Doe met Duurzame Energie Duurzaam. Als je het woord googelt tref je ruim twee miljoen hits. Het besef dat we heel wat zuiniger moeten omspringen met onze aardbol is inmiddels overal doorgedrongen, al gaat het ene land wat sneller over tot actie dan het andere. Het ontwikkelen van bio-energie staat ook in Nederland hoog op de politieke agenda. En de kansen voor de ontwikkeling van technologieën daarvoor liggen voor het oprapen. Juíst in Zuid-Nederland!
Zuid-Nederland via DOE!
Kraamkamer voor wereldwijde ontwikkeling duurzame energie De groei van de wereldbevolking en de daarmee verbandhoudende vraag naar en verwerking van producten zorgt er voor dat het milieu steeds meer onder druk komt te staan. Bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden houden zich de laatste jaren bezig met het vinden van oplossingen voor het stoppen van de verslechtering van het leefklimaat. Duurzame technologieën komen echter nog niet of onvoldoende uit de pijplijn. DOE! van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) in samenwerking met LIOF en EIZ moet daar een definitief einde aan maken. ʻOver vijf jaar moet DOE! minimaal tien ondernemers voortgebracht hebben die wereldwijd succes oogsten op het gebied van zonne-energie, waterstof en het omzetten van reststromen in bio-energieʼ, stelt Paul Gosselink, programmamanager Duurzame Energie bij de BOM.
DOE! beoogt de verdere bevordering en ontwikkeling van duurzame energie in Zuid-Nederland , vertelt Gosselink. Het geeft aan vanuit de diversiteit in leefomgevingen in Zuid-Nederland, de culturen, samenstelling en inrichting van elke provincie waarom, hoe en wat de drie provincies bindt en wat ze samen kunnen oppakken. Tevens geven we aan wat waar opgepakt moet worden. Daarop voortbouwend worden lokaal toegesneden applicatieprogramma s tot ontwikkeling gebracht. In experimenteerzones kunnen regionale ondernemers en kennisinstellingen samen kansrijke technologieën in de praktijk brengen en uitontwikkelen. Een vrijplaats voor het marktrijp maken van slimme technieken, daarbij willen we niet blij-
BOM
ven hangen in Donald Duck-plaatjes.
Import Alle drie de zuidelijke provincies ‒ Brabant, Limburg en Zeeland ‒ zijn momenteel bezig met het ontwikkelen van beleid ten aanzien van groene grondstoffen en duurzame energie. Brabant is daarbij beleidsmatig het verst
biobrandstoffen. In de stukken signaleert de provincie Brabant bovendien dat het wat betreft nationale biomassastromen concurreert met andere regio s, voor meer grootschalige inzet moet de provincie zich daarom richten op import. Hoewel de beleidsvorming vergevorderd is, betekent dit nog niet dat er in de praktijk al veel gerealiseerd
ʻWe willen niet blijven hangen in Donald Duck-plaatjesʼ gevorderd , vervolgt Gosselink. Brabant signaleert als enige in eigen stukken in 2005 al dat zij zich moet richten op logistieke aspecten rond biomassa en ontwikkelen van infrastructuur voor
is , stelt Gosselink. De beleidsinitiatieven hangen samen rondom enkele concrete initiatieven, die in praktijk ook nog gerealiseerd moeten worden. Kleinschalige initiatieven krijgen in het Brabantse
beleid minder aandacht. Daar liggen ook kansen voor DOE!.
Exporteren DOE! (Duurzame Ontwikkeling van Energie) is oorspronkelijk gestart vanuit Pieken in de Delta ZuidwestNederland. Binnen Pieken in de Delta loopt de programmalijn Bio-energie die we samen met REWIN uitvoeren, daarop zijn we met DOE! voortgegaan , vertelt Gosselink. Na verloop van tijd kwamen we tot de conclusie dat er zoveel gebeurt op het gebied van ontwikkeling van duurzame energie dat het Pieken in de Delta overstijgt. In Brabant, Zeeland en Limburg willen wij daarom de krachten van ondernemers gaan bundelen, met een focus op het
Zuid Nederland beschikt over een hoge concentratie industrie, een uitgebreide fysieke en kennis-infrastructuur en (bio)technologische toepassingen. Het is de high tech regio van Nederland, met onder andere de High Tech Campus, het Automotive Technology Centre, TNO, en niet in de laatste plaats vele innovatieve mkb ers. Zuid-Nederland heeft de kennis én de juiste mensen in huis om toepassingen voor duurzaam grondstoffengebruik uit reststromen (groene grondstoffen) en bio-energievoorziening te ontwikkelen en te vermarkten. Wij zijn klaar om, samen met een groot aantal partijen, een hotspot Duurzame Bio-Energie en Groene Grondstoffen te creëren met grote internationale aantrekkingskracht en uitstraling. De N.V. Brabantse Ontwikkelings Maatschappij heeft het voortouw genomen om samen met de N.V. Economische Impuls Zeeland en Industriebank LIOF uit Limburg, het initiatief DOE! te starten. In deze duurzame special leest u daar alles over. Het is de hoogste tijd dat we onze ambitie waarmaken. Laten we in ZuidNederland onze krachten bundelen en de kansen die er liggen verzilveren. Het is een kwestie van DOE(n)!
John Jorritsma, directeur Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij
Vervolg op pagina 2
2 uitontwikkelen van techniek. Ondernemers moeten door DOE! elkaar leren kennen en persoonlijke relaties opbouwen. DOE! wil niet op kleine schaal kennis ontwikkelen, maar op grotere schaal kennis ontwikkelen, met die kennis producten maken en die producten vervolgens exporteren. DOE! is een organisatie die ondernemers faciliteert en haar ambities in samenwerking laat realiseren.
Kernfusie Een belangrijke doelstelling voor de toepassing van duurzame energie is het verhogen van de beschikbaarheid en zekerheid van energielevering , vertelt Gosselink. Zuid-Nederland heeft op langere termijn geen eigen fossiele brandstofexploitatie meer en moet daarom op zoek naar alternatieven. Naast de levering van groene stroom is het creëren van lokale gedecentraliseerde energievoorzieningen één van de hoofdtaken die bij de bevordering van duurzame energie separate aandacht verdient en waarvoor gerichte R&D noodzakelijk is om zo op korte termijn gedecentraliseerde energievoorzieningen te realiseren. Voor de langere termijn is er een belangrijk rol weggelegd in het volgen van basisresearch en technologie-ontwikkelingen
op het terrein van nieuwe energiebronnen. Daarbij moet je denken aan zaken als waterstof en kernfusie. Zowel op de korte als lange termijn is de aansluiting op het energietransitie proces van de landelijke overheid gewenst. Het einddoel is het tot stand brengen van de volledige eliminatie van de eigen uitstoot van schadelijke gassen en stoffen, dat wil zeggen een industrie met nul emissie. DOE! gaat via twee manieren werken , vervolgt Gosselink. Enerzijds gaan we starten met gebiedsgerichte ontwikkelingsprojecten. Daarin worden vraag naar en aanbod van reststromen in kaart gebracht voor de industrie, dienstverlening, bouw en overheid. Daarnaast wordt er een gebiedsplan ontwikkeld dat gericht is op ecologisch economische ontwikkeling van het betreffende gebied. Anderzijds worden er centra opgericht ‒ fysieke terreinen met installaties en testmiddelen ‒ waar in een aantal jaar een technologie op 'smart scale' wordt uitontwikkeld. Uit de centra moeten concrete exportproducten voortkomen.
Kernconsortium Een centrum vervult een interactieve spilfunctie in DOE! , vervolgt Gosselink. In de verschillende centra willen we
ondernemers bij elkaar zetten om daar de technologie uit te ontwikkelen. Een centrum heeft een gerichte focus zoals CO2conversie, zonne-energie of waterstof. Het doel is om in een aantal jaar een technologie die qua R&D en industrieel onderzoek afgerond is, zodanig in de praktijk uit te ontwikkelen dat vervolgens deze via producten in verschillende markten in binnen- en buitenland te gelde gemaakt kan worden. Daarbij geldt steeds dat producten bij
jecten de technologie uitontwikkelen , vertelt Gosselink. Bij elk centrum is er de mogelijkheid dat geïnteresseerde ondernemers periodiek mee kunnen kijken naar de voortgang. Via presentaties en demo s wordt de voortgang besproken met andere DOENERS. Tussentijdse evaluaties en discussies leiden enerzijds tot input voor het vervolg van de technologische uitontwikkeling en anderzijds kunnen ondernemers uit die zogeheten tweede ring uitgedaagd
ʻDe DOE!-centra moeten een soort open vergunning met een looptijd van vijf jaar krijgenʼ moeten dragen aan het verminderen van de uitstoot van broeikas- en emissiegassen. Daarnaast moet het wereldwijd potentie hebben en voldoende onderscheidend zijn ten opzichte van wat er elders al gebeurt. In beginsel heeft een centrum een looptijd van vier jaar, daarna kan het eventueel doorgezet worden, als er nieuwe kansen of R&D-ontwikkelingen zijn die een nieuwe experimentele ontwikkeling zinvol maken. Elk centrum heeft een kernconsortium van drie tot vijf ondernemers die in één of meer pro-
worden om na de te denken over de toepassing van de technologie in hun eigen bedrijf. Mogelijk dat zij weer nieuwe producten of applicaties gaan ontwikkelen.
Energiecorridor Zuid-Nederland moet met DOE! daarmee de kraamkamer voor de wereldwijde ontwikkeling van duurzame energie worden en het in de praktijk brengen , stelt Gosselink. Over vijf jaar moet DOE! minimaal tien ondernemers voortgebracht hebben die wereldwijd succes oogsten
op het gebied van cleantech zonne-energie, waterstof en het omzetten van reststromen in biobrandstof. Die ondernemingen hebben gezamenlijk minimaal enkele honderden miljoen euro s omzet. We moeten de ideeën echter eerst in onze eigen regio uittesten en toepassen om vervolgens exportkansen te creëren. Daarna ligt er een miljardenomzet op de wereldmarkt in het verschiet. Bovendien moet er over vijf jaar minimaal een start gemaakt zijn met de realisatie van de energiecorridor VlissingenDuisburg, Vlissingen-Gent en Rotterdam-Antwerpen. Diverse partijen waaronder de regionale ontwikkelingsmaatschappijen, kenniscentra en toonaangevende bedrijven in de regio zijn bereid zich gezamenlijk in te zetten voor de regionale attractiviteit en met de vraag hoe industriële concentraties hand in hand kunnen gaan met de verbetering van het leefklimaat. De gehele regio ZuidNederland, Vlaanderen en ook de grensregio met Duitsland wordt gekenmerkt door een intensief gebruik van energie. Er is een groot aanbod van opwekvermogen, ongebruikte restwarmte en biomassastromen. Daarbij is er een zeer intensieve vraag naar elektri-
citeit, warmte, koude, zuurstof et cetra en een grote uitstoot van CO2 en andere emissies. Juiste energiecorridors kunnen een substantiële bijdrage leveren aan economie, ecologie, mobiliteit, leefbaarheid en attractiviteit van de regio. Een energiecorridor is het inventariseren en onderzoeken van toepassingen van aanwezige (rest)energie, te leveren door en/of aan de aanwezige energie intensieve bedrijfsvoering in een bepaalde regio met als doel het realiseren van rendabele energiekoppelingen tussen bedrijven. Het afstemmen van vraag en aanbod naar energie is voor een regio van cruciaal belang. Tenslotte moet de DOE!-organisatie een primus inter parus zijn. Eén woord moet voor DOE! genoeg zijn om de ondernemer op de juiste wijze te ondersteunen. De lat ligt hoog, het is zaak om nu een sterke polsstok te maken en die onderweg te versterken zodat we de gewenste resultaten behalen. Ons idee is om er daarbij voor te zorgen dat ondernemers freezones krijgen waar er geen problemen aan de vergunningkant zijn. Momenteel is er te veel brede inspraak bij de vergunningverleners. De DOE!centra moeten een soort open
Rob van Kaathoven, mede-eigenaar van de Van Kaathoven Groep:
?
