Overzicht 2008
Doelstelling concurrentievermogen
OVERZICHT 2008
Doelstelling concurrentievermogen
2
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Vooruitgangstraat 50 B - 1210 BRUSSEL Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be tel. 02 277 51 11 Vanuit het buitenland: tel. + 32 2 277 51 11 Verantwoordelijke uitgever:
Lambert VERJUS Voorzitter van het Directiecomité Vooruitgangstraat 50 B-1210 BRUSSEL
Wettelijk depot: D/2009/2295/30 S4-09-0050/0193-09
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voorwoord
2008 zal jammer genoeg in de handboeken economie geboekstaafd staan als een jaar waarin de wereldeconomie zwaar getroffen werd door, enerzijds een systematische ontsporing van de financiële markten, en anderzijds een atypisch macroeconomisch verstoord evenwicht. Tengevolge daarvan is de wereldeconomie verlamd door een nooit eerder geziene vertrouwenscrisis van alle marktspelers. Alle negatieve gevolgen hiervan zijn nog niet gekend. Gezien de onderlinge afhankelijkheid van onze economieën moet een economische aardverschuiving van dergelijke omvang eerst en vooral globaal en gezamenlijk worden aangepakt op basis van een internationale macro-economische samenwerking. De internationale instanties en de grote economische wereldmachten hebben gelukkig de ernst van de situatie ingezien en trachten gemeenschappelijke beleidslijnen uit te stippelen. Gelet op de ongunstige groeivooruitzichten voor de komende jaren moet al onze energie worden ingezet om de druk op onze reële economie op korte termijn te verminderen en ze te ondersteunen met specifieke steunmaatregelen en gerichte structurele hervormingen. Alle Europese of nationale herstelplannen zijn gericht op deze taak. Zij hebben daarbij éénzelfde doel voor ogen: de verworvenheden en het groeipotentieel van de Lissabonstrategie te versterken. Precies deze strategie staat centraal in de missie van de FOD Economie.
3
Hoe kan het Belgische sociaaleconomische statistische instrument als referentiesysteem ter ondersteuning van de besluitvorming worden versterkt door het eenvoudiger te maken? Hoe kan de kennis van de goederen- en dienstenmarkt methodologisch worden uitgebreid om het concurrentievermogen te waarborgen alsook deze markt transparanter te maken? Hoe kunnen gezinnen en ondernemingen duurzaam van energie worden voorzien? Hoe moet de snelle ontwikkeling van ICT en de informatiemaatschappij worden ondersteund en worden veilig gesteld? Hoe kan aan de economische spelers een geïntegreerd, gecodificeerd en innoverend wettelijk kader worden geboden? Hoe kan er in deze grote markt op een evenwichtige manier rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van kmo’s en consumenten? Hoe kunnen onze ondernemingen zich extern gunstig positioneren in een veranderend internationaal handelsklimaat?
4
Deze fundamentele vragen over de reële economie heeft de FOD Economie omgezet in strategische prioriteiten die aan de basis liggen van zijn activiteiten en zijn huidige bestaansreden. Via het Nationaal Herstelplan Lissabon van de Belgische regering stelt de FOD Economie zijn erkende technische expertise ter beschikking van de herstructurering van de Europese en de Belgische economie. Op die manier versterkt onze FOD zijn geloofwaardigheid en zijn centrale rol in de ondersteuning van alle door de federale regering gevoerde micro-economische acties. Lees meer over de huidige stand van zaken, de verwezenlijkingen in 2008 en de toekomstperspectieven van deze enorme investering van de FOD Economie ten gunste van onze competitiviteit. Veel leesgenot! Lambert VERJUS Voorzitter van het Directiecomité
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
inHoUDstafeL Voorwoord ............................................................................................................................................................................................................... 3 1. Inleiding .............................................................................................................................................................................................................. 7 2. Het Europese kader ............................................................................................................................................................................ 8 2.1.
Het Communautair Lissabonprogramma .................................................................................... 8
2.2
De prioriteiten van de Europese Unie............................................................................................ 10
2.3 2.4
2.2.1
De communautaire initiatieven 2008 met betrekking tot de bevoegdheden van de FOD Economie ............................................. 10
2.2.2
Het Europees energiebeleid
..........................................................................................
16
Omzetting van Europese richtlijnen en administratieve samenwerking tussen de lidstaten .................................................................................................. 26 De coördinatie en de voorbereiding van de Europese Raden.....................................27 2.4.1
De formele coördinatiemechanismen binnen de FOD Economie .......................................................................................................................... 27
2.4.2
De formele coördinatiestructuren voor Europese en internationale dossiers .......................................................................................................... 30
3. Het nationale kader .......................................................................................................................................................................... 31 3.1
De prioriteiten van het Nationale Hervormingsprogramma .......................................31
3.2
De Lissabonindicatoren en de economische prospectie in België .............................................................................................................................................. 33
3.3
3.2.1
Lijst van de 14 Lissabonindicatoren ...................................................................... 33
3.2.2
Aanvullende structurele indicatoren .................................................................... 46
De strategische prioriteiten van de FOD met betrekking tot de Europese prioriteiten ....................................................................................................................... 52
5
3.3.1
Strategische prioriteit “Statistieken”................................................................... 52
3.3.2
Strategische prioriteit “Goederen- en dienstenmarkt”..........................59
3.3.3
Strategische prioriteit “Energie”. .............................................................................. 63
3.3.4
Strategische prioriteit “Informatiemaatschappij”............................... 68
3.3.5
Strategische prioriteit “kmo”......................................................................................... 72
3.3.6
Strategische prioriteit “De consumenten”.................................................... 83
3.3.7
Strategische prioriteit “Mededinging”................................................................ 88
3.3.8
Strategische prioriteit “Reglementering”...................................................... 92
3.3.9
Strategische prioriteit “Markttoezicht”.......................................................... 105
3.3.10 Strategische prioriteit “Innovatie”........................................................................ 113
6
3.3.11
Strategische prioriteit “Extern concurrentievermogen”........................131
4. Andere horizontale activiteiten van de FOD.................................................................................................... 143 4.1
Informatie en communicatie................................................................................................................... 143
4.2
Duurzame ontwikkeling................................................................................................................................ 146
Lijst van afkortingen............................................................................................................................................................................. 148
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
1. Inleiding
De Europese Unie en de nationale en regionale beleidsniveaus zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op regelgevend vlak is de Europese Unie zonder twijfel het belangrijkste beleidsniveau. Ook waar niet voor regelgeving wordt geopteerd, maken de EU-lidstaten vertegenwoordigd in de Europese Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement afspraken om een gezamenlijk pakket doelstellingen na te streven. De overkoepelende socio-economische Europese doelstelling werd gedefinieerd door de Europese Raad van Lissabon in de lente van 2000. De Europese regeringsleiders stelden zich tot doel “Van Europa tegen 2010 de meest concurrentiële kenniseconomie ter wereld maken die in staat is tot een duurzame economische groei met meer en betere werkgelegenheid en een hechtere sociale cohesie”. In 2005 werd de Lissabonstrategie herzien en aangepast. De klemtoon kwam nog meer te liggen op groei en werkgelegenheid, een grotere verantwoordelijkheid van de lidstaten en een beter gestructureerde aanpak. Zo stelt de Europese Commissie nu driejaarlijkse Communautaire Lissabonactieprogramma’s op waarover jaarlijks verslag wordt uitgebracht. Ook de lidstaten stellen driejaarlijkse nationale hervormingsprogramma’s op waarover in de maand oktober van elk jaar verslag wordt uitgebracht aan de Europese Commissie.
7
2. Het Europese kader
8
2.1. Het Communautair Lissabonprogramma Inmiddels publiceerde de Europese Commissie haar tweede driejaarlijks Communautair Lissabonprogramma (2008-2010) dat volgende tien sleuteldoelstellingen bevat: 1. een nieuwe sociale agenda (o.a. onderwijs, migratie, demografische evolutie,…); 2. een gezamenlijk beleid voor immigratie; 3. de goedkeuring van een “Small Business Act” om het potentieel en de groei van kmo’s te bevorderen; 4. een administratieve lastenverlaging van 25 % tegen 2012 een ambitieus regelgevend vereenvoudigingsprogramma; 5. het versterken van de interne markt met meer mededinging in de dienstensector, de integratie van markt voor financiële diensten, en grensoverschrijdend crisismanagement voor de financiële sector; 6. de creatie van een echte “European Research Area”;
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
7. het verbeteren van de omstandigheden voor innovatie, in het bijzonder voor het verstrekken van venture capital en voor intellectuele eigendom; 8. het voltooien van de interne markt voor energie en het goedkeuren van het pakket klimaatverandering; 9. het bevorderen van een industrieel beleid gericht op duurzame productie en consumptie, hernieuwbare energie en “low carbon”, en energievriendelijke producten, diensten en technologieën; 10. het afsluiten van de multilaterale Doha-handelsagenda en bilateraal onderhandelen met nieuwe handelspartners over de mogelijkheden van internationale handel en investeringen, markttoegang en regelgevende samenwerking. Eind 2008 zag de Europese Commissie zich als gevolg van de financieel-economische crisis genoodzaakt een bijkomend “Europees relanceplan” voor te stellen met volgende prioriteiten op korte termijn: een budgettaire impuls van 1,5 % van het bnp voor structurele hervormingen; een initiatief ten gunsten van tewerkstelling en het verlagen van belastingen op arbeid; het verstrekken van 30 miljard euro leningen aan kmo’s door de EIB en vereenvoudigde staatssteunprocedures; het reduceren van administratieve lasten en het vereenvoudigen van staatssteunregels; investeren in infrastructuur en energie-effciëntie; het bevorderen van “groene producten”; investeren in onderzoek en ontwikkeling, innovatie en onderwijs; privé-publieke partnerschappen voor “propere auto’s”, bouw- en nijverheidstechnologieën; high speed internet voor iedereen.
9
2.2 De prioriteiten van de Europese Unie 2.2.1 De communautaire initiatieven 2008 met betrekking tot de bevoegdheden van de FOD Economie Gedurende 2008 was de FOD Economie betrokken bij een aantal belangrijke Europese voorstellen. 2.2.1.1 Kmo-beleid
10
De Commissie heeft in juni 2008 een “Small Business Act” voorgesteld, waarin concrete voorstellen worden gedaan voor maatregelen op EU- en nationaal niveau om kleine en middelgrote ondernemingen tijdens hun gehele levenscyclus te ondersteunen. De “Small Business Act” heeft de volledige steun van de Europese Raad en het Europees Parlement gekregen. De Commissie en de Raad hebben immers de noodzaak erkend om de wet snel uit te voeren om de kleine en middelgrote ondernemingen beter te helpen het hoofd te bieden aan de huidige financiële en economische crisis. De Commissie heeft een actieplan voorgesteld dat door de Raad is goedgekeurd. De invoering van de “Small Business Act” moet op alle niveaus in de lidstaten en op communautair niveau de hoogste politieke prioriteit krijgen. Bovendien is de tijdige goedkeuring van de wetsvoorstellen over het statuut van de Europese besloten vennootschap, de lagere btw-tarieven voor arbeidsintensieve diensten en de wijziging van de richtlijn over late betalingen, die de Commissie in februari 2009 indient, nu van cruciaal belang.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Daarnaast zijn initiatieven voor de verdere vereenvoudiging van de regelgeving en de verbetering van de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot financiering dringend nodig. Daarom stelt de Commissie voor om de verplichting af te schaffen dat micro-ondernemingen jaarrekeningen moeten opstellen (de besparingen voor deze bedrijven worden geraamd op 7 miljard euro per jaar) en de kapitaalvereisten van de Europese besloten vennootschap tot één euro te beperken. Zij dringt er bij alle overheidsinstanties ook op aan dat zij e-facturering aanvaarden als equivalent voor papieren facturen. Wat ten slotte de toegang tot financiering betreft, heeft de Europese Investeringsbank haar investeringsenveloppe voor leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen over de periode 2008-2011 tot 30 miljard euro verhoogd en zal de uitvoering daarvan versnellen om ervoor te zorgen dat nieuwe leningen en leningswaarborgen voor kleine en middelgrote ondernemingen in de gehele Gemeenschap beschikbaar komen. 2.2.1.2 Verlaging van administratieve lasten en betere regelgeving De Commissie tracht voorstellen in te dienen voor de beteugeling van de bureaucratie. Tevens wenst zij de vermindering van de administratieve lasten voor de ondernemingen met 25 % vóór het einde van haar mandaat in te voeren. Dit vervolledigt de inspanningen van de lidstaten om de administratieve lasten tegen 2012 met 25 % te verminderen. Eind november 2008 hadden 20 lidstaten nationale verminderingsdoelen vastgesteld. De Commissie heeft een qua reikwijdte en diepgang tot dusver ongekende werkagenda opgesteld. Zij heeft de kosten geïdentificeerd en gemeten van de uit 42 EU-wetsbesluiten op 13 prioritaire gebieden voortvloeiende informatievoorschriften die leiden tot meer dan 5 000 individuele verplichtingen op het niveau van de lidstaten. In 2008 heeft de Commissie 11 nieuwe dringende acties voorgesteld ter vermindering van de administratieve lasten in 2008, die de Europese ondernemingen meer dan 1 miljard euro kosten. In 2009 zal de Commissie aanvullende voorstellen ter vermindering van de lasten indienen op grond van een wezenlijke input van de belanghebbenden. In het kader van het vereenvoudigingsprogramma voor de actualisering en vereenvoudiging van de bestaande communautaire wetgeving heeft de Commissie sinds oktober 2005 119 voorstellen goedgekeurd. Daarvan zijn 48 nog bij de wetgever in behandeling. De screening van de bestaande wetgeving zal vóór het einde van het mandaat van de Commissie zijn afgerond. In totaal heeft de Commissie voorstellen ingediend over ongeveer 770 wetsbesluiten die ingetrokken, gewijzigd of vervangen moeten worden.
11
2.2.1.3 De interne dienstenmarkt De Gemeenschap moet ervoor zorgen dat de interne markt voor de dienstensector werkelijkheid wordt, zodat de concurrentie wordt gestimuleerd en de efficiëntie wordt vergroot. De volledige en tijdige uitvoering van de dienstenrichtlijn door de lidstaten vóór de vastgestelde termijn (december 2009) is een prioriteit die de grensoverschrijdende vestiging van dienstverleners moet vergemakkelijken. Dit zal de toegang tot de markt voor de ondernemingen, vooral kleine en middelgrote ondernemingen, verbeteren en de consumenten meer keuzemogelijkheden bieden. De Gemeenschap moet het internemarktbeleid, het consumentenbeleid en de handhaving van het concurrentiebeleid versterken, vooral in een aantal belangrijke netwerkindustrieën en diensten, waaronder postdiensten, elektriciteit/gas, spoorwegen, financiële diensten, elektronische communicatie en de klein- en groothandel, waarbij de verlening van diensten van algemeen belang moet worden gewaarborgd.
12
De Europese Commissie heeft voorstellen goedgekeurd voor een hervorming van de EU-regelgeving over telecommunicatie. Met deze hervorming wil de Commissie de burgers, waar ze ook wonen of op reis zijn in de EU, betere en goedkopere communicatiediensten bieden voor mobiele telefoons, snelle breedbandinternetverbindingen en kabeltelevisie. Daartoe stelt de Commissie voor de consumenten meer rechten te geven; de consumenten meer keuze te bieden door concurrentie tussen de telecomexploitanten aan te moedigen; investeringen in nieuwe communicatieinfrastructuur te stimuleren, voornamelijk door meer radiospectrum vrij te maken voor breedbanddiensten; en communicatienetwerken betrouwbaarder en veiliger te maken, vooral tegen virussen en andere cyberaanvallen. Een nieuwe Europese autoriteit voor de telecommunicatie zal de Commissie en de nationale overheden bijstaan om ervoor te zorgen dat de marktregels en de consumentenregelgeving consequent, onafhankelijk en zonder protectionisme in alle 27 EU-lidstaten worden toegepast. De goedkeuring van het pakket wordt verwacht tegen eind 2009. 2.2.1.4 De interne goederenmarkt De Raad heeft onlangs het goederenpakket goedgekeurd dat maatregelen omvat met betrekking tot geharmoniseerde veiligheidsnormen en bijgewerkte regels voor het markttoezicht, alsook de versterking van de CE-merkvoorschriften. De uitvoering van het goederenpakket zal de productie van en de handel in goederen opnieuw aanwakkeren. Alle ondernemingen zullen hun goederen gemakkelijker in de gehele EU kunnen verkopen en de consumenten zullen beter worden beschermd. Bovendien is de Commissie begonnen met haar werkzaamheden op het gebied van de marktmonitoring van de voedselleveringsketen, de kleinhandel en elektrische goederen en zij zal deze werkzaamheden tot andere sectoren uitbreiden.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Een eerste scorebord voor de consumenten is gepubliceerd en er zal een regelmatige monitoring van de consumentenprijzen worden uitgevoerd, te beginnen met de voedsel- en energieprijzen. De follow-up van deze marktmonitoring- en consumentenmonitoringacties is een prioriteit. Er zal verder worden gewerkt aan de totstandbrenging van een tijdige normalisatie en interoperabiliteit, vooral voor ICTgoederen en diensten. 2.2.1.5 Innovatie De Europese innovatiestrategie spitst zich toe op een negental prioriteiten: intellectuele eigendom, normalisatie, overheidsaanbestedingen, gezamenlijke technologie-initiatieven, leidende markten, het Europees Technologie en Innovatie-instituut, clusters, innovatieve diensten en risicokapitaalmarkten. Het octrooisysteem in de EU wordt nog steeds gekenmerkt door dure en zware procedures en fragmentering, waardoor de overdracht en de verspreiding van kennis en innovatie in de EU worden belemmerd. De inter-institutionele onderhandelingen over het Gemeenschapsoctrooi en het systeem voor de behandeling van octrooigeschillen moeten op prioritaire basis worden afgerond om de octrooikosten te verminderen, meer rechtszekerheid te bieden en de octrooien toegankelijker te maken voor kleine en middelgrote ondernemingen. Het belang van het normalisatiebeleid als ondersteuning van innovatie werd tijdens 2008 nadrukkelijk erkend. Op basis van een mededeling van de Europese Commissie keurde de Europese Raad Concurrentievermogen raadsconclusies goed die het
13
pas effenen naar een beter functionerend normalisatiebeleid dat toegankelijker moet worden voor kmo’s in het bijzonder. 2.2.1.6 Energie en klimaatverandering De goedkeuring van het pakket voor de voltooiing van de interne energiemarkt door het Europees Parlement en de Raad (verwacht medio 2009) is een sleutelprioriteit. De belangrijkste ondersteunende maatregelen omvatten het EU-actieplan over energiezekerheid en -solidariteit van de Commissie waarin vijf gebieden worden aangegeven waar meer actie nodig is om een duurzame energievoorziening te waarborgen en dat de klimaatveranderingsvoorstellen voor 2020 ondersteunt. 2.2.1.7 Een duurzaam industriebeleid
14
In juli 2008 heeft de Commissie een ambitieus pakket acties voor duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid (SCP/SIP) ingediend. Het beoogt de verbetering van de milieuprestaties en vooral de energie-efficiëntie van producten en de stimulering van de marktopname daarvan door vrijwillige en verplichte acties om de milieuprestaties van eco-vriendelijke producten te bepalen en te verbeteren, de consumenten beter te informeren en de overheidsopdrachten en belastingprikkels te verbeteren. Het voorziet in een controlesysteem voor milieutechnologie ter ondersteuning van de eco-innovatie door een groter vertrouwen in de nieuwe technologieën. In 2008 heeft de Commissie een energie-efficiëntiepakket voorgesteld om bij te dragen tot het halen van de EU-doelstelling van 20 % energiebesparing tegen 2020. Het pakket is gericht op de verbetering van de wetgeving over de energieprestaties van gebouwen en de energie-etikettering, alsook op de intensivering van de uitvoering van de richtlijnen over ecologisch ontwerp en warmtekrachtkoppeling, die een wezenlijk effect hebben op het energieverbruik en de energiezekerheid van Europa. Bovendien wordt samen met de Europese Investeringsbank en andere financiële organisaties een financieringsinitiatief voor duurzame energie voorbereid om op de kapitaalmarkten op grote schaal middelen vrij te kunnen maken voor investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energieën. Bovendien heeft de Commissie een wijziging van de verordening over het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling voorgesteld om in alle lidstaten investeringen voor de verbetering van de energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in de woningbouw mogelijk te maken. Het Europese strategische plan voor energietechnologie (SET-plan), dat door de Raad en het Europees Parlement in 2008 is bekrachtigd met het oog op een in 2009 goed te keuren mededeling over de financiering daarvan, zal de ontwikkeling en de marktopname van de nodige geavanceerde koolstofarme energietechnologieën versnellen en het concurrentievermogen van de energie-industrie van de EU versterken. De door de Commissie begin 2009 te lanceren herziening van de energiebelastingrichtlijn heeft tot doel ervoor te zorgen dat de energiebelasting een kosteneffectief
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
en meer beleidsondersteunend instrument wordt en zal de lidstaten een aanvullend kader voor de EU-regeling voor de handel in emissierechten bieden. 2.2.1.8 De externe agenda Gezien de huidige economische omstandigheden is het van het grootste belang dat het handelsbeleid ertoe bijdraagt dat wordt voorkomen dat onze partners protectionistische maatregelen nemen die het concurrentievermogen van de Unie op de lange termijn zouden kunnen ondermijnen. Ondanks de blijvende uitdagingen om een akkoord te bereiken, blijft de succesvolle afsluiting van de Doha-ronde het beste middel om te zorgen voor gelijke voorwaarden en het creëren van nieuwe marktmogelijkheden en de Gemeenschap blijft haar verbintenis ten aanzien van de verwezenlijking van deze doelstelling ten volle nakomen. Na de vergadering van de G-20 in november hebben de staatshoofden en regeringsleiders hun verbintenis vernieuwd om de Doha-onderhandelingen met succes af te sluiten. Wanneer significante belemmeringen voor de toegang tot de markt blijven bestaan, zal ook in de toekomst zo nodig het gebruik van de communautaire verordening over handelsbelemmeringen en/of WTO-actie worden overwogen. Tegelijkertijd blijft de Gemeenschap bilaterale overeenkomsten met haar belangrijkste handelspartners sluiten en bevordert zij verder de regionale economische integratie met haar buurregio’s, bijvoorbeeld via de Unie voor de Middellandse Zee en het uitbreidingsbeleid. Omvangrijke bilaterale handelsovereenkomsten met haar belangrijkste handelspartners stellen de EU in staat om verder te gaan dan de WTO-verbintenissen en omvatten ambitieuze bepalingen over samenwerking op het gebied van regelgeving en in het desbetreffende land zelf. De onderhandelingen met Zuid-Korea, India en de Asean-landen vorderen goed, zij het in verschillende tempo’s. Er wordt ook vordering gemaakt met de onderhandelingen met de Samenwerkingsraad van de Golf en Oekraïne. De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarover met China wordt onderhandeld, beoogt de verbetering van de markttoegang en de samenwerking op het gebied van de regelgeving. Verder omvatten de associatieovereenkomsten, waarover thans met Mercosur, de Andesgemeenschap en Centraal-Amerika wordt onderhandeld, belangrijke delen over handel en andere dimensies. In het kader van het Lissabonpakket 2008 heeft de Commissie de Europese Raad verslag geleverd over de eerste resultaten van haar nieuwe markttoegangsstrategie. Zij heeft ook de landen en sectoren geïdentificeerd waar belangrijke regelgevingsbarrières blijven bestaan en aangegeven hoe de internationale samenwerking op het gebied van de regelgeving kan worden verbeterd. De oprichting van een stabiele gemeenschappelijke regelgevingsruimte met de belangrijkste handelspartners zoals via de Trans-Atlantische Economische Raad met de VS en het handelsmechanisme op hoog niveau met China draagt bij tot de harmonisatie van regelingen en normen. Er is blijvende actie nodig om de effectiviteit van het systeem voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten en de bestrijding van namaak te verbeteren
15
en bestaande sectorale overeenkomsten uit te breiden. De verdere opening van de sectorale markten blijft van cruciaal belang, zoals de uitvoering van de tweede fase van de overeenkomst over luchtvervoer tussen de EU en de VS, de hervorming van de luchtvaartregelingen met andere belangrijke economische partners (bv. Canada, China en India) en de voltooiing van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte met de buurlanden van de EU, zoals de mediterrane landen.
2.2.2 Het Europees energiebeleid 2.2.2.1 Strategic Energy Review
A. Eerste Strategic Energy Review De eerste Europese “Strategic Energy Review” vormde in 2007 de basis voor het energie actieplan 2007-2009, dat uitvoering gaf aan de hoofdlijnen van het nieuwe EBE. In het actieplan 2007-2009 stonden vijf kernpunten centraal: interne markt gas en elektriciteit; voorzieningszekerheid;
16
internationaal energiebeleid; energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen; energietechnologieën. Het actieplan 2007-2009 leidde concreet tot verschillende wetsvoorstellen, waaronder het derde energiepakket, klimaatenergiepakket: hernieuwbare energie, SET-plan, ETS…
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
B. Tweede Strategic Energy Review a) Prioriteiten van het 2nd Strategic Energy Review De eerste prioriteit van de tweede toetsing van het energiebeleid is het vaststellen en snel toepassen van de maatregelen om de door de Europese Raad geformuleerde doelstellingen van het Europese energiebeleid te halen. Deze doelstellingen beogen een verlaging met 20 % van de uitstoot van broeikasgassen, een aandeel van 20 % van hernieuwbare energiebronnen in het eindverbruik van energie en een besparing van 20 % op de vraag naar energie tegen 2020. De tweede prioriteit is het aanpakken van de toenemende onzekerheid over de energievoorziening in Europa. Zelfs wanneer de doelstellingen van het beleid over hernieuwbare energie zijn bereikt, is de kans groot dat Europa nog meer afhankelijk is van ingevoerde energie dan vandaag. De EU moet het huidige beleid verbeteren om de beoogde energie-efficiëntie te kunnen verwezenlijken. Voorts moet de EU beter worden uitgerust om samen een crisissituatie aan te pakken.
b) Het actieplan van de EU voor energiezekerheid en – solidariteit In het nieuwe actieplan van de EU voor energiezekerheid en -solidariteit geeft de Commissie vijf gebieden aan waarop meer actie nodig is om de EU op weg te helpen naar een veiliger en meer duurzame energievoorziening voor de toekomst en bijgevolg het risico op een algemene crisis in de EU te voorkomen.
1. De vereiste infrastructuur promoten Er zijn miljarden aan investeringen nodig om verouderde netwerkinfrastructuren in Europa te vervangen en aan te passen aan koolstofarme en hernieuwbare energie. Het derde energiepakket moedigde al investeringen aan in infrastructuur, en dan vooral in grensoverschrijdende infrastructuur. In een groenboek over energienetwerken stelt de Commissie dat enkele van die infrastructuurinvesteringen prioritair zijn om de energiezekerheid van de EU te garanderen. De zes strategische initiatieven die in dit groenboek worden voorgesteld zijn: het Baltische interconnectieplan; ontwikkeling van zuidelijke gascorridor – doorgangsroute voor gas in het zuiden; lng-infrastructuur – effectieve vloeibare aardgasvoorziening voor Europa; een energiering in het Middellandse Zeegebied;
17
North-South gas- en elektriciteitsinterconnecties in Centraal en Zuid-Oost Europa; offshore windenergienetwerk in de Noordzee.
2. Grotere focus op externe relaties Nauwere coördinatie tussen de lidstaten onderling en met de Commissie op het gebied van externe betrekkingen over energie zijn belangrijk. Er moet in het algemeen meer aandacht worden gegeven aan energie in de internationale betrekkingen van de EU. Betere relaties kunnen een positieve invloed hebben op de energiezekerheid van Europa. Focus wordt gelegd op: internationale raamwerken. Zoals de European Economic Area en de Energy Community zijn hiervoor een goede basis; een goede samenwerking met Noorwegen;
18
toetreding Oekraïne, Moldavië en Turkije tot EC; relatie met producerende landen zoals Rusland en Kaspische regio; EU-OPEC dialoog; intense samenwerking met andere energieconsumerende landen.
3. Verbeterde olie- en gasstocks De Commissie stelt een revisie van de strategische oliestocks wetgeving voor. Hierin streeft men naar: meer coherentie met het IEA; betrouwbare en transparante oliestocks; duidelijke en coherente crisismechanismen. De Commissie heeft ook de Richtlijn over gasbevoorradingszekerheid (“Security of Gas Supply”) geëvalueerd. Het besluit dat er een grotere harmonisatie nodig zal zijn van crisismechanismen op EU-niveau. Ook het startschot voor EU-actie zou moeten herzien worden. Echter wat betreft strategische gasstocks is de Commissie van mening dat deze niet verplicht gemaakt moeten worden. Wegens de recente gascrisis Rusland-Oekraïne zal een revisie van deze richtlijn waarschijnlijk op tafel komen in 2009.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4. Energie-efficiëntie Het energie-efficiëntie actieplan zal geëvalueerd worden in 2009. Ondertussen werd op 13 november 2008 een pakket van voorstel tot richtlijnen m.b.t. energieefficiëntie gelanceerd. Dit pakket beoogt energiebesparingen te realiseren op belangrijke gebieden, namelijk: energieprestaties voor gebouwen verbeteren energieprestaties producten verbeteren –> product labelling + autobanden de efficiëntie van de energievoorziening te verhogen –> “Combined Heat & Power “ (cogeneratie).
5. Beter gebruik maken van interne energieproductie en voorraden De EU moet beter gebruik maken van haar eigen energiebronnen. Dat geldt zowel voor de hernieuwbare (HEB ) als de fossiele bronnen. Interne energieproductie levert 46 % van de totale verbruikte energie in de EU. De grootste bron van onze eigen energieproductie zijn HEB. Deze telt voor 9 % van de finale energie consumptie in EU. Technologie zal een grote rol spelen. Een volgende stap in het Strategische Energie technologieplan (SET Plan) zal een communicatie zijn over de financiering van koolstofarme technologieën. Dit zal ook de financiering behandelen van grote demonstratieprojecten, zoals de twaalf CCS (Carbon Capture and Storage of koolstofopvang en –opslag) demonstratiefabrieken. Iedere lidstaat dient voor zichzelf uit te maken of ze verder wil investeren in nucleaire energie. Echter, het framework met betrekking tot nucleaire veiligheid en zekerheid is van Europees belang. Een nieuw gemeenschappelijk wettelijk kader voor de veiligheid van nucleaire installaties en het management van nucleair afval is nodig. Een voorstel voor een herziening van de richtlijn voor de nucleaire veiligheid wordt voorzien.
Conclusie De Conclusies van de Europese Raad over dit tweede Strategic Energy Review wordt aangenomen tijdens de Spring European Council in maart 2009. Het actieplan heeft betrekking op de periode 2010-2012, en wordt dus voor een deel onderhandeld en geïmplementeerd tijdens het Belgische EU-Voorzitterschap.
19
Dit tweede Strategic Energy Review is van groot belang voor België en heeft een substantiële invloed op de verscheidene energiesectoren in België. 2.2.2.2 Klimaat-energiepakket De Europese Commissie publiceerde op 23 januari 2008 een uitgebreid “klimaatenergiepakket” met de volgende documenten: ontwerp van herziening van de richtlijn die de Europese emissiehandel regelt; een ontwerp van beschikking over de lastenverdeling in de sectoren die buiten de emissiehandel vallen; ontwerprichtlijn ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen; een ontwerprichtlijn die een beleidskader creëert voor ‘koolstofopvang en –opslag’ (CCS);
20
gewijzigde richtlijnen voor staatssteun; een begeleidende Impact Assessment.
Achtergrond en belang van dossier Europa toont hiermee aan dat het klaar is om wereldwijd het initiatief te nemen in de strijd tegen de klimaatverandering, het streven naar een continue, duurzame en concurrerende energievoorziening, en de omvorming van de Europese economie tot een voorbeeld voor duurzame ontwikkeling in de 21ste eeuw. Het klimaat-energiepakket kan bovendien de bevoorradingszekerheid ten goede komen. Toen de staats- en regeringsleiders van de verschillende lidstaten in de lente 2007 beslisten dat tegen 2020 de Europese Unie 20 % van haar energie uit hernieuwbare energiebronnen moet halen, wisten ze dat er nog veel werk aan de winkel was. In 2005 was het aandeel van hernieuwbare energie in de totale energiemix in Europa immers nog maar goed voor 6,38 %. Om de 20 % doelstelling tegen 2020 te bereiken, krijgen alle lidstaten in het Commissievoorstel van januari 2008 bindende na-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
tionale doelstellingen toebedeeld. België moet tegen 2020 13 % hernieuwbare energie behalen. Het potentieel voor hernieuwbare energie in België is kleiner dan in verschillende andere lidstaten van de EU. Het variërende potentieel van de verschillende lidstaten is vooral te wijten aan geografische factoren. Zweden is de koploper met een doelstelling van 49 %. Het gemiddelde van de EU komt via de verschillende bijdrages van de lidstaten op 20 % te liggen. In het Commissievoorstel wordt getracht de inspanningen eerlijk te verdelen tussen de lidstaten. Hinderpalen voor de groei van hernieuwbare energie worden uit de weg geruimd. Verwacht wordt dat door de uitvoering van dit voorstel een besparing van 600 tot 900 miljoen ton CO2-emissies per jaar gerealiseerd kan worden, waardoor de klimaatverandering wordt afgeremd en aan andere landen een signaal wordt gegeven om hetzelfde te doen. Zo wordt 200 tot 300 miljoen ton per jaar minder fossiele brandstoffen verbruikt. Aangezien de Europese Unie een netto-invoerder is van fossiele brandstoffen, wordt door een daling van het verbruik ervan de bevoorradingszekerheid verhoogd.
Samenvatting van voorstel tot richtlijn hernieuwbare energie (niet exhaustief) 1. Objectieven betreffende hernieuwbare energie In het kader van een globale doelstelling om in de EU tegen 2020 het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het energieverbruik te verhogen tot 20 %, legt de richtlijn aan de lidstaten bindende nationale doelstellingen op in termen van een percentage van het finale energieverbruik. In België moet het aandeel van de hernieuwbare energiebronnen in 2020 13 % bedragen (in 2005 was dit 2,2 %). De richtlijn legt ook indicatieve intermediaire doelstellingen op per periode van twee jaar vanaf 2011. De Belgische tussentijdse doelstellingen zijn: 2011-2012: 4,8 %, 2013-2014: 5,8 %, 2015-2016: 6,8 %, 2017-2018: 8,8 %. Deze percentages moeten gemiddeld per periode gerealiseerd worden. Voor elke lidstaat geldt ook een specifieke bindende doelstelling om het aandeel van biobrandstoffen in de transportbrandstoffen te verhogen tot 10 %.
21
De mogelijkheden tot sanctionering van de lidstaten die de bindende doelstelling niet halen zijn de algemene sanctioneringsmogelijkheden van het EGVerdrag (veroordeling door het Hof van Justitie, boete opgelegd door Hof van Justitie).
2. Nationaal actieplan In 2010 moet elke lidstaat in een nationaal actieplan het nationale objectief dat door de richtlijn wordt opgelegd opsplitsen over de sectoren (1) elektriciteit, (2) warmte en koeling en (3) transport, waarbij de maatregelen worden aangegeven om de doelstellingen te realiseren.
3. Flexibliteitsmechanisme: Garanties van oorsprong – ‘handel’ tussen lidstaten
22
De lidstaten moeten een systeem instellen om de hernieuwbare oorsprong van elektriciteit en van warmte en koeling te certificeren door de uitgifte van ‘garanties van oorsprong’. Voor elektriciteit bestond deze verplichting al. Voor warmte en koeling geldt de verplichting nu ook voor installaties met een vermogen dat groter is dan 5 MW. De garanties van oorsprong worden elektronisch uitgegeven en overgedragen.
4. Biobrandstoffen – biovloeistoffen Alleen biobrandstoffen en biovloeistoffen die aan de duurzaamheidscriteria voldoen kunnen in aanmerking worden genomen voor het behalen van de objectieven, quotaverplichtingen en steunmaatregelen.
5. De duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen en biovloeistoffen De reductie van de uitstoot van broeikasgassen door het gebruik van de biobrandstoffen moet minstens 35 % bedragen. Voor installaties operationeel in januari 2008 geldt de verplichting vanaf 1 april 2013.
Conclusie Een politiek akkoord werd bereikt in december 2008 tussen het Europees Parlement en de Europese Raad. Daarvoor werd eerder in november de ‘trialoog’ (overleg tussen Europese Commissie, Raad en Parlement) opgestart.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
2.2.2.3 Third Energy Package
Achtergrond en belang van dossier Sinds het begin van de liberalisering van de energiemarkt zijn al grote vorderingen gemaakt. Er is echter nog geen sprake van een ware Europese interne energiemarkt voor elektriciteit en gas. De energiebedrijven ondervinden nog steeds te veel belemmeringen om hun diensten overal in de EU aan te bieden tegen de beste voorwaarden. De consument kan dus nog niet ten volle profiteren van een goed werkende gas- en elektriciteitsmarkt. Er is een betere interconnectiviteit, een beter regelgevend kader, en een betere samenwerking tussen de lidstaten nodig. Na het eerste en het tweede energiepakket van richtlijnen m.b.t. liberalisatie van de energiemarkt, stelde de Europese Commissie daarom in september 2007 het “Derde energiepakket” voor. Dit pakket heeft betrekking op de gas- én de elektriciteitsmarkt en beoogt een ware interne energiemarkt te bekomen. Bedrijven moeten in alle lidstaten van de Europese Unie hun diensten kunnen aanbieden, en consumenten moeten in hun lidstaat de mogelijkheid hebben om te kiezen uit verschillende operatoren.
Vijf kernpunten staan centraal in het derde energiepakket: Effectieve scheiding tussen transmissieactiviteiten enerzijds en productie- en leveringsactiviteiten anderzijds Zo kunnen we vermijden dat ondernemingen die actief zijn in alle energieschakels de markt domineren. Andere marktspelers krijgen op die manier de kans om zich verder te ontwikkelen. Deze scherpere concurrentie op de markt komt de consument ten goede, aangezien de verticaal geïntegreerde ondernemingen hun marktpositie niet meer kunnen misbruiken. Transparantie van de markten De transparantie op de energiemarkt moet verbeteren. Ook nieuwe bedrijven moeten over voldoende informatie kunnen beschikken om de juiste beslissingen te kunnen nemen. De nationale regulator zal hierop moeten toezien. Oprichting van een Europees Netwerk van transmissienetwerkbeheerders De huidige samenwerking tussen transmissienetwerkbeheerders moet geformaliseerd worden zodat zowel op regionaal als op Europees niveau alle beslissingen geoptimaliseerd worden, ook de beslissingen over investeringen in het netwerk.
