Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
6
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Het concurrentievermogen van Nederland Meerkeuzevragen
6.1
In de Nederlandse uitvoer zien we een aantal ontwikkelingen. Een punt van zorg is het groeiende aandeel in de export van de a wederuitvoer. b uitvoer naar Azië. c binnenslands geproduceerde uitvoer. d hightechuitvoer.
6.2
De Nederlandse betalingsbalans kenmerkt zich door a zowel een overschot op de lopende als op de financiële rekening. b een overschot op de lopende rekening en een tekort op de financiële rekening. c zowel een tekort op de lopende als op de financiële rekening. d een tekort op de lopende rekening en een overschot op de financiële rekening.
6.3
De op a b c d
Nederlandse goederenexport kenmerkt zich door een sterke gerichtheid de Noord-Amerikaanse regio. kennisintensieve producten. machines en vervoermateriaal. markten die weinig of geen afzetgroei vertonen.
6.4
In het Nederlandse goederenexportpakket zijn in vergelijking met de rest van de wereld oververtegenwoordigd a kennisintensieve producten. b chemische producten. c machines en vervoermateriaal. d producten in de groeifase van de productlevenscyclus.
6.5
In het Nederlandse goederenexportpakket zijn in vergelijking met de rest van de wereld ondervertegenwoordigd a voedings- en genotmiddelen. b chemische producten. c machines en vervoermateriaal. d producten in de verzadigingsfase van de productlevenscyclus.
Opgaven hoofdstuk 6 | 1
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
6.6
De a b c d
6.7
Welke van de volgende alternatieven is onjuist? Door export vanuit Nederland naar India te vervangen door productie in India kan een Nederlandse onderneming a handelsbelemmeringen omzeilen. b de productie per werknemer verhogen. c de transportkosten verlagen. d het wisselkoersrisico verminderen.
6.8
Het groei- of concurrentievermogen van een land is de mate waarin het in staat is a de export te laten groeien. b de productie te laten groeien. c duurzame economische groei en werk te scheppen. d een overschot op de lopende rekening te realiseren.
6.9
Het groei- of concurrentievermogen wordt op lange termijn bepaald door twee factoren, te weten de groei van: a de inzet van arbeid en de arbeidsproductiviteitsgroei. b het BBP en de groei van de werkgelegenheid. c de kapitaalgoederenvoorraad en de groei van de arbeidsproductiviteit. d de export en de groei van de import.
6.10
Nederlandse export/importratio is in 2010 groter dan 1 voor de regio Europa. Afrika. Amerika. Azië.
De grootste bedreiging voor het groei- of concurrentievermogen van de Nederlandse economie ligt op het terrein van: a het menselijk kapitaal b de infrastructuur c de macro-economische condities d de innovatie
Opgaven 6.11
In de volgende tabel vind je enkele gegevens over de Nederlandse uitvoer.
Relevante wereldhandel Uitvoer
2012
2013
-1 ¾ -1 ¾
4½ 3¾
Concurrentenprijs 3½ Prijs binnenslands 1½ geproduceerde uitvoer Bron: CPB, Centraal Economisch Plan 2012.
-¼ ¼
Opgaven hoofdstuk 6 | 2
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
a
Wat gebeurt er met het marktaandeel van Nederlandse exporteurs in 2012 en 2013?
b
Wat gebeurt er met de concurrentiepositie van Nederlandse exporteurs in 2012 en 2013?
6.12 a
b
6.13
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Waardoor wordt het groeivermogen van de Nederlandse economie bepaald? Wat vindt u belangrijker om het groeipotentieel te verhogen: een verhoging van de arbeidsmarktparticipatie of een verhoging van de arbeidsproductiviteit? In 2004 heeft het ministerie van Economische Zaken (EZ) een onderzoek gedaan naar de toekomstige rol van de Nederlandse industrie en de haar toeleverende diensten (zoals financiële en ICT-diensten). EZ heeft ondernemers gevraagd naar een realistisch perspectief voor de sectoren waarin zij actief zijn: • Waar sta je over tien jaar? • Welke activiteiten zijn dan in Nederland en welke niet? • Waarin onderscheidt Nederland zich? Uit de beantwoording van deze vragen kwam een aantal gemeenschappelijke hoofdlijnen naar voren over de toekomstige rol van Nederlandse bedrijven in de waardeketen. Deze hoofdlijnen zijn in de volgende figuur schematisch weergegeven. De rol van Nederlandse bedrijven in de waardeketen
Rondom de waardeketen in de figuur staan de posities die voor in Nederland opererende bedrijven haalbaar lijken. Volgens ondernemers hebben Nederlandse bedrijven vooral kansen om de regie te voeren in de waardeketen van nichesectoren (zie de bovenkant van de figuur). Hiervan
Opgaven hoofdstuk 6 | 3
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
zien we nu al veel voorbeelden in de praktijk (zoals de traditionele bloemen- en watersectoren, maar ook machines voor de voedingsmiddelenindustrie, medische systemen, wetenschappelijke uitgaven en verzekeringen). Daarnaast blijft het volgens ondernemers belangrijk Nederland te positioneren als toegangspoort tot of draaischijf binnen Europa. Veel van de bedrijvigheid is daarop nu ook al gebaseerd. Ondernemers verwachten dat de grote aandacht voor het middensegment van de waardeketen (productontwikkeling en productie) in de toekomst zal verschuiven naar de voorkant van de waardeketen (service, kennis van klanten en klantwensen) en naar de achterkant van de waardeketen (kennisontwikkeling en design). Hieruit volgt dat creatieve en kennisintensieve activiteiten een grotere rol moeten gaan spelen in de Nederlandse industrie en diensten. Bron: Ministerie van Economische Zaken, SWOT-analyse voor de Industriebrief, juni 2004 a
Nederlandse ondernemers zien kansen voor Nederlandse bedrijven in de regie van de waardeketen van nichesectoren. Waarom specifiek nichesectoren?
