DNA van de amateurkunsten Beschrijvende en beschouwende nota ter ondersteuning van visie-ontwikkeling Voorjaar 2016
Intro Jong, oud en ouder beoefenen kunst in de vrije tijd. Uit goesting, passie en vaak met ambitie. Amateurkunst staat voor een zeer brede en maatschappelijk relevante praktijk met een sterke lokale verankering. Het wetenschappelijk, representatief onderzoek ‘Amateurkunsten in Beeld Gebracht’ legde in 2009 de cijfers bloot: 1 op 3 Vlamingen is bezig met kunstbeoefening in de vrije tijd. Wie is de amateurkunstenaar? Waarvoor staat de amateurkunstpraktijk? Hoe verhoudt deze praktijk zich tot de sociaal-culturele praktijk of methodiek? Het brede amateurkunstenveld is eindeloos divers en voortdurend in beweging. Hoe staat de amateurkunstensector in relatie tot het veld? En welke rollen vervult de sector naar een dermate divers veld? De maatschappij evolueert. Uitdagingen komen op ons af. Welke relevante ontwikkelingen spelen in op het veld en hoe verhouden we er ons toe als sector? Hoe interageren deze tendensen met kunstbeoefenaars in het veld? Meebouwen aan de toekomst vergt aanhoudende inspanningen om zich te oriënteren en te positioneren t.a.v. veranderingen. Het Forum voor Amateurkunsten wil met deze nota de amateurkunstpraktijk vanuit een achterliggende visie duiden en beschrijven, ter ondersteuning van visieontwikkeling op organisatie- sector- en sectoroverschrijdend niveau (cfr. strategische beleidsplanning 2017-2021).
Opzet & opbouw visienota Met deze nota amateurkunsten beogen we even in te zoomen op de diverse spelers in het amateurkunstenveld en hun positie, rol en verhoudingen scherp te stellen. Niet om het begrip af te bakenen voor eens en altijd, maar wel om gesprekken aan te gaan met open vizier. We behandelen ook de terminologische kwestie rond de term amateurkunst. De term amateurkunst wordt heel verschillend ervaren, door mensen in het beleidswerk, door professionals uit verwante domeinen, door lokale cultuurfunctionarissen, door jongeren, door wetenschappers,... Door even terug te gaan in de tijd, door de term amateurkunst onder de loep te nemen en door beschrijvend te werk te gaan rond de termen amateurkunstenaar en amateurkunstpraktijk willen we voor wie het aanbelangt duidelijkheid geven over waar we voor staan. We ontleden het brede amateurkunstenveld en gaan naar een beschrijving van de amateurkunstenaar, de amateurkunstpraktijk en de manier waarop de sector amateurkunsten op deze praktijk inwerkt. De opdracht en rol van de amateurkunstensector wordt geschetst. Daarbij situeren we de sector in relatie tot verwante beleidsdomeinen, omgevingsfactoren en toekomsttrends.
1
Opbouw van deze nota: Terug in de tijd: een korte historiek ............................................................................................................. 3 What’s in a name? De term amateurkunst ...................................................................................... 4 Het amateurkunstenveld ontleed ..................................................................................................................... 7 De amateurkunstenaar ............................................................................................................................ 7 De amateurkunstpraktijk ...................................................................................................................... 17 De amateurkunstensector .................................................................................................................. 18 Omgeving ................................................................................................................................................................................................ 22 Toekomst ................................................................................................................................................................................................. 23 Reflectie ..................................................................................................................................................................................................... 25
Amateurkunstenaars zijn niet in één hokje te vatten. De opvatting over wat er wel (en niet) tot de amateurkunsten behoort lijkt complex, maar is ook vrij kort samen te vatten als: andere mensen raken door artistieke expressie uit liefde voor de kunst. Eigen aan de amateurkunst is het samengaan van een artistieke, een sociale en een educatieve component. Mensen creëren, doen aan artistieke expressie, aan actie en reactie. Artistieke creatie is een motor van verandering in de samenleving omdat het feitelijkheden in vraag stelt. Tegelijk ligt de verdienste van de amateurkunsten in het creëren van sociaal weefsel, gemeenschapsvorming waarbij groepsgebeuren, de vaak diverse groepssamenstelling en het actief engagement kenmerkend zijn. Amateurkunsten scheppen in wezen een lerende omgeving, en zijn een natuurlijke voedingsbodem voor het verwerven van kennis, vaardigheden en competenties. Amateurkunst is geen geïsoleerd gebeuren, maar situeert zich in een netwerk van veelzijdige actoren. Om de veelzijdige praktijk van kunstbeoefening in de vrije tijd te ondersteunen, structureren overheden de praktijk via decreten en sectoren waaraan opdrachten zijn verbonden. Op het vlak van beleid bevindt amateurkunst zich op de snijlijn met lokaal vrijetijdsbeleid, kunst- en cultuureducatie, kunsten, erfgoed, (deeltijds kunst)onderwijs, jeugdwerk, sociaal-cultureel volwassenenwerk, welzijn, participatie, innovatie,… Werken aan de expressieve en kunstzinnige ontwikkeling van mens en maatschappij is een gedeelde opdracht van diverse beleidsdomeinen. erfgoed
sociaal-cultureel volwassenenwerk
kunsteducatie welzijn
professionele kunsten AMATEURKUNSTEN jeugdwerk …
onderwijs innovatie
lokaal cultuurbeleid
De praktijk houdt zich niet aan kunstmatige hokjes of opdelingen. Het amateurkunstenveld kent een enorme diversiteit, die vrij moeilijk te vatten is, en het beschrijven van de praktijk niet makkelijk maakt. Na een korte historiek en terminologische duiding, zoomen we in op de praktijk, op het basale, dat wat leeft in het veld van actieve cultuurparticipatie. Voor de kunstbeoefenaars is het vaak irrelevant welk label ze krijgen opgekleefd. Amateurkunst is verweven in vele facetten van de samenleving en blijft daardoor vaak deels onder de radar of wordt vaak niet als dusdanig omschreven.
2
praktijk
sector
beleid
De praktijk is breed en divers. De sector capteert, speelt in op wat leeft van onderuit en bespeelt vanuit de ervaring en kennis het beleid.
Terug in de tijd: een korte historiek Ook al hebben amateurkunsten op een of andere manier altijd al deel uitgemaakt van het dagelijkse leven (dit blijkt bv. uit het feit dat componisten in de 17de eeuw niet louter en alleen partituren schreven voor professionele muzikanten), vanaf ongeveer midden van de 19de eeuw ontstaan allerlei ‘sociëteiten’ en ‘volkskunstvereenigingen’. Geleidelijk doet ‘de amateuristische kunstbeoefening’ zijn intrede als onderdeel van het sociaal-culturele leven. De ontwikkeling van deze ‘amateuristische kunstbeoefening’ kan niet losgekoppeld worden van de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen van die tijd: de 19deeeuwse industrialisering, de plattelandsvlucht en de plotse bevolkingsgroei liggen aan de basis van de opkomst van een zeer onfortuinlijke arbeidersklasse. Extreme armoede, ontwrichting door migratie en slechte werkomstandigheden dwingen de burgerij tot inspanningen voor deze arbeidersklasse. Vanuit een paternalistische houding tracht de burgerij arbeiders te verheffen en te beschaven door de organisatie van allerlei (volks)culturele activiteiten. Met dit beschavingsoffensief hoopt men het algemeen welzijn van de arbeider te vergroten. Dan doet geleidelijk de verzuiling zijn intrede in de Belgische samenleving. Deze levensbeschouwelijke opdeling is niet enkel een partijpolitiek gebeuren. Ook in andere maatschappelijke domeinen ontstaan ideologische netwerken. Neem bijvoorbeeld toneelkringen, muziekverenigingen, fanfares en zanggroepen. Ze bekennen kleur en zijn toegankelijk voor mensen van dezelfde strekking. Naast het uitdragen van bepaalde principes en overtuigingen hadden deze verenigingen voor ‘amateuristische kunstbeoefening’ een algemene ontspannings- en servicetaak (Dekeyser & Dhont, 1996). Vanaf de jaren ’60 tot het einde van de 20ste eeuw komt stilaan een ontzuilingsproces op gang. Een eerste golf van professionalisering binnen de sector start op. Het is ook in deze periode dat via herhaalde staatsvormingen, het cultuurbeleid naar een zelfstandig beleidsdomein van de Vlaamse overheid evolueert. Het begrip amateurkunsten vervangt de ‘amateuristische kunstbeoefening’ in het decreet van 22 december 2000. Dat decreet vormt een nieuw en duidelijk beleidskader en focust op de democratiserende en socialiserende rol van amateurkunsten. Vanaf 2000 evolueren de amateurkunsten steeds meer naar een verzelfstandigde sector binnen het sociaal-culturele veld. Het vernieuwde beleidskader treedt in voege in 2000 en heeft een dynamisch effect op sector en praktijk. De amateurkunsten worden steeds verder geïnstitutionaliseerd en krijgen verder vorm qua inhoud en organisatie. De sector verhoudt zich tot een amateurkunstenveld in voortdurende verandering en zet in op verdere professionalisering.
