Richtlijn tekenwerk Docent: ing. R.J. Rolloos (Bron: tekenrichtlijnen Gemeentewerken Rotterdam).
Opzet van de tekening Bij de opzet van de tekening verdienen een aantal punten de aandacht, namelijk: Formaat van de tekening: gebruik bij voorkeur een veelvoud van A4-formaten (210x297mm) en houd rekening met de handzaamheid bij het lezen van de tekening op de bouwplaats; De kaders kunnen worden ingeladen met het standaard tekeningformaat A4 t/m A0; Zorg ervoor, dat de hoogte van een tekening niet meer is dan de hoogte van een A0 (841mm). Dit in verband met de breedte van de papierrol in de plotter (max. 914 mm); Tip: bijvoorkeur A1 hoogte voor hanteerbaarheid buiten; Vouwen van de tekening: vouw de tekening terug naar het A4-formaat. Het tekeninghoofd moet in gevouwen toestand zichtbaar zijn; Kader: de tekening moet voorzien worden van een kader, dat voldoet aan de volgende criteria; De afstand tussen binnen- en buitenkader (de snijlijn) is 10 mm; Het binnenkader heeft een pendikte van 0.7 mm (blue); Het buitenkader heeft een pendikte van 0.18 mm (red); De maatbalk staat in het midden van de onderlijn; Tekeninghoofd: wanneer een tekening een officieel document wordt, dient er een tekeninghoofd op de tekening te worden gezet (A4 wordt hierbij A3); De noordpijl wordt bij voorkeur rechtsonder in het viewport geplaatst.T Tekst in de tekening: tekst op een tekening moet van links naar rechts en van onder naar boven kunnen worden gelezen. Tekenen van aanzichten/doorsneden Voor het tekenen van aanzichten en doorsneden geldt het volgende: aanzichten: Elk object heeft de volgende aanzichten: vooraanzicht; bovenaanzicht; rechterzijaanzicht; Doorsneden: bij situaties wordt er gesproken over ‘PROFIELEN’ met cijfers, bijvoorbeeld PROFIEL 1-1. Bij details wordt er gesproken over ‘DOORSNEDEN’ met letters, bijvoorbeeld DOORSNEDE A-A bij het aangeven van doorsneden is belangrijk: de plaats van de doorsnede de kijkrichting van de doorsnede, aangeduid met pijlen die loodrecht staan op de doorsnijdingslijn de kijkrichting van de profielen en doorsnede is vanuit het tekeninghoofd gezien.
X- en Y-coördinaten Nederland is vastgelegd in het RijksDriehoekstelsel (RD) waarvan de oorsprong nabij Parijs ligt (zie figuur):
De volgende punten hebben betrekking op het plaatsen van coördinaten op tekeningen: op elke situatietekening dienen minimaal drie ruitkruizen voorzien te worden van X- en Ycoördinaten, t.b.v. oriëntatie voor andere diensten zoals Landmeten Vastgoed (zie ook voorbeeldtekeningen). Deze coördinaten moeten op een nauwkeurigheid van een meter worden vermeld (geen cijfers achter de komma); de X-coordinaat in Nederland is altijd positief en de grootste X-coördinaat is altijd kleiner dan de kleinste Y-coördinaat. De Y-coördinaat is ook altijd positief; de coördinaten t.b.v. werkzaamheden dienen op een nauwkeurigheid van drie cijfers achter de komma vermeld te worden (millimeters);
Schalen De meest voorkomende standaard schalen zijn: 1:20 / 1:200 / 1:2000 1:25 / 1:250 / 1:2500 1:50 / 1:500 / 1:5000 1:10 / 1:100 / 1:1000 toe te passen schalen: Voor een situatietekening in de wegenbouw geldt als richtlijn schaal 1:500 Voor bijvoorbeeld detailtekeningen kunnen meerdere schalen worden gekozen, bijvoorbeeld 1:20 of 1:10. Voor profielen en doorsneden wordt in het algemeen een schaal gekozen van 1:100 of 1:50. Lijnen Onderscheid tussen lijnen bereikt men door het variëren van de lijndikte en lijnsoort. Maak gebruik van de volgende drie tekenregels: dikke lijn (0.35 mm) : voor de nieuwe situatie (green) en doorgesneden lijnen in details dunne lijn (0.18 mm) : voor de bestaande situatie en aanzichtlijnen in details (kleur red / 54) streeplijn (0.18 mm) : voor de vervallen situatie en lijnen die achter aanzichtlijnen vallen in details. Pennen/kleuren