23
Onafhankelijke nationale regulatoren met uitgebreide bevoegdheden De nationale regulatoren zullen onafhankelijk moeten zijn van elke andere private of publieke entiteit. De bevoegdheden van de nationale regulatoren worden uitgebreid en hebben betrekking op transmissie, distributie, levering en productie. Samenwerking op regionaal niveau wordt gepromoot. Oprichting van een Europees Agentschap voor de samenwerking van nationale energieregulatoren De interconnectie van de energiemarkten van de verschillende lidstaten is nog voor verbetering vatbaar. Het op te richten Europees Agentschap zou dit moeten promoten.
24
Op 10 oktober 2008 vond een EU Energieraad plaats te Luxemburg onder het Franse Voorzitterschap. Deze vergadering bracht de ministers van energie van de 27 EU-lidstaten samen. De ministers van energie bereikten een politiek akkoord over het derde energiepakket, na het uitklaren van de twee laatste probleempunten, namelijk de derdelandenclausule en de level playing field clause. België kon het voorgestelde akkoord volledig aanvaarden. Het akkoord bevat volgende kernpunten die de voltooiing van de interne energiemarkt dichterbij moet brengen:
1) Effectieve scheiding tussen transmissie enerzijds, en productie en levering anderzijds + level playing field clause Drie opties werden overwogen: Eigendomsontvlechting (ownership unbundling, OU) met minderheidsparticipaties en mogelijkheid tot publiek aandeelhouderschap aan beide zijdes: de geprefereerde optie van België De onafhankelijke systeembeheerder (independent system operator, ISO): de verticaal geïntegreerde onderneming mag het aandeelhouderschap over de TSO behouden, maar moet het beheer en de investeringsbeslissingen van de TSO uitbesteden aan de onafhankelijke systeembeheerder. De onafhankelijke tranmissiebeheerder (independent transmission operator, ITO): de verticaal geïntegreerde onderneming mag het aandeelhouderschap over de TSO behouden, maar moet de onafhankelijkheid van de TSO
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
binnen de geïntegreerde groep garanderen. In tegenstelling tot de ISOoptie moet het beheer en de investeringsbeslissingen dus niet uitbesteed worden. Uiteindelijk werden de drie opties weerhouden voor zowel de elektriciteit- als de gassector. Na moeilijke onderhandelingen konden de ministers zich ook akkoord verklaren met een “level playig field clausule”. Uiteindelijk zullen er in de EU immers drie modellen voorhanden zijn. Om een level playing field te garanderen kunnen lidstaten proportionele, non-discriminerende en transparante maatregelen nemen, voor zover deze in lijn zijn met het Verdrag van de EU en andere communautaire wetgeving.
2) Derdelandenclausule De regels over effectieve scheiding zullen sowieso van toepassing zijn op alle bedrijven die werkzaam zijn op het EU-grondgebied, dus ook op bedrijven uit derde landen.
3) Sterke en onafhankelijke nationale regulatoren De Raad bevestigde de noodzaak aan een sterke en onafhankelijke regulator. Omwille van institutionele redenen kunnen er meerdere regulatoren per lidstaat zijn, zoals het geval is in België.
4) Oprichting Europees Agentschap Een Europees Agentschap ter samenwerking van de nationale energieregulatoren zal opgericht worden, bevoegd op het gebied van grensoverschrijdende infrastructuur. Het Agentschap zal enkel regelgevend tussenkomen indien de betrokken nationale regulatoren niet tot een akkoord komen. Verder heeft het Agentschap ook een algemene adviserende rol ten opzichte van de Europese Commissie. België steunt het politieke akkoord van 10 oktober 2008. Het Derde Energiepakket is slechts integraal goedgekeurd indien het Europees Parlement zijn instemming met het pakket verleent. Sinds eind januari 2009 zijn de triloog-onderhandelingen lopend tussen de drie Europese instellingen (Commissie, Raad et Parlement). Een globaal akkoord wordt beoogd tegen juni 2009.
25
2.2.2.4 Roadmap Belgisch EU-Voorzitterschap Het gaat over een routekaart ter voorbereiding van het Belgische Voorzitterschap van de EU in het energiedomein. Deze routekaart is een prioritair project in het kader van het Programma Energie (één van de 12 Programma’s van de strategie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie). Het opstellen van dergelijke routekaart moet toelaten om: i) zich adequaat voor te bereiden op het komende voorzitterschap; ii) de nodige structuren te ontwikkelen voor een efficiënte samenwerking tussen alle betrokken spelers; iii) verschillende mogelijke knelpunten te identificeren; iv) oplossingen aan te reiken voor het verhelpen van eventuele problemen;
26
v) leidraad te vormen voor uitvoering van het voorzitterschap.
2.3 Omzetting van Europese richtlijnen en administratieve samenwerking tussen de lidstaten De FOD Economie engageert zich nadrukkelijk om de Europese richtlijnen tijdig en correct om te zetten. In dit kader vormt de omzetting van de Europese kaderrichtlijn een bijzondere uitdaging die de FOD Economie, als nationaal coördinator, op kordate wijze aangaat. Het omzetten van richtlijnen beperkte zich voor de FOD uiteraard niet tot de dienstenrichtlijn. Een breed spectrum van Europese regelgevingen werden omgezet naar Belgisch recht, onder andere voor wat betreft bouwnormen, beroepskwalificaties, controle van jaarrekeningen, nominale hoeveelheden van voorverpakte goederen, … . Eens de richtlijnen door de Europese lidstaten zijn omgezet naar nationaal recht, dienen de lidstaten elkaar dikwijls onderlinge informatie te verschaffen over precieze manier waarop de omzetting is gebeurd. De communicatie tussen de verschillende lidstaten verliep eerder stroef door onder andere taalproblemen en gebrek aan informatie over bevoegdheidsverdelingen. Daarom ontwikkelde de Europese Commissie een digitaal informatiesysteem, het “Internal Market Information system” (IMI). Dit moderne medium zal de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat stellen om in hun eigen taal te communiceren met hun collega’s
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
van andere lidstaten over specifieke bepalingen van richtlijnen. Het invoeren van het IMI-systeem in België is eveneens een taak waarover de FOD Economie zich in 2008 ontfermde. Een eerste pilootproject werd met succes gelanceerd voor de richtlijnen over de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties. Momenteel wacht een nog grotere uitdaging; ook de autoriteiten bevoegd voor delen van de kaderrichtlijn diensten zullen zich van het IMI-systeem moeten kunnen bedienen.
2.4 De coördinatie en de voorbereiding van de Europese Raden 2.4.1 De formele coördinatiemechanismen binnen de FOD Economie Binnen de FOD Economie zijn twee formele coördinatiemechanismen voor handen die de standpunten van de respectieve federale en regionale overheden op elkaar afstemmen om een coherent en éénsgezind standpunt te hebben in nationale en internationale dossiers. In beide coördinatiemechanismen heeft de FOD Economie een voortrekkersrol. Deze formele coördinatiemechanismen zijn: 1/ De Interministeriële Economische Commissie; 2/ Enover-Concere 2.4.1.1 De Interministeriële Economische Commissie (IEC)
De interdepartementale coördinatie Dikwijls is de FOD Economie niet de enige bevoegde instantie om een standpunt in te nemen over een Europees dossier. Daarom is het van cruciaal belang om een efficiënte coördinatie op te zetten met andere regionale en federale departementen. De FOD Economie beschikt, met de Interministeriële Economische Commissie (IEC), over het coördinatieorgaan bij uitstek om deze coördinerende taak op administratief vlak waar te nemen. De IEC vormt een netwerk van zo’n 1.700 ambtenaren die ongeveer 80 maal per jaar samenkomen in diverse samenstellingen afhankelijk van de inhoud van de te behandelen dossiers. In 2008 was een groot deel van de vergaderingen gewijd aan de omzetting van de Europese dienstenrichtlijn. Het “Europese goederenpakket”, de strijd tegen fraude, namaak en piraterij, diverse aspecten van industrieel- en het innovatiebeleid, het normalisatiebeleid en het kmo-beleid bezetten eveneens een prominente plaats op de IEC-agenda. Om de IEC nog vlotter te laten werken, vindt men op een IEC-website relevante informatie over de werking van de IEC (kalender, agenda’s, verslagen, documenten). Deze informatie werd sinds 2008 ook beschikbaar gesteld voor betrokkenen die niet bij de FOD Economie werken.
27
2.4.1.2 Enover/Concere De hervorming van de instellingen in 1980, die is vervolledigd door die in 1988, heeft aanleiding gegeven tot een bevoegdheidsverdeling over energie tussen de federale staat en de gewesten (Vlaams, Waals en Brussels-Hoofdstedelijk). Zo werden meer bepaald de nieuwe energiebronnen (dus de hernieuwbare) en het rationele energiegebruik (dus energie-efficiëntie) geregionaliseerde materies. Dit leidt tot een behoefte aan overleg, in de eerste plaats met betrekking tot de nationale materies waarbij niet alleen het beleid van de verschillende gewesten moet gecoördineerd worden maar tevens het gewestelijke beleid en het beleid van de federale staat op elkaar moeten worden afgestemd. Verder moet dat overleg België de mogelijkheid bieden binnen de Europese Unie - maar ook binnen andere internationale instanties - met één stem te spreken en een gemeenschappelijk standpunt in te nemen met betrekking tot geregionaliseerde of gemengde materies.
28
In de praktijk vindt dat overleg plaats binnen de “Interministeriële Conferentie Economie en Energie” die in 1991 via een samenwerkingsakkoord een vaste werkgroep heeft opgericht onder de naam “ENOVER” (CONCERE in het Frans1). Daarin zetelen afgevaardigden van de gewestelijke en federale overheden alsook vertegenwoordigers van de ministers die bevoegd zijn voor energie. De ENOVER-groep wordt voorgezeten door de directeur-generaal van de federale Algemene Directie Energie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (mevrouw MariePierre Fauconnier). Het secretariaat wordt waargenomen door dezelfde federale administratie. De ENOVER-groep komt op regelmatige tijdstippen samen in plenaire zitting (8 vergaderingen in 2008) en heeft een aantal werkgroepen opgericht waarin experten zetelen. In 2008 had het overleg hoofdzakelijk betrekking op de grote dossiers die voortvloeiden uit het Energie/Klimaatpakket van de Europese Commissie en in het bijzonder de Richtlijn over de hernieuwbare energiebronnen. Ook de omzetting van de Richtlijn over energie-efficiëntie en de rapportering over de richtlijn hernieuwbare elektriciteit namen een belangrijke plaats in.
1 ENOVER/ CONCERE : ENergie-OVERleg Staat-Gewesten/ CONCertation Etat-Régions pour l’Energie
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Schema: Structuur van het overleg
IEC
FOD BZ
ADE
PV
Waals minister
Vlaams minister
Brussels minister
Voorzitterschap
FOD Leefm
Federaal minister
Secr.
Relex
FWB
AD Energie
FOD Economie
Stakeholders
SPW
VE
BIM
VLG
BHG
Legende: IEC
Interministeriële Conferentie Economie en Energie
ADE
Algemene Directie Europese zaken bij de FOD Buitenlandse zaken
BZ
Buitenlandse zaken
Leefm
Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu
FOD
Federale Overheidsdienst
PV
Permanente vertegenwoordiging van België
FWB
Federaal Wetenschapsbeleid
SPW
Service Public de Wallonie (overheidsdienst Wallonië)
Vl G
Vlaamse Gemeenschap
VEA
Vlaams Energie Agentschap
BHG
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
BIM
Brussels Instituut voor Milieubeheer
Relex
Dienst externe betrekkingen van de AD Energie
AD Energie Algemene Directie Energie van de FOD Economie
29
2.4.2 De formele coördinatiestructuren voor Europese en internationale dossiers De bepaling van het Belgische standpunt voor de Europese en internationale onderhandelingen, inclusief de energiedossiers, wordt gekenmerkt door een complex coördinatiesysteem. Dit coördinatiesysteem is formeel vastgelegd in het Samenwerkingsakkoord van 1994 en garandeert dat het federale niveau rekening houdt met de belangen van de gemeenschappen en gewesten tijdens de onderhandelingen op internationale fora. Ontwerpen van Commissievoorstellen voor nieuwe Europese regelgeving worden via de Permanente Vertegenwoordiging (PV) gecommuniceerd aan de federale en regionale overheden. Alle betrokken overheidsdiensten en departementen zowel op het federale als regionale niveau, bepalen hun standpunt met betrekking tot de onderwerpen en sturen vertegenwoordigers naar de overlegvergaderingen op de FOD Buitenlandse Zaken.
30
In de FOD Buitenlandse Zaken zijn er twee formele coördinatiemechanismen: de Europese coördinatie voor dossiers die in het kader van de EU worden behandeld en multilaterale coördinatie “Coormulti” voor dossiers die in multilaterale organisaties worden behandeld. Sinds 1994 is de directie-generaal Europese Zaken bij de FOD Buitenlandse Zaken uitsluitend en permanent bevoegd voor de horizontale coördinatie ter voorbereiding van elke Europese Raad. Het is de bedoeling het standpunt te bepalen voor elk agendapunt van de Raad, in welke samenstelling hij ook samenkomt. Dit geldt dus ook voor de werkzaamheden van de Europese Raad Energie. De Coormulti werkt volgens hetzelfde principe. Ze valt onder de FOD Buitenlandse Zaken en stoelt op het regeerakkoord van juli 2003. Het is haar opdracht de interdepartementale coördinatie te organiseren voor de multilaterale thema’s. Ze heeft tot doel het Belgische beleid in de internationale instellingen te versterken. De Belgische standpunten over het Internationaal Energie Agentschap, het Internationaal Energieforum, NAVO, het Energiehandvest en de Verenigde Naties worden voor energievraagstukken op een ad hoc basis gecoördineerd door Coormulti. In praktijk komt het erop neer dat de Belgische standpunten over energie op voorstel van de FOD Economie nagenoeg integraal worden bekrachtigd door de Coormulti.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3. Het Nationale kader
3.1 De prioriteiten van het Nationale Hervormingsprogramma De Nationale Hervormingsprogramma’s bestaan, naast een algemene inleiding, uit drie delen: 1. macro-economisch deel; 2. micro-economisch deel; 3. tewerkstellingsdeel. De bevoegdheden van de FOD Economie situeren zich in het micro-economisch deel waarvoor de Europese Raad (ECOFIN) 10 globale richtlijnen voor het economische beleid heeft goedgekeurd rond de volgende thema’s: 1. de investeringen in onderzoek en ontwikkeling verhogen en verbeteren; 2. alle vormen van innovatie gemakkelijker maken; 3. de verspreiding en effectieve toepassing van informatie- en communicatietechnologie (ICT) gemakkelijker maken en een volledig inclusieve informatiemaatschappij opbouwen; 4. de concurrentievoordelen van zijn industriële basis versterken;
31
5. duurzaam gebruik van hulpbronnen aanmoedigen en de bescherming van het milieu versterken; 6. de interne markt uitbreiden en verdiepen; 7. zorgen voor open en concurrerende markten om in te spelen op de mondialisering; 8. een bedrijfsklimaat met meer mededinging creëren; 9. de ondernemersgeest aanmoedigen en een voor de kmo’s gunstig klimaat in het leven roepen; 10. Europese infrastructuren verbeteren. Als gevolg van de financieel-economische crisis heeft de federale overheid zijn eigen relanceplan gelanceerd met onderstaande vier assen: 1. het aanpakken van de financieel-bancaire crisis;
32
2. het versterken van de duurzame sociaal economische hefbomen en investeringen in het leefmilieu, 3. het verhogen van de competitiviteit van de bedrijven, werkgelegenheid en een goed sociaal klimaat, 4. de duurzame sanering overheidsfinanciën veilig stellen.
Het Nationale Hervormingsprogramma en de FOD Economie De initiatieven van de FOD Economie die in het Nationale Hervormingsprogramma (2008-2010) aan bod komen zijn: intellectuele eigendom: ondertekening van het protocol van Londen en vergemakkelijken van toegang tot en gebruik van intellectuele eigendomsrechten via octrooicellen; het associëren van kmo’s bij het normalisatiebeleid via de “antennes normes”; de rondetafel voor de modernisering van de economische regelgeving; vereenvoudiging van facturatie en boekhoudverplichtingen; de Kruispuntbank van Ondernemingen en de ondernemingsloketten;
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
de omzetting van de Europese Kaderrichtlijn Diensten; het versterken van het mededingingsbeleid; het verhogen van de mededinging in de gas- en elektriciteitsmarkt en in de telecommarkt; het prijzenobservatorium; het monitoren van markten en sectoren. De maatregelen van de FOD Economie die in het relanceplan aan bod komen zijn: het prijzenobservatorium; versterking van de mededinging met bijzondere aandacht voor de sectoren energie, voeding, distributie en telecom; een lagere energiefactuur.
3.2 De Lissabonindicatoren en de economische prospectie in België 3.2.1 Lijst van de 14 Lissabonindicatoren Globale economische context Het “bruto binnenlands product (bbp) per inwoner” wordt vaak beschouwd als een indicator van de levensstandaard. Het indexcijfer van het bbp-volume per inwoner in koopkrachtstandaard wordt uitgedrukt ten opzichte van het gemiddelde van de Europese Unie (EU-27) dat vastgesteld werd op 100. Ook al blijft België behoren tot de landen van de Unie met het hoogste bbp-peil per inwoner, is zijn rangschikking ietwat verslechterd: terwijl ons land in 2000 nog de 7e plaats innam, viel het terug naar de 8e plaats in 2008. Ook is het verschil met Nederland groter geworden en hebben zijn twee andere belangrijkste handelspartners, Frankrijk en Duitsland, België ingehaald. Tussen 2000 en 2008 zakte Italië onder het Europese gemiddelde. Spanje echter maakte de omgekeerde beweging. Ook moet worden onderstreept dat het gebruik van deze indicator tot vertekende vergelijkingen kan leiden vanwege de talrijke door Luxemburg opgetekende grensoverschrijdende stromen. De indexcijfers van de nieuwkomers stegen soms aanzienlijk tussen 2000 en 2008.
33
De verbetering van het economische klimaat in deze landen draagt daar beduidend toe bij, waardoor het verschil tussen de zogenaamde rijkste en armste landen van de Europese Unie kleiner wordt. BBP per inwoner in KKS (EU-27=100) 275 261,1 250 2000 2008 (f) ____ EU-27 = 100 225
200
175
147,3
150
140,1 129 121,5
125
118,1
116,3 114,7
115,5
114
112,3
110,8
109,7
105,7
101,7
97,6
100
34
94,1
73,7 75
50 LU
US
IE
NL
AT
SE
DK
GB
BE
FI
DE
EU-15
eurozone (2007)
FR
ES
IT
EE
PT
Het bbp-verloop per hoofd van de bevolking vindt zijn oorsprong eveneens in de evolutie van de ”arbeidsproductiviteit per tewerkgestelde”. Het schetst de globale productiviteit van een economie. België blijft gerangschikt bij de drie koplopers in de Europese Unie, na Luxemburg en Ierland. Deze Belgische prestatie moet echter gerelativeerd worden in termen van groei en lage tewerkstellingsgraad, vooral dan bij de twee uiterste groepen (jongeren en ouderen). Er werd immers een geleidelijke, maar beduidend grotere vertraging waargenomen dan die voor de Verenigde Staten, waardoor het verschil in productiviteitspeil groeide van 3,1 punten in 2000 naar 11,6 punten in 2008. Drie componenten kunnen aan de basis liggen van de stijging van de arbeidsproductiviteit: de samenstelling van de arbeidskrachten, de multifactorproductiviteit (deel dat toe te schrijven is aan een efficiënter gezamenlijk gebruik van de twee productiefactoren) en de kapitaalintensiteit (deel dat gerelateerd is aan een verhoging (kwaliteit of kwantiteit) van het kapitaal voor een constante hoeveelheid arbeid). Recente studies hebben aangetoond dat er in België een lagere multifactorproductiviteit is vooral als gevolg van structurele veranderingen van de economie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Arbeidsproductiviteit per tewerkgestelde (EU-27=100) 200
2000
2008 (f)
____ EU-27 = 100
175 165,2
150 138,2
134,2 126,6
125
118,9 112,1
110
109,8
109,6
109,4
109
108,9 104,3
104,3
101,3
100,9
100
99,4
75
69,1
50 LU
US
IE
BE
FR
AT
NL
eurozone
EU-15
GB
FI
SE
DE
IT
EE
ES
DK
PT
Er moet op gewezen worden dat economieën als Nederland, met een hoge graad van deeltijdse arbeid, minder slagvaardig zijn omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen deeltijdse en voltijdse arbeid. Het gebruik van de indicator “arbeidsproductiviteit per gewerkt uur” zou Nederland echter bij de drie koplopers plaatsen.
Tewerkstelling Het doel is een ”tewerkstellingsgraad” van gemiddeld 70 % in de EU te bereiken tegen 2010. De gegevens van 2007 tonen aan dat het opgetekende gemiddelde in de EU-27 en de EU-15 respectievelijk neerkomt op 65,4 % en 67 % en dat zes landen het voornoemde referentiepercentage overschrijden. België bevindt zich met zijn tewerkstellingsgraad van 62 % achteraan het peloton samen met Griekenland en Italië. Luxemburg en Frankrijk hebben met respectievelijk 64,2 % en 64,6 % eveneens een lage tewerkstellingsgraad. Diverse internationale organen wijzen op de slechte prestatie van België, die nog meer uitgesproken is voor de meest kwetsbare groepen (jongeren en ouderen). De Belgische regering heeft in haar nationaal hervormingsprogramma 5 prioritaire doelstellingen vooropgesteld, waarvan de eerste erin bestaat “meer mensen aan het werk” te zetten. Zij beantwoordt op die manier aan de specifieke aanbevelingen van verschillende internationale organen en zet haar strategie voor sociale bescherming voort in een context van de vergrijzing van de bevolking met een verhoging van de tewerkstellingsgraad en meer toezicht op de overheidsfinanciën. België wil zo de vraag naar arbeid verhogen onder meer via een beheersing van de loonkosten, gerichte lastenverlagingen, …, maar ook ervoor zorgen dat er een aanbod is om aan deze toenemende vraag te voldoen door werkzoekenden actief te begeleiden, arbeid financieel aantrekkelijker te maken, levenslang leren te bevorderen en zich te richten op de meest kwetsbare groepen.
35
Werkgelegenheidsgraad (in % van de 15-64-jarigen) 80 77,1
2000
76 75
74,2
2007
EU-27
Doel van 70% 71,7
71,5
71,4 70,3
70
69,1
69,4
67,8
67 65,7
65,6
64,6
65
64,2 62
61,4
60
58,7
55
50 NL
SE
US
GB
AT
FI
DE
IE
PT
EU-15
eurozone
ES
FR
LU
BE
EE
IT
De door het Verdrag van Lissabon vooropgestelde doelstelling is een ”tewerkstellingsgraad van oudere werknemers” van gemiddeld 50 % voor de Europese Unie tegen 2010, graad die in 2007 44,7 % bedroeg. Hoewel voor België een gevoelige stijging werd opgetekend ten opzichte van 2000, blijft het participatiepercentage in deze leeftijdscategorie (34,4 %) laag, waardoor ons land samen met Italië en Luxemburg aan de staart van het peloton in de EU-15 bengelt. Werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers (in % van de 55-64-jarigen) 75 70
70
65
2000 2007 EU-27 = 100
61,8 58,6
60
57,4
55
Doel van 50% 55
53,8
51,5 50,9 50,9
50
46,5
45
44,7 44,6 43,3
42,4 38,6 38,3
40
34,4 33,8
35 30
LU
IT
BE
FR
AT
EE
ES
zo ne
ro eu
7 -2
-1
5
EU
PT
EU
L N
E D
IE
FI
G B
K D
U
S
25 SE
36
DK
32
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Naast de negatieve invloed van een onderbenutting van arbeidskrachten op de economische groei, blijkt de toename van de tewerkstellingsgraad van oudere werknemers in een context van vergrijzing van de bevolking (hogere levensverwachting, grotere afhankelijkheidsgraad -verhouding tussen oudere en jongere werknemers-) cruciaal voor de instandhouding van het sociale-zekerheidssysteem in België zonder de overheidsfinanciën in het gedrang te brengen. Het solidariteitspact tussen de generaties, dat enkele jaren geleden werd ingevoerd, schenkt in het bijzonder aandacht aan de tewerkstelling van oudere werknemers. Hoewel het voorbarig is om alle effecten ervan te meten, moeten de volgende genomen maatregelen worden aangehaald: de nieuwe regelgeving in verband met de werkgeversbijdragen die van toepassing zijn voor brugpensioenvergoedingen als aanvulling op de werkloosheidsuitkering die varieert naar gelang van de leeftijd (2007), de strengere voorwaarden voor vervroegde pensionering (2008) en een nieuwe maatregel als het optrekken van het plafond (+25 %) voor toegestane arbeid na het pensioen (2008).
Innovatie en technologie De overheids- en privé-investeringen op het vlak van R&D blijken essentieel te zijn om de doelstellingen van Lissabon te halen, en meer bepaald om de weg naar economische groei en solide en duurzame tewerkstelling in te slaan. Totale R&D-uitgaven (in % van het BBP) 4,0% 3,64%
2000
3,47%
3,5%
2007 Linear (3%)
3,0% 2,53% 2,56% 2,55%
2,5%
2,08%
2,0%
1,91%
1,83%
1,87% 1,70%
1,63%
1,5%
1,31% 1,27%
1,18%
1,0% 0,57%
0,5% 0,0%
SE
FI
US
DE
AT
DK
FR
EU-15 EU-27
BE
NL
LU
IE
ES
PT
EE
GB
IT
Zoals blijkt uit de grafiek, leverde België tussen 2000 en 2007 weinig inspanningen om zijn R&D verder te ontwikkelen. Zo vertegenwoordigden de totale R&D-uitgaven
37
slechts 1,87 % van het bbp in 2007, tegen 1,97 % van het bbp in 2000. Het Belgische percentage bleef licht boven dat van de EU-27, maar onder dat van de EU-15. In 2007 boekten Zweden (3,64 % van het bbp) en Finland (3,47 % van het bbp) de beste resultaten op het vlak van R&D-intensiteit, gevolgd door Oostenrijk (2,53 % van het bbp), Denemarken (2,55 % van het bbp) en Duitsland (2,53 % van het bbp).
38
Gelet op de Barcelona-doelstelling (in 2010), die inhoudt dat 3 % van het bbp van de EU bestemd moet zijn voor R&D, waarvan 2/3 (of 66 % van die 3 %) gefinancierd wordt door de privésector, moet worden vastgesteld dat België nog veraf staat van deze doelstelling, die ons land zichzelf heeft opgelegd. De gegevens over de bruto binnenlandse uitgaven voor R&D per financieringsbron wijzen erop dat tussen 2000 en 2005 het financieringsaandeel van de Belgische privésector in de totale R&D-uitgaven, dat respectievelijk geraamd werd op 62,4 % en 59,7 %, daalde, terwijl het in Duitsland toenam. De maatregelen die alle Belgische overheden en de privésector de laatste jaren hebben uitgewerkt (clusters, competentiepolen en onderzoekscentra; verhoging van bijkomende kredieten voor wetenschapsbeleid en innovatie; invoering van fiscale stimulansen om bekwame vorsers in België te houden; steun aan ondernemingen op spitstechnologisch vlak; koppeling aan netwerken van Belgische spelers op het vlak van research, …) wijzen op een gunstige evolutie van de overheids- en privé-investeringen voor R&D. Een hoog opleidingsniveau bij jongeren is essentieel voor de ontwikkeling van elke economie als kennismaatschappij en voor een efficiënte mededinging met haar concurrenten in een wereldeconomie. De beschikbare gegevens tonen aan dat België op dat vlak stabiel blijft, bij de eerste vijf behoort en beter scoort dan het gemiddelde van de EU-15 en de EU-27. Tussen 2000 en 2007 steeg de indicator licht van 81,7 % naar 82,6 %. Er zijn echter inspanningen nodig opdat België aan de doelstelling van de Europese Raad van Barcelona (2002) op het gebied van onderwijs kan beantwoorden, d.i. een voltooiingspercentage van 85 % bij 20-24-jarigen die ten minste hun hoger secundair onderwijs hebben afgemaakt. Onderwijsniveau van jongeren - totaal (20-24-jarigen) (in %) 100 90
87,2
86,7
2000
86,5 84,1
82,6
82,4
2007
Linear (85%)
82,1 78,1
80
78,1
76,3
76,2
75,2
72,5
70
70,9
70,8 61,1
60
53,4
50 40 30 20 10 0
SE
IE
FI
AT
BE
FR
EE
GB
EU-27
IT
NL
EU-15
DE
LU
DK
ES
PT
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Economische hervorming Deze indicator meet het peil van de vergelijkende prijzen van de consumptieuitgaven van de gezinnen. De stijgende trend van de prijzen tussen 2000 en 2007 was meer uitgesproken in België dan in de EU-15 en de eurozone. Bovendien was de prijsopleving aanzienlijker in België dan bij zijn voornaamste handelspartners, Nederland, Frankrijk en Duitsland, wat wees op een meer uitgesproken stijging van de prijzen voor voedingsmiddelen vanaf het tweede halfjaar van 2007. Peil van vergelijkende prijzen (EU-27=100) 160 140
2000 2007
137,7 124,5
122,5
120
117,3
112,4
110,3 108,3
106,3
104,7
103,9
103,4
103,1 102,4
100
101,4 92,4
89,4
84,6
80 60 40 20 0
DK
IE
FI
SE
LU
GB
FR
BE
EU-15
IT
NL
DE
Eurozone
AT
ES
EE
PT
Om de doorzichtigheid in de prijsvormingsmechanismen op de goederen- en dienstenmarkt te waarborgen, heeft de federale regering een Observatorium van de prijzen opgericht. Dat observatorium zal de prijsvorming en –evolutie van een aantal zogenaamde gevoelige producten en diensten onderzoeken, zijnde die waarvan de prijs sterker zou stijgen dan het gemiddelde. De verkregen resultaten zullen de acties van de mededingingsautoriteit kunnen ondersteunen in geval van vastgestelde distorsies op de goederen- en dienstenmarkten. Deze maatregelen beogen een scherpere concurrentie op de markten en dus correcte en transparante prijzen voor de consument en een bevordering van de competitiviteit van de ondernemingen. Tussen 2000 en 2007 evolueerde het peil van de bedrijfsinvesteringen in België gunstig, namelijk van 18,9 % naar 20 % van het bbp, ondanks de achteruitgang tussen 2001 en 2003, periode van laagconjunctuur. De prestatie van België lag iets hoger dan die van de EU-15 en van de eurozone. Het hoge investeringspeil in Spanje was voornamelijk toe te schrijven aan de sterke groei van de economische bedrijvigheid in de referentieperiode. Door de negatieve
39
gevolgen van de financiële crisis zou er in Spanje, dat één van de zwaarst getroffen Europese landen is, echter een trendommekeer moeten plaatsvinden. In Nederland en Duitsland daalde het investeringspeil. Bedrijfsinvesteringen (in % van het BBP) 30 27,2
2000 2007
25 22,2
21,2
20
20,4
20
19,5
19,5
19,3
18,7
18,7
18,6
18,2
17,7
17,2
16,6
16
15,9
15,9
LU
SE
15
10
40
5
0
ES
IE
AT
DK
BE
EE
PT
Eurozone
EU-27
IT
EU-15
FR
FI
DE
NL
GB
Sociale samenhang Hoewel het bbp per inwoner gebruikt wordt als indicator voor rijkdom, zegt het niets over de manier waarop die verdeeld is onder de individuen. De ongelijkheden op het gebied van inkomen, toegang tot werk en onderwijs (uitsluiting) moeten worden bestreden om een grotere sociale samenhang en een duurzame ontwikkeling van de economie te bewerkstelligen. De indicator “armoederisicograad na sociale tranfers” wordt vaak gebruikt om ongelijkheden te meten. Het gaat om het percentage mensen van wie het equivalent beschikbaar inkomen onder de armoederisicogrens ligt (vastgesteld op 60 % van het nationaal mediaan equivalent beschikbaar inkomen). In België nam de armoederisicograad toe in deze periode, namelijk van 13 % in 2000 naar 15 % in 2007. Hij komt in de buurt van het gemiddelde van de Unie en van de armoederisicograad van Duitsland, maar blijft hoger dan die in Frankrijk en Nederland.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Om deze ongelijkheden beter te kunnen begrijpen, moet deze indicator worden aangevuld met een onderzoek naar de graad van langdurige werkloosheid. Armoederisicograad na sociale transfers 22
20
20
2000 2007 1999 voor DK en SE
20
20
19 18
18
18
17 16
16 15
15
14
14 13 12
12
13
12
11 10
10
8
41
6 NL
SE
DK
AT
FR
FI
LU
BE
DE
EU-25
EU-15
IE
PT
GB
EE
ES
IT
Als teken van niet gebruikt arbeidspotentieel, biedt de ”graad van langdurige werkloosheid” (>12 maanden) bijkomende verheldering over de dynamiek van ongelijkheden. Een te lange afwezigheid op de arbeidsmarkt verhoogt immers het risico op armoede en sociale uitsluiting. Deze graad hangt voornamelijk af van structurele elementen (ongeschiktheid van werkkrachten, te hoge arbeidskosten, …). Zoals blijkt uit de grafiek, liggen de Amerikaanse prestaties ruim hoger dan die waargenomen in Europa en blijft de te dichten kloof aanzienlijk. Hoewel deze cijfers een positieve evolutie in 2006 en 2007 verhullen, behoort België tot de slechtste leerlingen van de Europese Unie. In 2004 voerde de Belgische overheid een nieuwe procedure in voor de opvolging en de begeleiding van werkzoekenden, met als doel langdurige werkloosheid te bestrijden en degenen die het risico liepen inactief te blijven, beter te begeleiden. Gelet op de al bereikte bemoedigende resultaten zal deze aanpak worden versterkt en uitgebreid.
Graad van langdurige werkloosheid (>12 maanden) 7 2000
6
2007
5
4,7 4,1
4 2,8
3 2 1 0
42
0,5
US
0,6
DK
1,2
1,2
LU
AT
1,3
1,3
NL
GB
1,4
1,6
2,9
3
3,2
3,8
3,8
BE
PT
3,3
1,7
0,8
SE
IE
FI
ES
EU-15
IT
EU-27
eurozone
FR
EE
DE
”De verdeling van de regionale tewerkstellingscijfers” meet de regionale verschillen in tewerkstelling in een land of in de EU-27. Deze indicator gaat de hoogte in wanneer de verschillen in tewerkstellingsgraad tussen de regio’s groter worden en is gelijk aan nul wanneer de tewerkstellingscijfers in alle regio’s dezelfde zijn. De regionale ongelijkheden in tewerkstellingsgraad zijn bijzonder uitgesproken in België en worden vaak benadrukt door de verschillende internationale organen. Demografische factoren en de activiteitsgraad verklaren niet alle regionale verschillen; specifieke regionale sectoren en verschillen in gemiddeld onderwijsniveau kunnen eveneens aan de basis liggen van deze verschillen. Eén van de punten van kritiek ten aanzien van België is het gebrek aan mobiliteit van zijn werknemers; een verhoging van de mobiliteit wordt vaak aanbevolen om het evenwicht te herstellen. Toch is het niet zeker dat interne migratie alle tewerkstellingsverschillen tussen de regio’s zal wegwerken, vooral wanneer het hoog opgeleide personen betreft en wanneer de ongelijkheden verbonden zijn met regionale productiviteitsverschillen. Voor de hele EU-27 werden er tussen 2000 en 2007 kleinere verschillen in tewerkstellingscijfers tussen de regio’s waargenomen: de coëfficiënt daalde van 13 naar 11,1 in 2007. In België echter deed zich een omgekeerde beweging voor en steeg de indicator van 7,9 naar 8,6. Vanwege de geografisch onevenwichtige arbeidsmarkt in België werd er een informatie-uitwisseling tot stand gebracht tussen de tewerkstellingsdiensten van de drie gewesten. Ook werd gezocht naar oplossingen voor de traditionele belemmeringen (taal, kwalificatie, toegankelijkheid tot het openbaar vervoer, …), die ook effectief werden toegepast.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Verdeling van de regionale werkgelegenheidscijfers 18 16,3
2000
16
2007
14 12
11,1
10,8
10,5 10 8,6 7,5
8 6,6 6 4
3,8
3,5
3,3
5,6
5,4
4,8
2,4
2,2
IT
EU -2 7
eu ro zo ne
13
EU -1 5
BE
ES
FR
FI
G
B
D E
AT
EE
PT
SE
N L
2
Uitstoot van broeikasgassen, energie-efficiëntie, vervoer Deze indicator meet, in de vorm van een indexcijfer, de totale uitstoot van broeikasgassen op basis van de volgende referentiejaren: 1990 voor niet-fluorgassen en 1995 voor fluorgassen. Krachtens het Kyoto-protocol heeft de EU een vermindering van 8 % aanvaard van haar broeikasgassen tussen de twee bovenvermelde referentiejaren en de periode 2008-2012. België heeft zich ertoe verbonden zijn uitstoot in die periode met 7,5 % terug te dringen. Op basis van de recentste cijfers van de nationale emissie-inventaris lag de uitstoot van broeikasgassen in 2006 6 % lager dan het referentieniveau. Bij wijze van vergelijking: de gemiddelde uitstoot van de EU-15 in 2006 daalde slechts met 2,7 % ten opzichte van het referentiepeil. Van de in de grafiek opgenomen landen vertoont België de sterkste daling van broeikasgasuitstoot tussen 2000 en 2006. Totale uitstoot van broeikasgassen 160
149,5
2000
138,3
140
125,5 124,4
127,0
120
115,0
125,0
115,2
113,0
113,1
100
109,9
100,0
80
TARGET
114,4 105,3
93,5
87,0
2006
101,7 101,2
97,3
97,4
94,0
94,0
96,0
91,1
100,0
92,0
101,0
104,0
94,0 92,5
92,3
87,5
84,0
81,5 79,0
79,0
72,0
60 40 20 0 -20
ES
PT
IE
EE
AT
FI
IT
Japan
DK
LU
NL
UE-15
FR
BE
SE
GB
DE
US
Eurozone
EU-27
43
Volgens de voorspellingen van Eurostat zou België een vermindering van 3,7 %2 van zijn broeikasgasuitstoot moeten realiseren tegen 2010, wat onder de doelstelling zou liggen waartoe ons land zich heeft verbonden. Toch zou het deze doelstelling moeten kunnen halen door gebruik te maken van compensatiemechanismen waarin het Kyoto-protocol heeft voorzien, namelijk de financiering van eigen investeringen in derde landen in ruil voor het verkrijgen van kredieten voor de uitstoot van broeikasgassen.