Je moet de mogelijkheden van afval inzien
De Van Kaathoven Groep, opgericht in 1960, vindt haar oorsprong in transport en logistiek. Door de jaren heen zijn de activiteiten uitgebreid met afvalinzameling, afvalverwerking en de verkoop van producten uit afval. De rode tulp symboliseert voor het bedrijf de positieve kant van afval. ʻJe moet je niet focussen op het negatieve aspect van het inzamelen van afval, maar de mogelijkheden er van inzienʼ, stelt Rob van Kaathoven, één van de vier ʻVan Kaathovens in het familiebedrijf, van de Van Kaathoven Groep. Toen wij begonnen met het inzamelen van afval hebben wij vrij snel de keuze gemaakt om gescheiden deelfracties op te gaan halen. De restfractie waar we geen waarde konden toevoegen ging naar stortplaats Vlagheide in Schijndel, de groene fractie werd gecomposteerd.
Composttunnel Samen met een ander bedrijf ontwikkelde de Van Kaathoven Groep in de jaren negentig een composttunnel; een gesloten box waar het groene vuil in gestopt wordt en het klimaat door processturing zo optimaal mogelijk gehouden wordt door de temperatuur en de zuurstof te reguleren. Het resultaat: binnen 21 dagen is er compost. We
produceren. Wij willen met deze methode mensen confronteren met het gewicht van het vuil dat ze produceren. Supermarktconcerns vinden het bijvoorbeeld prettig om te kunnen zien of er filialen zijn die bovenmatig veel afval produceren. Bovendien betaal je voor restafval de hoofdprijs, als je de deelfracties eruit haalt verdien je er nog wat mee.
Recall Een andere activiteit van de Van Kaathoven Groep is foodrecycling. Bij deze activiteit gaan de retouren van supermarkten ‒ producten die om diverse redenen niet meer verkoopbaar zijn, zogenaamde recalls ‒ naar Van Kaathoven. Wij halen de
ʻDOE! is het vehikel voor kennisvalorisatieʼ zijn in eerste instantie begonnen met een tunnel en nu hebben we er 29 inmiddels al weer bijna twintig jaar in gebruik , vertelt Van Kaathoven. Veertien in Sint-Oedenrode en nog eens vijftien in Bladel. In totaal verwerken we nu 90.000 ton GFT per jaar. Niet alleen voor GFT-afval heeft de Van Kaathoven Groep de afgelopen jaren innovaties gedaan, maar ook voor huisvuil. Wij wegen en registreren vuilnis voor gemeenten en bedrijven , vervolgt Van Kaathoven. Gemeenten kunnen op deze manier burgers een factuur sturen per kilo huisvuil, ondernemers kunnen op hun beurt zien hoeveel vuilnis zijn verschillende ondernemingen
biomassa uit de producten. Omdat de biomassa zo zuiver is kun je deze heel goed afzetten naar bedrijven die het vergisten en er nieuwe producten van maken. Een volgende stap voor ons bedrijf is het produceren van biogas , stelt Van Kaathoven. Wij hebben de afgelopen drie jaar een traject doorlopen om een bouw- en milieuvergunning te krijgen voor het bouwen van een vergistingsinstallatie bij onze vestiging in Veghel waarmee we biogas kunnen produceren. Nu we de vergunningen binnen hebben, is er een aanvraag voor subsidie ingediend bij het SDE (Stimulering Duurzame Energie). Daar hopen we binnen dertien weken een reactie op
Rob van Kaathoven met kattenbakkorrels van biomassa te hebben om vervolgens de installatie te kunnen gaan bouwen. In het ideale plaatje vergisten we in de installatie GFT tot biogas en op dat gas willen we dan ons eigen wagenpark van zo n zeventig wagens laten rijden.
Restwarmte In het eindtraject van de vergister is er echter nog veel mogelijk , vervolgt Van Kaathoven. De kans bestaat dat we er eerst voor kiezen om stroom te produceren omdat je makkelijk contracten kunt sluiten met energieleveranciers. Maar hoe dan ook, het is de intentie om op de middellange
termijn biogas te produceren. Het is belangrijk om bij een vergistinginstallatie je restwarmte kwijt te kunnen. Een deel van de warmte kunnen we goed zelf gebruiken voor het drogen van korrelproducten, daarnaast zijn wij nu actief op zoek naar koppelingen met bedrijven die in de toekomst iets met de overige restwarmte kunnen. DOE! heeft veel raakvlakken met dat wat wij doen , besluit Van Kaathoven. Er moet echter voor heel veel technologieën nog fundamenteel onderzoek gedaan worden en bovendien moet er mee geëxperimenteerd worden. DOE! is daartoe het ideale vehikel.
Deze krant is tot stand gekomen in een samenwerkingsverband tussen de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij en De Winter drukkers & uitgevers. Hoofdredacteur Marco de Jonge Baas Eindredacteur Edwin Gelissen Accountmanagment René van Dam T. (0413) 26 67 66
3
BOM vergunning met een looptijd van vijf jaar krijgen. De centra moeten experimenteerruimte krijgen, onderscheidend en vernieuwend zijn en een flinke business op wereldschaal creeren. Attractiviteit Via expositieruimtes willen we omwonenden en bestuurders ‒ op lokaal, regionaal, provinciaal, landelijk en internationaal niveau ‒ op educatieve wijze voorlichten over de voortgang en de resultaten , vervolgt Gosselink. Bovendien willen we seminars organiseren tussen ondernemers uit het kernconsortium en ondernemers uit potentiële markten waarin de technologie tot een toepassing kan leiden. Voor het centrum zonne-energie kun je bijvoorbeeld een workshop met adviseurs van projectontwikkelaars organiseren. Een van de eerste centra moet gevormd worden in Schijndel/ s-Hertogenbosch. Daar zal onder meer Van Maris meewerken aan het CO2-conversiepark. Dat centrum moet dit jaar al actief zijn , stelt Gosselink. Ook het centrum dat zich bezighoudt met het omzetten van reststromen in brandstoffen moet dit jaar in Moerdijk operationeel zijn. Een derde cen-
trum dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van zonneceltechniek moet eveneens dit jaar van start gaan. Een vierde initiatief gaat zich dit jaar nog in Zuid-Nederland/Vlaanderen bezighouden met ontwikkelen van toepassingen op basis van waterstof. Parallel aan deze centra moet de gebiedsontwikkeling in de energieruit voor heel Zuid-Nederland vastgesteld worden. Duidelijk moet worden wat de attractiviteit van de regio is, welke reststromen en welke competenties er zijn. Van daaruit kunnen er nieuwe projecten ontwikkeld worden. Het plan voor de verdeling van de regio s moet daartoe dit jaar klaar zijn. Transitie Verder wil Gosselink voor 2009 ook het businessplan van DOE! gereed hebben. Er moet een aparte DOE!-organisatie ingericht worden, die kan door de drie participerende provincies gefinancierd worden. De projecten die de DOE!-organisatie goedkeurt moeten gefinancierd worden met geld vanuit Den Haag (Schoon en zuinig) en Europa , vertelt Gosselink. Kleinere projecten kunnen wellicht gebruik maken van OP Zuid, maar het grote geld moet van de Landelijke Overheid en
Paul Gosselink, projectleider DOE!
de EU komen. In juni wordt de Innovatie Agenda‒ onderdeel van de Energie Transitie ‒ in de Tweede Kamer behandeld. In het regeerakkoord staat de ontwikkeling van duurzame energie hoog op de agenda. Het DOE!-project past volgens Gosselink dan ook uitstekend in het beleid van de huidige regering. Op het gebied van duurzaamheid heeft het kabinet namelijk een aantal meetbare doelstellingen geformuleerd. Schoon en zuinig is één van de tien grote projecten van het kabinet. Per jaar moet er twee procent op energie bespaard worden en het aandeel duurza-
me energie moet omhoog naar twintig procent in 2020. De uitstoot van broeikasgassen moet in hetzelfde jaar gedaald zijn met dertig procent ten opzichte van 1990. Om alle doelstellingen te realiseren, stelt het kabinet 500 miljoen euro beschikbaar voor het project Schoner en zuinig . Vijfentwintig procent van de gelden die daar de komende jaren aan toegekend worden moet naar Zuid-Nederland komen. Openstellen Ondernemers moeten dan ‒ mits het idee goed ruikt ‒ de ruimte krijgen om te onderne-
men , vervolgt Gosselink. Wij moeten als DOE! via onze relaties zorgen dat de vergunning en financiering rond komen. De Limburgse minister van Economische Zaken Maria van der Hoeven heeft eind vorig jaar als nummer één kennis gemaakt met het DOE!-programma. Zij heeft laten weten DOE! met interesse te volgen. Bestuurlijk, maatschappelijk, ondernemend en vanuit de kenniswereld willen we via ambassadeurs de relatie leggen met DOE! In interactie met de ondernemers moeten zij mede de paden effenen voor hen, maar ook ervoor zorgen dat er openheid komt
over de geboekte resultaten. Anderzijds moeten de ondernemers zich kwetsbaar op durven stellen , besluit Gosselink. Ze moeten samen met andere ondernemers risicodragend te durven ontwikkelen. Ik wil het muurtje dat ondernemers om zich heen hebben gebouwd afbreken en zorgen dat zij zich openstellen voor zichzelf en de omgeving om zo samen met anderen nieuwe business te creëren. ■ Meer informatie over DOE! Paul Gosselink 06 - 23 15 95 75 of www.doe-nu.nl
Adwin Martens, cordinator van het VSWB:
Deze regio kan en moet nu een goede positie innemen Waterstof wordt vaak genoemd als een mogelijke energiedrager voor de toekomst. Brandstofcellen en motoren vormen de conversietechnologie om met waterstof op efficiënte en schone wijze elektriciteit te genereren. ʻWaterstof is één van de beloftevolle vormen van energie waar Europa de komende jaren in wil investeren, ZuidNederland en Vlaanderen moeten daarom nu de samenwerking zoekenʼ, stelt Adwin Martens, die vanuit VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) het Vlaams Samenwerkingsverband Waterstof en Brandstofcellen (VSWB) coördineert. In de grensregio Vlaanderen-Nederland wordt gewerkt aan een voorstel voor het opzetten van een Waterstofregio als onderdeel van DOE!. Een kenniscentrum dat onderdeel is van de Waterstofregio moet onderzoek verrichten naar op waterstof aangedreven brandstofcellen, motoren en motormanagementsystemen. In pilots zal er geëxperimenteerd worden met de toepassing van waterstof in de praktijk.
Witboek Een dertigtal bedrijven in Vlaanderen is bezig met de ontwikkeling en toepassing van waterstof en brandstofcellen , stelt Martens. Zij hebben zich verenigd in het Vlaams Samenwerkingsverband Waterstof en Brandstofcellen. Het VSWB wil de introductie
en toepassing van de brandstofcel- en de waterstoftechnologie in de diverse toepassingsgebieden promoten en ondersteunen. Dit netwerk presenteerde in najaar 2006 een witboek waarin gesteld werd dat er demonstratieprojecten op het gebied van waterstof nodig zijn. Die projecten, die perfect passen binnen DOE!, worden in Vlaams-Nederlands verband voor subsidie voorgedragen bij Interreg.
komende jaren 470 miljoen euro investeren in innovatieprojecten met waterstof. Door cofinanciering van overheden en het bedrijfsleven moet dat bedrag oplopen tot ongeveer één miljard euro. Voor het Vlaamse en het Brabantse bedrijfsleven is het zaak om de interregionale samenwerking te zoeken. We kunnen nu nog een goede positie innemen. De start van de samenwerking is gemaakt en we kunnen binnen DOE! meteen aan de slag. Als we de interregionale samenwerking echter niet opzoeken, zijn we te laat. Een afwachtende houding kunnen we ons niet permitteren want dan gaat het Europese geld naar
ʻVlaanderen en Brabant moeten de krachten bundelenʼ
Grensoverschrijdend Europa heeft grote plannen met waterstof , vervolgt Martens. De Europese Unie wil de
andere landen die in de voorhoede actief zijn, zoals Duitsland en Frankrijk. De boodschap is duidelijk: waterstof is een internationaal thema waarbij je grensoverschrijdend moet opereren. Door samen te werken kun je je ambities waarmaken. Vanuit beide gebieden ‒ Vlaanderen en ZuidNederland ‒ is er al veel interesse getoond in een samenwerkingsverband op het gebied van waterstof , besluit Martens. Nu is het zaak de kansen te benutten. DOE! is daarbij een zeer goed overkoepelend orgaan om zaken te bundelen. Als alle initiatieven langs elkaar zouden blijven lopen kom je niet aan de internationale top te staan.
4
NV REWIN West-Brabant ondersteunt uw bedrijf:
Maak ’t in West-Brabant!
