DOLF HENKES, 1903-1989 DOOR PROF. W.H. CROUWEL
Op 9 januari 1989 - nog geen maand na de afsluiting van zijn overzichtstentoonstelling in het Museum Boymans-van Beuningen overleed de Rotterdamse schilder Dolf Henkes. Henkes was de laatste jaren de oudste actieve schilder van de Maasstad. Henkes heeft zijn hele leven op Katendrecht, waar hij op 14 november 1903 was geboren, gewoond. Met collega's als, onder anderen, Henk Bruintjes, Dick Elffers en Wout van Heusden vertegenwoordigde hij een generatie van Rotterdamse arbeiders-kunstenaars, die zich ondanks de moeilijke economische situatie van de jaren twintig en dertig als beeldend kunstenaar staande wisten te houden. In zijn jeugd heeft Henkes onder meer als koperslager, als machinebankwerker en later als derde machinist op de 'Schieland' gewerkt. Als kunstenaar was Henkes autodidact; hij tekende en schilderde in zijn vrije tijd. Toen de combinatie van arbeid overdag en artistieke werkzaamheid 's avonds te veel van zijn krachten bleek te vergen, werd het Henkes door zijn familie, die sterk in zijn talent geloofde, mogelijk gemaakt zich 'full time* aan de schilderkunst te wijden. Broer Jan en zus Marie zorgden eigenlijk tot het eind van Henkes' leven voor de rust en de financiële middelen die nodig waren om Dolf Henkes te laten werken. De schilder, zijn broer en zijn zuster vormden dan ook een hecht driemanschap. Katendrecht was in de jaren tien, twintig en dertig een kleurrijke, maar arme wijk. Emigranten uit Oost-Europa - op weg naar de Verenigde Staten - en zeelieden van schepen die Rotterdam aandeden, mengden zich onder de Katendrechtse bevolking: personeel van de Holland-Amerika Lijn en andere scheepvaartbedrijven, café- en bordeelhouders, prostituees en arbeidersfamilies die in de haven werkten. Vanaf de vroege jaren twintig woonden er ook Chinezen op Katendrecht, die als stoker op zeeschepen hadden gewerkt. De sociale bewogenheid van de familie Henkes maakte dat Marie, Dolf en Jan betrokken waren bij de opzet van een R.K. tehuis voor zeelieden 'Stella Maris' aan de Brede Hilledijk. Hier presenteerde Dolf Henkes in 1929 voor het eerst zijn schilderijen. Een Britse journalist die het overwegend religieuze werk van de jonge schilder zag, zorgde dat het nog datzelfde jaar werd opgenomen 134
57. Do//
in een expositie van oude en eigentijdse religieuze kunst in de Londense Central Gallery. In de jaren dertig exposeerde Henkes onder meer in de Rotterdamse Galerie Ad Donker (1930) en in de foyer van het avantgarde filmtheater Studio 32 (1936). Ook was zijn werk te zien in de Amsterdamse Galerie Santee Landweer (1935). Toen in 1937 de Larense verzamelaar en verffabrikant Regnault stukken uit zijn collectie in Batavia toonde, zorgde de door Regnault bewonderde Rotterdamse schilder Quirijn van Tiel ervoor dat ook enkele doeken van Henkes - wiens werk in de verzameling Regnault ontbrak - in de presentatie werden opgenomen. Henkes trad in 1933 toe tot R '33, een groep van vooruitstrevende kunstenaars uit de Maasstad, die van museumdirecteur Dirk Hannema tussen 1935 (het openingsjaar van het nieuwe gebouw van het Museum Boymans) en 1940 (toen de kunstenaarsgroep onder druk van de bezetting en het bombardement ophield te bestaan) elke twee jaar gelegenheid kreeg om in het Museum Boymans werk te tonen. Henkes' vooroorlogse doeken worden gekenmerkt door een goudbruin licht en een overwegend religieuze thematiek. Zijn werk reflecteert de invloeden die Henkes opdeed gedurende zijn reizen naar Parijs. Op een excursie die hij in 1937 met onder meer Van Heusden en Van den Hoonaard ondernam, leerde hij de kunst van El Greco kennen. In de Franse hoofdstad was toen een expositie van de schilderijen van deze kunstenaar. Henkes raakte onder de indruk van El Greco's sterke schilderkunstige visie, de opvallende vormdeformaties en de religieuze thematiek. Als autodidact was Henkes gedwongen zelf de formele oplossingen te ontwikkelen voor zijn beeldideeën. Hij kon daarbij niet terugvallen op de principes van geschoolde academieleerlingen; Henkes had gedurende zijn opleiding alleen technisch tekenen geleerd. De formele vrijheid in het werk