44
Op federaal en gewestelijk vlak werden er verschillende maatregelen3 genomen om de energie-efficiëntie van België te verhogen. Die nam tussen 2000 en 2005 jaarlijks met 2 % toe. Bovendien bevat het op 11 december ll. door de regering goedgekeurde economische herstelplan specifieke maatregelen op het vlak van investeringen voor duurzame ontwikkeling. Hiertoe behoren de uitbreiding van energiebesparende investeringen die recht geven op fiscale voordelen, de invoering van een systeem voor groene investeringen en een verhoging van de middelen van het Fonds ter reductie van de globale energiekost. De voor de periode 2008-2013 geplande matige toename van het energieverbruik en de structurele veranderingen in het energieverbruik (daling van het verbruik van vaste en vloeibare brandstoffen ten voordele van gas, elektriciteit en hernieuwbare energie) dragen eveneens bij tot een verbetering van de energieefficiëntie. Al deze maatregelen zouden België in staat moeten stellen zijn koers aan te houden naar een duurzame afbouw van deze broeikasgasemissie en een betere energie-efficiëntie van zijn economie, conform de doelstellingen van het Kyoto-protocol. Energie-intensiteit van de economie (1995=100) 400
2000 2006
350
291,2
300
250
252,5 225,1 204,7
200
211,3
218,5
202,5 188,3
193,3
196,7
188,4 185,0
173,8
179,5
179,1 154,8
150
145,0
139,3 118,1
100
50
0 FI
2
PT
EE
ES
BE
SE
GB
NL
IT
LU
EU-15
FR
DE
AT
IE
DK
EU-25
US
EU-27
Eurostat Pocketbooks, Energy, transport and environment indicators, 2007 edition.
3 Uitwerking van een Nationaal toewijzingsplan, verdubbeling van de fiscale aftrek van
investeringen voor een verhoogde energie-efficiëntie in gebouwen, mechanisme van derde-investeerder met het oog op een optimalisering van energiebesparende investeringen voor openbare gebouwen en instellingen van openbaar nut, versterking van het gedeelte energie-efficiëntie van het “Marshall“-plan in Wallonië en het Klimaatplan 2006-2012 in Vlaanderen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Deze indicator, die samengesteld is uit de ratio tussen het bruto binnenlands verbruik van alle energiesoorten (uitgedrukt in miljoen ton aardolie-equivalent, Mtoe) en het bbp tegen vaste prijzen of in volume, weerspiegelt de afhankelijkheidsgraad van een economie ten opzichte van de “energie”-factor en haar gebruiksefficiëntie. Deze indicator vormt eveneens een belangrijke factor bij de keuze van de beleidslijnen die bedoeld zijn om de Kyoto-doelstellingen4 te halen. Overigens maakt een “hoge” energie-intensiteit de economie kwetsbaarder ten opzichte van de stijging van de energieprijzen. Hoe kleiner deze indicator, hoe efficiënter het gebruik, en bijgevolg het energieverbruik in het productieproces. Tussen 2000 en 2006 nam de energie-intensiteit in België af, maar bleef ze hoger dan die van zowel de EU-25 als van de EU- 27. Ons land moet zijn inspanningen op het vlak van rationeel energieverbruik enerzijds en van aanwending van minder vervuilende energiebronnen anderzijds absoluut blijven opdrijven. Tussen 2000 en 2006 werden volgens onze berekeningen vooral voor de tot de Europese Unie toegetreden Centraal- en Oost-Europese landen aanzienlijke stijgingen opgetekend op het gebied van energie-intensiteit van hun economie. In dalende volgorde kunnen met name de volgende landen worden aangehaald: Estland (-30,21 %), Letland (- 25,76 %), Litouwen (-24 %), Roemenië (-22,73 %) en Slowakije (-22,29 %). De West-Europese landen daarentegen die in diezelfde periode relatief grote inspanningen deden, zijn in dalende volgorde Ierland (-21,62 %), het Verenigd Koninkrijk (-14,82 %) en België (-11,55 %). Volume van het binnenlands vrachtvervoer ten opzichte van het BBP (2000=100) 180
160
2001 2007
155,8
140
132,9
120
111,9
106,2
103,2
102,1
100
100,5
95,2
94,4 93,2
90
89,3
88,5
88 78,3
80
78
77
60
40
20
0
PT
ES
DE
EU-27
Eurozone
IE
EU-15
IT
SE
AT
GB
LU
FR
NL
BE
DK
FI
4 Voor de EU-15 houdt de Kyoto-doelstelling een vermindering in van broeikasgasemissie met 8 % tegen 2012 ten opzichte van het peil van 1990. Maar het betreft hier een globale doelstelling. Elke lidstaat van de EU-15 heeft een verschillende reductiedoelstelling; sommige moeten hun uitstoot verminderen, terwijl voor andere een lichte verhoging is toegestaan. België heeft zich ertoe verbonden zijn broeikasgasemissie met 7,5 % terug te dringen tegen 2008-2012, ten opzichte van het in het referentiejaar bereikte peil.
45
Deze indicator meet het volume van het vrachtvervoer over de weg, per spoor en via de bevaarbare binnenwateren. De strategie van de EU ten gunste van duurzame ontwikkeling vormt de milieupijler van de Lissabon-strategie. Eén van de prioriteiten heeft betrekking op de loskoppeling van economische groei en het vrachtvervoervolume met het oog op een vermindering van de afhankelijkheid van de economie van het goederenvervoer. Net zoals Denemarken en Finland is het indexcijfer van het vrachtvervoervolume in België laag. Bovendien wordt er voor onze economie de sterkste daling opgetekend over de beschouwde periode, terwijl de gemiddelde indexcijfers van de EU-27 en de EU-15 een stijgende trend vertonen. Dit wijst op een sterkere groei van het bbp dan van het vrachtvervoervolume en dus op een ontkoppeling tussen de economische groei en het goederenvervoer. België vertoont deze gunstige trend sinds 2003, wat wijst op een grotere dematerialisatie van de economie en een verbetering van de transportlogistiek.
3.2.2 Aanvullende structurele indicatoren
46
Als aanvulling op de beperkte lijst van de 14 structurele indicatoren wordt het onderzoek uitgebreid naar de voorstelling van gegevens die aansluiten op de strategische prioriteiten van het departement. Voor drie beleidsdomeinen zullen de resultaten worden beoordeeld die door onze economie in het kader van de Lissabon-doelstellingen werden geboekt.
Innovatie en Onderzoek In een context van ongebreidelde internationale mededinging is het octrooi een krachtige en onmiskenbare hefboom voor de bescherming van nieuwe producten en procédés. Bovendien valoriseren octrooien de creativiteit van ondernemingen, verdedigen ze hun vergelijkende en concurrentievoordelen en bestrijden ze namaak. De door Eurostat gepubliceerde statistieken over het aantal bij het EOB gedeponeerde octrooien beslaan geen lange periode. De beschikbare gegevens wijzen op een lichte stijging van het aantal octrooiaanvragen per miljoen inwoners in België tussen 2000 en 2005 en komen respectievelijk neer op 126,12 en 129,07. Vergeleken met het gemiddelde van de EU-15 en de EU-27 positioneert België zich respectievelijk onder en boven dit gemiddelde. De evolutie van het aantal octrooiaanvragen per miljoen inwoners in de Europese Unie zag er voor 2005 in dalende volgorde als volgt uit: Duitsland (275,01), Finland (267,61), Groothertogdom Luxemburg (194,91) en Zweden (184,77).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Bij het Europees Octrooibureau (EOB) gedeponeerde octrooien aantal aanvragen per miljoen inwoners 300 275,0
2000
267,6
2005
250
194,9
200
184,8 183,1
174,6
150
173,3
137,6 129,1
119,2 106,4 105,7
100
91,4 76,1 64,1
50
29,3
21,6
17,0
7,4
6,5
5,8
SI
EE
PT
C Y
M T
ES
IE
IT
G B
U S
EU -2 7
FR
BE
N L Eu ro zo ne
D K
AT
SE
LU
FI
D E
0
Door het gebruik van ICT in ondernemingen stijgt de globale productiviteit van de factoren, die een bron van competitiviteit van ondernemingen is. Het ICT-gebruik heeft eveneens nieuwe ”economische modellen” in een groot aantal economische sectoren met zich meegebracht, vooral spelletjes, online muziek, reclame op het internet, publicatie van boeken, gezondheid, … Het interactieve web (sociaal online netwerk) kent een enorme ontwikkeling dankzij het gebruik van breedband door middel van de hantering van eenvoudige software. Bovendien bekleedt breedband een steeds belangrijker plaats in de breder wordende waaier van activiteiten die verband houden met de bedrijfswereld, onderzoek en innovatie of voornamelijk sociale zaken. In de sector van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) zijn er tal van spelers op het gebied van onderzoek. Universiteiten, onderzoekscentra en privéondernemingen werken geregeld met hogesnelheidsnetwerken voor onderzoek om Europese onderzoeksprogramma’s te maken of in clusters en competitiviteitspolen. Bijgevolg moet de overheid haar rol van “facilitator” ten volle spelen bij de invoering en verspreiding van ICT bij alle economische spelers, vooral wat hogesnelheids- en zelfs zeer hogesnelheidsnetwerken betreft. De gegevens met betrekking tot de penetratiegraad van breedbandaansluitingen wijzen erop dat België in drie jaar geëvolueerd is van de 3e plaats (14 % in 2004)
47
naar de 6e plaats (23,9 % in 2007) van de 27 landen van de Europese Unie wat betreft het aantal aansluitingen per 100 inwoners. Ons land blijft echter onder het gemiddelde van de EU-15 en de EU-27. Er moet echter gewezen worden op de door de Belgische overheid opgestarte initiatieven om de positie van ons land op het vlak van R&D en innovatie verder te versterken. In dit verband kunnen de volgende initiatieven worden aangehaald: Digital Actieplan Vlaanderen 2010, samenwerkingsakkoord van Vlaanderen met het telematicanetwerk voor Belgisch onderzoek (BELNET), aansluiting van alle universiteiten en hogescholen van de Franse Gemeenschap op het hogesnelheidsnetwerk (BELNET), … Penetratiegraad van breedbandaansluitingen (aantal aansluitingen per 100 inwoners) 40
37,2
35
48
2004 2007
33,1 28,8
30
28,3 24,6
25
23,9
23,8 22,3
21,1
20
20,8
19
18,4
18,2
16,8
15,9
15,5
15
15,3
14,8
13,9 11,1
10 6,8 5
0 DK
NL
FI
SE
LU
BE
GB
FR
DE
EU-15 EU-25
AT
EU-27
ES
IT
IE
SI
PT
MT
CY
EE
Economische hervorming België is, samen met Griekenland en Frankrijk, het EU-land waar de grootste elektriciteitsproducent een dominerende positie inneemt. Tussen 2000 en 2006 steeg dit marktaandeel sterker in België dan in twee andere genoemde landen, voornamelijk vanwege de vroegtijdige vrijmaking van de elektriciteitsmarkt in Vlaanderen, namelijk vanaf 2002 voor niet-particulieren en vanaf 2003 voor particulieren. Het marktaandeel van de belangrijkste producent zal de komende jaren zeker dalen aangezien de Belgische markt voor de productie en levering van elektriciteit sinds 1 januari 2007 volledig geliberaliseerd is.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Marktaandeel van de grootste elektriciteitsproducten 120
2000 2006 100
94,6 88,7 82,3
80
60
54
53,9
51,1 45
40
34,6
31
28,4 23
22,2
20
0
EE
FR
BE
DK
PT (2005)
IE
SE
IT
ES
DE (2004))
FI (2005)
GB
AT
De federale overheid is vastberaden de mededinging op de energiemarkt te verscherpen door een gunstig investeringsklimaat te scheppen. Zij zal erop toezien dat het marktaandeel van de historische operator in het segment van de elektriciteitsproductie beter verdeeld wordt. Daarom werd er een heffing op onder- of niet-geëxploiteerde sites ingevoerd om de historische operator te stimuleren ze aan andere marktspelers te verkopen. Bovendien werden de bevoegdheden van de federale energieregulator, de CREG, in april 2008 uitgebreid. Daar waar de CREG voordien slechts toezicht hield op de kostprijs van het transport en de distributie, zal zij in de toekomst alle componenten van de energieprijs kunnen onderzoeken. De CREG zal bij de uitoefening van haar toezicht- en controletaken antimededingingspraktijken of oneerlijke handelspraktijken kunnen vaststellen, op eigen initiatief verslag uitbrengen bij de minister over haar vaststellingen en eventueel voorstellen zelf maatregelen te nemen, of die door een andere bevoegde instantie te laten nemen, voor de bestrijding van antimededingingspraktijken. De CREG zal de Raad voor de Mededinging op de hoogte brengen van vermoedelijke inbreuken en hem het verslag aan de minister meedelen. Zij zal eveneens adviezen kunnen formuleren over de werking van de markt en maatregelen voorstellen om ze transparanter te maken. Het marktaandeel van de historische operator in vaste telecommunicatie (lokale oproepen) daalde sterk tussen 2001 en 2005. Hoewel dit aandeel in 2005 nog groot was, is België toch een goede leerling aangezien enkel Duitsland en het Verenigd Koninkrijk een meer concurrerende markt hadden. Wat de vaste telecommunicatie
49
betreft (internationale oproepen), was het marktaandeel van de historische operator in België in 2005 wel degelijk kleiner dan op de markt van lokale oproepen, maar vergeleken met landen als Duitsland en Nederland nam dit aandeel slechts in beperkte mate af in de beschouwde periode. De laatste beschikbare gegevens zijn niet voldoende recent om de werkelijke mededingingsdynamiek in de sector van de vaste telecommunicatie weer te geven. Met de invoering van de VoIP-technologie (Voice over IP) werden recent vaste-telefoniediensten ontwikkeld door alternatieve verleners van internetdiensten en door kabeldistributeurs. Door deze nieuwigheid zouden de kaarten op de vaste-telefoniemarkt wel eens anders kunnen liggen en zou het marktaandeel van de historische operator kunnen worden uitgehold ten voordele van alternatieve operatoren. Aandeel van de historische operator in vaste telecommunicaties per soort oproep lokale oproepen (ook naar het internet) 120 2001 2005
100
50
80
80
74 67
62
62
60
58
56
53
52
50
47
45
40
39
20
0 PT
EE
FR (2002)
IE
ES
BE
EU-25
GB
EU-15 AT IT NL (2002) (2002) (2002) (2002)
DE
Het marktaandeel van de belangrijkste operator in mobiele telecommunicatie bleef in 2005 aanzienlijk, hoewel het sinds 2001 beduidend afneemt. Bovendien is dit aandeel minder groot dan in de buurlanden, met uitzondering van Duitsland, en ligt het onder het Europese gemiddelde. Anderzijds meet deze indicator de marktaandelen van operatoren op basis van het aantal abonnees. Hij neemt bijgevolg niet de klanten in aanmerking die betaalkaarten gebruiken, hoewel die een belangrijk aandeel van het klantenbestand van de kleinste van de drie mobiele operatoren in België uitmaken. Tot slot zal de waarschijnlijke toekenning van een vierde licentie voor mobiele telefonie in de loop van 2009 de mededinging op de markt verscherpen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Historische operator in vaste telecommunicatie (internationale oproepen) 120
2001 2005
100 83
80
80
78
78
75
72
71
69
68 60
60
56
40
20
0 IE
FR (2002)
EL
ES
NL (2002)
EU-25
IT (2002)
EU-15 (2002)
BE
GB
DE
51
Milieu - Energie In het kader van het Europese energiepakket en tijdens de Top van Staatshoofden en Regeringsleiders in de lente van 2007 werd voor de periode 2007-2009 een actieplan goedgekeurd op basis van de voorstellen van de Europese Commissie. Eén van de prioriteiten van dit plan op het vlak van hernieuwbare energie is het verbruiksaandeel ervan in de totale ”energiemix” op 20 % te brengen tegen 2020. Elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen 80
2000 2007
70
60
59,8 52,1
50
40 29,0
30
20,0
20
16,6
15,1
13,7
13,3 9,3
10
7,6
5,1
3,7 0,0
0 AT
SE
DK
ES
SI
DE
IT
FR
IE
NL
GB
LU
CY
0,0
MT
EU-27 EU-25 EU-15
BE
EE
De globale indicatieve doelstelling van richtlijn 2001/77/EG over de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt werd vastgesteld op 12 % van het bruto binnenlands energieverbruik. Het door België vooropgestelde percentage bedraagt 6 % tegen 2010. In 2006 bedroeg het elektriciteitsaandeel uit hernieuwbare energiebronnen in het Belgische elektriciteitsverbruik 3,9 %, d.i. lager dan het gemiddelde van de EU-15 en de EU27. Alle op Belgisch niveau opgestelde maatregelen, meer bepaald op basis van de invoering van een groene-certificatensysteem, zou ons land in staat moeten stellen om de indicatieve doelstelling van 6 % te halen voor de elektriciteitsproductie in 2010. In de Europese Unie waren Oostenrijk (56,6 %), Zweden (48,2 %), Letland (37,7 %) en Roemenië (31,4 %) de landen met het hoogste percentage elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in het elektriciteitsverbruik in 2006.
52
3.3 De strategische prioriteiten van de FOD met betrekking tot de Europese prioriteiten 3.3.1 Strategische prioriteit “Statistieken” EUROSTAT Inleiding Europese en internationale context Voor het bepalen van prioriteiten in de statistiekproductie kan men niet om het statistische bureau van de Europese gemeenschappen (Eurostat – directoraat-generaal van de Europese Commissie) heen. Toch mag men het belang niet onderschatten van andere Europese instanties die betrokken zijn bij het aansturen van het communautaire beleid en van andere belangrijke internationale organisaties (bv. de OESO of de Verenigde Naties). De door Eurostat vastgelegde prioriteiten lopen meestal uit op reglementaire verplichtingen voor de lidstaten van de Europese Unie. Die verplichtingen vloeien grotendeels voort uit de behoefte aan statistieken om het Europese beleid te bepalen, te ondersteunen en te evalueren, overeenkomstig de in het kader van de Lissabonstrategie vastgelegde prioriteiten. Maar die verplichtingen worden bepaald in een ruimer kader, in samenspraak met de lidstaten. Vandaar dat daarmee niet alle cijfergegevens kunnen worden opgehaald die de FOD Economie nodig heeft om zijn opdrachten in het kader van de Lissabon-strategie te kunnen uitvoeren.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voor de communautaire statistiek zijn de prioriteiten afgestemd op het werkprogramma van de Europese Commissie. Voor het communautair statistisch vijfjarenprogramma 2008–2012 zijn, wat de bevoegdheden van de FOD Economie betreft, de voornaamste nieuwe ontwikkelingen de consumentenbescherming, het ondernemerschap en de globalisering van de economie, de informatiemaatschappij en de energiestatistiek. Parallel daarmee en ingaand op de vaste wil van de Europese Commissie om zowel voor de Europese bedrijven als voor de burgers de regelgeving te vereenvoudigen en te verbeteren, werd bijzondere aandacht besteed aan een vermindering van de last voor de respondenten. Daarvoor is het nodig dat de communautaire statistieken worden vereenvoudigd (via een volledige of gedeeltelijke afschaffing van bepaalde statistieken, door minder variabelen op te vragen of de dekkingsgraad van enquêtes te verminderen, of nog Europese steekproeftechnieken te gebruiken) en dat daarenboven prioriteiten worden vastgelegd in de statistiekbehoeften van de Commissie. Andere internationale organen (zoals de OESO, de Verenigde Naties, het Internationaal Muntfonds, de Wereldbank,…) verzamelen regelmatig cijfergegevens en coördineren eveneens internationale statistische programma’s. Al die organen hebben nauwe samenwerkingsbanden met elkaar en met Eurostat. Daardoor kan Eurostat zorgen voor de algemene coördinatie over het bepalen van de statistische prioriteiten, om de vraag te harmoniseren en de werklast voor de lidstaten te beperken. De FOD neemt nochtans ook deel aan de werkzaamheden van die organen in andere dan louter statistische aangelegenheden. Dat kan behoeften qua cijfergegevens met zich brengen waaraan misschien niet noodzakelijkerwijs door het communautaire statistische programma wordt tegemoetgekomen.
De drie strategische doelstellingen van het programma “Statistische ondersteuning” Het programma “Statistische ondersteuning” werd opgestart om te voorzien in alle behoeften aan cijfergegevens van de FOD Economie. Het heeft drie strategische doelstellingen, die nauw met elkaar verbonden zijn. De eerste strategische doelstelling is er op gericht de FOD Economie te profileren als “openbare statisticus” van België. Om die doelstelling te bereiken moet er in België een passend regelgevend en institutioneel kader worden geschapen. Dat kan via de volledige uitvoering van de nieuwe statistiekwet van 22 maart 2006 (Belgisch Staatsblad van 21 april 2006).
53
De FOD Economie wil die rol van openbare statisticus concretiseren door een actieve rol te spelen in de statistiekproductie. Daartoe is de tweede strategische doelstelling er op gericht om de economische informatie efficiënt te benuttten. In die zin vult ze de eerste strategische doelstelling aan. Door zoveel mogelijk sociaaleconomische gegevens gestructureerd, vlot, modern en gebruiksvriendelijk aan te bieden aan de diverse gebruikers (stakeholders), kan de FOD Economie in het Belgische landschap de onaangevochten referentie worden als het over statistiekproductie gaat. Aangezien die tweede strategische doelstelling niet bereikt kan worden zonder de bijdrage van nieuwe technologieën (meer bepaald ICT) om de gegevens beter te kunnen exploiteren en te doen renderen, moet daarnaast een derde strategische doelstelling worden nagestreefd om de mogelijkheden van de nieuwe technologieën zo goed mogelijk te benutten. 3.3.1.1. De FOD Economie als “openbaar statisticus” van België
Coördinatie op twee niveaus: internationaal en nationaal
54
Als “openbare statisticus” neemt de FOD Economie deel aan vele coördinatievergaderingen van internationale statistische organisaties. De belangrijkste zijn die bij Eurostat (bij de Europese Commissie) en de Working party on Statistics (bij de Raad van de Europese Unie). In 2008 hebben vertegenwoordigers van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (hierna ADSEI genoemd) deelgenomen aan 83 “technische” statistische werkgroepen van Eurostat en aan 12 “beleidswerkgroepen” van de Raad. De FOD Economie was eveneens aanwezig op de vergaderingen van het Comité voor het Statistisch Programma (= CSP van Eurostat: kwartaalvergaderingen van de directeurs-generaal van alle Europese nationale instituten voor de statistiek) en op de jaarvergadering van de directeurs-generaal in Litouwen, die gewijd was aan de problematiek van vermindering van de administratieve last bij statistische gegevensverzameling. Op het nationale niveau is de FOD Economie eveneens nauw betrokken bij de werkzaamheden van de Hoge Raad voor de Statistiek, die in 2008 meerdere keren vergaderde. Volgende onderwerpen werden er voornamelijk behandeld: het beleid over het verkrijgen en verspreiden van individuele gegevens via nieuwe vertrouwelijkheidscontracten; een advies aan de minister over de instelling van het Statistisch Toezichtscomité in de schoot van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; of nog de opvolging en coördinatie van verschillende projecten
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
op Belgisch vlak (zoals het project Microcensus en het project Generations and Gender Panel Study).
De statistiekwet De voltooiing van de uitvoering van de statistiekwet van 22 maart 2006 (via koninklijke besluiten) blijft een prioritaire doelstelling van de FOD Economie om het nationale statistische systeem op een nieuwe leest te schoeien. Tot nu toe is 90 % van de nieuwe artikelen die in 2006 in de wet van 4 juli 1962 werden ingevoegd, in werking getreden. De belangrijkste artikelen die nog moeten worden uitgevoerd betreffen de certificatie en de principes en regels voor de gegevensbescherming. In 2008 werd een grote inspanning gedaan om de certificatieprocedure uit te werken. Daarmee zullen uiteindelijk statistische methodes kunnen gecertificeerd worden die door andere statistiekproducenten dan de algemene directie worden gebruikt. De eerste fase van het project – de conceptualisering van het systeem – is nu afgewerkt. In 2009 zal de certificatieprocedure getest worden op twee statistieken van de ADSEI (de loonstructuurenquête en de huishoudbudgetenquête). Uit die tests zal men lessen trekken om de laatste hand te keggen aan de procedure (die dan wordt neergelegd in een koninklijk uitvoeringsbesluit) en om de technische handleiding uit te werken met instructies voor de instellingen die een certificatie aanvragen (= technisch referentiekader). 3.3.1.2 Ervoor zorgen dat de economische informatie efficiënt wordt benut
Cijferproductie In 2008 stegen een aantal prijzen onrustwekkend, zo bijvoorbeeld die van de melk en het rundvlees. Om de oorzaken van dat fenomeen te kennen, werden analyses uitgevoerd op basis van cijfergegevens van de FOD Economie. Er werden ook sectoranalyses geleverd aan het project Monitoring van niet gereglementeerde markten en sectoren, dat deel uitmaakt van het programma “Goederen- en dienstenmarkt”. Hierbij dient opgemerkt dat de FOD Economie jaarlijks permanent om en
55
bij 120 statistische reeksen oplevert, waarvan het merendeel beantwoordt aan door Europese verordeningen opgelegde verplichtingen. Die statistieken hebben betrekking op allerlei domeinen van het sociaaleconomische leven van een land: samenleving, landbouw, industrie, bouwnijverheid, energie, economie en financiën, diensten, handel en transport, leefmilieu, enz. Sommige ervan worden opgemaakt uit administratieve gegevensbanken, andere op basis van gegevens die via een veertigtal enquêtes van de ADSEI bij Belgische bedrijven en burgers worden verzameld. In 2008 werden 420 datasets doorgestuurd naar Eurostat, waarvan 75 % binnen de wettelijk voorgeschreven termijn. Op nationaal vlak werden om en bij 500 statistische reeksen bijgewerkt op de website “STATBEL”. Een honderdtal perscommuniqués, veelal over de economische conjunctuur, werden verspreid en verscheidene horizontale of thematische brochures kwamen bij het grote publiek terecht.
56
Daarnaast werden talrijke gegevensaanvragen van binnenlandse gebruikers (universiteiten, studiediensten, beroepsverenigingen, privé-personen) behandeld. Bij die aanvragen stijgt het aandeel dat gericht is op het verkrijgen van gecodeerde studiegegevens over natuurlijke personen. In 2008 werden niet minder dan veertig aanvragen van die aard behandeld, na gunstig advies van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en na het afsluiten van een vertrouwelijkheidscontract. De meeste van die vragen hadden betrekking op de gegevens over verkeersongevallen, op de enquête over inkomen en levensomstandigheden (EU-SILC), op de enquête naar de arbeidskrachten en op de huishoudbudgetenquête.
Grote projecten Naast de routineproductie van statistieken, zijn binnen de gehele FOD Economie verschillende projecten opgestart om het aanbod en de kwaliteit van de statistieken te verbeteren. Onder die projecten is de uitbouw van een datawarehouse ongetwijfeld een speerpuntproject voor de FOD Economie. Het uiteindelijke doel van dit project is alle bij de FOD Economie voorhanden sociaaleconomische informatie gestructureerd op te slaan, zodat ze gemakkelijk toegankelijk wordt voor gebruikers binnen en buiten de FOD. Daarbij moet uiteraard rekening worden gehouden met de wettelijke voorschriften over vertrouwelijkheid van de gegevens. Om dat doel waar te maken moet enerzijds een sterke technische infrastructuur (hardware en software) en anderzijds een strikte organisatieprocedure (omschrijving van rollen en verantwoordelijkheden, operationele processen,…) geschapen
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
worden. Enkel zo kunnen de gegevensinput van het datawarehouse en de output ervan naar de gebruikers toe permanent gewaarborgd worden. In 2008 werd in het kader van verscheidene projecten een aantal gegevensbanken gemigreerd naar het datawarehouse: conjunctuurindicatoren, infocentrum bedrijven (met gegevens uit verschillende bronnen), Rijksregister, enz. In het geheel werden in 2008 een dertigtal gegevensbanken opgenomen in het datawarehouse, d.i. 10 % van alle gegevensbanken van de FOD Economie. Tegelijk met het project datawarehouse gebeurt een grote inspanning om de beschikbare statistieken beter te documenteren. Hiertoe werd een project opgestart om alle metadata (informatie over de gegevens) te verzamelen en in één gegevensbank op te slaan. Bijzondere aandacht werd daarenboven besteed aan de kwaliteit van de beschikbare informatie over de economische activiteit van de ondernemingen. Aanleiding daartoe was de overgang naar een nieuwe versie van de nomenclatuur van de economische activiteiten (NACE) vanaf 1 januari 2008. De aard van de activiteit van onderneming (NACE-code) wordt geleverd door drie administratieve bronnen: de Kruispuntbank van Ondernemingen, de RSZ en de btw. De in die administratieve bronnen opgenomen activiteit is nochtans niet altijd correct. Er kan een fout zijn in de opgegeven code zelf of er kan sinds de aangifte een wijziging opgetreden zijn in de activiteit van de onderneming. Er werd dus een hele reeks controles uitgevoerd om de concordantie tussen de in de administratieve gegevensbanken opgenomen NACE-code en de reële activiteit van de ondernemingen te verbeteren. Ten slotte werd het aanbod aan statistische producten in 2008 uitgebreid. Er werd een enquête opgestart over het opleidingspeil van volwassenen en de statistieken over de prijzen van de diensten en de vacatures werden verder ontwikkeld. Verder werden speciale modules toegevoegd aan de enquête naar de arbeidskrachten (arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen) en aan de EUSILC-enquête (financiële uitsluiting en overmatige schuldenlast). 3.3.1.3 Administratieve vereenvoudiging, reorganisatie van de productieprocessen en onderhandelingen met externe partners
Administratieve vereenvoudiging Ingaand op de wil van de Europese Commissie en op de prioriteiten van de federale regering sinds vele jaren, is de verlichting van de lasten voor burgers, ondernemingen en bedrijven eveneens een belangrijke doelstelling bij de statistische gegevensverzameling.
57
Daarom werd begin 2008 de enquête over de industriële productie (PRODCOM) vereenvoudigd. Daardoor moet een kwart van de voordien bevraagde ondernemingen niet meer antwoorden. De landbouwtelling in mei werd omgevormd tot een niet exhaustieve enquête. Een kwart van de landbouwers is nu vrijgesteld. Daarenboven werd de werklast voor de gemeentebesturen verminderd. Die verzamelen de aangiften voor deze enquête. In 2008 verscheen een koninklijk besluit (Belgisch Staatsblad van 22 september 2008) waardoor het aantal ondernemingen, dat wordt bevraagd voor de enquête naar de structuur van de ondernemingen met 36 % wordt verminderd vanaf de enquête met referentiejaar 2008 (die wordt gehouden in 2009). Via het project Microcensus werd onderzocht hoe de last voor privépersonen kon worden verlaagd. Vooral onderzoekt men de haalbaarheid om via de exploitatie van allerlei administratieve gegevensbanken (Rijksregister, kadaster, diploma’s, Kruispuntbank Sociale Zekerheid,…) resultaten te verkrijgen die vergelijkbaar zijn met die van de socio-economische enquête (tienjaarlijkse volkstelling).
58
De Belgische universiteiten die aan dit project meewerken hebben een rapport afgeleverd. Dat vormt de grondslag voor de werkzaamheden binnen de ADSEI. Wij hopen op die manier voor het referentiejaar 2011 resultaten te kunnen voorleggen die vergelijkbaar zijn met die van een klassieke telling, en aldus aan de Europese verplichtingen te voldoen.
Reorganisatie van de productieprocessen Ter gelegenheid van de invoering van een datawarehouse, dat de statistici nieuwe tools in handen geeft om de verzamelde gegevens te verwerken, werd in 2008 een uitgebreid programma opgestart van reengineering van de productieprocessen voor alle door de ADSEI geproduceerde statistische reeksen. Dat programma wil er niet alleen voor zorgen dat de beschikbare tools zo goed mogelijk gebruikt worden maar ook het publicatieplan van de statistieken herdenken. Daarbij komt de nadruk te liggen op elektronische publicatie via Internet, te nadele van de traditionele brochures op papier. Op methodologisch vlak werden allerlei ontwikkelingen gerealiseerd om de nieuwe tools voor de statistici in de productieketen te integreren: macro SAS CALMAR (kalibratiemethode), software IVEWARE (toerekening en variantieschatting), TauARGUS (behandeling van de vertrouwelijkheid). De elektronische gegevensverzameling werd in 2008 sterker ontwikkeld. Dat kan via elektronische formulieren voor de enquêteurs (enquête naar de arbeidskrachten, EU-SILC-enquête, landbouwenquête in mei) of via websurvey (enquête over
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
ICT-gebruik in ondernemingen, enquête over het opleidingspeil van volwassenen). In 2008 werden grote ontwikkelingswerkzaamheden opgestart om de volgende enquête naar de structuur van de ondernemingen via een websurvey in XBRL-formaat te laten verlopen. Daardoor wordt een automatische extractie van de gegevens uit de beheerssystemen van de ondernemingen zelf mogelijk.
Onderhandelingen met externe partners Een belangrijk multilateraal samenwerkingsprotocol werd ondertekend tussen de FOD Economie, het Nationaal Geografisch Instituut en de Administratie van de Patrimoniale Documentatie (FOD Financiën). Het heeft tot doel de gegevensuitwisseling tussen de partners te bevorderen, uiteraard met inachtneming van de wettelijke voorschriften over vertrouwelijkheid van de gegevens. Dankzij zulke protocollen tussen administraties, die van gegevensuitwisseling een win-winsituatie maken, zal in België grote vooruitgang kunnen geboekt worden over administratieve vereenvoudiging.
3.3.2 Strategische prioriteit “Goederen- en dienstenmarkt” Geïntegreerde richtsnoeren: Nr 10: “Versterken van de concurrentievoordelen van de industriële basis van Europa” Nr 12: “Ontwikkelen en uitdiepen van de interne markt, met inbegrip van de concurrentie, de consument, het markttoezicht en de regelgeving” Nr 13: “Zorgen voor open en concurrerende markten om het hoofd te bieden aan de mondialisering” Om een doeltreffend economisch beleid te kunnen uitwerken en toepassen waarmee de voorwaarden voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt geschapen worden, moet de FOD Economie een grondige kennis van de belangrijkste markten en sectoren van de Belgische economie verwerven. In deze optiek werd bij de Algemene Directie Economisch Potentieel van de FOD Economie de Dienst “Markt- en Sectormonitoring” opgericht. De belangrijkste taken van deze dienst bestaan erin (I) na te gaan welke markten en sectoren gebrekkig functioneren, (II) uit te zoeken wat de oorzaken zijn van dit onvolmaakte functioneren en (III) oplossingen voor te stellen.
59
De analyses zijn gesteund op twee pijlers, die hierna worden besproken: een methodologisch kader voor sectoranalyses; een anticiperend strategisch economisch waarnemingssysteem. Het analyseren van de transmissie van kosten en prijzen doorheen de productieketens krijgt bijzondere aandacht 3.3.2.1 De monitoring van de markten en de sectoren verzekeren
Het methodologische kader voor sectorale analyse uitwerken Om de hem toevertrouwde taken te kunnen uitvoeren, wenste de dienst over een betrouwbare methodiek te beschikken. In dat opzicht werkte de dienst (via de detachering van een van zijn ambtenaren) met de Europese Commissie (DG ECFIN) samen voor de uitwerking van een methodiek voor de sectoranalyses. Deze samenwerking kreeg concreet gestalte door de realisatie van een proefproject om de op Europees niveau gebruikte methodiek toe te passen op de sectoren van de Belgische economie.
60
Dit proefproject omvatte twee fasen. In een eerste fase werden criteria bepaald waarmee vastgesteld kan worden welke sectoren bijzondere aandacht verdienen. Er werden drie criteria gekozen: het economische belang van de sector, het belang van de sector voor het aanpassingsvermogen van de economie in haar geheel, en de tekenen die wijzen op een gebrekkige marktwerking. In een tweede fase, als de screening gebeurd was, werden de geselecteerde sectoren onderzocht op basis van vier criteria: integratie, concurrentie, innovatie en regulering. De eerste resultaten die de dienst in handen had, werden op 25 april 2008 aan het Comité voor economische politiek voorgesteld. De definitieve resultaten van het project werden voorgesteld naar aanleiding van een workshop van de Commissie die plaatsvond op 18 september 2008. Deze resultaten werden ook aan de AD Economisch Potentieel en aan het Directiecomité voorgesteld. Op basis van deze resultaten worden de transportsector en de sector landbouw en voeding aan een grondige analyse onderworpen. Dit proefproject gaf ook aanleiding tot een artikel (Implementing the DG ECFIN methodology for productmarket and sector monitoring at the national level: Belgium as a case study) voor het Europese tijdschrift “European Economy”. 3.3.2.2 De bij de FOD beschikbare informatie nuttig gebruiken
Een sectorale wake instellen Om bij te dragen tot een competitieve, evenwichtige en duurzame werking van de goederen- en dienstenmarkt heeft het Directiecomité besloten om binnen de FOD een anticiperend strategisch waarnemingssysteem in te voeren.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De doelstelling van dit systeem is tweevoudig: Onze FOD in staat stellen sneller te reageren (met het doel: banen te redden, te anticiperen op crisissen, vooruit te lopen op nieuwe kansen, bijvoorbeeld innovaties…). De economische ontwikkeling stimuleren door een anticiperende houding aan te nemen ten opzichte van veranderingen. De volgende resultaten worden verwacht: Sectorgebonden economische analyses van specifieke thema’s. De aanzet geven tot specifieke studies op basis van informatie op het terrein. Aanpassingen van reglementeringen op gang brengen en waar mogelijk erop anticiperen. Toezien op de goede werking van de markt: waken over de naleving van de regelgeving. Strategische informatie ter beschikking stellen van de besluitvormers. De werking van het systeem zal gebaseerd zijn op een collectieve en proactieve aanpak bij het zoeken naar relevante informatie over het deel van de economische omgeving dat beschouwd wordt als zijnde prioritair (een in wezen veranderlijk begrip). De geselecteerde informatie wordt vervolgens behandeld volgens een proces van collectieve intelligentie dat nuttige resultaten moet opleveren om tot actie te kunnen overgaan. Het project gaat begin 2009 met een testfase van start en komt dan volledig tot ontplooiing in de loop van 2009. Het past binnen de filosofie om tussen de verschillende directies van de FOD een ware transversaliteit tot stand te brengen doordat via samenwerking de omvangrijke kennis wordt benut die in de verschillende diensten voorhanden is. De gekozen methode is die van het CERAG-labo van de universiteit UPMF van Grenoble (prof. H. Lesca). Ze werd speciaal ontwikkeld voor het verzamelen van anticiperende informatie (er loopt ook bij het Franse ministerie van Economie te Bercy een experimenteel project, onder leiding van het team van de UPMF van Grenoble). Concreet is het waarnemingssysteem gebaseerd op een transversale structuur ten opzichte van de verschillende algemene directies van de FOD. Het wordt gestuurd door een team bestaande uit één verantwoordelijke per algemene directie. Deze verantwoordelijken coördineren hun informatieverzamelaars, ambtenaren van het departement die bevoorrechte toegang hebben tot uiteenlopende informatiebronnen: nationale en internationale vergaderingen, veldonderzoek, prijslijsten, contacten met beroepsorganisaties …
61
62
Het toekomstige Comité voor de analyse van de prijzen Om de prijsvormingsmechanismen beter te leren kennen en op die manier een aangepast beleid te kunnen voeren, was het de wens van de regering om een prijzenobservatorium op te richten. Die intentie krijgt concreet gestalte via een uitbreiding van de opdrachten van het Instituut voor de Nationale Rekeningen. In de praktijk worden de prijsobservatie en de prijsanalyse toevertrouwd aan de FOD Economie, meer bepaald aan de dienst “Monitoring”, als geassocieerde instelling van het INR. In deze context “anticipeerde” de dienst op zijn toekomstige functies in het kader van de opvolging van de prijzen en kosten: hij bereidde de werkgroepen van het kabinet van minister Van Quickenborne over de prijstransparantie in een aantal landbouwsectoren (melk, rundvlees en varkensvlees) voor. Wat de “melkketen” en de “rundvleesketen” betreft, zorgde de dienst voor: een reeks dialogen met alle stakeholders van de sector, de verzameling van nuttige gegevens voor de analyse van de sector, een reeks presentaties van de studies voor de verschillende betrokken partijen, de publicatie van de studies.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Wat het varkensvlees betreft, zorgde de dienst op verzoek van minister Van Quickenborne voor de nodige cijfers. Een gedetailleerde studie volgt. 3.3.2.3 Het (intern) gebruik van de analyses versterken
Samenwerking met de Algemene Directie Mededinging In het kader van de samenwerking tussen de Algemene Directie Mededinging en de Algemene Directie Economisch Potentieel en meer bepaald, binnen deze directie, met de dienst “Markt- en Sectormonitoring”, maakte de dienst “Monitoring” enerzijds een analyse van de prijsevolutie voor voedingsmiddelen tussen 2000 en 2007 in België en de buurlanden, en anderzijds, in maart 2008, een nota over de analyse van de prijsevolutie voor voedingsmiddelen in België en Europa. In eerste instantie werd deze nota maandelijks bijgewerkt. Momenteel wordt de nota op kwartaalbasis geactualiseerd. Op verzoek van de Algemene Directie Mededinging maakte de dienst Monitoring eveneens een analyse van de prijsevolutie voor olie en maïs.
