie, waarbij zones die waardevol zijn voor het milieu of het cultureel erfgoed vaak verpest zijn. Dit alles met stilzwijgende toestemming en vaak zelfs goedkeuring van zwakke plaatselijke overheden. Er is op korte termijn behoefte aan een krachtig en doortastend initiatief van de communautaire instellingen dat zich met name toespitst op het aantrekken van middelen en het vormen van wetgeving om deze twee illegale praktijken, waaraan voornamelijk Europeanen zich schuldig maken, te bestrijden. 4-043
Alexander Stubb (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mijn interventie tot twee minuten beperken. Toerisme is vandaag de dag een onbetwiste motor van ontwikkeling en zij is ook een wezenlijk onderdeel van ons ontwikkelingsbeleid. Daarmee
20 verbeteren de werkgelegenheid, de welvaart, de gezondheid en de infrastructuur van veel ontwikkelingslanden. Ik wil drie punten naar voren brengen. Het eerste is dat wij grensoverschrijdende samenwerking nodig hebben tussen de Europese Unie en de ontwikkelingslanden, tussen de Afrikaanse landen en de ontwikkelingslanden en ook in de landen zelf. Hiervoor is samenwerking tussen de overheidssector en de private sector nodig. Het tweede punt is dat er naar mijn mening regels nodig zijn die op duurzame ontwikkeling zijn gebaseerd. Zoals velen al eerder in hun interventies hebben gedaan, moeten wij vooral de aandacht vestigen op de bestrijding en uitbanning van het kindersekstoerisme. Volgens mij zou het goed zijn als wij hiervoor financiële hulp reserveren. Het gaat vooral om het veranderen van de houding van de mensen in zowel het Westen als elders. Het derde en laatste punt is dat wij moeten investeren in leningen in de vorm van geestelijk kapitaal, ofwel dat wij mensen uit Europa naar ontwikkelingslanden moeten sturen om de economische groei te stimuleren. Dat moet gebeuren op een manier waarbij altijd rekening wordt gehouden met het uitgangspunt van het betrokken land zelf, zijn specifieke kenmerken en zijn cultuur. Ik heb twee minuten gesproken. 4-044
Libor Rouček (PSE). – (CS) Dames en heren, voorgaande sprekers hebben er al op gewezen dat toerisme de grootste economische activiteit ter wereld is, die momenteel een zeer dynamische ontwikkeling doormaakt - in de ontwikkelde landen, maar natuurlijk ook in de ontwikkelingslanden. Het toerisme is in economisch opzicht van cruciaal belang voor een aantal bedrijfstakken; het stimuleert de ontwikkeling van infrastructuur, zoals de bouw van hotels en restaurants en de aanleg van luchthavens en wegen. Tegelijkertijd is het toerisme een drijvende kracht voor de verbetering van het onderwijssysteem, de groei van de bouw- en financiële sector en de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen. Er kan daarom geen twijfel over bestaan dat het economisch belang van het toerisme in een positief licht moet worden bezien. Vervolgens noem ik het politiek belang van het toerisme. Een aantal afgevaardigden heeft al benadrukt dat het toerisme op velerlei manieren het respect voor mensenrechten, burgervrijheden en democratie kan bevorderen en de politieke stabiliteit kan verbeteren. Ik wil er tevens op wijzen dat het toerisme in het gunstigste geval een stimulans voor de wederzijdse erkenning van culturen kan zijn, wat van groot belang is in dit tijdperk van globalisering en internationale dreiging. Tegelijkertijd is het vrij duidelijk dat het toerisme ook bepaalde risico’s met zich meebrengt. Voor wat betreft de economische sector bestaat het risico van een te grote
08/09/2005 mate van afhankelijkheid van toerisme, een probleem dat reeds door eerdere sprekers is genoemd. Er is ook gerefereerd aan de risico’s voor het milieu, bijvoorbeeld de bedreiging van drink- en industriewaterbronnen, welke in veel landen zijn uitgeput. Een ander onopgelost probleem is de verwerking van zowel vast als vloeibaar afval. Het spreekt voor zich dat het toerisme tevens een bedreiging voor de maatschappij kan betekenen, bijvoorbeeld als plaatselijke culturen komen te verdwijnen, of in het geval van prostitutie en kinderprostitutie, zoals eerdere sprekers al noemden. In sommige landen leidt toerisme tot verschillende vormen van onverdraagzaamheid, op religieus gebied bijvoorbeeld, en tot verschillende vormen van xenofobie, racisme, en dikwijls ook extremisme. Ik persoonlijk ben verheugd dat dit verslag in stemming wordt gebracht; enerzijds wordt in het verslag de nadruk gelegd op de mogelijkheden die het toerisme biedt, maar anderzijds worden ook de vele risico’s die het met zich meebrengt genoemd. Onder enig voorbehoud zal ik vóór stemmen, ook al ben ik niet van mening dat er een directoraat-generaal voor toerisme moet worden opgericht. 4-045
James Hugh Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, toerisme zou in elke regio een positieve bijdrage moeten leveren aan economische groei en stabiliteit. Toerisme gaat natuurlijk niet samen met terrorisme en bij ons in Noord-Ierland, een gebied dat nu voor goed de donkere schaduw van het terrorisme zou moeten afschudden, zien we momenteel gelukkig een gestage winst door het toegenomen toerisme. Dit is goed nieuws, maar we moeten erkennen dat het volledige potentieel nooit kan worden bereikt, tenzij de regering werkelijk iets doet. Toerisme moet goed worden gepland. Het moet kansen benutten. De Olympische Spelen die in 2012 naar Londen komen, zijn zo’n kans voor mijn regio. Niet alleen de Spelen, maar ook de toeristische spin-off zou zodanig moeten worden beheerd en georganiseerd, dat elke regio binnen het VK er beter van wordt. Het jaar 2012 biedt ook speciale kansen voor Belfast, want dat is de honderdste verjaardag van de Titanic. We hebben gisterenavond trouwens een ‘titanische’ overwinning geboekt in de voetbalwedstrijd tegen Engeland! Er liggen plannen op tafel om van de scheepswerf waar dat beroemde schip is gebouwd een Titanic-tentoonstellingscentrum van wereldklasse te maken. Ik geloof dat noch de nationale regering, noch de Commissie financieel zal willen bijdragen om van deze onderneming een groot succes te maken. 4-046
Richard Seeber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dat het toerisme veel bijkomende gevolgen kan hebben, is geen punt van discussie. Als Tiroler weet ik waarover ik het heb, want Tirol is momenteel een van de meest toeristische gebieden ter wereld. Het toerisme is de snelst groeiende bedrijfstak waarin nu al miljoenen mensen werkzaam zijn. Het heeft het potentieel om de
08/09/2005 ontwikkelingslanden stabiele inkomsten en stabiele economische omstandigheden te verschaffen. Daarbij is het wel van belang dat wij het noodzakelijke juridische kader scheppen om de gevaren en risico's uit te bannen die van het toerisme uitgaan. Het belangrijkst is dat wij een duurzaam fundament leggen waarop het toerisme in de betreffende toeristische bestemmingen zich kan ontwikkelen. Wij dienen de ontvangende landen te beschermen, zoals in paragraaf 35 van de ontwerpresolutie is vastgelegd, waarin wordt gerefereerd aan de code voor ethiek van de WTO. Dat houdt in dat de toeristen respect voor de ontvangende landen dienen te betrachten en de na verloop van tijd ontstane structuren niet kapot mogen maken met hun gedrag. Uitwassen zoals sekstoerisme dienen scherp te worden veroordeeld en moeten vooral ook gerechtelijk worden vervolgd. Wij dienen de Europese programma’s te handhaven waarmee de strijd tegen deze uitwassen financieel wordt ondersteund. Ten tweede dienen wij de natuur van de toeristische bestemmingen te beschermen. Het gaat er niet alleen om om speculatie met onroerend goed te voorkomen, zoals dat in paragraaf 40 wordt aangegeven. Door onze leefgewoonten vernielen we de natuurlijke bronnen in deze landen. Bedenk bijvoorbeeld dat wij een veel hoger water- en energieverbruik hebben dan deze landen. Door ons gedrag daar ter plekke exporteren we natuurlijk ook onze manier van leven. De hoeveelheid afval stijgt eveneens sterk. Dat kan ertoe leiden dat de natuurlijke ruimte wordt vernield en dat het tot een te intensief gebruik komt. Daarom dienen wij van het begin af aan te werken aan concepten voor een duurzaam toerisme. Alleen onder deze voorwaarden kan het toerisme zijn positieve effecten volledig ontplooien. Dat wil zeggen: het creëren van werkgelegenheid en welvaart, het bevorderen van de economische ontwikkeling en met name ook het leveren van een positieve impuls aan de bevolkingsaanwas en het maatschappelijk leven. Het toerisme kan bijdragen aan begrip voor andere volken, en dat is bitter nodig in een wereld die helaas steeds onzekerder wordt! In ieder geval ben ik erg blij met het verslag. 4-047
Luca Romagnoli (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, we kunnen niet om de belangrijke rol, die toerisme als drijfveer voor de economie en de economische groei kan vervullen, heen. Ik heb echter enige twijfels met betrekking tot het verslag-Cornillet, waarin een aantal overbodige en naïeve beweringen is opgenomen. Onder overweging S bijvoorbeeld, de nadruk die wordt gelegd door ‘en haar beschermers’ zou eerlijk gezegd veranderd moeten worden. Daarnaast staan onder overweging AG enkele nietszeggende voorstellen, zoals het voorstel om het sekstoerisme aan te pakken in samenwerking met NGO's en ook het voorstel om door de Unie gecontroleerde toeristische initiatieven te bevorderen, lijkt onpraktisch.
21 Omwille van de correctheid ten slotte: het is onmogelijk om, zoals in paragraaf 30 gebeurt, de nieuwe rechtsgrondslag voor het toerisme die in de Europese Grondwet is opgenomen, te "verwelkomen", aangezien de Grondwet momenteel waardeloos, dood en begraven is als gevolg van de uitkomst van de referenda en bijvoorbeeld ook als gevolg van de angst van de regering-Blair om in de nabije toekomst nog een dergelijke stemming te organiseren. Tot slot is voor ontwikkeling en toerisme geen toename van de uitgaven nodig. Ik ben tegen versterking van de bestaande diensten of het in het leven roepen van nieuwe diensten binnen de directoraten-generaal van de Europese Commissie, zoals voorgesteld door de rapporteur. 4-048
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb met grote belangstelling geluisterd naar de meningen en opmerkingen die met betrekking tot dit verslag zijn geformuleerd. Allereerst zou ik willen zeggen dat ik over het geheel genomen de hoofdlijnen van het verslag kan onderschrijven, met uitzondering wellicht van enkele punten die in de loop van het debat zijn opgeworpen en waar ik mij niet in kan vinden. Het toerisme kan een belangrijke motor zijn voor de ontwikkeling van een arm land. Dat gezegd zijnde, moeten we echter wel bepalen wat hiervan de sociale effecten, de milieueffecten en de effecten voor - jawel het cultureel erfgoed zijn. Immers, zelfs bij ons in Europa zorgt massaal bezoek aan bepaalde plaatsen voor slijtage en verval waartegen maatregelen getroffen moeten worden. Ik denk dus dat we voortdurend de noodzaak om de culturele rijkdommen van landen te beschermen in het achterhoofd moeten houden. Aan de al genoemde effecten zou ik nog de effecten van speculatie en de economische effecten willen toevoegen. Er is evenwel, naar ik meen, een fundamenteel beginsel dat we in acht moeten nemen, te weten dat het eerst en vooral aan de partnerstaten is om de keuze te maken voor het toerisme als prioritaire economische sector. Het is niet aan ons om dat besluit voor hen te nemen. Op grond daarvan lijkt het me voor de Commissie van belang – en, mevrouw Kinnock, ik zal mij er zeer sterk voor inzetten – dat zij, behalve via ontwikkelingsprojecten bij te dragen aan de totstandkoming van toeristische infrastructuren, ook de regeringen zou kunnen laten profiteren van haar knowhow inzake de evaluatie van de positieve en negatieve effecten van investering in de toeristensector en van het gebruik van de verschillende beschikbare instrumenten om de minder wenselijke gevolgen te vermijden. Ik denk dat dat een onderwerp voor verdere studie is maar ik ben het met u eens, mevrouw Kinnock, dat het van onze kant nog niet voldoende is overdacht. Ik beloof u dus dat wij op dat punt aan het werk gaan, omdat ik denk dat wij inderdaad de nodige knowhow met de betreffende landen kunnen delen opdat de
22
08/09/2005
investeringen in het toerisme beantwoorden aan een reeks criteria die overeenkomen met de beste praktijken.
pas wordt gemaakt als de ziekte sterk is geworden door te lang te wachten. Dat is mijn thema.
Ik wil daar nog een klein terzijde aan wijden. Ik werk op dit moment aan een concept voor een soort ethisch keurmerk voor particuliere ondernemingen die middelen ontvangen en beheren die de Commissie hun op basis van de ontwikkelingssamenwerking toekent. Binnenkort zal ik de gelegenheid krijgen hierover met het Parlement van gedachten te wisselen en het te raadplegen. Er kan een verband worden gelegd tussen dit keurmerk en voornoemde overdenking.
In 2005 hebben we al veel gezondheidsbedreigingen gezien. Ook is er een nieuwe gezondheidsbedreiging op onze agenda geplaatst, toen Marburg in Angola de kop opstak met een sterftecijfer van boven de 90 procent. Europa heeft snel gereageerd in de vorm van steun aan Artsen zonder Grenzen. Het leverde hierbij niet alleen krachtige antibiotica en intraveneuze vloeistoffen, maar ook waterzuiveringssystemen en beschermende materialen voor eenmalig gebruik.
Tot slot wil ik kort iets zeggen over het sekstoerisme. Voorgesteld wordt de begrotingslijn ter bestrijding van het sekstoerisme in ere te herstellen, om te zorgen dat de middelen voor deze actie doelmatig worden besteed. Met de hervorming van de begrotingslijnen die zij in het kader van de financiële vooruitzichten 2007-2013 heeft voorgesteld beoogt de Commissie echter een doelmatiger en rationeler kader in te stellen voor het creëren en beheren van begrotingslijnen, een einde te maken aan onnodige versnippering en het stellen van prioriteiten binnen deze lijnen te verbeteren. Het Europees Parlement en het maatschappelijk middenveld zullen uit-en-ter-na worden geraadpleegd met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze hervorming. Daar sta ik voor in. Een zo belangrijk onderwerp als de bestrijding van het sekstoerisme zal zeker de aandacht krijgen die het toekomt binnen het thema “Menselijke en sociale ontwikkeling”, samen met andere kwesties als aidsbestrijding, gendergelijkheid, problemen inzake scholing of sociale samenhang.
Dit is maar één voorbeeld dat laat zien dat waakzaamheid, preventie en snel reageren noodzakelijk zijn, en één reden waarom we nooit kieskeurig mogen zijn in onze strijd tegen ziekten. We moeten doorgaan met het aanpakken van de drie grote ziekten – aids, tuberculose en malaria. Daarnaast moeten we echter beseffen dat er evenveel of zelfs meer mensen sterven, chronisch ziek worden of met handicaps moeten leven als gevolg van ziekten die door de wereld worden verwaarloosd. Het is tijd om een einde te maken aan dat fatalisme. Het is tijd om ons actief om deze verwaarloosde ziekten te bekommeren en werkelijk hoop te geven aan de mensen die met die ziekten leven en er maar al te vaak aan sterven.
Hoe het ook zij, u kunt ervan op aan dat wij met grote toewijding en vastberadenheid zullen proberen een arsenaal aan steuninstrumenten samen te stellen ten behoeve van ontwikkelingslanden die willen investeren in het toerisme. 4-049
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt om 12.00 uur plaats. 4-050
Belangrijke en verwaarloosde ziekten in ontwikkelingslanden 4-051
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A60215/2005) van John Bowis, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over belangrijke en verwaarloosde ziekten in ontwikkelingslanden [2005/2047(INI)]. 4-052
John Bowis (PPE-DE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik begin mijn verslagen altijd met een citaat. In dit geval luidt het als volgt: Principiis obstata; sero medicina paratur cum mala per longas convaluere moras. Misschien is dit lastig voor de tolken, maar dit is de oudste taal, of een van de oudste talen van Europa. Het is van Ovidius en betekent: Roep het een halt toe aan het begin; het is te laat wanneer een geneesmiddel
Wereldwijd wordt tien procent van de biomedische onderzoeksfondsen gebruikt voor de problemen die 90 procent van de ziekten veroorzaken waaronder de wereld gebukt gaat. Zo scheef is de verhouding. Eind 2004 waren er voor alle verwaarloosde ziekten slechts 18 O&O-projecten die zich bezighielden met klinische ontwikkeling en nog eens 42 die van start moesten gaan. Tegelijkertijd waren er voor andere ziekten 2100 projecten gericht op klinische ontwikkeling. Minder dan één procent van de 1393 nieuwe medicijnen die tussen 1975 en 1999 op de markt zijn gebracht, waren voor tropische ziekten. Elk jaar sterven er anderhalf miljoen kinderen jonger dan vijf jaar aan met een vaccin te voorkomen ziekten. Te vaak krijgen patiënten die lijden aan slaapziekte, leishmaniasis, dengue, trachoma en vele andere ziekten verouderde medicijnen, waarvan sommige zeer toxisch zijn of slecht werken. Sommige ziekten worden verwaarloosd omdat ze in westerse landen bijna niet voorkomen. Dit betekent dat er geen markt is ontstaan om zulke medicijnen voor te ontwikkelen. Andere ziekten worden verwaarloosd omdat westerse medicijnen niet beschikbaar worden gesteld of niet betaalbaar worden gemaakt. Persoonlijk leef ik met diabetes. Ik heb toegang tot westerse geneeskunde, behandeling en zorg. Toen we in Mali waren voor de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, ben ik de lokale diabetesklinieken gaan bezoeken. Er waren er twee, beide in Bamako, en ze konden er geen medicijnen of insuline betalen. De gevolgen hiervan waren amputaties en blindheid, leveraandoeningen en vroegtijdig overlijden.
08/09/2005 Ik roep op tot meer onderzoek voor verwaarloosde ziekten en meer steun voor zorgprojecten in ontwikkelingslanden. Klinisch onderzoek verloopt traag en is versplinterd. Er is veel basisonderzoek en –kennis voorhanden op het gebied van parasieten en genomen, maar er moet meer overbruggend onderzoek worden gedaan om basisonderzoek om te zetten in geteste en veilige medicijnen en klinische toepassingen. Ik ben een groot voorstander van de oproep van de DNDi voor meer onderzoek op dit gebied en ik hoop dat ook collega’s de campagne zullen steunen. Er wordt eveneens opgeroepen tot meer beschikbare en betaalbare hulp voor ziekten die de ontwikkelde wereld teisteren, zoals diabetes, epilepsie, depressie en schizofrenie. Wereldwijd lijden 52 miljoen mensen aan epilepsie; 80 procent hiervan wordt niet behandeld; 70 procent zou met relatief goedkope anti-epilepsiemedicijnen voor vijf euro per dag zonder aanvallen kunnen leven. Maar er verandert niets. Ik ben zeer tevreden over wat de Commissie heeft gedaan op het gebied van HIV/aids, malaria en tbc. Haar mededeling en vervolgens het actieprogramma zijn zeer welkom. We weten dat zich in 2004 meer nieuwe aidsbesmettingen hebben voorgedaan dan in elk voorafgaand jaar. We weten dat de prijzen voor anti-retrovirale medicijnen een steeds grotere bedreiging vormen voor de volksgezondheid – dat heeft de WHO bekendgemaakt. We weten dat malaria waarschijnlijk goed kan worden behandeld met het nieuwe medicijn op basis van de Artemisia-plant. Daarom moeten we de productie en distributie hiervan versnellen, evenals van met insecticide behandelde muskietennetten. Wat tbc betreft, moeten we het verband met aids inzien. Jaarlijks sterven namelijk twee miljoen mensen aan de kruisresistente versies. Ik dring er bij de Commissie op aan om haar goede werk op het gebied van tbc, aids en malaria voort te zetten en om haar inspanningen voor de verwaarloosde ziekten een nieuwe impuls te geven, omdat zij ook leiden tot sterfte en uitputting in de derde wereld. 4-053
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, ik wil de heer Bowis feliciteren met zijn verslag. Hij heeft bepaalde essentiële punten vastgesteld waarop de Commissie zich in de komende jaren zal richten met de hulp van het Parlement en de lidstaten. De Europese Commissie wil betere resultaten boeken op het gebied van gezondheid via projecten, sectorale begrotingssteun en algemene begrotingssteun gekoppeld aan de resultaten op het gebied van gezondheid. De Commissie zal tevens onderzoek en ontwikkeling blijven steunen ter voorkoming, behandeling en genezing van ziekten, waaronder de zogenaamde verwaarloosde ziekten. Het actieprogramma voor de versnelde bestrijding van HIV/aids, malaria en
23 tuberculose stelt extra acties voor om de strijd aan te binden met deze drie grote armoedegerelateerde ziekten. Het programma bevat een reeks samenhangende, concrete en vaak gezamenlijk door de Europese Commissie en de lidstaten op touw gezette acties, die zowel in de partnerlanden als op mondiaal niveau ten uitvoer gelegd moeten worden om deze ziekten effectiever te kunnen bestrijden en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te realiseren. Onze acties moeten bijdragen aan een geloofwaardiger preventief beleid, toegang tot behandeling en investeringen om nieuwe vaccins en andere instrumenten voor preventie en behandeling te ontwikkelen. In dit verband zal Europa zijn politieke dialoog met zijn partners uitbreiden teneinde hen te helpen de enorme uitdagingen het hoofd te bieden waarmee ze geconfronteerd worden, via ambitieuze strategieën en actieve participatie door het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector. Europa zal bijdragen aan het versterken van de capaciteit in deze landen op belangrijke terreinen, met name de regels ten aanzien van de beoordeling en toelating van geneesmiddelen, evenals onderzoek. Ik wil u eveneens deelgenoot maken van andere initiatieven die ik reeds genomen heb en die direct verband houden met het actieprogramma. Het eerste initiatief heeft betrekking op de personeelstekorten in de gezondheidszorg in de ontwikkelingslanden. Zoals u weet is dit een nijpend probleem in de landen die hun acties willen uitbreiden in het kader van de strijd tegen de drie ziekten. Ik zal derhalve het College een mededeling doen toekomen waarin manieren worden genoemd om deze strijd te versterken, in samenwerking met de lidstaten van de Europese Unie en de Afrikaanse Unie. Ook ga ik een nieuw initiatief op poten zetten om de beschikbaarheid van nieuwe geneesmiddelen te garanderen. Dit vergt extra steun van de Wereldgezondheidsorganisatie. Tevens vereist het nieuwe maatregelen op Europees niveau teneinde het bedrijfsleven ertoe te bewegen te investeren in onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen die specifieker gericht zijn op het genezen van ziekten die uitsluitend voorkomen in bepaalde landen waaraan de sector momenteel klaarblijkelijk weinig economisch belang toekent. Ik heb geprobeerd u een beter idee te geven van de wijze waarop de Commissie uitvoering wil geven aan het actieprogramma, door de samenwerking met de lidstaten van de Europese Unie, de programmering van middelen en het op poten zetten van specifieke initiatieven. Ik hoop van harte ten aanzien van deze thema´s een dialoog met u te kunnen voeren. 4-054
Alexander Stubb, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is altijd mijn droom geweest om als laatste het woord te hebben voor de stemming.
