Zo moeder zo dochter Maimunah van der Heide vertelt een uit het leven gegrepen verhaal over de relatie tussen moeder Saarah en haar dochter. Omwille van de islam gingen zij uit elkaar, maar werden daardoor ook sterk aan elkaar verbonden. De bekeerlinge Saarah trouwde met een Marokkaanse man, maar merkte al snel dat zij een verkeerde keuze had gemaakt. Na een pijnlijke scheiding begint het getrouw trek om hun dochtertje. Maar het is toch vooral een verhaal over islamitisch geïnspireerde moederliefde. Zo moeder zo dochter, Maimunah van der Heide
Je moeder: je bent uit haar geboren en bent op die manier voor altijd met haar verbonden. Maar de rol die je moeder in je leven speelt hoeft niet altijd even goed te zijn. Voor de één is de moeder je beste vriendin, degene die je altijd steunt en helpt. Voor de ander is zij dat juist niet. Sommige dochters hebben zelfs nog nooit moederliefde ervaren, misschien wel omdat hun moeders dat zelf ook nooit hebben gekend. Er zijn vrouwen die helemaal geen band of contact met hun moeder hebben. Sommige meisjes worden niet door hun biologische moeder grootgebracht. Van anderen is hun moeder ziek of gehandicapt waardoor de rollen zijn omgedraaid: de dochter moet dan voor haar moeder zorgen. Soms zijn er conflicten tussen moeder en dochter die zo groot worden dat het tussen hen blijft staan en een prettige moeder-dochter-relatie in de weg staat. Als je nog thuis woont is er misschien voortdurend strijd of zijn er tegengestelde opvattingen over je levensstijl. Een scheiding van je ouders kan er ook voor zorgen dat de band met je moeder verandert. Dit verhaal gaat over een moeder en dochter die omwille van de islaam uit elkaar gingen en juist daardoor een heel diepe band kregen. Het recht van de vader Saarah was getrouwd volgens de islamitische wet. Er waren een imaam en twee getuigen bij geweest en het huwelijkscontract was gesloten. Islaam beveelt een huwelijksband tussen een man en een vrouw zodat het duidelijk is wie de vader van het kind is. Het kind krijgt de achternaam van de vader en de vader is verantwoordelijk voor het onderhoud van het kind. De Profeet heeft in een hadieth in de Sahihain gezegd:
1
“Het kind behoort tot het bed.” Wanneer een vrouw met meerdere mannen het bed zou delen, zou het dus onduidelijk worden wie de vader van het kind is. Saarah ontdekte dat zij een verkeerde huwelijkskeuze had gemaakt en wilde scheiden. Er werd zo lang op haar ingepraat dat zij ‘iets waardevols’ moest inleveren om haar scheiding te krijgen, dat zij het bijna ging geloven. Een begrijpelijke angst van een vader die illegaal is en zijn kind niet wil verliezen. Saarah begreep dit en deed er alles aan om het kind zijn achternaam te geven en zijn erkenning volgens de Nederlandse wet. Zij zou de vader nooit onrecht aandoen, maar dat kon hij niet weten, want hoe goed kende hij haar eigenlijk? De vriend van haar man had veel moeite gedaan om Saarah en haar dochtertje –die nog moedermelk dronk- te scheiden. Hij had geprobeerd Saarah over te halen om haar moederschap voor de Nederlandse wet af te staan. Maar jaren later verloor hij zelf zijn kinderen toen zijn Nederlandse vrouw hem verliet. Dit had Saarah’s geloof versterkt; dat je oogst wat je zaait. Het afscheid Saarah liep met haar dochtertje hand in hand door de donkere straten van Amsterdam. Het kleine kinderhandje in haar ene hand en de tas met haar kleertjes en speelgoed in haar andere hand. Haar dochtertje was bijna vier jaar. Zij was de dochter van een Marokkaan, waar Saarah binnen een jaar van was gescheiden. Saarah was Nederlands en had haar kind makkelijk bij zich kunnen houden. Iedere moeder heeft in Nederland immers volledig recht op het kind, vooral wanneer de vader een buitenlander is en ook nog eens illegaal. Saarah zat altijd in islamitische boeken te neuzen en hechtte enorm veel waarde aan de kennis in de koran en ahaadieth (betrouwbare overleveringen die de woorden van de profeet bevatten). Ze wist dat volgens de islamitische wetgeving een vrouw recht heeft op ‘nafaqah’ voor haar kind; dat wil zeggen onderhoudsgeld; een soort alimentatie. “Het is de plicht van de vader in redelijkheid in haar onderhoud en kleding te voorzien. Niemand wordt meer opgelegd dan hij kan dragen. Een moeder zal geen schade lijden om haar kind, noch een vader om zijn kind.” (Koran 2: 233) Omdat Saarah een uitkering had en kinderbijslag ontving, onttrok haar man zich van zijn onderhoudsplicht. Toen ze hem drie jaar later vertelde dat zij wilde hertrouwen, eiste hij zijn dochter op, inclusief haar Nederlandse paspoort. Saarah besloot hem zijn islamitische recht als vader te geven, omdat ze geloofde dat er een diepe wijsheid achter de regels en wetten van de islaam schuilt. Zij baseerde haar beslissing op de volgende hadieth: Een vrouw zei: “Profeet van Allaah, mijn baarmoeder is als een vaartuig geweest voor mijn zoon, mijn borsten waren zijn waterkruik en mijn schoot heeft hem bescherming geboden; en nu ben ik gescheiden en zijn vader wil hem van mij wegnemen.”