Maatvoering Er wordt gemaatvoerd in Modelspace. Deze maatvoering is als volgt opgebouwd: de maat wordt aangegeven met één maatlijn en twee hulplijnen; de hulplijnen staan haaks op de maatlijn; de maatlijn eindigt tegen de hulplijnen aan; de eindpunten van de maatlijn worden voorzien van een pijltje; de getalswaarde van de maat staat in het midden tussen de twee hulplijnen en boven de maatlijn; de getalswaarde moet leesbaar zijn van links naar rechts of van onder naar boven; wanneer het (bijvoorbeeld in de situatietekening) duidelijker is met schuine streepjes te maatvoeren is afwijken van de bovengenoemde standaard maatvoering mogelijk; voorkom het doorkruisen van de maataanduiding door andere lijnen van de tekening; plaats bij voorkeur de maatlijnen onder en rechts van het object; vermeld alleen de maten die nodig zijn om het werk te maken (geen overbodige maten); bij consequent gebruik van dezelfde eenheid dient in het tekeninghoofd vermeld te worden welke eenheid wordt gebruikt, bijvoorbeeld: “maatvoering in meters”. Dit dient aan de rechterzijde op de tekening onder ‘opmerkingen’ te worden opgenomen; in een dwarsprofiel wordt gebruik gemaakt van doorgetelde maten. Het nulpunt wordt gekozen bij de uitgiftegrens of een landmeetkundige as.
Tekst Teksthoogte: hieronder een overzicht van de meest voorkomende hoogten die men geeft aan teksten en maatvoeringen in combinatie met de situaties waarin ze gebruikt worden. Hoogte tekst en maatvoering situaties: wegenbouw situatie bestaand en nieuw 0,18 mm wegenbouwdetails 0,18 / 0,25 mm* riolering bestaande situatie (putnummers, diameter, schouwpeilen) 0,18 mm riolering nieuwe situatie (putnummers, diameter, aanlegpeilen etc.) 0,25 mm rioleringsdetails 0,18 / 0,25 mm* uitgiftepeilen bestaand en nieuw 0,18 mm hoogtemaatvoering bestaand en nieuw 0,18 mm benaming en indeling k&l 0,25 mm straatnamen (bij voorkeur in hoofdletters) 0,35 mm / 0,25 mm* huisnummmers en overige teksten (bijv. school, kerk, telefooncel) 0,18 mm te rooien bomen / beplanting 0,25 mm nieuw te planten bomen / heester 0,25 mm tekst op inventarisatietekening beplanting 0,18 mm * = afhankelijk van de gebruikte schaal In Modelspace is de invoerhoogte van de tekst afhankelijk van de plotschaal. De meest voorkomende waarden staan hieronder vermeld (bij tekenen in meters):
Tekstsymbolen tekstsymbolen: Met behulp van het voorvoegsel %%.. en de ALT toets kan men teksten en maatvoering voorzien van een aantal symbolen en lettertekens %%u1234 = 1234 %%d1234 = °1234 %%p1234 = ±1234 %%c1234 = ø1234 H%%0182%%020O = H2O H%%0172%%019O = H2O ALT 131 = â ALT 130 = é ALT 139 = ï ALT 147 = ô ALT 129 = ü ALT 132 = ä ALT 136 = ê ALT 140 = î ALT 148 = ö ALT 150 = û ALT 133 = à ALT 137 = ë ALT 141 = ì ALT 149 = ò ALT 151 = ù ALT 160 = á ALT 138 = è ALT 161 = í ALT 162 = ó ALT 163 = ú Opzet Paperspace Alleen situatietekeningen moeten worden voorzien van een kaderlijn. Bij dwarsprofielen wordt geen lijn rondom het viewport getrokken. Het onderschrift dient in het midden onder de betreffende situatie en/of profiel te worden weergegeven. Voor overige zaken met betrekking tot de opzet van de tekening wordt hier verwezen naar de voorbeeldtekening: plaats situatie; plaats opmerkingenlijst; plaats legenda.