van El Greco moet hem hebben gesterkt in het idee dat ware kunst geen kwestie is van onderwijs, maar van de wil en van de vrijheid waarmee de artistieke middelen worden aangewend om een authentieke visie aan het materiaal op te leggen. Dolf Henkes ontwikkelde een authentieke beeldtaal, die het enthousiasme wekte van, onder anderen, de Rotterdamse architecten van het Nieuwe Bouwen. Zij voorzagen hem van opdrachten. Samen met Wout van Heusden werkte Henkes in 1936/'37 aan een 35 meter lange, 1,5 meter hoge muurschildering van voetballers voor het Feyenoord Stadion. Tijdens en na de oorlog voerde hij vaker monumentale opdrachten uit, zoals voor de noodwinkels 136
van Van Tijen, die na het bombardement van mei 1940 werden opgericht naast het Museum Boymans, voor een kapel en voor de ontvangsthal van het vliegveld Hato (nu Dr. Plesman) op Curacao (1947), voor de manifestatie Rotterdam Ahoy' (1950), voor de Rotterdamse Schouwburg en voor verscheidene ziekenhuizen, kantoren, jeugdcentra en passagiersruimtes van schepen. Na de oorlog oriënteerde Henkes zich meer op de klassieke modernen. In 1952 toonde hij werk in de Galerie M. Bernheim-Jeune, wat voor hem zoveel als een erkenning van meesterschap inhield. Het betrof hier immers de Parijse galerie die kort na de eeuwwisseling de fauvisten - en onder hen de Rotterdammer Van Dongen had gepresenteerd. Henkes had affiniteit met de schilders van die generatie. Dit kwam op verschillende wijzen in zijn werk tot uiting: in pastiches, hommages en vrije verwerkingen van composities van de klassieke modernen. In 1953 kreeg hij uitgebreid de gelegenheid het materiaalgebruik van Bonnard te bestuderen aan de hand van de schilderijen die dat jaar in het Museum Boymans werden getoond. Daarnaast was Henkes vooral onder de indruk van de abstraheringen en vormdeformaties van Picasso en Braque. Voorts getuigt de lineaire beeldopbouw van veel van Henkes' vroege muurschilderingen en later ook zijn schilderijen van zijn bewondering voor Toulouse-Lautrec. Een ander belangrijk aspect in Henkes' leven en werk was het reizen. Hij heeft zijn leven lang geteerd op de impressies van bezoeken aan onder meer Normandië, Ierland, Venezuela, Mexico en Griekenland. Zijn herinneringen werden uitgewerkt in schilderijen en tekeningen. Ook de ervaringen uit de oorlog hebben diepe indruk op hem gemaakt; hij kwam steeds terug op landschappen met gebombardeerde kerken, de verwrongen staalskeletten van grote bruggen en de gevolgen van het opblazen van de Rotterdamse havens (eind 1944). Daarnaast schilderde Henkes vaak onderwerpen van een intieme huiselijkheid. In de stadscollectie bevindt zich 'Interieur van werkende vrouw' (1945), maar ook schilderde hij 'Hoer met rode beer' (1983) en 'Hoer met papegaai' (1959). In tegenstelling tot wat de laatste twee titels suggereren verwijzen de schilderijen naar geborgenheid en huiselijkheid. Ondanks de schilderkunstige kwaliteiten van zijn werk ging het Henkes vooral om het overbrengen van zijn 'joie de vivre' en zijn sociale gevoeligheid. Hij hoopte met zijn schilderijen te bereiken dat hij zijn blijmoedige levenshouding 137
kon overdragen. Henkes heeft na de oorlog vaak geëxposeerd. In 1949/'5O was hij vertegenwoordigd op een tentoonstelling van Rotterdamse kunst in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Zijn werk was regelmatig te zien in presentaties van de Rotterdamse Kunststichting en op de Contour-tentoonstellingen in Delft. In 1965 kreeg Henkes een eerste overzichtsexpositie van tekeningen en schilderijen in het Museum Boymans-van Beuningen. Lange tijd werkte Henkes op het Haringvliet. Sinds maart 1988 had hij zich geïnstalleerd in een atelier aan de Veerlaan, dat slechts enkele meters verwijderd was van het huis dat hij met broer Jan en zuster Marie bewoonde. Hij heeft er nog een klein aantal schilderijen gemaakt. Aan de recente tentoonstelling in het Museum Boymans-van Beuningen heeft hij veel genoegen beleefd; hij kwam tot op de laatste dag regelmatig kijken naar het, ook voor hemzelf, verhelderend overzicht. Kort nadien is aan een leven van hard werken plotseling en vredig een einde gekomen.
138