3.3.3 Strategische prioriteit “Energie” Geïntegreerde richtsnoeren: Nr 10: “Aanmoedigen van het duurzame gebruik van hulpbronnen en versterken van de milieubescherming” Nr 12: “Ontwikkelen en uitdiepen van de interne markt, met inbegrip van de concurrentie de consument, het markttoezicht en de regelgeving” 3.3.3.1 Over de veiligheid van de energiebevoorradingen waken en analyse van de markten
Het bevorderen van een markt met open concurrentie in de elektriciteits- en gassector en het veiligstellen van de bevoorradingszekerheid De federale regering wil de concurrentie op de energiemarkt bevorderen. De federale regering waakt erover om het nieuwe elektriciteitsproducenten mogelijk te maken zich op de Belgische markt te ontplooien door een gunstig investeringsklimaat te creëren en echte concurrentievoorwaarden te scheppen, wat borg staat voor redelijke prijzen voor de verbruikers. Vooral binnen het productiesegment van de energiemarkt is het nodig dat de marktaandelen van de historische operatoren beter verdeeld worden ten voordele van nieuwe elektriciteitsproducenten.
63
In het kader van de lopende onderhandelingen rond het Derde Europese Pakket richtlijnen over de vrijmaking van de markten voor elektriciteit en gas, opteert België dan ook voor een effectieve eigendomsontvlechting tussen de concurrentiële en gereguleerde activiteiten, met een mogelijk behoud van minderheidsparticipaties. Van zodra de Richtlijnen definitief door de Europese Raad en het Europese Parlement is goedgekeurd, dienen deze maatregelen omgezet te worden in Belgische wetgeving, waarbij de nodige maatregelen dienen genomen te worden om de eigendomsontvlechting in de Belgische energiemarkt te implementeren.
Beter begrip van de marktwerking
64
Met het oog op het verwerven van een beter inzicht en begrip in de markt, wordt een Energie-observatorium opgericht bij de Algemene Directie Energie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. De opdracht van dit observatorium zal erin bestaan om gegevens te verzamelen, te analyseren en deze gegevens te interpreteren alsook prospectief onderzoek te verrichten om de stromen over invoer en energiebevoorrading van het land beter op te volgen.
Met als doel op globale wijze de marktevolutie op te volgen. Het observatorium zal tevens de politieke overheid helpen bij het uitstippelen van oriëntaties en stimulansen over bevoorradingszekerheid in alle energiesectoren. Tenslotte zal dit Energieobservatorium het waakzame oog zijn voor alle internationale energiemarkten om de weerslag van elke beweging of beslissing op de nationale markt in te schatten. In het kader van de verwezenlijking van de nieuwe strategie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, maakt de oprichting van dit observatorium deel uit van de prioritaire projecten van het transversaal Programma “Energie” (een van de twaalf programma’s die deze strategie samenstellen). Een transversale ad hoc werkgroep werd bijgevolg opgericht met de vertegenwoordigers van de verschillende algemene Directies en omkaderingsdiensten van de FOD. De vergaderingen werden tijdens het gehele jaar 2008 gehouden om de effectieve oprichting in 2009 van dit observatorium voor te bereiden in de vorm van een nieuwe operationele afdeling in de schoot van de Algemene Directie Energie.
3.3.3.2 Duurzame energie bevorderen
Promoten van Offshore windenergie In het kader van het Energie-Klimaat beleid waartoe besloten werd op het niveau van de EU, zal België een bindend objectief van 13 % in hernieuwbare energie moeten halen in haar finale energievraag in 2020. Hiertoe moet een voluntaristisch, ambitieus en doeltreffend beleid voor investeringen in de sector van hernieuwbare energie worden gevoerd. Terwijl men bijdraagt tot het klimaatbeleid en tot de naleving van de Belgische verplichtingen in het Protocol van Kyoto (verminderingen van de CO2- uitstoten), zou de ontwikkeling van de offshore windkrachtenergie eveneens een grotere opening van de elektriciteitsmarkt tot de concurrentie mogelijk maken (zowel op het vlak van de producenten als van de productietechnieken), alsook aanleiding geven tot belangrijke positieve gevolgen voor de Belgische economie: investeringsmogelijkheden en ontwikkeling van een lijn van specifieke beroepen, van een hoogtechnologische knowhow, van arbeidsplaatsen met een hoge toegevoegde waarde... Zo sluit de strategie van Lissabon aan op de pijlers van de Europese energiepolitiek (veiligheid van de bevoorrading, concurrentievermogen en duurzame ontwikkeling). Met het oog op het behalen van deze ambitieuze doelstellingen, zal de federale regering een plan voor de offshore ontwikkeling ontwikkelen met alle betrokken partijen, ondermeer de volgende elementen zullen worden behandeld: rationeel gebruik van de huidige offshore zone en eventuele afbakening op middel termijn van nieuwe zones in de Noordzee die in aanmerking komen voor de productie van elektriciteit; modaliteiten voor aansluiting op elektriciteitsnetwerk ter land; zoeken naar instrumenten voor financiële ondersteuning van offshore projecten.
65
In dit verband heeft de Europese Commissie, in haar recente Mededeling over offshore windenergie5, het belang bevestigd van deze energie bij de verwezenlijking van de Europese objectieven over hernieuwbare energie (o.a. 20 % van de energiemix tegen 2020, voor de EU). In deze context zou de ontwikkeling van een ruim elektrisch net in de Noordzee er met zekerheid toe bijdragen dat aan de verwachtingen wordt beantwoord, die worden gesteld aan de offshore windenergie, terwijl de binnenlandse markt en de voorraadveiligheid worden versterkt.
66
In de lijn van de werkzaamheden van de Europese coördinator6 en van de Communicatie van de Europese Commissie betreffende de offshore windenergie (zie hierboven), die de “Tweede strategische analyse van het energiebeleid” van november 2008 begeleidt, stelt “Het Europese actieplan betreffende energieveiligheid en -solidariteit” 7 vijf belangrijke hoofdlijnen voor, waarvan de eerste de behoeften aan infrastructuren betreft en de diversifiëring van de bevoorradingsbronnen. Zo heeft de Commissie 6 prioriteiten geïdentificeerd over energetische veiligheid in de EU. Hiertoe behoort het opstellen van een leidend schema voor een energienet in de Noordzee (Blueprint for a North Sea offshore grid) teneinde de nationale elektrische netten van het noordwesten van Europa onderling te verbinden en er de talrijke voorziene projecten over windenergie op zee op aan te sluiten. In het kader van de onderhandelingen m.b.t. het Europese Herstelplan waarbij prioritaire energie-infrastructuurprojecten kunnen rekenen op Europese financiering heeft België geijverd om te worden opgenomen in de bovenvermelde North Sea Offshore grid. Terwijl zij de verschillende voorgenoemde Europese dossiers opvolgt, blijft de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie eveneens geïmpliceerd in de voorbereiding van de ministeriële vergaderingen van het Pentaforum 8 (in de marge van de Energieraad van de EU). Tijdens de laatste vergadering (08/12/08), heeft België voorgesteld om een supertransmissienet (Supergrid) te bouwen, net 5
Document « COM(2008) 768 def» van 13/11/08 getiteld « Windenergie op zee: Er is actie nodig om de doelstellingen van het energiebeleid voor 2020 en verder te realiseren»
6 De heer Adamowitsch werd aangeduid als Europees coördinator van het project van Europees belang “Connection offshore wind power in Northern Europe (North Sea - Baltic Sea)”. 7 Document » COM(2008) 781 def/2 » van 06/01/09 vervangt het document « COM(2008) 781 » van 13/11/08. 8 Dit “Pentalateral Energy Forum” werd opgericht op 08/06/07 door de ministers voor Energie, de regulatoren, de beheerders van het transmissienet en de marktspelers van de vijf volgende landen: de drie Benelux landen, Frankrijk en Duitsland. Het beoogt inzonderheid de uitwisseling van grensoverschrijdende elektriciteitsstromen die bijdragen tot de betrouwbare en duurzame en voorraadzekerheid.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
dat het geheel van de offshore windparken in de Noordzee verbindt. Dit initiatief werd gunstig onthaald, zowel door de Ministers van het Pentaforum als door de Europese Commissie die de nauwe samenwerking waarborgt met dit project van de Europese Coördinator (zie hierboven). Zo onderzoekt de Algemene Directie Energie op actieve wijze de mogelijkheid om deze Supergrid, in te stellen tussen de landen van het “verruimde” Pentaforum (met inbegrip van landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Ierland en Noorwegen). In het kader van de verwezenlijking van de nieuwe strategie van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, maakt de bevordering van de offshore windenergie (geïntegreerd in de opmaak van een ontwikkelingsplan van hernieuwbare energievormen) deel uit van de prioritaire projecten van het transversaal Programma “Energie”. Een ad hoc transversale werkgroep wordt thans opgericht om de betrokken vertegenwoordigers van de Algemene Directies en omkaderingsdiensten van de FOD samen te brengen. Ondanks de documenten die werden geproduceerd door de Europese Commissie (zie hierboven), zullen de werkzaamheden van deze groep zich eveneens baseren, zowel op de werkzaamheden van het “Noordzeeplatform” (waarin de FOD Economie actief aan deelneemt) als op de conclusies en de uitwerking van de voorgesteld maatregelen (aanpassing van wetgeving, overleg met de netbeheerder van het elektriciteitsnet, studie over de impact om het steunbeleid aan de elektriciteitsproductie via de hernieuwbare energievormen te herdefiniëren…) in het volledige verslag over de ontwikkeling van de offshore windenergie, dat volgde op de werkzaamheden van de Lente van het Leefmilieu9. Een van de politieke engagementen die voortvloeide uit deze werkzaamheden is “de organisatie door de AD Energie van de FOD Economie, van een conferentie over de offshore windenergie in België”10. Op 4 november 2008, ging die conferentie daadwerkelijk door en de nadruk werd gelegd op de verwezenlijkingen en de Belgische offshore windenergie projecten, alsook op de perspectieven over ontwikkeling, inzonderheid op de socio-economische positieve gevolgen in België.
9 Werkzaamheden die werden georganiseerd in juni 2008 door de federale minister voor Energie en Leefmilieu en die verscheidene stakeholders op dit gebied groepeert. Op volgende website zijn meer gedetailleerde informatiegegevens verkrijgbaar: http://www.lentevanhetleefmilieu.be 10 Maatregel 8 van de Groep maatregelen 1 (Ontwikkeling van de offshore windenergie) van de workshop “Klimaat en Energie” (02/07/08)
67
68
3.3.4 Strategische prioriteit “Informatiemaatschappij” De informatiemaatschappij is een van de twaalf strategische prioriteiten van de FOD Economie, want de ontwikkeling van de telecommunicatie, de ICT en de informatiemaatschappij behoren tot de grootste generatoren voor winst op het gebied van productiviteit en innovatie … De geïntegreerde richtsnoeren: nr. 8: “Alle vormen van innovatie faciliteren” nr. 9: “De verspreiding en effectieve toepassing van ICT faciliteren en een volledig inclusieve informatiemaatschappij opbouwen” 3.3.4.1 Een reglementair kader voor België uitwerken Twee acties werden in dit kader ondernomen: studie in verband met de convergentie; follow-up van de hervormingen van het telecompakket op het vlak van de Europese Unie (UE).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Studie in verband met de convergentie Het verschijnsel van de convergentie van de sectoren telecommunicatie, informatietechnologie en de audiovisuele sector doet, voor de omzetting van de richtlijnen betreffende de elektronische communicatie, in België een scherper probleem rijzen dan elders, door ons systeem van de verdeling van de bevoegdheden. In deze context heeft de FOD Economie een studie besteld bij een consortium bestaande uit deskundigen van de drie taalrollen (Nederlandse, Franse, Duitse) uit de academische wereld. Het rapport “Convergentie en bevoegdheidsverdeling in het federale België – COBEL” werd in 2008 achtereenvolgens verzonden aan minister Sabine Laruelle en aan minister Vincent Van Quickenborne, om hen uitleg te geven in het kader van het beleid dat de regering moet voeren op het vlak van de telecommunicatie.
Follow-up van de hervormingen van het telecompakket op het vlak van de EU De AD Telecommunicatie en Informatiemaatschappij heeft, binnen de grenzen van de middelen waarover zij beschikt, in 2008 de oriëntaties gevolgd die zich aftekenen in verband met het project tot hervorming van het telecompakket op het niveau van de Europese Unie. 3.3.4.2 De beveiliging van de informatie verzekeren Hiertoe werd een actie ondernomen: Een prospectieve studie over het economische potentieel dat gepaard gaat met het gebruik van de elektronische identiteitskaart en de elektronische handtekening (hierna eID-studie genoemd). In 2009 zullen alle Belgen van twaalf jaar en ouder in het bezit zijn van een elektronische identiteitskaart (eID). Zij zal worden gebruikt in de administratieve betrekkingen tussen de burger en de administratie in de ruime zin. Potentieel zou het gebruik ervan ook kunnen dienen in de handelsrelaties, en zelfs in het leven van elke dag, in de ondernemingen en de gemeenschappen. Vanuit dat oogpunt heeft FOD Economie een prospectieve studie besteld over het economische potentieel dat gepaard gaat met het gebruik van de elektronische identiteitskaart en de elektronische handtekening. Door in 2008 een eID-studie te publiceren, heeft het departement een dynamiek op gang gebracht die de bedrijfswereld ertoe wil aanzetten meer intens gebruik te maken van een betrouwbaar hulpmiddel op het vlak van de informatiebeveiliging, namelijk de eID.
69
3.3.4.3 De innovatie en de ontwikkeling van de nieuwe informatietechnologieën stimuleren Twee acties werden uit dat oogpunt ondernomen: een eID studie (zie infra); een studie in verband met het potentieel van het elektriciteitsnetwerk als informatievector (hierna een PLC-studie genoemd).
eID-studie België staat aan de top wat het gebruik van de elektronische identiteitskaart (eID) betreft. Door de eID-studie te publiceren, heeft de FOD Economie de ondernemingen, vooral de kmo’s, duidelijk getoond dat het gebruik van de eID de informatieverwerking kon verbeteren en aldus tot besparingen kon leiden. Er bestaan overigens niches qua applicaties en apparaten.
70
Daarom zouden de mogelijkheden van de eID en van de elektronische handtekening, die door de studie naar voor worden geschoven, de innovatie moeten stimuleren. Ongetwijfeld bevorderen zij ook de ontwikkeling van een nieuwe informatietechnologie.
PLC-studie Op initiatief van AD Telecommunicatie en Informatiemaatschappij heeft AD Energie een studie besteld in verband met de mogelijkheden van het elektriciteitsnetwerk als informatievector. Power Line Communication (PLC) (datacommunicatie via het elektriciteitsnet) maakt het mogelijk informatie door te geven, naast haar traditionele functie van het vervoer van elektrische stroom. De studie wordt afgerond, maar bepaalde elementen komen nu al duidelijk naar voor. Het merkwaardigste punt is dat de op grote schaal verrichte tests, vooral in Frankrijk, erg bemoedigend zijn. De technische problemen worden meestal overwonnen. Deze technologie maakt weliswaar geen hoge bandbreedten mogelijk, maar deze zijn wellicht voldoende om een offerte “telefonie IP + internettoegang gemiddelde bandbreedte” tegen een zeer aantrekkelijke prijs aan te bieden, vooral in de stad. Ten slotte kan deze technologie ook worden gebruikt voor andere applicaties qua domotica en voor smart metering. Indien de eindstudie bevestigt dat de juridische en technische belemmeringen onbestaande zijn of gemakkelijk uit de weg kunnen worden geruimd, dan zou het mogelijk worden een bijkomend kanaal aan te bieden voor de toegang tot de elektronische communicatie (buiten de digitale tv). Bijgevolg zou dit een veelbelovende piste zijn om de mededinging te doen toenemen en de prijzen te doen dalen ten gunste van de consument. Hierdoor zouden bepaalde burgers met een laag inkomen die thans geen toegang tot de informatiemaatschappij hebben, wegens de te hoge kosten, ongetwijfeld van voldoende aantrekkelijke tarieven kunnen genieten om toegang te krijgen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Links tussen de acties en de geïntegreerde richtsnoeren De volgende tabel geeft de links aan tussen de ondernomen acties en de GR: Actie Nr.°
Titel
GR Nr. 8
Nr. 9
1
Studie in verband met de convergentie
X
X
2
Follow-up van de telecom hervormingen
X
X
3
eID-studie
X
4
PLC-studie
X X
Acties 1 en 2 De studie in verband met de convergentie en de follow-up van de telecom hervormingen beogen het verbeteren van de reglementaire omkadering van de telecommunicatie en van de elektronische communicatie. Een land dat beschikt over een performante reglementering voor de elektronische communicatie heeft grote troeven in een maatschappij die meer en meer gebaseerd is op kennis. Indirect maken deze troeven het mogelijk dat verschillende sectoren van de economie de ICT gebruiken voor hun proces, om nieuwe producten voor te stellen en meer innoverende diensten te leveren. Overigens wijst de nieuwe aanpak, die zich aftekent voor de komende Europese richtlijnen, op de wil om de mededinging te versterken en, door bepaalde maatregelen, een meer inclusieve maatschappij te bevorderen. Door deze richtlijnen te gepasten tijde om te zetten, zal ons land de facto de verspreiding en het rationele gebruik van de ICT-middelen bevorderen en een volledig inclusieve informatiemaatschappij tot stand brengen.
Actie 3 De eID-studie zou de ondernemingen ertoe moeten aanzetten de mogelijkheden van dit hulpmiddel in overweging te nemen en de innovatie te stimuleren. Ongetwijfeld werkt de studie ook de ontwikkeling van een nieuwe informatietechnologie in de hand.
Actie 4 Indien het eindrapport van de PLC-studie de tussentijdse resultaten bevestigt, zou het uit de weg ruimen van de hinderpalen voor de PLC, door de komst van een nieuw kanaal om de informatie te verspreiden, voor meer concurrentie moeten zorgen en dus een prijsdaling ten gunste van de consument moeten uitlokken. Deze prijsdaling zou het mogelijk moeten maken een deel van de digitale kloof te dichten
71
3.3.5 Strategische prioriteit “kmo” Geïntegreerde richtsnoeren: Nr 14: “Een bedrijfsklimaat met meer mededinging creëren en het privé-initiatief aanmoedigen door een betere reglementering” Nr 15: “Het ondernemerschap bevorderen en het klimaat voor kmo’s verbeteren” 3.3.5.1 De economische, juridische, sociale en reglementaire situatie van de kmo’s, de zelfstandigen en de middenstand observeren
Een observatorium van de kmo oprichten en een goede zichtbaarheid van de materies verbonden met het ondernemerschap verzekeren De Europese initiatieven
72
De European Enterprise Awards (Europese Ondernemingsprijzen) Algemeen De Europese Ondernemingsprijzen (EOP) zijn in 2005 door de Europese Commissie in het leven geroepen. Deze jaarlijks georganiseerde wedstrijd wil succesvolle nationale, regionale of lokale overheidsinitiatieven (beleid, maatregelen, programma’s) ter bevordering van het ondernemerschap erkennen, belonen en kenbaar te maken. De wedstrijd staat open voor de overheid of publiek – private partnerschappen uit de Europese Unie. Zij kunnen deelnemen in vijf prijscategorieën: bevordering ondernemerschap, minder bureaucratie, ontwikkeling ondernemerschap, investering in vaardigheden en verantwoord en inclusief ondernemerschap. De ingediende projecten worden beoordeeld op vier criteria: originaliteit en haalbaarheid, impact op de lokale economie, verbetering van de relaties met lokale belangengroepen en de overdraagbaarheid van het initiatief naar de andere regio’s. De wedstrijd wordt georganiseerd in twee stappen. Elke deelnemende staat selecteert maximaal twee kandidaten die samen met de deelnemers uit de andere landen door de Europese jury worden beoordeeld.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Rol van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie In elke deelnemende staat wordt een nationaal contactpunt (Single Point Of Contact - SPOC) aangesteld om de wedstrijd in goede banen leiden. Voor België bevindt deze zich bij de Algemene Directie K.M.O.–beleid van de FOD Economie. De SPOC staat in voor de bekendmaking van de Europese Ondernemingsprijzen. Hij stelt hiervoor een werkgroep met regionale en gemeenschappelijke vertegenwoordigers samen zodat een maximum aan potentiële kandidaten kan worden bereikt. De SPOC heeft ook een ondersteunende taak waarbij hij vragen om inlichtingen beantwoordt en kandidaten helpt en begeleidt bij de indiening van hun deelnamedossier. De SPOC staat in voor de selectie van de twee kandidaten die voor België zullen deelnemen aan de Europese wedstrijd. Hij stelt hiervoor een onafhankelijke jury samen. Deze Belgische jury bestaat uit vertegenwoordigers van de federale en regionale overheden, de kmo–beroepsorganisaties, de academische wereld gespecialiseerd in ondernemerschap en eventuele vroegere laureaten.
73
Resultaten Voor de eerste editie van de Europese Ondernemingsprijzen mocht de SPOC 14 kandidaturen ontvangen, voor de tweede waren dat er 6 en voor de meest recente editie van de wedstrijd namen 7 kandidaten deel aan de wedstrijd. België is al zeer succesvol geweest bij de Europese Ondernemingsprijzen. De voorbije twee edities kaapte ons land telkens een prijs weg in de categorie ter Bevordering van het ondernemerschap [FREE – vzw (2006) en Cap’Ten – ICHEC/ PME (2007)]. Dit jaar worden de Europese Ondernemingsprijzen uitgereikt op 14 mei te Praag tijdens de “Eerste Week van de kmo” die door de Europese Commissie wordt georganiseerd. Meer informatie: www.economie.fgov.be/Europe/European_Awards/home_ nl.htm
en
http://ec.europa.eu/enterprise/entrepreneurship/smes/ awards/index_nl.htm
Contact SPOC:
[email protected]
Europees handvest voor kleine bedrijven van Feira Context Een van de meest belangrijke Europese initiatieven ten voordele van de kleine ondernemingen was de goedkeuring door de Europese Raad van Feira (2000) van een “Handvest voor kleine bedrijven”, die volgens de definitie van de Europese Commissie deze zijn die minder dan 50 werknemers tewerkstellen. Dit handvest stimuleert de lidstaten om verschillende maatregelen te nemen, onder meer op het vlak van onderwijs en opleiding, administratieve vereenvoudiging, betere wetgeving, e-government, toegang tot de interne markt, fiscaliteit en financiering, technologische capaciteit en de vertegenwoordiging van de kmo binnen de consultatieve organen en processen van de ondernemingen. Tegenwoordig vormt het Handvest een vrijwillig referentiekader voor 44 landen, aangezien het geen verplicht karakter heeft.
Acties van de FOD Economie
74
In België is sinds de lancering in 2001 van het toepassingsproces van het Handvest, de AD K.M.O.-beleid van de FOD Economie het nationale contactpunt voor de Europese Commissie. In deze hoedanigheid verzorgt ze de interface met de Belgische federale en regionale overheden voor de jaarlijkse registratie van maatregelen die door België als goede beleidspraktijken ten opzichte van hun kleine ondernemingen worden voorgesteld. Gedurende de vier eerste jaren van het Handvest heeft ze het opstellen van het Belgische nationaal verslag gecoördineerd. Sinds 2005 is de Feira oefening in de Strategie van Lissabon geïntegreerd. De Europese Commissie heeft echter gewenst de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten te handhaven en het wederzijdse leerproces te bevorderen. Om deze reden organiseert ze jaarlijks, in overleg met het voorzitterschap van de Raad, een conferentie over het Handvest en stelt een inventaris van goede praktijken op (brochure en elektronische catalogus).
Resultaten Tijdens de laatste oefening, werden er 15 goede praktijken door België ingevoerd, waarvan één het onderwerp was van een presentatie tijdens de conferentie die in Slovenië in juni 2008 plaatsvond. Het betrof het programma “euBAn – The euregional Business Angels Network”. De dienst voor Administratieve Vereenvoudiging had ook de gelegenheid de geactualiseerde resultaten van de Kafka Test, die al het onderwerp van een presentatie was geweest tijdens de conferentie van Luxemburg in 2005, voor te stellen. De volgende conferentie zal op 5 en 6 oktober 2009 in Zweden doorgaan en zal de Commissie de gelegenheid bieden om meer uitleg te geven m.b.t. de overgang van het Handvest voor kleine bedrijven naar de Small Business Act.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Voor meer informatie: http://ec.europa.eu/enterprise/enterprise_policy charter/index_en.htm
Een “Small Business Act” voor Europa Context In het kader van haar Strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid heeft de Commissie sinds 2005 de kmo-belangen in het centrum van de beleidsactiviteiten op Europees en nationaal vlak geplaatst door het beginsel “Think Small First” of “eerst denken aan de KMO” erop toe te passen. De tussentijdse evaluatie11 van dit beleid concludeerde dat een belangrijke vooruitgang geboekt is zowel op het vlak van de Europese Commissie als op het vlak van de lidstaten (zoals het opzetten van een enig loket voor de registratie van ondernemingen via de Kruispuntbank van Ondernemingen in België). Verschillende raadplegingen en hoorzittingen met de kmo–beroepsmiddens hebben echter een gebrek aan informatie en zichtbaarheid van deze inspanningen aangetoond.
Maatregelen De Commissie heeft daarom in juni 2008 de meeste van haar oude en nieuwe voor de kmo bestemde initiatieven in een bekendmaking genoemd “Small Business Act (SBA)”12, opnieuw gedefinieerd. Dit belangrijke initiatief bevestigt de opvatting dat een specifieke benadering van kmo moet worden toegepast in talrijke programma’s en het beleid bestemd voor de ondernemingen. Ze is gericht op de twee volgende krachtlijnen: 5 Europese wetgevende voorstellen tot vernieuwing of wijziging op basis van de nieuwe kmo aanpak: een Verordening betreffende de creatie van de Europese besloten vennootschap, een Richtlijn betreffende een verlaagd btw-tarief, een wetsvoorstel betreffende de btw-facturatie, een wijziging van de Richtlijn over betalingsachterstanden en een Algemeen Reglement inzake vrijstelling van staatssteun aan kmo’s. 10 actieprincipes die door de Commissie en de lidstaten zullen toegepast worden door middel van 90 praktische maatregelen die het onderwerp zullen zijn van een jaarlijkse monitoring.
11 COM (2007) 592 definitief van 04.10.2007 12 COM (2008) 394 definitief van 25.06.2008
75
Acties van de FOD Economie De FOD neemt deel aan de technische uitwerking van de kmo-dossiers die tijdens de Raden Concurrentievermogen worden onderzocht. In 2008 werd het SBA-dossier in de Interministeriële Economische Commissie, het orgaan voor overleg en technische coördinatie van de FOD dat de betrokkene gefedereerde, gemeenschappelijke en federale entiteiten verenigt, actief voorbereid. De beleidsconclusies die de Europese Raad m.b.t. de SBA in december 2008 heeft aangenomen werden ook actief voorbereid met onze permanente vertegenwoordiging bij de EU. Een belangrijk praktisch effect van de SBA op Belgisch federaal vlak is de bijwerking en toepassing van het “kmo-compatibiliteitstest” op alle op de agenda van de Raad van Ministers geplaatste teksten. Andere door de SBA voorgestelde praktische maatregelen zijn al opgenomen in het laatste “kmo-plan” van de minister van Zelfstandigen en kmo’s (bijvoorbeeld positieve begeleidingsmaatregelen voor gefailleerden).
SME – Week Algemeen
76
Dit jaar organiseert de Europese Commissie van 6 tot en met 14 mei 2009, voor het eerst de “European SME Week”. Deze SME – week heeft een drietal doelstellingen voor ogen. Door middel van verschillende evenementen die tijdens deze week zullen worden georganiseerd wil zij (1) informatie verspreiden over onder andere de “Small Business Act”, (2) het ondernemerschap bevorderen en wijzen op het belang van de ondernemer in onze maatschappij en (3) jongeren overtuigen een carrière als ondernemer aan te vatten. De SME – Week wil een breed publiek, jongeren, ondernemers en beleidsmensen bereiken.
Praktisch Elke deelnemende lidstaat vult de SME – week naar eigen goeddunken in. De verschillende lokale, regionale en nationale overheden organiseren in samenwerking met de bestaande kmo– beroepsorganisaties verschillende evenementen waarmee de beoogde doelstellingen van deze SME Week bereikt kunnen worden. Bij voorkeur vinden deze evenementen (workshops, seminaries,…) plaats in de week van 6 tot en met 14 mei 2009. De Europese Commissie geeft zelf te Brussel het startschot van de SME – Week en staat ook in voor de slotceremonie te Praag.
Rol van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Om de organisatie van deze week te coördineren heeft de Commissie de lidstaten gevraagd een tweetal contactpersonen (Single Point Of Contact - SPOC) aan te stellen. Een van de aangestelde contactpersonen vertegenwoordigt de overheid de andere verzorgt de contacten met professionele middens. Voor de Belgische overheid bevindt deze contactpersoon zich bij de Algemene Directie K.M.O. – beleid van de FOD Economie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Zijn rol is een zo coherent mogelijk Belgisch programma samen te stellen voor deze week. De verschillende evenementen die tijdens die week of de periode voorafgaand of na deze week zullen plaatsvinden krijgen door middel van een daarvoor gecreëerde website de nodige zichtbaarheid en aandacht. Op deze website kunnen de organisatoren gebruik maken van verschillende mediatools die er online tot hun beschikking worden gesteld (logo’s, banners,…). België zal voor deze SME - week een 40 tal evenementen presenteren. Meer informatie: http://ec.europa.eu/enterprise/policies/entrepreneurship/ sme-week/ 3.3.5.2 De ondernemingsgeest stimuleren en het ondernemerschap versterken
Dag van de Ambachten Dit evenement werd op initiatief van de minister van de Kmo’s en Zelfstandigen in 2006 opgezet om de sector van de ambachten in België te bevorderen. De valorisatie van deze economische sector vloeit onder meer voort uit de wil de toekomstmogelijkheden in deze sector bekend te maken bij de jongeren en nicheactiviteiten te ontwikkelen die een rol in het dynamisme van de Belgische economie te spelen hebben. Wegens het succes van de eerste editie, werd de organisatie van deze “opendeurdag” herhaald. De laatste editie vond plaats op 8 februari 2009. Ze bood de gelegenheid aan 400 ambachtslui om hun deuren te openen om het grote publiek hun vaardigheden en passie te laten ontdekken. Concreet staat de FOD Economie in voor de volgende taken: de voorbereiding van het lastenboek voor de lancering van de aanbesteding, de selectie van een extern bedrijf belast met de voorbereiding en de organisatie van deze Dag van de Ambachten, vertegenwoordiging in het opvolgingscomité van dit nationale evenement (met ondersteuning van de dienst Operationele Communicatie van de FOD
77
Economie), de deelname aan de oproep tot kandidaturen van ambachtslui en intermediaire partners (beroepsorganisaties), de selectie van de kandidaturen van de ambachtslui, de promotie van het evenement, de goedkeuring van alle voor dit evenement gebruikte middelen … Voor meer informatie: http://www.dagvandeambachten.be/
Ondernemingsloketten
78
De erkende ondernemingsloketten kregen in 2008 een bijkomende opdracht, namelijk het uitreiken van de beroepskaarten voor vreemdelingen. Hiermee werd een verdere stap gezet ter verbetering van het kmo-klimaat, zoals voorzien in richtsnoer nr. 15 van de Lissabonstrategie. De dienst “Ondernemingsloketten” draagt op indirecte wijze daartoe bij door de werking van de ondernemingsloketten constant op te volgen en te ondersteunen via adviesverlening over tal van vragen en concrete dossiers die de ondernemingsloketten hem voorleggen. In 2008 werden aldus 4.400 vragen geregistreerd en beantwoord. De dienst bezoekt de ondernemingsloketten om de kwaliteit van de dienstverlening te vrijwaren en te waken over de gelijke behandeling van de startende en andere ondernemingen. In dat verband werd een kwaliteitsmeetsysteem op basis van objectieve criteria ontwikkeld. In 2008 werd ook een begin gemaakt met de studie van de mogelijke kwaliteitsmanagementssystemen, om ze later aan de ondernemingsloketten of aan de enige loketten te kunnen opleggen, indien dit nodig zou blijken.
Enige loketten In 2008 vonden verschillende contacten plaats tussen de federale overheid, de gemeenschappen en gewesten en de erkende ondernemingsloketten met het oog op de oprichting van enige loketten. De Europese Richtlijn 2006/123/EG verplicht immers uiterlijk op 28 december 2009 zogenaamde enige loketten op te richten. De Regering heeft beslist dat de bestaande erkende ondernemingsloketten, enige loketten zullen worden. Enige loketten moeten alle binnen- en buitenlandse ondernemers kunnen helpen voor alle formaliteiten die te maken hebben met vergunningen of inschrijvingen, op alle beleidsniveaus. Zij worden dus een nog belangrijker instrument voor het realiseren van richtlijn 15 van de Lissabonstrategie.
Markttoezicht Vanuit haar roeping voorwaarden te scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de markt van goederen en diensten, moet de FOD Economie zorgen voor een verbetering van het klimaat voor de kmo’s, die toch de belangrijkste motor zijn van onze economie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De handelsbetrekkingen genereren onvermijdelijk meningsverschillen, en zelfs geschillen tussen de economische spelers en dit zowel op B2C en B2B niveau. Bij gebrek aan oplossingen via minnelijke schikking, kunnen deze geschillen ontaarden in conflicten, die alleen door de rechtbanken zullen beslecht worden, na vaak lange en kostelijke procedures. Bovendien dient een voor de rechtbank gewonnen zaak gerelativeerd te worden, indien ondertussen de handelsrelatie verbroken is en het imago van partijen in het geding zwaar beschadigd is. Om deze toestand te voorkomen die het kmo-klimaat ondermijnt, heeft de FOD Economie zichzelf tot taak gesteld de economische spelers aan te moedigen om beroep te doen op de alternatieve geschillenregeling. Zij nodigt ze dus uit om in hun handelscontracten een beding op te nemen dat bepaalt, dat de partijen ingeval van een geschil, eerst een minnelijke regeling trachten te vinden, vooraleer zij zich tot de rechtbanken wenden. Zij verstrekt hen eveneens informatie voor de verschillende vormen van alternatieve geschillenregeling en ondersteunt de instanties die aan bemiddeling doen.
Kruispuntbank van Ondernemingen De Kruispuntbank van Ondernemingen past duidelijk in richtsnoer nr. 14 van de Lissabonstrategie. Sinds ze op 1 juli 2003 in werking trad, heeft de FOD Economie onophoudelijk getracht de werking en het gebruik ervan te verbeteren om zo het eerste doel van administratieve vereenvoudiging optimaal te verwezenlijken. De eerste zorg van de FOD Economie, beheerder van de databank, bestond er dan ook in de kwaliteit van de gegevens van de KBO te garanderen en te verbeteren. De KBO telde eind 2008 bijna 1 400 000 actieve ondernemingen. De Kruispuntbank van Ondernemingen is ook betrokken bij andere essentiële nog lopende projecten. We noemen onder meer: De inschrijving in de KBO van beoefenaars van “VRIJE” beroepen in de ruime zin van het woord, namelijk niet-commerciële beroepen (vrije, intellectuele, dienstverlenende beroepen...). Een voorontwerp van wet, dat met dit doel de KBO-wet van 16 januari 2003 wijzigt, werd op 7 november 2008 door de Ministerraad goedgekeurd en bepaalt dat de nieuwe bepalingen op 30 juni 2009 van kracht worden. De omzetting van richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (“dienstenrichtlijn”), dat een belangrijk gedeelte over administratieve vereenvoudiging bevat. Als register voor de identificatie van bedrijven en als authentieke bron van gegevens over de bedrijven is de KBO in belangrijke mate betrokken bij het omzettingsproces waarvoor de FOD Economie instaat.
79
3.3.5.3 Deelnemen aan de uitwerking van een reglementair kader aangepast aan de specifieke eigenschappen van de kmo’s en de zelfstandigen
Toegang tot het beroep Basiskennis van het bedrijfsbeheer De richtlijnen 14 en 15 werden ook toegepast in verband met de verplichte basiskennis van bedrijfsbeheer. Sinds 1 september 2008 is de inhoud van die kennis vrij ingrijpend veranderd, om het accent te leggen op het ondernemerschap. De basiskennis van het bedrijfsbeheer bestaat sindsdien uit twee evenwaardige luiken.