24
08/09/2005
Dan weet je namelijk zeker dat velen op het puntje van hun stoel zitten, hoewel eigenlijk niemand echt luistert.
(De Voorzitter stelt vast dat geen bezwaar wordt gemaakt tegen het mondeling amendement)
Ik wil drie heel korte opmerkingen maken. Ten eerste steunen mijn fractie en ik het uitstekende verslag van de heer Bowis. Ontwikkelingshulp wordt vaak gezien als een soort postkoloniale regeling om ons geweten te sussen. Dit keer is dat niet het geval: het gaat over mensen en het beschermen van de wereld tegen de verspreiding van epidemische ziekten. Dit zijn onderwerpen die ons allemaal aangaan en daarom steunt mijn fractie het verslag.
4-063
Mijn tweede opmerking is dat er op dit gebied meer onderzoek moet worden gedaan. We weten heel weinig over epidemische ziekten en hoe zij zich verspreiden. Er wordt uitgebreid aan gewerkt, maar er moet meer geld in worden geïnvesteerd en de Commissie en de Europese Unie zouden hiervoor de juiste bron kunnen zijn. Mijn laatste punt is dat we meer geld nodig hebben. Het staat als een paal boven water, zoals ook blijkt uit het verslag van de heer Bowis, dat financiering de voornaamste prioriteit is. Tussen 1975 en 1999 was bij voorbeeld minder dan één procent van de nieuwe medicijnen bestemd voor de behandeling van tropische en epidemische ziekten. We moeten echt iets doen. We hebben echt meer geld en onderzoek nodig, maar mijn fractie steunt het voorliggende verslag volledig. 4-055
(Aangezien het tijdstip van de stemmingen aangebroken, wordt het debat thans onderbroken.)
is
4-064
Genderdiscriminatie in gezondheidssystemen 4-065
Europese scholen 4-066
Toerisme en ontwikkeling 4-067
- Vóór de stemming over overweging Q: 4-068
Thierry Cornillet (ALDE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, een mondeling amendement. Overweging Q is inderdaad ietwat cru geformuleerd in de zin dat ze stelt dat het “toerisme de vijand van totalitarisme en dictators” is. Opdat het amendement de goedkeuring kan wegdragen van mijn collega´s wilde ik de formulering derhalve wat afzwakken door te zeggen: “de ontwikkeling van het toerisme kan een middel zijn in de strijd tegen totalitarisme en dictators”. (Applaus) 4-069
(De Voorzitter stelt vast dat geen bezwaar wordt gemaakt tegen het mondeling amendement) De Voorzitter. – Hiermee is de stemming beëindigd. 4-070
4-056
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter 4-057
Stemmingen
Stemverklaringen 4-071
- Natuurrampen (branden en overstromingen) (RCB6-0458/2005) 4-072
4-058
De Voorzitter. – Aan de orde is de stemming. (Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen: zie notulen) 4-059
Natuurrampen (branden en overstromingen) 4-060
- Vóór de stemming over paragraaf 10: 4-061
Luis Manuel Capoulas Santos (PSE). – (PT) Ik stel een amendement voor op paragraaf 9 van de resolutie. Ik ben van oordeel dat de zin "and creating a joint border civil protection corps" vervangen moet worden door "and creating a european civil protection corps taking special account of the vulnerabilities of border zones". Ik wil u er tevens op attenderen dat in paragraaf 17 van de Portugese vertaling een kleine fout geslopen is. Daarom moet paragraaf 17 van de Engelse versie als referentie worden genomen. 4-062
Een duurzaam Europees toerisme
Gilles Savary (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag alle collega's feliciteren en bedanken die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze resolutie. Het is jammer genoeg niet de eerste, en het zal waarschijnlijk niet de laatste zijn. Ik zou nochtans graag zien dat er wat mee wordt gedaan. Ik heb persoonlijk voor de resolutie gestemd omdat deze een paragraaf 12 bevat waarin de Commissie wordt aangesproken op haar verantwoordelijkheid en gevraagd zich volledig rekenschap te geven van de noodzaak om maatregelen ter voorkoming van bosbranden te financieren. In 1992 was er een verordening. Deze verordening is in 2003 afgeschaft, ten gunste van Forest Focus, dat 61 miljoen euro krijgt voor ecologische beschermingsprogramma's en slechts 9 miljoen euro voor het bestrijden van bosbranden. Ik kom zelf uit een bosrijk gebied en ik kan u zeggen dat de bosbeheerders deze situatie betreuren, want de financiering is hoog nodig om brandgangen, voorzieningen en bewakings- en controlesystemen aan te brengen die zeer effectief zijn als het gaat om het voorkomen van bosbranden.
08/09/2005 Ik vraag de Commissie dan ook om deze resolutie uiterst serieus te nemen door voldoende begrotingsmiddelen uit te trekken voor het voorkomen van bosbranden en het aanbrengen van preventieve voorzieningen. Zo niet, dan moet de conclusie helaas zijn dat onze solidariteit vaak van korte duur is. 4-073
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Ik beschouw de gezamenlijke ontwerpresolutie over natuurrampen als een buitengewoon belangrijk signaal naar de Europese burgers, en ik heb voorgestemd. Het belang van de ontwerpresolutie wordt onderstreept door het feit dat klimatologische extremen niet langer toevallige gebeurtenissen zijn, maar een duidelijk omlijnde weertrend vormen. De invloed van de opwarming van de aarde op het dagelijks weer is onmiskenbaar. Het is voor de hele wereld een grote uitdaging geworden de doelstellingen van Kyoto te bereiken. Wetenschappers geloven dat als wij de uitstoot van broeikasgassen niet drastisch terugbrengen, Europa in de komende vijftig jaar de kracht van het weer als nooit tevoren zal ondervinden. Het is nú tijd om een duidelijke strategie te ontwerpen en maatregelen te treffen, ook financiële, die ons in staat zullen stellen natuurrampen te voorkomen, af te wenden of ten minste uit te stellen. De lange tijd die het gekost heeft om de steun voor het Slowaakse Tatragebergte vrij te maken, heeft laten zien dat het verhelpen van de gevolgen van natuurrampen in de toekomst de volledige geëngageerdheid van Europa zal vereisen, alsook onmiddellijke financiële ondersteuning vanuit het solidariteitsfonds wanneer een lidstaat daarom vraagt. 4-074
Jan Andersson, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Wij Zweedse sociaal-democraten hebben gestemd vóór de resolutie over natuurrampen, omdat wij ons achter de algemene teneur ervan kunnen scharen. Wij delen de opvatting dat de rampen in hoge mate het gevolg zijn van de klimaatveranderingen, die tot extreme weersomstandigheden leiden. Om die klimaatveranderingen het hoofd te kunnen bieden, moeten de wereldwijde activiteiten rond het Protocol van Kyoto worden voortgezet en geïntensiveerd. Wij geloven ook dat de lidstaten van de EU elkaar allemaal kunnen helpen om de acute crises in het spoor van de natuurrampen met succes te bestrijden. Daarentegen vinden wij dat een aantal voorstellen te gedetailleerd is en te ver gaat. Wij betwijfelen of landbouwsubsidies moeten worden gebruikt voor de aanleg van brandgangen, en wij willen geen door de EU gefinancierd systeem van landbouwverzekeringen. 4-075
Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Wij verwelkomen internationale solidariteit als landen worden getroffen door natuurrampen of andere gebeurtenissen met
25 vernietigende gevolgen. We vinden echter niet dat de EU dit soort gebeurtenissen moet gebruiken om de invloed van de Unie op diverse politieke terreinen te versterken. De Commissie moet geen gedetailleerde analyses maken van de oorzaken van bosbranden. De EU moet geen gemeenschappelijk beleid ontwikkelen voor de wijze van bosbrandbestrijding. Er moeten geen EU-organen worden opgericht met verantwoordelijkheid voor het bewaken van verschillende klimaatfactoren. Het is te betreuren dat het Europees Parlement elke gelegenheid probeert aan te grijpen om de posities van de EU naar voren te verschuiven. 4-076
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het verheugt ons dat deze resolutie, waaraan wij een belangrijke bijdrage hebben geleverd, ingang heeft gevonden. Wij willen met name uw aandacht vestigen op de aanneming van de volgende voorstellen die wij opnieuw aan de plenaire vergadering hebben voorgelegd: - het dringende verzoek om het solidariteitsfonds van de Europese Unie onmiddellijk toe te passen op de getroffen gebieden en landen; - de oproep tot de Commissie om de relevante administratieve procedures op Europees niveau te bespoedigen, met name die welke betrekking hebben op de herprogrammering van de structuurfondsen en het Cohesiefonds, en de veel te starre toepassing van deze fondsen te versoepelen; - en het dringende verzoek aan de Europese Unie om steun te verlenen voor de herbebossing van de geteisterde gebieden. Wij vertrouwen erop dat deze voorstellen werkelijkheid zullen worden. Wij betreuren het evenwel dat onze voorstellen verworpen zijn. Het gaat om het volgende: - de opstelling van een door de Europese Unie gefinancierde openbare landbouwverzekering om te waarborgen dat de landbouwers over een minimuminkomen kunnen beschikken in geval van openbare rampsituaties zoals droogte, brand en overstromingen; - het verzoek aan de Raad om in het voorstel voor de komende financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 rekening te houden met de noodzaak om mechanismen ter ondersteuning van de getroffen bevolking in het leven te roepen en daarbij de nodige aandacht te besteden aan de preventie van dergelijke grootschalige rampen ten gevolge van de klimaatverandering zodat de gevolgen tot een minimum beperkt kunnen worden. 4-077
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) De grootschalige branden en overstromingen waar Europa
26
08/09/2005
deze zomer mee te maken heeft gehad, tonen eens te meer aan dat we een globale strategie voor klimaatverandering serieus moeten nemen.
deze ramp. Menselijke onachtzaamheid is echter ook een factor die niet zomaar over het hoofd mag worden gezien.
We moeten de regels van het Solidariteitsfonds zodanig verduidelijken, dat makkelijk hulp kan worden toegestaan aan mensen die direct zijn getroffen door natuurrampen. Daarnaast moeten op aanvraag van de lidstaten snel middelen kunnen worden vrijgemaakt.
Persoonlijk geloof ik dat de inspanningen van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, op initiatief van de afgevaardigden van de Portugese Volkspartij (CDS-PP), uiteindelijk in hoge mate zullen bijdragen aan de bewustmaking van de communautaire instellingen en de eventuele beschikbaarstelling van financiële middelen.
4-078
Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. − (DE) Het is een goede zaak dat het Europees Parlement nu eindelijk inziet dat het noodzakelijk is om bij natuurrampen in te grijpen. Niet in de laatste plaats door de gigantische branden in Zuid-Europa en de ernstige overstromingen in Midden-Europa moet de EU nu dringend de bestaande publieke capaciteiten uitbreiden. Met het volstrekte falen van de Amerikaanse overheid na de overstromingsramp in New Orleans nog vers in het geheugen, dient er een einde te worden gemaakt aan de neoliberale bezuinigingsdrift, waardoor levensreddende instanties stuk voor stuk de das wordt omgedaan.
Deze resolutie, waarin ook gewag wordt gemaakt van rampen in andere lidstaten die om dezelfde redenen onze solidariteit verdienen, bevordert het besluitvormingsproces en de tenuitvoerlegging van de vereiste acties. Ik zou hier met name uw aandacht willen vragen voor de dringende noodzaak om opnieuw subsidies voor brandgangen in te voeren en de oproep om het solidariteitsfonds in te zetten. Met betrekking tot deze twee punten kan ik helaas alleen maar besluiten dat de Portugese regering ongelooflijk nalatig is geweest. 4-080
We moeten een stokje steken voor de vermenging van civiele en militaire structuren, waar EU-woordvoerders inzake het militaire beleid zoals Javier Solana, de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, en de Groene Europarlementariër Angelika Beer, voor pleiten. Deze vermenging heeft niet alleen de militarisering van civiele structuren tot gevolg, maar brengt ook de civiele hulpverleners ernstig in gevaar, doordat zij als deel van de strijdkrachten worden beschouwd en dus, zoals we in Afghanistan hebben gezien, als een partij in het conflict. Opdat er voortaan meer geld wordt uitgetrokken voor hulp bij rampen, dienen ook EU-projecten zoals GALILEO te worden beëindigd. GALILEO is een satellietsysteem dat ook voor militaire doeleinden kan en zal worden ingezet. GALILEO subsidieert het ruimtevaart- en wapenconcern EADS, maar dit systeem komt vele jaren te laat om succes te hebben. Het is de bedoeling dat GALILEO in de toekomst ook een cruciale rol gaat spelen in het Europees veiligheids- en defensiebeleid, dat gericht zal zijn op militaire interventies. 4-079
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De ramp die Portugal opnieuw heeft geteisterd en honderdduizenden hectaren in de as heeft gelegd, vele gezinnen dakloos heeft gemaakt, grote delen van het platteland heeft verwoest en, erger nog, verschillende doden heeft veroorzaakt, verdient al onze aandacht en verplicht ons ertoe oplossingen te zoeken die ons in de gelegenheid stellen de gevolgen tot een minimum te beperken, althans voor zover dat mogelijk is. Tegelijkertijd moeten wij samen serieuze inspanningen leveren om herhaling te voorkomen. Het is duidelijk dat de klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande extreme hitte de directe en onmiddellijke oorzaak zijn van de grootschaligheid van
Verslag-Quieró (A6-0235/2005) 4-081
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Als Europees afgevaardigde van een regio in Frankrijk, het Centraal Massief, die zich sterk richt op de ontwikkeling van het toerisme, ben ik blij het verslag van mijn collega Luis Queiro te hebben gesteund, en ook ik wil hem graag feliciteren met zijn uitstekende werk. De toerismebranche had reikhalzend uitgezien naar deze stemming. Het toerisme behoort namelijk tot de sterkst groeiende economische sectoren van de Europese Unie. De branche telt ruim 2 miljoen bedrijven, voor het merendeel KMO's. Ik ben dan ook zeer te spreken over de amendementen waarin wordt gevraagd om het speciale BTW-stelsel betreffende de winstmarge van reisbureaus en reisorganisaties te vereenvoudigen, evenals met het behoud van de concurrentiepositie van Europese touroperators ten opzichte van touroperators in derde landen. Ik hoop tevens dat de Raad zonder verder talmen een besluit zal nemen over het verlagen van de BTWtarieven, zodat de lidstaten gereduceerde tarieven voor de horeca kunnen invoeren, zoals reeds het geval is voor andere activiteiten die verband houden met het toerisme. Restaurateurs hebben talrijke toezeggingen gekregen, en nu verwachten ze van ons concrete resultaten. Laten we ze niet teleurstellen! Tot slot is het onontbeerlijk dat de Raad en de Commissie een overkoepelende aanpak ontwikkelen ten behoeve van het toerisme ... (Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)
08/09/2005 4-082
Maria Carlshamre en Cecilia Malmström (ALDE), schriftelijk. – (SV) Toerisme is een zeer belangrijke bedrijfstak voor de meeste EU-landen, maar toerisme hoort niet tot het terrein van het communautaire beleid. Toch wordt de Commissie in dit verslag opgeroepen om maatregelen op toeristisch gebied te nemen. In het verslag wordt ook voorgesteld om een speciale post voor toerismegerelateerde maatregelen in de EU-begroting op te nemen. Wij vinden toerisme een voorbeeld van iets wat de lidstaten zelf moeten regelen en geen gebied waar de EU zich mee moet bemoeien. Daarom hebben wij tegen het verslag gestemd. 4-083
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) De Zweedse conservatieven hebben tegen het verslag over toerisme gestemd en benadrukken daarmee dat het toerisme, conform het subsidiariteitsbeginsel, tot de bevoegdheden van de lidstaten behoort. Omdat dit geen communautair terrein is, zijn wij ook tegen de tendens in het rapport om in die richting te gaan, met de bijbehorende stappen. Zo zien wij bijvoorbeeld geen reden voor de Commissie om een toerismepakket uit te werken, dat een herziening zou inhouden van geldende richtlijnen over consumentenrechten op toerismegebied. Deze maatregelen moeten in de lidstaten met de betrokken partijen worden ontwikkeld. 4-084
Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor het verslag van de heer Queiró gestemd, dat over het geheel genomen mijn persoonlijke steun en de steun van mijn fractie heeft genoten. Ik ben afkomstig van Madeira, een regio waar het toerisme een van de belangrijkste instrumenten is om duurzame ontwikkeling te waarborgen. Het is dan ook begrijpelijk dat dit verslag mijn goedkeuring wegdraagt. Mijn steun is voornamelijk gebaseerd op de volgende redenen: ten eerste, het belang van het toerisme op zowel Europees als nationaal en regionaal niveau, vanwege zijn bijdrage aan de economische groei, het scheppen van werkgelegenheid en de technologische innovatie, hetgeen op zijn beurt de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie van Lissabon ten goede komt; ten tweede, het ontwikkelingspotentieel dat wordt verleend aan regio’s met economische moeilijkheden en specifieke geografische kenmerken, zoals de ultraperifere regio’s; ten derde, de bijdrage van de Europese Unie en de communautaire acties – ter ondersteuning en coördinatie van en aanvulling op de acties van de lidstaten – aan de ontwikkeling van de toeristische sector; ten vierde, in dezelfde context, de prikkel die aan de Europese Unie wordt gegeven om meer doeltreffende structuren in het leven te roepen en adequate financiële middelen ter beschikking te stellen; ten vijfde, de rol van het toerisme bij de bescherming van het milieu, de ruimtelijke ordening en het behoud en de dynamisering van de culturele waarden, de tradities, de gebruiken en het natuurlijk en artistiek erfgoed; en ten laatste, de aandacht die wordt besteed aan de
27 veiligheid en de bescherming van de rechten van de toerist als consument. 4-085
Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Wij stemmen tegen dit verslag. Dit is geen kwestie waar de EU zich mee moet bezighouden. In overweging E van het verslag staat dat toerisme op dit ogenblik geen communautair beleidsterrein is, maar dat het op grond van het subsidiariteitsbeginsel de verantwoordelijkheid van de lidstaten is. Dat is een geheel juiste beoordeling. Desondanks bevat het verslag een overvloed aan voorstellen voor een toerismebeleid op EU-niveau, dat inhoudt dat: - toeristendiensten worden geclassificeerd op EUniveau; - er een speciaal educatief netwerk voor opleidingen op toeristisch gebied wordt opgebouwd; - er instanties worden opgericht die toeristen vertegenwoordigen in hun hoedanigheid van consumenten; - er een contactgroep wordt opgericht waarin de lidstaten en de toeristische industrie deelnemen; - er een netwerk wordt opgericht voor de uitwisseling van beste werkwijzen voor instellingen die riskante sport- en vrijetijdsactiviteiten aanbieden. Wij zijn tegen al dit soort voorstellen. Hoewel de ontwerp-Grondwet voor de EU is verworpen, wordt ernaar verwezen als reden waarom toerisme een onderwerp voor de EU is. Er wordt voorgesteld om een speciale post voor toerisme op de begroting van de EU op te voeren. De Top van juni heeft duidelijk aangetoond dat de lidstaten niet willen betalen voor allerlei nieuwe politieke terreinen. De motivering voor het verslag, namelijk is dat toerisme bijdraagt tot groei en werkgelegenheid en daarom van centraal belang is voor het proces van Lissabon, kan op vrijwel alle terreinen worden toegepast. Wij vinden dat het subsidiariteitsbeginsel voorrang heeft op deze gedachtegang. 4-086
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij stellen het op prijs dat ons voorstel is aangenomen. : - "wijst erop dat het behoud van het cultureel erfgoed, met name erfgoed dat als werelderfgoed is aangemerkt door de UNESCO, van enorm belang is voor de duurzame ontwikkeling van het toerisme in de EU" en "verzoekt de Commissie meer financiële middelen te verstrekken voor het behoud van het cultureel erfgoed"; Helaas zijn sommige van de voorstellen die wij hebben ingediend verworpen. Het gaat onder meer om de volgende suggesties: - "bezorgdheid over het precaire karakter van de werkgelegenheid in de toeristische sector, die het gevolg is van de arbeidsrelaties, het niveau van de salarissen, de
28 arbeidsomstandigheden en het seizoenwerk" en "noodzaak om te investeren in werkgelegenheid van goede kwaliteit en opleiding van de werknemers uit de sector (beroepsopleiding, verbetering van de arbeidsvoorwaarden, bevordering van stabiele arbeidscontracten) teneinde de kwaliteit van de geleverde diensten te verhogen en de sociale samenhang te versterken"; - de vaststelling dat "de toeristische sector een belangrijke bijdrage levert aan de economische ontwikkeling, de regionale werkgelegenheid en de territoriale samenhang" en het dringende verzoek om "de ontwikkeling van deze sector te steunen, niet alleen door de referentie aan het toerisme te integreren in de verschillende communautaire beleidsacties en fondsen, maar ook via de oprichting van een specifiek communautair programma ter bevordering van de sector en de samenwerking tussen de betrokken economische en sociale actoren". 4-087
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Ik ben het op hoofdlijnen eens met dit verslag. Ik heb echter enkele bedenkingen bij de visie op de ontwikkeling van het toerisme, die naar mijn idee te veel gericht is op de bescherming van het milieu en de consumenten. De stem van de consument en de milieubeweging wordt namelijk al ruimschoots vertegenwoordigd binnen de Europese instellingen: de bescherming van de consument en het milieu zijn het onderwerp van specifieke titels in de verdragen en hele directoratengeneraal van de Commissie houden zich respectievelijk met deze beide kwesties bezig. Waarom er dan nog een schepje bovenop willen doen op deze terreinen? Persoonlijk ben ik van mening dat elke vorm van toerismebeleid voornamelijk gericht zou moeten zijn op de economische activiteit die de toeristische sector met zich meebrengt en dat een evenwichtige benadering van de verschillende polen slechts kan worden gerealiseerd als de belangen van de toeristische dienstverleners (hoteleigenaren, restaurateurs, reisorganisaties, allerlei ambachten, particuliere vervoerbedrijven, etc.) volledig worden behartigd. De rapporteur heeft gelijk wanneer hij stelt dat het toerisme een groeifactor is, maar om dit potentieel ten volle te benutten moeten onze economische actoren in staat worden gesteld de concurrentie aan te gaan en niet gedwarsboomd worden door een overdaad aan regels en heffingen zoals deze vooral in Frankrijk van kracht zijn. 4-088
Verslag-Svensson (A6-0250/2005) 4-089
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) De Zweedse conservatieven hebben gestemd tegen het initiatiefverslag over genderdiscriminatie in gezondheidssystemen. Vraagstukken inzake gelijke
08/09/2005 kansen, ziekenzorg en gezondheidszorg moeten net als vele andere thema’s waarvoor de verschillende lidstaten verschillende oplossingen en tradities kennen, op nationaal niveau worden behandeld. De EU moet zich alleen bezighouden met de vraagstukken waarbij de afzonderlijke lidstaten het niet beter zelf kunnen. Het bovengenoemde verslag behandelt vele belangrijke aspecten van de gezondheid van vrouwen en van de toegang van vrouwen tot de zorg. In afwijking van de rapporteur, mevrouw Svensson, vinden wij dat veel van deze aspecten het beste kunnen worden aangepakt door afzonderlijke lidstaten, afzonderlijke ziekenhuizen of afzonderlijke individuen. Een manier om de gezondheids- en ziekenzorg te verbeteren zonder dat de EU zich bijvoorbeeld bemoeit met nationale gezondheidsstrategieën of zonder dat aan de Commissie wordt opgedragen om onderzoek te doen naar bepaalde tendensen in de gezondheidszorg, is te werken met beste praktijken en met het uitwisselen van informatie tussen de lidstaten, ziekenhuizen, onderzoeksinstituten en andere betrokken partijen, iets wat wij van harte zouden toejuichen. 4-090