3
It’s in a name? De term amateurkunst Etymologie Amateur zn. ‘liefhebber’ vnnl. amateur ‘een beminder’ [1553; Mussem], amateur ‘liefhebber’ [1650; Hofman]; nnl. amateur ‘kunstvriend’ [1824; Weiland], ‘niet-beroeps vakman’ [1902; WNT Supp.], ‘nietberoeps sporter’ [1924; WNT Supp.] Ontleend aan Frans amateur ‘vriend, minnaar’ [1488; Rey], later, onder invloed van Italiaans amatore, alleen ‘kunstliefhebber’ [1762; Rey], ontleend aan Latijn amātor ‘minnaar, liefhebber’, nomen agentis bij amāre ‘liefhebben’ Amateurisme zn. ‘beoefening als amateur’ nnl. amateurisme (pejoratief) ‘dilettantisme’ [1927; WNT Supp.], ‘amateursportbeoefening’ [1947; WNT Supp.], wellicht ouder dan de pejoratieve betekenis Ontleend aan Engels amateurism ‘amateursportbeoefening’ [1868; OED], een afleiding van amateur Uit: M. Philippa e.a. (2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands
Amateurkunst in het Van Dale woordenboek Amateurkunst zn. 1. (g.mv.) een of meer door een niet-professionele kunstenaar vervaardigde artefacten 2. (amateurkunsten) elk van de kunstvormen zoals die door een niet-professionele kunstenaar beoefend worden Uit: Dikke Van Dale (2015)
De definitie van amateurkunst in Dikke Van Dale spitst zich toe op de distinctie amateur – professioneel. Amateurkunst wordt begrepen door niet-professioneel beoefende kunst. Daarin wordt het element ‘amare’, beoefenen uit liefde voor de kunst, niet meegenomen in de definitie. Amare, ‘houden van’ Amateur draagt in zich ‘amare’, ‘houden van’. De amateurkunstenaar beoefent zijn artistieke bezigheden uit goesting, uit passie, uit gedrevenheid en liefde voor de kunst. Amateur refereert hier naar liefhebber. Amateurkunst is door liefhebbers beoefende of vervaardigde kunst. Artistieke, sociale en educatieve component Amateurkunst is creatie, verbeelding, (re)productie,... De amateurkunstenaar hanteert (een combinatie van) de meest uiteenlopende kunstvormen als muziek, dans, theater, woord, vorm, beeld, tekst, media,... geeft betekenis aan z’n werk en beoogt artistieke kwaliteit. Amateurkunst brengt mensen samen, geeft vorm en inhoud aan de interactie en relaties tussen mensen, draagt bij tot groeps- en gemeenschapsvorming en geeft kleur aan de samenleving. Amateurkunst creëert een leeromgeving en is een natuurlijke voedingsbodem voor het verwerven van kennis, vaardigheden (artistieke en sociale) en competenties. Amateurkunst voedt de identiteit, leidt tot zelfontplooiing en kritische reflectie.
4
Negatieve betekenis Er is echter een weerkerend punt van debat over het begrip amateurkunsten: waar sommigen vinden dat het woord amateurkunst de lading dekt, storen anderen zich aan de negatieve betekenis van het woord amateur. De negatieve connotatie is niet zozeer gerelateerd aan het woord amateurkunsten, wel aan het woord amateur. Het woord amateur heeft geen pejoratieve bijklank, de negatieve betekenis is gewoon één van de twee betekenissen van het woord. Een klassiek onderzoek uit de jaren 1970 naar de dichotomie tussen amateur en professional benoemt dit punt als volgt: ‘the idea of amateur is used with an annoying imprecision in both everyday life and sociological thought’ (Stebbins, 1977). Dat voor- en tegenstanders zich in dit debat opwerpen is op zich dus niet vreemd. Het woord amateur heeft ook gewoonweg twee betekenissen. Enerzijds beschrijft Van Dale de amateur als liefhebber, ontleed aan het Latijnse amator ‘minnaar, liefhebber’. Anderzijds wordt de term ook gebruikt om een ondeskundige, prutser of knoeier aan te duiden. Al in 1890 duidt een taalkundige studie de tweede, pejoratieve betekenis van het woord aan: ‘Men verliest den roep van vakman en deskundige, men riskeert den blaam van amateur en dilettant.’ (F. van den Eeden, 1890). Het is opmerkelijk dat deze dubbele betekenis ook internationaal gangbaar is. Zo heeft het woord amateur o.m. in het Frans, Engels, Duits en Italiaans de betekenis van liefhebber én knoeier. Ondanks de dubbele betekenis van het woord amateur en de gevoeligheid er rond binnen de sector heeft de term toch voornamelijk een positieve gevoelswaarde. Zowel in Vlaanderen als in Nederland peilen onderzoekers naar de perceptie van het woord in grootschalig bevolkingsonderzoek (zie Vanherwegen et al., 2009; Deekma, 2010). Uit deze studies blijkt dat de term zowel in Vlaanderen als in Nederland een positieve connotatie wordt toebedeeld. Respondenten verbinden het woord amateurkunsten met enthousiasme en creativiteit maar ook sociaal, toewijding en originaliteit komen aan bod. De negatieve connotaties zoals minderwaardig werk, niet serieus, vrijblijvend en saai worden slechts door een minderheid Vlamingen en Nederlanders aangeduid. Ook al heerst er bij sommigen wat terughoudendheid over de term amateurkunsten, de term is ingeburgerd, ook internationaal. We vinden ‘amateur arts’ terug in Angelsaksische landen (VS, VK, Australië) en in de meeste Europese landen. Naast de terughoudendheid over de term, bestaat er ook veel discussie over de invulling van het begrip. Een blik op zowel wetenschappelijke en beleidspublicaties toont al snel de definitiechaos aan. In wetenschappelijke kringen spreekt men zelden over amateur arts maar kiest men voor ‘active arts participation’ (Brown, Gilbride, & Novak, 2011; NovakLeonard & Brown, 2011; Peterson, 1996; Vanherwegen & Lievens, 2014). In het Verenigd Koninkrijk spreekt men van ‘voluntary arts’ in (Dodd, Graves, & Taws, 2008); in de VS van ‘participatory art practices’ of ‘participatory engagement’ (Novak-Leonard & Brown, 2011). De definiëring van ‘active arts participation’ in de wetenschappelijke literatuur gebeurt vaak zeer pragmatisch. Vanherwegen en Lievens (2014) schrijven over ‘art creation activities such as making music or painting’ (p. 437); en ook Donnat (1996) geeft in zijn internationale publicatie voorbeelden van hoe actieve cultuurparticipatie te verstaan. In beleidskringen wordt het begrip ‘amateur arts’ wel gebruikt maar is er geen eensgezindheid over de definiëring van het begrip. Ondanks het gebrek aan een eenduidige definitie zien we enkele elementen steeds weer opduiken in omschrijvingen en definities: (1) de moeilijkheden met de negatieve betekenis van het woord amateur (zie hierboven); (2) het afzetten ten opzichte van de professionele kunsten en (3) de
5
erkenning van het meervoudige/hybride karakter van amateurkunsten; het feit dat amateurkunsten op een snijlijn van praktijken functioneren. Beleidsteksten lijken zich te inspireren op het wetenschappelijk materiaal en leggen steeds meer de nadruk op de actieve component van deelname. Het Europees netwerk Amateo bijvoorbeeld benoemt zich als platform voor ‘active participation in cultural activities’. Ook de Nederlandse beleidsorganisatie LKCA (Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst) plaatst amateurkunsten binnen een breder kader van actieve cultuurparticipatie: ‘Met actieve cultuurparticipatie doelen we als LKCA op alle vormen van het actief beoefenen en artistiek ontwikkelen van of betrokken zijn bij cultuur in de vrije tijd, dus buiten school en werk. Het bezoeken van cultuur als publiek behoort niet tot ons aandachtsgebied. Actieve cultuurparticipatie is dus een brede term die buitenschoolse cultuureducatie en amateurkunst, kunstbeoefening in de vrije tijd, omvat, maar bijvoorbeeld ook community arts en vrijwilligerswerk in de erfgoedsector. Ons werkveld is kortweg te omschrijven als zowel alle vormen van binnen- en buitenschoolse cultuureducatie (cultuureducatie) als het beoefenen van of actief betrokken zijn bij cultuur in de vrije tijd (cultuurparticipatie).’ (www.lcka.nl) Amateurkunst als een vorm van actieve cultuurparticipatie Ondanks de definitiechaos is het vaak wel duidelijk waar amateurkunsten voor staan. Het is alsof de geest van wat amateurkunst is, wordt begrepen, maar eens een definitie wordt opgesteld, de tekst ons begrip van amateurkunsten beperkt. De nadruk op de actieve component van cultuurdeelname kan ertoe bijdragen tot een gedragen omschrijving van amateurkunst te komen. De geest wordt begrepen, de letter beperkt. In navolging van recente ontwikkelingen in de academische en beleidsliteratuur zijn we ons bewust van de beperkingen van een afgelijnde definitie van amateurkunsten. We verkennen daarom het pad van een brede en inclusieve visuele weergave van amateurkunsten waarbij we amateurkunsten als een vorm van actieve cultuurparticipatie zien1. Uitgangspunt van onderstaande figuur is de participatiemodus, i.e. de wijze waarop mensen deelnemen aan kunst- en cultuuractiviteiten in de vrije tijd. In plaats van te zoeken naar dé juiste omschrijving van wat amateurkunsten precies is (en ons daarbij altijd weer vast rijden) richten we ons op de manier waarop we met kunst en cultuur bezig zijn. Het voordeel van deze benadering is dat actieve cultuurparticipatie zich als volwaardige participatiemodus naast de receptieve2 en digitale plaatst en niet struikelt over de complexe verscheidenheid, sectoren, activiteiten, artefacten of wat amateurkunst wel of niet omvat. Actieve cultuurparticipatie hoeft zich dan niet af te zetten t.o.v. belendende sectoren/activiteiten zoals cultuureducatie, DKO of sociaal-artistiek werk aangezien deze zowel receptief, digitaal of actief ingevuld kunnen worden. Uiteraard is overlap mogelijk. Zo kan iemand online grafisch werk ontwerpen of op pc eigen muziek maken. Het veld van actieve cultuurparticipatie refereert dus naar activiteiten waarbij de deelnemer alleen of in groep betrokken is door te maken, te doen, te creëren of mee te denken onafhankelijk van zijn/haar niveau van kennis en kunde.
1
Naast amateurkunst, zijn ook sociaal-culturele projecten, erfgoedinitiatieven en bv. het interactief deelnemen als toeschouwer of toehoorder aan een voorstelling of presentatie, vormen van actieve cultuurparticipatie. 2 Ook ‘receptief’ is een term in verandering. Louter passief toekijken raakt in ongebruik. Participatieve kunst, intereactie met het publiek, co-creatie, toegevoegde waarde winnen steeds meer terrein.
6
In de vrije tijd:
receptieve cultuurparticipatie
digitale cultuurparticipatie
actieve cultuurparticipatie
(via bezoek, uithuizig, privaat) (consumptie)
(via (nieuwe) media, virtueel)
(via creatie, expressie) (productie)
Figuur: Participatiemodus kunst en cultuur Het is duidelijk dat in het brede veld van actieve cultuurparticipatie ontzettend veel verscheidenheid huist en dat amateurkunstenaars hierin een stevige positie inpalmen (cfr. infra). Het bevolkingsonderzoek ‘Amateurkunsten in Beeld Gebracht’ peilde in 2009 naar de verscheidenheid en de rol van actieve cultuurparticipatie en amateurkunsten in het leven van mensen (Vanherwegen et al., 2009). Het onderzoek geeft aan dat één op drie in de vrije tijd kunst beoefent. Dit is een onvermoed deelnemerspotentieel dat veel opportuniteiten biedt. Een omschrijving van het amateurkunstenveld en de actoren die erin spelen dringt zich op.