2
De Profeet zei: “Je hebt meer recht op hem zolang je niet hertrouwt.” (Overgeleverd door Ahmed, 2/182 in de hadieth verzameling Abu Daawuud, 2276; al-Haakim, 2/225) Saarah was bekeerd tot de islaam. Ze had jaren lang zelfstudie gedaan en was dit geloof, deze levenswijze meer lief gaan hebben dan het leven zelf. Zij besloot al binnen een paar jaar na haar bekering alles voor dit geloof in te zetten: haar lichaam, geest, en materiële bezittingen. Zij liet zich inspireren door de metgezellen van de profeet en verzen uit de koran. Zoals dit vers: “Jullie die geloven! Geeft ook bijdragen van de goede dingen die jullie verworven hebben.” (Koran 2: 267) Zij besloot om zelfs het meest dierbare van zichzelf in te zetten. Zij dacht aan de moeder van de profeet Musaa: “En Wij openbaarden aan de moeder van Musaa: “Zoog hem en wanneer jij bang voor hem bent, werp hem dan in de zee en wees niet bang en niet bedroefd; Wij brengen hem naar jou terug en Wij maken hem tot een van de gezondenen.”(koran 28: 7) Saarah wist zeker dat haar dochter door Allaah geleid en beschermd zou worden, vooral omdat ze dit omwille van Hem deed. Ze had haar de eerste vier jaren van haar leven alle liefde gegeven die zij nodig had. Een klein meisje dat anderhalf jaar lang haar melk had gedronken, met haar op haar rug gebonden door de straten had gelopen, zoals dat bij kinderen in Afrikaanse en Aziatische landen gebeurt. Saarah was een vrouw die zich daar niet voor schaamde. Zij was altijd zichzelf gebleven en had al van kinds af aan nooit met het groepsgebeuren mee gedaan. Saarah had van haar eigen moeder heel veel liefde gekregen en dit had haar gevormd tot wie ze was. Een gewenst en geliefd kind groeit uit tot een geliefde vrouw of man en kan de klappen van het leven aan vanwege deze liefde. Saarah wist heel goed dat een moeder de eerste leerschool van een kind is; dat haar moederliefde een heel belangrijk onderdeel is van de groei van het kind naar volwassenheid. Een goede opvoeding betekent de voorbereiding van een goed volk. De barmhartigheid van moeders is een bron van liefde die onmisbaar is in onze opvoeding. Deze liefde die wij putten uit deze bron is van grote invloed op ons gedrag tegenover de medemens. Een natie waarin moederliefde voldoende wordt overgedragen, schept een volk met liefde in zich. Zonder moederliefde zouden we iets te kort komen in ons mens-zijn. Je moeder leerde je hoe je met gevoelens en emoties, conflicten en sociale contacten kan omgaan. Kinderen zijn een versiering van de wereld, ze geven vreugde aan de zielen, plezier aan de ogen. Zij zijn degenen in iedere natie waarin hoop voor de toekomst ligt en zij zijn de toekomstige
3
volwassenen op wier schouders de roep naar de islam wordt gedragen. Saarah hield van de uitspraak van de Profeet, in een overlevering verzameld door Ibn Maadjah: “Een dienaar zal zijn rang verheven krijgen en zeggen: “O mijn Heer, hoe is dit zo voor mij gekomen? Hij zegt: Vanwege je nakomelingen die vergeving voor je vragen.” Het kind als wapen of machtsmiddel Helaas brengen onverstandige ouders hun rouwverwerking en frustraties ten opzichte van de expartner over op het kind. Zij beginnen hun kind –meestal onbewust– moreel te chanteren en stellen hen voor een dilemma: ‘Je kiest vóór mij of je bent tégen mij.’ Saarah had destijds in een van haar islamistische boeken een tekst gelezen die haar aansprak en die ze in een schrift had opgeschreven: Ibn Abi Shayba was gescheiden en zijn zoon Asim zat bij zijn ex-vrouw op schoot. Hij wilde haar van haar schoot wegnemen en zij trok de jongen terug waarna hij de jongen weer terugtrok en zij weer de jongen afpakte totdat Asim begon te huilen. Zij gingen toen naar Abu Bakr as-Siddieq en hij zei: “Haar zorg, haar schoot en haar geur, zijn beter voor Asim dan die van jou. Wacht totdat hij opgroeit zodat hij zelf kan kiezen.” Saarah was zelf kind van gescheiden ouders geweest en wist dus wat het is om je vader te verliezen. Ze vond dat ieder kind recht op een vader had. Ze had vriendinnen gehad die met meerdere mannen naar bed gingen en niet wisten wie de vader van hun kinderen was. Een van hen maakte vader en kind wijs dat zij een bloedband hadden, terwijl zij wist wie de echte vader was. Saarah hield van de rechtvaardigheid in de islam. “En de goede daad en de slechte daad zijn niet gelijk; weer die af met iets wat beter is. Dan zal hij, tussen wie en jou vijandschap was, zijn als een boezemvriend. Maar het wordt slechts aan hen die geduldig volharden aangeboden.” (Koran 41: 35-6) De islaam verbiedt onrecht en wijst er nadrukkelijk op dat je anderen niet bewust pijn mag doen. Volgens een van de overleveringen in de Sahiehain zei de Profeet: “Je moet jezelf ervan weerhouden om mensen iets aan te doen, want het zal als een sadaqah (vrijwillige liefdadigheid) voor jou tellen.” En de metgezel Djaabir heeft overgeleverd dat de Profeet heeft gezegd: “Diegene van jullie de op de Dag der Opstanding mij het meest geliefd en meest nabij zal zijn, zal degene met het beste gedrag zijn.” (deel van een hadieth: At-Tirmidhie: hasan) Ibn al-Qayyim heeft gezegd: “Alles van het geloof is gedrag en karakter (khuuluq). Wat jou in goed gedrag doet toenemen, doet jou in geloof groeien.” (Ibn al-Qayyim: Madaaridj as-Saalikien vol.2. p. 294) Lotsbepaling Saarah wist niet wat haar geliefde dochter te wachten stond. De eerste zes maanden mocht zij geen enkel contact met haar hebben. Zij ging naar Mekka om de hadj te verrichten en kocht allemaal cadeautjes voor haar. Zij maakte du’aa bij de heilige Ka’bah en vroeg Allaah om haar kind te
4
beschermen en met engelen te omringen. Zij wilde haar dochter begrip van de islaam schenken en haar tot een voorbeeld voor andere meisjes maken. Saarah’s dochter werd door haar vader naar Marokko gebracht zodat ‘ze als een Marokkaan zou opgroeien’. Haar vader zette zijn leven voort in Nederland, waar hij ondertussen zijn leven in orde had met zijn nieuwe vrouw en andere dochters. Saarah stemde ermee in, om redenen die zij goed had doordacht. Zij wist en had met haar eigen ogen gezien dat het kind bij haar vader en zijn vrouw niet datgene kreeg wat zij belangrijk voor haar vond. Marokko is een islamitisch land. Haar doel was dat haar dochter de Arabische taal zou leren, die zij zelf niet van jongs af aan had meegekregen. Eenmaal in Marokko ging haar dochter echter naar een gewone dorpsschool. Houten banken, gebroken ramen, uniformen voor alle kinderen en geen bijzondere aandacht voor de islaam. Saarah wilde graag dat haar dochter de koran uit haar hoofd zou leren en de recitatie ervan zou beheersen. Maar aan haar wensen werd absoluut niet tegemoet gekomen. Zelfs de kinderbijslag verdween in oma’s koffer onder haar bed. Saarah had niets anders dan geduld (sabr) en haar smeekgebeden (du’aa). Haar innerlijke pijn was immens. Als de profeet Yaquub al zoveel verdriet had om zijn kinderen die hij miste, waarom mocht zij dat dan niet voelen? In de tafsier Ibn Kathir staat dat Yaquubs kinderen medelijden