NV REWIN West-Brabant De regionale ontwikkelingsmaatschappij NV REWIN West-Brabant is opgericht om de economie in de regio te versterken en de werkgelegenheid te bevorderen, door bedrijven te stimuleren in West-Brabant te investeren. REWIN informeert bedrijven bij kantoor- en bedrijfsvestiging, ondersteunt bij groei en financiering en ontwikkelt regionale projecten. REWIN biedt service op maat, toegespitst op de situatie van uw bedrijf.
Regionale projecten: ook voor Energie! REWIN heeft als missie de economische ontwikkeling in West-Brabant te bevorderen. Regionale projecten leveren hieraan een bijzondere bijdrage. Sinds 2006 worden vanuit het regionaal economische beleid Pieken in de Delta (PiD) van het ministerie van Economische Zaken projecten ontwikkelt voor de sterke sectoren van Zuidwest-Nederland. Hiervoor is een PiD budget beschikbaar van € 26 miljoen voor de periode 2006 – 2010. REWIN ontwikkelt voor projecten voor Duurzame Ontwikkeling en Energie. In samenwerking met bedrijven en kennisinstellingen worden projecten als het Kenniscentrum Duurzame Technologie en Energieweb gestimuleerd en opgewerkt. Ook úw bedrijf kan meedoen! Een actueel overzicht van de projecten is te vinden op www.rewin.nl onder het kopje “regionale projecten”.
NV REWIN West-Brabant Mozartlaan 7 Postbus 3182 4800 DD Breda Tel. (076)564 67 80
[email protected] www.rewin.nl
168376
West-Brabant: hotspot voor Duurzame Energie Het Zuidwesten van Nederland beschikt over een hoge concentratie van grondstoffen, infrastructuur en (petro)chemische industrie. West-Brabant ligt daarnaast strategisch tussen de wereldhavens van Rotterdam en Antwerpen, heeft een gunstig kostenniveau en omvangrijke, gevarieerde arbeidsmarkt. Een prima regio voor uw bedrijf!
5
BOM
Maris Projects wil CO2-conversiepark op Vlagheide bouwen:
Er bestaat geen afval
De voormalige stortplaats Vlagheide in Schijndel kan de eerste ʻkraamkamerʼ worden van DOE!. Als Maris Projects uit Schijndel een vergunning krijgt om op het terrein een CO2-conversiepark te bouwen, wil directeur Ruben van Maris nog voor de zomer starten met het omzetten van de aanwezige CO2 in biobrandstoffen. ʻWij willen wetensnappen in plaats van wetenschappenʼ, stelt Ruben van Maris.
Ruben van Maris studeerde in 1997 af aan de Technische Universiteit met een afstudeeropdracht die de titel Er bestaat geen afval droeg. Bij Maris Projects, het bedrijf dat Ruben met zijn vader Wout runt, is dat ook het motto. Moeder natuur laat niks verloren gaan , vertelt Ruben van Maris. Elk afvalproduct kun je omzetten in grondstoffen. Er bestaat geen afval, wie orde in de chaos schept heeft een product. In mijn visie kent de wereld een paar problemen: emissie in de atmosfeer, water en bodem en brandstoffen en mineralen die snel opraken. Met ons bedrijf willen we de uitdaging aan gaan en die zaken omdraaien.
Grasopslag
Berg op Vlagheide
Voedingsstoffen algen en anaerobe bacterien Voorbehandeling gras
Gasmotoren Essent
Evolueren Tal van duurzame technologieën staan te springen om te evolueren , vervolgt Van Maris. Niet alleen via computermodellen, maar juist via fysische modellen. Het land en de mond zijn de laatste jaren vol van duurzaamheid. Wij hadden jaren geleden echter al de oplossing voor het keukenafval. Dat kun je omzetten in vlees. Van onze eigen afvalstromen ‒ keukenafval ‒ kun je namelijk varkensvoer maken. Dat is destijds echter door de Nederlandse overheid verboden. Na die beslissing kwamen wij met een alternatief idee: keukenafval omzetten in aardgas. Het duurde echter zesenhalf jaar voordat wij een vergunning kregen voor dit idee, ons idee was inmiddels al overgenomen door een bedrijf uit Moerdijk dat een vergunning kreeg. Het hele
Van Maris omarmt het DOE!-project met beide armen. De ondernemer hoopt dat DOE! er toe kan leiden dat hij met zijn bedrijf snel van start kan gaan met een CO2-conversiepark in Schijndel. Ik wil op de voormalige stortplaats
nieuwe brandstoffen. Van laag tot hoog ‒ van gemeenteraad tot provincie en Den Haag ‒ is de politiek voor, maar ondertussen schrijdt de tijd voort en hoop en wacht ik nog altijd op groen licht. Ik zit met een grote behoefte om te
creëren. Het weggooien van die uitlaatgassen zoals nu gebeurt op Vlagheide is jammer. Iets wat zoveel geld aan de pomp gekost heeft gooi je toch niet zo maar weg? Laat de ijskappen niet smelten, maar maak met de uitlaatgassen
Nederlandse vergunningenstelsel remt zaken af. Tegen de tijd dat je toestemming hebt om iets te gaan uitvoeren is het al te laat. Daardoor staat Nederland stil op dit gebied.
Vlagheide ‒ een gebied van 26 hectare dat niet betreden mag worden tot 2013 ‒ in een gebied van ongeveer twee hectare experimenteren met algen en de afvalstroom omzetten in
experimenteren en nieuwe technologieën uit te ontwikkelen, maar kan hier in Nederland door deze zaken mijn ei niet kwijt. Wij willen daar tot 2012 experimenteren, daarna wordt het terrein van het stadsgewest Den Bosch overgedragen aan de gemeente en kunnen er andere activiteiten ontplooid worden.
brandstoffen die steeds duurder worden. Het is zaak om nu op te schalen , vervolgt Van Maris. Dan kun je als Nederland zijnde voorop blijven. Ik ben echter niet bereid om nog een jaar te wachten, dan ga ik deze techniek ergens anders toepassen.
Gras input
Algenbassin
Anaerobe vergister Biogas conversie
ʻWe moeten wetensnappen in plaats van wetenschappenʼ
Algen Met het nu toegepaste bewerkingsproces van organische afval wordt er helaas veel CO2 uitgestoten op Vlagheide , vertelt Van Maris. De restanten veroorzaken nu een groot afvalprobleem. Er is een mogelijkheid om completer en duurzamer energie te winnen en dat willen we realiseren in het CO2-conversiepark. De techniek waar Van Maris de afvalstromen mee wil omzetten in nieuwe brandstoffen, stoelt op de alg. CO2 is een groeigas , vertelt Van Maris. In water kun je CO2 sneller omzetten dan op het land. Het oudste plantje ter wereld, de alg, dat 3,2 miljard jaar oud is; is daar verantwoordelijk voor. Wij willen in een groot bassin algen kweken. Algen teren voor hun groei behalve op zonlicht ook op CO2 en andere emissiegassen. Op Vlagheide is dat volop voorradig, ze worden daar nu zelfs in overvloed uitgestoten. De zuurstof die de algen vervolgens produceren kan worden vermarkt, net als de eiwitten en de olie als biobrandstof. Met deze techniek kan er een cultuuromslag plaats vinden in de landbouw. Het kan voor boeren interessanter worden om algen te kweken met CO2 dan gewassen te verbouwen. Wereldwijd zijn er ongeveer tien ondernemingen met deze techniek bezig, op ons specifieke gebied misschien maar drie , vervolgt Van Maris. Wij willen eerst experimenteren en fundamenteel praktisch onderzoek doen, alvorens het te vermarkten. Wij willen wetensnappen in plaats van wetenschappen. Zoals gezegd hebben wij daarvoor uitlaatgassen als CO2, SOx en NOx nodig om nieuwe brandstoffen te kunnen
Schrijnend Wij durven bijna niet te ontwikkelen op de Nederlandse markt , stelt Van Maris. Je wordt in het buitenland beloond om rotzooi op te ruimen, maar als je dat in Nederland doet krijg je een blauwe brief. Een euro die ik in Nederland besteed, is als ik hem in derde wereldlanden besteed een meervoud waard. Hier praat men jaren over de toepassing van innovatieve technieken en worden er vele miljoenen euro s weggegooid, euro s die in landen als Maleisië besteed worden aan het bouwen van nieuwe installaties die de vervuiling aanpakken. In het buitenland is Van Maris al een aantal jaren bezig om de vervuiling in derde wereldlanden aan te pakken. Het gaat dan bijvoorbeeld om de palmolie-industrie die met de productie van palmolie voor een gigantische methaanvervuiling zorgt , vertelt Van Maris. In Maleisië ontstaat er door de productie van palmolie momenteel een grote rottende bende. Per uur wordt er 60.000 liter vuil water per oliemolen uitgestoten en er zijn er duizend, de palmolieproductie in Maleisië is door Kyoto aangewezen als een van de grootste vervuilers ter wereld. Toen wij naar de Maleisische overheid gingen met een oplossing voor dit probleem ‒ een vergistingsinstallatie die het afvalwater omzet in brandstoffen ‒ hadden we binnen een week een vergunning. Nu bouwen we daar aan de grootste ons bekende methaanvergistingsinstallatie der wereld. Ik hoop dat de Nederlandse overheid ook snel tot de beslissing komt en groen licht geeft voor het CO2-conversiepark op Vlagheide. ■
www.maris-projects.nl
168319
6
voorop door mentaliteit
Het optimaal beheren van een complex is helemaal niet zo complex
mensen moeten ook op een groter werk- of leefgebied in contact kunnen blijven Gecompliceerde installaties voorzien moderne gebouwen als scholen, ziekenhuizen, banken en kantoorpanden van de gewenste functionaliteit. Én van veiligheid, gemak en comfort. Het optimaal beheer van die systemen is een tijdrovende zaak. Tenzij HVL de
HVL stroomlijnt systemen,
installaties hoeven te worden aangepast. Dat werkt beter, efficiënter, gemakkelijker en stukken voordeliger!
zónder dat bestaande
www.hvl.nl
125984
besturing integreert tot één intelligent gebouwbeheersysteem.
7
BOM
Een heftruck rijdt op waterstof en belaadt een vliegtuig
Waterstofregio moet verrijzen in Brabant-Vlaanderen
We staan aan de vooravond van de doorbraak van waterstof In de grensregio Vlaanderen-Nederland moet er als onderdeel van DOE! een Waterstofregio verrijzen. Een kenniscentrum dat onderdeel is van de Waterstofregio moet onderzoek verrichten naar op waterstof aangedreven brandstofcellen, motoren en motormanagementsystemen. In drie pilots zal er geëxperimenteerd worden met de toepassing van waterstof in de praktijk. ʻWaterstof moet uit de nichemarkt getrokken worden en in een maturemarkt evoluerenʼ, stelt Arthur Leijtens, directeur van het Eindhovense consultantsbureau BO4. Het ontwikkelen van een Waterstofregio in de grensregio Vlaanderen-Nederland die internationaal en Europees wordt gepositioneerd, biedt enorme economische perspectieven. Een kennisintensieve Waterstofregio is één op één gerelateerd aan werkgelegenheid voor mensen met een hoog opleidingsniveau en brengt allerlei economische activiteiten teweeg ten gunste van mkb-bedrijven in de high tech industrie. Het oprichten van een Waterstofregio is uiteraard een meerjarenprogramma , stelt Hugo Vandenborre van Vandenborre Hydrogen Integrator. Bewustwording Samen met de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, Vandenborre Hydrogen Integrator, Vito en Dutchcell, tekende BO4 Consultants voor het eerste projectvoorstel voor een haalbaarheidsstudie voor de Waterstofregio. Het projectvoorstel is inmiddels ingediend en geaccepteerd in het Euregio Interreg III-programma. BO4, Vandenborre, VITO (Vlaams Instituut voor technologie ontwikkeling), Dutchcell, Strategisch Plan Kempen (SPK) en de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij ontwikkelen nu samen een roadmap voor een interregionale waterstofregio en werken het ontwerp van het kenniscentrum uit. Het masterplan draagt de titel De bewustwording van waterstof , vervolgt Paul Gosselink van de
BOM. De afgelopen decennia is er ongelooflijk veel onderzoek gedaan naar waterstof. De mogelijkheden van waterstof zijn bij het grote publiek te weinig bekend. Waterstof is zeker wel veilig, maar bij de bevolking is er vrees voor de toepassing van waterstof. Onbekend maakt onbemind. Een gaskraan in je huis openzetten is zeker net zo gevaarlijk. Om waterstof duurzaam te maken gaan we een kenniscentrum oprichten waarin we de expertise en de ondernemers gaan bundelen , vervolgt Vandenborre. Het kenniscentrum is de spil in het web en moet aan de basis staan van concrete projecten, het imago van waterstof verbeteren en uiteindelijk als zelfstandige entiteit kunnen opereren. Het
pilotprojecten ‒ met heftrucks, boten en voertuigen ‒ worden er projecten uitgevoerd met de toepassing van waterstof in de praktijk. Waterstof is een energiedrager zoals elektriciteit, geen grondstof. Waterstof moet je maken. Het wordt als restproduct door de industrie nu al doorverkocht. Er is al handel in waterstof. Nu is het de vraag of je het aantal toepassingen kunt vergroten, of je waterstof uit de nichemarkt kunt trekken en er een rijpe markt van kunt maken. Als de pilot met de heftrucks succesvol is ‒ DOE! zet zich in voor het regelen van de condities, een logistiek dienstverlener die wil testen met heftrucks op waterstof en een groene energieleverancier voor de pilot ‒ kunnen er spin-offs ontstaan ,
mislukt. In die projecten ‒ die erg kostbaar waren ‒ bleken de technieken niet betrouwbaar, werkten ze niet optimaal of waren ze economisch niet rendabel. De cost of ownership van waterstof is nog niet aangetoond, wij zijn er echter van overtuigd dat waterstof kan en zal renderen. Een tweede knelpunt kan de overheidssteun zijn, als de overheid niet bereid is om de juiste randvoorwaarden te scheppen kan de Waterstofregio niet gevormd worden. Zo moet er ook een infrastructuur opgezet worden voor waterstof, als je nergens kunt tanken gaat er ook niemand op waterstof rijden. Waterstof heeft al een hele weg afgelegd, we staan nu aan de vooravond van de doorbraak , stelt Hugo Vandenborre,
kennisinstituut gaat op drie innovatiepijlers steunen: een waterstofmanagementsysteem ‒ dit is essentieel voor de toepassing in voertuigen en voor de veiligheid ‒, implementatie van waterstof en het demonstreren van een interne verbrandingsmotor op waterstof. Je kunt een benzinemotor namelijk eenvoudig ombouwen naar waterstof. Via water en stroom kun je gas maken en zo een auto of vrachtwagen op waterstof laten rijden.