80
Het eerste luik is gewijd aan ondernemend denken en ondernemerscompetenties. Daarin horen de volgende items thuis: de motivering, de kwaliteiten en de attitude van de ondernemer, het innoverend en creatief denken en de zin voor risico, het belang van zelfkennis en de daarvoor te gebruiken methodes, het belang van de professionele raadgevers, het opstellen van een ondernemingsplan en het bestuderen van zijn haalbaarheid. In het tweede gedeelte vinden we praktische elementaire kennis, zoals de rechtsvormen, huwelijksstelsels, huurwetgeving, sociaal statuut, milieu, subsidies, kredieten. Verder worden boekhoudkundige, financiële en fiscale aspecten behandeld en allerlei zaken in verband met het commerciële beheer en andere zaken zoals de wetgeving op het faillissement, de handelspraktijken, contracten en verantwoordelijkheden. Het is de bedoeling dat de ondernemer al deze elementen leert kennen, maar niet dat hij zelf zijn boekhouding zou doen of fiscale formaliteiten zou vervullen. De onderwijs- en vormingsinstellingen kunnen het getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer uitreiken als ze dit leerprogramma respecteren en daarvoor minstens 120 uren les uittrekken. Om echter ervoor te zorgen dat de houders van diploma’s en studiegetuigschriften, uitgereikt vóór die wijzigingen, niet voor bijna onoverkomelijke moeilijkheden zouden staan, is er op regelgevend gebied voor gezorgd dat deze diploma’s en getuigschriften aanvaard blijven en, wanneer ze moeten worden getoetst aan de nieuwe inhoud van de basiskennis van het bedrijfsbeheer, gaat de toetsing alleen over het 2e luik van de basiskennis van het bedrijfsbeheer.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Bouwvak, elektrotechniek en algemene aanneming De reglementering van de beroepsbekwaamheid voor het bouwvak, elektrotechniek en algemene aanneming, die op 1 september 2007 in voege is getreden, kan op verschillende punten worden verbeterd, in het bijzonder ter verbetering van de rechtszekerheid, via een duidelijkere afbakening van het toepassingsgebied, en het verbeteren van de regels over de afwijkingen op de reglementering (verworven rechten) aan al gevestigde ondernemingen. In 2008 werden daarvoor diverse besprekingen gehouden met de Confederatie Bouw, Bouwunie en de erkende ondernemingsloketten. Op het einde van 2008 was een tekst klaar om het reglementeringsbesluit te wijzigen. Hiermee wordt duidelijk bijgedragen aan richtsnoer nr. 14 van de Lissabonstrategie, namelijk het verbeteren van de reglementering. De beroepsreglementeringen hebben overigens geen ander doel dan het verbeteren van de ondernemerskwaliteit, zodat de ondernemingen sterker op de markt zouden staan en beter kunnen concurreren.
Vereenvoudiging van de toegang tot het beroep van slager Een procedure voor de vereenvoudiging van de wetgeving over de toegang tot het beroep van slager werd eind 2008 opgestart. Het opgemaakte voorontwerp van wet
81
stelt voor op twee vlakken te handelen: enerzijds door de toegangsvoorwaarden voor de activiteit van slager te beperken tot het bewijs van de beroepsbekwaamheden om redenen van het technische karakter van deze activiteiten en hun invloed op de hygiëne en openbare gezondheid, en anderzijds door de erkende ondernemingsloketten te belasten met de controle van deze voorwaarden, met oog op het oprichten van het enig loket. Vereenvoudiging van de wetgeving over de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten door vreemdelingen in België
82
Met oog op de bevordering van buitenlandse investeringen in België, maar ook om de al uitgevoerde investeringen te ondersteunen en de markten opener te maken, werden de regels over de indiening van aanvragen om beroepskaarten voor vreemdeling van buiten de Europese Economische Ruimte, die al over een verblijfsrecht beschikken, vereenvoudigd. Sinds 1 januari 2009 loopt de hele procedure via een enig punt, het ondernemingsloket. Dit gaat van de indiening van de aanvraag over het bewijs van de kennis van het bedrijfsbeheer of het beroep tot de uitreiking van de kaart. Deze vereenvoudiging betreft de vreemdelingen die over een tijdelijk verblijfsrecht beschikken en een zelfstandige beroepsactiviteit willen beginnen, maar ook deze die de uitoefening van een dergelijke activiteit door het hernieuwen van hun beroepskaart wensen te verlengen.
Intellectuele beroepen De kaderwet van 24 september 2006 over het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep bedoelt de bevordering van intellectuele beroepen. Via vereisten m.b.t. diploma’s en uitoefeningvoorwaarden over de plichtenleer waarborgt deze kaderwet niet alleen de kwaliteit van de prestaties van de professionelen, maar ook het belang van de verbruikers die van geïndividualiseerde diensten genieten. Tot nu werden er drie verzoekschriften tot bescherming van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep ingediend. Het gaat over de interieurarchitecten, het beroep van conservator-restaurateur van kunstvoorwerpen en cultureel erfgoed en de osteopaten. Bovendien werd de wet tot erkenning en bescherming van het beroep van auto-expert en tot oprichting van een Instituut van de auto-experts in het Belgisch Staatsblad van 2 juni 2008 gepubliceerd. Deze wet bedoelt de reglementering van de uitoefening en het voeren van de titel van dit beroep en in het bijzonder de verplichtingen van de professionelen, de betrekkingen tussen vakgenoten, het beroepsgeheim, de onverenigbaarheden en de informatie aan het publiek. De intellectuele beroepen worden meer en meer beschouwd als echte ondernemingen. In het algemeen draagt de reglementering van het beroep bij tot een goede
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
reputatie en werking van de betrokken sector en versterkt de concurrentiële positie van deze ondernemingen. Ze schept ook een vertouwensklimaat , niet alleen bij de klanten maar ook tussen de vakgenoten onder elkaar. Dit klimaat bevordert de kwaliteit van de dienstverlening en stimuleert het vertrouwen en de durf van de starters en de al gevestigde dienstverleners. Deze wet is momenteel het onderwerp van een wijzigingsprocedure om zijn doeltreffendheid te verbeteren.
3.3.6 Strategische prioriteit “De consumenten” Geïntegreerd richtsnoer nr 12: “Ontwikkelen en uitdiepen van de interne markt”, met inbegrip van de concurrentie, de consument, het markttoezicht en de regelgeving” In het voordeel van de maatschappij in haar geheel, en dus in het algemeen belang, moet de markt goed omkaderd zijn en gereguleerd onder verantwoordelijkheid van de overheid. De markt van goederen en diensten functioneert optimaal in een context van duurzame en evenwichtige concurrentie. De verschillende spelers op de markt hebben echter vaak ongelijke macht. De consumenten moeten op volwaardige wijze en met kennis van zaken kunnen participeren aan het economische gebeuren. Het is de taak van de overheid om een goed evenwicht te garanderen tussen de belangen van de consument en die van de ondernemingen. Het consumentenbeleid moet ervoor zorgen dat de positie van de consument versterkt wordt, door hem het volgende te garanderen: toegang tot veilige, innoverende en kwaliteitsvolle producten en diensten; aanbod van producten en diensten tegen een redelijke, concurrentiële, transparante en vergelijkbare prijs; correcte en relevante informatie; juridische zekerheid in de contractuele relaties; markttoezicht en controle op de toepassing van de wetgeving; toegang tot vereenvoudigde procedures op het gebied van klachten- en geschillenbehandeling; vertegenwoordiging van de consumenten in de advies- en overlegorganen.
83
Het vertrouwen van de consument is essentieel voor een duurzame werking van de markt. Dat vertrouwen kan enkel worden gewonnen indien bovenvermelde garanties worden gerespecteerd. Daarom ook is het noodzakelijk, om op voorhand de problemen en noden binnen het marktgebeuren vast te stellen en te bepalen, meer bijzonder op het niveau van de vraag. 3.3.6.1 De werking van de markt vanuit het consumentenoogpunt observeren
Oprichten van een Observatorium voor het verbruik En voorbereidende studie voor het oprichten van een Observatorium van het Verbruik werd in 2008 gelanceerd.
84
Doelstelling is: onderzoeken wat de beste manier is om een beter inzicht te krijgen in de werking van de markt en de tekortkomingen ervan, vanuit het standpunt van de consument, met het oog op het leggen van een fundament voor een corrigerend en regulerend marktbeleid en actieplan. Dit project moet het mogelijk maken, vast te stellen in welke vorm, onder welke voorwaarden, met welke middelen, met welke bevoegdheden en volgens welke modaliteiten een Observatorium voor het Verbruik zou kunnen tot stand komen.
Instaan voor een uitwisseling van informatie tussen de lokale observatoria en het Observatorium voor het verbruik De lokale marktplatformen, die in 2008 operationeel werden, moeten het mogelijk maken de markt op lokaal niveau te observeren, de nieuwe handelspraktijken te signaleren, het eventueel disfunctioneren van de markt op te sporen, te analyseren en te rapporteren aan de bevoegde overheid. De wet van 1 september 2004 over de garanties op consumptiegoederen werd onderworpen aan een evaluatie, naar aanleiding van vastgestelde klachten en marktpraktijken. Aanbevelingen ter verbetering van de regelgeving daaromtrent werden geformuleerd en de Raad voor het Verbruik bracht een gedetailleerd advies uit. 3.3.6.2 Gecoördineerde informatie over hun rechten en plichten naar consumenten, bedrijven en kmo’s verspreiden Ruim dertig jaar geleden, met de komst van het consumentenrecht, werden talrijke regelgevingen uitgewerkt die een betere voorlichting en bescherming van de consument beoogden.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Deze massa nieuwe regelgevingen moet gepaard gaan met een actief informatiebeleid naar de economische actoren toe, opdat die hun nieuwe rechten en plichten terdege zouden kennen. Zo is het dus noodzakelijk, de verschillende marktactoren permanent correcte informatie te verstrekken, zodat ze hun beslissingen met volledige kennis van zaken kunnen nemen. De pagina’s “consumenten” en “ondernemingen” van de New Internet site werden aldus opnieuw gestructureerd, herwerkt en up-to-date gemaakt. In 2008 werd een project gelanceerd over de uitwerking van een juridische gids voor de consument. Het is de bedoeling, de consument een aanvullend en praktisch instrument te bieden, in elektronische vorm, waarmee hij een zeer concreet inzicht zal krijgen in zijn rechten. Op regelmatige basis worden informatieve, sensibiliserende en educatieve acties gelanceerd voor het publiek, over onderwerpen zoals spamming, collectieve schuldenregeling, de basisbankdienst, verkoop op afstand, consumentenkrediet, timeshare, enz. De oudere documenten worden geactualiseerd. Voortaan kan een pseudo-commerciële website met educatief karakter worden geraadpleegd op volgend adres: www.infoshopping.be Een Geannoteerd Wetboek Consumentenkrediet, dat alleen on line beschikbaar is op de site van de FOD, biedt gedetailleerde informatie over alle bepalingen van deze wetgeving, artikel per artikel. Verschillende keren per jaar worden met consumenten- en beroepsorganisaties “Consumentenateliers” georganiseerd rond actuele thema’s, waaronder: de garantiereglementering, de hervorming van de wetgeving op de handelspraktijken, op de reizen, enz. 3.3.6.3 Deelnemen aan de uitwerking van een aangepaste en gecontroleerde wetgeving Het gaat erom, een beter evenwicht te scheppen in de relaties tussen de economische actoren, en op horizontale of sectoriële wijze de relaties tussen professionelen en consumenten te reguleren. Hierbij moeten bepaalde situaties van ongelijkheid tussen deze economische actoren worden gecorrigeerd. Hier worden twee strategische doelstellingen van het programma “Reglementering” (beter reglementeren en een proactief reglementair beleid voeren) samengevoegd.
85
86
Evaluatie en modernisering van het economische recht In het kader van de modernisering van het reisrecht werd door de université de Mons-Hainaut een studie uitgevoerd, bestaande uit een gedetailleerd rapport over de bestaande toepassingsproblemen alsook een voorontwerp van hervorming van de reiscontractenwet. Dit ontwerp werd in 2008 besproken tijdens een Consumentenatelier en ter advies voorgelegd aan de Raad voor het Verbruik. Zo werd ook een studie toevertrouwd aan een advocaat over de problematiek over annulatie van reiscontracten en over annulatieverzekering. Deze studie bevat eveneens voorstellen om de wet op de reiscontracten te wijzigen. De wetgeving betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument werd geëvalueerd door een externe expert. Deze evaluatie gaf aanleiding tot een voorbereidende studie met het oog op een hervorming van de wet. De resultaten van deze studie dienden als basis voor een voorontwerp van wet dat tot doel had de bepalingen van de wet van 14 juli 1991 grondig te hervormen. Deze hervorming zou in 2009 een feit moeten zijn. Om de consument te beschermen tegen de negatieve invloeden van de liberalisering van de energiemarkt, werd met de energie- en gasleveranciers een akkoord ondertekend, waarin een aantal principes en regels worden vastgelegd die verder gaan dan de bescherming geboden door de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument. Dit akkoord regelt een reeks vraagstukken zoals de prijstransparantie, de algemene voorwaarden, de procedure in geval van verandering van operator, de betaling, de facturatie,
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
de klachtenbehandeling,…). Het akkoord wordt aangevuld met een gedragscode tot regeling van de verkoop buiten de onderneming en de verkoop op afstand. Dit akkoord werd verscheidene malen geëvalueerd en in 2006 en 2007 aangepast. In 2008 werd een nieuw luik ingevoerd over de facturatie, met het oog op een grotere transparantie en een beter begrip van de facturen opgemaakt door de operatoren. Het akkoord werd nog eens geëvalueerd om een beter inzicht te krijgen in de situatie van de energieverbruiker ten opzichte van de geliberaliseerde markt.
Groepsvordering voor consumenten De Europese Commissie overweegt om, naar de consumenten toe, maatregelen te nemen met het oog op mechanismen voor collectieve vorderingen tot schadevergoeding in geval van inbreuken op de regels over bescherming van de consument. De verschillende mogelijke opties worden voorgesteld in een groenboek. België kent dergelijk systeem van collectieve vordering tot schadevergoeding niet. Een groep experten werd ermee belast, uitspraak te doen over de grote krachtlijnen van een nationale wetgeving ter zake en een studie te begeleiden van de ULB betreffende een voorontwerp van wet ter zake.
Co-regulering en Raad voor het Verbruik Voor sommige sectoren of domeinen kan de markt via andere wegen, ter aanvulling van de regelgeving, worden gereguleerd. De Raad voor het Verbruik is een adviserend orgaan dat tevens een co-regulerende opdracht heeft, met name het uitwerken van gedragscodes, aanvaard door de producenten, de distributeurs en de consumenten. Zo is de Raad in 2008 van start gegaan met het actualiseren en moderniseren van de Milieureclamecode. De Raad voor het Verbruik werd bovendien op grond van de wet van … de wettelijke instantie, bevoegd voor het sluiten van consumentenakkoorden.
Beter reglementeren / administratieve vereenvoudiging In het kader van de omzetting van den “Dienstenrichtlijn” werd voorgesteld om het systeem van verplichte voorafgaande registratie van de huwelijksbureaus af te schaffen en een nieuwe NACE-identificatiecode op te stellen waarmee de huwelijksbureaus vlotter kunnen worden geïdentificeerd. De nieuwe situatie (nakende afschaffing van de registratie van de huwelijksbureaus en nieuwe NACE-code) zal een betere reglementering mogelijk maken en tevens een administratieve vereenvoudiging betekenen voor de ondernemingen voor huwelijksbemiddeling. Dank zij de door de Kruispuntbank van Ondernemin-
87
gen meegedeelde informatie zal de dienst de nieuwe agentschappen die bij de KBO zijn ingeschreven proactief kunnen informeren over hun wettelijke verplichtingen (met name een wettelijk verplicht typecontract). Ook wordt voorgesteld, in het kader van deze omzetting, om de verplichting voor de ondernemingen op te heffen, houder te zijn van een inschrijving wanneer ze bij het aankopen van een product of een dienst, titels aanbieden die recht geven op terugbetaling in contanten In het kader van de omzetting van richtlijn 2007/45/CE tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten werd een ontwerp van koninklijk besluit opgesteld teneinde de laatst overblijvende verplichtingen over voorverpakking in nominale hoeveelheden op te heffen voor de vier producten die nog een dergelijke reglementering behielden. Dit ontwerp bevat eveneens de nieuwe Europese reeksen voor de in de richtlijn vermelde wijnen en gedistilleerde producten.
3.3.7 Strategische prioriteit “Mededinging”
88
Geïntegreerde richtsnoeren: Nr 10: “Versterken van de concurrentievoordelen van de industriële basis van Europa” Nr 12: “Ontwikkelen en uitdiepen van de interne markt, met inbegrip van de concurrentie, de consument, het markttoezicht en de regelgeving” Nr 13: “Zorgen voor open en concurrerende markten om het hoofd te bieden aan de mondialisering” nr 14: “Een bedrijfsklimaat met meer mededinging creëren en het privé-initiatief aanmoedigen door een betere reglementering” nr 15: “Het ondernemerschap bevorderen en het klimaat voor kmo’s verbeteren” Het Programma Mededinging en de opdrachten van de Algemene Directie13 kunnen worden samengevat in twee strategische doelstellingen: (i) bijdragen tot de uitwerking en de uitvoering van een concurrentiebeleid ter ondersteuning van een duurzame economische ontwikkeling en ter bevordering van de structurele competitiviteit van de Belgische economie, en (ii) het organiseren van de Belgische bijdrage in het Europese concurrentienetwerk. 13 Voor meer details verwijzen wij naar het Jaarverslag 2008 dat is opgenomen op de website van FOD Economie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In de ruimere context van de FOD beoogt het Programma Mededinging enerzijds de algemene directie te ondersteunen bij invullen van deze kerntaken, en anderzijds de inbreng van het mededingingsbeleid in de algemene opdracht van de FOD te structureren. In 2008 werden daartoe voor het Programma drie strategische doelstellingen weerhouden. 3.3.7.1 Het potentieel van de FOD Economie betrekken bij het uitwerken en uitvoeren van het mededingingsbeleid Twee clusters acties werden gepland betreffende deze doelstelling: Het uitbouwen van de samenwerking met E4 (en E8) met het oog op het ontwikkelen van een instrumentarium voor een pro-actief mededingingsbeleid : deze samenwerking werd gestructureerd en en de rapporten van de dienst Marktmonitoring van E4 hebben een wezenlijke bijdrage geleverd tot het priotiteitenbeleid van de Mededingingsautoriteit. Een upgrading van de vorming van de economen in de algemene directie: er werden intern en met inbreng van externe consultants verschillende vormingsprogrammas gepland en uitgevoerd. Een verdere uitbouw van de samenwerking met de algemene directie Markttoezicht en het ICT team over huiszoekingen: in deze context werden ondermeer twee vormingen georganiseerd samen met de Federale Politie. In 2008 ging in het prioriteitenbeleid de voorrang naar zaken over goederen of diensten waarvan de prijsontwikkeling mede oorzaak was van de versnellende inflatie. De gegevens van de Algemene Directie Statistiek en een studie van de NBB hebben duidelijk aangetoond dat aardolie, melk, eieren en graanproducten vectoren waren van inflatie14. De nationale mededingingsautoriteiten van een klein land hebben weinig greep op de prijzen van de internationale oliemarkten. Daarom hebben we ons hoofdzakelijk geconcentreerd op de markten van voedselproducten en nietduurzame consumptiegoederen. Betrokken organisaties hebben gewezen op het feit dat consumenten bijzonder gevoelig zijn voor de prijsevolutie van sommige producten en diensten zoals: brood, diesel, stookolie, frieten, blond bier, mobiele telefonie, aardappelen, seizoensgroenten, steak en yoghurt. De waargenomen inflatie heeft een negatieve invloed op het vertrouwen van de consumenten en bijgevolg op de economie in het algemeen. We hebben dus geprobeerd om deze producten en diensten te integreren 14 ‘Het inflatieverloop in België’: een NBB analyse op vraag van de federale regering, Economisch Tijdschrift, speciale editie april 2008
89
in ons vervolgingsbeleid omdat de prijsstijging ervan zou kunnen leiden tot een merkbaar verlies aan koopkracht voor grote groepen consumenten. In 2008 zijn in die context ondermeer onderzoeken gevoerd over de volgende sectoren of producten: brood, gas, de prijsvorming in de grootdistributie, enz. Behalve formele onderzoeken en de inbreng van de algemene directie op EU en internationale fora, behandelde de algemene directie een 185 andere vragen over de meest uiteenlopende markten en producten zoals: het onderhoud van alarmsystemen, architecten, bakkerijen, de banksector in IJsland bunkering, distributie van brandstof, van elektrisch en optisch materiaal en van vrachtwagens, elektriciteit, frieten, de groenten- en fruitsector, klusjesdiensten, kredietkaarten, lokale radiostations, rijscholen, spaarrekeningen, tarieven van luchthavendiensten, telecommunicatie enz.; en over onderwerpen zoals niet-concurrentiebedingen, legal privilege, of de berekening van het zakencijfer en de regels van de Belgische concentratietoezicht, de rechten van ondernemingen bij huiszoekingen, vorderingen tot vergoeden van schade veroorzaakt door inbreuken op de mededingingsregels, enz.
90
3.3.7.2 Een constructieve en complementaire wisselwerking tussen het mededingingsbeleid en andere vormen van marktreglementering bevorderen In 2008 werden de onderhandelingen met BIPT afgerond over de samenwerking en uitwisseling van stukken tussen de algmene directie en het BIPT (het luik betreffende de Raad is nog voorwerp van besprekingen).
De prijzen van goederen en diensten: van een autoritair controlesysteem naar een systeem van vrijheid. In bijna twintig jaar tijd is het prijzenbeleid grondig geëvolueerd van een nagenoeg veralgemeend controlesysteem naar een model gebaseerd op het vertrouwen in de vrije markt en de concurrentie. Dit sinds de goedkeuring van de wet tot bescherming van de economische mededinging in 1991. Een reële concurrentie heeft ongetwijfeld een positief effect op de competitiviteit van de activiteitssectoren en garandeert de consumenten, door de druk die op de prijzen wordt uitgeoefend, voordelige prijzen. De prijscontrole ligt in de lijn van deze logica van marktevenwicht en bewijst haar nut daar, waar de concurrentie te wensen overlaat of zelfs onbestaande is. Zo komt het dat, hoewel het huidige economische beleid in België grotendeels gebaseerd is op de principes van de vrije markt, de minister van Economie toch tus-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
senkomt in de prijsvorming in enkele welbepaalde sectoren van de economie, door het vaststellen van maximumprijzen. De reden voor dergelijke tussenkomst wordt verklaard door het feit dat, in deze sectoren, de concurrentie niet optimaal kan spelen, ofwel omdat de sector monopolistisch is, zoals de distributie van drinkwater, ofwel omdat de concurrentie er onvolledig blijft, zoals voor de geneesmiddelen, het taxivervoer of de teledistributie. De tussenkomst is eveneens gerechtvaardigd voor sectoren met een uitgesproken sociale dimensie, of voor sectoren die grotendeels met overheidsgeld worden gefinancierd en waar de uitgaven dus moeten worden beperkt, zoals het geval voor de geneesmiddelensector of de instellingen voor bejaardenopvang. De prijsaanvragen en prijsverhogingsaanvragen zijn onderworpen aan het advies van de Commissie tot Regeling der Prijzen (vrij verkochte en niet-terugbetaalbare geneesmiddelen, waterdistributie, teledistributie, instellingen voor bejaardenopvang) of van de Prijzencommissie voor de Farmaceutische Specialiteiten (terugbetaalbare geneesmiddelen en implantaten). Om de administratieve last voor de ondernemingen te verlichten, werden vereenvoudigde procedures ingevoerd, meer bepaald in de sector van de instellingen voor bejaardenopvang; die instellingen, meestal Kmo’s, hebben ruim gebruik gemaakt van de vereenvoudigde procedure voor kennisgeving van prijsverhogingen, gebaseerd op de verhoogde inflatie. Wat de terugbetaalbare geneesmiddelen betreft, volgt het Europese beleid een koers van meer concurrentiepositie voor de sector. Het betreft een vereenvoudiging of versnelling van de prijsbepalingprocedures. Dat was de jongste jaren het geval voor de generieke geneesmiddelen en de innoverende geneesmiddelen, waarvoor eenvoudige administratieve procedures werden ingesteld, zodat deze geneesmiddelen sneller op de markt konden worden gebracht. De Europese droom is, een echte interne markt te verwezenlijken in de geneesmiddelensector, om de concurrentie in de farmaceutische industrie en de competitiviteit aan te zwengelen. Het is eveneens de bedoeling, kleinere prijsverschillen te bekomen in de lidstaten en de tijd die verloopt tussen de vergunning voor het in de handel brengen en de beslissing over de prijs en de terugbetaling in te korten. Tot nu toe echter blijft het bepalen van de geneesmiddelenprijs een bevoegdheid van de lidstaten. De Europese wetgeving en meer bepaald richtlijn 89/105/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de doorzichtigheid van de maatregelen ter regeling van de prijsvaststelling van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de opneming daarvan in de nationale stelsels van gezondheidszorg, bepaalt evenwel dat de beslissingen van de Autoriteiten doorzichtig moeten zijn, gefun-
91
deerd op objectieve en verifieerbare criteria, en binnen redelijke termijnen moeten worden genomen. Deze principes, die overigens zijn opgesomd in de programmawet van 22 december 1989 die een systeem oplegt van maximumprijzen en maximummarges voor de verdeling in het groot en de terhandstelling van terugbetaalbare geneesmiddelen in het kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, worden bij elke prijsaanvraag minutieus toegepast. 3.3.7.3 De Belgische inbreng in het Europese en internationale mededingingsbeleid versterken In 2008 was de algemene directie drie maal verslaggever in Europese mededingingszaken die voorgelegd werden aan de adviescomités ingesteld in de Verordeningen 1/2003 kartel en misbruik van machtspositie) en 139/2004 (tweede fase concentratieprocedures).
92
De algemene directie heeft verder in werkgroepen van het Europese netwerk van mededingingsautoriteiten (ECN), het mededingingscomité van de OESO, en het internationale netwerk van mededingingsautoriteiten (ICN) ondermeer nota’s neergelegd over: vorderingen voor het bekomen van schadevergoeding na vaststelling van een inbreuk op de wet op de mededinging, richtsnoeren over de toepassing van artikel 82 EG, de clementieregeling, prijzen en koopkracht (enquête met betrekking tot voeding en groothandel), getrouwheidspremies en koppelverkoop, verbintenissen, verkoopsweigering, de herziening van verordening 1/2003, de herziening van verordening 139/2004 van de Raad (concentratietoezicht), de herziening van verordening 1400/2002 (distributie in de autosector), en de toepassing van de concurrentiewetgeving in kleine economieën.
3.3.8 Strategische prioriteit “Reglementering” Geïntegreerd richtsnoer nr 14: “Een bedrijfsklimaat met meer mededinging creëren en het privé-initiatief aanmoedigen door een betere reglementering” We kunnen er niet omheen: het mechanisme van de markteconomie is het meest effectief; het is ook het meest vrijheidbevorderend. Op de markt zijn echter niet alle partijen even sterk. In het voordeel van de maatschappij in haar geheel, en dus in het algemeen belang, moet de markt goed omkaderd zijn en gereguleerd; dat is de verantwoordelijkheid van de overheid.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De FOD Economie heeft als voornaamste missie een wettelijk en reglementair kader te scheppen en te handhaven dat een harmonieuze functionering van de markt van goederen en diensten in al zijn onderdelen (ondernemingen - grote en kleine - en consumenten) bevordert. 3.3.8.1 Beter reglementeren
Toezien op de permanente evaluatie en de modernisering van het economische recht De invoering van een kwalitatief administratieve en reglementaire milieu is essentieel. De FOD Economie heeft in dit verband onafgebroken voortgewerkt aan de evaluatie en modernisering van het wettelijke en regelgevende kader, in lijn met de economische belangen, de nationale prioriteiten en de Europese verplichtingen.
De rondetafel tot evaluatie en modernisering van de economische wetgeving De rondetafel tot evaluatie en modernisering van de economische wetgeving is een initiatief dat ruim twee jaar geleden werd genomen met de bedoeling een reflectie op gang te brengen over de economische regelgevingen die onder de bevoegdheid van de FOD Economie vallen, en deze te evalueren. De bevoegde ministers kregen een volumineus rapport overhandigd, waarin talrijke hervormingspistes worden aangehaald. Dit verslag kan worden geraadpleegd op de website van de FOD.
De uitwerking van een Wetboek Economisch Recht Het “snoeiwerk” en de modernisering voorgesteld in het rapport zullen zich nadien vertaald zien in een codificatie van het geheel, dit om een rationele en coherente oplossing te kunnen bieden voor de wildgroei aan uiteenlopende regelgevingen. Hiermee wordt de op-
93
stelling van een coherente tekst beoogd in verband met het economische recht, uitgaande van de evaluatie van het bestaande recht, en verrijkt met een studie van de relevante regels. De tekst zal eventueel opnieuw worden geformuleerd, in een nieuwe, duidelijke structuur worden gegoten, met afdelingen en onderafdelingen die didactisch zijn opgebouwd en voorafgegaan worden door algemene principes in verband met de materie. De vele teksten die onveranderd blijven worden uiteraard in het wetboek opgenomen. In samenwerking met een universitair centrum werd begonnen met de uitwerking van een ontwerp van wetboek. Op 8 en 9 december 2008 vond een colloquium plaats waarop universiteitsprofessoren, buitenlandse deskundigen, magistraten, advocaten, beroepsorganisaties, sociale partners, consumentenorganisaties en talrijke sprekers over dit onderwerp hun mening konden uitbrengen.
Omzetting van de “Dienstenrichtlijn”
94
Bij de omzetting van richtlijn 2006/123 betreffende diensten op de interne markt moet rekening worden gehouden met een belangrijk juridisch luik, dat enerzijds een aanpassing van een groot aantal wettelijke en reglementaire teksten noodzakelijk maakt, en anderzijds een kaderwet vereist die in het Belgische recht talrijke beginselen van de richtlijn invoert. Deze werkzaamheden verliepen binnen de structuur die werd ingevoerd door de Ministerraad van 20 maart 2008. De wettelijke en reglementaire teksten zijn met succes de revue gepasseerd. Verschillende teksten kwamen in aanmerking voor wijziging, omdat ze bepalingen bevatten die onverenigbaar zijn met de richtlijn. Soms betreft het minieme aanpassingen, maar in andere gevallen komt het evenwicht van bepaalde regelgevingen in het gedrang. Men denken hier meer specifiek aan de wet over de vergunning van handelsvestigingen, waarvan de meeste bepalingen niet kunnen worden behouden. De screening alsook het schrijven van de algemene omzettingswet resulteerden einde 2008 in een voorontwerp van wet, in samenwerking met alle federale departementen en in overleg met de gewesten en gemeenschappen. Dit voorontwerp bevat essentiële bepalingen betreffende de vergunningsprocedures, de vrije dienstverlening, de kwaliteit van de dienstverlening, de rechten van de afnemers van diensten en de overeenstemmende verplichtingen van de dienstverstrekkers, alsook de administratieve samenwerking.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Boekhoudrecht, audit en corporate governance In het kader van de Lissabon strategie blijft de optimalisering van de transparantie van de kapitaalmarkten evenals het vertrouwen in de financiële informatie een belangrijke beleidsoptie. Het jaar 2008 is in dit verband gekenmerkt door vier markante feiten. Verschillende bilaterale vergaderingen werden met de Europese Commissie gehouden over de omzetting van de auditrichtlijn (2006/43/EG) om de volledigheid ervan te toetsen. De omzetting werd voltooid door de publicatie van de wet van 17 december 2008 tot oprichting van een auditcomité in genoteerde vennootschappen en financiële ondernemingen. Verder werden inspanningen gedaan om de werking van het Belgische publiek toezichtsysteem op het beroep van bedrijfsrevisor, dat nu sinds één jaar is gestart, te volgen en te verbeteren indien nodig, en dit binnen de Europese samenwerking die is opgezet in de EGAOB (European Group of Auditors’ Oversight Bodies) en waar alle toezichtorganen van alle lidstaten vertegenwoordigd zijn. Ook internationaal werd een begin van samenwerking gemaakt via contacten met de Europese lidstaten en verschillende presentaties van het Belgische publiek toezichtsysteem op internationale conferenties. In het audit gebied werd midden 2008 eveneens een aanbeveling uitgaande van de Europese Commissie gepubliceerd over de externe kwaliteitsborging van wettelijke auditors die de jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang controleren en werd de studie voor eventuele aanpassing van de wetgeving aangevat. Op het gebied van het boekhoudrecht werden de inspanningen om te komen tot een maximale convergentie van de normen voortgezet met als uitschieter de verklaring van de Europese Commissie van 15 oktober 2008 die onder andere en vooral, als gevolg van de crisis in de financiële sector, voorziet dat de fair value bepalingen opgenomen in de IAS 39 en IFRS 7 zullen herzien worden en de praktische toepassing ervan zal opgevolgd worden. Wat de administratieve vereenvoudiging betreft zijn er twee belangrijke zaken te melden. De ene kadert in de wil van de Europese Commissie tot vermindering van de administratieve lasten van de kmo naar aanleiding van haar mededeling van het jaar ervoor. Samen met de drie beroepsinstituten van de economische beroepen (IBR, IAB en BIBF) werden vergaderingen georganiseerd om mogelijke alternatieven aan te reiken. Een tweede luik betreffende administratieve vereenvoudiging is de finalisering van de voorstellen tot wetswijziging van de wetgeving op de Nationale Raad voor de Coöperatie en zijn uitvoeringsbesluiten en de vereenvoudiging
95
van de thans voorziene administratieve formaliteiten voor de erkenning. De finale voorstellen worden begin 2009 voorgelegd. Over Corporate governance en vennootschapsrecht is de behandeling te vermelden van de voorstellen van de Europese Commissie met betrekking tot de invoering van een Private Europese vennootschap en de opvolging van de OESO werkzaamheden met betrekking tot de corporate governance principes en hun praktische toepassing en de uitbreiding van de Steering Group on Corporate Governance met nieuwe kandidaat lidstaten. Ten slotte is de afsluiting van de 5de fase van de Euromed werkzaamheden met betrekking tot het boekhoudrecht belangrijk. De audit waar een studie met voorstellen tot convergentie van de wetgevingen en regelgevingen van de verschillende landen rond de Middellandse zee op het gebied van accountancy en audit, met het oog op het streven naar een gemeenschappelijke markt in 2010, werd afgewerkt. Begin 2009 zal deze afgerond worden met een laatste conferentie gesteund door de Europese Commissie.
Verzekeringen
96
1. Omzetting van richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 houdende wijziging van de Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 88/357/EEG en 90/232/EEG van de Raad en Richtlijn 2000/26/ EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven. Wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (BS 16 juni 2008) Deze richtlijn beoogt de door de verplichte verzekering geboden dekking voor de slachtoffers van ongevallen veroorzaakt door motorrijtuigen te verbeteren en te moderniseren, maar wenst eveneens bestaande bepalingen aan te vullen en te verduidelijken teneinde een grotere convergentie te bekomen bij de interpretatie en de toepassing van de teksten. Zij beoogt tevens om steeds weerkerende problemen te verhelpen die een weerslag hebben op het vrije verkeer van personen en voertuigen. Bijgevolg wordt de wet van 21 november 1989 over de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen aangepast.
2. Wet tot wijziging van de artikel 68-2 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst. Aanpassing van de berekeningsformules op het gebied van overstroming en aardbeving. Wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (BS 16 juni 2008)
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Deze wetswijziging had tot doel om artikel 68-8, § 2, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst te wijzigen ingevolge het arrest 2007/039 van het Grondwettelijk Hof van 15 maart 2007, dat de hierboven vermelde berekeningsformules vernietigd had ingevolge de strijdigheid met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel.
3. Wijziging van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect, zoals gewijzigd door de wet van 15 februari 2006 betreffende de uitoefening van het beroep van architect in het kader van een rechtspersoon Uitsluiting van de verzekeringsplicht van de architecten in staatsdienst. Wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen. (BS van 29 december 2008. Op vraag van de Regie der Gebouwen via de minister van Middenstand worden de architecten in dienst van de staat, de gewesten, de gemeenschappen en de Regie der Gebouwen niet langer verplicht verzekerd via een verzekeringsovereenkomst. Uiteraard moeten de genoemde rechtspersonen zelf de aansprakelijkheid dragen die op de genoemde architecten rust krachtens de wet van 20 februari 1939.
Projecten in een geavanceerd stadium van voorbereiding a) Wet tot wijziging, wat de ziekteverzekeringsovereenkomsten betreft, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en van de wet van 20 juli 2007 tot wijziging, wat de private ziekteverzekeringsovereenkomsten betreft, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst. (Kamer van Volksvertegenwoordigers Doc 51 1662). Genoemd wetsontwerp zet een aantal technische problemen recht die de uitvaardiging van de wet van 20 juli 2007 (de zogenaamde wet Verwilghen) onopgelost heeft gelaten in de hospitalisatieverzekering Tevens wordt getracht een ordentelijke uitvoering te geven aan de bepaling die een medische index instelt. b) Wet van 1 april 2007 betreffende de verzekering van sommige schade veroorzaakt door daden van terrorisme. Opstellen van 4 uitvoeringsbesluiten. Drie uitvoeringsbesluiten zijn formeel en betreffen de erkenning van een rechtspersoon en de benoeming van de leden in de verschillende advies- en beslissingsorganen die de wet instelt. Het vierde ontwerp poogt uitvoering te geven aan de bepalingen welke de impact van de verzekering betreffen en de interferentie met het Europese verzekeringskader. c) BA-autoverzekering Medewerking aan de werkgroep in de schoot van de Commissie voor Verzekeringen. Dit zou moeten leiden tot een breed wetgevend initiatief in 2009.
97
De Commissie voor verzekeringen heeft overeenstemming bereikt over de nieuwe minimum-voorwaarden over de verplichte BA-autoverzekering. Dit zal in 2009 leiden tot een advies van de Commissie, waarna de dienst de nodige maatregelen zal voorstellen om aan dit advies gevolg te geven. d) Wijziging van de voorwaarden en het tarief van een verzekeringsovereenkomst. Medewerking aan diverse werkgroepen binnen de Commissie voor Verzekeringen. Dit zou moeten leiden tot een breed wetgevend initiatief in 2009.
Gereglementeerde beroepen Het opstellen van een leidraad, bij het KB van 9 september 2008, voor de ondernemingsloketten i.v.m. soepele toepassing van de nieuwe inhoud van luik I van bedrijfsbeheer op de programma’s die hen worden voorgelegd. Dit naar aanleiding van de inwerkingtreding van de wijziging van artikel 6 van het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van Hoofdstuk I van Titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap.