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Ik heb voor dit initiatiefverslag gestemd, waarin discrepanties tussen mannen en vrouwen op het gebied van voorschriften, behandelingen en kosten aan bod komen. Hoewel ik tegen het klonen van mensen ben, geloof ik in de toegevoegde waarde van onderzoek naar de mogelijkheden van stamcelbehandeling voor degeneratieve ziekten. 4-091
Karin Jöns (PSE), schriftelijk. − (DE) Dat leden van de PSE-fractie tegen paragraaf 10 van het verslag-Svensson hebben gestemd dan wel zich van stemming hebben onthouden, berust op uiteenlopende interpretaties van de geciteerde VN-resolutie en de verschillende vertalingen van het verslag, problemen die in de voorbereidende beraadslagingen helaas niet konden worden opgelost. Om misverstanden te voorkomen wil ik daarom als schaduwrapporteur van de fractie van de Europese Sociaal-Democraten het volgende opmerken: Als men tegen paragraaf 10 heeft gestemd dan wel zich van stemming heeft onthouden, dan betekent dat vanzelfsprekend niet dat sommigen in mijn fractie voor het klonen van menselijke wezens zijn. Wij staan onvoorwaardelijk achter VN-resolutie A/59/516/Bijl. I ("Declaration on Human Cloning"), waarin is vastgelegd dat praktijken die zich richten tegen de menselijke waardigheid, zoals reproductief klonen, niet toegestaan mogen zijn. Omdat wij dit in geen geval willen tolereren, wordt in de Duitse tekst terecht geëist dat "iedere financiële en andere steun voor het klonen van menselijke wezens wordt uitgesloten in het kader van alle programma’s van de Europese Unie". Deze oproep is duidelijk op de toekomst gericht; er wordt bedoeld dat dergelijke praktijken onder geen enkele omstandigheid toelaatbaar
08/09/2005 zijn, en vanzelfsprekend ook nooit indirect gefinancierd mogen worden. Helaas wordt in vele talen, waaronder bijvoorbeeld het Engels, Frans en Zweeds, de indruk gewekt dat het klonen van menselijke wezens op dit moment in EUprogramma's zou worden bevorderd. Dat klopt uiteraard niet, en daarom konden wij niet instemmen met paragraaf 10 van het verslag. 4-092
Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Samen met mijn Britse conservatieve collega’s ben ik voorstander van inspanningen om genderdiscriminatie binnen zorgstelsels in de EU aan te pakken. Slechte toegang tot gezondheidszorg en elke vorm van uitbuiting van vrouwen zijn zaken die door lidstaten met beleid moeten worden verholpen. Het is zeker wenselijk dat lidstaten hierbij informatie en beste praktijken uitwisselen over de manier waarop deze problemen moeten worden opgelost. In bepaalde delen van dit verslag staan hiervoor overigens nuttige ideeën. Toch staan er ook suggesties in dit verslag waar we het niet mee eens zijn en die de doorslag hebben gegeven voor ons besluit over de uiteindelijke stemming. Het gebruik van structuurfondsen voor preventieve medische doeleinden en het verzoek tot invoering van speciale vereisten voor het aannemen van medisch personeel zijn namelijk kwesties die terecht onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen. 4-093
Cecilia Malmström (ALDE), schriftelijk. – (SV) In het initiatiefverslag over genderdiscriminatie in gezondheidsystemen worden vele belangrijke kwesties rond de gezondheid van vrouwen aan de orde gesteld – vooral het feit dat de fysionomie van de man het uitgangspunt in de moderne geneeskunde vormt, hoewel er duidelijk aanzienlijke biologische verschillen tussen de geslachten bestaan. Dat is een misstand die mijn partij, de Zweedse liberale volkspartij, bij meerdere gelegenheden heeft bekritiseerd. Ondanks de goede bedoelingen van het verslag om de gezondheid van vrouwen in de Unie te bevorderen, stem ik tegen het verslag. Ik heb dat besloten omdat ik het verslag in te veel opzichten strijdig vind met het subsidiariteitsbeginsel. Diverse gepresenteerde voorstellen maken inbreuk op de soevereiniteit van de lidstaten en schenden tevens het recht van individuen om zelf te mogen besluiten hoe ze hun leven willen inrichten. Het is geen taak van het Europees Parlement om te besluiten of vrouwen recht hebben op een keizersnede of dat zorgpersoneel een kortere arbeidstijd en hogere salarissen moet krijgen. Tegelijkertijd wordt het verslag op andere gebieden gekenmerkt door te algemene formuleringen. Ik doel hier vooral op de passages over hyperstimulering van eierstokken en het verwijderen van eicellen. 4-094
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik feliciteer mevrouw Svensson met haar belangrijke verslag over genderdiscriminatie in
29 gezondheidssystemen, dat overigens mijn volle steun geniet. Ik acht het niet alleen noodzakelijk dat mannen en vrouwen gelijke medische zorg krijgen; zij moeten bovendien ook op voet van gelijkheid medische zorg kunnen verlenen. Ik wens tevens uw aandacht te vestigen op de noodzaak om te investeren in gezondheidsonderzoek met inachtneming van het genderperspectief. Daarom verleen ik mijn steun voor het voorstel om het onderzoek van de gezondheidstoestand van mannen en vrouwen op te nemen in het nieuwe programma inzake gezondheid en consumentenbescherming (2007-2013) en hiermee tevens rekening te houden bij het opstellen van het zevende kaderprogramma. 4-095
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Reeds in de Verdragen van Rome van 1957 stelde men zich ten doel om ongelijkheid tussen mannen en vrouwen te elimineren. Vooral dankzij een aantal gezondheidsprogramma’s voor vrouwen in de jaren negentig is er inmiddels het een en ander bereikt, maar er moet nog steeds veel gebeuren. Zo is het aantal vrouwen dat werkzaam is in de gezondheidszorg in het algemeen erg hoog – in Oostenrijk bijvoorbeeld ruim 78% – maar hun aantal is buitengewoon klein in het hogere management en andere beroepen waaraan een hoge status en dus een hoog salaris is verbonden. Hier tegenover staat de zogeheten "feminisering van de ouderdom". Tot een leeftijd van circa 45 jaar telt de bevolking meer mannen dan vrouwen, maar daarna zijn de vrouwen in de minderheid. Daarom is het van essentieel belang dat er meer aandacht wordt besteed aan problemen die specifiek zijn voor vrouwen. Een verdere stap voorwaarts is dat er in enkele lidstaten landelijke screeningprogramma’s zijn ingesteld voor vrouwen tussen de 50 en 69 om borstkanker vroegtijdig te onderkennen, en het is zonder meer ook van belang – en daartoe moedigt het verslag ook aan – dat deze maatregelen ook in andere landen worden ingevoerd. Wat ons echter te denken moet geven, is dat gevallen van borstkanker die fataal uitpakken het meest voorkomen in de leeftijd tussen 35 en 55. Daarom dienen wij meer te doen om deze leeftijdsgroep bewuster te maken van de gevaren en de screeningprogramma's navenant aan te passen. 4-096
Verslag-Honeyball (A6-0200/2005) 4-097
Christopher Beazley (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Samen met mijn Britse conservatieve collega’s ben ik een groot voorstander van dit verslag, dat voorstellen doet voor een hoognodige hervorming van een verouderd systeem, waarin de EU 127 miljoen euro bijdraagt aan de Europese scholen. Er moet echter wel een begrotingsplafond worden afgesproken voor de bijdragen van de EU. Voorts dienen de lidstaten waar de
30 scholen zijn gehuisvest meer bij te dragen aan de lokale kosten en moeten ouders van kinderen uit categorie III een reële bijdrage betalen. Ook dringen we er bij de Commissie op aan om gepast te reageren op de aanbevelingen van het adviescomité om kwaliteit te leveren en de belangen van de Europese belastingbetaler te beschermen. 4-098
Sergio Berlato (UEN), schriftelijk. - (IT) Het is onacceptabel dat de schoolgelden zouden moeten stijgen met 62,2% in 2005/2006 ten opzichte van 2002/2003. Dat is een schandalige toename, daar deze bedragen voor de meeste betrokken gezinnen buitensporig hoog zijn en tot deze toename besloten is op het moment dat het verdrag van 1994, dat een periode van 10 jaar beslaat, nog altijd van kracht was. Aangezien de Europese scholen een publieke dienst verlenen, zouden deze eenzijdige besluiten, die de verworven rechten van de gezinnen schenden, niet mogen worden toegestaan. Welke compromissen er ook gesloten kunnen worden over budgettaire kwesties, onder enkele punten kunnen we echter niet uitkomen: 1) Europese scholen zouden in elke lidstaat aanwezig moeten zijn; 2) er zouden zoveel taalsecties moeten zijn als mogelijk in het kader van respect voor de culturele identiteit; 3) het maximale aantal leerlingen per klas zou lager moeten zijn dan de huidige 32; 4) het verdient aanbeveling enkele aanpassingen aan de lesprogramma’s te maken. Kunstgeschiedenis bijvoorbeeld is momenteel uitgesloten, ondanks het feit dat dit vak tot groter begrip kan leiden van de gemeenschappelijke culturele waarden die de Europese bevolking gedurende de eeuwen heeft geïnspireerd; 5) er zou naast de huidige Europese artistieke en wetenschappelijke vakken een beroepsbaccalaureaat aangeboden moeten worden; beide opleidingen zouden een duidelijk en geldig referentiepunt zijn om jonge mensen een Europese opleiding te laten genieten. 4-099
Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Het systeem van de Europese scholen is bezig een eigen leven te gaan leiden met de discussie over de stelling "dat het systeem van de Europese scholen het concept van een Europees burgerschap bevordert" (citaat uit overweging C van het verslag). Wij begrijpen de behoefte aan Europese scholen om kinderen van Europese ambtenaren les te geven in hun moedertaal. Het systeem heeft echter een vreemde draai genomen: zo bestaat op dit moment slechts 1,6 procent van de leerlingen van de Europese school in Culham uit kinderen van personeel van de instellingen en organen van de EU. Met de uitbreiding van de EU is het aantal officiële talen van de Unie zo groot geworden dat de hele situatie van de Europese scholen moet worden heroverwogen. Nu EU-organen op gedecentraliseerde locaties worden gevestigd, zou dat betekenen dat nu in
08/09/2005 alle lidstaten opgericht.
Europese
scholen
moeten
worden
Wij vinden dat de opleiding van de kinderen van Europese ambtenaren op een soepeler manier moet worden opgelost. De instellingen en organen van de EU moeten, als werkgevers, heel eenvoudig schoolgeld betalen (tot een bepaalde hoogte) voor de kinderen van hun personeel. Als de ouders dan later besluiten om hun kinderen op een nationale, gemeentelijke of particuliere school te plaatsen, moeten ze dat ter plaatse oplossen. In de regel kan men kiezen tussen een lokale en een internationale school in de plaatsen waar de Europese instellingen en organen gevestigd zijn. Het systeem van Europese scholen lijkt zijn beste tijd te hebben gehad. Daarom hebben wij tegen dit verslag gestemd. 4-100
Marine Le Pen (NI), schriftelijk. – (FR) Vanaf 1957 heeft Europa speciale scholen opgezet die bedoeld zijn om de kinderen van medewerkers van de Europese Gemeenschappen samen les te geven, waarbij ze een zeer beperkt aantal kinderen van buitenaf toelieten. Wat was de gedachte achter dit uitzonderingsbeleid, dat berust op een beginsel van corporatistische vriendjespolitiek, een beleid dat overigens op andere terreinen door datzelfde Europa wordt veroordeeld? Doe wat ik zeg, maar doe vooral niet wat ik doe! Dit systeem van Europese scholen draagt dan ook bij aan het concept van Europees staatsburgerschap dat voor Europa is wat voor Frankrijk en de andere vrije landen van Europa het concept van nationale voorkeur zou moeten zijn. Maar het opzetten van dergelijke scholen is niet bedoeld om een Europa van naties tot stand te brengen dat wij voorstaan, maar om de Europese eenwording te bevorderen; een beleid dat kort geleden, op 29 mei 2005, door het Franse volk is veroordeeld. Deze scholen zijn niet alleen discriminerend ten aanzien van niet-Europese ambtenaren maar ook ten aanzien van alle kinderen van Europa. Ze creëren daarnaast een systeem van buitensporige privileges die vrijwel uitsluitend voorbehouden zijn aan de ambtenaren van de Europese instituties om één verplicht Europees model te reproduceren: een federaal Europa via eenwording. 4-101
David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) De Europese scholen bestaan om moedertaalonderwijs aan te bieden aan kinderen van ambtenaren van de Europese instellingen. In tegenstelling tot bepaalde afgevaardigden vind ik dit een goede zaak. Kinderen van EU-ambtenaren hebben recht op kwaliteitsonderwijs in hun moedertaal. Bovendien helpt het bestaan van de scholen de instellingen bij het aanwerven en houden van goede en gekwalificeerde medewerkers. De rapporteur wijst terecht op twee punten die de scholen tot op heden nog niet hebben aangepakt. Ten eerste moeten de toegang en de voorzieningen voor leerlingen met speciale behoeften worden verbeterd. Ten
08/09/2005
31
tweede is er behoefte aan de invoering van meer beroepsgerichte leerprogramma’s en diploma’s.
bevoegdheden van de Unie en schade berokkenen aan het privé-initiatief, dat de kern van deze industrie vormt.
4-102
Het toepassingsgebied van het verslag-Cornillet reikt zelfs nog verder: het kruist onze beleidsacties inzake ontwikkelingshulp. Op dit gebied kan het toerisme inderdaad een belangrijke bijdrage leveren aan de democratisering van de bedoelde maatschappijen en aan het politieke evenwicht aangezien het de werkgelegenheid bevordert, nieuwe technologieën helpt ontwikkelen en een impuls geeft aan het beroepsonderwijs.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het lijdt geen twijfel dat de Europese scholen nuttig en belangrijk zijn. Zij moeten beschouwd worden als een faciliteit die wordt aangeboden aan de ambtenaren van de Europese Unie. Zoals elke andere instelling moeten de scholen echter van tijd tot tijd onderworpen worden aan een evaluatie. Wij moeten niet alleen nagaan of zij voldoende kwaliteit leveren en doeltreffend functioneren, maar bovendien moeten wij ook nuttige, consistente en doeltreffende hervormingen voorstellen, die uiteraard gebaseerd dienen te zijn op redelijkheid en gezond verstand. Aangezien dit de basisgedachte van het verslag is, heb ik voor gestemd. In het verslag wordt echter gewag gemaakt van een punt dat ik hier extra wil benadrukken, namelijk het niet communautariseren van de functies en de verantwoordelijkheden van de lidstaten. 4-103
Boguslaw Sonik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Deze motie verdient de steun van het Europees Parlement. Het meertalige en multinationale onderwijs dat in deze scholen wordt gegeven, kan als een model dienen voor de onderwijssystemen van de lidstaten. Toch kent het programma ook zijn zwakke punten. Voor al deze instellingen bestaan geen standaardregels die betrekking hebben op de toelating van kandidaten, te grote klassen en de verplichting dat leerlingen lessen moeten volgen in een taal die niet hun moedertaal is. Er zijn evenmin aanbevelingen over het onderwijs aan kinderen met speciale behoeften. Dergelijke tekortkomingen moeten worden verholpen. In verband met de uitbreiding van de Europese Unie is het goed om te bekijken of in de nieuwe lidstaten soortgelijke scholen moeten worden geopend. Een aanleiding daartoe kan bijvoorbeeld de oprichting van het Agentschap voor buitengrenzen in Warschau zijn. De kinderen van de daar werkende ambtenaren moeten immers onderwijs ontvangen. Dit soort instellingen zal een belangrijk instrument vormen om de gedachte van Europese integratie bij toekomstige generaties aan de man te brengen. 4-104
Verslag-Cornillet (A6-0173/2005) 4-105
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Als rapporteur voor het verslag over een duurzaam Europees toerisme heb ik het werk van de heer Cornillet met belangstelling gevolgd. Ik denk dat wij bij onze werkzaamheden allebei uitgaan van de overtuiging dat het toerisme een industrie met een enorm potentieel is die onze samenlevingen nieuw leven kan inblazen, en dat mag uiteraard niet over het hoofd worden gezien. Desalniettemin ben ik van oordeel dat in dit verslag acties worden voorgesteld die verder reiken dan de
Dit proces wordt echter gedragen door de privéinitiatieven. Ik ben ervan overtuigd dat wij geen regelgevende of interventionistische maatregelen nodig hebben, aangezien die een averechts effect kunnen hebben. Daarom heb ik mij inzake het verslag-Cornillet van stemming onthouden. 4-106
Rectificaties stemgedrag: zie notulen 4-107
(De vergadering wordt om 12.45 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat) 4-108
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter 4-109
Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 4-110
Belangrijke en verwaarloosde ziekten in ontwikkelingslanden (voortzetting) 4-111
De Voorzitter. – Aan de orde is de voortzetting van het debat over belangrijke en verwaarloosde ziekten in ontwikkelingslanden. 4-112
Karin Scheele, namens de PSE-fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij van ganser harte en met volle overtuiging aan bij de complimenten die rapporteur John Bowis vanochtend voor zijn verslag kreeg. Dit zal hem niet verbazen, want hij heeft een heel evenwichtig en heel vooruitstrevend verslag over een belangrijk onderwerp gepresenteerd. Ik hoop dan ook dat een overweldigende meerderheid van dit Parlement zich erachter zal scharen. Het onderwerp belangrijke en verwaarloosde ziekten in ontwikkelingslanden houdt sterk verband met de mensenrechten. Het recht op gezondheid en het recht op toegang tot geneesmiddelen is in de eerste plaats een sociaal vraagstuk, omdat vooral de ontwikkelingslanden worden getroffen door de verwaarloosde ziekten, en daar zijn uiteraard weer de armsten van de armen het zwaarst de dupe. Om die reden vind ik het goed dat het verslagBowis dit in een context van andere politieke vraagstukken plaatst, zoals kwijtschelding van schulden voor de armste landen ter wereld.
32 Als deze landen 40 procent van hun BBP aan hun schulden moeten blijven uitgeven, dan zal er niets veranderen aan de situatie of aan het gezondheidszorgstelsel in de betrokken landen, al nemen we in dit Parlement nog zoveel resoluties aan. Ik juich het ook ten zeerste toe dat een groot deel van het verslag-Bowis is gewijd aan HIV/aids, en dit, zoals gebruikelijk, op een heel vooruitstrevende manier. We dienen er onvermoeibaar op te blijven hameren dat preventie de belangrijkste stap is in de bestrijding van HIV/aids. Als in het verslag-Bowis wordt geconstateerd dat er in 2004 voor het eerst opnieuw sprake is geweest van een extreem hoog aantal besmettingen, dan blijkt daaruit dat er sprake is van een politieke situatie die wij in dit Parlement al lang bekritiseren: er is te weinig geld en te weinig steun om de preventie ook daadwerkelijk te realiseren, en wat dit betreft richt de kritiek zich vooral op de regering-Bush van de Verenigde Staten. In mijn ogen is het verkeerd om dit dogmatisch en louter als principekwestie aan te pakken, zonder te kijken naar de realiteit in de ontwikkelingslanden. Ik ben John Bowis dankbaar dat hij ons in het Europees Parlement in staat stelt om samen met de Europese Commissie te laten zien dat de Europese Unie een andere weg inslaat. In alle commentaren, zowel van de nongouvernementele organisatie "Artsen zonder grenzen" als van de Wereldgezondheidsorganisatie, wordt één punt onderstreept: wij lossen de problematiek niet op door op de krachten van de markt te vertrouwen, maar we krijgen er alleen grip op als er intensief wordt geïnvesteerd door de publieke sector en als de publieke sector een grotere rol speelt, zowel in de Europese landen als in de betrokken ontwikkelingslanden. Dit is een punt dat we naar mijn mening niet vaak genoeg horen, terwijl de roep om minder overheid maar al te vaak klinkt. Indien we dit probleem serieus willen oplossen, dan moeten we ons standpunt met kracht uitdragen, en ik was heel blij de commissaris vandaag te horen zeggen dat wordt overwogen om concrete steunmaatregelen te nemen, waarbij ook in fundamenteel onderzoek zal worden geïnvesteerd. 4-113
Johan Van Hecke, namens de ALDE-Fractie. – Voorzitter, collega Bowis heeft inderdaad een uitstekend verslag geschreven, dat onze volledige steun verdient. Ik denk dat hij terecht aandringt op het uitbreiden van de acties van de Europese Commissie ter bestrijding van HIV/aids, tbc en malaria, naar andere verwaarloosde ziekten. Men schijnt zich onvoldoende te realiseren dat o.m. Afrikaanse slaapziekte, leishmaniasis en dengue een belangrijke bedreiging vormen voor de gezondheid van heel veel mensen in de allerarmste landen. Als er hier al geneesmiddelen beschikbaar zijn, is de kwaliteit ervan heel bedenkelijk of zijn ze compleet verouderd. Er zijn nagenoeg geen onderzoeks- en
08/09/2005 ontwikkelingsactiviteiten op het vlak van deze verwaarloosde ziekten. De farmaceutische industrie is vooral geïnteresseerd als de verkoop winstgevend is en investeert maar als er onvoldoende incentives komen. Belastingkredieten, innovatieprijzen, bijstand voor prekwalificatie, aanschafverbintenissen van octrooirechten zijn maar enkele voorbeelden van mogelijke beleidsmaatregelen om de investeringen te stimuleren. Als rapporteur voor de verordening die de omzetting beoogt van de WHO-beslissing over intellectuele eigendomsrechten (TRIP's) en de toegang tot geneesmiddelen, hoop ik dat de Raad en het Parlement het zeer snel eens worden over een tekst die de onmiddellijke toepassing van deze belangrijke beslissing in de 25 lidstaten mogelijk maakt. De Commissie en de lidstaten moeten trouwens actieve steun verlenen aan de uitvoering van de verklaring van Doha en zich verzetten tegen iedere maatregel van de WHO-lidstaten ter ondergraving van deze verbintenissen. Maar in de strijd tegen de belangrijke en verwaarloosde ziekten moeten ook de Afrikaanse leiders zelf hun verantwoordelijkheid opnemen. Het is belangrijk dat ook zij van gezondheidszorg een prioriteit maken. In dit verband is het onverantwoord dat bepaalde Afrikaanse regeringen een verkoop- of invoerbelasting heffen op geneesmiddelen, waardoor die onbetaalbaar worden voor de armen. De internationale gemeenschap zal echter de publieke en private investeringen op nationaal vlak moeten aanvullen met financiële steun voor de lange termijn. Als Europees Parlement moeten we er consequent op blijven aandringen dat 35% van de ontwikkelingshulp besteed wordt aan gezondheid en onderwijs. Alleen op die manier kunnen we opnieuw hoop geven aan de tienduizenden mensen die vandaag nog altijd sterven aan ziekten die al lang hadden kunnen, hadden moeten uitgeroeid zijn. 4-114
Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Bowis bedanken voor zijn zeer goede werk, vooral voor het feit dat hij verder gaat dan de behandeling van bekende ziekten als aids, malaria en tbc, en dat hij slaapziekte, leishmaniasis en de ziekte van Chagas aan de orde stelt. Dat zijn ziekten die we hier in het Westen vergeten zijn, maar in het Zuiden doen ze zich op wrede wijze kennen, met miljoenen slachtoffers per jaar. De tsunami heeft het menselijk lijden zichtbaar gemaakt, en de hulp stroomde binnen. Als wij deze ziekten zichtbaar maken en dezelfde middelen vrijmaken, dan kan het leed van miljoenen mensen verzacht worden. Gisteren hebben we gestemd over de behoefte aan kindergeneesmiddelen, en daarbij gaf het Parlement helaas ter compensatie extra octrooiverlengingen ter waarde van vele miljoenen euro’s aan bedrijven. Dan moeten we redelijkerwijs de nauwelijks drie miljard euro kunnen vinden die nodig zijn om behandelingen te
08/09/2005
33
vinden voor deze ziekten die kinderen en volwassenen in ontwikkelingslanden treffen.