vertelt Gosselink. De twee boten die op waterstof gaan varen zijn een toeristenboot op de Rupel in Vlaanderen en een werkboot van Staatsbosbeheer in de Biesbosch. De roadmap van het kenniscentrum voorziet ook in de opleiding van personeel , vertelt Leijtens. Als de waterstoftechnologie succesvol vermarkt wordt neemt de economische activiteit toe en zal er personeel nodig zijn, niet alleen van universiteiten maar ook van mbo s en hbo s.
Energiedrager De roadmap die tot 2015 uitgestippeld is, geeft aan dat we een x aantal bedrijfsimplementaties willen verrichten via een olievlekstrategie , legt Leijtens uit. In drie
Doorbraak Leijtens ziet tot nu toe twee mogelijke knelpunten voor de totstandkoming van een Waterstofregio. Ten eerste zijn er in het verleden veel technologische projecten
stichter en algemeen directeur van Vandenborre Hydrogen Integrator Bij de consument is het vervangen van de klassieke brandstofauto door een auto die op waterstof rijdt natuurlijk het meest aansprekende. Op dat gebied zijn er ook grote ontwikkelingen gaande. Grote automerken als Toyota, Honda, General Motors en Daimler gaan in de periode tot 2010 met honderden prototypes experimenteren bij de consument. Die fabrikanten kondigen zelf aan dat ze complete series van die auto s gaan produceren in de periode 2010-2012. Los van de waterstofauto zijn er nu al een aantal toepassingen die zelfs met de huidige kostprijzen al economisch rendabel zijn. In het
ʻUiteindelijk komt er een worldwide energiewebʼ
geval van het pilotproject dat we binnen DOE! met heftrucks gaan uitvoeren, kunnen we nu al zeggen dat de klassieke heftrucks die op batterijen functioneren nu al vervangen kunnen worden door heftrucks op waterstof. De total cost of ownership van heftrucks die op waterstof werken, ligt nu al lager dan die met klassieke elektrische aandrijfsystemen. Met DOE! willen we ervoor zorgen dat Brabant-Vlaanderen een toonaangevende regio wordt binnen Europa op het gebied van waterstof , stelt Gosselink. Via demonstratieprojecten ‒laten zien dat het nu al kan ‒ hoogwaardige arbeidsplaatsen creëren en hier business maken met waterstoftoepassingen . Daar hebben we nu alle troeven al voor in handen. Europa heeft zich ten doel gesteld om in 2020 twintig procent van de energie uit duurzame energie te halen, twintig procent minder CO2 uit te stoten en twintig procent rationeler energieverbruik
is het publiek, de gewone man, duidelijk maken dat er nu al alternatieven voor fossiele brandstoffen zijn. Wat ik verder voorzie is dat de hedendaagse auto naar een volledig nieuw concept zal gaan, daar zijn ook al prototypes van , vervolgt Vandenborre. De auto in haar huidige vorm is ook al in 1900 ontworpen. Dat was een model met een motor, zitruimte en bagageruimte. Alle auto s die nu op de weg rijden zijn daarvan afgeleid. Met de komst van waterstof gaat men een nieuw concept maken. Een van de mogelijkheden is een soort skateboard, een vlakke plaat waar men zowel de elektrische motor als het opslagsysteem en de waterstof op verwerkt. Daar bovenop zet men een body die je kunt wijzigen naar je behoefte. Doordeweeks kun je een sportief model rijden en in het weekend kun je er een SUV van maken om een gezinsauto te hebben. Uiteindelijk zal waterstof als micro-elektriciteits-
te willen hebben. Waterstof geeft voor elk van die drie doelstellingen de oplossingen. De regio Zuid-Nederland en Vlaanderen is op dat vlak een voorbeeldregio.
centrale gebruikt worden , besluit Vandenborre. Vergelijk het maar met het worldwideweb van het internet. In 1969 kon men via de eerste internetverbinding één letter versturen, nu kan men hele megabytes versturen. Uiteindelijk komt er een worldwide energieweb, waarbij elektrische stroom en waterstof compatibel met elkaar gemaakt kunnen worden. Daarvoor is er nog heel wat werk te doen, maar we kunnen nu al het publiek en de politiek aantonen dat waterstof de realiteit is.
Prototype Technologische doorontwikkelingen komen er op het gebied van waterstof volgens Vandenborre nog talloze, maar vooral ook tot in lengte van jaren. De inwendige verbrandingsmotor die op fossiele brandstoffen werkt is meer dan honderd jaar geleden geïntroduceerd door Henry T. Ford. Daarvoor komen er zelfs vandaag de dag nog nieuwe ontwikkelingen. Dat zal bij waterstof dus ook gebeuren. Wat wij met dit programma echter eerst willen doen
■
www.bofour.nl
www.hugovandenborre.nl
8
9
BOM
Gebiedsgerichte energiecascadering moet clustervorming en energiekoppeling bevorderen:
De ondernemer moet buiten zijn eigen hek durven kijken Regionale attractiviteit hand in hand laten gaan met de verbetering van het leefklimaat. Het is één van de pijlers van DOE!. Om dit resultaat te bereiken wil DOE! gebiedsgerichte ontwikkelingsprojecten opzetten. Het argument om aan energiezuinige maatregelen te doen komt naar de ondernemer toe , stelt Frank de Bruijn, ingenieur en directeur bij L&B.
bieders bij elkaar te brengen. Vaak is er een derde partij nodig die tussen de twee anderen bemiddeld. Dat moet een organisatie zijn die geen of minder winstoogmerk heeft en de lange termijn in beeld houdt. Het oprichten van zulke bedrijven vormt een weerbarstige materie. In het Zeeuwse voorbeeld hebben we met de tuinbouwers gezien dat zij - mits de voordelen groot genoeg zijn - bereid zijn om een langdurig contract te tekenen. Doordat er in dat gebied een utilitair bedrijf is ‒ waar onder andere Zeeland Seaports aandelen in bezit ‒ wordt het goed georganiseerd en is het concept een succes.
Het eerste gebiedsgerichte ontwikkelingsproject dat DOE! initieert speelt zich af in West-Brabant. Daar willen diverse partijen van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij tot het Havenschap Moerdijk, REWIN, Cosun, provincie, gemeenten en bedrijven actief nadenken over de vraag hoe industriële concentratie hand in hand kan gaan met de verbetering van het leefklimaat. Nieuwe verwerkings- en opwekkingstechnieken die voortkomen uit het gebiedsgerichte ontwikkelingsproject moeten met name synergie tussen bedrijven, utiliteitsbouwprojecten en bedrijventerreinen ten aanzien van energie, reststoffen, CO2 en water bevorderen en zo een belangrijke bijdrage leveren aan de economie en het milieu.
Voortouw De ondernemers moeten op hun beurt de lange termijn voordelen inzien , stelt Klop. Als hij met een investering in een bepaalde installatie minder emissie veroorzaakt en de emissie ook nog eens kan opvangen en zo zijn reststroom kan hergebruiken, haalt hij op de lange termijn een financieel voordeel en levert hij bovendien een positieve bijdrage aan de klimaatverbetering. Een tweede punt is dat de ondernemer open moet zijn over welke reststromen hij veroorzaakt. Hij moet wat vaker buiten zijn eigen hek kijken en bereid zijn om te kijken hoe hij in samenwerking met andere bedrijven zijn reststromen kan benutten.
Kiezen De gebiedsgerichte ontwikkelingsprojecten die DOE! wil gaan organiseren zijn voortgekomen uit een Zeeuws initiatief van BOM, Rewin en Zeeland Seaports in Terneuzen en Sluiskil. Toen Zeeland Seaports en Visser & Smit Hanab in de nabijheid van Sluiskil aan de vooravond stond van de ontwikkeling van een nieuw tuinbouwgebied, werd er onderzocht op welke manier
De overheid hoeft niet het risico te pakken, maar ze moet wel de infrastructuur aanleggen deze tuinbouw op alternatieve wijze van energie kon worden voorzien. De ondernemers en overheden wilden niet domweg voor gas kiezen , vertelt Frank de Bruijn, ingenieur en directeur bij L&B. Via restwarmte en CO2 waar enkele grote multinationals in de nabije omgeving over beschikken op hun grote productievestigingen, wordt het tuinbouwgebied straks voorzien van energie. Daardoor is er geen gaspijp en geen zomerstook meer nodig. Bovendien ligt er een multifunctionele infrastructuur die zowel warmte als CO2 kan vervoeren. Na het succes van dit initiatief, hebben we gekeken welke koppelingen er nog meer mogelijk waren in de Kanaalzone Terneuzen , vertelt De Bruijn. Toen bleek dat er nog meer interessante kansen lagen. Kakofonieën Naar aanleiding van het succes in Zeeland werden DWA en L&B door de Provincie Brabant, de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, REWIN, het Havenschap Moerdijk en de gemeenten Roosendaal, Moerdijk, Bergen op Zoom en Halderberge gevraagd om de vraag naar en aanbod van reststromen in kaart te brengen van de regio West-Brabant. En zo alle kakofonieën bij elkaar te brengen , stelt De Bruijn. Het onderzoek naar de aanwezige reststromen is eind november gestart. De Kanaalzone Terneuzen is daarbij het lichtend voorbeeld, maar kent ook leerpunten. In West-Brabant willen we iets soortgelijks opzetten, met de wetenschap dat het gebied veel groter is. Het voordeel van het brede draagvlak door alle overheden is dat je ondernemers eenvoudig kunt interesseren om aan dit initiatief mee te werken , vult Klop aan. Het werk als een wimpel en een stok. Het is positief dat de overheden dit ondersteunen en anderzijds dwingt het bedrijven mee te denken. In het onderzoek brengen we meerdere stromen in kaart , vervolgt Klop. Naast de energiestroom, bestaande uit restenergie en overcapaciteit, zijn dat (afval)water, biomassa, CO2 en mineralen. Bij dat laatste kan je denken aan zaken als kalk- en zandresten. Klop: Het gebied waar je over praat valt uiteen in een aantal deelgebieden: Moerdijk, het gebied rondom het Agrofoodcluster Dinteloord, Bergen op Zoom en Roosendaal. De A17 vormt binnen dit verhaal een soort verbindende as. Bovendien herbergt de A17 een gouden schat in zich: de buisleidingenstraat die langs de snelweg loopt van Rotterdam naar Antwerpen. In het onderzoek brengen wij niet alleen het aanbod van stromen, maar ook de vraagzijde in kaart. Je kunt namelijk wel inventariseren wat er over is, maar dan komt nog de roep waar de stromen naar toe moeten. We bevinden ons inmiddels in de derde fase van het onderzoek: nagenoeg alle stromen zijn in kaart gebracht. De volgende fase is een analyse waarna er een workshop over mogelijke concepten
Een al 25 jaar niet benutte buisleiding die door de overheid destijds werd aangelegd tussen Rotterdam en Amsterdam is enkele jaren geleden gekocht door Volkers Wessels en Hoek Loos , vertelt De Bruijn. Het samenwerkingsverband dat hiervoor is opgericht, OCAP (Organische CO2 voor Assimilatie van Planten) gebruikt het nu voor het transport van CO2
De A17 herbergt een gouden schat in zich: de buisleidingenstraat naar de tuinbouw en neemt daarmee zeven procent van Nederlandse Kyoto-doelstelling voor haar rekening. Klop: Daarmee willen we aangeven dat de overheid niet het risico hoeft te pakken, maar ze moet wel de infrastructuur aanleggen of ter beschikking stellen. Kansen zijn er genoeg. Bij de buisleidingenstraat, de overcapaciteit aan CO2 en restwarmte, het geven van goede vestigingsplaats adviezen. Maar bij grootschalige koppeling is het noodzakelijk dat de overheid het voortouw neemt, anders struikelt het. ■
www.l-en-b.nl / www.dwa.nl
Regionale structuur Zuid-Nederland Ingenieur Yap Kie Han, directeur van het Centrum voor Bedrijfsontwikkeling (CBO), geeft in het rapport Duurzame Energie Zuid-Nederland een duidelijk overzicht van de regionale structuur in Zuid-Nederland. Volgens de heer Yap heeft Zuid-Nederland een grote mate van diversiteit in zijn regionale structuur. Veel elementen zijn complementair van aard. Elk element is echter relatief beperkt van schaal. Versterking van de samenwerking is daarom vereist om ook in de toekomst een zinvolle rol te kunnen vervullen in het Europese en internationale bestel , aldus de heer Yap. De vele nationale parken en landschappen dragen zorg voor het behoud van rijkdom aan zee- en waterlandschap in het westen, een bosrijk midden dat overgaat in een riviervallei met rijk geschakeerde flora en fauna en een heuvellandschap in het zuidoosten.