Het amateurkunstenveld ontleed Binnen de actieve cultuurparticipatie is het amateurkunstenveld het geheel aan actoren en de sector die op directe en indirecte wijze verbonden zijn met kunstbeoefening in de vrije tijd. In wat volgt duiden we de gelaagdheid van amateurkunsten door deelfacetten te ontleden en te benoemen. Dit vanuit het geloof dat iedereen recht heeft op en toegang zou moeten hebben op kunstbeoefening in de vrije tijd. Volgende kernbegrippen eigen aan het amateurkunstenveld worden achtereenvolgens behandeld: - amateurkunstenaar - amateurkunstverenigingen, collectieven, groepen,... - amateurkunstpraktijk - amateurkunstensector Het amateurkunstenveld (focus op de beoefenaar en creativiteit) wordt niet louter en alleen gevat door de amateurkunstensector. De praktijk kent diverse settings en wordt gevat in verschillende decreten. Deeltijds kunstonderwijs of kunsteducatieve organisaties zijn daar voorbeelden van.
7
De amateurkunstenaar De amateurkunstenaar is oneindig divers. divers Van sociaal dier tot ultrakunstzinnig artiest, van traditiegetrouw tot experimenteel-innovatief, experimenteel innovatief, van ontluikend talent tot ambitieuze duizendpoot, van stedelijke cultuuromnivoor tot verbindend plattelandsfiguur, van Europeaan tot wereldburger… over alle disciplines disciplines heen, los van leeftijd of achtergrond. De autonomie van het individu is groot. Een amateurkunstenaar bepaalt zelf de frequentie, context, vormingsgraad, ambitieniveau, ambitieniv relatie tot het publiek,.. iek,... De amateurkunstenaar gaat de interactie aan met zijn/haar omgeving. In groepsverband neemt de amateurkunstenaar positie in een systeem in en past deze zich (al (a dan niet na inspraak) aan de condities binnen de groep aan. Een amateurkunstenaar is een individu die minimaal aan deze voorwaarden voldoet: zich artistiek-expressieff uiten m.b.v. sociale interactie. (zie ook p. 16, p. 18) Analytische benadering van de verscheidenheid in amateurkunstenaars Elke amateurkunstenaar heeft z’n eigen unieke profiel, samengesteld door vele kenmerkende componenten. Om die verscheidenheid te schetsen, maken we gebruik van va continua waartoe kunstbeoefenaars zich voortdurend op verhouden. Het gaat om een analytische benadering met het oog op het duiden van de oneindige diversiteit die amateurkunst kenmerkt. Op basis van voeling met het veld zoomen we in op de amateurkunstenaar en worden 20 assen of componenten benoemd waarop de amateurkunstenaar zich beweegt3. Het gaat om aspecten van de persoon, persoon de omgeving en de artistieke oriëntatie die samen kenmerkend zijn voor die unieke amateurkunstenaar. - persoon - vorming - capaciteit - inspiratie - talent - artistieke kwaliteit - motivatie - gehanteerde kunstvormen - ambitie - innovatie - gespendeerde tijd - uniciteit - ervaring - artistieke rol - competenties - verband - culturele oriëntatie - relatie tot een publiek - omgeving - zakelijk beheer Een amateurkunstenaar neemt op deze schalen niet noodzakelijk een vaste positie in. De positie an sich houdt geen waardeoordeel in en doet dus geen uitspraak over sterktes of zwaktes. Afhankelijk van tijd en context kan kan de kunstbeoefenaar steeds een wisselende positie innemen en evolueren qua oriëntatie, en dus ook qua behoeften en noden. Evenzeer kan deze positie standvastig standvastig zijn en weinig evolueren.
3
Cfr. onderzoek en opmaak competentieprofiel begeleider kunstbeoefenaar door Tempera (Albertijn & Hoefnagels), waarbij men bij de opmaak van een competentieprofiel voor de begeleider van kunstbeoefenaars een gelijkaardige gelijkaar werkwijze met een aantal assen hanteerde waarop de cultuureducator zich in de praktijk kan situeren.
8
Dergelijke analytische indeling is altijd arbitrair. Het ontrafelen van de realiteit van de ‘amateurkunstenaar’ in deelfacetten of componenten kan niet sluitend en exhaustief zijn. Bedoeling is een kader aan te reiken waarbinnen de amateurkunstenaar gesitueerd en gepositioneerd kan worden binnen een multidimensioneel spectrum. Doel is om de diversiteit op vele assen/componenten bloot te leggen op niveau van het individu. Deze analytische oefening geeft tegelijk aan dat er meer is dan het onderscheid tussen amateur- en professionele kunstenaar De misvatting dat een amateurkunstenaar sowieso diametraal t.o.v. de professionale kunstenaar staat wordt hiermee onderuit gehaald. Het onderscheid amateur versus professioneel is een analytisch onderscheid, dat in realiteit eerder als een continuüm kan worden beschouwd. Een continuüm dat een omvangrijke grijze zone in zich draagt die amateur- en professionele kunst inherent aan elkaar verbindt. Bovendien gaat het om een ‘toegeschreven kenmerk’. Deze toekenning kan door anderen gebeuren, maar vaak komt de claim vanuit de beoefenaar zelf a.d.h.v. subjectieve zelfevaluatie (zelfetikettering). Om de diversiteit van amateurkunsten te bevatten, introduceren we een samenspel van 20 assen of componenten waarop de amateurkunstenaar zich begeeft/situeert. Een amateurkunstenaar laat zich immers niet vanuit één hoek definiëren. 1. Persoon Persoonskenmerken als leeftijd, geslacht, sociaal-economische positie, beroep, geloof, ideologische overtuiging, seksuele oriëntatie,... bepalen mee of en op welke wijze mensen aan kunstbeoefening doen in de vrije tijd (Cfr. Amateurkunsten in Beeld Gebracht, 2009). Het gaat om in sociologische studies gehanteerde aspecten van een persoon, die de identiteit (naast omgevingsfactoren mee) vormgeven en doorheen de levensloop vatbaar zijn voor verandering. 2. Capaciteit Capaciteit staat voor het fysiek en mentaal kunnen van mensen. De diversiteit van kunstbeoefenaars komt eveneens tot uiting in hun kennen en kunnen. Motorische capaciteit, de werking van het brein, psychologische ontwikkeling en de maturiteit of beperking van het lichaam hebben impact op proces en resultaat. Planmatig en methodologisch handelen i.f.v. doel is in sommige kunstpraktijken een must. Dit alles geldt trouwens zonder meer ook voor mensen met een beperking. 3. Talent Het gegeven ‘aangeboren talent’, natuurtalent,... is voor discussie vatbaar. Toch geeft de praktijk te kennen dat sommige mensen sneller en vlotter resultaat halen in een bepaalde kunstdiscipline dan andere. Talent kan aangeboren zijn, dan wel door inoefening zichtbaar worden. Een gebrekkig of matig talent kan door oefening, door vorming en door interactie met de omgeving groeien en evolueren. 4. Motivatie Motivatie staat voor de wil, gedrevenheid of goesting om aan kunst te doen. Onderzoek geeft aan dat de drijfveren om aan kunst te doen in de vrije tijd zeer veelzijdig zijn (cfr. Begin- en beoefenmotieven van amateurkunstenaars, in: Vanherwegen et. al., 2009, p. 96). Gaande van ontspanning over ontplooiing tot geëngageerde kunst maken, zowel op individueel niveau als in groepsverband.
9
Bij artistiek aangestuurde amateurkunstenaars overweegt het artistieke proces en product, dit in tegenstelling tot sociaal gemotiveerde amateurkunstenaars voor wie het sociale aspect de overhand haalt. Beide aspecten drijven de motivatie van het individu om aan kunstbeoefening te doen aan.
uitlaatklep
vaardigheden beheersen
vervolmaking
amusement
…
MOTIVATIE
geëngageerd
zelfrealisatie/eigenwaarde creatief zijn
kunstzinnig uiten
interesses delen
5. Ambitie Ambitie gaat over het streven naar kwaliteit en het beogen van een degelijk artistiek resultaat. De ambitiegraad, en hiermee samenhangend attitudes, zoals bijvoorbeeld leergierigheid of ondernemerschap, van amateurkunstenaars varieert. Ze hangt samen met de levensfase (tijd/prioriteit) maar ook met door de omgeving aangeboden uitdagingen en stimulansen. Ambitieuze amateurkunstenaars zijn vaak op zoek naar toonkansen en zoeken de relatie op met een publiek (cfr. infra). Aan de basis bevinden zich amateurkunstenaars die recreatief bezig zijn, verder geen ambitie tonen en vooral creëren voor het eigen plezier. Daarnaast bevinden zich absolute beginners, pas ontluikende talenten en meer gevorderde kunstenaars die wel streven naar bekendheid en toonkansen4. Verder onderscheiden zich diegenen met professionele ambities, meestal gaat dit gepaard met een hoog artistiek niveau5. recreatief/ plezier voor zichzelf
tonen in beperkte kring
willen naar buiten treden
bekendheid verwerven
professioneel willen worden
6. Gespendeerde tijd De intensiteit waarmee amateurkunstenaars hun discipline beoefenen verschilt van individu tot individu maar ook van discipline tot discipline (cfr. Besteedde tijd en momenten van beoefening, in: Vanherwegen et. al., 2009, p. 142). Tijdsinvestering refereert niet alleen naar (1) de frequentie, bv. het aantal keer per week, maar ook naar (2) structuur of het tijdstip van beoefening: vast moment in de week of ad hoc/ wanneer het past en naar (3) intensiteit en tempo: van ontspannen tot strakke focus / geconcentreerd met een hoog ‘rendement’. Over een langere periode heen, heeft ook de levensloopfase (bv. zorg voor een gezin, ouder worden) invloed op het engagement en de 4
Zij hebben nood aan navigatiesystemen om hen wegwijs te maken in het (amateur)kunstenlandschap, bv. voor intensieve begeleiding. 5 Zij vragen om specifieke ondersteuning en toeleiding naar het professionele kunstenveld en ondernemerschap.