We moeten ook aan hen denken in ons debat en onze beraadslagingen over financiële en andere steun.
Tbc en aids vindt men hier in de westerse wereld en dus zijn er ook behandelingen. Ze treffen echter vooral volwassenen, en we hebben geen behandelingen die geschikt zijn voor kinderen. Hier moet overheidsgeld in geïnvesteerd worden. De kinderen van de derde wereld hebben namelijk niet de mogelijkheid om hun medische behoeften zelf te financieren. Het geld kan bijvoorbeeld komen van een 1-procents-winstbelasting voor farmaceutische bedrijven, die betaald moet worden wanneer ze geneesmiddelen hebben gevonden. En er zijn nog veel meer oplossingen.
Ten vijfde wil ik erop wijzen dat wij in onze commissies en tijdens onze plenaire vergaderingen weliswaar gesproken hebben over de dreiging van het bioterrorisme, maar ik vraag me af of wij ook voorbereid zijn op de onvermijdelijke verspreiding van sommige ziekten die in dit verslag aan bod komen. Een heleboel rampenscenario’s leggen een verband tussen de verspreiding van bepaalde tropische ziekten en hun mutaties en de opwarming van onze planeet. Sommige waarschuwen er zelfs voor dat bepaalde ziekten, zoals malaria, ook op ons continent kunnen toeslaan. Willen we wachten tot wij hierdoor rechtstreeks getroffen worden, vooraleer we reageren? Inwoners van ontwikkelingslanden zijn ook mensen en het is onze plicht te helpen hen te beschermen.
Het is onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid dat er onmiddellijk middelen worden vrijgemaakt om deze ziekten te bestrijden. Het ontwikkelingspeil van een beschaving kan afgemeten worden aan de wijze waarop ze haar meest kwetsbare leden behandelt. De meest kwetsbare groep op aarde zijn nu juist deze arme en zieke kinderen. Als we die niet eens kunnen helpen, dan zouden we ieder humanitarisme kwijt zijn, en zouden we weer in grotten moeten gaan leven.
Wij mogen ons in dit verslag niet beperken tot de toegang tot geneesmiddelen en behandelingen voor deze ziekten, maar we moeten eveneens aandacht schenken aan de situatie van diegenen, die minder geluk hebben dan wij. Ik dank u voor uw aandacht.
4-115
4-116
Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag enkele opmerkingen willen maken bij dit verslag namens onze collega, mijnheer Maštálka, die deze vergaderperiode wegens dringende verplichtingen in Tsjechië niet aanwezig kan zijn.
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, armoedegerelateerde ziekten vergen vele slachtoffers. Desalniettemin krijgen HIV/aids, malaria, tuberculose en verschillende andere ziekten nog te weinig aandacht. In sommige gevallen zijn er niet genoeg veilige en werkzame medicijnen en indien de medicijnen wel voorhanden zijn, is de prijs ervan vaak een zodanig obstakel dat ze voor de zieken niet toegankelijk zijn.
Ten eerste wil ik de rapporteur, mijnheer Bowis, feliciteren met zijn verslag, want het is evenwichtig, en goed geformuleerd en opgebouwd. Ten tweede gaat het hier over een probleem, dat rechtstreeks of onrechtstreeks driekwart van de wereldbevolking treft, en hoe we dit eventueel kunnen oplossen. Daarom moeten wij onmiddellijk praktische maatregelen treffen en zowel financiële als andere hulp bieden. Ten derde vergen deze ziekten een meervoudige benadering. Internationale organisaties, NGO’s en de particuliere sector, maar ook toegewijde individuen zoals onderzoekers en indieners van verzoekschriften moeten samenwerken. Maximale effectiviteit vereist volledige toewijding, aandacht en steun, zowel financieel als in de vorm van kennis en deskundigen uit geïndustrialiseerde landen, en nauwe samenwerking met de ontwikkelingslanden op basis van partnerschap. Ten vierde mag je het probleem van de belangrijke en verwaarloosde ziekten niet uitsluitend met arme ontwikkelingslanden associëren. In sommige buurlanden van de Europese Unie lijkt de epidemiologische situatie en de mogelijke aanpak van deze problematiek op die in ontwikkelingslanden, ook al worden zij niet als ontwikkelingsland beschouwd. Wit-Rusland, Oekraïne en Moldavië hebben, net als Rusland, ernstige problemen met HIV/aids, tuberculose en andere ziekten.
Het verslag-Bowis onderstreept dat als gevolg hiervan bijna uitsluitend arme mensen worden getroffen omdat er geen rendabele markten voor de medicijnen zijn. Door gebrek aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling kan de ziekte bovendien weer sterk terugkomen, zoals we hebben gezien met tuberculose en malaria. Gezamenlijke inspanningen op internationaal niveau zijn onmisbaar om hierin verandering te brengen. Dit toont het belang van de voortvarende aanpak, waarop het verslag-Bowis ook aandringt. Voor sommige ziekten is in ontwikkelingslanden zelf niet altijd voldoende aandacht. Desondanks kunnen er in Europa wel initiatieven zijn die de bestrijding van de ziekten ondersteunen. Ik denk daarbij ook aan lepra. Had het rapport niet meer aandacht moeten schenken aan deze ziekte? Neemt de Europese Commissie op dit moment al verscheidene initiatieven voor de bestrijding van lepra? Een aandachtspunt bij het verslag-Bowis is dat we er op toezien dat de benadering van de Europese Unie in samenwerking met de lidstaten realistisch en inzichtelijk is. Wanneer men echter pleit voor verplichtingen voor overheden en het bedrijfsleven die worden opgelegd vanuit de internationale gemeenschap, dan zegt dat toch
34 betrekkelijk weinig over concrete verbeteringen in het werkveld. Gezondheid is niet afdwingbaar, maar ze vloeit voort uit zorgverbetering die lokaal door de bevolking wordt gedragen. Tot slot is de inzichtelijkheid van belang. Ondanks een sterke verwevenheid van ziekte en armoede, is het niet verstandig de bestrijding van specifieke ziekten te vermengen met de doelstelling van armoedebestrijding in het algemeen. De inzichtelijkheid is van cruciaal belang voor de parlementaire controle ten aanzien van de aard van de beleidsmaatregelen en hun doelmatigheid. Ik dank collega Bowis nogmaals van harte voor zijn stimulerend verslag. 4-117
Irena Belohorská (NI). – (SK) Ik wil de heer Bowis bedanken voor zijn belangrijke verslag, waarop ik ook verscheidene wijzigingen en amendementen heb voorgesteld, waarvan de meeste door de commissie zijn aangenomen. Ik wil ook de heer Bowis bedanken dat hij deze opmerkingen heeft overgenomen. Ik ben het met hem eens dat hulp aan de ontwikkelingslanden en het oplossen van dit probleem een gecompliceerde kwestie is, maar dat die hulp, wil zij effectief zijn, alomvattend en doelgericht moet zijn. Dit betekent niet alleen dat er nauwgezette statistische berekeningen moeten worden gemaakt met betrekking tot de soorten ziekten en hun morbiditeit, in combinatie met hun verwachte spreidingsgraad, maar ook dat er behoefte is aan oplossingen zoals die welke zijn voorgesteld in dit verslag. De ziekten waar het hier om gaat zijn die ziekten die zich wanneer ze in het beginstadium worden genegeerd – zoals bijvoorbeeld het geval was met HIV-infecties – over de hele wereld zouden kunnen verspreiden. Dat we onze les geleerd hebben, bleek duidelijk uit de snelle en doeltreffende reactie op SARS en de vogelgriep. Wij mogen het ons in Europa niet permitteren rustig te slapen met de geruststelling dat wij het probleem tuberculose hebben opgelost dankzij de beschikbaarheid van geneesmiddelen en diagnostische mogelijkheden die ons in staat stellen de ziekte effectief te voorkomen, terwijl we weten dat talloze kinderen in Afrika iedere dag aan de ziekte overlijden. Toen ik zojuist alomvattende hulp noemde, dacht ik ook aan de drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden, aangezien een tekort aan drinkwater rechtstreeks bijdraagt aan het ontstaan en de verspreiding van bepaalde ziekten. Ik dacht tevens aan onderwijsprogramma’s voor kinderen en jongeren over, bijvoorbeeld, reproductieve gezondheid, seksuele voorlichting en hygiëne. Binnen het kader van deze hulp is het ook zaak garanties te bieden, met inbegrip van financiële prikkels voor farmaceutische ondernemingen die gestopt zijn met het produceren van bepaalde geneesmiddelen voor arme mensen omdat er niemand was om ervoor te betalen.
08/09/2005 Ten slotte, maar daarom niet minder belangrijk, is het noodzakelijk te zorgen voor betere omstandigheden, en dan denk ik met name aan de veiligheid, voor gezondheidswerkers die in deze regio’s hulp verlenen. 4-118
Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ondersteun het uitstekende verslag van de rapporteur, mijnheer Bowis, ten zeerste, maar ik denk dat je een onderwerp als belangrijke en verwaarloosde ziekten in ontwikkelingslanden niet echt op gepaste wijze kunt behandelen in slechts twee minuten. In 2002 heeft tuberculose alleen al 1,8 miljoen mensenlevens geëist. Malaria vormt een risico voor 2,2 miljard mensen, terwijl deze ziekte voorkomen en genezen kan worden, op voorwaarde dat men voldoende ACT of de nieuwe gecombineerde behandeling ter beschikking stelt. 39,4 miljoen mensen zijn besmet met HIV en alleen al vorig jaar zijn er 3,1 miljoen mensen gestorven aan aids, vooral in zuidelijk Afrika. Slechts 700 000 van de 6 miljoen mensen die antiretrovirale middelen nodig hadden, kregen deze behandeling ook daadwerkelijk. Dit leidt tot enorme en onmogelijk te berekenen menselijke, sociale en economische gevolgen. Nog steeds in zuidelijk Afrika vormt besmetting met de slaapziekte via de tseetseevlieg een risico voor 60 miljoen mensen. 2500 miljoen mensen, of twee vijfde van de wereldbevolking, riskeren besmetting met dengue, ook een ziekte die door muggen wordt overgedragen. Dengue is ondertussen in honderd landen een endemische ziekte, waarvoor nog geen specifieke behandeling of zelfs een vaccin bestaat. Er is evenmin een specifieke behandeling of vaccin verkrijgbaar voor het verwoestende ebolavirus, dat de afgelopen jaren vaak de krantenkoppen heeft gehaald in deze contreien en dat, sinds het werd ontdekt, al 1200 dodelijke slachtoffers heeft gemaakt. Maar daarmee is de lijst van verwaarloosde ziekten nog niet volledig. We kunnen er, net als onze rapporteur, ook nog de 121 miljoen mensen met een depressie aan toevoegen. Bijna 9 procent van alle mannen en bijna 10 procent van alle vrouwen ter wereld maakt elk jaar een depressieve periode door. 873 000 mensen plegen zelfmoord en dat is waarschijnlijk nog een lage schatting. Vijftig miljoen mensen lijden aan epilepsie, waarvan 80 procent in ontwikkelingslanden; 24 miljoen mensen lijden aan schizofrenie; 37 miljoen mensen lijden aan dementie, vooral Alzheimer, en door de vergrijzing van de bevolking stijgt dit cijfer voortdurend. Conclusie: we hebben de problemen nu wel opgesomd, maar wat zijn de oorzaken? Gebrek aan schoon water, onvoldoende sanitaire voorzieningen, tekort aan essentiële geneesmiddelen, de prijs van essentiële geneesmiddelen, resistentie tegen geneesmiddelen, ondoeltreffende pesticiden en geneesmiddelen, toxiciteit van geneesmiddelen, maar de belangrijkste oorzaak is toch vooral het gebrek aan politieke wil in de ontwikkelde landen om dit probleem aan te pakken. Onze reactie op de SARS-pandemie toont aan hoe veel
08/09/2005 we kunnen bereiken, wanneer we besmettelijke ziekten tot prioriteit uitroepen. Destijds heeft dit geleid tot de oprichting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en nu moeten wij, zoals onze uitstekende rapporteur ook zegt, dringend dezelfde dynamische benadering toepassen voor de overige belangrijke ziekten in de wereld. Mijnheer Bowis heeft ons de weg gewezen naar het Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en ook in dit verslag is hij onze gids. Bedankt John, je hebt uitstekend werk geleverd. 4-119
Panagiotis Beglitis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil op mijn beurt de heer Bowis van harte bedanken en hem gelukwensen met het volledige verslag dat hij ons heeft voorgelegd. Onze beraadslaging van vandaag is zeer actueel, met het oog op het grote debat dat in de Algemene Vergadering van de VN zal plaatsvinden over de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Dit debat is echter ook actueel vanwege het probleem dat is ontstaan door het uitbreken van de vogelgriep en vanwege de gevaren die men loopt als deze griep overslaat naar Europa. Daarom wil ik de commissaris, de heer Michel, vragen alle noodzakelijke mechanismen te activeren en alle noodzakelijke preventieve maatregelen te treffen om de volksgezondheid in Europa te beschermen. Elke dag zien wij hoe dramatisch snel de ziekten in de ontwikkelingslanden en vooral op het Afrikaanse continent toenemen. Deze situatie is een belediging voor de mensheid en dwingt de internationale gemeenschap, de VN en de Europese Unie tot mondiaal optreden dat verder gaat dan bombastische uitspraken en waarmee onmiddellijk een geïntegreerde strategie wordt gecreëerd en uitgevoerd. De toename van de ziekten is het gevolg van de tragische economische en sociale situatie waarin de volkeren in de ontwikkelingslanden leven. Tijdens de ontmoeting van de leiders in New York, wanneer de millenniumdoelstellingen worden geëvalueerd, zal er aan mooie woorden en goede wensen waarschijnlijk geen gebrek zijn, maar één ding staat als een paal boven water: geen enkele doelstelling wordt bereikt, en daarbij denk ik vooral aan doelstelling 6 in verband met het tot staan brengen en geleidelijk keren van de verspreiding van aids. De internationale verbintenissen en verplichtingen worden niet nagekomen. Ondanks het feit dat de G8 zich ertoe heeft verbonden de schulden van de armste ontwikkelingslanden kwijt te schelden, is er tot nu toe geen enkele vooruitgang geboekt. Ondanks het feit dat men zich ertoe heeft verbonden de WTOovereenkomsten inzake intellectuele eigendomsrechten over te nemen in de nationale wetgevingen, waardoor de armste landen goedkopere geneesmiddelen zouden kunnen invoeren, is ook hier geen enkele vooruitgang geboekt.
35 Zelfs de Europese landen laten op zich wachten wat de ratificatie betreft en ik vraag de Europese Commissie dan ook om alle noodzakelijke druk in die richting uit te oefenen. De Europese Commissie moet eveneens, in het kader van de humanitaire hulp, bijzondere belangstelling tonen voor de toekenning van studiebeurzen aan de ontwikkelingslanden voor de medische en verpleegkundige beroepen. Tot slot wil ik kort ingaan op een bijzonder serieus probleem: de toename van de psychische en neurologische ziekten in gebieden waar conflicten en oorlogen woeden. Ik heb het met name over het geval van Palestina, waar door de Israëlische bezetting, de blokkade van de bezette gebieden, de heersende armoede en de gevangenzettingen het percentage psychische aandoeningen aanzienlijk is toegenomen, met name onder jongeren en vrouwen. De Europese Commissie moet dit probleem het hoofd bieden met de financiering van behandelingsprogramma’s in samenwerking met de Wereldgezondheidsorganisatie. De armoede en de voortdurende verspreiding van ziekten vormen de slavernij van de moderne tijd. Wij hebben een grote verantwoordelijkheid, een verantwoordelijkheid die te maken heeft met vrede, veiligheid en stabiliteit in de wereld. Ik dank u, en ik wil vooral de commissaris, de heer Michel danken en gelukwensen met het belangrijke werk dat hij doet. 4-120
Sharon Margaret Bowles (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben erg tevreden met dit verslag. In de afgelopen jaren heeft vooral de EU ervoor gepleit de octrooirechten op geneesmiddelen voor arme landen kwijt te schelden of te beperken. Ik verzoek u trouwens om zonder al te veel schroom te blijven aandringen op meer concessies, ongeacht de complexiteit van de argumenten, die ik overigens vaak niet helemaal geloof. Ik zeg dit niet alleen als jurist die gespecialiseerd is in Europese octrooien, maar ook als politicus. Gisteren hebben wij net maatregelen goedgekeurd ter compensatie van de kosten voor het onderzoek naar kindergeneesmiddelen. Als de marktkrachten op zich onvoldoende kostenefficiënt onderzoek opleveren voor geneesmiddelen voor onze eigen kinderen, hoeft het ons niet te verbazen dat er nog minder middelen ter beschikking staan voor de arme en ontwikkelingslanden. Voor malaria en tuberculose, die reeds aan een opmars bezig zijn in ontwikkelde landen, staan er een aantal partnerschappen voor onderzoeksprojecten op stapel, die onder meer de belofte bevatten om de uiteindelijke geneesmiddelen ook betaalbaar te maken voor ontwikkelingslanden. Eén van deze projecten staat onder leiding van de universiteit van Oxford. Het project heeft tot doel een malariavaccin te ontwikkelen en wordt samen met een biotechnologisch bedrijf uit Oxford en een Duits farmaceutisch bedrijf uitgevoerd. Elders
36 speuren andere onderzoekers via een gelijkaardige methode naar een tuberculosevaccin. Vaccins werken niet alleen preventief, vaak vormen ze ook een eenmalige behandeling, wat een bijkomend voordeel is in gebieden en landen waar de opslag- en doseringsnormen voor geneesmiddelen moeilijk te controleren en de bevoorradingsroutes onveilig zijn. Maar we moeten erkennen dat, met name voor minder bekende ziekten, overheidsfinanciering essentieel zal zijn. Daarom denk ik dat de EU dit moet opnemen in haar programma's. Alleen al de stem van mijn hart en mijn gevoel van menslievendheid gebieden mij dit verslag te steunen en dat geldt wellicht voor velen. Maar er zijn ook redenen om dit vanuit je portemonnee te steunen, want bij vele van deze ziekten zal elke aarzeling om op te treden later een zware tol eisen. 4-121
Kader Arif (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, allereerst wil ik, net als mijn voorgangers, mijn collega Bowis feliciteren met zijn uitstekende verslag inzake belangrijke en verwaarloosde ziekten, dat zowel volledig als evenwichtig is. Aan de vooravond van de VN-top in New York waar de millenniumdoelstellingen centraal zullen staan, gaat dit verslag in op een thema met bijzonder veel actualiteitswaarde. Ik hoef u niet te vertellen dat we nu al weten dat deze doelen niet zullen worden bereikt binnen de overeengekomen tijdsspanne en dat ze straks worden toegevoegd aan de lijst met door de rijke landen niet nagekomen beloften. Aangezien drie van de acht voornaamste millenniumdoelstellingen betrekking hebben op gezondheidsvraagstukken, zou het werk van mijn collega Bowis het bewustzijn ten aanzien van deze realiteit nog verder moeten verhogen. Ik hoop dat het Europees Parlement er niet alleen blijk van zal geven de ernst van de situatie in te zien, maar tevens een krachtig en helder signaal zal afgeven aan de lidstaten om de doelstellingen nieuw leven in te blazen. De gezondheidsproblematiek waarmee de allerarmste landen te maken hebben werkt de spiraal van hun onderontwikkeling in de hand.
08/09/2005 ontwikkeling van medicijnen vrijwel geheel in handen van de particuliere sector. Zonder winstgarantie heeft de geneesmiddelenindustrie er geen enkel belang bij te investeren in de ontwikkeling van nieuwe moleculen. Elke innovatie wordt dus afhankelijk gemaakt van het verkrijgen van uiterst lucratieve octrooien. Zo is het voor mensen met een geringe koopkracht, die voor het overgrote deel leven in de door de millenniumdoelen beoogde landen, nagenoeg onmogelijk om de nochtans vitale geneesmiddelen te verkrijgen. Deze logica leidt er overigens toe dat de prijzen kunstmatig hoog gehouden worden. Gezien de huidige mondialisering, dames en heren, behoort de gezondheid van iedereen de verantwoordelijkheid van ons allemaal te zijn. Wat de geneesmiddelen betreft, zijn het de behoeften die ons denken en doen moeten bepalen willen we een oplossing te vinden voor de wereldwijde gezondheids- en ontwikkelingsproblematiek. Overigens moeten we de ontwikkelingslanden ook aanmoedigen en steunen om minimaal twintig procent van hun budget uit te trekken voor gezondheidszorgbeleid, investeringen in onderzoek en ontwikkeling of aanpassing van de regels inzake intellectueel eigendom. De financiële middelen van deze landen schieten dan ook tekort. In de huidige wereld kunnen we op een zo cruciaal vraagstuk als de gezondheidszorg slechts vooruitgang boeken wanneer de overheid de krachten bundelt met het bedrijfsleven. De geneesmiddelenindustrie moet ook oog krijgen voor andere belangen dan alleen winst maken en haar verplichtingen en prioriteiten herzien, met name in de sector onderzoek en ontwikkeling maar ook in het marketingsegment. Op haar beurt moet de overheid een wettelijk kader definiëren, doelen formuleren en perspectieven bieden die het gemeenschappelijke belang waarborgen en de belangen van ieder individu eerbiedigen. Ik attendeer de Raad en de Commissie dan ook op de noodzaak om initiatieven te nemen: een nieuw internationaal verdrag opstellen inzake onderzoek en ontwikkeling op medisch gebied; in het zevende communautaire kaderprogramma voor onderzoek specifiek melding maken van onderzoek en ontwikkeling voor verwaarloosde ziekten, hetgeen gepaard moet gaan met financiële middelen; erop toezien dat de verklaring van Doha als het gaat om de verplichte vergunningen niet op losse schroeven wordt gesteld door de bilaterale handelsakkoorden; en tot slot aandringen op een snelle tenuitvoerlegging van het communautaire reglement waarover momenteel overleg plaatsvindt tussen het Parlement en de Raad, opdat de industrie voor generieke geneesmiddelen behandelingen kan ontwikkelen ter voorkoming van sanitaire rampen met tragische gevolgen voor een groot deel van onze planeet.