West-Brabant is het eerste gebiedsgerichte ontwikkelingsproject binnen DOE! volgt. In mei zullen wij in die workshop de interactie zoeken met ondernemers en ze prikkelen om een stap buiten het hek van hun onderneming te zetten. Tenslotte zal er een rapport gemaakt worden en aan de hand daarvan kan het plan van aanpak geschreven worden. Daar begint het feest eigenlijk pas.
ook nog niet noodzakelijk omdat tot tien jaar terug de olieen gasprijzen stabiel waren. Vanaf 2000 zijn de gasprijzen echter verdrievoudigd. Daardoor zijn een heleboel energiebesparende maatregelen rendabel geworden. De overheid kan maatregelen met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar zelfs verplichten. Het argument om aan energiezuinige maatregelen te doen komt ook naar de ondernemer Sluier toe door de stijgende energieprijzen , stelt Klop. Rapporten Het inventariseren kost tijd, maar betaalt zich dubbel terug , die wij vijf jaar terug schreven en toen in de kast verdwenen stelt Klop. Het onderwerp milieu is namelijk een hot topic vanwege de te lange terugverdientijd, kunnen wij nu weer uit voor het bedrijfsleven. Ondernemers hebben te kampen met stijgende kosten ten aanzien van energie en emissierechten. De grote ondernemers zijn van nature op elkaar aangewezen en hebben vaak daar waar mogelijk al koppelingen. Voor de kleinere en middelgrote ondernemers zijn er echter nog behoorlijke slagen te maken. Zonder een tipje van de sluier op te lichten kan ik stellen dat er in de inventarisatiefase zeer interessante zaken naar voren gekomen zijn. Er kunnen verrassende verbindingen mogelijk zijn. de kast halen. Gezien het enthousiasme van de ondernemers Als wij een voorzet hebben gegeven is het aan de overhe- proef ik ook dat ze zelf ook echt duurzaam willen onderneden, ondernemers en kennisinstellingen om de koppelingen men. Daarbij moet gezegd worden dat een aantal zaken voor daadwerkelijk te realiseren , vertelt De Bruijn. Daarbij staat ondernemers wat ons betreft nog verboden zouden moeten voorop dat het iets op moet leveren, voor het milieu maar ook worden. Zoals zomerstook alleen voor CO2 bij de tuinbouw. qua geld. Bovendien moet het een werkbare situatie zijn voor Het blijkt echter dat de overheid een hele hoge ambitie heeft, bedrijven. Als adviseur zien wij per definitie meer koppelings- maar het instrumentarium niet synchroon loopt. mogelijkheden dan de ondernemers, dat wil niet zeggen dat Via bijvoorbeeld het Europese INTERREG-programma kunnen zij het allemaal goede en werkbare opties vinden. Klop: Vast we straks dit onderzoek in West-Brabant wellicht doortrekken staat dat wij niet te weinig kluiven in het hok zullen gooien. naar Antwerpen , vertelt De Bruijn. Als we met West-Brabant klaar zijn willen we dit initiatief binnen DOE! graag doortrekZomerstook ken naar een aantal andere gebieden in Nederland-België Twintig jaar terug deed vrijwel niemand nog aan energiebe- en Nederland-Duitsland. Oost-Brabant is daarbij niet primair sparing of energiekoppelingen , vervolgt De Bruijn. Dat was in beeld omdat er te weinig industrie aanwezig is die veel
Het is een worsteling om de overheid bereid te vinden een infrastructuur voor energiereststromen aan te leggen
reststromen produceert. Anderzijds is deze regio wel in beeld omdat er potentiële vragers aanwezig zijn. Worsteling De overheid heeft een belangrijk rol , stelt De Bruijn. Net zo goed als de overheid verantwoordelijk is voor de aanleg en het onderhoud van de wegen, kanalen en het energienet, moet de overheid haar verantwoordelijkheid pakken om een infrastructuur aan te leggen voor het transport van bijvoorbeeld CO2 en (rest)warmte. Ik durf zelfs nog een stap verder te gaan , vult Klop aan. Als de overheid het nodig vind om de HSL- en Betuwelijn te ontwikkelen en het Deltaplan wil uitstippelen, waarom is het bewustzijn dat dit ook moet gebeuren bij CO2 en (rest)warmte er dan nog niet? Het is een worsteling om de overheid bereid te vinden om een infrastructuur voor (energie)reststromen aan te leggen. De Bruijn: DOE! signaleert dit probleem en is bereid om in dit gat te springen. Bevordering We hebben in de Kanaalzone gezien dat door het aanleggen van de benodigde infrastructuur, de regio een extra attractiviteit krijgt. Het is voor ondernemers een reden om zich te vestigen rond deze zone. Doordat er langjarige contracten gesloten worden voor de levering en afname van de verschillende vormen van energie en duurzame energie gaan bedrijven zich bovendien verankeren in de regio. Als de infrastructuur meer inhoudt dan een telefoonverbinding, weg en water, gaan bedrijven niet zo maar weg. In plaats dat regio s vechten om een specifiek bedrijf binnen de gemeentegrenzen halen, kunnen ze beter op deze manier hun vestigingsklimaat verbeteren. De vragende kant wil zekerheid hebben, maar de aanbieder ook , vult Klop aan. Het is een grote puzzel om vragers en aan-
Afhankelijkheid Volgens de heer Yap is de stedelijkheid in Zuid-Nederland ingebed in het landschap. De urbanisatie volstrekt zich volgens hem hoofdzakelijk langs de hoofdverkeersaders en in het zuidoosten dat aan de Duits en Belgische agglomeraties Aken en Luik grenst. Anderzijds domineert de akkerbouw in het zuidwesten van Brabant en in Noord-Limburg zijn er belangrijke tuinbouwactiviteiten , stelt de heer Yap De
veeteelt domineert in Oost-Brabant en de aangrenzende gebieden van Noord- en Midden-Limburg. De industriele structuur van Zuid-Nederland is de afgelopen decennia sterk geëvolueerd. Een brede technologische basis waarin de voornaamste disciplines zijn vertegenwoordigd ‒ met specialistische facetten die internationaal een rol van betekenis vervullen ‒ vereisen een verdere uitbouw. Energie is een horizontale factor die intrinsiek verbonden is met de menselijke activiteiten en maatschappelijke ontwikkeling , vervolgt de heer Yap. Vele verschuivingen hebben ertoe geleid dat er een nieuwe koers moet worden ontwikkeld. Hiertoe is een aanzet verwoord in het regeerakkoord van het huidige kabinet, dat de ontwikkeling van de energiesector in een duidelijke samenhang met ruimtelijke ordening, natuur, landschap en infrastructuur plaatst. Vermindering van de afhankelijkheid van internationale grondstofbronnen is een factor waaraan steeds grotere prioriteit moet worden toegekend. Een grotere aanwending van lokaal steeds voorhanden mogelijkheden is hierop een direct antwoord.