10
tijdsbesteding (bv. tijdelijk afhaken bij verbouwingen of weer inhaken wanneer kinderen op eigen benen staan). Dit hangt ook samen met (het beleid rond) levenslang leren.
frequentie sporadisch
constant tijdstip
flexibel
vast moment intensiteit
geen druk
resultaatsgericht
7. Ervaring De opgebouwde ervaring door eerder aan kunstbeoefening gespendeerde tijd, met een zekere kwalificatie, routine en opbouw van competenties als gevolg maakt het verschil tussen beginner en gevorderde. Iemand die als kind een muziekinstrument speelde en daarin een bepaald niveau bereikte, kan op latere leeftijd terugvallen op de opgedane ervaring. Men ‘verleert’ niet snel wat men ooit beheerste. De beginner ontdekt, zoekt en leert. De gevorderde kunstbeoefenaar kan terugvallen op een rijke ervaring en heeft zowel de technische als artistieke aspecten van de kunstdiscipline ‘in de vingers’. ervaring beginner
ervaren/gevorderd
8. Competenties Amateurkunstenaars beschikken over en streven naar kennis, vaardigheden en attitudes, samen competenties genoemd6. Deze variëren sterk. Technisch, inhoudelijk, maar ook op breed maatschappelijk vlak. Naast algemene basiskennis (bv. kennis van kunst- en organisatievormen, materialen, presentatievormen en werkproces) zijn vaak ook specifieke kennis en competenties vereist (bv. notenleer, (beeld)taalgebruik, motorische vaardigheden, sociale omgang,…). Onderwerpkeuze, reflectie en een kritische houding t.a.v. onderwerp, werk en maatschappelijke ontwikkelingen, leiding nemen, samenwerking,... bepalen mee de mate van deskundigheid van een amateurkunstenaar. Daarnaast kan de competentieset verworven door kunstbeoefening waardevol zijn in andere contexten, niet in het minst in het professionele leven. kennis noties
basiskennis
verdieping
vaardigheden zoekend
behendig
onderlegd
6
Een competentie is de bekwaamheid om kennis, vaardigheden en attitudes in het handelen geïntegreerd aan te wenden voor maatschappelijke activiteiten (decreet betreffende de kwalificatiestructuur, 2009).
11
attitude minimaal referentiekader
zelfvertrouwen
zich verrijken
9. Culturele oriëntatie De hedendaagse samenleving wordt gekenmerkt door superdiversiteit. De kunstenaar opereert vanuit en komt in aanraking en interactie met een veelheid aan culturele achtergronden, tradities en gebruiken. Via socialisatie en culturele overlevering worden waarden, normen en culturele inhouden overgedragen. Opvoeding (zowel opvoedingsprocessen thuis als opvoeding in formele contexten zoals de school) speelt een belangrijke rol in de overdracht van cultuur. Culturele referentiekaders zijn steeds relatief. Interculturaliteit vraagt een dialoog rond waardenkaders. Kunst in de vrijetijd is eigen aan mens en samenleving en is ingebed in alle culturen. De plaats, rol en vorm van kunstbeoefening verschilt sterk tussen culturen en is een boeiend uitgangspunt voor artistieke dialoog en een interculturele methodiek. We leven in een veranderende samenleving. (Migratie)achtergronden geven mee kleur aan de inhoud en invulling van kunstbeoefening. Ze beïnvloeden wat mensen doen en hoe ze iets doen. Ook het begrijpen van niet-Westerse culturen en omgaan met verschillen in etnisch-cultureel divers handelen beïnvloeden amateurkunsten en verrijken de praktijk. wat je kent
omgeving opvoeding
vernieuwen verbinden
mondiale blik
10. Setting Amateurkunstenaars zijn bezig met kunst in de vrije tijd in verschillende omgevingen. Een muzikant repeteert thuis of in een repetitieruimte, een fotograaf werkt in een studio of begeeft zich in de openbare ruimte om beelden te maken, theater en dans vinden plaats op talloze podia, gaande van een marktplein, een living, een jeugdhuis tot een cultureel centrum of kunstenhuis. Met omgeving doelen we op de diverse locaties waar kunstbeoefening in de vrije tijd plaatsvindt, tegelijk gerelateerd aan de sfeer of context van kunstbeoefening: thuissfeer, verenigingsleven, private (commerciële) sfeer, publieke ruimte, culturele organisatie, educatieve aanbieder, onderwijsinstelling,... Tevens zoeken vele amateurkunstenaars een internationale context op in het kader van hun kunstzinnige vrijetijdsbesteding. Optreden, exposeren of samenwerken met artiesten in het buitenland kan erg inspirerend zijn en kruisbestuiving genereren. 11. Vorming Het doorlopen van een educatief traject door middel van vorming en opleiding in een (in)formele leercontext is een sleutel tot het verwerven van artistieke vaardigheden en competenties. Op de private en publieke markt bieden zich tal van opleidingsverstrekkers aan die aan kunstbeoefenaars de kans bieden om zich te kwalificeren en te verdiepen in kunstbeoefening. Het beheersen van creatieve skills vraagt veel geduld, oefening en toewijding.
12
Zich verder bekwamen via vorming en opleiding kan vele vormen aannemen. Van formeel onderwijs (bv. deeltijds kunstonderwijs) tot niet-formele contexten (in verenigingen, ateliers, …). Van zelfstudie (al dan niet digitaal / al dan niet met feedback) tot een leerling-meester model met kennisoverdracht (train-the-trainer, stage, peer-to-peer education,...). Van korte onderdompelingen met instant resultaat (initiaties, workshops,…) tot langlopende trajecten met het oog op verdieping of experiment (gaande van coaching, kwalitatieve masterclasses tot projecten met geschoolde docenten of ervaren cultuureducatoren). Tot dit scala behoren: autodidact / niet geschoold
initiatie
opleiding
gecertifieerd
12. Inspiratie Dat elk individu (onbewust) beïnvloed wordt door culturele oriëntaties uit de omgeving is een gegeven (cfr. 9). Ook gaan kunstbeoefenaars vaak actief op zoek naar inspiratie, naar voeding, ‘mindfood’,... De geschiedenis, de actualiteit, maar ook technische evoluties inspireren. Artistieke creatie boogt op actie en reactie met de wereld, op verderwerken op en interageren met het werk van andere kunstenaars, vaak uit andere tijden. Grote voorbeelden of inspirerende elementen kunnen een aanzet zijn tot nieuw werk. Kunstenaars voeden hun cultureel referentiekader in functie van het concipiëren, creëren en presenteren van hun werk. 13. Artistieke kwaliteit Amateurkunstenaars streven naar artistieke kwaliteit. Kunst kent een objectieve artistieke kwaliteit (meetbaar of onmeetbaar) in die zin dat het ene werk sterker is dan het andere, dat deskundigen hierover (al dan niet in interactie met de kunstenaar) tot een inschaling of beoordeling komen, die door anderen wordt aanvaard. De kwaliteit van het werk wordt vaak afgemeten in het kader van wedstrijden of tornooien, waar een jury van experts tot een kwaliteitsoordeel komt. De subjectieve artistieke kwaliteit van kunst ligt in het gegeven dat eenzelfde werk door de ene niet gesmaakt wordt en door de andere wel. Kunst bekijken is een persoonlijke ervaring. Kunst kan een esthetische, emotionele, conceptuele, narratieve,... waarde hebben. Zowel maker als ontvanger kennen betekenissen toe aan het werk. Elke toeschouwer ervaart en interpreteert dingen op een eigen, unieke manier met als gevolg dat het oordeel m.b.t. kwaliteit sterk kan verschillen. 14. Kunstvormen Van vakvirtuoos tot multidisciplinaire duizendpoot. Een kunstbeoefenaar kan zeer diverse media en kunstdisciplines hanteren in het proces van artistieke creatie. Een kunstbeoefenaar kan zich bekwamen in één discipline of kunstvorm dan wel thuis zijn in meerdere genres en die ook cross-disciplinair aan elkaar linken. Technologische en digitale ontwikkelingen komen hier om de hoek kijken. Technologische vernieuwingen volgen elkaar in sneltempo op. Kunstenaars kunnen analoog handelen of
13
inspelen op digitale trends, of kiezen voor een interactie tussen beide. Nieuwe genres of disciplines ontstaan door experiment en dialoog. Amateurkunst beslaat alle kunstvormen, zoals muziek, zang, theater, dans, beeldende kunst, fotografie, film, schrijven,... en alle kruisverbanden tussen deze kunstvormen. Conceptuele kunst zoekt vaak de grenzen op van wat kunst is en wat niet, en kan zo ver gaan te beweren dat in wezen alles kunst is. Niettemin kan hier gesteld worden dat kunstnijverheid, ambachten en zaken als textiel, gastronomie, bloemschikken,... eerder tot (creatieve) hobby’s behoren en niet tot de (amateur)kunst. Het is echter aan de kunstenaar om hierin grenzen op te zoeken en te verleggen of om de interactie aan te gaan met andere genres. digitale en (multi)mediale tools (sub)discipline crossdisciplinair cumulatief multidisciplinair
15. Innovatie Amateurkunstenaars zoeken vernieuwing op. Creatie leidt vaak tot een uniek, nieuw product. Veel amateurkunstenaars wagen zich aan het experiment. Nieuwe uitdagingen vragen eigentijdse, innovatieve kunstpraktijken. Kunstbeoefenaars passen zich dan ook in min of meerdere mate aan, aan de tijdsgeest, nieuwe technologieën, maatschappelijke tendensen of veranderende contexten. Innovatie wordt gestimuleerd van buitenaf, maar kan ook een intrinsieke drijfveer zijn om te creëren. Het maakt in veel gevallen deel uit van het artistiek proces om te ontdekken, te experimenteren en te vernieuwen. stimulansen
bestaande kaders
trial & error
experiment/uitdaging
van…
16. Uniciteit Uniciteit doelt op het veel gemaakte onderscheid tussen makers en uitvoerders. In bepaalde kunstvormen spreekt men van makers om artistieke creatie en compositie aan te duiden en van uitvoerders om artistieke reproductie aan te duiden. Iemand die een origineel (kunst)werk creëert, houdt het eigendomsrecht over de artistieke creatie. Het unieke werk is het resultaat van een ‘intellectuele inspanning’. De maker is een ‘scheppend kunstenaar’. Creëren is een intensief proces, denk maar aan muziekstukken componeren, een audiovisuele installatie maken, song-, toneel of literaire teksten schrijven, een foto maken of beeldhouwwerk scheppen … Daarnaast heb je uitvoerende artistieke activiteiten waarbij de reproductie van bestaande of voordien gecreëerde voorwerpen centraal staat. Ook hier is een zekere mate van zelfexpressie en eigen accenten mogelijk.