b
Volgens ondernemers is een belangrijke trend dat de aandacht in de waardeketen verschuift van het middensegment naar de voor- en achterkant van de keten. Zijn Nederlandse bedrijven hierop goed voorbereid?
c
Zal volgens de figuur de toekomstige concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven vooral afhangen van het succes van loonmatiging of van het succes van productiviteitsverhoging?
Opgaven hoofdstuk 6 | 4
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
Vraagstukken V6.1
Gegeven is de volgende tabel over de volume- en prijsontwikkeling van de Nederlandse goederenuitvoer (exclusief energie) over de jaren 2011–2015:
a
Welke ontwikkeling treedt op in het marktaandeel van Nederlandse exporteurs op de voor hen relevante markten in de periode 2012 en 2013? De totale goederenuitvoer van Nederland bestaat uit binnenslands geproduceerde uitvoer en wederuitvoer.
V6.2
b
Vergelijk de groeicijfers van de binnenslands geproduceerde uitvoer en de wederuitvoer met elkaar. Wat valt op en hoe beoordeelt u deze ontwikkeling voor de Nederlandse economie?
c
Welke ontwikkeling treedt op in de prijsconcurrentiepositie van Nederlandse exporteurs die hun goederen in Nederland produceren? Is er sprake van een zorgelijke ontwikkeling, of niet?
d
Welke invloed heeft de koers van de euro ten opzichte van concurrenten op de prijsontwikkeling van de Nederlandse export? Amerikaanse bedrijven investeren veel in Nederland. Van de totale Amerikaanse investeringen in Europa komt, exclusief holdingsmaatschappijen, zo’n 12% in Nederland terecht. Inclusief holdingmaatschappijen is dat aandeel maar liefst 24%. De Amerikaanse Opgaven hoofdstuk 6 | 5
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
kamer van koophandel in Nederland publiceert jaarlijks een rapport met aandachtspunten voor het Nederlandse investeringsklimaat: De prioriteitspunten Stimulering van arbeidsflexibiliteit door een hogere inzetbaarheid in Nederland: • Voorkom langdurige werkloosheid door het zoeken naar een baan te belonen. • Pak de demografische veroudering en de stijgende afhankelijkheidsratio aan. • Stimuleer vaardigheden voor de toekomst. Stimulering van innovatie in Nederland: • Investeer meer in onderwijs, talent en vaardigheden. • Zorg ervoor dat de omstandigheden voor bedrijven innovatie stimuleren - minder administratieve lasten en voldoende fiscale - en andere prikkels voor kleine innovatieve bedrijven. Fiscale maatregelen: • Behoud en verbeter de innovatiebox. • Zorg voor stabiliteit, consistentie, voorspelbaarheid en eenvoud van de belastingwetgeving. • Vereenvoudig de bestaande beperkende regels voor renteaftrek zodat ze duidelijker zijn voor bedrijven. • Laat fiscale verliezen onbeperkt voorwaarts verrekenen. Bron: Amcham, Prioriteitspunten voor buitenlandse investeerders 2011(www.amcham.nl) a
Wat verstaan we onder het groeivermogen van de Nederlandse economie?
b
Door welke factoren wordt het groeivermogen van de Nederlandse economie bepaald?
c
Welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om de werkgelegenheidsgraad in uren en de productiviteit per uur te verhogen? Het prioriteitenlijstje van de Amerikaanse bedrijven kan worden samengevat als: vergroot de flexibiliteit van de arbeidsmarkt en stimuleer innovatie.
d
Sluiten deze prioriteiten aan bij de knelpunten uit de toets op het concurrentievermogen van de Nederlandse economie? Op 8 april 2004 schreef Henriëtte Maassen van den Brink, hoogleraar empirische arbeidseconomie aan de Universiteit van Amsterdam, in Het Financieele Dagblad:
Opgaven hoofdstuk 6 | 6
Auteurs: Marijs, Hulleman www.internationaleeconomischeontwikkelingen.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-81695-7 © 2013 Noordhoff Uitgevers bv
‘Als Europa de VS voorbij wil streven in economische groei, ontkomt het er niet aan eenzelfde economisch beleid te volgen. Dat betekent verdere belastingverlaging, terugdringen van de collectieve sector, meer nadruk op concurrentie en minder op solidariteit. Maar dat is niet de weg. Europa kan beter welvarend dan rijk zijn.’
e
Uit het citaat blijkt dat Maassen van den Brink vindt dat het Amerikaanse beleid om een hoge economische groei te realiseren niet past bij de Europese cultuur. Bent u dat met haar eens? Motiveer uw antwoord.
f
Leg de laatste zin van het citaat uit.
Opgaven hoofdstuk 6 | 7