CO kan getransporteerd worden naar de tuinbouw 2
10
Industrieterrein Moerdijk wil nulemissiepark worden Het havengebied Moerdijk is één van de belangrijkste motoren van de West-Brabantse economie. Het gebied kenmerkt zich door een perfecte geografische ligging, dichtbij zee en beschikt over goede achterlandverbindingen. Grote multinationals als Shell, Basell en Air Liquide beschikken er over grote en moderne productievestigingen. De aanwezige bedrijven ‒ groot en klein ‒ werken hard aan de gezamenlijke ambitie om van het industrieterrein een zo duurzaam mogelijk gebied en op de langere termijn zelfs een nul-emissiepark te maken. De Labee Group Moerdijk ‒ in 1991 opgericht door Barend Labee ‒ is één van de bedrijven op industrieterrein Moerdijk die zich bezighoudt het met de productie van duurzame producten. Alle bedrijven die onderdeel uit maken van de groep produceren milieuvriendelijke producten uit resthout, houtkrullen en houtzaagsel. Wij zamelen al het hout in dat niet meer hergebruikt kan worden, van zaagsel, stuwhout tot emballagehout , vertelt Alex Labee, aandeelhouder van de Labee Group Moerdijk. Van dat hout maken we snippers en die gaan naar onder meer biomassacentrales, de spaanplaatindustrie of naar onze eigen fabriek. In onze fabriek maken we van die houtsnippers en -krullen weer stof. Van dat stof maken we weer houtpellets ‒ een hoge kwaliteit CO2-neutrale brandstof ‒ of haardblokken of kattenbakvulling. De pellets kunnen gebruikt worden in een biomassacentrale of daarvoor bestemde kachelinstallaties. De haardblokken is een luxe brandstof voor de open haard. Onze blokken branden schoner en mooier dan openhaardhout. Pellets Het mooie van het type hout dat wij gebruiken, is dat je alleen in Nederland al over de beschikbaarheid van honderdduizenden tonnen per jaar praat , vervolgt Labee. Wij verwerken nu 25.000 ton geschredderd hout, 80.000 ton pellets en nog eens miljoenen haardblokken. Er zijn in Nederland zo n tien tot vijftien ondernemingen die geschredderd hout verwerken en reinigen zoals wij, op het gebied van pellets behoren wij wereldwijd tot de vijftien grootste ondernemingen en in Nederland tot de grootste. In haardblokken zijn wij marktleider binnen Europa. Voor het verzamelen van hout proberen wij een actieradius van zo n zestig kilometer te houden , vertelt Labee. Voor een materiaal dat als grondstof
dient is het namelijk niet rendabel en milieuvriendelijk om verder te gaan rijden. Eenmaal verwerkt, worden de houtsnippers binnen de Benelux afgezet. Onze haardblokken gaan de hele wereld over, van IJsland tot Chili en van Canada tot Nieuw-Zeeland. Onze pellets dienen Europawijd als brandstof voor biomassacentrales en kachelinstallaties. Neuzen Uiteindelijk hopen wij bij ons bedrijf een warmtekrachtkoppelingscentrale neer te kunnen zetten , stelt Labee. Met de restwarmte die de installatie produceert kunnen wij dan grondstoffen drogen zoals snoeihout. Die kunnen uiteindelijk weer terug onze eigen fabriek in. Onze duurzame ambitie zou een duurzame woonwijk zijn, die volledig in haar eigen warmte en stroom voorziet met centrales die op basis van onze pellets of onze houtachtige grondstof werken. Labee ziet veel toekomst in de doelstelling om van industrieterrein Moerdijk een nul-emissiepark te maken. Wij proberen steeds weer zo groen mogelijk te opereren als we kunnen. Momenteel werken we aan de ontwikkeling van een techniek om onze haardblokken honderd procent plantaardig te maken met plantaardige vloeistoffen. Dat traject duurt echter nog een paar jaar. Als wij naar andere bedrijven in Moerdijk kijken, zijn wij er van overtuigd dat de kennis over duurzaamheid al aanwezig is. Nu is het zaak om alle partijen bij elkaar te brengen. DOE! kan daartoe het vehikel zijn. DOE! kan alle neuzen dezelfde richting in krijgen en wellicht ook een soort freezone creëren. Alles is mogelijk, iedereen wil groen en ik zie daar dan ook geen belemmering. Co-firing De grootste bedreiging is de benodigde vergunningen werkbaar te houden en het naleven van een
complexe regelgeving omdat alle afvalverwerkers gelijk zijn voor de wet maar feitelijk enorm verschillen in activiteiten. Wij verwerken relatief schone brandstoffen waarvoor wij moeten betalen, andere ondernemingen krijgen veel geld toebedeeld voor de inname van vervuilde reststoffen om deze milieu veilig te verwerken. Op de korte termijn vormt de regering door het al dan niet toekennen van subsidies een bedreiging. De biomassacentrales geven het zelf aan. Als ze geen subsidie meer krijgen gaan ze er niet mee door. In nieuwe regelingen wordt er ons inziens verder niet over co-firing ‒ gelijktijdige verbranding ‒ gesproken. Het kabinet kan met de Stimulering Duurzame Energie-regeling nog verder gaan als het gaat om de verwerking van tweede en derde generatie reststoffen. Zoals oude en kapotte tafels, stoelen, keukens en oude kozijnen tot groene stroom. De techniek hiervoor hebben wij inmiddels in huis. Nu is het wachten op de overheid. Vergistingsproces Henry van Benten is met zijn bedrijf Bewa Group samen met de Labee Group één van de toonaangevende bedrijven op industrieterrein Moerdijk die zich bezighoudt met duurzame energie. Van Benten s vader begon in 1950 met het verzamelen van etensresten en voerde er zijn varkens mee. In meer dan vijftig jaar tijd groeide de onderneming uit tot een industriële onderneming die aan diervoederbewer-
king, vetveredeling, tankopslag en verwerking van organische materialen doet. Onder grote belangstelling nam het bedrijf anderhalf jaar geleden een biogasinstallatie in gebruik die zesduizend huishoudens van stroom voorziet. De installatie wordt gevoed met allerhande organische reststromen en kan jaarlijks 35.000 ton voedselresten omzetten in stroom. De fabriek bestaat uit een ontvangsthal voor voedselresten en organische restproducten, waarna de voorbewerking en fermentatoren volgen , vertelt Van Benten. De etensresten worden eerst geselecteerd. We halen handmatig het onverteerbare vuil eruit, dat is zo n drie ton per week aan plastic en vooral veel bestek. Daarna wordt het afval gemalen en gezuiverd voordat het gefaseerd de installatie ingaat. Het resultaat van deze werkwijze is een gelijkmatig vergistingsproces.
Digistaat Het biogas dat vervolgens ontstaat wordt gebruikt voor de opwekking van elektriciteit. Het biogas wordt naar een warmtekrachtcentrale geleid met een vermogen van twee megawatt, voldoende om zesduizend gezinnen van stroom te voorzien. De restwarmte van de biogasproductie is voor eigen gebruik en leidt niet alleen tot CO2-reductie, maar ook tot minder gebruik van fossiele brandstoffen. Die gebruiken we in onze twee andere bedrijven hier op het industrieterrein. Diervoederbewerking Moerdijk en Vetveredeling Moerdijk. Een volgende stap is voor Van Benten de stof die overblijft bij het vergistingsproces ‒ digistaat ‒ ook her te gebruiken. Met een machine willen we digistaat scheiden in een vaste stof en water. Dat water is zo zuiver dat we het in onze eigen productiefaciliteiten kunnen hergebruiken. De vaste stof kan terug in de vergister. In de vaste stof zitten bovendien bacteriën waarmee we weer gas kunnen produceren. Uiteindelijk wil ik ook
nog een warmtekrachtcentrale realiseren die op frituurvet draait, die warmte kunnen we niet alleen intern gebruiken, maar ook aan onze buurbedrijven leveren.
DOE! kan volgens Van Benten een belangrijke stap zijn om heel industrieterrein Moerdijk zo groen en duurzaam mogelijk te krijgen. Wij verschillen enigszins van de andere bedrijven op Moerdijk. Wij hebben namelijk heel veel mogelijkheden en willen in onze eigen straat ‒ met drie bedrijven ‒ zo snel mogelijk energieneutraal gaan opereren. Wij hebben de al mogelijkheid en voorzieningen om groene warmte voor ons zelf en onze buurbedrijven gebruiken. Met onze buurbedrijven zijn wij daardoor al op de goede weg. DOE! kan in mijn optiek Moerdijk het beslissende duwtje in de rug geven. ■ www.labeegroup.com www.bewagroup.nl
11
BOM
Henk Kuntzel, Sunergy Delta, over de toekomst van de zonnecel:
Dit is een industrie die in Nederland kan produceren ʻZonne-energie wordt met overheidssubsidie in de markt gezet. De industrie wil echter vanaf 2015 zonder subsidie zonnepanelen in de markt zetten. Tot die tijd is er wel veel subsidie nodig om de techniek te ontwikkelen.ʼ Aan het woord is Henk Kuntzel, R&D Manager bij Sunergy Delta.
Een zonnecel zet lichtenergie om in bruikbare elektrische energie , vertelt Kuntzel. Ons bedrijf werd in 1995 opgericht door Benno Wiersma en een paar vrienden en houdt zich bezig met ontwikkeling van baanbrekende technologie voor de productie van zonnecellen. Kostprijs Belangrijke technologische ontwikkelingen moeten volgens Kuntzel er toe leiden dat de kostprijs van zonnecellen ‒ en daarmee de consumentenprijs ‒ de komende jaren nog verder gaat dalen. Maar ook de efficiency van zonnepanelen zal omhoog gaan , stelt Kuntzel. De stijging zal absoluut zo n twintig tot dertig procent kunnen bedragen. De industrie zit dus niet achterover, maar werkt hard aan het drukken van de kostprijs. Begin 2000 is er een hausse gekomen rond zonne-energie die zijn weerga niet lijkt te kennen. Sinds 2003 zijn er daardoor een aantal nieuwe spelers tot de markt toegetreden, waaronder Scheuten en Solland. Volgend jaar treden wij met het bedrijf Solwafer toe tot de markt als producent van silicum wafers. In de tweede helft van 2009 willen wij een productiecentrum van Solwafer openen in Zeeland , vertelt Kuntzel. Door een nieuwe productiemethode kunnen we bijna vijftig procent van het dure Silicium besparen. Er is echter nog veel technologische ontwikkeling nodig om ook in de verdere keten, zoals het maken van cellen en modules, de productiekosten te drukken. Nu hebben zonnepanelen door de hoge prijs nog een heel lange terugverdientijd, die door subsidie wordt teruggebracht. Ondanks dat gegeven renderen ze wel. Zonnepanelen hebben namelijk hoe dan ook een garantie van twintig jaar, maar we mogen aannemen dat ze nog veel langer meegaan. Silicium De twee belangrijkste methoden om zonnepanelen te fabriceren zijn dunne film en Silicium , vervolgt Kuntzel. Op basis van Silicium worden de effi-
zich ontwikkelt te versnellen , vervolgt Kuntzel. Het zou bijvoorbeeld mooi zijn als er op den duur in Brabant een kennisinstituut ontstaat dat zich bezighoudt met de techniek van zonnecellen. Concreet zijn er een aantal zaken nodig om zonne-energie tot een succes te maken , stelt Kuntzel. Allereerst moet zonne-energie in een positief daglicht komen te staan. Het is een mindset om te beseffen dat zonneenergie tot in lengte van jaren zal renderen. Ten tweede moet de overheid het subsidie-instrument goed uitwerken om de markt te openen. Er zijn namelijk nog veel technologische ontwikkelingen nodig voor deze industrie die in haar kinderschoenen staat. De overheid moet ook weten dat dit een industrie is die in Nederland kan produceren. In de komende jaren zijn er naast de overheid grote investeerders nodig die de zonnecellen een zonnige toekomst kunnen bezorgen. Het is belangrijk om te beseffen dat de zon niet verdwijnt. Nu hebben mensen dakpannen op hun huis liggen die niks opbrengen, leg er zonnepanelen op en je krijgt geld terug van de zon. Terugverdientijd Onderzoeksbureau Photon Consultancy heeft berekend dat de kostprijs van een kilowattuur zonne-energie in Europa binnen tien jaar lager zal zijn dan de traditionele consumentenelektriciteit van 0,21 euro per kilowattuur. In de zuidelijke EU-landen zoals Spanje en Italië verwacht men dat dit punt al binnen drie jaar bereikt wordt.
ciëntste zonnepalen geproduceerd, de kostprijs ‒ en daarmee de consumentenprijs ‒ van zogenaamde dunne film panelen is echter veel lager dan die van Silicium, maar er is veel meer oppervlak nodig om hetzelfde rendement te halen. Beide technieken zullen naast elkaar blijven bestaan en beide
soorten panelen zullen fors groeien in afzetvolume. Kuntzel: Sunergy investeert in technologie om op een goedkopere wijze Silicium uit kwarts te kunnen winnen, het zogenaamde Upgraded Metal Grade Silicium. In combinatie met onze nieuwe productiemethode van wafers kan dit een belangrijke stap zijn in het drukken van de kostprijs. Silicium kost van alle componenten nu namelijk het meeste geld. Wij zoeken naar methodes om veel minder van de dure grondstoffen te gebruiken en om het totale zonnepaneel met veel minder energie te kunnen maken. Overheersend Internationaal gezien vormt Duitsland volgens Kuntzel de top, maar de Oosterburen worden op de voet gevolgd door China en Amerika. Kuntzel: Ook Nederland slaat inmiddels een aardig balletje mee. Dit is een nieuwe industrie die in Nederland produceert, dat is bijzonder na het verval van de maakindustrie in de jaren negentig. Het is mogelijk om in
Nederland te produceren omdat de kosten voor zonnepanelen gedomineerd worden door het materiaal dat gebruikt wordt, de factor arbeid is niet overheersend. Alleen als de materiaalkosten blijven dalen gaan de arbeidskosten misschien een rol spelen in de keuze waar zonnepanelen geprodu-
Er komt een moment dat je voor zonne-energie zonder subsidie net zoveel betaalt als voor de huidige energie , stelt Kuntzel. Dat is echter een traject van jaren, net als de verbetering van het imago van zonneenergie. De beeldvorming over zonneenergie begint gelukkig te veranderen. In Griekenland en Spanje worden er al hele velden vol gezet met zonnepanelen. In Mediterrane landen gelooft
ʻDe droom is dat er over een aantal jaren op het dak van ieder huis een zonnepaneel staatʼ ceerd worden. Ik verwacht echter dat dat binnen tien tot vijftien jaar nog niet het geval is. Nu worden panelen nog met overheidssubsidie in de markt gezet, de industrie wil vanaf 2015 echter zonder subsidie zonnepanelen in de markt zetten. Tot die tijd is er wel veel subsidie nodig om de techniek te ontwikkelen.
men al in dit product. Natuurlijk je haalt er gemakkelijker een hoog rendement door de gegarandeerde zonuren, maar ook in Nederland is het mogelijk om dit product rendabel in de markt te zetten. De slogan van Sunergy is: Dromen, durven, denken, doen en doorgaan. Je kunt je afvragen wanneer het gaat gebeuren, of hoeveel het wordt, maar het gaat er vooral Kinderschoenen om hoe snel we het met elkaar voor DOE! kan de verschillende bedrijven elkaar kunnen krijgen. die aan de ontwikkeling van zonneenergie werken bij elkaar brengen ■ www.sunergy.nl om het proces waarin de techniek
12
Waterbeheersing in optima forma
In de waterbeheersing draait alles om zekerheid en blind vertrouwen. Apparatuur mag niet haperen of stilvallen. De gevolgen zijn dan niet te overzien. Emotron regelt, stuurt en bewaakt deze processen in de waterbeheersing al meer dan 30 jaar. Toewijding, creativiteit en innovatie staan voor u als klant hierin centraal, want alles kan altijd beter. Dat is ook de ‘drive’ binnen Emotron. Meer weten? Bel Emotron.