De feiten spreken voor zich: zij die momenteel medische zorg nodig hebben blijven ervan verstoken. Waarom? Ofwel omdat de zorg te duur is, ofwel omdat fundamenteel onderzoek en de ontwikkeling van het onderzoek ontoereikend zijn, of helemaal ontbreken, voor bepaalde belangrijke en verwaarloosde ziekten. Bovendien, wanneer de medicijnen wel voorhanden en betaalbaar zijn, blijven mensen er in sommige gevallen van verstoken, omdat ze niet aangepast zijn aan de specifieke sanitaire omstandigheden in deze landen.
4-122
Het probleem is ernstiger en structureel van aard. Terwijl het fundamentele onderzoek grotendeels uitgevoerd wordt door overheidsinstanties, ligt de
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, er is sprake van een mondiale megatrend: de mensen willen langer leven, in goede gezondheid. Dit is een onderwerp dat ons in de Europese
08/09/2005 Unie erg bezighoudt. Het Europees Parlement heeft met overweldigende meerderheid besloten de financiële middelen voor het zevende kaderprogramma voor onderzoek te verdubbelen. Ik hoop dat de Raad zich bij onze beslissing aansluit en ons binnen zo kort mogelijke tijd in staat stelt om dit zevende kaderprogramma voor onderzoek in werking te laten treden. Naast de verdubbeling van de begroting dienen we ook de zakenwereld erbij te betrekken, en dat zijn in de ontwikkelingslanden veelal de kleine en middelgrote bedrijven die zich op plekken vestigen waar ze zijn aangewezen op overheidsstructuren die de problemen tot nog toe niet onder controle hebben weten te krijgen. Daarom moeten we de productie ter plaatse in kleine en middelgrote bedrijven stimuleren, in bedrijven die de behoeften van de bevolking goed kennen. Daarbij moeten we vooral de dienstverlening centraal stellen, zoals bijvoorbeeld – dat werd hier vandaag al eerder opgemerkt – de watervoorziening. We dienen kleine bedrijven te steunen die verantwoordelijk zijn voor de plaatselijke of regionale watervoorziening en die goed weten hoe ze aan het felbegeerde schone drinkwater moeten komen. Op het terrein van de ontwikkelingshulp moeten we ons best doen om garanties, steun en kredieten aan ondernemers te geven die zich bereid verklaren om goed gecoördineerd en in een mondiale context in te spelen op de behoeften van de bevolking. Dat zou volgens mij een goede bestemming zijn voor de middelen, en ik wil de commissaris vragen om in gesprek te gaan met commissaris Verheugen, want een dergelijk initiatief verdient het om in het middelpunt van de belangstelling te staan. 4-123
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, de heer Rübig zei dat mensen langer in goede gezondheid willen leven. De mensen in de ontwikkelingslanden, over wie dit debat gaat, willen alleen maar de kans krijgen om te leven en een menswaardig bestaan leiden. Men zou kan de volgende opsomming kunnen maken: armoede, ziekte, werkloosheid en uitzichtloosheid. En in deze landen gaat het één vaak hand in hand met het andere. Ik denk dat dit verslag ons de ogen opent en ons bewust maakt. Het vormt een noodkreet en het confronteert ons met ziekten die we niet eens goed kunnen uitspreken, laat staan dat we weten hoeveel miljoenen mensen eraan lijden. De vogelgriep was amper uitgebroken, of we zeiden in Europa al dat we erop voorbereid waren. Zijn wij in Europa wel voorbereid op infectie met deze ziekten? Nee. Zijn we voorbereid en bereid alles in het werk te stellen om deze mensen te helpen deze ziekten in hun eigen land te bestrijden? Niet in voldoende mate. Daarom wil ik drie voorstellen doen. Ten eerste: onder het Luxemburgse voorzitterschap van de Raad hebben wij besloten om het Europese budget voor de ontwikkelingshulp te verhogen met 0,7 procent. Het lijkt
37 mij dringend noodzakelijk om samen met de lidstaten te ramen hoeveel daarvan kan worden besteed aan de gezondheidszorg en de bestrijding van ziekten, met voldoende aandacht voor armoede, werkgelegenheid en gezondheid. Ten tweede: we zouden het budget voor het onderzoek in Europa naar deze ziekten moeten verhogen. En ten derde verzoek ik om alle organisaties – ik zit er zelf een voor – die in het kader van het ontwikkelingsbeleid EUfondsen ontvangen, uit te nodigen voor een conferentie. Daar kunnen we dan bespreken hoe wij op dit terrein efficiënter kunnen samenwerken in de ontwikkelingslanden. 4-124
Louis Michel, lid van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega´s, ik wil nogmaals de kwaliteit van het aan ons voorgelegde verslag prijzen. Ik ben het eens met vrijwel alles wat hierover is gezegd. Dit komt vandaag precies op het juiste moment: ik was namelijk twee dagen geleden aanwezig bij de herbewapeningsconferentie, als ik het zo mag uitdrukken, van het mondiaal fonds ter bestrijding van aids, tuberculose en malaria. Ik heb daar een aantal maatregelen aangekondigd die ik wil nemen, met name om het onderzoek te bevorderen naar ziekten die uitsluitend voorkomen in ontwikkelingslanden en arme landen en die de geneesmiddelenindustrie helaas niet altijd interesseren vanwege de geringe kosteneffectiviteit. Ik denk dan ook dat de overheid en de lidstaten zich nadrukkelijker moeten bemoeien met dit beleid. Ik heb tevens een aantal maatregelen aangekondigd om de in Europa of elders woonachtige zorgwerkers die deel uitmaken van de diaspora ertoe te bewegen terug te keren naar hun land. We kunnen dit op verschillende manieren stimuleren. Ik zeg eerlijk dat ik steeds meer in de verleiding kom om u binnenkort een progressief plan voor te leggen om het deel van onze begrotingen dat bestemd is voor onderwijs en gezondheidszorg systematisch te vergroten, hetzij in het tiende Europees Ontwikkelingsfonds, hetzij bij de volgende begroting, aangezien over deze kwestie nog geen besluit is genomen. Ik ben namelijk steeds meer van mening dat onderwijs en gezondheidszorg van primair belang zijn. Ook al is het uiteraard zaak zo snel mogelijk een antwoord te formuleren op een reeks moeilijkheden en de middelen hiertoe bijeen te brengen, we moeten serieus nadenken over een heuse, ik zou bijna zeggen systematische, strategie inzake onderwijs en gezondheidszorg. Ik heb een percentage van twintig procent horen noemen, zelfs van 35 procent. Ik denk dat het wellicht te ver gaat om direct in te zetten op 35 procent, maar over meerdere jaren zouden we beslist een geleidelijke toename van de aan deze beide sectoren toegekende middelen kunnen programmeren. Ik denk tevens, maar waarschijnlijk kom ik daar later tijdens het debat over de politiek van de Unie en tijdens het debat over de begrotingssteun nog op terug, dat het raadzaam is
38
08/09/2005
onderhandelingen te starten met de regeringen over sectorale begrotingssteun. Hiermee zouden we, binnen een vastomlijnd kader en gekoppeld aan enkele basisvoorwaarden, de lidstaten, als publieke lichamen, kunnen aansporen zich om deze speerpuntsectoren te bekommeren. Ik heb talrijke ideeën genoteerd die ook in dit verslag aan de orde komen. Ik kan u verzekeren dat ik me erdoor zal laten leiden om op dit terrein beleid te maken en uit te voeren. Net als u ligt dit terrein ook mij na aan het hart, en ik bedank alle sprekers evenals de rapporteur die ons een uitstekend hulpmiddel heeft aangereikt dat een bron van inspiratie vormt waaruit ik zeer zeker zal putten. 4-125
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt vanmiddag aansluitend op de debatten plaats. SCHRIFTELIJKE VERKLARING (ARTIKEL 142) 4-126
Alessandro Battilocchio (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, als lid van de nieuwe Italiaanse Socialistische Partij en van de Commissie ontwikkelingssamenwerking zou ik graag het volgende willen zeggen. De gezondheidszorgstelsels in ontwikkelingslanden bevinden zich in constante ademnood: het afbetalen en aflossen van de schulden slokt bijna 40 procent van het BBP op, terwijl de financiële middelen die toegewezen worden aan onderwijs en gezondheidszorg op een bedroevend laag peil blijven steken. Als bijdrage aan de inspanningen die door afzonderlijke landen worden gedaan, dient de internationale gemeenschap in ieder geval overeen te komen om dergelijke investeringen aan te vullen met adequate financiële steun voor de lange termijn. Er wordt gehoopt dat het zevende kaderprogramma, net als in de strategische millenniumdoelstellingen, een specifieke verwijzing zal bevatten over onderzoek naar ziekten die de betreffende landen teisteren, en dat het tevens zal voorzien in gepaste fondsen. Het is absurd en in veel gevallen onacceptabel dat er, bij gebrek aan winstgevende markten, bijna geen onderzoek wordt gedaan naar deze ziekten die bijna alleen de arme mensen in ontwikkelingslanden treffen. Deze situatie dient binnen afzienbare tijd rechtgezet te worden middels een serieuze, tastbare en rechtstreekse verbintenis van de internationale gemeenschap. 4-127
Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (artikel 115 van het Reglement)
4-129
De Voorzitter. – Aan de orde zijn zes ontwerpresoluties over de hongersnood in Niger1. 4-130
Panagiotis Beglitis (PSE), auteur. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn geconfronteerd met een harde realiteit: de arme landen, en met name de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara lijden honger en de rijke landen doen louter beloftes. De klimaatverandering op onze planeet treft, zoals de gebeurtenissen in New Orleans en de langdurige droogte en de temperatuurstijging in Afrika hebben aangetoond, vooral de onderontwikkelde landen en de arme bevolkingen. De leiders van de VN-lidstaten die in New York zullen bijeenkomen, moeten zich eindelijk rekenschap geven van hun verantwoordelijkheden en overgaan van woorden naar concrete daden. De dramatische hongersnoden die de volkeren van Afrika teisteren, vragen om een allesomvattende hulpstrategie en niet om liefdadigheidsacties achteraf. Het door de G8 gestelde doel om in de eerste plaats de armoede en honger in Afrika te bestrijden, vergt onmiddellijke en moedige besluiten. Dit doel wordt evenwel ondermijnd door de houding van de G8-leden zelf. Tekenend is het feit dat de tenuitvoerlegging van het besluit tot kwijtschelding van de schulden van de armste landen nog steeds op zich laat wachten. De wilde liberalisering van de internationale handel in landbouwproducten maakt de kloof tussen de ontwikkelde en de ontwikkelingslanden steeds dieper. De voedselcrisis in de wereld heeft inmiddels structurele kenmerken gekregen. Zij vormt een bedreiging voor de stabiliteit en vergt internationaal structureel optreden. Daarom is en kan de humanitaire hulp - waarvan de verhoging hoe dan ook een noodzaak is - geen antwoord zijn op de grote problemen van Afrika. De crisis in Niger heeft bevestigd hoezeer de VN en de Europese Unie gebukt gaan onder een gebrek aan vroegtijdige waarschuwings- en preventiemechanismen. Het gevolg van dit gebrek is, zoals in het geval van Niger is gebleken, dat er achteraf veel meer financiële middelen nodig zijn om humanitaire hulp te verlenen. Geen enkele uitsluitend op internationale humanitaire hulp gebaseerde strategie kan op lange termijn vruchten afwerpen - ook niet met de vertienvoudiging van de financiële middelen voor het hulpfonds van de VN, waar de heer Annan om heeft gevraagd - als de internationale gemeenschap niet besluit in Afrika een "groene revolutie" teweeg te brengen. Daar zijn ingrijpende veranderingen en hervormingen nodig in de staat, de samenleving, de economie en de landbouwproductie. De Europese Unie heeft in Afrika enorme voordelen in vergelijking met anderen, en moet de belangrijke besluiten van de Raad van 24 mei 2005 hard maken. (Applaus)
4-128
Hongersnood in Niger 1
Zie notulen
08/09/2005 4-131
Marie Anne Isler Béguin (Verts/ALE), auteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de heer Annan verklaarde op 28 augustus dat wij allen verantwoordelijk zijn voor de honger in Niger. Moeten wij dat voorbeeld volgen? In april heb ik u namelijk een brief gestuurd waarin ik u interpelleerde over de dreigende hongersnood in Niger. Ik wil u hierbij overigens bedanken voor uw antwoord. Maar blijkbaar moeten we nog altijd eerst beelden van verschrikkingen zien alvorens in actie te komen. Zeker, de Nigerese regering heeft de omvang van de crisis lange tijd ontkend en zij heeft tot in juni de gratis verstrekking van noodvoedselvoorraden tegengehouden. Naar eigen zeggen was dit om destabilisering van de markt te voorkomen, maar wij weten maar al te goed dat voor de allerarmsten deze voedingswaren tegen redelijke, gesubsidieerde prijzen niet te vinden en niet te betalen waren. De vraag die rijst is dus weer dezelfde als altijd: wat doen wij voor dat stervend, wegkwijnend Afrika? Zeker, de wereld heeft zich het lot van Niger nu eindelijk aangetrokken. De hulp is er eindelijk. De geldschieters zijn tot het inzicht gekomen dat deze crisis een echte hongersnood is, die een derde van de Nigerese bevolking, oftewel 3,6 miljoen mensen, treft. Dat is een enorm aantal. Waar wij in onze resolutie nog toe kunnen oproepen is dat de hulp die voor deze bevolkingen wordt bestemd voldoende is om aan de behoefte te voldoen en – uiteraard – de meest kwetsbaren allemaal bereikt. Maar ook op dit punt vertel ik u niets nieuws. Ik denk met name aan de nomadische bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld, die misschien niet op de lijsten van het Wereldvoedselprogramma staan en die zo goed als al hun vee, dat eveneens verhongert, zijn kwijtgeraakt. Zo is er een aantal zelfmoorden gemeld bij de Fulani, een trots volk dat niet kan verdragen om te moeten bedelen. Deze hongersnood herinnert ons er ook aan dat wij echt beleid moeten maken op het gebied van ontwikkelingshulp. Mijnheer de commissaris, ik weet heel goed dat u cijfers en daden bij de woorden kunt voegen. Dus mijn vraag is: wat voor plan voor duurzame ontwikkeling heeft de Commissie voor Niger in petto? En voor Afrika? Hoe is het gesteld met de steun voor de uitvoer van landbouwproducten? Al deze vragen zullen onophoudelijk terugkomen, maar ik denk dat er vroeg of laat een beslissing genomen zal moeten worden op het niveau van de Europese Unie. 4-132
Jaromír Kohlíček (GUE/NGL), auteur. – (CS) Ondanks dat dit debat in de Tsjechische versie van de agenda is aangekondigd als "Honger in Nigeria", ben ik van plan de situatie in Niger te bespreken, zoals aangeduid in andere versies van de agenda - de Franse, Duitse en Engelse - en in de ontwerpresoluties die ter stemming zijn voorgelegd.
39 Het verschil tussen het Afrikaanse continent en Europa wordt door één verschijnsel in het bijzonder gekenmerkt: een constante stroom van honderdduizenden mensen die de grenzen passeren, die overigens pas in de eerste helft van de twintigste eeuw duidelijk zijn vastgesteld. Een situatie die onbeheersbaar is. Veel mensen reizen rond met hun kudde en al hun bezittingen, met name in de Sahel-regio waartoe Niger behoort. Dit is de reden dat crises zich zo snel verspreiden over verschillende landen in deze regio. Veel mensen die weten dat Niger natuurlijke hulpbronnen in overvloed heeft - zoals de enorme hoeveelheid uraniumerts die door mijnbouw wordt gewonnen - zou verbaasd zijn als ze zouden weten waar de winst terechtkomt die door de exploitatie van deze bronnen wordt gemaakt. Maatregelen om de corruptie terug te dringen en verhoogde druk op de regering voor een efficiëntere begroting zijn daarom voor de hand liggende, noodzakelijke eerste stappen. Het valt niet te ontkennen dat het heffen van BTW op meel en melk de situatie ten aanzien van de voedselvoorraden niet verbetert. De fundamentele fout is echter het gebrek aan steun voor een modern landbouwsysteem dat is gebaseerd op de aanleg van irrigatiesystemen en waterputten voor het verbouwen van gewassen. Veel nomaden voorzien in hun bestaan door rond te trekken en hun schapen te hoeden, dit komt met name voor in het noordelijke gedeelte van het land. Deze praktijk heeft echter tot gevolg dat de woestijn aan ruimte wint en de crisis van de afgelopen jaren escaleert. Bovendien kan de crisis zich verspreiden naar andere landen, in het bijzonder Mali en Burkina Faso, omdat de nomaden de grenzen oversteken. Er moeten daarom direct twee besluiten worden genomen. Ten eerste moet in de dringende behoefte aan voedsel worden voorzien en ten tweede moet er een uitgebreid programma voor de aanleg van irrigatiesystemen en waterbronnen worden ontwikkeld. Als noodzakelijke aanvulling op dit programma moet er een systeem van onderwijs komen waardoor voldoende boeren kennis krijgen van de moderne landbouwpraktijken: het verbouwen van gewassen volgens bepaalde methoden waar de regio in kwestie van kan profiteren. Bovendien moeten er bomen worden geplant om verwoestijning te voorkomen. Het ligt voor de hand dat het aan banden leggen van de beweiding van de grootste risicogebieden het moeilijkst zal zijn. Andere landen in de regio moeten ook bij dit programma betrokken worden, omdat we anders steeds vaker met dergelijke problemen zullen worden geconfronteerd naarmate de woestijn zich verder naar het zuiden uitbreidt. Het leveren van voedselhulp is niet meer dan een oplossing voor de korte termijn, voor de lange termijn zijn uitvoeriger oplossingen nodig. Waar duidelijk geen behoefte aan is de uitoefening van druk om de overheidsdiensten te liberaliseren en de markten overhaast open te stellen. Integendeel, dit zou als gevolg kunnen hebben dat de situatie in de nabije toekomst alleen maar slechter wordt. We moeten daarom tijdens de stemming streven naar het aannemen van een resolutie die zo is geformuleerd dat de tekst kan dienen
40 als basis voor een echte oplossing voor de problemen waar Niger en de rest van de regio mee kampen. 4-133
Fiona Hall (ALDE), auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze ontwerpresolutie weerspiegelt de vrees, die voortvloeit uit ervaringen met eerdere hongersnoden in Afrika, dat als je de acute crisis aanpakt door het land te overstelpen met buitenlandse voedselhulp, je daardoor de positie van de plaatselijke producenten mogelijkerwijs ondergraaft en op lange termijn de armoede aanwakkert. Je kan echter ook anders reageren op deze crisis, zodat de plaatselijke economie niet in het gedrang komt. De NGO Oxfam werkt bijvoorbeeld met programma’s voor het genereren van inkomen, zodat mensen in staat zijn hun eigen voedsel te kopen. Oxfam heeft het aantal verzwakte dieren teruggebracht door deze tegen een eerlijke prijs te kopen en te slachten. Daarnaast gebruiken ze ook een systeem van voedselbonnen in ruil voor werk, voor activiteiten zoals het verwijderen van dierlijke karkassen, het drogen van vlees van geslachte dieren en herbebossing. De crisis in Niger dit jaar is niet uitzonderlijk. Voor vele inwoners is de honger die zij nu lijden niet eens zo veel ernstiger dan wat zij elk jaar meemaken. Ondanks een kort regenseizoen en een sprinkhanenplaag lag de voedselproductie voor dit jaar slechts 11 procent onder het vijfjaarlijkse gemiddelde. Daarom is de echte vraag niet zozeer wat de crisis dit jaar heeft veroorzaakt, maar wel wat de oorzaak is van endemische hongersnood en armoede. Het antwoord op deze vraag is complex. Er zijn geruchten dat er in de dorpen waar vrouwen en kinderen sterven van de honger, graan opgeslagen ligt in afgesloten voorraadkamers die voor vrouwen traditioneel verboden terrein zijn. Wij hebben vaak de mond vol over de rol van vrouwen, maar je kan nauwelijks een schrijnender voorbeeld bedenken van de schade, die ontstaat wanneer vrouwen machteloos zijn. In Niger volgt slechts één op de vier meisjes lager onderwijs. Pas wanneer meer meisjes naar school zullen gaan, zullen vrouwen in hun eigen graankamers gaan inbreken. Tot slot maken wij Europeanen het probleem op lange termijn alleen maar erger, omdat wij er niet in slagen voldoende krachtdadig op te treden tegen de klimaatsveranderingen. Alle programma’s ter verbetering van de landbouw die we ooit kunnen bedenken, zullen zinloos zijn als de verwoestijning van de Sahel verder gaat. Niet alleen overbegrazing en ontbossing spelen een rol, maar ook de opwarming van de aarde. Dus laat ons in het Europees Parlement de koppen bij elkaar steken. Laat ons tijdens onze volgende discussie over maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, ook aandacht besteden aan marginale landbouwgronden en hongersnood in Afrika. 4-134
John Bowis (PPE-DE), auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik James Morris van het Wereldvoedselprogramma citeren. Hij heeft gezegd:
08/09/2005 "Niger heeft ons een boodschap gestuurd via de zachte jammerklacht van kinderen die zo ondervoed zijn dat ze niet om hulp kunnen roepen". Hij zei verder: "Jammer genoeg zijn de schijnwerpers reeds ergens anders op gericht en is de giftenstroom alweer opgedroogd". Dat is nu net het probleem. In Niger hebben 2,7 miljoen mensen dringend voedselhulp nodig. De bezorgdheid neemt toe, want terwijl de distributie van voedselhulp in de zwaarst getroffen delen van het land nog aan de gang is, begint de financiële steun voor noodhulpoperaties stilaan te slinken. In de tweede helft van augustus heeft het WVP slechts twee schenkingen ontvangen. Het heeft nog steeds niet eens de helft van de financiering van zijn noodhulpoperatie bijeen gesprokkeld en moet nog 29,6 miljoen dollar zien te vinden om de nodige hulp te kunnen leveren. Een voedselcrisis is een complexe zaak. Weerspatronen, voedselproductie, markten, technologieën, sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg, onderwijs en opvoedingsgewoonten spelen allemaal een rol. De twee opeenvolgende jaren van droogte en de sprinkhanenplaag van vorig jaar, gingen gepaard met een stijging van de voedselprijzen. Die verdrievoudigden op het platteland en verdubbelden in de steden, onder meer door de vraag vanuit buurlanden zoals Nigeria. Wij zijn het eens met de kritiek van AZG op de traagheid van de reacties, eerst van de regering in Niger en vervolgens van de VN. Het WVP denkt dat het slechts aan 110 000 mensen voedselpakketten zal kunnen uitdelen. Dit is maar 10 procent van de 1,2 miljoen inwoners van de zwaarst getroffen gebieden. Men is bang dat de voedselhulp niet terechtkomt bij diegenen die deze het meest nodig heeft, met name kinderen jonger dan vijf jaar, en dat het uitgedeelde voedsel niet geschikt is voor jonge kinderen en zuigelingen, die de voornaamste slachtoffers zijn van de huidige epidemie. Wij vrezen bovendien dat de crisis zal uitdeinen naar andere landen in de regio. De rest van de Sahel en het noordelijke deel van Mali zijn al getroffen en in Burkina Faso hebben landbouwers al tot 90 procent van hun oogst verloren, waardoor zij genoodzaakt zijn hun vee te verkopen om basislevensmiddelen te kunnen kopen. Er is dringend optreden nodig, en wel nu meteen. 4-135
Alyn Smith, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij aan bij de opmerkingen van mijn fractiegenote, mevrouw Isler Béguin, waarin zij vraagtekens plaatste bij het optreden van de Commissie in dergelijke gevallen, maar ook wij moeten ons in dit Parlement van onze taak kwijten. De toestand in Niger is bijna te erg voor woorden. Dit land met 12 miljoen inwoners wordt telkens weer getroffen door allerlei natuurrampen, die worden verergerd door falen op nationaal niveau, door onverschilligheid op internationaal niveau tot het te laat is en door een voortdurend gebrek aan samenhang.