14
17. Artistieke rol Mensen zijn op uiteenlopende manieren betrokken in een artistiek proces. In bepaalde kunstvormen worden deze rollen formeel benoemd, wat structuur geeft aan het proces van artistieke creatie, namelijk dat elk individu vanuit een bepaalde rol en positie bijdraagt aan het artistiek of productioneel geheel. Rollen zijn dan bijvoorbeeld: regisseur, acteur, dramaturg, choreograaf, dirigent, solist,.. Ook in de lichte muziek zijn rollen te onderscheiden als zanger, drummer, producer,... Vaak worden mensen in de zijlijn van het artistiek traject betrokken, zoals een klankbord, mentor of muze; of bij specifieke procédés ingeschakeld (bv. bronsgieten, montage,...). Kunstbeoefenaars leren vaak van andere beoefenaars doorheen een artistiek traject, soms in een meester-leerling verhouding. Soms worden zelfs toeschouwers in een bepaalde rol geplaatst en mee betrokken in de artistieke creatie. Het benoemen van de rollen in het artistiek proces is van belang voor een vlot productioneel verloop in artistieke creatie en voor het toekennen van credits voor artistieke prestaties binnen een breder artistiek geheel. 18. Verband Vele duizenden amateurkunstenaars beoefenen hun kunst in de vrije tijd alleen; nog meer amateurkunstenaars beoefenen in groep met gelijkgezinden hun kunstzinnige activiteiten. Samen vormen ze de heterogene groep van amateurkunstenaars. Een organisatieverband is een groep of vereniging waarin mensen samen met anderen artistiek actief zijn. Het kan gaan om een vereniging met een lange traditie en vaste structuur, in vzw-verband of net niet. Evenzeer kan het gaan om een losse projectmatige samenwerking, disciplinegebonden of op basis van een gemeenschappelijk thema of doel. Individuen zijn steeds vaker actief in meerdere groepen tegelijk. Ontmoeting met gelijkgestemden maar ook praktische overwegingen (materiaal, atelierruimte,...) zorgen voor een hang naar collectiviteit, ook bij meer individueel gerichte kunstdisciplines. Kunstbeoefening vertrekt vanuit het initiatief van de beoefenaars zelf. De vereniging/groep en bredere organisatiestructuur waarin men is ingebed (bv. ondersteuning vanuit een landelijke amateurkunstenorganisatie) hebben invloed op de ontwikkeling van de kunstbeoefening. individueel
feitelijk collectief
vast verband
vzw
19. Sociale interactie en relatie tot een publiek Kunstenaars zoeken vaak een publiek op. Om te delen of te ontroeren, voor de erkenning, op zoek naar feedback, om te confronteren, om anderen te raken met hun kunst of omdat ze zich er goed bij voelen. Een publiek kan vele vormen aannemen, gaande van individuele feedback, leercontext/ medecursisten, een fysiek podium, sociale media en online vertoningsplatform (webgalerij), wedstrijddeelname,... Soms gebeurt het exposeren aan een publiek unilateraal (of zelfs in afwezigheid van de kunstenaar), vaker is er sprake van een live performance die steunt op interactie met het publiek. Kunstenaars zetten vaak in op het werven van publiek/ fans (cfr. zakelijk beheer).
15
Bestaat de kunstenaar louter bij gratie van z’n publiek? Ook hier is de waaier aan mogelijkheden uiteenlopend en divers. Van verborgen voor de buitenwereld (binnenskamers) over gepresenteerd in intieme kring tot zichtbaar voor het grote publiek; van lokaal tot wereldwijd. De aanwezigheid van het internet en sociale media spelen hierin onmiskenbaar een rol. voor zichzelf
vrienden & kennissenkring
beperkte actieradius
grote publiek & sociale media
20. Zakelijk beheer Creatieve activiteit vergt heel wat investeringen op het vlak van tijd en inzet maar ook financiële middelen, materiaal en ruimte om te creëren en/of te presenteren. Dit vergt inzicht en een systematische aanpak. Zaken als marketing, publiekswerving, financieel beheer, productie,… horen vaak onlosmakelijk bij het artistiek proces en zijn zowel voor individuele kunstenaars als voor amateurkunstengroepen en –verenigingen relevant. Ondernemerszin is vaak een must. Bijvoorbeeld het genereren van eigen inkomsten (sponsoring, verkoop, merchandising, …) of het aanspreken van subsidiekanalen (bv. voor deelname aan internationale wedstrijden of evenementen). Tot het beheersen van zakelijke randvoorwaarden behoren ook organisatorisch-technische vaardigheden, net als zakelijke en juridische aspecten (zoals auteursrecht en naburige rechten, boekhouding, kunstenaarsstatuut, vergoedingen, verzekeringen, contracten,...). Vooral artistiek aangestuurde amateurkunstenaars die hun interne werking en producten stevig willen uitbouwen, hebben baat bij coaching en/of vorming op dit vlak. Verscheidenheid maakt de amateurkunstenaar Zoals gezegd situeert elke amateurkunstenaar zich voortdurend ten opzichte van deze en nog meer analytisch geconceptualiseerde assen. Om tot een vereenvoudiging te komen kunnen we stellen dat al deze analytische componenten te vatten zijn in drie gebieden die de amateurkunstenaar vormen: persoon, omgeving en artistieke oriëntatie. Persoon staat voor persoonskenmerken, cognitieve eigenschappen, identiteit ; deze zijn bepalend voor het beoefenen van kunst in de vrije tijd. Met omgeving vatten we de context, sfeer en het systeem waarin de kunstbeoefenaar opereert. Artistieke oriëntatie gaat over hoe een kunstbeoefenaar zich verhoudt tot kunst en cultuur, tot zijn discipline(s), en over wat hij/zij wil bereiken met kunst in de vrije tijd. Zo zijn de assen talent, competenties, capaciteit, motivatie en ambitie sterk aan de persoon verbonden. Maar tegelijk ontstaat motivatie vanuit interactie tussen persoon en omgeving, en wordt ambitie gevoed vanuit de link tussen persoon en artistieke oriëntatie. De assen vorming, cultureel kader en verband zijn elementen die spelen in de omgeving van de kunstenaar. Maar deze zijn tegelijk verbonden met de artistieke oriëntaties van de kunstbeoefenaar. Bovenstaande analytische benadering kan voor overheden, organisaties of flankerend beleid richtinggevend zijn voor het bepalen in welk segment van amateurkunstenaars men wil investeren en hoe men het aanwezige talent optimaal kan aanspreken en ontwikkelen. Door het afbakenen van doelgroepen kan de oefening gemaakt worden welke ondersteuningsmechanismen nodig zijn voor welk segment amateurkunstenaars. Denk aan faciliteren, bevorderen van netwerken en contacten, agendasetting,
16
informatieoverdracht, financiële en logistieke steun, inspiratie, vorming, artistieke feedback, (juridisch) advies, belangenbehartiging,... Onderzoek naar de amateurkunstenaar Het beleid en de sector amateurkunsten investeren in wetenschappelijk onderzoek om vinger inger aan de pols te houden wat betreft actieve cultuurparticipatie en om een beter zicht te krijgen op de eigenschappen, drijfveren en behoeften van amateurkunstenaars. Via de Cultuurparticipatiesurvey (2004, 2008, 2014) worden worden diverse indicatoren m.b.t. actieve cultuurparticipatie opgevolgd. Per kunstvorm zijn cijfers rond beoefening voorhanden. Nauwgezet wetenschappelijk onderzoek rond actuele en relevante vragen maakt evidence based beleid mogelijk en kan sturend zijn voor de strategische planning van de sector amateurkunsten. Belangrijk is dan ook om verder in te zetten op gegevensverzameling en wetenschappelijk onderzoek, ter onderbouwing van een actuele praktijk en aanbodontwikkeling op maat van de behoeften van amateurkunstenaars amateurk vandaag. Wat weten we over de amateurkunstenaar? Enkele vaststellingen uit het wetenschappelijk onderzoek ‘Amateurkunsten in Beeld Gebracht’ 2009: 2009 Amateurkunstenaars mateurkunstenaars zijn opvallend jong (71% van de 1414 tot 17-jarigen jarigen beoefent kunst), maar tegelijk te vinden in alle leeftijdsgroepen; ze zetten zich vaak in als vrijwilliger en hebben een groot sociaal vangnet; amateurkunstenaars zijn minder individualistisch individualis en meer solidair dan de doorsnee oorsnee bevolking. Gemiddeld besteedt een amateurkunstenaar 7,6 uur perr week aan de uitoefening van zijn/haar zij creatieve hobby, bijna een volledige werkdag dus. Het beheersen van creatieve skills vraagt dan ook veel geduld, oefening oe en toewijding. Een kwart is artistiek opgeleid, grotendeels binnen het deeltijds kunstonderwijs (25%) maar even zeer buiten het onderwijscircuit (20%). Opvallend is ook, dat bijna 40% twee of meer kunstdisciplines beoefent en een grote meerderheid met met zijn artistieke prestaties voor een groot publiek naar buiten komt. Naast sympathie voor de makers is artistieke belangstelling voor het getoonde werk een grote bezoekmotivatie. De meeste beoefenaars komen men met hun discipline in contact conta via optredens, toonmoment onmoment en/of en/ evenementen. Verder is amateurkunst sterk ingebed in de gezinscontext. Ontspanning is de voornaamste reden voor kunstbeoefening, op de voet gevolgd door zelfontwikkeling, de uitdaging om bij te leren en samenzijn met gelijkgezinden. Vast staat dat elke amateurkunstenaar uniek is, en dat ze onderling heel erg van elkaar kunnen verschillen. Wat verbindt al deze kunstbeoefenaars tot dat ene containerbegrip ‘amateurkunstenaar’? Daartoe focussen we in wat volgt op de amateurkunstpraktijk.
Amateurkunstpraktijk De amateurkunstpraktijk bestaat uit het geheel aan handelingen en activiteiten in het kader van kunstbeoefening in de vrije tijd. Amateurkunstpraktijken: handelingen, activiteiten of reeksen van activiteiten die vertrekken vanuit een kunstzinnig-artistiek artistiek opzet en die zich situeren in de individuele of collectieve vrijetijdsbesteding van de kunstbeoefenaar. Meestal dragen ze een sociaal aspect in zich; de interactie tussen kunstenaars onderling, tussen kunstenaar(s) en leermeester of tussen kunstenaar(s) en publiek kan zowel fysieke als digitale vormen aannemen.