153329
Emotron BV • Polakkers 5, 5531 NX Bladel • Tel. (0497) 38 92 22 Fax (0497) 38 62 75 • e-mail:
[email protected] • www.emotron.nl
13
BOM
Groene Raffinaderij:
Gouden toekomst weggelegd voor bioraffinage Oost-Brabant komt in aanmerking voor de vestiging van een Groene Raffinaderij waar mest, gras en organische reststoffen omgezet worden in nieuwe producten. Als mogelijke locatie is Haps in de gemeente Cuijk in beeld. ʻHet is de ambitie om een groot centrum te creëren waar van afvalstromen hoogwaardige grondstoffen voor de chemische industrie en diervoeders geproduceerd worden en ook transportbrandstoffen gemaakt wordenʼ, aldus Bart van Beers, partner bij het Eindhovense Ingenia Consultants & Engineers.
Groene raffinage is het vervaardigen van hoogwaardige producten op basis van natuurlijke grondstoffen ofwel biomassa , vertelt Van Beers. Daarbij worden geen fossiele brand- en grondstoffen gebruikt. Het bijzondere aan biomassa is dat er zowel energie als fysieke producten uit kunnen worden gesynthetiseerd. In OostBrabant is het Regionaal Bedrijvenpark Laarakker (RBL) in Haps in zicht als vestigingslocatie voor een Groene Raffinaderij. Output In Haps ‒ gemeente Cuijk ‒ ligt een voormalige stortplaats , vervolgt Van Beers. In eerste instantie werd er aan gedacht om die stortplaats te minen ; de metalen eruit te halen en te verkopen. Dit proces bleek echter niet haalbaar, maar was wel de aanleiding voor de Groene Raffinaderij. In dat project willen we bedrijven bij elkaar zetten die toegevoegde waarde van afvalstromen kunnen maken. Momenteel hebben we daartoe industrieterrein Laarakker aan de A73 bij Haps op het oog. Groot voordeel is dat het terrein dicht bij het spoor ligt. In de regio zijn er bovendien diverse afvalstromen aanwezig: mest van de diervoerders, gras en landbouwafval. Die drie zaken gaan we raffineren. Uit de Groene Raffinaderij komen dan drie vormen van output: transportbrandstoffen, diervoeding en duurzame energie. De basistechnologiën voor de Groene Raffinaderij zijn reeds voorhanden en worden in hoog tempo verder ontwikkeld , stelt Van Beers. Het is al mogelijk om technische en economische hoogwaardige producten te vervaardigen uit biomassa en non-foodreststromen afkomstig uit de landbouw, tuinbouw en veeteelt. In de Groene Raffinaderij zorgen diervoeders via veeteelt voor het aanleveren van mest en komen er via de landbouw gras en organische reststromen naar de raffinaderij. Die input zorgt dus voor de drie verschillende soorten output. Gras kun je ontleden in stukjes, je kunt bijvoorbeeld de eiwitten gebruiken als voedingstof voor diervoeders. De mest kun je ook gebruiken om biomassa te produceren. Je gebruikt mest als grondstof in plaats van afvalstof. Vlinderdasmodel Voor de Groene Raffinaderij er wordt uitgegaan van het vlinderdasmodel. De lokale en regionale
overheid stimuleert het initiatief en neemt het aanloopverlies voor haar rekening, maar krijgt dat bij succes wel terugbetaald. We hebben uitgerekend dat je met bewezen en bestaande technologieën kunt renderen , stelt Van Beers. Alle zaken hebben we verwoord in een position paper en nu zijn we op zoek naar stakeholders en bedrijven die willen participeren. Daarbij houden we echter in ogenschouw dat de Groene Raffinaderij op elke willekeurige plaats in Brabant gebouwd kan worden. De gemeente Cuijk weet dat ook. De gesprekken lopen en alles ziet er positief uit. Het zijn echter langdurige trajecten om participanten en budget-
ten te vinden. Voordat de start van de Groene Raffinaderij gerealiseerd is ben je zo anderhalf jaar verder. We proberen echter zo snel mogelijk te schakelen. In de position paper van de Groene Raffinaderij preken professor Sanders (WUR) en professor Daey Ouwens (TU/e) over een gouden toekomst voor bioraffinaderij . Daey Ouwens verwijst naar succesvolle initiatieven in Amsterdam waar in Greenmills dierlijke vetten en GFT zullen worden omgezet in biobrandstoffen en duurzame energie en naar Gent waar biobrandstoffen geproduceerd worden. Sanders wijst er ook op dat er in Oost-Brabant een hoog potentieel aan
beschikbare biomassastromen aanwezig is. Als kansrijke activiteiten wijst Daey Ouwens op de productie van eiwitten uit hout en de productie van olie uit algen die op CO2 groeien. Bij duurzame energie bleef het tot nu altijd bij praten , besluit Van Beers. Met DOE! gaan we het op een andere manier doen. Als je iets gaat doen, moet je het ondernemers laten doen. De overheid en de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij hebben daarbij een faciliterende rol, dat is de enige manier om het een succes te laten worden. ■ www.ingenia.nl / www.maris-projects.nl
Eén ton gras is goed voor achthonderd liter benzine ʻDe eerste generatie alternatieve brandstoffen creëert honger in de wereld. Bedrijven krijgen subsidie om eten te verwerken tot brandstof. Ze krijgen geld om zo snel mogelijk eten te verbranden. Zet liever subsidie op de tweede generatie brandstoffen: van gras naar gas.ʼ Aan het woord is Ruben van Maris van het Schijndelse bedrijf Van Maris Projects. In de wereld is er 58.000 miljard ton gras die niet door koeien gegeten wordt , stelt Van Maris. Om één dag de hele wereld van energie te voorzien, is er 120 miljoen ton branfstof per dag nodig. De jaarproductie palmolie is goed voor 40 miljoen ton brandstof, dat is dus niet meer dan acht uur energie voor de hele wereld. Als we echter alle palmolie ter wereld gebruiken, kunnen we geen shampoo en andere cosmetica-artikelen meer maken. Als dan in het oerwoud al het gras ligt weg te rotten, waarom zou je dat dan niet omzetten in gas? Bovendien heeft de wereld miljarden jaren zo gewerkt , vervolgt van Maris. Een plantje
groeit, sterft, rot weg en door de CO2 komt er uiteindelijk weer een nieuw plantje. Dat is een kringloop. Nu wordt gras gegeten door een koe, die produceert melk en daar worden weer eiwitten uitgehaald. Je kunt echter via fermentatie rechtstreeks suiker, eiwitten en koolhydraten uit gras halen. Je bypassed de koe. Als je de moleculen van gras tot het kleinste molecuul kunt afbreken ‒ zie het maar als een ketting tot kralen slaan ‒ kun je ook eerder in het traject stoppen en tussentijds er iets mee doen. Een ton gras is goed voor 800 liter benzine. Als een boer dat weet dan wil hij geen één koe meer in zijn wei hebben grazen.
14
STIMUTRAN-SME stimuleert clustervorming duurzame energie
Het Europese Samenwerkingproject STIMUTRAN-SME richt zich op het ʻmatchenʼ van mkb-bedrijven in NoordwestEuropa. Het gaat om het ʻmatchenʼ van het mkb tussen landelijke en stedelijke gebieden. Tevens wordt er ʻgematchedʼ op basis van innovatiecapaciteit. Vanuit dat laatste standpunt ondersteunt STIMUTRAN-SME de huidige clustervorming op het gebied van duurzame energie binnen DOE!
Small and Medium Size Enterprises (SME s, mkb-bedrijven) zijn de economische motor van de Europese Unie en tekenen voor tweederde van het Bruto Europees Product en dragen voor een zelfde percentage bij aan de Europese arbeidsmarkt. Bovendien is 99 procent van de Europese bedrijven mkb. De globaliserende economie zorgt er voor dat internationalisatie van toenemend belang is voor het mkb.
De Enterprise Europe Network (EEN) zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het STIMUTRAN-SME project. De inmiddels meer dan 300 EEN's zijn in 1987 opgezet door de Europese Commissie om het bedrijfsleven te informeren, assisteren en te begeleiden bij het implementeren van Europese wet- en regelgeving. De EEN s bieden mkb-bedrijven bovendien eenvoudig toegang tot de vijfentwintig EU-markten.
Exportplan STIMUTRAN-SME verschaft nieuwe methoden om effectief internationaal samen te werken door Transnational Matching Centres (TMC s) op te richten. De TMC s selecteren en informeren potentiële mkb-deelnemers. Geschikte kandidaten worden opgenomen in de Transnational Matching Database van het project. Deze bestaat daarmee exclusief uit goed voorgeselecteerde en serieuze bedrijven, die klaar zijn om hun internationale handelsactiviteiten op of uit te bouwen. De TMC s verschaffen advies en helpen de mkb-bedrijven gedurende de drie fasen van de internationalisatie: bij de voorbereiding en inrichting van organisatie, het zoeken van handelspartners tijdens STIMUTRAN-SME matching events en de implementatie van een exportplan.
Gedurende de looptijd van STIUMATRAN-SME ‒ tot 30 juni 2008 ‒ worden er zeven mkb-matching events georganiseerd in de zes partnerlanden: Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Ierland. Het gaat om kleinschalige matching events met zestig tot tachtig deelnemers waarbij de deelnemende bedrijven intensief worden begeleid voor, tijdens en na de matching. De STIMUTRAN-SME begeleiding richt zich op het ontwikkelen van een succesvolle internationaliseringsstrategie met de daarbij behorende productkwaliteit, marktanalyses, partner search en organisatorische aanpassingen. Voor meer informatie: www.stimutran-sme.com
Canada en Nederland zoeken samenwerking bij duurzame energie
Zij hadden de keuken en wij leverden de kok De Van Kaathoven Groep zamelt één keer per twee weken bij duizenden klanten in Nederland ʻviezeʼ kattenbakken in en levert een nieuwe kattenbak met schone korrels af. ʻHet speciale aan onze kattenbakkorrel is dat hij een actieve werking heeftʼ, vertelt Rob van Kaathoven, één van de vier ʻVan Kaathovens in het familiebedrijf, van de Van Kaathoven Groep. ʻOnze korrel is gemaakt van compost en breekt van nature de geur van kattenurine af.ʼ
Erik Duijsens houdt zich sinds kort vanuit Halifax ‒ gelegen aan de Oostkust van Canada ‒ bezig met het opzetten van samenwerkingsverbanden tussen Canada en Nederland. ʻIk ben met Canadese ontwikkelingsmaatschappijen onder meer op zoek naar Nederlandse bedrijven die biomassa kunnen transformeren in brandstoffenʼ, stelt Duijsens.
Momenteel timmeren we hard aan de weg met dit product , vervolgt Van Kaathoven. Het is belangrijk om dit product aan een grote massa te leveren, om zo je logistiek goed op orde te hebben en niet voor één bak dertig kilometer te hoeven rijden. Dit product heeft in potentie een bereik van ruim 15.000 huishoudens en daar streven wij ook naar.