met hem hadden en zeiden: “Bij Allaah! U zult nooit ophouden Yuusuf te herinneren, totdat u zwak wordt door ouderdom of tot de doden behoort!” Zij bedoelden te zeggen: “Als u op deze manier doorgaat zijn we bang dat u sterft van verdriet.” Maar niemand wilde Saarah’s ogen lezen; niemand kon er diep in kijken. Er was nooit iemand die zei dat ze bij haar mocht uithuilen. Er waren nooit vragen over het hoe en waarom van de situatie, alleen gepraat achter haar rug om. Een paar mensen bleven aan haar zijde om haar in stilte hun liefde en respect en steun te betuigen. Stille krachten met een diepe liefde en verbondenheid naar haar toe, zoals zusterschap bedoeld is. Saarah kon haar verdriet dragen omdat ze geloofde in wat bijvoorbeeld Sufyan ath-Thawrie heeft gezegd: “Het weerhouden van Allaah is in werkelijkheid geven, omdat Hij niet iets weerhoudt uit gierigheid of omdat Hij iets niet bezit. Maar Hij kijkt naar datgene wat het beste is voor Zijn moslim dienaar. Zodoende kiest Hij nadat Hij naar de toestand van Zijn dienaar heeft gekeken op welk moment weerhouden beter is.” De hereniging Saarah wist al vanaf haar kindertijd dat het leven niet gemakkelijk is. De klappen die je in het leven oploopt kunnen keihard zijn, maar wat telt is hoe wij daarmee omgaan. Ibn Qayyim al-Djawziyyah (1292-1350) heeft gezegd: “Pijn is een van de kenmerken van iemands ontwikkeling, waar geen mens of dier voor kan worden gespaard. Wanneer de mens zonder pijn zou zijn, zou hij geen mens zijn; eerder een engel of een ander soort schepsel.” Via telefoongesprekken probeerde zij jarenlang om haar dochter innerlijke vrijheid en kracht mee te geven en haar te helpen tot een krachtige vrouw uit te groeien ondanks alle gemis en het verdriet
5
dat wederzijds geleden was. Na acht jaar was het koranvers over Musaa ook van toepassing op Saarah en haar dochter: “Wij brengen hem naar jou terug…” Saarah’s dochter had haar karakter gevormd door middel van geduld (sabr) en vertrouwen in Allaah en diepe innerlijke verbondenheid met haar moeder. Haar jaren in Marokko zonder vader en moeder had zij dankzij deze innerlijke verbondenheid kunnen dragen. Toen ze hoorde dat haar familie haar wilde uithuwelijken zonder naar haar mening te vragen, dacht zij aan haar moeder en dat zij dit zou voorkomen. Zowel moeder als dochter had geleerd wat de waarde is van Ibn al-Qayyim’s wijze woorden: “Allaah wil slechts het goede voor de ware gelovige. Allaah geeft aan deze dienaar terwijl Hij je zaken ontzegt. En Hij geeft gunsten terwijl Hij je test. Zijn testen zijn een genezing, ook al lijken zij uiterlijk gezien op een ziekte. Doch, uit onwetendheid denkt de dienaar dat gunsten zich enkel in voorspoed en gezondheid bevindt en dat het enkel zaken zijn die hij aangenaam vindt. Maar als deze dienaar kennis zou bezitten, dan zou hij beseffen dat Allaah hem gunsten geeft wanneer Hij hem iets ontzegt. En dan zou hij beseffen dat de testen een rahmah (barmhartigheid) zijn. Zodoende zou hij meer van de testen genieten dan van tijden van voorspoed en zou hij meer van armoede dan van rijkdom genieten en zou hij Allah dankbaarder zijn in tijden waarin hij weinig bezit dan in tijden waarin hij veel bezit. En zo waren de voorgangers. De intelligente persoon is daarom degene die tijden van tegenspoed als een genezing, weerhouding als een gift en armoede als rijkdom beschouwt. Het is degene die beseft dat de meeste gunsten zich bevinden in zaken waar hij niet van houdt die Allaah hem geeft.” (Al-Madaridj)
6