17
Amateurkunstpraktijk is dus datgene wat amateurkunstenaars doen. Het is een zeer dynamisch gegeven,, het vat de beweging in het amateurkunstenveld. De handelingen die amateurkunstenaars unstenaars stellen terwijl ze zich voortbewegen in uiteenlopende contexten, zijn gelinkt aan de analytische assen zoals hierboven omschreven. Wat doen amateurkunstenaars? Ze creëren, tonen, reflecteren (maatschappijkritisch), interageren, zoeken dialoog op, op, ontmoeten, inspireren, leren, bouwen kennis op, ontwikkelen hun vaardigheden, identiteit,... De context geeft mee vorm aan het handelen. Een relevant onderscheid ingegeven door de beleidsstructuur is dat tussen de informele en formele context. Amateurkunst Amateurkun gedijt in een informele context zoals in de thuissfeer, repetitieruimte, open atelier, kring of vereniging,... In een formele context, context, zoals een onderwijsinstelling, wordt de praktijk gevoed vanuit een educatieve aanpak. Het deeltijds kunstonderwijs k is bij uitstek de aanbieder van formele educatie in uiteenlopende kunstvormen. Een belangrijke wisselwerking tussen de formele en alternatieve leercontexten is hier belangrijk en een grote meerwaarde in het proces dat de kunstbeoefenaar bewandelt. Eigen aan de praktijk van amateurkunst zijn een aantal eigenschappen die in meerdere of minder mate worden nagestreefd. nagestreefd. De amateurkunstenaars die door de sector worden ondersteund voldoen minimaal aan deze vereisten: - de intentie hebben om zich te verdiepen in een kunstvorm k - streven naar artistieke expressie - gedreven zijn - doelgericht ageren - zelfsturend handelen - sociale interactie (incl. maatschappelijke reflectie) - aandacht hebben voor het proces Amateurkunstpraktijk wordt hiermee afgezet tegenover het beoefenen van hobby’s die in se niet artistiek georiënteerd zijn en tegenover het vrijblijvende of niet-intentionele. intentionele. Iedereen maakt foto’s met de smartphone, maar niet iedereen is daardoor daardoor fotograaf. Wat de praktijk wél vervat is niettemin zeer breed. Het amateurkunstenveld toont een bijzonder gevarieerde en dynamische praktijk waar de sector amateurkunsten met een gedifferentieerd aanbod op inwerkt.
De sector amateurkunsten De sector amateurkunsten bestaat uit het geheel van actoren door de Vlaamse overheid gesubsidieerd met het doel ondersteunend te werken ten opzichte van n kunstbeoefening kunst in de vrije tijd. De sector amateurkunsten heeft een met aanverwante beleidsdomeinen gedeelde opdracht, racht, namelijk om in interactie te gaan en in te werken op de veelzijdige amateurkunstpraktijk, en om het amateurkunstenveld te valoriseren, verrijken en verbinden (cfr.infra). Positie amateurkunsten binnen het sociaal-cultureel werk In het huidig beleid zijn amateurkunsten een specifiek domein domein binnen het sociaal-cultureel sociaal werk waarbij de nadruk ligt op actieve, productieve en creatieve kunstparticipatie. kunstparticipatie Het sociaal-culturele culturele bestaat erin mensen in die mate te begeleiden dat ze zich beter voelen in de maatschappij aatschappij (Dillemans & Schramme, 2005).
18
In Vlaanderen worden amateurkunsten binnen het sociaal-cultureel werk gepositioneerd en niet bij de kunsten7. Hierdoor wordt de belangrijke maatschappelijke component van de sector meegenomen. Ondermeer het verenigingsleven, maar ook zinvolle vrijetijdsbesteding, empowerment en maatschappelijke betrokkenheid. Naast het artistieke en de kracht van de kunstbeoefening op zich speelt de sociale dimensie een cruciale rol. Initiatieven herleiden tot de ene of de andere functie geeft een fout beeld. Net de integratie van de componenten artistiek, sociaal en het ‘houden van’, zijn kenmerkend voor de amateurkunsten. De verschillende functies van het sociaal-cultureel werk komen op een integrale manier aan bod binnen de amateurkunstensector. (1) De culturele functie zit ingebed in de artistieke creatie en expressie en de betekenisgeving d.m.v. amateurkunsten. (2) Het educatieve aspect zit vervat in de wil en de kansen om bij te leren, het ontwikkelen van talenten en vaardigheden. (3) De maatschappelijk activerende functie is niet altijd in dezelfde mate aanwezig, toch wordt ook binnen de amateurkunsten kunst vaak ingezet om maatschappelijke thema’s aan te grijpen en expressie te geven aan een kritische opinie. (4) De gemeenschapsvormende functie vertaalt zich in het feit dat de liefde voor kunst amateurkunstenaars bindt en samenbrengt waardoor het sociaal weefsel wordt versterkt. Rollen van de sector amateurkunsten Eigen aan amateurkunst is dat het ‘vanzelf’ bestaat. Ook zonder kader of steun van overheidswege zullen mensen altijd bezig zijn met kunst. Amateurkunstpraktijk onderscheidt zich van de brede sociaal-culturele praktijk in het gegeven dat het ‘als vanzelf’ gebeurt en dat de beleving centraal staat. Het gaat niet om het top down introduceren van sociaal-culturele methodiek met vaste componenten of functies. In essentie gaat het om een wisselwerking en het versterken van autonome actoren in het brede veld van de amateurkunsten. Kunst in de vrije tijd bestaat in elk geval. Mensen creëren. En dit gegeven genereert winsten voor de samenleving. Persoonlijke winst (zelfontwikkeling, zelfwaarde, identiteit, cognitieve vaardigheden,...) Culturele winst (creatieve productie, innovatie, participatie, reflectie, dialoog, maatschappijkritiek, esthetiek,...) Sociale winst (ontmoeting, gemeenschapsvorming, integratie, ontspanning,...) Educatieve winst (kennis, vaardigheden en competenties,...) De sector amateurkunsten kan deze winsten vergroten en zichtbaar maken. De sector werkt (doorgaans) niet rechtstreeks op het genereren van die winsten, maar zet op indirecte wijze in op een sterker veld, het zichtbaar maken en valoriseren van kunstbeoefening in de vrije tijd. Het gaat om cultiveren: inwerken op het amateurkunstenveld met het oog op een rijke, toegankelijke, diverse, levendige amateurkunstpraktijk. De sector heeft de opdracht de amateurkunstenaar, -groepen en verenigingen te ondersteunen, de amateurkunstenpraktijk te valoriseren en het amateurkunstenveld te verrijken. We onderscheiden volgende rollen van de sector amateurkunsten: Valoriseren 7
Anne Bamfort beschrijft de finaliteit van de amateurkunstensector in haar rapport als: ‘de gelegenheid geven om zich creatief uit te drukken, creatieve mensen samen brengen, talent ontwikkelen en een bindend element vormen in de gemeenschap’. Dit als niet-elitaire visie op kunst.
19
- de waarde van kunstbeoefening in de vrije tijd aanwijzen - expertiseopbouw en -ontwikkeling m.b.t. amateurkunsten - behartigen en bepleiten - zichtbaar maken - media aandacht genereren Versterken - kansen creëren - verrijken - praktijkondersteuning - praktijkontwikkeling - inspireren, stimuleren - faciliteren - vernieuwing initiëren en bevorderen - kwaliteit bevorderen - toegang tot artistieke praktijk bewerkstelligen - doelgroepenwerking, inclusie - educatie Verbinden - van individu tot groep / verenigen - crossdisciplinair / interdisciplinair - intersectoraal / verbinden met verwante domeinen: onderwijs (DKO), kunst- en cultuureducatie, kunsten,... - lokaal / bovenlokaal / interregionaal / landelijk - internationaal De noodzaak van een faciliterend kader Even terugkomen op het gegeven dat amateurkunst ‘als vanzelf’ bestaat, ook zonder steun van overheidswege. Stricto sensu is dat zo. De mens zal altijd kunst beoefenen. De meerwaarde van een ondersteunend en stimulerend amateurkunstenbeleid ligt net in het verrijken van het veld, het genereren van kansen, het realiseren van een multiplicatoreffect, het versterken van kwaliteit,... Zonder subsidiërend kader wordt elke kunstenaar, elke groep een soort ‘eiland’ op zichzelf. Een faciliterende bovenbouw verbindt mensen, praktijken, sectoren, niveaus,... De sector amateurkunsten brengt kunstenaars en groepen samen, zorgt voor wisselwerking en een lerende context, voor kwaliteitsbevordering en praktijkuitwisseling. Dergelijk kader biedt kansen aan lokale amateurkunstenaars en –groepen om uit te breken en zich tot andere en nieuwe referentiekaders te verhouden. Het creëert cross- en interdisciplinaire verbanden. Ook internationale netwerking, uitwisseling en samenwerking verbreden de horizonten en voeden de kunstpraktijk. Een ondersteunende sector geeft mee voeding en zuurstof aan het veld, zorgt voor dynamiek en mobiliteit. Zonder ondersteunend kader krijgen we een sterk verarmd, op zichzelf terugvallend, vrij statisch en gesloten veld van kunstbeoefening in de vrije tijd.