98
Het voeren van onderhandelingen met de erkende gesprekspartners van de bouwsector met het oog op het wijzigen en verbeteren van het bestaande KB van 29 januari 2007 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming. Het opmaken van een voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 tot erkenning en bescherming van het beroep van auto-expert en tot oprichting van een Instituut van de auto-experts. Deze wijziging heeft tot doel de wet uitvoerbaar te maken, de tegenstrijdigheden die ze bevat weg te werken en ze in overeenstemming te brengen met de richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties zoals gewijzigd door richtlijn 2006/100/EG. Omzetting van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, gewijzigd bij Richtlijn 2006/100/EG van 20 november 2006 tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van het vrije verkeer van personen, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië.
Commercieel hergebruik van de publieke gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen Ter herinnering, het artikel 20 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen verleent de beheersdienst van de KBO de bevoegdheid om de commercieel herbruikbare gegevens aan ondernemingen te verstrekken.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Om deze bepaling te implementeren werd het koninklijk besluit van 18 juli 2008 aangenomen betreffende het commercieel hergebruik van publieke gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen (B.S.: 29 oktober 2008). In dit besluit worden de gegevens van de KBO vastgesteld die voor commercieel hergebruik in aanmerking komen. Het bepaalt dat de gegevens kunnen doorgegeven worden via een systeem van licenties waarbij een niet-exclusief recht op hergebruik wordt verleend. Het bepaalt ook de vergoeding die mag worden aangerekend en regelt de voorwaarden en garanties waaraan dit hergebruik is onderworpen.
Meewerken aan de optimale informatie van de actoren actief op de goederen- en dienstenmarkt over het bestaande wetgevende kader De REACH-verordening bestrijkt talrijke aspecten die niet alle stoffen betreffen. De verordening (die een 40-tal oude verordeningen en richtlijnen vervangt) is niettemin complex (141 artikelen, 17 bijlagen en een twintigtal begeleidende documenten, waar geleidelijk nog toepassingsverordeningen bijkomen). Daarom werd afgesproken dat elke lidstaat een dienst voor technische bijstand (helpdesk in het Engels) in het leven zal roepen om de ondernemingen te informeren over hun plichten in het kader van deze verordening, met specifieke aandacht voor de kmo’s. In België vervult onze FOD deze rol. Er bestond daarvoor al een loket sinds maart 2005, meer dan twee jaar voor de verordening van kracht werd. Het aantal vragen om informatie lag al hoog in 2007 (384), maar het steeg nog aanzienlijk tot ongeveer 230 aanvragen alleen al in november 2008 en bijna 1 200 aanvragen voor het hele jaar 2008. Deze bijstand aan bedrijven past in het kader van een betere informatie aan de bedrijven (richtsnoer 14). De technische bijstand is geen eenrichtingsverkeer: op die manier kan de FOD ook veel informatie verzamelen over de moeilijkheden waarmee de bedrijven te kampen hebben in het kader van deze verordening en andere verwante reglementeringen. Dankzij deze informatie kan men oplossingen voorstellen, zowel op Belgisch niveau als in het kader van het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid en op Europees niveau (ECHA, of Europese Commissie). Op het eind van het jaar keurden de Europese Raad en het Parlement een nieuwe verordening goed over de indeling, etikettering en verpakking van chemische producten. Deze verordening is de omzetting in Europees recht van het Global Harmonised System (GHS) voor het indelen en etiketteren van scheikundige stoffen dat door de Verenigde Naties15 werd goedgekeurd en dat door ten minste 65 landen toegepast zal worden (of, in enkele gevallen, al toegepast wordt). 15 Het GHS is in ruime mate geïnspireerd op het Europese systeem dat momenteel van kracht is. De nieuwe verordening leidt dan ook slechts tot een beperkt aantal wijzigingen ten opzichte van de regelgeving die in de Europese Unie van kracht is en zal de betrekkingen vergemakkelijken met de andere landen die zich ertoe verbonden hebben het GHS toe te passen.
99
De FOD Economie heeft zijn samenwerking met de FOD Volksgezondheid – Leefmilieu versterkt om zo doelmatig mogelijk op vragen te kunnen antwoorden. 3.3.8.2 Een proactief reglementair beleid voeren De FOD Economie wil het niet laten bij een curatief en reactief reglementair beleid dat enkel tussenkomt wanneer het betrokken doelpubliek een tekortkoming of een probleem vaststelt. De FOD voert eveneens een proactief beleid gebaseerd op marktobservatie. In dit kader, en om permanent een evenwichtige en duurzame markt te garanderen, wordt binnen de FOD Economie een hechte dialoog tot stand gebracht tussen de diensten die zich bezighouden met de reglementering, en de specialisten van de kennismarkt. Zo werden acties opgezet om dergelijke dialoog mogelijk te maken en om een georganiseerde informatie-uitwisseling in te voeren.
100
De evolutie van het internationale en Europese recht en van het recht van de buurlanden kennen en evalueren teneinde er rekening mee te houden bij de evolutie van het Belgische recht Het nationale recht is meer en meer een uitvloeisel van het Europese recht. Zo worden de Europese werkzaamheden (bijvoorbeeld in 2008, de herziening van de richtlijn over timesharing) door de administratie aan een minutieus onderzoek onderworpen, om de Europese regel juist te begrijpen en indien mogelijk te beïnvloeden in de zin van de nationale belangen . Het voorstel voor een richtlijn over de consumentenrechten van 8 oktober 2008 is het resultaat van een herziening van het acquis over consumentenbescherming, gelanceerd door de Europese Commissie in 2004. De bedoeling van dit voorstel is het moderniseren en eenvormig maken van het bestaand reglementair kader op het gebied van de overeenkomsten voor de verkoop van goederen en diensten, gesloten tussen een onderneming en een consument. Er worden 4 richtlijnen in opgenomen, die betrekking hebben op de overeenkomsten (onrechtmatige bedingen in contracten, verkoop en garanties, verkoop op afstand en leurhandel); het huidige voorstel wil alle overeenkomsten dekken, gaande van de aankoop in de winkel tot de aankoop op afstand of buiten de commerciële onderneming. Een raadpleging van de betrokken milieus in verband met dit Europese initiatief is noodzakelijk, gezien de gevolgen ervan in België. Dit kan gebeuren via officiële adviesorganen of langs meer informele weg. Zo werd de Raad voor het Verbruik om advies gevraagd over het voorstel voor een richtlijn van 8 oktober 2008. De deelname van de administratie aan de werkzaamheden van de Raad is primordiaal om de reacties van de betrokken milieus in te winnen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Op het gebied van de financiële diensten heeft de FOD Economie actief bijgedragen tot het creëren van een samenhangend juridisch kader over “betalingsdiensten”. Rechtstreekse aanleiding hiertoe was de totstandkoming van richtlijn 2007/64/EG betreffende betalingsdienste. De Europese wetgever oordeelde dat het van vitaal belang was dat op communautair niveau een modern en samenhangend juridisch kader voor betalingsdiensten tot stand werd gebracht, ongeacht of de diensten verenigbaar zijn met het uit de financiële sector voortgekomen initiatief betreffende het gemeenschappelijke eurobetalingsgebied (Single Euro Payments Area of “SEPA’). Dit juridische kader moet concurrentieneutraal zijn voor alle betalingssystemen, om de betalingsdienstgebruiker voldoende keuzemogelijkheden te laten, en betekent een flinke stap voorwaarts ten opzichte van de huidige nationale systemen wat kosten voor de gebruiker, veiligheid en efficiëntie betreft. Een eerste voorontwerp van wet dat de omzetting van de titels I, III en IV van deze richtlijn beoogt regelt het Belgische kader waarbinnen voornoemde Europese regelen hun toepassing kunnen vinden en maakt het juridisch mogelijk dat een aantal “SEPA conforme-betalingsschema’s (gebaseerd op de overeengekomen schema’s en principes voor SEPA overschrijving, de SEPA domiciliëring en SEPA betaalkaarten) in België naar behoren kunnen functioneren. Deze materie houdt eveneens verband met het consumentenkrediet. Sommige betalingsdiensten die thans vervat zijn in de richtlijn betalingsdiensten kunnen kredietverstrekking op korte termijn inhouden. Bij gebrek aan geharmoniseerde Europese kredietregels op een aantal belangrijke punten, zullen de Belgische regels over kredietverstrekking, die een hoog niveau van consumentenbescherming bieden, van toepassing blijven, niet enkel vandaag maar ook in de toekomst, na omzetting van richtlijn 2008/48/ EEG over kredietovereenkomsten voor consumenten. 3.3.8.3 Een normatief kader uitwerken dat de innovatie en de kenniseconomie stimuleert Reglementaire normen uitwerken door rekening te houden met de impact ervan op de innovatie en de creativiteit van de verschillende economische sectoren
De intellectuele rechten De intellectuele rechten zijn een essentieel instrument voor het promoten van innovatie en het ontwikkelen van de kenniseconomie. Door aan uitvinders en scheppers een tijdelijk monopolie te geven voor het exploiteren van hun scheppingen, is het mogelijk de vruchten van hun uitvinding en creativiteit te beschermen, te vergoeden en te stimuleren.
101
De reglementering van de intellectuele rechten is een belangrijke hefboom voor de innovatie. Ze legt de voorwaarden vast voor de bescherming, de draagwijdte en de beperkingen van de innoverende creaties, en bepaalt ook wie ervan kan genieten. Ze is dus een instrument om het punt van evenwicht te bepalen tussen het monopolie toegekend aan de uitvinders en scheppers en de toegang tot de knowhow, de wetenschappelijke kennis en de cultuur. In 2008 kwamen verschillende initiatieven tot stand om het ondernemersklimaat aantrekkelijker te maken en de kenniseconomie te stimuleren. Op het gebied van uitvindingsoctrooien werden maatregelen getroffen om de kwaliteit van het Belgische octrooisysteem en de toegankelijkheid ervan te verbeteren.
102
Een eerste maatregel is het terugbrengen van de onderzoekstaks van 887 € tot 300 € voor de octrooiaanvragen die vanaf 1 januari 2008 worden ingediend. Mits betaling van deze taks ontvangt de indiener enerzijds een verslag van nieuwheidsonderzoek waarin eventuele anterioriteiten in de stand van de betrokken techniek worden vastgesteld, en anderzijds een advies over de octrooieerbaarheid van de uitvinding (schriftelijke opinie). Deze documenten worden publiek gemaakt op het ogenblik waarop het Belgische octrooi wordt verleend, met de bedoeling derden te informeren. Deze maatregel heeft het aantal Belgische octrooiaanvragen in de loop van 2008 met tien percent doen toenemen. Een andere maatregel om de kwaliteit van het Belgische octrooisysteem te verbeteren is de afschaffing van het “kleine octrooi”, namelijk het octrooi dat verleend werd zonder nieuwheidsverslag en voor een maximale duur van zes jaar. Dit soort octrooi creeerde in feite een juridische onzekerheid, aangezien het werd verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de stand van de techniek, noch advies over de octrooieerbaarheid van de uitvinding. Sinds de onderzoekstaks werd teruggebracht van 887 euro tot 300 euro, was er trouwens nog weinig verschil in kostprijs in vergelijking
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
met het gewone octrooi, zodat ook dat argument niet langer in het voordeel van het behoud van het kleine octrooi kon worden ingeroepen. In mei 2008 keurde de regering een wetsontwerp goed tot goedkeuring van het Protocol van Londen, teneinde de kosten voor de validering van Europese octrooien in België te verlagen. Momenteel is het zo, dat een aanzienlijk deel van de valideringskosten bestaat uit kosten voor de vertaling, in een nationale taal, van de Europese octrooien verleend in het Engels. Na goedkeuring van het Protocol van Londen zal deze vertalingvereiste wegvallen. Het wetsontwerp werd in september 2008 bij het Parlement ingediend. Over auteursrechten lanceerde de regering in 2008 twee grondige overlegrondes met de betrokken milieus, respectievelijk over het collectief beheer van het auteursrecht en de naburige rechten en over de vergoeding voor privékopie. De eerst overlegronde werd georganiseerd in de schoot van de Raad voor de Intellectuele Eigendom, en handelde over een voorontwerp van wet betreffende het statuut en de controle van de vennootschappen voor het beheer van de rechten, waarin een verbetering wordt beoogd van het wettelijke kader dat op deze vennootschappen van toepassing is, en een grotere doorzichtigheid van hun werking, meer bepaald door een harmonisatie van de boekhoudpraktijken en een versterking van de interne en externe controleprocedures. Gezien de enorme bedragen waarover zij het beheer hebben, meer dan 200 miljoen euro per jaar, en gezien hun positie als verplicht partner ten opzichte van zowel rechthebbenden als gebruikers, spelen die vennootschappen een eersterangsrol bij de valorisatie van literaire en artistieke creaties en producties. De tweede overlegronde betreft een bijwerking van de tarieven van de vergoeding voor privékopie, in functie van de technologische evolutie. Dit overleg vindt plaats binnen de adviescommissie van de betrokken milieus, en heeft meer bepaald tot doel te bepalen of geheugenkaarten, usb-sleutels, mp3-spelers, enz. moeten onderworpen worden aan die vergoeding voor privékopie, en zo ja, onder welke voorwaarden, dit om de inkomsten te compenseren die de rechthebbenden verliezen door het privékopiëren van beschermde werken. Beide overlegrondes zouden moeten uitmonden op de goedkeuring van reglementaire maatregelen in 2009.
Nieuwe diensten van de informatiemaatschappij ontwikkelen, zoals die verleend door derde vertrouwenspersonen Het recht betreffende Digitale Economie Bijdragen tot het uitwerken van regelgevingen in het licht van de opkomst van nieuwe economische sectoren, zoals bijvoorbeeld de communicatie- en informatietechnologieën, alsook de digitale economie, vormt voor de FOD Economie een absolute prioriteit. De elektronische handel is, zoals bekend, sterk gegroeid en vereist niet enkel duidelijke en toegankelijke regels voor de on-
103
dernemingen, en vooral voor de kmo’s, maar ook voldoende vertrouwen aan consumentenzijde. Het ontwikkelen van nieuwe diensten van de informatiemaatschappij, bijvoorbeeld de derde vertrouwensdiensten, maakt vernieuwende regelgevingen noodzakelijk, in lijn met de technologische evolutie. Erop toezien dat het publiek goed wordt geïnformeerd is evenzeer belangrijk.
Naar een reglementair kader ter bevordering van veiligheid en vertrouwen: een wet op de “verleners van vertrouwensdiensten”
104
België beschikt sinds juli 2001 over een wetgeving over de elektronische handtekening en de verleners van certificatiediensten, en sinds maart 2003, over een wetgeving over sommige juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij. Uit nader onderzoek blijkt echter, dat deze nieuwe teksten onvoldoende rechtszekerheid kunnen bieden in vergelijking met de “papieren” wereld, toch zeker als er niet snel een gericht antwoord wordt gegeven op vragen en problemen in verband met de elektronische aangetekende brief, de tijdsregistratie en de elektronische archivering van documenten, of in verband met het systeem van tijdelijke blokkering van geldsommen. De markt van deze vertrouwensdiensten is op dit moment in volle uitbreiding, maar gaat gepaard met moeilijkheden en een wisselend kwaliteitsniveau. De afwezigheid van een juridisch kader brengt verscheidene nadelen met zich mee. Om te beginnen zijn er de weinig gewetensvolle verleners van diensten die diensten aanbieden die onvoldoende betrouwbaar zijn op technisch en juridisch vlak. Daarbovenop komt het gebrek aan minimale kwaliteitcriteria, zodat de afnemers van de diensten onmogelijk kunnen nagaan welke dienstverlener het vertrouwen waard is, en welke dienst het meest aan hun noden beantwoordt. Ten slotte riskeren de rechters geconfronteerd te worden met delicate juridische vragen omtrent deze diensten, waarin het gemeen recht tekortschiet. In deze context lijkt het dan ook noodzakelijk om een algemeen juridisch stelsel in te voeren, dat samenhangend is en doorzichtig voor de derde vertrouwenspersonen en de diensten die zij verlenen. Dit stelsel zal de rechtszekerheid versterken, de bescherming van consument en burger garanderen, een eerlijke en gezonde concurrentie verzekeren tussen de partijen. Het zal bovendien een stimulans betekenen voor de innovatie en creatie van nieuwe en duurzame activiteiten en ondernemingen. In 2008 werd de procedure voor de goedkeuring van deze wetgeving opnieuw op gang gebracht met de nieuwe regering.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Observatorium van de Rechten op het Internet Dank zij het efficiënte werk van het wetenschappelijke secretariaat dat begin 2008 werd opgericht, kon het Observatorium van de Rechten op het Internet een advies uitbrengen over de problematiek van het cyberpesten op Internet, vooral onder minderjarigen. Ook werd een groot aantal praktijkfiches opgesteld, evenals een verslag van een honderdtal bladzijden. Deze documenten zijn te raadplegen op de site van het Observatorium: www.internet-observatory.be
3.3.9 Strategische prioriteit “Markttoezicht” Geïntegreerde richtsnoeren: nr 8: “Alle vormen van innovatie faciliteren” Strijd tegen namaak en piraterij nr 9: “De verspreiding en effectieve toepassing van ICT faciliteren en een volledig inclusieve informatiemaarschappij opbouwen” Nr 12: “Ontwikkelen en uitdiepen van de interne markt, met inbegrip van de concurrentie, de consument, het markttoezicht en de regelgeving” Nr 13: “Zorgen voor open en concurrerende markten om het hoofd te bieden aan de mondialisering”
105
o.m. “Give priority to stricter and better enforcement of internal market legislation.” Door versterking van de grensoverschrijdende samenwerking tussen de overheidsdiensten belast met het toezicht op de reglementering (in het kader van de verordening 2006/2004) werd betracht de interne markt verder te realiseren door het wegwerken van obstakels voor de handhaving van consumentenbeschermingwetgeving. 2008 was het tweede jaar dat de verordening van kracht was. Ze legt de lidstaten verplichtingen op tot samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving over consumentenbescherming. Zij schrijft voor dat de lidstaten elkaar bijstaan, zowel via de uitwisseling van informatie, als via de uitvoering van maatregelen die, ondanks de verschillen in bevoegdheden en rechtsstelsels, de handhaving van de wetgeving garanderen.
106
In dat kader werden acties ondernomen in Europees verband, om deze samenwerking te verdiepen en concrete grensoverschrijdende marktverstorende fenomenen t.a.v. consumenten aan te pakken. Via de Algemene Directie Controle en Bemiddeling engageerde de FOD Economie zich in verschillende projecten: Methodologie voor internetonderzoek. In een eerste project werkte de FOD Economie mee rond het in kaart brengen van onderzoekstechnieken naar praktijken op het internet, en werd ook een preventiecampagne uitgewerkt voor de online consument. Misleidende praktijken op de vakantiebestemmingen: vakantieclubs. Via een project geleid door het Verenigd Koninkrijk, werden inlichtingen verzameld over het fenomeen ‘bedrieglijke vakantieclubs’ en werd een campagne opgezet in overleg met de autoriteiten van de betrokken landen. Binnen hetzelfde project werden ook preventiecampagnes gevoerd in verschillende Europese luchthavens, om toeristen te sensibiliseren voor mogelijke valstrikken. Via een gemeenschappelijke sweep werd in 2008 een onderzoek over sms-diensten op touw gezet. De FOD Economie was mee de motor om op Europees vlak te komen tot de ontwikkeling van een goed gestructureerde onderzoeksmethode, een vergelijkbare rapportering en een transparante coördinatie van de verschillende onderzoeken. Uitwisseling van ambtenaren. Omdat een keten maar zo sterk is als de zwakste schakel, werd ingezet op een versterkte dialoog met belangrijke partners . In die zin werden uitwisselingsprojecten ondernomen met de Hongaarse, Nederlandse en Spaanse bevoegde autoriteiten.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
In het kader van de samenwerking over interne marktaangelegenheden die voorzien zijn in het huidige vernieuwde Benelux-verdrag, werd onder impuls van de FOD Economie een werkgroep consumentenbescherming opgericht. In samenwerking met de Nederlandse Consumentenautoriteit en de Luxemburgse Direction de la Réglementation des Marchés et de la Consommation werden modelprojecten ontwikkeld met betrekking tot markttoezicht in het domein van de bescherming van de economische belangen van de consument. De drie autoriteiten voerden in 2008 een eerste gezamenlijke markttoezichtscampagne in de meubel- en keukensector. De Benelux-partners bereikten een akkoord over een stappenplan om voortaan hun jaarplanning in een vroeg stadium te overleggen en hun gemeenschappelijke aandachtsgebieden te identificeren met het oog op gezamenlijke onderzoeken. De FOD Economie onderhoudt een samenwerkingsprotocol met de Franse Direction générale de la Concurrence, de la Consommation et de la Répression des Fraudes. De trend van een toenemend belang van dossiers over veiligheid van (industriële) producten zette zich door in de grensoverschrijdende sfeer met Frankrijk. De gedeelde aandacht voor fraude bij de verkoop van tweedehandswagens opende verschillende samenwerkingsdossiers. De uitwisseling van gegevens stelt de homologe autoriteiten in staat om vervalsingen van kilometerstanden bij in- en uitvoer van tweedehandswagens te kortsluiten. Tevens maakte de FOD Economie in 2008 werk van betere samenwerking met de Zwitserse consumentenautoriteit (SECO). Concrete afspraken voor daadwerkelijk optreden leidden ertoe dat afhandeling van een aantal hangende dossiers kon worden versneld.
o.m. “removal of barriers that unduly hinder competition” De FOD economie werkte intensief mee in de bestaande Europese netwerken in diverse projecten en initiatieven voor het versterken van een uniforme handhaving van de regels over de organisatie van de interne markt (o.m. het Consumer Protection Cooperation (CPC) netwerk), teneinde ervoor te zorgen dat consumenten, waar ook in Europa, een gelijke bescherming van hun rechten bekomen. Zij greep de nieuwe samenwerking aan om er voor te zorgen dat de mogelijke wanpraktijken die consumenten grensoverschrijdend ondervinden en die het fragiele vertrouwen in grensoverschrijdende transacties kan aantasten, op gelijke voet werden aangepakt.
107
Door medewerking in het International Consumer Protection Enforcment Network (ICPEN) wordt ook initiatief genomen om de positie van de consument te versterken in de gemondialiseerde markt, ook buiten de grenzen van de EU. Er werd gefocust op transparantie in de luchtvaartsector, publiciteit voor milieugerelateerde onderwerpen, met bijzonder aandacht voor frauduleuze en misleidende reclame. Er werd ook een brug geslagen voor samenwerking met consumentenautoriteiten in Latijns-Amerika en de actieradius van het netwerk werd verder uitgebreid door ook externe overheidsorganisaties te betrekken bij ICPENactiviteiten. De nadruk bij dit alles gaat naar een versterking van het consumentenvertrouwen en het belang van de consument als marktspeler.
108
Aan de Internet Sweep Day 2008 namen organisaties deel uit 20 ICPEN-landen en 2 niet-ICPEN landen. Er werden opsporingen verricht naar websites die de consumentenrechten schenden. Het thema van de actie was ‘The message: true or false?’. Ook hier werd voornamelijk gefocust op gezondheidsclaims, ecologische claims, praktijken van luchtvaartmaatschappijen, sms-services, websites gericht op jongeren, thuiswerksites en cosmetica-verkoop. In het Committee on Consumer Policy (OESO) werd meegewerkt aan projecten ter verbetering van de processen tot opmaak van regelgeving (uitwering van een tool kit), en de samenwerking bij de handhaving, om de wereldmarkt transparanter en uniformer te maken. Er werden studies opgezet rond de thema’s ‘economie voor consumentenbeleid’, toekomst voor de internet economie, consumentenvoorlichting, productveiligheid. 3.3.9.1 Een transversale benadering op het niveau van de FOD
De samenwerking tussen de controlediensten en de conceptiediensten verder uitbouwen Het markttoezicht veronderstelt eveneens een voortdurende, op wisselwerking gesteunde, concertatie met de bevoegde conceptiediensten in het kader van een transversale benadering. Hierbij is het belangrijk dat de vereiste feedback wordt gegeven aan deze diensten, zodat deze met volledige kennis van de marktomstandigheden het eventueel nemen van reglementaire bepalingen kunnen beoordelen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Een belangrijke tool hierbij is de klachtenbehandeling. Via klachten worden immers vaak bepaalde dysfuncties van de markt aan het licht gebracht.
Een globale jaarplanning van de algemene onderzoeken op het niveau van de FOD opstellen Gelet op de diversiteit en de omvang van bepaalde economische sectoren, moeten in functie van rationaliteitsoverwegingen, aangezien de markt niet exhaustief kan gecontroleerd worden, verantwoorde keuzes gemaakt worden aan de hand van een controlestrategie, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijke methodes en risicoanalyse. Om de toezichtsfunctie optimaal te vervullen hanteert de FOD Economie een controleprogramma en evalueert zij permanent haar eigen controlemethodes. Zijn de controlemethodes uniform, zijn ze opportuun, zijn ze transparant? Doorstaan de gebruikte methodes van risicoanalyse de wetenschappelijke toetsing? Het is in dat kader dat er een werkgroep methodologie functioneert waarbij de controlediensten en de conceptiediensten die instaan voor het ontwerpen van de regelgeving in wisselwerking treden om het markttoezicht uit te oefenen en de regelgeving adequaat af te stemmen op de marktomstandigheden. Aan de hand van een selectieprocedure die gebaseerd is op de meest relevante parameters werken de vermelde diensten een jaarprogramma van algemene onderzoeken uit, ondersteund door een risicoanalyse. Zo werden er in 2008 in totaal 17 algemene onderzoeken opgezet naar onder meer kilometerfraude bij de verkoop van tweedehandse wagens, de verkoop van namaakproducten, de veiligheid van speelgoed, de toegang tot het beroep van immobiliënmakelaar en fietsenhandelaar alsook naar prijsaanduiding in apotheken, oneerlijke handelspraktijken in de meubelhandel en het aanbieden van consumentenkrediet. 3.3.9.2 Zorgen voor een efficiënt geïntegreerd toezicht en doelmatige controle De markttoezichtsfunctie van de FOD Economie bestaat erin te waken over de naleving van de economische reglementering door de spelers op de markt en moet toelaten om een inzicht te verschaffen in de effectiviteit en efficiëntie van de bestaande wetgeving. Dit omvat informatieve, preventieve en repressieve acties. In essentie wordt ernaar gestreefd de goede en performante werking van de markt van goederen en diensten te waarborgen door die reglementaire maatregelen te implementeren die tot doel hebben de performantie, transparantie en innovatie van de markt te verzekeren.
109
De toezichtsfunctie is dan ook sterk beleidsondersteunend.
Een performant klachtenbeheerssysteem uitwerken Het instrument dat hiertoe wordt aangewend is het klachtenmeldpunt, front-office genaamd, waar in 2008 ongeveer 15.000 klachten en vragen om informatie worden verwerkt. Voor de behandeling hiervan wordt het meest gepaste middel gekozen dat kan variëren van een onmiddellijk antwoord aan de klager, een doorverwijzing naar de bemiddelingsdienst voor het verstrekken van advies in burgerlijke zaken of een onderzoek ter plaatse in het aangeklaagde bedrijf. Eveneens is het in het kader van een verantwoord handhavingsbeleid essentieel dat alle nodige maatregelen kunnen worden genomen om in het geval van pertinente overtredingen - dus in het geval van falen van de informatieve en preventieve aanpak - tot een gepaste sanctionering te kunnen komen.
110
Dit veronderstelt een efficiënte toegang tot de bevoegde gerechtelijke instanties. In dit verband beschikt de FOD Economie via de mogelijkheid van de vordering tot staking over een efficiënt middel om de stopzetting van bepaalde oneerlijke praktijken te bekomen. Tevens worden via een nauwe samenwerking met de bevoegde parketten soms markante resultaten geboekt, zoals op het vlak van de controle op de namaak. Het beroep op de rechterlijke overheden is normaliter echter slechts de laatste stap in het ganse proces van toezicht. In 2008 konden bij benadering immers drie vierden van de inbreuken worden afgehandeld via de procedure van de administratieve minnelijke schikking die,in geval van betaling, de strafvordering doet vervallen.
Het markttoezicht heroriënteren De FOD Economie zal zich geheel blijven inzetten voor de promotie van de diensten van de informatiemaatschappij en van de elektronische handel. Weliswaar boekt de elektronische handel constante vooruitgang in België, toch moet het vertrouwen van de ondernemingen en van de consumenten in dit type handel nog verder versterkt worden. Een van de redenen waarom de consument wantrouwig staat tegenover aankopen online is dat hij zijn geld kwijt is in geval van geschil. Artikel 17 van de Richtlijn 2000/31/EG van 8 juni 2000 (richtlijn over elektronische handel) heeft dit willen regelen door de lidstaten aan te moedigen organen op te richten voor buitengerechtelijke geschillenregeling online. De FOD Economie heeft een haalbaarheidsstudie besteld voor de oprichting van een elektronisch platform voor alternatieve geschillenregeling online (het “Online Dispute Resolution” project), en heeft vervolgens een reeks operatoren geraadpleegd zowel in België als in het buitenland. De FOD Economie zal begin 2009 haar houding bepalen ten opzichte van het lanceren van dergelijk instrument en bijgevolg bijdragen tot de omzetting van artikel 27 (over geschillen-beslechting) van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europese Parle-
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
ment en van de Raad van 12/12/2006 over diensten op de interne markt (de “Dienstenrichtlijn” genaamd).
Een performanter systeem uitwerken voor de meer technische controles van de toezichtsdiensten bij de FOD Accreditatie Met de publicatie in augustus 2008 van het nieuwe Europees wetgevingspakket “Goederen”, ook “New Legislative Framework” genoemd, werden het statuut en de rol van de accreditatie verstevigd. Accreditatie wordt nu voorgesteld als “de laatste schakel in de controleketen van de conformiteitbeoordeling van producten en diensten”. In dit opzicht, wordt accreditatie als bewijsmiddel van de technische bekwaamheid van de instellingen die kandidaat zijn voor een notificatie, sterk aanbevolen. België had de Europese initiatieven ondersteund en in het bijzonder het concept van enige nationale accreditatie-instelling en de versterking van de verantwoordelijkheden van de lidstaten bij de oprichting en de supervisie van de accreditatie-instellingen. De werking van de Belgische accreditatie-instelling BELAC beantwoordt al grotendeels aan de nieuwe eisen, en de vereiste maatregelen om de nieuwe ontwikkelingen te integreren zijn in uitvoering. In dit stadium is het primordiaal om de informatie van de economische sectoren en de autoriteiten belast met het toezicht op de markt te versterken met betrekking tot de rol die accreditatie kan - en moet - spelen om de toegang van de producten tot de markten te vergemakkelijken. Dit is in het bijzonder noodzakelijk wanneer het erom gaat de overeenstemming van innoverende producten te bewijzen. Verschillende promotieacties gericht op de industriële sectoren worden gevoerd. Deze acties zijn nog belangrijker omdat volgens de geldende Europese reglementering de geaccrediteerde instellingen voor de verklaring van overeenstemming, samen met de notified bodies (die vanaf nu ook verplicht geaccrediteerd moeten zijn), de enige particuliere partijen zijn die een officiële rol spelen in de uitvoering van deze Europese reglementering. Ten slotte wordt de rol van de normalisatie als ondersteuning van innovatie en van de goede werking van het handelsverkeer regelmatig vermeld, vooral omdat de conformiteitsbeoordeling van een product, dienst of installatie op basis van de (internationale, Europese of nationale) normen gebeurt wanneer er geen gedetailleerde reglementaire technische voorschriften zijn. De FOD Economie wil hier een sleutelrol spelen en rechtstreeks als sectordeskundige in het kader de nieuwe structuur van het Bureau voor Normalisatie NBN optreden. In dit opzicht werd het secretariaat van de dienst accreditatie gevraagd in te staan voor de werking van de Belgische spiegelcommissie belast met het voorbereiden van de adviezen aan CEN en ISO met betrekking tot de normen aangaande conformiteitbeoordeling.
111
112
3.3.9.3 Allerlei praktijken om economische fraude efficiënt bestrijden
De instrumenten om bestrijding van de economische fraude te versterken In het kader van een beleid tot stimulering van allerlei vormen van innovatie is het van zeer groot belang voldoende aandacht te besteden aan die fenomenen zoals namaak en piraterij omdat zij inbreuken betekenen op de intellectuele eigendomsrechten die de rentabilisering van de investeringen inzake onderzoek en vernieuwing en innovatie in de weg staan. Anderzijds vormen ze een oneerlijke concurrentie en zijn ze in strijd met eerlijke handelspraktijken.. In 2007 werd daartoe een nieuwe wetgeving van kracht welke alle intellectuele rechten beschermt en ook in veel strengere straffen voorziet en de handhavingsdiensten betere instrumenten verschaft om er toezicht op uit te oefenen. Het misdrijf van namaak wordt immers bestraft met een gevangenisstraf van 3 maanden tot 3 jaar en/ of een geldboete van 100 tot 100.000 euro (verhoogd met de opdeciemen). De essentiële bedoeling van het optreden van de toezichtsdiensten is de namaakgoederen uit de markt te nemen door er beslag op te leggen en ze te laten vernietigen. Via de wet van 15.5.2207 werd aan de FOD Economie een nieuwe bevoegdheid tot opsporing en vaststelling van inbreuken toegekend (Algemene Directie Controle en Bemiddeling).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Hiertoe werd een taskforce van 14 controleagenten opgericht die optreedt op de interne markt in winkels en op markten, beurzen edm al of niet in samenwerking met de federale politie en de Douane (in- en uitvoer) die reeds eerder bevoegd waren. De taskforce heeft recent een eerste balans opgemaakt van zijn acties in de periode van 1.11.2007 tot 31.12.2008. In totaal werden 184 processen verbaal opgemaakt en werden 145.000 stuks goederen uit de markt genomen met een geraamde handelswaarde van 3.529.942 euro. Naar waarde waren de belangrijkste in beslag genomen goederen: kledij (53 %), handtassen (12 %), juwelen en horloges (10 %), accessoires (9 %), cd en dvd’s (6 %), speelgoed en elektronica (6 %).
3.3.10 Strategische prioriteit “Innovatie” Het innovatieprogramma: ontstaan en filosofie Onder de strategische programma’s van de FOD Economie, past het innovatieprogramma in de as “stimuleren van de markt”. De uitdaging van innovatie kan samengevat worden met het volgende citaat: “De economische globalisering heeft opvallend snel de wereldeconomie veranderd en nieuwe kansen en uitdagingen meegebracht. In dat nieuwe economisch bestel kan Europa niet concurreren tenzij het vindingrijker wordt, sneller reageert op de behoeften en voorkeuren van de consument en meer innoveert”16. Om deze uitdaging aan te nemen heeft Europa zich als doel gesteld om een Europese economie tot stand te brengen die concurrerend en innoverend is, en gebaseerd is op kennisbeheer. Deze aanpak moet binnen Europa zorgen voor duurzame groei, meer werkgelegenheid en een betere sociale samenhang. De strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid was de bevestiging van innovatie als belangrijkste thema van het Europese beleid. Het innovatieprogramma op touw gezet door de FOD Economie is nauw verbonden met de richtsnoeren 7 tot 14 van de strategie van Lissabon. In het kader van de opvolging van de strategie van Lissabon benadrukt het Ahorapport o.a. drie zeer belangrijke elementen: innovatie overschrijdt ruim het kader van O&O en heeft ook betrekking op veel andere domeinen; het innovatiebeleid moet vraaggeoriënteerd zijn; de noodzaak om een innovatievriendelijk bedrijfsklimaat te scheppen. 16 Mededeling van de Commissie van 13 september 2006, getiteld “Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de EU” (COM(2006) 502 definitief.
113
Deze benadering vinden we ook terug in de mededeling van 13 september 2006 van de Commissie die benadrukt dat de EU pas op alle gebieden innovatief kan worden als alle actoren meewerken en als alle vormen van innovatie bevorderd worden. In dit kader vermeldt de mededeling onder meer de goederen- en dienstenmarkt, de consumenten, de beschikbaarheid van het kapitaal, de ontwikkeling van de dienstverlening, de intellectuele eigendom, de reglementering, de normalisatie, de invoering van clusters om de kloof tussen onderneming en universitair onderzoek te verkleinen, de informatienetwerken en de bedrijfondersteunende netwerken, en de overheidsopdrachten. De mededeling legt ook de nadruk op eco-innovatie en het intelligente gebouw “near-zero energy building”. De mededeling leidt tot een roadmap die ondermeer het volgende benadrukt: “Deze mededeling plaatst deze inspanningen in een bredere context en tracht zowel de aanbodzijde als de vraagzijde van innovatie te stimuleren. Daarmee sluit de mededeling aan bij de aanbevelingen van het Aho-rapport”. Deze strategie vormt een antwoord op het gekende fenomeen van de “European paradox” waarbij de omzetting van kennis in groei wordt afgeremd door “knowledge filters” (overmatige administratieve lasten, reglementeringen die de innovatie ontmoedigen, weinig toegankelijke intellectuele eigendom, gebrek aan maturiteit van de vraag, gebrek aan ondernemerschap, …).
114
Ook in de strategie van de OESO met betrekking tot innovatie, in het “High Tech Germany”-plan of in het plan “Innovation Nation” (UK) of ook nog in het “Rapport Levy sur l’Economie de l’immatériel” (Fr) vindt men de overtuiging terug dat het aansturen van innovatie niet alleen betrekking heeft op de producten, de diensten, de processen, de marketing maar ook op de interactie tussen de verschillende economische actoren, met inbegrip van de overheid en de consumenten. Zelfs het meest vernuft onderzoek is pas een troef voor de economie als er een vraag bestaat, wat verwijst naar de goederen- en dienstenmarkt en dus naar de basisopdracht van de FOD Economie: de voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige goederen- en dienstenmarkt. Bij het lezen van het voorafgaande zal niemand zich verbazen dat de FOD Economie zijn aanpak baseert op een ruime definitie van innovatie. Volgende definitie zou bijvoorbeeld passend kunnen zijn: “Innovatie is vandaag een veel ruimer begrip, waarvan onderzoek en technologie slechts één aspect zijn. Innoveren is niet alleen een technologisch meer ontwikkeld product lanceren maar ook een nieuwe dienst creëren, een nieuw handelsconcept ontdekken, een goede reputatie opbouwen, een nieuwe vorm van werkorganisatie vinden, een nieuwe werkketen ontwerpen of een revolutionair design vinden of nog traditionele oplossingen op originele wijze op de wereld van het net toepassen”17. Met andere woorden, de scope van het programma omvat alle activiteiten van de FOD Economie. De consumenten produceren de vraag naar innovatie. De controle waarborgt het vertrouwen dat noodzakelijk is voor de belangstelling van de consumenten voor innoverende producten. Het recht op concurrentie verschaft middelen om de concurrentie 17 Rapport van 16 maart 2006 van de Commissie over Immateriële Economie, p.14
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
te stimuleren daar waar een tekort aan concurrentie een rem voor innovatie betekent. De reglementering biedt innovatie al dan niet de mogelijkheid zich te ontwikkelen. Telecommunicatie en de informatiemaatschappij zijn belangrijke dragers van innovatie. De Kmo’s vormen een sector waar innovatie moet gepromoot worden, o.a. via het ondernemerschap. Energie is ook zeer betrokken bij innovatie (smartmetering, hernieuwbare energieën, energiebesparingen, enz.) De financiële aspecten zijn belangrijk, er is geen innovatie zonder investering, zonder verzekering of zonder toekenning van een boekwaarde aan de producten van de innovatie. De statistiek en de economische documentatie spelen ook een rol voor zover ze bijdragen tot het opzetten van innovatie-indicatoren, het verspreiden van informatie over octrooien, het informeren van de bedrijven over de opportuniteiten en de risico’s verbonden aan innovatie. De louter Belgische innovatie heeft weinig kans om betekenisvol te zijn; dit verwijst naar de internationale positionering. Kortom, innovatie wil zich profileren op de goederen- en dienstenmarkt. Het innovatieprogramma werd dus binnen deze aanpak opgevat om innovatie te bevorderen via zijn bevoegdheden. Zijn inspanningen zijn georganiseerd rond de 3 grote assen van de bevoegdheden van de FOD Economie: “Kennen”, “Omkaderen”, “Stimuleren” en 9 acties.