08/09/2005 Wij hadden gehoopt dat men op de G8-top, die bij ons in Schotland is gehouden, de moed zou hebben om een duurzaam kader te creëren, waarin de Commissie eventueel een leidende rol zou krijgen voor een blijvende, coherente en constructieve betrokkenheid in landen zoals Niger. Tot onze grote spijt is daar niets van terechtgekomen. Gelukkig was de aangekondigde verlichting van de schuldenlast toch een stap in de goede richting. Het is onze taak in dit Parlement om erop toe te zien, dat deze mooie woorden geen dode letter blijven. Misschien kunnen we dit bespreken tijdens de bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, die tot mijn genoegen in november in Edinburgh zal plaatsvinden. Dit Parlement moet zijn steentje bijdragen tot een samenhangend kader en ik kijk uit naar de samenwerking met de Commissie op die basis. 4-136
Urszula Krupa, namens de IND/DEM-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag debatteren wij over een van de vele tragedies die zich heden ten dage in onze wereld afspelen. Er is uitgerekend dat om de zeven minuten ergens ter wereld een kind de hongerdood sterft, ondanks de grote vooruitgang die we hebben geboekt op het gebied van technologie, onderzoek, productie en nieuwe technieken. Niemand van de hier aanwezigen kan zich ook maar enigszins een voorstelling maken van de kwelling van mensen die sterven van de honger. Evenmin kunnen wij aanvoelen in welke ellendige situatie volwassenen en kinderen zitten die tot armoede zijn veroordeeld. Niger is niet de enige plek waar dit gebeurt. Nog meer Afrikaanse landen onder de Sahara en andere plaatsen in de wereld worden in gelijke mate getroffen. Niger heeft nu te kampen met droogte en met een sprinkhanenplaag, met als gevolg dat vijf miljoen mensen honger lijden. Bovendien dreigen meer dan een miljoen mensen, waaronder kinderen, direct van de honger om te komen. Dit zou ons allen zwaar op het geweten moeten drukken, en vooral degenen die zich uitsluitend door winstbejag laten leiden en op basis van marktprincipes de voedselproductie beperken, waarbij ze nauwelijks oog hebben voor de onvervreemdbare mensenrechten, de menselijke waardigheid en morele beginselen. De succesverhalen die onder andere in dit Parlement veelvuldig worden verkondigd, steken schril af tegen de globalisering van de armoede en de bedreigingen voor het vreedzaam samenleven der naties. Debatten als deze zetten geen zoden aan de dijk en dat geldt ook voor humanitaire steun die wordt verleend door de zeer rijke G8-landen waarvoor Afrika een prioriteit lijkt te zijn geworden. Wat nodig is, is schuldverlichting en een ontwikkelingsbeleid voor de lange termijn. Verder moeten we ons solidair tonen met de ontwikkelingslanden. 4-137
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de voedselcrisis waar Niger op dit moment mee te kampen heeft is
41 ondraaglijk, want hele bevolkingsgroepen, en met name kinderen, zijn ondervoed en hebben hulp nodig om te overleven. De manier waarop er misbruik is gemaakt van deze crisissituatie om de traagheid van donoren te kritiseren en hen te beschuldigen van het niet-bijstaan van personen in nood, noopt mij tot het leveren van enig commentaar, enkel maar om een objectieve analyse te bieden van de heersende situatie in Niger en een correcte voorstelling van zaken te geven, in elk geval ten aanzien van de Europese hulp. Niger is een van de armste landen ter wereld. Het ligt in het droogste gedeelte van de Sahel, waar het voedselevenwicht altijd wankel is. De voedselzekerheidssituatie aldaar is uitermate wankel en ondervoeding vormt een terugkerend probleem. Als de klimaatomstandigheden ook maar enigszins slecht uitpakken, bijvoorbeeld doordat er onvoldoende regen valt of doordat plaagdieren zoals vogels of sprinkhanen de oogsten doen mislukken, en als de marktprijzen ook maar enigszins verstoord raken, leidt dit onmiddellijk tot problemen met de voedselvoorziening. Mensen teren te snel in op hun voorraden, de voorraadschuren zijn in april al leeg, en op de markten worden voedingsproducten schaars en worden ze verkocht tegen woekerprijzen. Mensen moeten wachten tot de volgende oogst in september of oktober, waarbij ze natuurlijk altijd maar weer moeten afwachten of er een fatsoenlijke regentijd komt. De huidige crisis is echter ernstiger dan voorgaande jaren. De sprinkhanenplagen aan het eind van de zomer van 2004 en het tekort aan neerslag op meerdere plaatsen in de Sahel, en in het bijzonder in bepaalde gebieden in Niger, hebben een zeer schamele oogst tot gevolg gehad. Vanaf september 2004 heeft de Commissie 25,5 miljoen euro vrijgemaakt voor de sprinkhanenbestrijding in de zwaarst getroffen Sahellanden, te weten Senegal, Tsjaad, Mauritanië, Mali en Niger. Bovendien zijn er middelen toegekend aan de FAO, de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties. Vanaf februari/maart 2005 dienden zich in Niger de eerste tekenen aan van ernstige voedseltekorten. De graanprijzen schoten omhoog, de prijzen voor vee kelderden, de kudden begonnen massaal vroegtijdig aan hun seizoenstrek en de markten kampten met een tekort aan lokale levensmiddelen. In maart heeft de Nigerese regering, op basis van de gegevens van het "Dispositif national de prévention et de gestion des crises alimentaires" (nationaal agentschap voor het voorkomen en beheren van voedselcrises) en ruimschoots gesteund door de Commissie, geld vrijgemaakt voor de aankoop van 42 000 ton graan om tegen lage prijs door te verkopen en heeft zij voedsel uitgedeeld in ruil voor arbeidsintensief werk. Het Wereldvoedselprogramma is de nationale organisatie te hulp geschoten door een oproep te doen voor een bedrag van 2,3 miljoen euro, waarop de Commissie onmiddellijk heeft gereageerd met de toewijzing van 1 miljoen euro. Op dat moment kon niemand – noch het WVP, noch de NGO’s – beoordelen, bij gebrek aan precieze overzichtsinformatie, of de voedselvoorziening slechts
42
08/09/2005
een beetje problematischer was dan andere jaren of dat het een ernstige voedselcrisis betrof.
goed als alleen, samen met enige Europese landen, in het bieden van hulp aan dit land.
De Commissie heeft daarop contact gezocht met hulporganisaties om te vernemen wat hun analyse was en vooral wat zij van plan waren, want wij hebben toen geen enkel financieringsverzoek ontvangen. Geen enkele NGO, en geen enkele van de hulpverlenende organisaties waarmee wij op dit moment werken, heeft een beroep op ons gedaan, zoals dat normaal gesproken gebeurt, want zoals u weet treedt de Commissie in dit soort interventieoperaties niet eigenhandig op.
In de discussies over de toewijzingen na het negende EOF, die volgend jaar beginnen, zal zeker rekening gehouden worden met de lessen die uit deze voedselcrisis zijn getrokken. We moeten nu echter wel vaststellen dat, wat de Commissie ook doet voor Niger, de uitdaging immens blijft. Het zal moeilijk worden deze te overwinnen zonder een grotere ontwikkelingshulp van de gehele internationale gemeenschap. De verhoging van de middelen voor ontwikkelingshulp heeft, zoals u weet, de prioriteit van de Commissie en dat is de boodschap die wij in New York zullen overbrengen.
Pas eind mei, begin juni brachten voedingsonderzoeken die op bepaalde plaatsen in het land waren uitgevoerd de crisis aan het licht die zich aan het voltrekken was. Pas toen lieten de humanitaire partners van zich horen. De Commissie heeft daarop twee noodbesluiten genomen, via ECHO, voor een totaalbedrag van 6,3 miljoen euro. Zo is de gang van zaken geweest. En hoe is de situatie vandaag? Een recente evaluatiemissie van ECHO heeft vastgesteld dat de dekking van de voedingsbehoefte op dit moment voldoende is, ook al is de tenuitvoerlegging enigszins vertraagd. De Commissie is uiteraard bereid haar steun op te schroeven als zich aanvullende behoeften manifesteren. Wat nu nodig is, is een goede coördinatie tussen de partners ter plaatse, teneinde doelgericht en snel noodhulp te kunnen verlenen. De Europese Commissie heeft eveneens 2 miljoen euro vrijgemaakt voor Mali, 4,6 miljoen voor Eritrea en 4,5 miljoen voor Ethiopië, landen die ook getroffen zijn door crisisomstandigheden op het gebied van voedsel en voeding. Deze crisis doet een beroep op ons en wij zouden er gezamenlijk alle lessen uit moeten trekken. Op mijn niveau beschouw ik twee lessen als de belangrijkste. Ten eerste moet er wat Niger betreft, naast de humanitaire inspanningen, absoluut een duurzame oplossing worden gevonden voor de kwetsbaarheid van het land door de voedselzekerheidsstrategie te versterken. Dat is precies de politiek die de Commissie al jaren volgt, door te proberen een duurzaam antwoord op deze crisis te bieden. Ik denk met name aan irrigatieprojecten, de aanleg van waterbekkens, enzovoorts, met behulp van communautaire financiering. De nationale Nigerese mechanismen voor vroegtijdige waarschuwing en voor voedingsonderzoek moeten worden gesteund en versterkt. De programma’s voor plattelandsontwikkeling en marktorganisatie maken deel uit van die doelstelling, evenals de schoolkantines. De Commissie is de belangrijkste geldschieter in Niger. Dankzij het negende EOF heeft dit land een financiële toewijzing van 400 miljoen euro kunnen krijgen, waarvan 60,6 miljoen voor de vergroting van de voedselzekerheid. Op de begrotingslijn “voedselzekerheid” is 15 miljoen bestemd voor een steunprogramma, lopend van 2004 tot 2006, ten behoeve van het "Dispositif national de prévention et de gestion des crises alimentaires". De Commissie staat echter zo
Ten tweede moet ik tot mijn spijt vaststellen dat de reactie van de internationale hulporganisaties beter gecoördineerd had kunnen worden. De coördinatie met de Nigerese regering en tussen de hulporganisaties, zowel de NGO’s als de agentschappen van de Verenigde Naties, is voor verbetering vatbaar, zowel in de fase van waarschuwing en detectie, als in de fase van reactie op de crisis en doelgerichtheid. De Commissie is bereid in te stemmen met een onafhankelijke evaluatie om erachter te komen hoe de coördinatie van de hulp in dergelijke situaties kan worden verbeterd. Kort nog iets over het optreden van de donoren: ik moet bekennen – ik verhul het niet – dat de beweringen van bepaalde humanitaire organisaties mij van mijn stuk hebben gebracht. Als donor had de Commissie sneller kunnen optreden als zij de humanitaire organisaties afgelopen voorjaar al ter plaatse had aangetroffen. Zij heeft toen vergeefs gezocht. Ik stel daarentegen vast dat toen de media eenmaal over elkaar heen buitelden om verslag te doen, het geen enkel probleem meer was om partners te vinden die bereid waren naar Niger te komen. Ik heb de expertise en de toewijding van de humanitaire organisaties die onze partners zijn altijd zeer gewaardeerd, maar de beweringen die ik van sommigen van hen gehoord heb over de voedselcrises in Afrika – hetzij in de Sahel, hetzij in de Hoorn van Afrika, hetzij in Zuidelijk Afrika –, dat het probleem gelegen is in de tekortschietende reactie van de donoren, bevreemdden mij. Dat is geen al te intelligent argument. U weet heel goed dat de voedselcrises in Afrika complexe verschijnselen zijn die afhangen van meerdere parameters: het klimaat, de demografie, de gezondheidstoestand van de bevolkingen – men hoeft bijvoorbeeld alleen maar te denken aan de rampzalige effecten van aids in Zuidelijk Afrika in verband met de verminderde fysieke weerstand –, behoorlijk politiek bestuur en economisch governance. Beweren dat de hulp van donoren zou volstaan om deze crises te voorkomen lijkt me niet helemaal fair. Het is overigens ook een nogal bevoogdende en moraliserende houding en ik wil daar niets van weten. U kunt ervan op aan dat de Commissie buitengewoon waakzaam zal blijven. Ik hoop dat, in het vervolg, als we een probleem gewaarworden en er een oproep doen, wij hulpverlenende en partnerorganisaties zullen aantreffen zodat wij sneller aan het werk kunnen.
08/09/2005
43
4-138
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt vanmiddag aansluitend op de debatten plaats. 4-139
Schending van de mensenrechten in China, in het bijzonder inzake godsdienstvrijheid 4-140
De Voorzitter. – Aan de orde zijn zeven ontwerpresoluties over schending van de mensenrechten in China, met name met betrekking tot de vrijheid van godsdienst2. 4-141
Marios Matsakis (ALDE), auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, godsdienstvrijheid is een fundamenteel mensenrecht en een belangrijke graadmeter van het beschavingsniveau in een samenleving. Desalniettemin kan niet ontkend worden dat godsdienst in sommige gevallen handig is gebruikt voor politieke of economische doeleinden. Evenmin kan ontkend worden dat godsdienstfanatisme in een aantal gevallen geleid heeft tot extremistische demonstraties tegen onze democratische instellingen. Het evenwicht tussen godsdienstvrijheid en een toereikende bescherming van de burger is in wezen erg delicaat en vergt daarom een grote wijsheid bij het vaststellen van een wettelijk kader in combinatie met een oprechte vastberadenheid om dit correct toe te passen. Het hoeft niet te verbazen dat een dergelijke wil ontbreekt in totalitaire landen, waar godsdienst enkel wordt beschouwd als een mogelijke bedreiging van de politieke stabiliteit van het heersende regime. Dit geldt blijkbaar ook voor China. Onlangs heeft de Chinese regering, onder internationale druk, nieuwe regels inzake godsdienst uitgevaardigd, maar het is nu al overduidelijk dat deze wijzigingen niet ver genoeg gaan en dat het beleid nog steeds de godsdienstvrijheid beperkt. Er zijn talrijke voorbeelden van religieuze groepen of personen in China, die worden vervolgd of lastig gevallen, waarover voldoende documentatie bestaat en die ik hier dus niet hoef te herhalen. Wij verzoeken de Chinese regering daadwerkelijk een einde te maken aan de godsdienstonderdrukking in het land. Bovendien vragen wij de regering alle personen die door de overheid vervolgd worden omwille van hun geloof en religieuze praktijken, vrij te laten of buiten vervolging te stellen. Ik verzoek u dringend deze ontwerpresolutie te ondersteunen.
gezamenlijke
4-142
Józef Pinior (PSE), auteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we mogen blij zijn met de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie en China op het gebied van handel, economie, cultuur en politiek. China kan voor de Europese Unie een strategische partner worden in onze pogingen om een nieuwe wereldorde te creëren. Daarbij moeten we evenwel beseffen dat echte partnerschap gefundeerd moet zijn op 2
Zie notulen
gemeenschappelijke waarden. Onze positieve benadering van China mag er niet toe leiden dat we onze ogen sluiten voor de schendingen van mensenrechten in de Volksrepubliek China. Evenmin kunnen we aanvallen op politieke vrijheden en vrijheden van vakbonden door de vingers zien. We mogen ook nooit vergeten dat China geen democratie is. In zijn resolutie wijst het Europees Parlement op de schending van fundamentele mensenrechten in China, vooral de vrijheid van godsdienst, waarbij in het bijzonder wordt gekeken naar christelijke kerken en kerkgenootschappen. Wij roepen de Chinese autoriteiten op een eind te maken aan de strenge controle op en repressie en vervolging van christelijke en andere religieuze groepen. Ik denk ook aan het Tibetaanse boeddhisme en de islam. De rooms-katholieke kerk is voor een groot deel gedwongen ondergronds gegaan. Dat baart ons grote zorgen, wat ook geldt voor de situatie van de protestantse kerken. Daarnaast willen wij informatie over het lot van bepaalde rooms-katholieke bisschoppen en vermiste priesters. Wij vragen om de vrijlating van katholieke priesters en protestantse geestelijken die zijn gearresteerd en gevangengezet, en om de vrijlating van alle leken die vanwege de uitoefening van hun godsdienst worden gestraft. De Chinese autoriteiten moeten beloven dat zij zich zullen houden aan artikel 36 van de grondwet van de Volksrepubliek China, dat vrijheid van godsdienst garandeert. Ik wil het Parlement eveneens wijzen op de informatie die de organisatie Reporters zonder Grenzen heeft verstrekt over de veroordeling van de heer Shi Tao, een internetgebruiker. Op 30 april 2005 heeft een rechtbank in Changsha hem veroordeeld tot tien jaar celstraf omdat hij staatsgeheimen openbaar zou hebben gemaakt. De heer Shi Tao was als journalist werkzaam voor het economisch nieuwsblad Dangdai Shangbao en zijn misdrijf was dat hij gegevens uit een vertrouwelijk document van het centrale ministerie van Propaganda op internet had gepubliceerd. De redactie van het blad kreeg dit document in handen vóór de vijftiende verjaardag van het bloedbad op het Tiananmen-plein. Ook moet er onderzoek worden verricht naar de handelwijze van internetportaal Yahoo dat persoonsgegevens van de heer Shi Tao aan de rechtbank verstrekte. 4-143
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), auteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, China is opnieuw onderwerp van debat in dit Huis en ik vrees dat het niet de laatste keer is dat we dit thema zullen aansnijden. De groeiende relaties tussen de Europese Unie en China vormen een fantastische kans voor beide partijen, en ik durf zelfs te stellen voor de wereld in het algemeen. Echter, deze relaties kunnen niet alleen maar gebaseerd zijn op verbetering van de onderlinge handelsbetrekkingen. Als de Europese Unie wil dat haar beleid met betrekking tot China geloofwaardig is, zal zij
44 aanzienlijk duidelijker moeten zijn in haar eis dat China radicale verbeteringen aanbrengt in zijn mensenrechtenbeleid. De dialoog tussen de Europese Unie en China over de mensenrechten is daarvoor een goed instrument, maar ik vrees dat er veel te weinig van dat instrument gebruik wordt gemaakt. Gezien de rol die China speelt in een wereld die gekenmerkt wordt door een steeds groter wordende onderlinge afhankelijkheid, is er een aantal problemen dat door China niet op verantwoorde wijze wordt aangepakt: de vrijheid van vakbond, de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en zelfs de godsdienstvrijheid. Ik behoor tot degenen die verdedigen dat overheidsinstanties en andere publieke instellingen een seculier karakter dienen te hebben en dat de scheiding tussen kerk en staat van fundamenteel belang is, maar ook geloof ik dat in een werkelijk seculiere samenleving de vrijheid om religieuze praktijken in de privé-sfeer uit te oefenen gewaarborgd moet zijn. Daarom maak ik mij zorgen over de aanhoudende klachten van verschillende groeperingen over problemen die zij ondervinden bij het uitoefenen van hun religie in China. Net zoals ik me ertegen verzet dat een staat één religie financiert of speciaal ondersteunt en andere niet - een paar dagen geleden heb ik bijvoorbeeld nog mijn afkeuring uitgesproken over het feit dat de Commissie zo veel geld heeft gegeven aan de Wereldjongerendagen, die georganiseerd worden door de katholieke kerk - vind ik het onacceptabel dat vanuit overheidsinstellingen het individuele recht op vrijheid van godsdienst geweld wordt aangedaan. Het gaat hier dus om een geval van schending van mensenrechten dat wij moeten betreuren en aan de kaak moeten stellen. Kortom, wat wij in deze resolutie vragen is dat de Chinese autoriteiten onmiddellijk een einde maken aan iedere vorm van religieuze repressie, dat zij de internationale normen voor de mensenrechten respecteren en dat zij garant staan voor democratie, voor de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de persvrijheid, en, zoals het in de resolutie wordt gesteld, voor de vrijheid van godsdienst in alle gebieden waarover de Chinese autoriteiten controle uitoefenen. 4-144
Erik Meijer (GUE/NGL), Auteur. – Voorzitter, het huidige China wordt nog steeds bestuurd door een zich communistisch noemende partij. Communistisch is die partij en zeker haar leiding al sinds vele jaren niet meer. Vandaag telt er alleen het streven naar economische groei en naar exportvoordelen op de wereldmarkt. Dat wordt bereikt door lage arbeidslonen, slechte arbeidsomstandigheden en het onmogelijk maken van onafhankelijke vakbonden. Dit lijkt sterk op het dictatoriale model waarmee eerder Zuid-Korea werd geïndustrialiseerd. Voor zover de massa van de bevolking daar enig voordeel van heeft, blijkt dat pas na tientallen jaren. Ondertussen is er dan een samenleving
08/09/2005 ontstaan met grote verschillen tussen de mensen op het gebied van zeggenschap en inkomen en met grote verwaarlozing van natuur, landschap en milieu. Het heeft niets te maken met de bescherming van mens en milieu, die voor ons als socialisten voorop staat. Die Chinese leiders zijn geen communisten meer, maar de slechtste kenmerken van de communistische staatstraditie hebben ze helaas behouden. Ze dulden geen onafhankelijke organisaties en andere machtscentra naast zich. Mensen mogen wel een godsdienst aanhangen maar zich niet serieus organiseren. De leiding vreest dat onafhankelijke kerken een bron van oppositie kunnen worden. Een mengsel van atheïstische traditie en machtspolitiek leidt ertoe dat de overheid uitmaakt welke godsdiensten zijn toegelaten en onder welke omstandigheden. Het is algemeen bekend dat niet de officiële katholieke kerk is toegelaten maar alleen een nationaal gecontroleerde variant. Minder bekend is dat de Joodse godsdienst, die voor de revolutie van 1949 in vooral de grote steden aan de Oostkust aanhang had, helemaal niet is toegelaten. Dit China moeten we niet in de gelegenheid stellen om buurlanden te bedreigen of binnenlandse opposities gewelddadig te onderdrukken. Handhaving van het wapenembargo moet daarom vanzelfsprekend zijn. Er mag geen sprake van zijn dat lidstaten van de Europese Unie wapens zouden mogen verkopen aan China. Alle pogingen om het wapenembargo op te heffen zijn verwerpelijk. Niemand heeft belang bij een nieuwe geldverslindende wapenwedloop en het oproepen van nieuwe dreigingen. Juist daarom moet ook door Europa worden ingezet op ontwapening. 4-145
Bernd Posselt (PPE-DE), auteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil collega Meijer complimenteren met zijn voortreffelijke rede waarmee hij de spijker op zijn kop sloeg, maar ik moet zeggen dat ik verbijsterd was over wat enkele afgevaardigden voor hem zeiden. Geen wonder dat christenen momenteel zo wreed hun rechten wordt ontnomen en dat ze worden vervolgd, als we zien hoe een deel van de Europese leiders zich opstelt. Zelfs in dit Parlement zijn er sprekers die de brute schendingen van de mensenrechten van christenen in China niet kunnen veroordelen zonder eerst antikerkelijke opmerkingen te maken die met dit onderwerp niets te maken hebben. Zij vinden het nodig om de Wereldjongerendag te bekritiseren in een debat waarin het gaat om de grondrechten van slachtoffers van vervolging. In deze Europese Unie is er uiteraard geen sprake van een christelijk monopolie, en dat is ook goed zo. Maar de bevolking van de EU bestaat voor 85 procent uit christenen, en voor 56 procent uit katholieken. Die mensen hebben ook recht op een fatsoenlijke politieke vertegenwoordiging. Wie moet er voor de vervolgde piepkleine christelijke minderheden opkomen, maar ook voor de joden, moslims en boeddhisten in China, als wij
08/09/2005 dat niet doen? De islamitische wereld neemt het ook op voor zijn moslimbroeders en -zusters als die worden vervolgd in landen als China. Alleen wij Europeanen moeten deze schendingen van de mensenrechten altijd maar weer relativeren, ofwel een kritische houding aannemen. Op die manier maken we onszelf er medeplichtig aan. Als ik nu de beelden zie van de heer Blair op de EUChinese top, dan schiet me weer te binnen dat de heer Blair ons heeft gezegd dat de EU voor hem meer is dat een vrijhandelszone. Daar merk ik niets van, want als zij voor hem werkelijk een gemeenschap van waarden was, dan zou hij een buitenlands beleid voeren waarin de mensenrechten centraal staan, ook in de omgang met een groot land als China. Datzelfde geldt voor de heer Schröder, die op eigen houtje het wapenembargo wilde versoepelen. Daar hebben wij gelukkig een stokje voor gestoken. Wij dienen eindelijk een eenheid te vormen die de partijgrenzen overschrijdt, om ook tegenover een groot land zoals China op te komen voor mensenrechten en geloofsvrijheid. 4-146
Bastiaan Belder (IND/DEM), Auteur. – Voorzitter, een kort, veelzeggend citaat uit een brief van een anonieme Chinese protestant: "Ik verlang er echt naar geestelijk voedsel te krijgen". De schrijver kan dat naar eigen zeggen niet meer ontvangen in de officiële protestantse kerk want die loopt aan de ideologische staatsleiband. Exact deze overheidsschending van de vrijheid van godsdienst in de Volksrepubliek China heeft geleid tot een groeiende stroom van bloeiende, niet geregistreerde protestantse huisgemeenten. Zij staan met China's nieuwe regels voor religieuze zaken per 1 maart van dit jaar aan een golf van willekeurige overheidsrepressie bloot. Ruwe verstoringen van erediensten, forse boetes, arrestaties, vernielingen van particuliere woningen, afranselingen of berispingen in de trend van 'leraren kunnen niet in het christendom geloven'. Schokkend was vooral het relaas van de razzia van 7 augustus dit jaar op een protestantse huisgemeente in de provincie Shenyang . Onder de dertig kerkgangers bevond zich een tiental vrouwen. Zij moesten zich ontkleden en vervolgens naakt poseren. Vrouwen die tegenstand boden werden wreed afgetuigd. Recent onderzoek naar de verantwoordelijkheid voor de schendingen van de godsdienstvrijheid in China, de centrale overheid of lokale autoriteiten bracht een saillant lichtpuntje naar voren. Sommige plaatselijke gezagdragers staan sympathiek tegenover christelijke medeburgers en beschermen die ook metterdaad vanwege hun loyale inbreng aan de lokale economische en sociale ontwikkeling. Een praktisch voorbeeld ter navolging voor de Chinese centrale overheid, want zij bepaalt toch altijd wat precies normale religieuze activiteiten zijn en alleen die zijn wettelijk toegestaan. Commissaris, ik verzoek u of uw collega's of de Raad de Chinese autoriteiten dit omineuze criterium voor het grondrecht van vrijheid van godsdienst eens haarfijn en