20
Opbouw van de sector amateurkunsten Amateurkunsten is ingebed in een (inter)nationale structuur. Wetmatig behoort amateurkunsten tot cultuur en is het bijgevolg Vlaamse beleidsmaterie. Uiteraard zijn er ook andere bestuursniveaus die inspelen op het belang van amateurkunsten (Europees, federaal, regionaal, lokaal, …) De Vlaamse overheid hecht belang aan het verder inzetten op een sterk amateurkunstennetwerk (Vlaams Regeerakkoord 2014 – 2019). Sinds 2000 (decreet op de amateurkunsten van 22 december 2000; cfr. infra) ondersteunt de Vlaamse overheid de amateurkunsten vanuit negen erkende amateurkunstenorganisaties. Samen met het Forum voor Amateurkunsten als overlegplatform vormen de negen organisaties de centrale actoren in de sector amateurkunsten. De huidige structuur is het gevolg van een fusieoperatie rond de eeuwwisseling, waarin verzuilde organisaties per kunstdiscipline werden samengebracht. Het Forum voor Amateurkunsten en de negen amateurkunstenorganisaties werken aan de expressieve en kunstzinnige ontwikkeling van mens en maatschappij. Creativiteit stimuleren en ondersteunen is onze missie. Elke organisatie ondersteunt een bepaalde (samenhang aan) kunstvorm(en) en ontwikkelt deskundig maatwerk voor noden en behoeften binnen hun discipline en achterban. De organisaties stimuleren, informeren, adviseren, ondersteunen en begeleiden amateurkunstenaars over heel Vlaanderen en Brussel. Op deze manier streven ze naar vernieuwing, verjonging en verbreding. Het gaat om Centrum voor Beeldexpressie (foto, film & multimedia), Creatief Schrijven (letteren), Danspunt (dans), Koor&Stem (vocale muziek), KUNSTWERKT (beeldende kunst), Muziekmozaïek (folk & jazz), OPENDOEK (theater), Poppunt (rock, pop & dj’s) en Vlamo (instrumentale muziek). Amateurkunst vormt de core business, of om naar de definitie van het decreet amateurkunsten te verwijzen: ‘Elke kunstvorm die in het kader van het sociaal-culturele gebeuren aan iedere burger de kans biedt om zich via kunstbeoefening en -beleving te ontplooien en zijn potentiële creatieve vermogens te ontwikkelen op vrijwillige basis en zonder beroepsmatige doeleinden’. Voor het beleid en in de brede culturele sector positioneert de amateurkunstensector zich als een deel van de cultuursector dat een gedeelde opdracht houdt rond de uitbouw en ondersteuning van actieve cultuurparticipatie. Potentieel & bereik Vandaag staan 10.000 groepen en een veelvoud aan individuen in contact met één of meerdere van de erkende amateurkunstenorganisaties. Onderzoek van KULeuven en UGent geeft aan dat 1 op 3 Vlamingen in de vrije tijd kunsten beoefent. Daarbij zijn opvallend veel jongeren betrokken. Dit onvermoede potentieel aan nieuwe kunstbeoefenaars (2 miljoen Vlamingen en Brusselaars) biedt de sector heel wat kansen en uitdagingen.
21
De sector amateurkunsten wil er zijn voor elke kunstbeoefenaar en ontwikkelt daartoe een gediversifieerd aanbod om maat van diverse doelgroepen. De ‘achterban’ varieert sterk naar discipline. Zo werken sommige organisaties met vormen van lidmaatschap, andere profileren zich als dienstenorganisatie, waar amateurkunstenaars op laagdrempelige wijze toegang krijgen tot informatie, ondersteuning, educatie, kansen,... Sommige acties zijn gericht op beginners, andere doen appel op de gevorderde of semiprofessionele kunstbeoefenaar. Als het aantal kunstbeoefenaars de komende jaren toeneemt, o.a. vanwege het feit dat amateurkunsten populair zijn bij jonge generaties en de doorgedreven beleidsaandacht voor cultuurparticipatie en -educatie, zowel binnen onderwijs, gezin als vrije tijd, dan raakt creativiteit meer en meer verweven in het dagelijks leven. De kans bestaat dat kunstbeoefenaars, en in het bijzonder jongeren, zich niet naadloos aansluiten bij de bestaande amateurkunstenverenigingen. Dit blijkt soms het geval te zijn in de stedelijke context. Nieuwe generaties geloven immers in zelfmaakbaarheid, geven een eigenzinnige invulling van aan kunstbeoefening en hechten belang aan autonomie. Het is nodig om kunstbeoefening en cultuur in het algemeen de nodige impulsen te blijven geven. Kunsten cultuureducatie van jongs af aan is van cruciaal belang voor verdere cultuurparticipatie. En de sector dient verder te investeren in hedendaagse antwoorden en een aanbod op maat van veranderende behoeften.
Omgeving Het amateurkunstenveld is in voortdurende interactie met de omgeving. De amateurkunstenaar begeeft zich in diverse contexten, creëert en exposeert in relatie tot een publiek, en interageert voortdurend met de omgeving om vorm te geven aan culturele oriëntaties (cfr. supra). Ook groepen en amateurkunstverenigingen beïnvloeden en worden beïnvloed door hun omgeving, het lokaal beleid, en trends in de samenleving. Voor de sector amateurkunsten krijgt de relatie tot de omgeving grotendeels invulling door het zich verhouden op aanverwante sectoren. Verwante sectoren als jeugd, onderwijs, kunst- en cultuureducatie, professionele kunsten, erfgoed, circus, sociaal-cultureel volwassenenwerk, welzijn,... zijn van groot belang voor het realiseren van onze opdrachten als sector. Op veel terreinen zijn deze sectoren natuurlijke partners in een gedeelde opdracht. Prioritaire verwante beleidsdomeinen zijn onderwijs, meerbepaald het deeltijds kunstonderwijs en het brede terrein van kunsten cultuureducatie. Met de professionele kunsten houden we er een natuurlijke relatie op na, gezien de omvangrijke grijze zone en talloze verbindingen in het veld. Op verschillende terreinen spelen zich relevante beleidsontwikkelingen af. De hervorming van de provincies die persoonsgebonden materies zien overvloeien naar Vlaanderen zal voor de sector amateurkunsten gevolgen hebben. Deze hervorming biedt tegelijk kansen voor innovatie en het uitzetten van een kwalitatief regionaal amateurkunstenbeleid. De groeiende lokale autonomie geeft steden en gemeenten de kans een eigen invulling te geven aan hun cultuurbeleid. Amateurkunsten kennen een sterke traditie in het lokale gebeuren. Niettemin is beleidsontwikkeling en het aanreiken van impulsen en tools vanuit Vlaanderen van vitaal belang voor een kwalitatief en dynamisch lokaal ondersteuningsbeleid. In de komende jaren zal (o.a. via monitoring) blijken hoe het lokale niveau de culturele opdracht verder invulling geeft en op welke wijze een regionaal cultuurbeleid wordt geconcipieerd.
22
Toekomst Amateurkunst maakt deel uit van het weefsel van onze samenleving. Trends en evoluties die de maatschappij beïnvloeden en veranderen hebben ook hun impact op het amateurkunstenveld. Met open blik de toekomst benaderen en investeren in innovatieve ondersteuningsmechanismen om de waarden van amateurkunst te vrijwaren is de uitdaging. De veelheid en verscheidenheid aan aanbieders, nieuwe technologische ontwikkelingen, digitalisering, demografische verandering, globalisering en migratie, diversiteit in culturele achtergronden en invulling van vrije tijd,… maken dat geijkte (organisatie)vormen en werkwijzen in vraag worden gesteld. We leven in sterk veranderende tijden. Daarover is al veel inkt gevloeid. Het kan niet de bedoeling zijn bestaande denkoefeningen over te doen. De ‘Toekomstverkenning blik van sociaal-cultureel volwassenenwerk, jeugdwerk en amateurkunsten gericht op 2025’ (Van Steen, Devoldere & Berckmoes, 2013) en ‘Cultuur in de kanteling. Strategische Verkenning cultuureducatieve en actieve cultuurparticipatie 2017 – 2020’ van het LKCA (2015) bieden stof tot nadenken. In wat volgt, lichten we (slechts) enkele trends summier toe. Evoluties waar sector en beleid de komende jaren niet omheen kunnen. Elementen die de toekomst van amateurkunsten mee bepalen en vragen om duidelijke stellingname. Actuele evoluties en hedendaagse, permanent vernieuwende praktijken in het veld dagen het huidige (beleids)kader uit. Deze uitdagingen vragen om flexibiliteit en voeling met maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook inname van positie en een zoektocht naar gedeelde verantwoordelijkheid. In deze nota nemen we verder geen positie in. Hoe de amateurkunstenorganisaties - en andere actoren – zich oriënteren op actuele artistieke, culturele en maatschappelijke uitdagingen, maakt deel uit van de strategische beleidsplanning. Alvast enkele items die stellinginname kunnen voeden: Digitalisering Mobiele telefonie, e-mail, chat, sociale media, skype, the cloud,... Digitale technologie beïnvloedt niet alleen de informatiestroom -denk bv. aan altijd en overal leren-, maar ook de opbouw van een netwerk/platform in de vrije tijd. Digitale ontwikkelingen brengen verandering mee in de kunstbeoefening. Niet alleen in de vormgeving en kunstproductie (bv. 3D-printing), maar ook voor de emancipatie en empowerment van de kunstbeoefenaar (bv. platforms, interactive sharing waardoor kunst voor iedereen beschikbaar wordt). De virtuele wereld beïnvloedt onze manier van leren, materiaalkeuze, zichtbaarheid, ontmoeting, uitwisseling en groepsvorming binnen amateurkunsten. Dankzij de e-cultuur kan de amateurkunstenaar steeds meer professionaliseren. Hij/zij wordt meer zelfredzaam (DIY-mentaliteit) en vindt ruimte voor experiment (bv. in fablabs, makerspaces of tinker rooms). Cross-over & interdisciplinair Op zichzelf staande kunstvormen als geïsoleerd gebeuren verliezen terrein. Het aantal cross-overs neemt toe. Nieuwe vormen van kunst zijn hiervan het resultaat (lichtinstallaties, vocaal theater, revival oude muziekgenres, enz.). Tegelijk boomt de verwevenheid met andere creatieve sectoren en industrieën. Toenemende samenwerking, artistieke beïnvloeding en interdisciplinair werk kenmerken intussen ook de manier waarop amateurkunstenaars met de werkelijkheid omgaan. Deze manier van werken spreekt nieuwe generaties kunstbeoefenaars aan, brengt nieuwe dynamieken en
23