Ik zet hier in Canada samen met overheden, ondernemers en kennisinstellingen internationale projecten op , vertelt Duijsens. Het liefst zijn die projecten ook nog trans-Atlantisch. Ze bevinden zich vooralsnog in drie domeinen: nieuwe materialen, human health en nieuwe energie. In het geval van energie gaat het om cleantech , technologie die duurzaam en economisch is. Je moet daarbij denken aan zonne-,wind- en getijdenen-
die dat kost stop ik liever in de inhoudelijke kant van mijn projecten. Over de oceaan, hier in Canada, heb je minder last van het schaalprobleem. Je hebt hier letterlijk en figuurlijk meer ruimte om te ondernemen. Bovendien ligt door NAFTA (North American Free Trade Agreement) het hele Noord-Amerikaanse continent voor je open als je als ondernemer verder wilt dan Canada alleen. Bedrijven die in landen als Nederland
in de kennisinfrastructuur om waarde toe te kunnen voegen aan hun natuurlijke rijkdommen en een vooraanstaande kennispositie in te nemen op het internationale toneel. In dat licht staat Canada ook heel erg open voor samenwerking met Europa. Zeker op het gebied van duurzame energie heeft het op één na grootste land ter wereld voor zowel onderzoekers als ondernemers een prima propositie. Een praktisch voordeel bij een samen-
Bodemverbeteraar Uit het restproduct dat na gebruik van de kattenbakkorrel overblijft, produceert Van Kaathoven onder meer een bodemverbeteraar. Die kan weer gebruikt worden als alternatief voor compost. Het voordeel van deze bodemverbeteraar ‒ die we in de vorm van een korrel produceren ‒ is dat hij bij regen niet zijn voedingsstoffen verliest en makkelijk doseerbaar is. De afgelopen jaren heeft de Van Kaathoven Groep met haar bodemverbeteraar de Canadese markt opgezocht. Onder eigen label wil een Canadees bedrijf onze bodemverbeteraar aan consumenten gaan leveren , vertelt Van Kaathoven. Het product heeft daar een enorme
ergie, biobrandstof, smart grid en groene gebouwen. Een van de zaken waar ik naar op zoek ben met Canadese ontwikkelingsmaatschappijen, zijn Nederlandse bedrijven die in Canada - in overvloed aanwezige ‒ biomassa kunnen transformeren in brandstoffen.
actief zijn op het gebied van de ontwikkeling nieuwe energie worden mijn inziens niet zo goed gefaciliteerd als dat in Canada gebeurd , vervolgt Duijsens. In het volle Nederland lopen ondernemers op het moment dat ze willen gaan demonstreren tegen ruimtelijke ordeningsproblemen aan en zaken als emissievergunningen. Ik denk dan, kom naar deze regio die daar veel minder last van heeft.
werking met Atlantisch Canada boven andere Noord-Amerikaanse regio s is de relatief korte vliegafstand en het geringe tijdsverschil van vijf uur.
potentie en kan vele honderdduizenden mensen gaan bereiken. De Van Kaathoven Groep heeft de afgelopen jaren nauwe ban-
Verschillen Duijsens koos een tijdje geleden met zijn bedrijf doelbewust voor Canada, omdat hij in Europa op het gebied van innovatie naast veel mogelijkheden toch ook wel flinke beperkingen ziet. Wat je ziet is dat bij innovatieve projecten die een grootschalige aanpak vragen, je binnen de Europese Unie heel gauw tegen praktische problemen aanloopt. Zoals verschillende wetgevingen en culturen. Je moet soms veel moeite doen om die verschillen te overbruggen. De energie
Dozenschuiver Atlantisch Canada is binnen de G7 de regio met de laagste business cost en beschikt bovendien over veel grondstoffen , vertelt Duijsens. Canada maakt al langere tijd een transitie door van de dozenschuiver die het eerst was, naar een kennisland. Overheden en bedrijven hebben de laatste jaren fors geïnvesteerd
Hoewel Duijsens veel kansen ziet voor samenwerkingsverbanden tussen Canada en Nederland, valt een ding hem toch wel tegen. Regionale Nederlandse autoriteiten vinden het geweldig dat ik samenwerkingsverbanden opzet, totdat ze door hebben dat er misschien bedrijven van Nederland naar Canada verhuizen. Dan zijn ze ineens een stuk minder enthousiast. In mijn optiek gebeurt dat echter toch, de overheid kan beter een sturende rol proberen in te nemen. Bovendien gaat er misschien bedrijvigheid weg, maar er komt ook iets nieuws voor terug in de vorm van kennisontwikkeling.
den ontwikkelt met Canada. Canada is een land dat achterliep op het gebied van afvalverwerking maar dat nu versnelt aan het inhalen is en gelijk doorstroomt naar vergisten, produceren van energie enzovoorts , stelt Van Kaathoven. Het land rijdt haar afval met 300 à 400 trucks per dag naar de Amerikaanse grens en daar wordt het tegen een ongelooflijk laag tarief gedumpt. Omdat Amerika daar echter mee wil stoppen, is Canada de laatste jaren op zoek naar alternatieven. Daardoor liggen er gigantische kansen voor Europese bedrijven. Toen de initiatiefnemers van een composteerfabriek in Hamilton een Europese tour maakte, zijn ze ook bij ons bedrijf langs geweest. Zij waren toen zo onder de indruk dat wij hen bij de bouw van de composteerfabriek in Hamilton hebben geholpen met het design en het opstarten van de plant. Zij hadden de keuken en wij leverden de kok. Als gevolg daarvan hebben wij het adviseerschap kunnen inruilen tegen een aandeel van twintig procent in het exploitatiebedrijf van de compostfabriek. Nu bevinden we ons midden in het speelveld en zijn er grote kansen aanwezig omdat Canada op zoek is naar duurzame alternatieven voor haar afval.
15
BOM
Provincie Limburg, Brabant en Zeeland ondersteunen DOE! DOE! bevindt zich op de grens van de provincies Brabant, Limburg en Zeeland. Alle drie de provincies spelen een cruciale rol in het scheppen van de juiste randvoorwaarden om DOE! tot een succes te maken. ʻHet is aan het bedrijfsleven om aan te geven welke stenen voor het duurzame bouwwerk nodig zijn. Wij zullen de juiste stenen aandragen en de belemmeringen uit de weg nemenʼ, stelt Annemarie Moons, gedeputeerde Economische Zaken in Brabant.
Volgens Moons, schuilt in de duurzame ontwikkeling van energie één van de belangrijkste opgaven voor het bedrijfsleven van de eenentwintigste eeuw. Met de ontwikkeling van duurzame energie kan een knelpunt omgezet worden in een economische kans , stelt Moons. Ik denk niet dat we het ons kunnen veroorloven ook maar één middel ongebruikt te laten. Daarvoor gaat de klimaatverandering veel te hard. De urgentie van het probleem is groot. Met DOE! hebben we een initiatief in handen waarin wij als provincie een bijdrage kunnen leveren door vraag en aanbod te combineren en het bedrijfsleven kunnen helpen duurzame energie als economie kans te benutten.
willen we dat in 2011 de opwekking van duurzame energie significant is toegenomen. DOE! is een uitstekende aanvulling op onze proeftuinen en wij zullen het DOE!-programma dan ook van harte ondersteunen.
Proeftuinen Als provincie willen wij er alles aan doen om voor het bedrijfsleven de juiste randvoorwaarden te creëren , stelt Moons. We zullen niet alleen kijken wat we kunnen doen op het gebied van het
voor de proeftuin regionale opwek-
terugdringen van de regeldruk, maar ook financiële middelen beschikbaar stellen. In de proeftuinen van de provincie is er ook alle aandacht voor de duurzame ontwikkeling van energie. Zelf ben ik primair verantwoordelijk
king van energie . Daarin zetten we in op twee Ecoparken in Brabant, op duurzame warmtevoorziening op een bedrijventerrein met lichte bedrijvigheid en op ketenbenadering van energie in het AgroFoodCluster. Daarmee
Bert Kersten, gedeputeerde Energie & Milieu Limburg
Marten Wiersma, gedeputeerde Economische Zaken Zeeland
Peil Natuurlijk kan alles nog altijd beter , vult Marten Wiersma, gedeputeerde Economische Zaken van Zeeland aan. Maar als je het succes afmeet aan de vraag of er voldoende samenwerking is, worden er momenteel forse stappen in de goede richting gezet. We zijn er echter pas als er ook concrete resultaten zijn geboekt. Het DOE!-programma mag wat mij betreft nog concreter worden. De stipjes aan de horizon kunnen en moeten scherper geformuleerd worden. Voorwaarde daarvoor is dat wij als overheid samen met het bedrijfsleven om de tafel te gaan zitten om samen te bespreken wat we van elkaar verwachten en wat we van elkaar willen. De overheid moet zich uit de naad werken om de randvoorwaarden te creëren zodat het bedrijfsleven goede prestaties kan leveren. Ik denk daarbij aan de fiscale en juridische randvoorwaarden, maar ook aan zaken als grondstoffen en financiële middelen. Op dit moment ligt bij ons de focus op het Bio Park Terneuzen , vervolgt Wiersma. Het Bio Park Terneuzen is een innovatief project met als doel het koppelen van activiteiten tussen bestaande en nieuwe agro- en industriële bedrijven in de Kanaalzone, het havengebied van Terneuzen. De samenwerking moet leiden tot een verbetering van de resultaten van de deelnemers, een verlaging van de milieubelasting, het aantrekken van nieuwe bedrijven en uitbreiding van de werkgelegenheid. Grote multinationals als DOW, Yara, Cargill, Nedalco en Outokumpu beschikken hier over grote en moderne productievestigingen. Momenteel zijn we druk bezig om gezamenlijk met onder meer deze spelers de stipjes op de horizon te verduidelijken. Uitsteken Duurzaam doen vraagt om lef , stelt Bert Kersten, gedeputeerde Energie en Milieu van de provincie Limburg. De provincie steekt haar nek uit door te investeren in beeldbepalende projecten en concrete toepassing van vernieuwende concepten. Wij gaan onze voorbeeldrol niet uit de weg, de tijd van piekeren is voorbij. De handen moeten uit de mouwen. Duurzaamheid is denken, durven doen. Fundamenteel anders omgaan met energie is ook in Limburg absolute noodzaak. Dat inwoners de auto wat vaker later staan en spaarlampen gebruiken, is niet genoeg.
Annemarie Moons, gedeputeerde Economische Zaken Brabant Wies Saman Het energievraagstuk is een internationaal probleem. Oorzaak van klimaatverandering en luchtvervuiling. Dit is het terrein waar Limburg kansen moet pakken om in samenwerking met het bedrijfsleven en kennisinstituten nieuwe technologieën te ontwik-
cie zullen wij er alles aan doen om de juiste randvoorwaarden te creëren.
kelen en in de markt te zetten. Met als opbrengst extra werkgelegenheid en ondersteuning van de innovatieve
potentie van DOE! Over de samenwerking met de provincie Limburg en Zeeland is Moons goed te spreken. Ik
Grenzen De potentie is er gewoon , stelt Moons. We trekken niet aan een spreekwoordelijk dood paard. Ik geloof in de
ʻWij gaan onze voorbeeldrol niet uit de weg, de tijd van piekeren is voorbijʼ economische ontwikkeling. De provincie neemt de voortrekkersrol bij de ontwikkeling van kennis, innovatie en de praktische toepassing van biomassa, zonne-energie en koude-warmte opslag. In Limburg en vooral Parkstad zijn grote mogelijkheden, zoals het gebruik van mijnwater en toepassingen van nieuwe energiebronnen. De ontwikkeling van zonne-energie, groene energietoepassingen, een andere basishouding, energiebesparing en nieuwe technologieën bieden oplossingen onder voorwaarde dat samen-
heb regelmatig overleg met Marten Wiersma en Bert Kersten over hoe we als provincies gezamenlijk zaken aan kunnen pakken, bijvoorbeeld in het kader van Pieken in de Delta. De duurzame ontwikkeling van energie gaat over onze provinciegrenzen heen, Brabant, Limburg en Zeeland kunnen niet zonder elkaar. Wiersma: Het besef dat de economie niet stopt bij de provinciegrens is er gelukkig. Industriële bedrijven denken niet eens in landsgrenzen en velen van hen zelfs niet in continentgrenzen, laat staan in
werking met gemeenten, bedrijven en andere partners van de grond komt. DOE! is daartoe een goed initiatief en ik moedig het dan ook aan. Als provin-
provinciegrenzen. www.brabant.nl / www.limburg.nl www.zeeland.nl ■
16
BOM
En u krijgt weer tijd om zaken te doen... (of iets anders) Ontdek de voordelen van payroll voor u en uw medewerkers
Door uw personeel te payrollen geeft u het juridische werkgeverschap uit handen en bespaart u veel kostbare tijd én geld. Daarnaast gaan uw medewerkers er ook op vooruit.
De belangrijkste voordelen van Please Payroll op een rij: • • • •
1 factuur voor al uw personele kosten Besparing t.o.v. uw huidige situatie Optimale risico afdekking Uitgebreide arbeidsvoorwaarden voor uw medewerkers
Ontdek de voordelen van Please Payroll en doe de quickscan op www.please.nl of bel 0800-2357532.
168656
Ondernemen, daar ligt uw kracht. Hoe vaak bent u niet druk met andere, veelal administratieve taken? Please Payroll weet dat als geen ander en kan u hierbij helpen.