45 haarscherp uit te leggen. Wat zijn normale religieuze activiteiten? Bovenal hoop ik dat u en de Raad zich inzetten voor de vrijlating van allen die ongeacht welke godsdienst zij hebben gevangen zitten of leiden onder het gebrek aan vrijheid van godsdienst in China. 4-147
Marcin Libicki (UEN), auteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, helaas wordt het voor ons zo langzamerhand de gewoonte om op donderdagmiddag te debatteren over de wijze waarop de Chinese autoriteiten optreden tegen hun eigen volk en alle anderen die ze hebben geknecht. Ik wil het Parlement eraan herinneren dat we onlangs nog over mensenrechtenschendingen in Tibet hebben gediscussieerd. De term mensenrechtenschendingen is eigenlijk een eufemisme, want we hebben het hier over moord, opsluiting, verdwijningen op grote schaal, belemmering van de uitoefening van een godsdienst en absolute onvrijheid. Laten we het beestje bij de naam noemen. Het gaat hier om misdadige activiteiten, niet om de schending van mensenrechten. We hebben gezien wat er de afgelopen zestig jaar allemaal in China is gebeurd. Degenen van ons die afkomstig zijn uit voormalige communistische staten weten heel goed hoe communistische autoriteiten zich gedragen, of ze nu de communistische ideologie werkelijk aanhangen of niet. Dat doet er niet toe. Ik spreek uit persoonlijke ervaring en ik kan mij de eerste jaren van het communisme in Polen nog heel goed herinneren. We hebben gewoon te maken met een boosaardige communistische of postcommunistische dictatuur. Iedereen wordt vervolgd. Moslims, boeddhisten, joden, allemaal worden ze opgepakt. Christenen en in het bijzonder katholieken worden het zwaarst vervolgd, hoewel bij nader inzien de beproeving voor Tibetaanse boeddhisten even groot is. Vooral katholieken die vasthouden aan een grondbeginsel van de katholieke kerk, namelijk eenheid met de kerk in brede zin, die belichaamd wordt in de paus, moeten het ontgelden. Sommige scheuringen zijn aangemoedigd en er is een nationale kerk ontstaan, ofschoon deze natuurlijk nooit enige erkenning heeft gekregen. De situatie wordt alleen maar slechter, niet beter. Zoals in onze resolutie wordt vermeld, neemt het aantal arrestaties toe. Dat geldt ook voor het aantal gevallen van marteling, onverklaarbare verdwijningen, detenties via het strafrechtsysteem en het aantal isolatiekampen. Alleen het woord “isolatiekampen” zou al afschuw bij ons moeten oproepen. Wij Europeanen weten nog heel goed welke gruweldaden onder nazi-Duitsland en communistisch Rusland zijn begaan. De Europese Unie onderhoudt nu dertig jaar diplomatieke betrekkingen met China. Er is veel over dialoog gesproken. Ik vraag me af wat die dialoog inhoudt. Het lijkt erop dat “dialoog” voor dit Parlement betekent dat het op donderdagmiddag de ene na de andere resolutie aanneemt, wanneer de meeste afgevaardigden al onderweg naar huis zijn.
46 Tegelijkertijd pleiten anderen die grote invloed op het beleid van China zouden kunnen uitoefenen, voor een versoepeling van het embargo tegen dat land. Frankrijk en Duitsland doen dat bijzonder overtuigend en beweren dat het embargo niet effectief is. En dat terwijl we China zoveel mogelijk zouden moeten isoleren. Het gaat niet alleen over economie, het gaat vooral over morele beginselen. De Europese Unie moet klip en klaar laten blijken dat er geen enkele dialoog of overeenkomst met China kan worden aangegaan. Een harde veroordeling moet China's deel zijn. 4-148
Filip Andrzej Kaczmarek, namens de PPE-DEFractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, vorige week zei Tang Jaixuan, voormalig minister van Buitenlandse Zaken van de Volksrepubliek China, tegen de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN dat elk land op zijn eigen wijze de rechten van de mens moet bevorderen en beschermen en dat bemoeienis van buitenaf daarbij ongewenst is. Wij zijn het daar niet mee eens. De eerbiediging van fundamentele mensenrechten, inclusief de vrijheid van godsdienst, is geen interne Chinese aangelegenheid. Het is een zaak van alle mensen die niet egoïstisch of opportunistisch zijn. We moeten ons realiseren dat godsdienstvrijheid ook mogelijk is in niet-democratische landen. In de zestiende eeuw emigreerden Tsjechen, Joden en Nederlanders naar Polen, niet omdat ons land een democratie was maar omdat alle godsdiensten daar in volledige vrijheid konden worden uitgeoefend. We moeten echter evenmin vergeten dat er altijd politieke systemen hebben bestaan waarin religieuze leiders van diverse groepen gelovigen alleen maar worden erkend als zij de stelling onderschrijven dat elk gezag, hoe wreed ook, door God is gegeven. China moet niet slechts de vrijheid van godsdienst respecteren, maar ook de onafhankelijkheid van kerken en religieuze organisaties. Het is onacceptabel dat wereldlijke autoriteiten invloed uitoefenen op de keuze van een katholieke bisschop, de vijftiende Dalai Lama of de twaalfde Panchen Lama. Tibetaanse monniken mogen niet gedwongen worden om aan een ideologische training mee te doen. De 87 jaar oude Gongola Lama heeft verteld dat de docenten van zulke cursussen de monniken een bepaalde visie op de liefde voor het gemeenschappelijke Chinese vaderland opleggen en hen omvormen tot mensen die gedwee de wet gehoorzamen. Zij leren de monniken ook dat de Dalai Lama een gevaarlijk persoon is. Sommige monniken worden gedwongen een document te tekenen waarin zij aangeven dat zij het geestelijke en politieke leiderschap van de Dalai Lama niet langer erkennen. De wereldgeschiedenis kent vele gevallen van repressie wegens godsdienstige overtuiging. Zulke repressie is echter altijd ineffectief gebleken, zelfs onder de allerwreedste regimes. Ook in China zal de onderdrukking niet het beoogde effect hebben. Het maakt daarbij niet uit of iemand zijn werk of bezittingen
08/09/2005 kwijtraakt of dat hij wordt gevangengezet, verdreven, gekruisigd of vergast. Noch de paus noch de Dalai Lama kan ter verdediging een legermacht op de been brengen, omdat de bron van de religieuze kracht niet in de gelovigen of in de geestelijkheid ligt, maar in de aard van de godsdienst zelf. Bij de meeste religies is de dood geen tragisch einde maar het begin van een nieuw leven. 4-149
Catherine Stihler, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, godsdienstvrijheid is een fundamenteel mensenrecht en zoals een vorige spreker heeft gezegd, beweert de Chinese grondwet in artikel 36 godsdienstvrijheid toe te staan, maar de retoriek strookt niet met de werkelijkheid. Amnesty International geeft onder meer het voorbeeld van de zaak Zhang Rongliang, de leider van één van de grootste netwerken van huisgemeenten in China. Hij werd gevangen gehouden in zijn dorp. De politie doorzocht elk huis in het dorp en nam alle christelijke voorwerpen in beslag. Zijn vrouw en kind moesten onderduiken. Hij heeft vijf keer en in totaal 12 jaar, in de gevangenis gezeten en gedurende die periode is hij zwaar gefolterd. Dit Parlement heeft al eerder aandacht besteed aan de zaak Tenzin Delek Rinpoche, de Tibetaanse monnik die door de Chinese autoriteiten ter dood is veroordeeld na een oneerlijk proces. Hij zit nu levenslang vast, maar niemand weet waar en zijn familie wil graag weten waar hij wordt vastgehouden. Zolang China de godsdienstvrijheid niet op serieuze wijze behandelt, zullen wij in dit Parlement de mensenrechtenschendingen aan de kaak moeten blijven stellen. Wij moeten het opnemen voor diegenen die niet vrij voor zichzelf kunnen opkomen. 4-150
Luca Romagnoli (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het is een vaststaand feit dat China het niet zo nauw neemt met de mensenrechten. Iedere andere bewoording zou een eufemisme zijn. Dames en heren, waar het in de resoluties van dit Parlement aan ontbreekt, en ook in gezamenlijke resoluties van meerdere partijen als deze, is een beetje intellectuele eerlijkheid. Paragraaf 3, waarin wordt opgeroepen de Chinese autoriteiten duidelijk te maken dat een echt partnerschap alleen tot stand kan komen wanneer gemeenschappelijke waarden volledig gerespecteerd en uitgevoerd worden, blijkt uiteindelijk hypocriet. De resolutie wordt vervolgens bespottelijk wanneer, na opsomming van een betreurenswaardige reeks schendingen en de gebruikelijke eisen, er verheugd gesproken wordt over een gestructureerde dialoog over mensenrechten tussen de EU en China. Geen woord van serieuze afkeuring, laat staan een voorstel tot sancties.
08/09/2005 Wanneer we deze resolutie goedkeuren, maken we onszelf bespottelijk en worden wij tevens moreel medeplichtig aan de meest gewelddadige combinatie van liberale en communistische ideeën die ooit heeft bestaan. Ik verzoek u dringend, mijn collega’s, tegen deze resolutie te stemmen. 4-151
Boguslaw Sonik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Volksrepubliek China toont geen respect voor de fundamentele mensenrechten van het individu. Reeds vele jaren houdt het communistische China zich niet aan de meest elementaire universele normen en voorschriften betreffende de vrijheid van meningsuiting, gedachte, handelen en creativiteit. Tijdens de meest recente bijeenkomst van ministers van de EU en China in mei 2005 heeft de Unie haar zorg uitgesproken over vier aspecten van de mensenrechten. In het bijzonder heeft zij opgeroepen tot de vrijlating van leden van de pro-democratische beweging van 1989 die nog steeds gevangen zitten, tot een beperking van de mediacensuur, tot een hervorming van het "heropvoeding door arbeid"-systeem, en tot ratificatie van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Daarnaast zouden we de Chinese autoriteiten moeten vragen een eind te maken aan de onderdrukking van de rooms-katholieke kerk, die niet door het regime wordt erkend. Meer dan 126 gezinnen hebben dierbaren verloren in het bloedbad van 1989 op het Tiananmen-plein en de omstandigheden waaronder die gebeurtenis plaatsvond, zijn nog steeds onduidelijk. Volgens Amnesty International werden alleen eind vorig jaar al meer dan vijftig personen gevangengezet omdat zij op internet informatie hadden gepubliceerd die de autoriteiten schade zou kunnen berokkenen. Amnesty International heeft eveneens bekendgemaakt dat in 2004 in China 3 400 mensen zijn geëxecuteerd en meer dan 6 000 ter dood veroordeeld. Deze statistieken zijn werkelijk alarmerend. De Chinese regering is bezig het volk van Tibet meedogenloos uit te roeien. Mensen worden vals beschuldigd van het overtreden van de wet, de uitkomsten van rechtszaken worden van tevoren vastgesteld en Tibetanen worden massaal gedeporteerd, waarna hun plaats wordt ingenomen door etnische Chinezen. Meer dan honderd Tibetaanse religieuze leiders zitten vast in Chinese gevangenissen op beschuldiging van gezagsondermijnende activiteiten. De wereld kijkt werkeloos toe hoe een van de oudste en belangrijkste culturen aller tijden voor zijn ogen verdwijnt. Hoeveel tragedies en statistieken zijn er nog nodig voordat de wereld aandacht krijgt voor de mensenrechtenschendingen in China? Diplomatie zal niet tot het gewenste resultaat leiden. De Unie staat voor een enorme uitdaging. Het hangt van onze daadkracht af of China specifieke maatregelen zal treffen als reactie op
47 de oproep om het beleid ten aanzien van zijn eigen bevolking te wijzigen. 4-152
John Bowis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, China is een grote natie en was ooit een grote beschaving, maar deze reputatie en status worden besmeurd door de vele schendingen van de mensenrechten in het land. Ik wil dat China luistert naar de woorden van mijn collega’s en van deze resolutie over godsdienstvrijheid. Ik wil dat het de katholieken en christenen vrijlaat uit de gevangenis. Ik wil dat het de moslims, de Oeigoeren in Xinjiang, rechtvaardig behandelt. Ik wil dat het de Tibetanen rechtvaardig behandelt en hun dreigement om hun eigen Panchen Lama op te dringen intrekt. Ik wil dat zij een einde maken aan het misbruik van de psychiatrie. Ik wil dat zij luisteren naar de stem van mevrouw Fen Yang, die tijdens een bezoek aan vrienden werd gearresteerd en zonder proces tot twee jaar in een werkkamp voor vrouwen is veroordeeld, waar zij wordt mishandeld en gehersenspoeld. Ik wil dat zij luisteren naar de moeder van Wang Nan, die gestorven is op het Tiananmenplein. Haar moeder werd gearresteerd omdat ze een pakketje met T-shirts had ontvangen. Dit soort misbruiken kunnen wij niet tolereren. Alleen als China luistert en daadwerkelijk een einde maakt aan deze misbruiken, zal het ons respect verdienen en krijgen. 4-153
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal antwoorden namens mijn collega Benita Ferrero-Waldner. Hoewel er de afgelopen jaren aanmerkelijke vooruitgang is geboekt inzake de mensenrechtenproblematiek in China, met name op het gebied van de economische en sociale rechten, blijven de algemene mensenrechtensituatie in dat land, en meer in het bijzonder de opgelegde beperkingen van de politieke en burgerrechten, de Europese Unie zorgen baren. De eerbiediging van de mensenrechten is een speerpunt van het buitenlands beleid van de Unie. Zij heeft deze kwestie voortdurend onverbloemd en openlijk bij de Chinese autoriteiten aangekaart, zowel via de politieke dialoog – tot op het hoogste niveau, zoals onlangs nog is gebeurd tijdens de laatste bilaterale top die op 5 september in Peking is gehouden – als via de specifieke bilaterale mensenrechtendialoog. In het kader van de dialoog EU-China heeft de kwestie van de vrijheid van geloof, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging altijd bovenaan de prioriteitenlijst van de Europese Unie gestaan. In het bijzonder heeft de Unie niet afgelaten haar diepe bezorgdheid te uiten ten aanzien van de situatie van de personen die worden vervolgd of van hun grondrechten worden beroofd voor het openlijk belijden van hun geloof, ongeacht overigens welke godsdienst of geloofsovertuiging het betreft. Een aantal geloofsgevangenen die door de geachte afgevaardigden zijn genoemd staan op de lijst van
48
08/09/2005
individuele zaken die de Unie stelselmatig aan haar Chinese gesprekspartners doet toekomen in het kader van de mensenrechtendialoog. Bovendien heeft de Europese Unie herhaaldelijk officiële stappen ondernomen tegen de Chinese autoriteiten via haar vertegenwoordigers in Peking; Tenzin Deleg Rinpoche en dominee Zhang Rongliang zijn twee recente voorbeelden van mensen die het voorwerp zijn geweest van dergelijke stappen. Ook afschaffing van de doodstraf, of ten minste de afkondiging van een moratorium op de voltrekking ervan, een snelle ratificatie door China van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten of de samenwerking met de mechanismen van de Verenigde Naties behoren tot de hoofdthema’s die geregeld bij de Chinese autoriteiten aan de orde worden gesteld. Voor wat het laatstgenoemde punt betreft heeft de Europese Unie, tijdens de afgelopen sessie van de mensenrechtendialoog op 24 en 25 februari jongstleden in Luxemburg, erop aangedrongen dat de speciale rapporteur van de Verenigde Naties inzake de vrijheid van godsdienst en geloof zo spoedig mogelijk naar China af kan reizen. Het ligt zeker in de bedoeling van de Europese Unie de mensenrechtendialoog met Peking voort te zetten en uit te diepen door middel van de studiebijeenkomsten die aan deze problematiek zijn verbonden die, in aanvulling op de dialoog, ook kunnen bijdragen aan een verdere bewustmaking van bepaalde belangrijke gesprekspartners uit het Chinese maatschappelijk middenveld. Wij hopen dat de volgende sessie van de specifieke mensenrechtendialoog, die op 24 en 25 oktober aanstaande in Peking gehouden zal worden, aanleiding zal geven tot het boeken van duidelijke vorderingen. 4-154
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt vanmiddag aansluitend op de debatten plaats. 4-155
Situatie van politieke gevangenen in Syrië 4-156
De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over de situatie van politieke gevangenen in Syrië3. 4-157
Marios Matsakis (ALDE), auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit Parlement heeft zich al eerder gebogen over de kwestie mensenrechtenschendingen in Syrië en het lijdt geen twijfel dat dankzij de internationale druk, onder meer van de Europese Unie, de toestand met betrekking tot het naleven van de mensenrechten al een stuk verbeterd is in de afgelopen jaren. Helaas zijn deze verbeteringen nog niet voldoende. Het feit dat twee zieke parlementsleden, Riad Seif en 3
Zie notulen
Mamoun al-Homsi, nog steeds in de gevangenis zitten en vele burgeractivisten, zoals Hasan Zeino en Yassin al-Hamwi, recentelijk vervolgd werden, is een duidelijk bewijs hiervan. Bovendien handhaven de Syrische autoriteiten hun tactiek om de registratie en de vrije werking van niet-gouvernementele mensenrechtenorganisaties in het land te belemmeren. En natuurlijk is er ook nog de tactiek van het intimideren en treiteren van een groot aantal Syrische mensenrechtenactivisten. De Syrische regering moet beseffen dat de EU een dergelijke situatie niet kan aanvaarden en dat een toekomstige associatieovereenkomst tussen de EU en Syrië in het gedrang komt, als de toestand niet verandert. Wij verzoeken de Syrische autoriteiten, en meer specifiek de huidige president, de heer Bashar al-Assad, die hoopgevende signalen heeft gegeven dat hij het politieke stelsel in Syrië na jaren van overheersing door de Baath-partij wil openstellen, om snel en daadkrachtig werk te maken van het broodnodige democratiseringsen hervormingsproces in dit land. Dergelijke veranderingen zullen niet alleen heel wat respect voor hem en zijn regering afdwingen in het buitenland, maar ook, en dat is veel belangrijker, de Syrische bevolking ten goede komen. Geachte collega’s, ik verzoek u dringend deze gezamenlijke ontwerpresolutie te steunen. 4-158
Véronique De Keyser (PSE), auteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, als wij vandaag de onderwerpen van onze debatten over mensenrechtenschendingen hadden moeten kiezen, dan hadden wij misschien Tunesië gekozen. Gisteren zijn in dat land mensenrechtenverdedigers belegerd door Tunesische troepen. Het probleem met betrekking tot Tunesië laat op algemene wijze zien hoe serieus wij de mensenrechten in onze associatieovereenkomsten in aanmerking nemen. Dat is de reden waarom wij deze resolutie over Syrië wilden. Wij wensen dat Syrië zich openstelt en democratiseert. We dringen er al maanden op aan dat de zaak van politieke gevangenen als Riad Seif en Mamun al-Humsi een serieuze behandeling krijgt. Mevrouw Béatrice Patrie en ik, namens de Commissie buitenlandse zaken, en de Voorzitter van het Parlement, de heer Borrell, hebben in augustus brieven gestuurd met het verzoek deze twee politieke gevangenen, oudparlementsleden wier fysieke conditie slecht is en die al tweederde van hun straf hebben uitgezeten, vrij te laten. Antwoord op deze brieven is uitgebleven. Wat wij willen is dat in de volgende associatieovereenkomst met Syrië uitdrukkelijk wordt aangegeven dat de mensenrechten een voorwaarde vormen waarop wij geen concessies doen. Wij willen Syrië niet isoleren. Wij beschouwen het als een bevriend land, dat moet democratiseren en dat wij kunnen helpen, maar voor het ogenblik willen wij graag de volgende
08/09/2005 boodschap richten tot de Syrische regering: neemt u deze boodschap alstublieft serieus, nu de tijd is gekomen om een besluit te nemen over deze associatieovereenkomst. U moet niet denken dat wij telkens weer met resoluties moeten komen om uiteindelijk een constructieve dialoog met Syrië aan te gaan over mensenrechten, met name met de subcommissie mensenrechten, die wij u verzoeken op te richten. 4-159
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), auteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, midden in de viering van de tiende verjaardag van het proces van Barcelona is het goed om eraan te herinneren dat het respect voor de mensenrechten een van de hoekstenen van de Euromediterrane Overeenkomst is, en in deze context verdient de resolutie over de situatie van de politieke gevangenen in Syrië waarover we vandaag gaan stemmen onze speciale aandacht. We vragen daarom aan de Commissie, aan de Raad en aan de lidstaten om de Syrische autoriteiten heel duidelijk te maken dat de overeenkomst waarover op dit moment wordt onderhandeld heldere clausules over de mensenrechten zal moeten bevatten, precies zoals in de Euro-mediterrane Overeenkomst wordt bepaald. Eveneens vragen wij, net als mevrouw De Keyser, dat er binnen de context van de associatieovereenkomst een subcommissie voor mensenrechten wordt ingesteld voor Syrië, zoals dat al eerder is gebeurd met betrekking tot Jordanië en Marokko, met als doel het op gang brengen van een gestructureerde dialoog over mensenrechten en democratie. Deze subcommissie zou een essentieel element van het actieplan moeten worden. Tenslotte willen we er eens te meer op wijzen hoe belangrijk het is om de civil society te consulteren en te betrekken bij het werk van deze commissie als we tot een betere supervisie over de mensenrechtensituatie willen komen. 4-160
Erik Meijer (GUE/NGL), Auteur. – Voorzitter, al vóór het tijdperk waarin de macht in handen kwam van vader en zoon al-Assad, leefde in Syrië de gedachte dat dit land het verdient om veel groter en machtiger te zijn dan het in werkelijk is. In die opvatting zouden ook Libanon, Jordanië, Israël, Palestina en delen van Irak bij Syrië moeten horen. In Syrië verwijt men Frankrijk en Groot-Brittannië, die deze gebieden in de Eerste Wereldoorlog veroverden op Turkije, dat zij het onnodig hebben versplinterd en daarmee de terugkeer van een groter Syrië, zoals dat vóór het Ottomaanse rijk bestond, onmogelijk hebben gemaakt. Om groot te zijn liep Syrië ruim veertig jaar geleden voorop bij het stichten van een Verenigde Arabische Republiek, samen met Egypte en Jemen. Toen dit project mislukte en men in 1967 ook nog eens het Golan-gebied verloor aan Israël, ontstond in Syrië de
49 voedingsbodem voor een autoritair en militaristisch regime. Dat regime is intolerant tegenover etnische minderheden, het christendom en afwijkende interpretaties van de door het bewind uitgedragen versie van de islam. Ook is het intolerant tegenover binnenlandse opposities, wantrouwend tegen de buren en nog veel meer wantrouwend tegenover grote machten verder weg. Vanaf Syrisch grondgebied zijn in de loop der jaren gewelddadige bewegingen van ballingen uit andere landen ondersteund en de verdenking bestaat dat recent vanuit Syrië politieke moorden in Libanon zijn georganiseerd. De Europese Unie streeft naar intensieve betrekkingen met alle staten in de directe omgeving, waaronder alle landen rond de Middellandse Zee. Als Turkije ooit toetreedt tot de Europese Unie wordt Syrië zelfs een directe buurstaat, net als Irak. Mijn fractie vindt dat bij verdere intensivering van de contacten met Syrië niet alleen economische of militaire overwegingen een rol mogen spelen. De Europese Unie moet meer nadruk leggen op vrijlating van politieke gevangenen, recht op oppositie en democratisering van het bestuur. Hoe doet de Commissie dat ? We moeten begrip hebben voor de omstandigheden waardoor Syrië in de huidige slechte situatie is terechtgekomen, maar we mogen er niet in berusten. Democratisering van Syrië heeft nu prioriteit boven de intensivering van handelsrelaties. Het misdadige bewind van de familie alAssad mag niet beloond worden voor slecht gedrag. Met die instelling dragen we bij aan een gedemocratiseerd Syrië. Ook erkenning van een Palestijnse staat is daarbij van belang. 4-161
Charles Tannock (PPE-DE), auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, nu het Baathisme uit Irak is verdreven, is Syrië, met president Bashar al-Assad, het enige overblijvende Baath-regime in de Arabische wereld. Sinds 1963 heerst in Syrië een permanente noodtoestand, die als rechtsgrond dient voor vele van de onderdrukkingsinstrumenten die de regering heeft ingevoerd en die gerechtvaardigd wordt uit hoofde van het voortdurende conflict met Israël, dat uitbrak nadat Syrië in 1967 de Golanhoogte had verloren, en door de strijd tegen de radicale moslimterroristen, die zich verzetten tegen de socialistische seculiere staat. Recentelijk heeft Syrië wat actiever toenadering gezocht tot de EU door deel te nemen aan het proces van Barcelona en een Euro-Med associatieovereenkomst te ondertekenen. Hierdoor worden alle onderdelen van het binnenlands beleid onderworpen aan intensieve internationale controle, met name de povere staat van dienst op het vlak van de mensenrechten, de beschuldigingen rond de vasthouding van politieke gevangenen, ook inzake sterfgevallen tijdens hechtenis en willekeurige arrestaties, het ontzeggen van het recht op vrije vereniging, het verbod voor burgers het land te verlaten en, natuurlijk, het gebruik van foltering.