experiment binnen en verkent grenzen en gemeenschappelijke ambities met aanverwante sectoren. Globalisering en artistieke innovatie Globalisering maakt ontmoeting en interactie mogelijk los van tijd en ruimte. Gekende leef- en waardepatronen zijn onderhevig aan verandering door de grotere mix van religies, culturen, levensstijlen,… Dit zorgt voor fragmentatie in het sociale weefsel en verschillende snelheden. Tijdelijke verbanden en innovatieve projecten onderscheiden zich van het klassiek verenigingsleven. Sommige amateurkunstenaars houden vast aan gekende, traditionele patronen en maken kunst geworteld ‘in de Vlaamse klei’. Anderen grijpen de internationale en virtuele mobiliteit aan om hun kunst te confronteren met en zich te laten inspireren door (zeer diverse) niet-Westerse culturele inhouden. Dit leidt tot kruisbestuiving en artistieke innovatie. Amateurkunst vormt een vruchtbare ontmoetingsplek binnen en tussen culturele tradities. Branding, marketing / commercialisering Branding vertelt wat ‘klanten’ van een product of dienst kunnen verwachten. Het differentieert je aanbod van dat wat concurrenten aanbieden. In hoeverre gaat de amateurkunstensector mee in deze marktgerichte logica? Overheid en middenveld hanteren steeds vaker managementprincipes (bv. markt-/klantgericht denken, monitoring via meetbare indicatoren, private financiering,...). Dit stelt de sector voor grote uitdagingen. Hoe omgaan met hypes rond een bepaald genre of discipline, talentenjacht, de slag om de vrije tijd, consumentengedrag, ‘toeristisering’ en ‘festivalisering’, kunst als lifestyle, trendgevoeligheid en dergelijke meer? Do It Yourself User generated content... Productie- en consumptieprocessen worden alom in vraag gesteld en vernieuwd. De opkomst van de makerscultuur, DIY (Do It Yourself), gaat gepaard met een groeiende aandacht voor ambacht en craftmanship. Deze trend geeft ruimte om te experimenteren en het zelf uit te zoeken, om grenzen te verleggen en de kijk op kunst te verruimen. Naast het zoeken naar alternatieve consumptiepatronen en accumulatiestrategieën, ligt de aantrekking ook in het nieuwe, hippe, visueel aantrekkelijke karakter van de DIY-trend. Aantrekkelijke communicatie, een flexibel aanbod en ad-hoc initiatieven spelen hier gezwind op in. The rise of the new amateur: pro-am For most of the twentieth century, the amateur was a fringe figure, propping up hierarchies of quality in a normative system dominated by professional groups (Prior, 2010). Criteria om de professionele kunstenaar eenzijdig te onderscheiden van de amateurkunstenaar, lijken intussen voorbijgestreefd (cfr. supra). Een geleidelijke overgang met omvangrijke grijze zone is meer zinvol dan strikte scheidingen als werktijdvrije tijd, verloning, diploma, kunst maken omdat je niet anders kan of wil, oordeel op basis van eindresultaat los van het proces, enz. Een herdefiniëring van de rollen professioneel en amateur is aan de orde: de pro-am eist een eigen plek op (Leadbeater & Miller, 2004). Waardering en kwaliteit in de kunstbeoefening zijn al lang niet exclusief voorbehouden aan beoefenaars met een kunstopleiding of professionele beroepspraktijk. Steeds meer kan iedereen een bijdrage leveren aan ‘de kunstproductie’. Cruciale vraag
24
hier is hoe de amateurkunstensector zich hiertoe wil verhouden. In hoeverre creëert het vervagen van de grens tussen professional en amateur kansen en frisse inzichten in relatie tot andere kunstbeoefenaars en tot een publiek? Sectoroverschrijdend werken (cfr. supra) Amateurkunsten gaan vele vormen van symbiose aan. Het artistieke wordt dikwijls verbonden met andere domeinen in de samenleving. Bij het uitzetten van de toekomstbakens zijn een breed perspectief en open vizier nodig om verder creatieve dwarsverbanden te leggen. Van elkaar leren en elkaar versterken kan alleen door nog meer cross-overs te faciliteren en te accentueren. Samenwerken betekent veelal een win-win. Uniciteit, eigen sterktes en wetmatigheden binnen de amateurkunsten blijven echter bijzonder waardevol. Amateurkunsten nemen een bijzondere positie in binnen het amalgaam van kunst en cultuur. Specifieke ondersteuning op maat van de amateurkunstenaar blijft nodig.
Slotbeschouwing Kunst in de vrije tijd of amateurkunst roept een bijzondere affectie op. Kunst beoefenen en zich bekwamen, zich verdiepen in een traject en creëren, bijleren en ontdekken. Tel daar de mooie intermenselijke contacten bij die ontstaan als je samen kunst maakt, en je krijgt een artistiek én sociaal relevante passie. 1 op 3 beoefent kunst in de vrije tijd, een amateurkunstenveld getekend door verscheidenheid. Een veld in beweging, dat zich voortdurend verhoudt op maatschappelijke evoluties en uitdagingen. De sector amateurkunsten vormt de lijm tussen de actoren in dat diverse veld. Door de amateurkunstpraktijk te valoriseren, te versterken en te op vele wijzen te verbinden, krijgen amateurkunstenaars, -groepen en –verenigingen zuurstof. De maatschappelijke winst van kunstbeoefening in de vrije tijd zal in de toekomst alleen nog relevanter worden. Kunst verbindt, raakt en versterkt. Kunst en cultuur van jongs af aan is een sleutel naar een tolerante, duurzame, innovatieve samenleving gestoeld op gelijke kansen. De term ‘amateurkunst’ staat nu symbool voor de toegenomen waardering in Vlaanderen voor de kwaliteit en kwantiteit van een sector die tegelijk terugblikt op een eeuwenoude traditie én op een continue aanpassing aan de veranderende samenleving (Filip Santy, 2013). Amateurkunstenaar zijn zou geen geuzennaam mogen zijn, maar een identiteit waar men trots op is. Daarom hebben we in deze tekst een begrippenkader neergezet dat de artistieke ambitie, de sociale meerwaarde, en het immense educatieve potentieel van de amateurkunsten verbindt. Amateurkunst als verzamelterm is en blijft relevant in beleidscontext. In direct contact met amateurkunstenaars of een publiek is de term weinig relevant. Ook actieve cultuurparticipatie is als begrip sterk beleidsgerelateerd en niet bruikbaar in een brede communicatie. Als we de amateurkunstenaar aanspreken focussen we op de kunstenaar en zijn traject, op het doel of op de kunstvorm waar hij/zij mee bezig is en op wat hem/haar aanbelangt. Mensen zijn schrijver, danser, acteur, muzikant,... We appelleren op hun artistieke drive en hun plezier en ambitie om artistiek te creëren en hun werk te delen met anderen.
25
REFERENTIES Albertijn M. & Hoefnagels K. (2012). De beroepencluster cultuureducator en het competentieprofiel voor de begeleider van kunstbeoefenaars. Brussel: Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Anciaux, B. (2000). Beleidsnota Cultuur 2000-2004. Brussel: Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Stedelijk Beleid, Huisvesting en Brusselse Aangelegenheden. Anciaux, B. (2004). Beleidsnota Cultuur 2004-2009. Brussel: Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel. Bamford A. (2007). Kwaliteit en consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen. Brussel: Agentschap voor Onderwijscommunicatie. Becker, H. S. (1982). Art worlds. University of California Press. Brown, A. S., Gilbride, S., & Novak, J. (2011). Getting in on the act: How arts groups are creating opportunities for active participation. Decreet betreffende de amateurkunsten (2000). Dekeyser, L & Dhont, F. (1996). Sociaal-cultureel werk in Vlaanderen. Leuven: Garant. Dillemans R. en Schramme A. (2005), Wegwijs cultuur. Leuven: Davidsfonds. Dodd, F., Graves, A., & Taws, K. (2008). Our Creative Talent: the Voluntary and Amateur Arts in England. London: Arts Council England. Donnat, O. (1996). Les Amateurs. Enquête sur les Activités Artistiques des Français. Paris: Ministère de la Culture, Département des Etudes et de la Prospective. Gielen P, Elkhijzen S., van den Hoogen Q., Lijster T., Otte H. (2014). De waarde van cultuur. Brussel: Socius. Ijdens T., Knol J.J. (red.). (2014) Zicht op actieve cultuurparticipatie. Thema’s en trends in praktijk en beeld. Utrecht: LKCA Kerremans J, De biscchop A. (2013)Visietekst sociaal-artistiek werk, Brussel: Demos Leadbeater, C., & Miller, P. (2004). The Pro-Am Revolution: How Enthusiasts are Changing our Economy and Society. London: Demos. Novak-Leonard, J. L., & Brown, A. S. (2011). Beyond Attendance: A Multi-Modal Understanding of Arts Participation. Based on the 2008 Survey of Public Participation in the Arts. Research Report# 54. National Endowment for the Arts. Peterson, R. A. (1996). Age and Arts Participation, with a Focus on the Baby Boom Cohort. Research Division Report# 34. ERIC. Philippa M. e.a. (2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands Prior, N. (2010). The Rise of the New Amateurs: Popular Music, Digital Technology and the Fate of Cultural Production. In M.-c. Lo (Ed.), Handbook of Cultural Sociology (pp. 398-407): Routledge. Santy, F. (2013). Canon sociaal-cultureel werk. Brussel: Socius.
26
Stebbins, R. A. (1977). The Amateur: Two Sociological Definitions. The Pacific Sociological Review, 20(4), 582-606. Tal M., van Munster O. (red.) (2015). Cultuur in de kanteling. Strategische verkenning cultuureducatie en actieve cultuurparticipatie 2017-2020. Utrecht: LKCA. Trienekens S., Hillaert W. (2015). Kunst in transitie. Manifest voor participatieve kunstpraktijken. Brussel: Demos en CAL-XL. Vanherwegen, D., & Lievens, J. (2014). The Mechanisms Influencing Active Arts Participation: An Analysis of the Visual Arts, Music, and the Performing Arts. Sociological Inquiry, 84(3), 435-471. Vanherwegen, D., & Lievens, J. (2011). De anatomie van de amateur: een onderzoek naar de determinanten van actieve cultuurparticipatie. John Lievens & H. Waege. Participatie in Vlaanderen 2 : eerste analyses van de participatiesurvey 2009 (pp. 273–306). Leuven, België: Acco. Vanherwegen, D., Siongers, J., Smits, W., Vangoidsenhoven, G., Lievens, J., & Elchardus, M. (2009). Amateurkunsten in Beeld Gebracht. Gent: Forum voor Amateurkunsten. Van Steen A., De Voldere I. & Berckmoes T (2013). Toekomstverkenning: de blik van sociaalcultureel volwassen werk, amateurkunsten en jeugd werk gericht op 2025. Brussel: IDEA Consult. Van den Wijngaerde, L. (2002). Beleidsvoorbereidend onderzoek naar amateurkunsten in Vlaanderen. Eindrapport. Leuven: KULeuven. Wali, A., Severson, R., & Longoni, M. (2002). Informal arts: Finding cohesion, capacity and other cultural benefits in unexpected places. Chicago, Illinois: Columbia College, Chicago Center for Arts Policy.
Voorjaar 2016 redactie: Astrid Van Steen, Bieke Vanlerberghe & Elke Verhaeghe Forum voor Amateurkunsten
27