Het innovatieprogramma in het licht van de richtsnoeren van de Lissabonstrategie Geïntegreerde richtsnoeren: nr. 7 “Verhogen en verbeteren van de investeringen in O&O, in het bijzonder in de particuliere sector” nr. 8 “Alle vormen van innovatie faciliteren” nr. 9 “De verspreiding en effectieve toepassing van ICT faciliteren en een volledig inclusieve informatiemaatschappij opbouwen” nr. 10 “Versterken van de concurrentievoordelen van de industriële basis van Europa” nr. 11 “Aanmoedigen van het duurzame gebruik van hulpbronnen en versterken van de milieubescherming” nr. 12 “Ontwikkelen en uitdiepen van de Interne Markt, met inbegrip van de concurrentie de consument, het markttoezicht en de regelgeving” nr. 13 “Zorgen voor open en concurrerende markten om het hoofd te bieden aan de mondialisering” nr. 14 “Een bedrijfsklimaat met meer mededinging creëren et het privé-initiatief aanmoedigen door een betere reglementering” nr. 15 “Het ondernemerschap bevorderen en het klimaat voor kmo’s verbeteren”
115
Vrij verkeer van goederen De Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement hebben in juli 2008, op basis van een voorstel van de Commissie, een pakket wetgevingsmaatregelen goedgekeurd. Dit pakket is bedoeld om de werking van de interne productenmarkt, voor de respectieve geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde sectoren, te verbeteren en past bovendien in het algemeen proces van “better regulation”. Het pakket omvat: verordening 764/2008 van 09/07/2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG (betreft de niet-geharmoniseerde sector); verordening 765/2008 van 09/07/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (betreft de geharmoniseerde sector maar is ook van toepassing op de accreditatie in de niet-gereglementeerde sector);
116
besluit 768/2008/EG van 09/07/2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/ EEG van de Raad (betreft de geharmoniseerde sector). Deze teksten (waarvoor de onderhandelingen door E6 beheerd werden op basis van de IEC) brengen een aantal hervormingen tot stand met o.a. als resultaat de veralgemening van het principe van wederzijdse erkenning, dat accreditatie de derde reglementaire pijler wordt naast harmonisatie en normalisatie en de verplichting voor de lidstaten om een “contactpunt producten” op te zetten dat werkt volgens het model van de dienst “pronorm.be” beheerd door E6. Wat zal er veranderen? Voor de geharmoniseerde sector (categorieën producten gedekt door harmonisatierichtlijnen genomen zowel op basis van de oude aanpak18, als op basis van de nieuwe aanpak19) is de doelstelling van het ontwerp, dat een herziening van de nieuwe aanpak inhoudt, de volgende: enerzijds, dwingende regels (reglement) aan de lidstaten opleggen in verband met het markttoezicht en de accreditatiesystemen;
18 Richtlijnen van de oude aanpak: die alle technische aspecten waaraan de producten moeten voldoen in detail beschrijven 19 Richtlijnen van de nieuwe aanpak: die de fundamentele voorschriften bepalen en het concept van overeenstemming toepassen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
anderzijds, de regels en procedures uniformiseren die in het bijzonder van toepassing zijn op de (CE-) markering van producten en zich dus tot de economische actoren richten (beslissing). Deze uniformisering dringt zich op doordat de verscheidenheid van concepten, regels en procedures vervat in de technische richtlijnen genaamd “van de nieuwe aanpak” voor verwarring zorgt en een zekere rechtsonzekerheid voor alle actoren op het terrein teweegbrengt. Dit eerste instrumentenpakket impliceert dat in de toekomst: een enig kader de definities en procedures op horizontale basis zal bepalen, om alle huidige verschillen in het Europees afgeleid recht en bijgevolg ook in de nationale omzettingswetgevingen weg te werken; de specifieke richtlijnen per categorieën producten enkel de fundamentele voorschriften zullen bepalen waaraan deze categorieën producten moeten beantwoorden; de accreditatie van de aangemelde instanties wordt een referentiële voorvereiste [komt ruimschoots overeen met het beleid dat in België sinds een klein tiental jaar toegepast wordt (behalve enkele sectorale uitzonderingen)]. Voor de niet-geharmoniseerde sector steunt het goedgekeurde instrument op de principes van de wederzijdse erkenning en van de omkering van de bewijslast (die nu op de economische operator rust); dit zou moeten bijdragen tot het wegnemen van de nationale belemmeringen voor het vrije verkeer van de niet-geharmoniseerde producten omdat de invoerende lidstaat voortaan zal moeten bewijzen dat een product x dat op de markt gebracht wordt in een andere lidstaat (ongeacht zijn oorsprong binnen of buiten de gemeenschap) niet beantwoordt aan de eisen voor zijn nationale handel. Ter herinnering, de niet-geharmoniseerde producten zijn de producten waarvoor er geen communautaire reglementeringen bestaan, bvb. : ladders, steigers, fietsen, verpakkingen, verschillende voedingsmiddelen en industriële tussenproducten. Volgens de ramingen van de Commissie vertegenwoordigen deze producten ongeveer 25 % van het goederenverkeer binnen de Gemeenschap. Bij het uitblijven van een harmonisatie, zijn het nationale technische reglementeringen die soms de productie, de distributie en het dagelijkse gebruik van de producten regelen. Deze nationale regels beperken meestal het intracommunautaire handelsverkeer; dit is in het bijzonder het geval voor de bouwproducten, talrijke voedingsmiddelen (brood en deegwaren), meubels, fietsen, ladders en edelmetalen. Ze brengen bijkomende administratieve kosten mee en leggen zware eisen op met betrekking tot de proeven.
117
Het reglement heeft bijgevolg tot doel om meer afdwingbare en efficiëntere procedures te definiëren om de afzet van producten in andere lidstaten te vergemakkelijken. In 2008 werd de aanzet gegeven tot de herziening van de 20 jaar oude Europese bouwproductenrichtlijn. De grote facelift die aan de Raad van de Europese Unie voorgelegd werd houdt ook de omzetting in van de richtlijn in een verordening; de goedkeuring ervan wordt gehoopt tegen de lente 2009. Uitgangspunten van deze herziening zijn het optimaliseren van het vrije verkeer van bouwproducten binnen Europa, het transparanter maken van de bestaande wetgeving en het verminderen van de lasten voor kmo’s en microbedrijven op het gebied van testen van de materialen. Daarnaast streeft het ontwerp ook naar het vlotter op de markt brengen van innoverende producten en, voor wat de in acht te nemen karakteristieken van de bouwproducten betreft, dient nu ook rekening te worden gehouden met de duurzaamheid ervan.
118
De besprekingen verlopen echter niet zo vlot door de verplichting om vereenvoudigde aanpak en adequate toezichtactiviteit te combineren. Er moet ook rekening gehouden worden met de recente uitspraak van het Europese Gerechtshof (2008) over het gebruik door de overheid van nationale merken in haar reglementeringen en haar rol in de organisatie van die merken. Het gevolg hiervan is dat de activiteiten van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid zullen verschuiven van louter executieve taken naar een doeltreffende marktomkadering door een betere ondersteuning van de vigerende productreglementering, de uitwerking van een degelijk markttoezicht en de uitbouw van een efficiëntere benadering voor wat betreft de globale problematiek van de kwaliteit in de bouwwerken. In een context van toenemende globalisering en gelet op het mondiale karakter van de hedendaagse handel is normalisatie een strategisch instrument geworden. Normen leveren inderdaad een geschikt referentiesysteem voor de valorisatie van goederen en diensten en optimaliseren de relatie tussen de klant en de leverancier. Dit referentiesysteem heeft belangrijke kosten- en tijdsbesparingen als voordeel, vergemakkelijkt de markttoegang en versterkt het concurrentievermogen van de ondernemingen. Aangezien normen de regels van “goed vakmanschap” vaststellen, biedt de verspreiding en aanvaarding van deze kennis de bedrijven de mogelijkheid daarop in te spelen en nieuwe producten of nieuwe technieken te ontwikkelen. De bijdrage van de normalisatie aan het bereiken van de doelstellingen van Lissabon mag bijgevolg niet onderschat worden. Ook de Europese Unie is ervan overtuigd, zoals ondermeer mag blijken uit de mededeling van de Commissie van 11 maart 2008 “Naar een grotere bijdrage van de normalisatie aan innovatie in Europa” en uit de conclusies van de Raad daaromtrent (voor België, oefening gestuurd
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
door E6 met de steun van de IEC). De mededeling identificeert sleutelelementen op basis waarvan de Europese normalisatie zich kan focussen op innovatie, zoals een dynamische normalisatie, de noodzaak om de opkomst van nieuwe markten te begeleiden, het vrijwillige gebruik van normen, de inbreng van nieuwe kennis in de normen, toegang tot normalisatie voor alle belanghebbende partijen, meer bepaald de kmo’s maar ook de consumenten en de vorsers. Niemand twijfelt eraan of het thema van de normalisatie en haar bijdrage tot de sleutelelementen van de strategie van Lissabon op de dagorde van de besprekingen in de komende jaren zal staan en één van de pijlers van het Lissabon na 2010 zal zijn. 3.3.10.1 Een globaal innovatiebeleid dat gebaseerd is op de vraag uitwerken De vraag naar innovatie waargenomen door de FOD via de contacten van zijn verschillende diensten met de stakeholders opsporen en identificeren. De verspreiding van pertinente informatie over innovatie structureren In het kader van de as “Kennen”, bestaat de eerste actie in het organiseren van de ontmoeting en de gedachtewisseling tussen de innovatie-actoren binnen de FOD Economie. Deze actoren vergaderen regelmatig binnen de groep Innovatie en trachten niet om bijkomende middelen voor innovatie te vinden maar wel om een grotere samenhang, een grotere efficiëntie en een grotere innovatiegerichtheid aan de bestaande middelen te geven.
119
Deze middelen zijn ver van onbeduidend. Op financieel vlak was de FOD Economie in 2006, historisch referentiejaar voor het uitwerken van het programma, betrokken bij verschillende innovatieondersteunende mechanismen20 voor meer dan 185 miljoen euro. Deze mechanismen doen een beroep op privéfondsen (militaire compensaties) of op overheidsfondsen, terugvorderbare voorschotten (Airbus), bedragen ten laste van de begroting van de FOD Economie (meer dan 40 miljoen), belastingverlagingen en verlagingen van sociale lasten met betrekking tot de bevoegdheden van de FOD Economie (bv.: energiebesparingen, innovatiepremie). Op het vlak van human resources vertegenwoordigen de diensten van de FOD Economie, met innovatie als Core business21, min of meer 274 FTE waarvan 98,4 van niveau A.
120
De groep innovatie, waarvan de verantwoordelijken van de 8 andere prioritaire acties deel uitmaken, is ook goed geplaatst om de vraag naar innovatie te identificeren en om het programma te sturen waarvan de acties betrekking hebben op het pakket defensie en innovatieprogramma, immateriële patrimonium, intersectie normalisatie intellectuele eigendom, gekruist onderzoek van het innovatieprogramma van de FOD met de OESO- Innovatiestrategie en het UK-plan “Innovation Plan”, sharepoint innovation, brain storming over onderwerpen van colloquia, innovatiebeleid in het kader van de hulpverleningen in verband met de FOD Economie, smart metering, financiële crisis, beleidsnota’s,…
De website van de FOD over de innovatie (met inbegrip van hyperlinks naar andere sectoren) voorzien van informatie De tweede actie van de as “Kennen” is de aanmaak van een venster innovatie op de website van de FOD Economie. Het Belgische innovatielandschap lijkt op een mozaïek waarin men steeds minder weet tot wie men zich moet richten. De site van de FOD Economie, opgebouwd als een mozaïek van hyperlinks, zou de innovators moeten kunnen loodsen in soms onbekende domeinen die rechtstreeks onder de bevoegdheid van de FOD Economie en het innovatieprogramma vallen, maar ook in de domeinen die onder andere openbare instellingen vallen.
De vooruitgang geregistreerd op het gebied van innovatiestructureren De derde actie van de as “Kennen” betreft de innovatiebarometers. Men vertrekt hierbij van de bestaande instrumenten (European Innovation Scoreboard) en de 20 Eenmalige innovatiepremies, octrooicellen, normenantennes, prenormatief onderzoek, belastingvermindering voor energiebesparende investeringen, allerlei onderzoeken op het vlak van energie, economische compensaties, subsidies aan innovatiegerichte organismen, subsidies voor octrooien. 21 Afdeling Duurzame energie en nieuwe technologieën (E2), Afdeling Kernonderzoek (E2); Dienst Intellectuele Eigendom (E3), Dienst Lucht- en Ruimtevaart (E4), Dienst Defensie (E4); Normalisatie en Competitiviteit (E6); Accreditatie (E6); Bouw (E6), Continentaal Plat (E6), Metrologie (E6); Veiligheid (E6), Laboratorium (E6); Controle beheervennootschappen auteursrechten (E7); Nijverheidscompensaties en Boekhoudkundige controles (E7).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
inventarisatie van de innovatie uitgevoerd door de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid en voegt er enkele accenten aan toe in het kader van de instrumenten die onder de bevoegdheid van de FOD Economie vallen (Energie, intellectuele eigendom, telecom en informatiemaatschappij, normalisatie, subsidies en fiscale voordelen met betrekking tot de FOD, accreditatie). Aan de hand van deze barometers kunnen we in staat zijn om in onze bevoegdheidsdomeinen op te treden. Wanneer blijkt dat de activiteit in een bepaald technisch domein plots weer toeneemt op het vlak van normalisatie, zullen we dan ook het nodige kunnen doen om een Belgische “Spiegelcommissie” op te richten zodat deze evolutie aan de Belgische ondernemingen niet ontgaat. En wanneer blijkt dat een titel van intellectuele eigendom geen succes heeft zal men proberen te begrijpen waarom en de gepaste maatregelen te nemen. Op het gebied van de overheidsopdrachten zouden de barometers het mogelijk kunnen maken om te weten in welke mate het programma zijn doelstellingen bereikt. Het is voorzien dat deze barometers op de site van de FOD Economie zullen geplaatst worden, naar het voorbeeld van wat andere federale overheidsdiensten in hun bevoegdheidsdomein al doen (zie bv. armoedebarometers op de site van de POD Sociale Integratie). 3.3.10.2 De markt door aangepaste wetten en reglementeringen stimuleren
Deelnemen aan het aanpassen van de reglementering door het creëren van een gunstig innovatiekader In het kader van de as “Omkaderen”, wil de actie “Technologische neutraliteit” alle maatregelen die een bepaalde technologie voorschrijven, wijzigen. Een reeks besluiten over meetwerktuigen komen in het vizier. De actie zal ook aandacht hebben voor de kwestie van de verwijzing van de normen in de reglementering met betrekking tot de technologische neutraliteit en de “better regulation”-aanpak. Verschillende activiteitsdomeinen zijn bij deze reglementaire evolutie betrokken. Over de metrologie, vermelden we: de gebruiksvergunning die de goede werking valideert van zeer grote installaties van meetwerktuigen of van veelvuldige meetsystemen in de B2B-relatie (bv.: in de energiesector); met datzelfde type vergunning kunnen in het handelsverkeer ook innoverende meetwerktuigen aanvaard worden, zelfs als het onmogelijk of ongelegen is (omwille van het innoverende karakter) om meteen al formele reglementaire metrologische voorwaarden te bepalen. Dankzij de gebruiksvergunning kan dus, in bepaalde gevallen, snel en vlot gereageerd worden op sommige technologische evoluties;
121
de modelgoedkeuring met beperkte strekking biedt ook de mogelijkheid om de innovatie te valoriseren en wordt ook door de reglementering toegestaan. Dit systeem werd meer bepaald gebruikt voor de laser snelheidsmeters. In de geldende reglementering werd tot nog toe de toekenning van modelgoedkeuringen enkel toegelaten voor de radar snelheidsmeters en de roodlichtcamera’s die op basis van lussen werken. In tegenstelling tot de andere technologieën kan de lasertechnologie het effect van bepaalde externe invloeden (weerspiegeling) verdoezelen en het gebruik van de toestellen maximaliseren (draaistand), waarbij verzekerd wordt dat de maximale fouten toegelaten door de bestaande reglementering niet overschreden worden. De modelgoedkeuring met beperkt strekking kondigt dus de reglementaire evolutie aan; het nieuwe besluit betreffende de ademtests past dit principe van technologische neutraliteit al toe, opent hierdoor de markt en heeft geleid tot een verlaging van de ijklonen, die een besparing van ongeveer 90.000 euro per jaar zou moeten voorstellen voor de gebruikers van deze meetwerktuigen (hoofdzakelijk de politie);
122
andere reglementaire projecten staan nog op het getouw, in verschillende stadia gaande van de opstelling tot de formele raadpleging van de bevoegde adviesorganen. In dit opzicht moet in het bijzonder het project vermeld worden tot uitbreiding van de categorieën instrumenten en de meettechnieken die voor het toezicht op het wegverkeer kunnen gebruikt worden (gemiddelde snelheid op een traject, weging van voertuigen in beweging,…). Bij de normalisatie, zal de reglementering rekening moeten houden met het concept van de prestatiecriteria die het voorwerp kunnen uitmaken van normen voor het vastleggen van het conformiteitvermoeden. Het nog uit te werken project zal zich niet beperken tot het waarborgen van de technologische neutraliteit maar zal de markt openstellen voor innoverende producten waarvoor nog geen normen bestaan. Het project zal zich dus toespitsen op: het verbeteren van de juridische veiligheid; het stimuleren van innovatie en niet het afremmen ervan (belang van de prestatiecriteria); het verbeteren van de toegang tot de normen (minstens wanneer de reglementering ernaar verwijst). Tenslotte, betreffende de openbare veiligheid, zal een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het algemene reglement op de springstoffen de automatisering van de risicoanalyse mogelijk maken alsook de toepassing ervan ongeacht de aard van de springstoffen (technologische neutraliteit). Hiertoe werd een software ontwikkeld en worden er simulaties gedaan.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Innoverende producten en diensten opsporen en de invoering ervan bevorderen Op nationaal vlak passen verschillende terugkerende activiteiten van E6 in een globale aanpak van de kwaliteit; deze vormen de hoekstenen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon. Bij de normalisatie: Het prenormatief onderzoek bestaat uit het uitvoeren van de nodige studies om een voldoende wetenschappelijke en technische basis te verkrijgen om functionele normen uit te werken. De actie draagt er bovendien toe bij de bedrijven (hoofdzakelijk de kmo’s) te sensibiliseren voor het normalisatieproces en hen te helpen bij het ontwikkelen van nieuwe producten en processen. Sinds vele jaren wordt dit prenormatief onderzoek betoelaagd door de FOD Economie. Bij de evaluatie van de ingediende projecten voor het verkrijgen van deze toelagen wordt speciale aandacht besteed aan het uitwerken van prestatiegerichte normen evenals aan transsectorale projecten; De kmo’s worden ook gesensibiliseerd voor normalisatie via normenantennes opgericht bij bepaalde Collectieve Onderzoekscentra, sectorale structuren met een groot aantal kmo’s, die sinds 1998 door de FOD Economie gesubsidieerd worden. Eind 2008 waren 20 normen-antennes operationeel in 7 Collectieve Onderzoekscentra. In de toekomst zouden nieuwe antennes moeten ontstaan in nieuwe bijkomende sectoren ; De innovatiepremie werd in 2006 opgestart en beoogt de premie, die de werknemer van de werkgever ontvangt voor een innovatief idee, vrij te stellen van belastingen en sociale lasten. Hoewel veel kmo’s deze premie ontvangen is het globale budget ongelijk verdeeld tussen kmo’s en grote ondernemingen doordat deze, in functie van hun activiteiten en hun structuur, talrijke dossiers kunnen indienen. De maatregel wordt al uitgebreid naar 2010. Bij de toegang tot de markt, is, zoals eerder vermeld, het vrije verkeer van producten één van de factoren om concurrntievermogen van de Europese economie te verbeteren. Het loket productnormen (Pronorm.info.be) werd begin jaren 2000 opgericht om de belanghebbende partijen gestructureerde en gespecialiseerde informatie te verstrekken over de geldende regels voor het op de markt brengen in België van een nieuw product (productie of invoer). De opdracht van dit loket werd uitgebreid om als “enig contactpunt”, zoals bepaald in de verordening 764/2008 van het New Legal Framework waarvan sprake hierboven, te kunnen functioneren. Bij de intellectuele eigendom, werden de octrooicellen opgericht in 2004 om de bedrijven en voornamelijk de kmo’s te informeren en te sensibiliseren. Octrooien,
123
modellen, merken en auteursrechten worden gepromoot. Aangezien veel kmo’s onvoldoende kennis hebben van de mogelijkheden om hun intellectuele eigendom te beschermen en onvoldoende de octrooien als informatiebron voor nieuwe ontwikkelingen beschouwen, vormen de octrooicellen, ook gesubsidieerd door de FOD Economie, het hulpmiddel om hen hierbij te helpen. Eind 2008 zijn 3 octrooicellen in 3 Collectieve Onderzoekscentra operationeel. De mogelijkheid tot uitbreiding en diversifiëring van het netwerk wordt onderzocht.
124
De tweede actie van de as “Omkaderen” betreft de drijfveer per uitstek van de overheid om op de vraag (naar innovatie) in te spelen, voornamelijk de overheidsopdrachten. Een werkgroep werd samengesteld en analyseert de maatregelen die kunnen genomen worden in elk stadium van de procedure voor het gunnen van overheidsopdrachten om innovatie te bevorderen. De groep gaat samen met de collectieve centra werken aan het opstellen van innovatievriendelijke lastenboeken. De groep bestudeert ook de maatregelen die in andere staten genomen worden om innovatie aan te moedigen in het kader van de overheidsopdrachten, zodat wat mogelijk is in Belgisch recht kan omgezet worden. Ten slotte denkt de groep aan het oprichten van een kenniscentrum om de openbare kopers bij te staan bij het aanmoedigen van innovatie (op het model van IWT). Bovendien is, in antwoord op het stimuleringsplan, het idee ontstaan om “compensatiefondsen” voor de innoverende openbare aanbestedingen op te richten; dit zou een langdurig alternatief kunnen zijn voor de tijdelijke maatregel van btw-verlaging in de bouwsector. De erkenning van aannemers is één van de fundamenten van de kwalitatieve selectie voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken. Door deze procedure worden de aannemers geëvalueerd aan de hand van objectieve criteria, over technische bekwaamheid, financiële draagkracht en professionele integriteit. De erkenning wordt verleend voor 5 jaar en versterkt het vertrouwen van de aanbestedende overheid in de technische en financiële bekwaamheid van de ondernemer om werken uit te voeren in de categorie waarvoor ze toegekend werd, zonder bijkomende enquêtes te moeten doen. Bijgevolg moet de aanbestedende overheid geen volledig dossier voorleggen bij iedere aanbesteding in het kader van een overheidsopdracht. Dit betekent voor alle ondernemingen, en voor kmo’s in het bijzonder, een belangrijke verlichting van de administratieve lasten. Deze administratieve vereenvoudiging werd in de voorbije jaren nog versterkt door een aantal bijkomende faciliteiten ten gevolge van de toegang van de overheid tot bepaalde gegevens van verschillende databanken. Het gaat hier over de Kruispuntbank van Ondernemingen (handelsactiviteit en beroepsbekwaamheid), Fedict Digiflow (jaarrekeningen NBB, RSZ, niet-faillissement en inschrijving als btwplichtige), Belgisch Staatsblad online (veranderingen in de statuten) en ten slotte, vanaf 1 januari 2009, Myfin (verplichtingen op het gebied van directe belastingen). Door de onmiddellijke beschikbaarheid van deze gegevens worden de formaliteiten voor de ondernemingen tot het absolute minimum herleid. In de komende jaren kunnen de toepassingen nog uitgebreid worden.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.3.10.3 De FOD positioneren op het gebied van nieuwe technologieën en de kenniseconomie door de intellectuele eigendom te stimuleren en een kwaliteitsbeleid te ontwikkelen
Deelnemen aan het rationaliseren van de procedures en de toegang tot de intellectuele eigendom transparanter maken De eerste actie van de as “Stimuleren” betreft de intellectuele eigendom. Ze baseert zich op de aanbevelingen en de adviezen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (20 december 2008) en bestaat uit een luik “Informatie Octrooien” en een luik “rationalisering”. In beide gevallen wil men verzekeren of ervoor zorgen dat de intellectuele eigendom zo goed mogelijk tot innovatie bijdraagt. In verband met de informatie octrooien, zijn de volgende initiatieven voorzien: een prediagnose van de intellectuele eigendom door de Octrooicellen (bij de collectieve centra) en de PATLIB centra (PATent LIBraries) laten uitvoeren; als de prediagnose gunstig is voor het nemen van een octrooi zou een toegang tot de regionale “voucher”-systemen om de mandatarissen en de taksen voor de octrooien te betalen, met de bevoegde regionale instanties kunnen overwogen worden; een virtueel platform betreffende de octrooilicenties tot stand brengen; een informatiecampagne rond octrooien voeren;
125
een Intellectual Property/Innovation Awaard uitdelen; de sectorale operatoren van de normalisatie gebruiken voor het promoten van de octrooien; een nieuwe presentatie van het gedeelte “Intellectuele Eigendom” van de nieuwe site van de FOD Economie tot stand brengen; ter beschikking stellen van een lijst met de onderwerpen die zouden moeten behandeld worden in de clausules van een licentieovereenkomst; kit van de intellectuele eigendom voor de studenten uitdelen; uitbreiden van het netwerk octrooicellen in de collectieve centra (4 nieuwe kandidaten werden geïdentificeerd); transsectorale licenties stimuleren o.a. tussen de collectieve centra;
126
een premie geven aan de octrooiverantwoordelijke van de ondernemingen; ondersteunen van het beleid op het gebied van intellectuele eigendom van de universiteiten; interactief octrooienadviseur aanstellen. Enkele van deze acties werden opgegeven (bv. interactieve octrooienadviseurs), andere zijn bijna rond (bv. gerenoveerde website) en nog andere moeten nog opgezet worden (bv. prediagnose van de intellectuele eigendom). Het luik rationalisering wil analyseren in welke mate de intellectuele eigendom tot innovatie bijdraagt. Deze analyse staat in nauw verband met de innovatiebarometers. Men denkt aan een grondige analyse van de titels die in België kunnen toegepast worden enerzijds en het gedrag van de Belgen in België en in het buitenland anderzijds. Voor alle rechten van intellectuele eigendom (octrooien, merken, tekeningen en modellen, kwekersrecht) die in België kunnen toegepast worden (nationale, Benelux, communautaire, Europese) zal men zich buigen over het aantal aanvragen, het aantal uitreikingen, de kost en de winst voor de aanvrager en voor de overheid. Dezelfde aanpak zal weerhouden worden op het vlak van het auteursrecht onder het voorbehoud dat, aangezien het auteursrecht verworven is via de creatie zelf, het begrip van aanvraag en uitreiking geen zin heeft in dit domein. Voor al wat voorafgaat, zal een onderscheid worden gemaakt tussen de Belgen en de buitenlanders.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Wat het gedrag van de Belgen in het buitenland betreft, zal op het vlak van de industriële eigendom het aantal octrooiaanvragen, merken, tekeningen en modellen en kwekersrechten ingediend door Belgen, nagegaan worden en zal er een benchmarking-oefening worden gedaan. Bij het auteursrecht wil men de klemtoon leggen op de ontvangsten die de Belgen in het buitenland realiseren, indien mogelijk met benchmarking-elementen. De opportuniteit en de haalbaarheid van deze oefening liggen nog niet helemaal vast. Het is de bedoeling om het systeem zodanig te modelleren dat het de innovatie (zo goed mogelijk) bevordert. De actie intellectuele eigendom zal ook onderzoeken met welke middelen de beste complementariteit tussen intellectuele eigendom en ontplooiing van de informatiemaatschappij kan verzekerd worden. In dit kader zal een bijzondere aandacht besteed worden aan de elektronische persoverzichten, aan de digitale bibliotheken en aan de vereenvoudiging van de heffing van rechten. Het is meer bepaald in deze domeinen dat de modaliteiten van het auteursrecht zullen moeten onderzocht worden ter voorkoming van een impasse of een rechtsonzekerheid die voor niemand en zeker niet voor innovatie, voordelig is.
De FOD positioneren op het vlak van de nieuwe technologieën door alle interventiemogelijkheden vanuit onze competenties te onderzoeken De tweede actie van de as “Stimuleren” wil de aandacht van de verschillende diensten van de FOD vestigen op de gevolgen, voor hen, van het ontstaan van nieuwe technologieën. Zo hebben de nanotechnologieën gevolgen op het vlak van handelsreglementering, consumentenbescherming, veiligheid, verzekering, telecommunicatie-energie, informatiemaatschappij, enz. De actie wil de aandacht van de diensten vestigen op wat hen gaat overkomen in een aantal domeinen zodat ze op deze evoluties kunnen vooruitlopen. Ook hier zijn meerdere werkterreinen betrokken. Betreffende de wetenschappelijke metrologie, ontwikkelt zich een beleid van aanbod gebaseerd op vraag. Het zoeken naar het oneindig klein focust zich op segmenten zoals tijd, temperatuur en maatnauwkeurigheid, en er is een bijzondere interesse voor het kalibratie-aanbod vanwege de researchsector, de lucht- en ruimtevaart en de speerpunttechnologieën. Er zullen ook bijzondere inspanningen geleverd worden om de normalisatie in dit domein te bevorderen. Bovendien zal de oprichting van BELMET, een samenwerkingsstructuur die open staat voor de Belgische onderzoeksinrichtingen die in de ene of de andere hoedanigheid in dit domein van de wetenschappelijke metrologie actief zijn, op termijn
127
de onderzoekscapaciteit van België in dit domein vergroten alsook zijn vertegenwoordiging in de betrokken internationale organen. Dit netwerk zou ons in het bijzonder moeten doen vooruitgaan op het vlak van de ioniserende stralingen. Wat de ondersteuning van innovatie betreft, is het zo dat de ondernemingen de innovatiepremie nu blijkbaar goed kennen. De bewustmakingscampagnes hebben hun vruchten afgeworpen. Deze maatregel wordt beheerd door de FOD Economie maar de budgettaire impact op federaal niveau valt onder de Sociale Zekerheid. Het succes van de maatregel tijdens haar driejarig bestaan heeft geleid tot een aanvraag tot verlenging van de regeling voor 2010.
Oprichting van een netwerk van laboratoria voor Metrologie - BELMET (K.B. van 18/07/2008)
128
In de loop der jaren heeft de FOD Economie en de voorafgaande structuren, voor de Metrologische Dienst nationale referentielaboratoria uitgebouwd waar de eenheden van lengte, massa en afgeleide grootheden daarvan, tussentijd, frequentie, temperatuur, elektriciteit en magnetisme werden uitgevoerd, bewaard en regelmatig vergeleken met de internationale standaarden van het BIPM maar ook met sommige primaire standaarden van andere nationale metrologische diensten. België zal in de toekomst zijn metrologisch potentieel enkel kunnen behouden door het organiseren van een samenwerking tussen deze Metrologische Dienst
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
en de onderzoeksinstituten of de publieke of private laboratoria die hiertoe zullen erkend zijn. Domeinen waar de expertise van onze onderzoeksinstituten en onze laboratoria in het licht zou worden gesteld zijn o.a. akoestiek, ultrageluiden en vibraties, fotometrie en radiometrie (vezeloptiek), ioniserende stralingen (dosimetrie, radioactiviteit en neutronenmetrologie), de hoeveelheid materie (metrologie in organische en anorganische scheidkunde, gas en elektrochemie) en de meting van debieten (vloeistoffen en gas). Het koninklijk besluit van 18 juli 2008 beoogt de fundamentele uitbreiding van het Belgische systeem van wetenschappelijke metrologie en kadert in een ontwikkelingsproces ingesteld door het BIPM zelf. Organismen die niet uitsluitend van de overheid afhangen maar waarvan de kwaliteit en vaardigheid internationaal erkend zijn zouden nu, na meer dan 150 jaar belangstelling, ook moeten betrokken worden bij het vervaardigen, bewaren en reproduceren van de nationale standaarden. Onderzoeksinstituten of publieke of private laboratoria met een infrastructuur waarover de Metrologische Dienst niet beschikt, die een gespecialiseerde expertise ontwikkeld hebben in specifieke en technologisch wel belovende domeinen en die al een uitmuntende reputatie hebben, zullen op basis van dit besluit onder bepaalde voorwaarden kunnen erkend worden als aangewezen instituten of laboratoria die de Belgische staat vertegenwoordigen. In ruil voor deze erkenning zal de Belgische staat de mogelijkheid hebben zijn competenties uit te breiden in primaire meetdomeinen die nu niet ontwikkeld zijn. Het BELMET Netwerk, aldus opgericht onder de verantwoordelijkheid van de minister bevoegd voor Economie en waarin de Metrologische Dienst een essentiële rol zal spelen, zal de vertegenwoordiging van België verbeteren in het kader van de internationale eenmaking en de vervolmaking van het metriek stelsel ontwikkeld onder het beschermheerschap van het BIPM. In het kader van het duurzaam beheer van het Continentaal Plat, worden de gevolgen van de ontginningen van zand en grind op het Continentaal Plat en in de territoriale zee op het mariene milieu opgevolgd door verschillende diensten en instellingen. Om de impact op de vorm en samenstelling van de zeebodem op te volgen heeft E6 investeringen gedaan in onderzoek en wetenschappelijke apparatuur, zodat het beheer van de natuurlijke rijkdommen sneller kan worden aangepast.
129
Audit van de diensten: het immateriële patrimonium en de bijdrage tot de vernieuwing van de diensten van de FOD Economie
130
De derde actie van de as “Stimuleren” betreft de valorisatie van het immateriële patrimonium van de FOD Economie. Dit initiatief is rechtstreeks geïnspireerd op de “Agence Française pour le patrimoine immatériel de l’Etat”. In een eerste fase moet het immateriële patrimonium van de FOD en de manier waarop het gevaloriseerd wordt, geïnventariseerd worden. Dit patrimonium bestaat uit vergunningen waarmee een economische waarde gepaard gaat (taken gedelegeerd aan de privésector tegen bezoldiging, exploitatielicenties in gereglementeerde sectoren, rechten voor CO2-uitstoot), uit commercieel herbruikbare informatie (bv. Statistienen, Kruispuntbank van Ondernemingen), uit technische ontwikkelingen (voornamelijk softwares) of uit betaalde studies voor bedrijven. Logischerwijze zou men op het eind van deze activiteit moeten vaststellen dat de valorisatie van dit patrimonium niet eenvormig is en tot een beleid hiervoor komen. Anderzijds is het principe van de universaliteit van de Rijksbegroting een rem voor de valorisatie van dit patrimonium. De actie “immaterieel patrimonium” zal trachten juridische oplossingen voor te stellen om de diensten van de FOD aan te sporen in de valorisatie van hun patrimonium verder te gaan.
Versterken van de positie van de FOD in de oriëntaties van de normalisatie, de context van de nieuwe technologieën, de innoverende diensten en de handelsakkoorden op internationaal vlak De vierde actie van de as “Stimuleren” betreft de normalisatie. Zoals voor de intellectuele eigendom moet men erop toezien dat deze materie zo goed mogelijk bijdraagt tot innovatie. Men moet de toegang tot de normen voor de kmo’s verbeteren, de normenantennes in de collectieve centra versterken, het aantal spiegelcommissies dat in België actief is verhogen, met de ondersteuning van de ambtenaren van de FOD Economie in sommige commissies die door de particuliere sector in de steek gelaten worden (de FOD Economie heeft nu al het statuut van sectoraal operator), het prenormatief onderzoek meer aanmoedigen en aan technologische bewaking doen via normalisatie.
Besluit Men moet de uitdaging aangaan die door Karien Van Gennip, toen ze Nederlandse Staatssecretaris voor Economie was, met de slagzin van de 3 K’s samengevat werd: “Van kennis, naar kunde, naar kassa”. De FOD Economie is niet veel betrokken bij al wat hulp aan O&O betreft. Maar hij is wel veel meer betrokken bij de overgang van O&O naar de markt. Het is precies op deze hinderpaal dat de strategie van Lissabon geneigd is te stuiten. De acties van het programma Innovatie streven ernaar deze hinderpaal uit de weg te ruimen zodat innovatie haar markt vindt en bijgevolg de investeringen aanlokt die, op hun beurt, innovatie zullen stimuleren.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.3.11 Strategische prioriteit “Extern concurrentievermogen” Het jaar 2008 was een scharnierjaar: in het begin van het jaar stelden de waarnemers een beginnende vertraging in de groei van de economische activiteit vast en, nadat zich de financiële crisis over de hele wereld verspreid had, is de economische crisis nu algemeen. Tegenover dit feit lijken de doelstellingen van de Lissabonstrategie nog moeilijker haalbaar. Innovatie dient de motor van de Europese groei te zijn, maar de lidstaten worden geconfronteerd met enorme uitdagingen. Hoe moet men innoveren als de financiële bronnen opgedroogd zijn? Waar vindt men de middelen om zowel de kwaliteit van het verplichte onderwijs als van de opleidingen, maar ook van de levenslange bijscholingen te verbeteren? Hoe de werknemers weer hoop geven die hun baan verliezen ten gevolge van productiebeperkingen? Hoe hun een inkomen garanderen waarmee ze verder kunnen consumeren? Hoe een dienstenmarkt ontwikkelen als er geen bedrijf meer is dat diensten kan leveren of geen klant meer die ze kan betalen? De crisis is diepgeworteld en het zal veel politieke moed en creativiteit vergen om oplossingen te vinden zowel op korte termijn als voor de toekomst. Geïntegreerde richtsnoeren: nr. 7 “Verhogen en verbeteren van de investeringen in O&O, in het bijzonder in de particuliere sector” nr. 10 “Versterken van de concurrentievoordelen van de industriële basis van Europa” nr. 13 “Zorgen voor open en concurrerende markten om het hoofd te bieden aan de mondialisering” 3.3.11.1 Zorgen voor een efficiënte internationale positionering van de Belgische economie
De evolutie van de wereldhandel en de gevolgen van de mondialisering voor de Belgische economie analyseren Zorgen voor open en concurrerende markten binnen en buiten Europa De Europese Unie heeft weliswaar ingezien welke kansen de mondialisering te bieden heeft, maar niettemin worden de verschillende marktpartijen voor talrijke uitdagingen geplaatst. Voor verschillende analisten blijft de mondialisering voornamelijk een positieve kracht, ondanks de herstructureringen en de inkomensherverdelingen waartoe ze leidt.