50 Evenmin bevorderlijk is de bedroevende houding die Syrië aanneemt door, ondanks de eigen strijd tegen het moslimfundamentalisme, een oogje toe te knijpen in verband met de radicale moslimterroristen die Irak via Syrië binnendringen, of dat het land oogluikend steun verleent aan de terroristenopleidingen van Hamas, de Islamitische Jihad en Hezbollah, hoewel het dergelijke steun blijft ontkennen. De Syrische terugtrekking uit Libanon onder internationale druk werd ontsierd door de arrestatie van de pro-Syrische leiders van de veiligheidsdiensten in verband met de moord op Rafik Hariri, een verwoed criticus van het Syrisch regime. Syrië blijft een eenpartijstaat, hoewel er sprake van is dat er aan deze situatie een einde wordt gemaakt. Deze resolutie vraagt om clementie in een aantal zaken die door Amnesty International zijn genoemd en er bestaat geen twijfel over dat de benarde situatie van de staatloze Koerden in Hassake en de discriminatie van de kleine overgebleven Joodse gemeenschap volkomen onaanvaardbaar zijn. Als rapporteur voor het Europees nabuurschapsbeleid geloof ik desalniettemin dat het belangrijk is de dialoog tussen de EU en Syrië voort te zetten en het democratiseringsproces en het respect voor de fundamentele mensenrechten te blijven aanmoedigen. Syrië heeft zich hier immers toe verbonden in zijn internationale verplichtingen en deze verplichtingen moeten worden vervuld, wil het land in de toekomst inderdaad kunnen profiteren van de voordelen van een Euro-mediterraan actieplan. 4-162
Bernd Posselt, namens de PPE-DE-fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag inhaken op wat Charles Tannock tot slot zei. Toen president Bashar Assad zijn vader opvolgde, werd er op hem veel hoop gevestigd. Van christenen in Syrië die hem vrij goed kennen heb ik vernomen dat hij als lid van de Alawitische minderheid behoorlijk tolerant is jegens andere geloofsgemeenschappen, ook tegenover de christelijke. Des te teleurstellender is het dat het wrede onderdrukkingsapparaat van het Baath-regime nog steeds actief is, met een inlichtingendienst in Libanon, maar ook met een politieapparaat in Syrië zelf. Ik wil onderstrepen dat wij strenge criteria dienen te hanteren voor een land als Syrië, waarmee wij banden onderhouden in het kader van de mediterrane dialoog en de mediterrane gemeenschap. Dit land wenst toenadering tot de Europese Unie, en die toenadering moeten wij ook krachtig stimuleren. Maar dat gaat niet zolang de fundamentele mensenrechten worden geschonden en zonder dat er naar meer pluralisme en democratie wordt toe gewerkt. Dat zoiets alleen geleidelijk aan mogelijk is, is zonneklaar, maar met dit proces moet onmiddellijk worden begonnen. En wij dienen daartoe een helder signaal af te geven. 4-163
Béatrice Patrie, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dankzij het
08/09/2005 partnerschap tussen Europa en de landen van het Middellandse-Zeegebied is al aanmerkelijke vooruitgang geboekt in het proces van het leggen van een fundament van gedeelde waarden: mensenrechten, representatieve democratie, gelijke rechten voor mannen en vrouwen, sociale vooruitgang. Illustratief in dat opzicht zijn het begin van een verkiezingsproces in Egypte, zij het nog onvolkomen, en de hervonden soevereiniteit van Libanon. Helaas zien wij aan de recente gebeurtenissen in Tunesië dat het moeilijk is om op deze manier verder te gaan. Daarom moet de vraag van de voorwaardelijkheid van onze partnerschappen duidelijk worden gesteld. Ernstige schendingen van een met een bepaald land gesloten associatieovereenkomst zouden aanleiding moeten kunnen geven tot de opschorting ervan, al is het maar tijdelijk. Toen in Syrië president Assad aan de macht kwam wekte dit aanzienlijke hoop. Er bereiken ons echter tegenstrijdige politieke signalen, die verwarring en onzekerheid laten bestaan omtrent de afronding van het ratificatieproces van de associatieovereenkomst. Onlangs heb ik als delegatievoorzitter een delegatie van ons Parlement aan de Machrek-landen geleid. Tijdens die reis hebben wij zeer nadrukkelijk aangedrongen, met name bij president Al Assad zelf, op de noodzaak van eerbiediging van de grondrechten en van de invrijheidstelling van de twee oud-parlementsleden, de heren Seif en al-Humsi. In het reisverslag van onze Machrek-delegatie hebben wij verklaard dat de vrijlating van de twee gevangen Syrische parlementsleden een van de voorwaarden is voor het tekenen van de associatieovereenkomst. De aanneming van deze noodresolutie zal een krachtig signaal betekenen van ons Parlement, waarmee wij te kennen geven dat er binnen onze partnerschappen niet gemarchandeerd kan worden over de eerbiediging van de mensenrechten en de grondrechten. 4-164
Marek Aleksander Czarnecki (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Verenigde Naties hebben er goed aan gedaan om hun zorg te uiten over de schending van mensenrechten in Syrië. Ik sta volledig achter de ontwerpresolutie van het Europees Parlement waarin de Syrische autoriteiten worden opgeroepen politieke gevangenen vrij te laten. Onder hen bevinden zich meerdere Syrische parlementariërs die wij als onze collega’s beschouwen. We moeten druk uitoefenen op Syrië zodat het land het verdrag tegen foltering van gevangenen ratificeert. Ik heb er echter moeite mee om het voorstel te steunen waarin Syrië wordt opgeroepen arrestanten goed te behandelen. We weten immers allemaal dat het hier om politieke gevangenen gaat en dus moeten we er met klem op aandringen dat mensen nooit om politieke redenen gevangen worden gezet. Dat is beter dan op dit punt toegeeflijk te zijn en Syrië beleefd te verzoeken gevangenen niet al te wreed te bejegenen. Voordat de Unie een associatieovereenkomst met Syrië sluit, moeten de mensenrechten in dat land absoluut worden nageleefd. Het is voor ons
08/09/2005 ondenkbaar dat wij nauwe banden onderhouden met een land dat politieke gevangenen kent en zich schuldig maakt aan marteling en andere vormen van antidemocratische repressie, die tot uitdrukking komt in de vervolging van godsdienstige minderheden als joden of christenen 4-165
Panagiotis Beglitis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, helaas is de hoop die men ook recentelijk nog koesterde met het oog op het congres van de Baathpartij in Syrië, snel vervlogen. Het regime gaat door met zijn antidemocratische methoden en autoritaire praktijken jegens elke dissident. President Assad is kennelijk niet sterk genoeg om een eind te maken aan het autoritair, door nepotisme en belangenverstrengeling gekenmerkt systeem waarvan het politieke bestel doordrongen is. Onder de slachtoffers van degenen die het autoritair gedrag van het regime aan de kaak stellen, bevinden zich ook twee voormalige parlementsleden. Momenteel zitten zij in de gevangenis, en wij vragen om hun onmiddellijke vrijlating en om onmiddellijke stopzetting van elke politieke vervolging. Ik ben evenwel van mening dat het in het belang van het Syrische volk en zijn rechten is dat de Europese Unie de associatieovereenkomst ondertekent en ratificeert. Op die manier hebben wij meer controle- en pressiemiddelen, zoals de mensenrechtenclausule maar ook de structurele politieke dialoog. (Applaus) 4-166
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Commissie laat zich niet onbetuigd bij het optreden van de Europese Unie ter ondersteuning van de mensenrechten in Syrië. Op basis van de beginselen die zijn vertolkt in de verklaring van Barcelona beogen wij een constructieve dialoog met de Syrische autoriteiten tot stand te brengen over de mensenrechten. In dat opzicht heeft de trojka van de Europese Unie eerder al stappen ondernomen naar aanleiding van de arrestatie van personen uit de oppositie, zoals de heer al-Turk en van de veroordeling van twee parlementsleden, de heren al-Humsi en Riad Seif. Zeer onlangs heeft de Commissie de Syrische ambassadeur haar grote bezorgdheid kenbaar gemaakt over de detentie van prominente personen, parlementsleden, en meer in het bijzonder van de heren al-Humsi en Seif. De delegatie van de Europese Commissie in Damascus volgt de detentie van deze twee politieke gevangenen op de voet. Kort geleden heeft het hoofd van de delegatie deze situatie ter sprake gebracht bij de onderminister van Buitenlandse Zaken, de heer Moallem. De poging tot invrijheidstelling van de heren al-Humsi en Seif is op een mislukking uitgelopen, hoewel zij krachtens de Syrische wet in aanmerking zouden kunnen komen voor
51 vervroegde vrijlating na het uitzitten van driekwart van hun straf. De wet vereist echter dat de twee politieke gevangenen een verklaring tekenen waarin is opgenomen dat zij zich zullen onthouden van verdere politieke activiteiten die schadelijk zijn voor de Syrische staat. Zij hebben geweigerd te tekenen. Aldus kan er vanuit Syrisch oogpunt niets meer worden gedaan om de gevangenen in vrijheid te stellen. Wij kunnen eveneens tegenstrijdige maar positieve tekenen waarnemen die misschien het resultaat zijn van de internationale druk: laat ik als voorbeeld de vrijspraak noemen, in juni jongsleden, van Aktham Naisseh, activist op het gebied van de bescherming van de mensenrechten. De algehele situatie strekt echter helaas niet tot tevredenheid en de Commissie zal, in nauwe samenwerking met het voorzitterschap en de lidstaten, doorgaan met het aan de orde stellen van andere individuele gevallen op alle niveaus van haar contacten met de Syrische overheid. Wat de onderhandelingen over de associatieovereenkomst aangaat blijft de Commissie de overtuiging toegedaan dat een dialoog over de mensenrechten meer effect zal sorteren in het kader van contractuele betrekkingen zoals voorzien in het akkoord. Dit akkoord, waarin bepalingen zijn opgenomen over vrijhandel, samenwerking en politieke dialoog, en met als wezenlijk onderdeel de clausule over mensenrechten en democratie, zal een belangrijk instrument vormen voor de openstelling en democratisering van de Syrische samenleving. Als het gaat om de versterking van de MEDAprogramma’s ter ondersteuning van de ontwikkeling van een democratische samenleving, blijft de steun aan het maatschappelijk middenveld een van de prioriteiten van de Commissie in het kader van het huidige nationaal indicatief programma met Syrië en hoopt zij die koers met toekomstige programma’s te kunnen voortzetten. Aangezien het herhaaldelijk ter sprake is gebracht zal ik nog kort iets zeggen over de associatieovereenkomst. De Commissie is zich voortdurend bewust van de huidige politieke problemen met betrekking tot de ondertekening van het akkoord met Syrië. Met de militaire terugtrekking uit Libanon heeft Syrië een eerste stap gezet richting de tenuitvoerlegging van resolutie 1559 van de VN-Veiligheidsraad. Niettemin is het duidelijk dat Syrië met het oog op de huidige situatie – namelijk de blijvende, evidente aanwezigheid van de Syrische geheime diensten in Libanon, evenals het gebrek aan samenwerking in Irak – beslist krachtige en positieve daden zal moeten stellen om het vertrouwen te herstellen, en dat het dit zal moeten doen alvorens enigerlei mogelijkheid tot ondertekening van het akkoord te overwegen. 4-167
52
08/09/2005
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt over enige ogenblikken plaats. 4-168
Stemmingen 4-169
De Voorzitter. – Aan de orde is de stemming. (Nadere bijzonderheden betreffende de uitslagen van de stemmingen: zie notulen) 4-170
Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (artikel 115 van het Reglement) 4-171
Hongersnood in Niger 4-172
Schending van de mensenrechten in China, in het bijzonder inzake godsdienstvrijheid
Wij vinden het echter twijfelachtig dat de EU haar mening geeft over de prijsstelling van verschillende producten door de farmaceutische industrie. Wij vinden het ook twijfelachtig om de farmaceutische industrie te dwingen om een deel van de winsten te herinvesteren in Onderzoek en Ontwikkeling met betrekking tot verwaarloosde ziekten. We zouden eerder de farmaceutische industrie willen oproepen om vanuit ethische en morele overwegingen vrijwillig te besluiten een deel van de winst te herinvesteren in onderzoek betreffende ziekten die arme landen treffen. Dat hoort bij het nemen van verantwoordelijkheid voor wereldwijde ontwikkeling. Een ander punt dat de aandacht vraagt, is dat er Afrikaanse regeringen zijn die een verkoop- of invoerbelasting heffen op antiretrovirale en andere geneesmiddelen. Dat leidt ertoe dat geneesmiddelen onbereikbaar worden voor vele arme groepen. Daarom moeten de betrokken regeringen krachtig worden gemaand om dergelijke belastingen af te schaffen. 4-182
4-173
Situatie van politieke gevangenen in Syrië 4-174
- Vóór de stemming ontwerpresolutie:
over
de
gezamenlijke
4-175
Véronique De Keyser (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, er is een mondeling amendement op overweging E: bij “Riad al-Hamood – een activist uit het maatschappelijk middenveld”, moet “activist” voorafgegaan worden door de precisering “Koerdische”. 4-176
(De Voorzitter stelt vast dat geen bezwaar wordt gemaakt tegen het mondeling amendement en brengt het aldus gewijzigde gemeenschappelijk standpunt in stemming) 4-177
Belangrijke en verwaarloosde ziekten in ontwikkelingslanden 4-178
De Voorzitter. – Hiermee zijn de stemmingen beëindigd. Wij gaan over tot de stemverklaringen. 4-179
Stemverklaringen 4-180
Verslag-Bowis (A5-0215/2005) 4-181
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) De delegatie van Zweedse conservatieven heeft vandaag gestemd voor een verslag over belangrijke en verwaarloosde ziekten in de ontwikkelingslanden. Wij vinden dat ziekten en slechte gezondheid een overheersend probleem zijn in deze landen en dat ze zowel de oorzaak van onderontwikkeling zijn als het resultaat ervan.
Hélène Goudin, Nils Lundgren en Lars Wohlin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De wereldwijde strijd tegen besmettelijke ziekten is een belangrijk vraagstuk dat een omvangrijke internationale betrokkenheid vereist. De Zweedse partij Junilistan is van mening dat de internationale samenwerking moet plaatsvinden binnen gevestigde organisaties met competentie en ervaring op dit gebied, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)). Junilistan bepleit een beperkte EU-samenwerking. Wij staan kritisch tegenover het streven van de Unie naar invloed en competentie in kwesties die reeds worden aangepakt door bestaande internationale organisaties. 4-183
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ten gevolge van de economische ontwikkeling en de toename van de levenskwaliteit in Europa dragen wij een reeks verantwoordelijkheden ten aanzien van de rest van de internationale gemeenschap. Zelfs al hangen wij een wereldvisie aan waarin vrije handel gezien wordt als een van de sleutels tot ontwikkeling, dan nog moeten wij erkennen dat bepaalde kwesties geen speelbal mogen worden van de markt. Er zijn immers bepaalde doelstellingen waarvoor de markt, ondanks zijn globale karakter, geen oog heeft. Dat doet uiteraard geen afbreuk aan de verdiensten van de markt, maar legt wel haar – overigens onvermijdelijke – beperkingen bloot. In deze context mogen wij niet uit het oog verliezen dat sommige ziekten een obstakel vormen voor de ontwikkeling van de armste landen van de wereld. Daarom moeten de inspanningen van de Europese Unie op ontwikkelingsgebied – die niet altijd zo doeltreffend zijn als gewenst – zeker ook gericht zijn op de bestrijding van deze ziekten, in het ruimere kader van de ontwikkelingshulp als zodanig. 4-184
Bekendmaking gemeenschappelijke standpunten van de Raad: zie notulen 4-185
08/09/2005 Verzoek om verdediging van de immuniteit: zie notulen 4-186
Samenstelling commissies: zie notulen 4-187
Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen 4-188
Schriftelijke verklaringen (artikel 116): zie notulen 4-189
Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten: zie notulen 4-190
Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen 4-191
Onderbreking van de vergadering 4-192
De Voorzitter. – Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken. (De vergadering wordt om 17.00 uur gesloten)
53
54
08/09/2005 INHOUD
DONDERDAG 8 SEPTEMBER 2005........................ 5 Ondervoorzitter .............................................................. 5 Opening van de vergadering ....................................... 5 Opheffing van de parlementaire immuniteit: zie notulen ............................................................... 5 Ingekomen stukken: zie notulen ................................. 5 Noordelijke dimensie ................................................... 5 Toerisme en ontwikkeling ......................................... 14 Belangrijke en verwaarloosde ziekten in ontwikkelingslanden ....................................... 22 Stemmingen ................................................................ 24 Stemverklaringen....................................................... 24 Rectificaties stemgedrag: zie notulen ....................... 31 Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen................................. 31 Belangrijke en verwaarloosde ziekten in ontwikkelingslanden (voortzetting)............... 31 Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (artikel 115 van het Reglement) . 38 Stemmingen ................................................................ 52 Stemverklaringen....................................................... 52 Bekendmaking gemeenschappelijke standpunten van de Raad: zie notulen ....................................... 52 Verzoek om verdediging van de immuniteit: zie notulen ............................................................. 53 Samenstelling commissies: zie notulen ..................... 53 Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen53 Schriftelijke verklaringen (artikel 116): zie notulen53 Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten: zie notulen................... 53 Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen .......................................................................... 53 Onderbreking van de vergadering ........................... 53