Veiligheidsplan Gertrudiscollege Dit veiligheidsplan is gebaseerd op het schoolveiligheidsbeleid van OMO sg Tongerlo, de scholengroep waartoe het Gertrudiscollege behoort. Inleiding Uit de missie van de school: Het Gertrudiscollege wil een VMBO TGL, HAVO, VWO school van hoge kwaliteit zijn, die de leerlingen voorbereidt op het vervolgonderwijs. Dit doet zij door leerlingen op een evenwichtige, zelfstandige manier naar volwassenheid te brengen zodat zij als volwassenen straks kunnen functioneren in die samenleving die van ons allemaal is en waarvan de school deel uit maakt. De school gaat hierbij uit van een christelijke visie op mens en maatschappij, waarin naast eigen verantwoordelijkheid, zorg voor de medemens en zijn omgeving, respect voor anderen en tolerantie centraal staan. Onder het Motto “Samen leven” willen wij met deze gedragscode aangeven wat we op onze school in de omgang met elkaar en met onze talenten, waardevol en vanzelfsprekend vinden. We willen zo benadrukken dat de onderwerpen zorg, respect, ontplooiing en verantwoordelijkheid voortdurend onderwerp van gesprek kunnen zijn bij leerlingen, ouders en medewerkers. Op deze wijze kunnen wij onze zorg, respect en tolerantie voor en naar anderen blijven garanderen. Veiligheid is een belangrijk thema in onze school. Kern is wederzijds respect in een veilige leer- en leefomgeving. Jonge mensen, maar ook medewerkers moeten zich in een veilige omgeving durven en kunnen ontwikkelen. Medewerkers moeten in deze veilige omgeving kunnen werken en een daarmee ook een veilige omgeving creëren. Het Gertrudiscollege acht de pedagogische relatie tussen docent en leerling de basis van de veilige school. Dit betekent niet alleen handelen in de klas maar ook daarbuiten in de schoolgangen en op het schoolplein. Op deze manier kan de school zich blijvend ontwikkelen tot de school die zij wil zijn. In dit veiligheidsplan geven we aan op welke wijze wij deze veilige leeromgeving blijvend willen realiseren. Monitoring Om een duidelijk beeld te krijgen van de veiligheidsbeleving van leerlingen en medewerkers wordt elke twee jaar een onderzoek uitgevoerd (OMO veiligheidsmonitor). Daarnaast is veiligheid één van de thema‟s van het waarderingsonderzoek dat we elke vier jaar onder leerlingen, ouders en medewerkers uitvoeren. De resultaten hiervan gebruiken we om onze aanpak te evalueren en bij te stellen. We registreren incidenten. Hoofdstuk 1. De veilige school 1.1 Gedragsregels In het licht van de pedagogiek op school willen we werken we met een minimum aan regels. Deze zijn wel duidelijk en gelden voor iedereen. Bij de start van schooljaar 2010 / 2011 zal hier extra op ingezoomd worden en het leerling-reglement op worden aangepast. De hoofdregel, is: „respect voor elkaar en dus we gedragen ons op basis van fatsoen.‟ De volgende gedragscode is leidend. Zorg Sociale zorg Je hebt oog voor het welzijn van iedereen met wie je te maken hebt. Wij vinden het daarom vanzelfsprekend dat je: je verantwoordelijk voelt voor de goede sfeer op school ook oog hebt voor mensen die je misschien wat minder aanspreken andere mensen kansen gunt de privacy van een ander respecteert. Iedereen zal begrijpen dat wij daarom mensen buitensluiten en inbreuk maken op de privacy van anderen niet goed vinden
1
Zorg voor je materiële omgeving Je gaat met zorg om met je eigen en andermans spullen. Wij vinden het daarom vanzelfsprekend dat je: zuinig bent op de spullen van jezelf en die van anderen zuinig bent op de gebouwen en verblijfsruimten waarin je bent. Iedereen zal dan begrijpen dat vernielen,bekladden en stelen niet kan.