131
De optimistische visie over de mondialisering ziet in de wereldwijde economische integratie vooral een kans om een welvarender wereld te creëren. De voordelige effecten van de mondialisering winnen het van de gevaren. Bedrijven die competitief blijven, zullen bedrijven zijn die in staat zijn om productiviteitswinst te boeken. In dit schoolvoorbeeld zouden de consumenten zelfs hun koopkracht kunnen optrekken, aangezien ze over goedkope producten uit de opkomende markten kunnen beschikken. Sommige groepen zien de wereldwijde economische integratie echter als een bedreiging en maken zich zorgen over de gevolgen voor gevoelige thema’s zoals sociale zekerheid en werkgelegenheid. Het groeiende aandeel dat de opkomende landen op de wereldwijde goederen- en dienstenmarkten naar zich toe trekken is een van de oorzaken van delokalisatie van banen naar de markten van opkomende economieën.
132
De intensievere internationale handelsbetrekkingen zijn vandaag niet alleen een realiteit maar ook een uitdaging. De mondialisering opent weliswaar nieuwe en veelbelovende perspectieven, maar de onevenwichtige verhoudingen die er wereldwijd bestaan wat betreft de overheidsfinanciën, de betalingsbalans, de arbeidsmarkt, de energiebevoorrading en de financiële markten vragen om doeltreffende reacties. Op hun recente treffen in Washington toonden de staats- en regeringshoofden van de landen van de G20 zich vastbesloten om volop gestalte te geven aan de doelstellingen van het handelsbeleid. Volgens de aanbevelingen van de Commissie wil de Algemene Directie Economisch Potentieel concreet voorrang geven aan de volgende punten: een selectief onderzoek naar de markten en wettelijke regelingen door de autoriteiten die belast zijn met mededinging en regulering, om de hindernissen voor mededinging en markttoegang op te sporen en weg te werken; terugdringen van steunmaatregelen, die de mededinging verstoren; bevorderen van de openstelling voor de externe markt, ook multilateraal. De markteconomie staat buiten discussie, maar de manier om deze in praktijk om te zetten, moet wettelijk geregeld worden. Het vermogen tot technologische en organisatorische innovatie en, algemeen, alles wat het aanpassingsvermogen van een land versterkt, krijgt meer en meer gewicht. Deze nieuwe fase van de mondialisering is gekenmerkt door de toegenomen mogelijkheden om de productieketen op te delen. Landen specialiseren zich niet enkel volgens productgamma binnen de sectoren, maar ook volgens etappes in de productieketen voor hetzelfde product. Deze nieuwe opdeling schept nieuwe kansen en ook onzekerheid over verworven posities, zowel voor de ontwikkelde landen als voor de opkomende landen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De Belgische economie is een open economie. Ook al zijn er vooral handelsbetrekkingen met de lidstaten van de Europese Unie, toch is ons land ook zeer gevoelig voor alles wat de wereldmarkten beroert, zoals de grondstoffenprijzen of de maatregelen die sommige landen nemen om hun nationale industrie voor te trekken. België moet oog blijven hebben voor de positionering van zijn handel en moet zijn stem laten horen in de vele internationale instanties waar deze thema’s besproken worden. Op dat niveau wil de FOD Economie onder de bevoegdheid van zijn ministers op een actieve, doorgedreven, kritische en vooruitblikkende manier meewerken aan het opstellen van aanbevelingen voor het economische beleid die door de OESO worden geformuleerd en waarvan de realisaties worden geëvalueerd in de verschillende lidstaten. De multilaterale onderhandelingen die in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) gevoerd worden, zijn bepalend voor het handelsbeleid, net zoals de bilaterale onderhandelingen tussen de Europese Unie en haar partners.
De concurrentievoordelen van de Europese industriële basis vergroten In het licht van de economische en financiële crisis waarin de wereldeconomie vastgelopen is, blijkt duidelijk dat de Lissabon-strategie niet alle verwachtingen vervult. Er moeten ook nieuwe krijtlijnen getrokken worden. Om het broodnodige moderne en actieve industriebeleid voort te zetten, moeten de concurrentievoordelen van de industriële basis versterkt worden, onder meer door aantrekkelijke kadervoorwaarden zowel voor de industrie als voor de diensten te helpen scheppen, waarbij men er dient op te letten dat de maatregelen op nationaal, transnationaal en Europees vlak op elkaar afgestemd zijn.
133
Vanuit haar doelstelling om een grondige kennis van de sectoren te verwerven, tracht de Algemene Directie Economisch Potentieel de toegevoegde waarde en de concurrentiefactoren te bepalen in de essentiële industriesectoren die met de uitdagingen van de mondialisering te kampen hebben. De FOD is zich ten volle bewust van het belang van de biotechnologie in haar vele aspecten en heeft dan ook zijn contacten met de verschillende betrokken beroepsfederaties opgedreven. De FOD heeft geholpen bij alle initiatieven die op dit gebied genomen werden, en zal dit ook in de toekomst doen. De FOD Economie steunde de chemiesector in Tianjin (Volksrepubliek China) en wil een Belgische strategie uitwerken voor de ontwikkeling van de chemische en parachemische nijverheid, waaronder biotechnologie. De FOD ging bovendien nauwer overleggen met het beroepsverbond van de biotechnologie, bio.be, om de voorwaarden te bespreken voor de steun aan kleine en middelgrote ondernemingen wat betreft de financiering van innovatie.
134
Met hetzelfde perspectief voor de lange termijn nam de FOD Economie deel aan de prognose binnen de stuurgroep van de OESO “The Bioeconomy to 2030”. Onder “bioeconomie” verstaat men de veranderingen die innovaties op het vlak van biotechnologie voor grote delen van onze economie tot gevolg zullen hebben. Nieuwe producten en diensten die uit deze technologische vernieuwingen voortvloeien, zullen opduiken in de geneeskunde (in het bijzonder farmacogenetica), in de landbouw en voeding evenals in de industrie (via de ontwikkeling van bioraffinaderijen bijvoorbeeld). De FOD Economie beklemtoonde dat men technologieën moet bevorderen die aan hoge duurzaamheidscriteria beantwoorden, waarbij de langetermijnvisie voorrang krijgt. Het eindrapport van de OESO dat in 2009 zal verschijnen, bevat een reeks aanbevelingen voor de autoriteiten van de lidstaten, die ze als basis kunnen gebruiken voor het uitwerken van een beleid dat innovatie en ontwikkeling van nieuwe markten bevordert, het gebruik van duurzame hulpbronnen aanmoedigt en de concurrentievoordelen van de Europese industrie van biowetenschappen versterkt. In juni 2008 lanceerde de EU – Commissie een High Level Group22 met het oog op de identificatie van de toekomstige uitdagingen en trends die de concurrentiepositie van de agro-voedingsindustrie kunnen beïnvloeden, evenals met de bedoeling aanbevelingen te formuleren om deze positie te bestendigen en zo mogelijk te verbeteren. De HLG kwam voorlopig tot 32 aanbevelingen voor een verbetering in enkele belangrijke beleidsdomeinen die een impact hebben op de werking van de sector, voornamelijk landbouw- en leefmilieu, interne markt voor voeding, werking van de voedselketen, onderzoek en innovatie en handel. De FOD Economie, hoewel niet direct betrokken bij de High Level Group, volgde de werkzaamheden van deze Groep van dichtbij in functie van een mogelijke imple22 HIGH LEVEL GROUP COMPETITIVENESS of the AGRO - FOOD INDUSTRY.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
mentatie van de finale aanbevelingen van de Groep ten behoeve van de Belgische agro–voedingsindustrie.
De behandeling van handelsdefensiedossiers systematiseren In het kader van het Strategisch Programma Externe competitiviteit van het departement heeft de Algemene Directie Economisch Potentieel een nota opgesteld die ze ter kennis heeft gebracht van het Directiecomité. De nota bevat bijdragen van andere algemene directies en wil de evolutie van de wereldhandel analyseren en kijken welke veelbelovende markten er zijn waarop de Belgische bedrijven zich kunnen onderscheiden. De analyse moet dienen om de beleidsmensen te informeren en ze moet helpen bij het in kaart brengen van de hindernissen waarmee de Belgische bedrijven worden geconfronteerd bij de bevoorrading of de uitvoer. De activiteiten van de dienst Handelsbeleid kaderen volledig binnen de actielijn “extern concurrentievermogen” van de Lissabon-strategie. In dat opzicht kan verwezen worden naar de mededeling van de Commissie “Global Europe23”, waarin drie thema’s aan bod komen: het multilaterale handelssysteem en meer bepaald de onderhandelingen in het kader van de Doha Development Agenda (DDA) in de schoot van de Wereldhandelsorganisatie (WTO); de bilaterale onderhandelingen met (potentieel) belangrijke economische partners zoals Zuid-Korea, India, ASEAN; vernieuwde markttoegangstrategie. In het kader van de DDA is de dienst verantwoordelijk voor de opvolging van 2 onderhandelingsgroepen: markttoegang voor industriële producten (NaMa) en rules (antidumping, antisubsidie & vrijhandelsovereenkomsten). De dienst heeft dan ook actief de Ministeriële Vergadering van de WTO in juli 2008 voorbereid (modaliteitenonderhandelingen voor NaMa). De onderhandelingen over “rules” worden opgevolgd in de maandelijkse vergadering van de Raadsgroep Handelsvraagstukken, waar de FOD woordvoerder is voor België. De onderhandelingen in de schoot van de WTO zijn afgebroken omdat er geen akkoord bereikt kon worden over de modaliteiten op het gebied van liberalisering van de handel in landbouw- en industrieproducten. In 2008 werden 20 nieuwe antidumping cases geïnitieerd. De dienst Handelspolitiek volgt deze, alsook de al lopende dossiers op en vertegenwoordigt België in het raadgevende Antidumpingcomité. Het is van belang te weten dat om antidumpingrechten in te stellen er drie voorwaarden cumulatief vervuld moeten zijn: 23 Document COM(2007)183 definitief van 18.4.2007
135
1. er moet sprake zijn van dumping (is in principe eenvoudig te achterhalen); 2. er moet schade zijn aan de nationale (Europese) industrie (wat eveneens niet onoverkomelijk is om aan te tonen); 3. er moet een oorzakelijk verband tussen dumping en schade bestaan (wat zeer moeilijk te bewijzen valt). De dienst zal in de toekomst via het netwerk van handelseconomisten hieraan meer aandacht besteden; 4. ten slotte moeten de antidumpingrechten in het voordeel van de communautaire economie zijn (Community interest test). Aangezien de Belgische interne vraag voor 87 % voldaan moet worden door invoer is het logisch dat België voorstander is van het zeer omzichtig hanteren van dit instrument.
136
Aangezien er heel wat stakeholders betrokken zijn heeft de dienst een voorstel tot communicatieplan aan de voorzitter overgemaakt. Dit communicatieplan – dat betrekking heeft op antidumping acties uitgaande van de EU, alsook maatregelen van derde landen en allerhande andere niet tarifaire handelsbelemmeringen - zal pas met het “new internet” uitgevoerd worden. Gelet op het gebrek aan vooruitgang in de WTO, heeft de Commissie voorgesteld onderhandelingen op te starten om te komen tot een vrijhandelsovereenkomst met landen die enerzijds een groot invoerpotentieel hebben en anderzijds belangrijke handelsbelemmeringen opleggen. Naast de lopende onderhandelingen (MERCOSUR, Centraal Amerika, Golf), werd de aandacht gericht op Zuid-Korea, India en de landen van ASEAN. In deze optiek verdedigt de dienst, in overleg met de stakeholders offensieve en defensieve belangen van de Belgische economie. Hierbij dient speciaal gewezen te worden op de problematiek van de preferentiële oorsprongsregels, waar de FOD woordvoerder is in het Comité Douanewetboek – afdeling oorsprong. Eveneens is de discussie in dit comité opgestart over de preferentiële oorsprongsregels in het kader van APS. De voorstellen van de Commissie werden getoetst met de sectoriële loketten en de stakeholders en werden besproken in het kader van de IEC. Het derde luik van het extern concurrentievermogen betreft de vernieuwde markttoegangstrategie, waarbij een partnerschap wordt opgezet tussen de Commissie, de lidstaten en de privésector. In dit verband, en in overeenstemming met het managementplan van de voorzitter en de directeur-generaal, is de dienst het luisterend en coördinerend oor op federaal vlak waar het gaat om de market access working parties (werkgroepen die specifieke markttoegangproblemen in bepaalde derde landen bespreken). Via de sectoriële loketten verzamelt de dienst informatie en stuurt hij deze door naar alle betrokken autoriteiten (FOD Buitenlandse Zaken, gewesten). In dit verband dient men eveneens te vermelden dat de dienst zelf handelspolitieke
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
maatregelen screent en nagaat of deze voor Belgische marktdeelnemers een belemmering vormen. In voorkomend geval wordt via geijkte weg de Commissie en de diplomatieke posten verzocht ten gunste van het bedrijfsleven tussen te komen. We wijzen er ook op dat in het kader van het partnerschap met de kamers voor handel en nijverheid regelmatig audits plaats vinden waardoor de kwaliteit van de afgifte van oorsprongscertificaten gevrijwaard wordt. Specifiek in dit kader is het project digichambers, de digitale afgifte van oorsprongscertificaten, dat in 2009 definitief van start gaat en waaroor België gekatapulteerd wordt tot de top van Europa in dit verband. Ten slotte dient gewezen te worden op de afhandeling van dossiers over economische douanewetgeving, die alhoewel minder zichtbaar eveneens bijdragen tot de versteviging van het concurrentievermogen van Belgische ondernemingen. Rekening houdend met de gewestelijke bevoegdheden op het vlak van uitvoer en afzetonderzoek zal de FOD Economie een systeem van strategisch toezicht op buitenlandse markten uitwerken om te kijken welke markten er aan het opkomen zijn en om deze te analyseren en zo in staat te zijn met kennis van zaken deel te nemen aan bilaterale, gewestelijke of internationale handelsgesprekken. De contacten met de externe leveranciers van economische en commerciële informatie, met de economische groepen en/of hun vertegenwoordigers en met de universiteiten en internationale instellingen worden opgedreven. De FOD Economie zal periodiek gesprekken met de economische organisaties organiseren om de positionering van België op de buitenlandse markten te versterken. Alle betrokken algemene directies zullen meewerken aan deze loketten (of platforms of contactpunten) met de bedoeling een permanente inventaris op te maken van de problemen die de bedrijven bij hun dagelijkse activiteiten ondervinden, zoals doorgegeven door de beroepsfederaties. Op die manier wil de FOD rechtstreeks voeling hebben met de toepassing van een open en doeltreffende reglementering. De FOD zal ook een systeem van transversaal economisch toezicht ontwikkelen in samenwerking met erkende buitenlandse experts. Deze doelstellingen werden recent op Europees niveau bevestigd door Com (2008) 874 Reporting on market access and setting the framework for more effective international regulatory cooperation, die eveneens past in het herstelplan en de versterking van de Lissabon-strategie na 2010. De bedoeling is om de bedrijven van de EU meer afzetmogelijkheden in derde landen te garanderen en het binnenlands en het buitenlands beleid meer in overeenstemming te brengen.
De aantrekkingskracht van ons land voor buitenlandse investeerders valoriseren in overleg met de gewesten De openstelling naar buiten toe op het vlak van handel en investeringen via een toename van zowel de uitvoer als de invoer, ook multilateraal, kan een sterke stimulans vormen voor de groei en de tewerkstelling en kan dus bijdragen tot het
137
slagen van de structurele hervormingen. De Belgische autoriteiten moedigen de ondernemingen aan om te investeren. Zij gaan altijd na of de investeringen duurzaam zijn, ook vanuit ecologisch oogpunt. De competitiviteit van de Belgische bedrijven op de buitenlandse markten en de openstelling van onze economie voor de wereldmarkt moeten meer dan ooit een zorg van de federale overheid zijn. Wat de FOD Economie betreft, vormen de toegang tot buitenlandse markten en het aantrekken van buitenlandse investeringen de belangrijkste pijlers van een competitiviteitsbeleid. Talrijke maatregelen zijn mogelijk, maar het geheel van tarifaire, paratarifaire, technische en fytosanitaire hindernissen vormt een constante zorg. Op het gebied van de buitenlandse investeringen zal de FOD Economie, gezien de economische situatie, de inspanningen van de betrokken gewestelijke instanties aanvullen, meer bepaald via de publicatie van een sociaaleconomische atlas van België, waarin het belang van de economische en industriële sites wordt uiteengezet.
138
Gezien de financiële crisis en de invloed ervan op de industriële bedrijvigheid werd er in 2008 al herhaalde malen van gedachten gewisseld rond de bijdrage van de overheid op dit vlak op het gebied van verzekering (NDD-Nationale Delcrederedienst) en steun (Finexpo). Daarnaast werd ervoor gezorgd dat de verzekeringsmogelijkheden bij exportkredieten door de NDD vergroot werden. Openheid van het investeringsbeleid werd verdedigd binnen de OESO, onder meer op het gebied van de werkzaamheden rond strategische investeringen en nationale veiligheid. Hier werd ook aandacht besteed aan de “staatsfondsen”. 3.3.11.2 De contacten met de federaties, de diplomatieke posten en de andere stakeholders structureren
Een consultatienetwerk van economische operatoren organiseren voor alle kwesties die rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn met het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen op de buitenlandse markten en voor problemen op het gebied van handelsbeleid De economie stimuleren via vereenvoudiging (minder administratieve rompslomp): In het kader van het partnerschap tussen de FOD Economie en de kamers van koophandel, dat in 1999 ondertekend werd, is stelselmatig werk gemaakt van de vereenvoudiging en vergemakkelijking van de oorsprongscertificaten. Wij denken onder meer aan het systeem van vereenvoudigde bewijsvoering, het online aanvragen van certificaten…
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Het project “digichambers” dat in 2009 definitief van start gaat en waardoor België gekatapulteerd wordt naar de top van Europa op het vlak van vereenvoudigde afgifte van oorsprongscertificaten is de kers op de taart in dit proces. Wat betekent dit voor de ondernemingen? Vroeger moesten de ondernemingen een document invullen, bewijsstukken verzamelen, naar de kamer van koophandel rijden en daar hun certificaat laten afstempelen en viseren. Dat kost tijd en geld. Met “digichambers” is dat verleden tijd – tenminste voor de ondernemingen die dat willen. Oorsprongscertificaten kunnen voortaan digitaal afgeleverd worden. Hierdoor besparen de ondernemingen tijd en geld en, tussen haakjes, het is nog goed voor het milieu ook. Er hoeven in principe geen fysieke verplaatsingen meer gemaakt te worden om papier van de ene plaats naar de andere te brengen. De kostenbesparing wordt geraamd op 50 euro per certificaat. Indien alle ondernemingen in dit nieuwe systeem zouden stappen, zouden de ruim 200.000 certificaten digitaal afgeleverd kunnen worden. Dat is een totale besparing van 10 miljoen euro. Daarnaast mag evenmin de toegenomen flexibiliteit niet uit het oog verloren worden. De Algemene Directie Economisch Potentieel zal in de toekomst via bevoorrechte contacten met buitenlandse ambassades de nodige stappen ondernemen opdat deze digitale certificaten niet alleen aanvaard worden, maar dat ze eveneens via e-mail naar de autoriteiten gezonden kunnen worden. Er zou dan immers geen document meer afgedrukt moeten worden. In juni 2008 trad de REACH-verordening in werking, waarbij enerzijds producenten en invoerders vooraf (tot 1 december 2008) bestaande stoffen registreren voor hoeveelheden van één ton of meer om in aanmerking te komen voor een overgangsregeling (kan tot juni 2018 gaan voor hoeveelheden van minder dan 100 ton, op voorwaarde dat de betrokken stoffen niet kankerverwekkend, mutageen of gevaarlijk voor de voortplanting zijn), en waarbij anderzijds vanaf 1 juni andere stoffen vanaf 1 ton worden geregistreerd, als voorafgaande voorwaarde om ze op de markt te mogen brengen.
Structureren en organiseren van zesmaandelijkse sectorale platforms De kennis die verworven werd dankzij investeringen in onderzoek en ontwikkeling, innovatie en scholing vormen een essentiële groeifactor op lange termijn. Maatregelen die investeringen in kennis en een groter innovatievermogen van de economie van de Europese Unie beogen, vormen de kern van de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid. Daarom zijn de nationale en regionale programma’s meer en meer gericht op investeringen op deze gebieden, in overeenstemming met de Lissabon-doelstellingen. Onderzoek en ontwikkeling beïnvloeden de economische groei op verschillende manieren. Ten eerste kunnen ze bijdragen tot de totstandkoming van nieuwe markten of productieprocessen. Ten tweede kunnen ze leiden tot de geleidelijke verbe-
139
tering van bestaande producten en productieprocessen. Ten derde versterken ze de capaciteit van een land om zich technologische vernieuwingen eigen te maken. Om tegen 2010 te kunnen beantwoorden aan de algemene doelstelling van een investeringspeil van 3 % van het bbp, hebben de lidstaten een aangepaste verdeling tussen privé- en overheidsinvesteringen bepaald. Voor België en de FOD Economie zorgt de Algemene Directie Economisch Potentieel voor maatregelen ter bevordering van onderzoek en ontwikkeling, meer bepaald particulier onderzoek en ontwikkeling. In dat opzicht werkte de FOD Economie nauw samen met de POD Wetenschapsbeleid om een gemeenschappelijk luchtvaartplatform uit te werken. Deze structuur zorgt ervoor dat de door de federale overheid geïnvesteerde financiële middelen optimaal ingezet worden, rekening houdend met de nieuwe technologische bijdragen in het Airbus-programma. Dankzij de multisectorale benadering kan men een brede waaier van activiteiten bestrijken, gaande van de infrastructuur in staal of in composietmateriaal tot het besturingssysteem en de daarmee samenhangende programma’s.
140
De in september 2007 aangevatte werkzaamheden van de ‘High Level Group on the Competitiveness of the European Chemical Industry’ (HLG) werden in de loop van 2008 vervolgd en op 19 februari 2009 officieel beëindigd. Een door het Tsjechische voorzitterschap in Usti nad Labem (Tsjechische Republiek) belegde conferentie in samenwerking met het European Chemical Regions Network vervolledigde deze werkzaamheden en zorgde voor een ruimere verspreiding van de resultaten, waarbij de klemtoon werd gelegd op de ontwikkeling van deze sector in de nieuwe lidstaten. De groep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende belanghebbende partijen: de Europese Commissie, de lidstaten (6 grote producenten: Duitsland, België, Spanje, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk, en twee nieuwe lidstaten: de Tsjechische Republiek en Polen), de industrie (waaronder kmo’s, downstream gebruikers, verdelers), universitaire kringen, consumenten, milieubescherming, European Chemical Regions Network, vertegenwoordiger van de werknemers. De eerste ad hoc-groep van de HLG (oktober 2007) nam een aantal aspecten door die onder richtsnoer 7 vallen. Meer werk maken van partnerships tussen overheid en privé, vooral voor het ontwikkelen van clusters, onderzoeksactiviteiten in het kader van het 7e kaderprogramma alsook het initiatief SusChem24, ontwikkelen van het Europese netwerk voor vervoer door middel van leidingen van olefines, dat alles zijn aanbevelingen van de HLG, zowel naar aanleiding van de werkzaamheden van deze eerste werkgroep als na die over energie, grondstoffen en logistiek (januari en februari 2008). 24 European Technology Platform for Sustainable Chemistry: Zie http://www.suschem.org/
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Technologieclusters uitbreiden, opleiding aanpassen aan de grote behoefte aan hoogopgeleide wetenschappers van de Europese chemienijverheid, informatie en belangstelling voor wetenschappelijk onderzoek op jonge leeftijd versterken, het imago van de sector verbeteren als leverancier van oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen (veroudering van de bevolking, klimaat …), het nog steeds grote tekort aan kennis over chemische stoffen reduceren, vervangingsproducten ontwikkelen, scheikundig onderzoek opnemen in de waardeketen in samenwerking met de industriële gebruikers. Dat alles zijn conclusies en aanbevelingen van de eerste ad hoc-groep van de HLG25. Wetende dat België een van de meest invloedrijke leden van de chemische poot van de Europese Unie is, dient men bijzonder goed toe te zien op de bescherming van de intellectuele eigendom in de hele chemiesector. Om zijn bedrijven competitief te houden, moet België, zowel op het niveau van de federale overheid als van de gewesten, een beleid bepalen voor het vervoer van producten die voor de chemische nijverheid nodig zijn, zodat de ontwikkelingspolen op duurzame wijze met de basisproducten bevoorraad kunnen worden.
Het duurzame gebruik van hulpbronnen aanmoedigen Om op lange termijn succes te kunnen boeken, moet de EU een aantal uitdagingen aangaan in verband met hulpbronnen en milieu die, als er geen rekening mee gehouden wordt, in de toekomst haar groei zullen afremmen. 25 Voor meer informatie over de werkzaamheden van de HLG en diens werkgroepen, zie de site van het DG Ondernemen van de Europese Commissie (uitsluitend in het Engels): http://ec.europa.eu/ enterprise/chemicals/hlg/meetings_en.htm
141
Het recente verloop van de aardolieprijzen en de onzekere vooruitzichten over hun verdere evolutie toonden opnieuw aan hoe belangrijk energie-efficiëntie wel is, zowel bij de productie als bij de consumptie. Een beleid van energie-efficiëntie is belangrijk om de kwetsbaarheid van de Europese Unie voor schommelingen van de aardolieprijzen te beperken. Als men deze uitdagingen niet onmiddellijk aangaat, zullen ze tot bijkomende economische kosten leiden. Dat houdt onder meer maatregelen in die bijvoorbeeld aanzetten tot een rationeler gebruik van hulpbronnen. De maatregelen die op dit vlak genomen worden, zullen ook van belang zijn om het probleem van de klimaatverandering aan te pakken.
142
Het belang van de groene economie voor de economische groei kan moeilijk onderschat worden, zeker in de huidige crisisperiode. De sector van de groene economie is zowat de enige sector in België die de huidige economische crisis kan weerstaan. De orderboeken van sommige ondernemingen zijn volgeboekt en bijkomende bestellingen moeten soms op de lange baan geschoven worden. Het is zonder meer duidelijk dat vele ondernemingen die actief zijn in de groene economie kunnen bijdragen tot economische groei daar waar andere sectoren achteruitgaan en meegezogen worden door de economische crisis. Er werd een lijst opgesteld van bedrijven in België die actief zijn in de productie van technologie in verband met hernieuwbare energie. Deze lijst stemt volledig overeen met het idee van de Commissie, maar de FOD Economie is ervan overtuigd dat ze aangepast moet worden aan de evolutie in deze sector, via permanent overleg. In deze sector zal meer dan ooit bijzondere aandacht besteed worden aan de samenstelling van een scorebord waarop tewerkstelling, productie, onderzoek en ontwikkeling en ook het energievraagstuk samengebracht worden. De Algemene Directie Economisch Potentieel heeft geprobeerd na te gaan welke producten uit de sectoren mechanica en elektronica nog in België geproduceerd worden en welke Europese wetgeving op het gebied van energie-efficiëntie en groene energie hierop van toepassing is. In zijn steunbeleid voor de luchtvaart zal de FOD Economie onder de bedrijven die motoren voor de nieuwe vliegtuigen leveren voorrang geven aan bedrijven die motoren ontwikkelen die minder energie verslinden of die gebruik maken van nieuwe niet-fossiele energiebronnen.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4. Andere horizontale activiteiten van de FOD
4.1 Informatie en communicatie Geïntegreerd richtsnoer nr 15 “ Het ondernemerschap bevorderen en het klimaat voor kmo’s verbeteren”
Het Contact Center Het Contact Center heeft tot doel om aan uw informatiebehoeften te voldoen en zo uw contacten met de overheid te vergemakkelijken. Ze behandelen aanvragen van onze twee grootste doelgroepen: consumenten en bedrijven. U kunt er terecht voor vragen met betrekking tot volgende thema’s: de liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt; de gespreide betalingen van stookolie-problematiek; energiebesparende investeringen in woningen; het wettelijk in orde brengen van huishoudelijke elektrische installaties; consumentenbescherming en alternatieve geschillenregeling ; de Kruispuntbank van Ondernemingen; procedures voor starters de veiligheid van producten (bijvoorbeeld: zonnebanken) de lokale marktplatforms de verzekeringen (vanaf 16 maart 2009)
143
In 2008 werden er 55 808 vragen geregistreerd met betrekking tot bovenstaande thema’s. Dit is een stijging 43 % in vergelijking met 2007. Er kwamen 47 524 vragen binnen via telefoon, 8284 per mail (en enkele faxen). De top 10 van 2008 zag er als volgt uit: Thema
Aantal vragen
In %
Sociale maatregelen (korting op de energiefactuur)
15344
30,7
Energie/vrije markt (vooral klachten)
8477
16,9
Algemene vragen KBO
3690
7,4
Varia
2477
4,9
KBO (gegevens opzoeken)
1951
3,9
KBO attesten
1253
2,5
Ondernemingsloketten
1181
2,3
Energiebesparende maatregelen
1176
2,3
Slechte voorlichting van de consument
1086
2,1
Algemene statistieken
144
Totaal
1025
2,0
55 808
100
Momenteel behandelt het Contact Center de informatieaanvragen rond drie grote thema’s die een stijgend succes kennen. 1° De ondernemingen (24 % van het totale aantal aanvragen, 13.609 vragen) In die groep hadden het merendeel van de vragen betrekking op de starters, de ondernemingsloketten en de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Over de KBO is er een duidelijke toename vanaf oktober. Die stijging wordt vooral verklaard door de invoering bij de FOD Economie van een nieuwe toepassing (KBO-Wi), waardoor de ondernemingen hun persoonlijke gegevens kunnen controleren via de KBO. 2° De consumenten (8 %, 4.483 vragen) Het gaat voornamelijk om vragen over de procedure om een klacht in te dienen tegen een oneerlijke handelspraktijk en over de waarborgproblematiek, ten slotte zijn vragen om informatie van meer algemene aard. 3° De energie (58 %, 32.601 vragen) Het grote aantal vragen over energie is gedeeltelijk het gevolg van de invoering in september 2008 van de forfaitaire verminderingen voor gas en elektriciteit (en voor huisbrandolie sinds 1 januari 2009). Deze verminderingen kunnen op veel belangstelling van de bevolking rekenen. In 2007 stelden 17.361 personen een vraag aan het Contact Center die verband hield met energie, terwijl er in 2008 voor ditzelfde onderwerp 32.601 vragen werden geregistreerd (+87,8 %). * Andere bevoegdheden (10 %): het betreft hier in de eerste plaats vragen om statistische gegevens.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Ieder jaar worden er nieuwe thema’s toegevoegd. Zo beantwoorden de ambtenaren van het Contact Center sinds 2008 ook vragen over de nieuwe reglementering voor de zonnebanken, de thematiek van de centrale examencommissies en de forfaitaire vermindering voor verwarming met gas of elektriciteit.
Drukwerk Om consument en bedrijven op de hoogte te houden van nieuwe wetgevingen en de activiteiten van de FOD Economie, worden regelmatig brochures aangemaakt. Deze brochures worden aangemaakt en gedrukt in onze eigen centrale drukkerij. De drukkerij van de FOD Economie telde in 2008 311 bestellingen van nieuwe titels. Omgerekend naar A4 betekent dat een totale oplage van 16 986 pagina’s. 261 bestellingen hiervan waren bestemd voor externe doeleinden. Ook de FOD Economie hecht zeer veel belang aan duurzame ontwikkeling. Zo kunt u in onderstaande tabel vaststellen dat ons drukwerk drastisch verminderd werd. Wij trachten het aantal oplages te verminderen en zoveel mogelijk elektronisch te verspreiden via het internet of externe mailings.
145
Evolutie per drukprocédé Drukprocédé
2006
2007
2008
Offset A3+
9.836.062
6.573.185
4.840.444
Digitaal zwart A4
4.410.914
5.041.027
2.696.725
332.640
383.681
467.960
Digitaal kleur A3+
12000000 10000000 8000000
Offset
6000000
Digitaal zwart
4000000
Digitaal kleur
2000000 0 2006
2007
2008
Al de brochures die door de FOD Economie verspreid worden, worden ter beschikking gesteld via de infoshop die gevestigd is te Brussel en via de beurzen waar onze FOD vertegenwoordigd is (Batibouw, Agriflanders, SIEP,…). Alle brochures zijn ook elektronisch beschikbaar op http://economie.fgov.be
146
4.2 Duurzame ontwikkeling Geïntegreerd richtsnoer nr 11 “Aanmoedigen van het duurzame gebruik van hulpbronnen en versterken van de milieubescherming” Aan de lidstaten werd gevraagd prioriteit te geven aan energie-efficiëntie en warmtekrachtkoppeling, de ontwikkeling van duurzame, en in het bijzonder hernieuwbare, energiebronnen, en de snelle verspreiding van milieuvriendelijke en eco-efficiënte technologieën. Om de ontwikkeling van middelen te bevorderen voor het internaliseren van externe milieukosten alsook de ontkoppeling van de economische groei ten opzichte van milieuverontreiniging, is de Algemene Directie Economisch Potentieel actief in de groep ecolabel. Oorspronkelijk was het de bedoeling om de Europese consumenten te helpen kiezen voor kwaliteitsvolle en milieuvriendelijke producten, maar men heeft moeten vaststellen dat er relatief weinig producten op de markt zijn, hoewel ze in aantal toenemen. Voor België alleen zijn er slechts 6 producenten die houder zijn van een certificaat voor gelabelde producten, terwijl er van consumentenzijde duidelijk belangstelling is voor dit soort producten. De Commissie heeft dan ook een nieuw voorstel ingediend om de procedures te vereenvoudigen en te verlichten, met de bedoeling de ontwikkeling, de productie, de verkoop en het gebruik van producten aan te moedigen die tijdens hun hele levenscyclus minder
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
schadelijk voor het milieu zijn. Afgezien van de vereenvoudigingen op het vlak van procedures en bijdragen wordt het toepassingsgebied van de regeling door het momenteel besproken ontwerp aanzienlijk uitgebreid, want het maakt geen onderscheid meer tussen verschillende producten (voordien waren voedingsproducten en geneesmiddelen uitgesloten). De goedkeuring van het ontwerp zal de vragende bedrijven en meer bepaald de kmo’s het leven zeker gemakkelijker maken. De cel duurzame ontwikkeling werkt mee aan de bevordering van duurzame productie- en consumptiewijzen. In 2008 werd veel aandacht besteed aan de laatste uitvoeringen van het 2de Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling m.b.t. tot de diverse werkgroepen. Zo werd er actief meegewerkt aan de uitvoering van het MVO Plan waar er gekeken werd naar de mogelijkheden op het gebied van MVI (maatschappelijk verantwoord investeren), naar de mogelijkheden rond duurzaamheidsverslaggeving etcetera. Er werd echter niet tot een beslissing gekomen. Daarnaast werd er in het kader van duurzame ontwikkeling meegewerkt aan de opstelling van een actieplan over duurzame consumptie- en productiepatronen waarbij zowel het aspect energie-efficiency, het vermijden van afval als het minder gebruiken van grondstoffen aan bod kwam. Hierbij werd rekening gehouden met de besprekingen over het Europees Actieplan in dit kader. Dit federale actieplan is echter nog niet goedgekeurd. Een actieplan over duurzame overheidsopdrachten kende hetzelfde verloop waarbij op federaal niveau getracht wordt duurzame aankopen te bevorderen. Deze werkgroep heeft nu zijn voorstel klaar liggen.
147
Lijst van afkortingen
148
ADCB
Algemene Directie Controle en Bemiddeling
ADSEI
Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
ASEAN
Association of Southeast Asian Nations
bbp
bruto binnenlands product
BELAC
Belgisch accreditatiesysteem
BELNET
Telematicatnetwerk voor Belgisch Onderzoek
BELMET
Netwerk van metrologishe laboratoria
Benelux
België, Nederland en Luxemburg
BIPT
Belgische Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie
BIPM
Bureau international des Poids et Mesures
bnp
bruto nationaal product
BS
Belgisch staatsblad
btw
belasting op de toegevoegde waarde
CCS
Carbon Capture and Storage
CPC
Consumer Protection Cooperation
CREG
Commissie voor de Regelgeving van Elektriciteit en Gas
DDA
Doha Development Agenda
EC
Europese Commissie
ECHA
Europese Agentschap voor chemische stoffen
ECN
Europees netwerk van mededingingsautoriteiten
EIB
European Investment Bank
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
eID
elektronische identiteitskaart
ENOVER
Energie Overleg staat-gewesten
EOB
Europees Octrooibureau
EOP
Europese ondernemingsprijzen
EU
Europese Unie
HLG
High Level Group
EUBAN
Euregional Business Angels Network
IAS
International Accounting System
ICPEM
Intern Consumer Protection Enforcement Network
ICT
Informatie- en communicatietechnologie
IEA
International Energy Agency
IEC
Interministeriële Economische Commissie
IFRS
International Financial Reporting Standards
IMI
Internal Market Information System
IWT
Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen
KB
koninklijk besluit
KBO
Kruispuntbank van Ondernemingen
kmo
Kleine en middelgrote ondernemingen
MW
Mega Watt
NACE
Nomenclatuur van de economische activiteiten
NAVO
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
NBN
Bureau voor Normalisatie
149
150
NDD
Nationale Delcrederedient
O&O
Onderzoek en Ontwikkeling
OESO
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OPEC
Organization of the Petroleum Exporting Countries
PATLIB
Patent Libraries
PRODCOM
Industriële productie-enquête
PV
Permanente Vertegenwoordiging
R&D
Research and Development
REACH
Registratie, Evaluatie, en Autorisatie van Chemische stoffen
RSZ
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
SBA
Small Business Act
SCK
Studiecentrum voor Kernenergie
SEPA
Single Euro Payments Area
SET plan
Strategische Energie technologieplan
SGS
Security of Gas Supply
SPOC
Single Point Of Contact
TSO
Transmission System Operator
ULB
Université Libre de Bruxelles
VoIP
Voice over Internet protocol
WTO
World Trade Organization (Wereldhandelsorganisatie)
Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be