Zorg voor het milieu Je gaat met zorg om met de omgeving waarin je leeft. Wij vinden het daarom vanzelfsprekend dat je: jouw omgeving netjes houdt de natuur en de omgeving van de school respecteert zuinig omgaat met energie, grondstoffen, water, etc. Iedereen zal dan begrijpen dat vervuilen en verkwisten daar niet bij passen. Respect Je respecteert anderen zoals ze zijn. Wij vinden dat het daarom vanzelfsprekend dat je: iedereen als gelijkwaardig behandelt accepteert dat anderen anders kunnen denken en anders kunnen zijn dan jijzelf probeert dat anders-zijn te begrijpen en er van te leren je eerlijk en open tegenover anderen opstelt Iedereen zal dan begrijpen dat wij beledigen, pesten en discrimineren afkeuren en je hierop aanspreken
Ontplooiing Je haalt er zowel bij jezelf als bij anderen uit wat erin zit. Wij vinden het daarom vanzelfsprekend dat je: mag worden wie je bent kansen pakt en uitdagingen aangaat je talenten wilt ontdekken en gebruiken anderen hierbij ook stimuleert Iedereen zal dan begrijpen dat anderen en dus ook jezelf niet mag hinderen in deze ontplooiing. Verantwoordelijkheid Je bent verantwoordelijk voor je eigen gedrag en voelt je medeverantwoordelijk voor gedrag van een ander. Wij vinden het daarom vanzelfsprekend dat je: verantwoordelijk gedrag toont dat leidt tot zorg, respect en ontplooiing de consequenties aanvaardt van je eigen gedrag je laat aanspreken op je gedrag en daarmee je verantwoordelijkheid anderen aanspreekt op hun gedrag als je iets ziet of hoort dat niet klopt met onze waarden en grenzen. Iedereen zal dan begrijpen dat deze gedragscode effect heeft op onze microsamenleving en daarmee ook op onze samenleving in het algemeen.
2
1.2 Toezicht Zichtbaarheid van medewerkers verhoogt het gevoel van sociale veiligheid. De medewerker treedt corrigerend op bij gedrag dat overlast veroorzaakt. Hij doet dat op een pedagogische, de-escalerende wijze. De toezichthoudende taak wordt door alle medewerkers uitgevoerd. Allen hebben hierin hun verantwoordelijkheid. In het leerling-reglement staat opgenomen welke regels en afspraken binnen de school van toepassing zijn. 1.3 Orde Orde is voor leerlingen en docenten een belangrijk onderwerp. Orde heeft te maken met structuur, met een sfeer waarin gewerkt kan worden, met het stellen van grenzen, met (innerlijke) rust en toegankelijkheid, regelmaat, rechtvaardigheid en redelijkheid. De school heeft hierbij oog en aandacht voor alle medewerkers. Hen, bij wie het gedrag om leerlingen aan te spreken niet vanzelfsprekend is, wordt verplicht binnen de professionele ruimte hier aandacht aan te besteden. Verplichte scholing en vormen van collegiale consultatie kunnen door de direct-leidingevende ingezet worden om de docentvaardigheden op dit gebied te vergroten. 1.4 Gebruik gebouwen Op de locatie Bovendonk en Vincentiusstraat is het voor de leerlingen niet toegestaan zich tijdens de lessen in de gangen en de leshuizen te begeven. Leerlingen die geen les hebben of lesvrij zijn kunnen gaan werken in de mediatheek of in de aula. Er wordt van alle leerlingen en medewerkers verwacht dat zij op een zorgvuldige manier omgaan met gebouw en leerhulpmiddelen. 1.5 In contact met de leerling Op het Gertrudis wordt er contact met de leerling gezocht en het gesprek aangegaan. Dat doet de mentor in zijn begeleidingsuren of in een voortgangsgesprek. Maar ook de vakdocent gebruikt zijn lessituatie om het contact te leggen. En niet alleen als het minder goed gaat of als er iets te herstellen valt. Het sleutelwoord is aandacht. Iedereen wil gezien zijn, erkend worden in wie hij of zij is. Zelfvertrouwen, een positief zelfbeeld, het gevoel hebben dat je er mag zijn, uitgaan van eigen kwaliteiten, ontdekken en gebruik maken van eigen talenten staan aan de basis van een perspectiefvol leven. Dit stelt het Gertrudiscollege centraal als het werkt aan zijn pedagogischmaatschappelijke opdracht. School is meer dan alleen een instituut dat werkt aan kennisoverdracht. Sociaal bewust zijn en ontwikkeling van de sociale intelligentie van het kind is een deel van onze kernopdracht. Op de locatie Bovendonk is het leerlingenraad ingericht, het platform waarop de invloed van leerlingen vorm krijgt. Zowel leerlingen van het VMBO als ook Havo/ Vwo leerlingen worden uitgedaagd in deze raad zitting te nemen. 1.6 In contact met de ouder De samenwerking met ouders is heel belangrijk. Daarom verwachten we dat ouders zoveel mogelijk uit om op school komen om het gesprek te voeren. De ouders komen met hun kinderen naar de ouderavonden. We laten leerlingen presentatieavonden organiseren voor hun ouders. We stellen ouders heel snel op de hoogte als er iets aan de hand is. Het boekje schoolzaken draagt bij aan het snel informeren van de ouders. Via de website kunnen brieven die leerlingen mee krijgen en activiteiten die ontplooit worden teruggevonden. In de toekomst zullen ouders via de digitale snelweg ook cijferinformatie en aan en afwezigheid informatie van hun kind terugvinden. 1.7 Zorg De school heeft een aantal specialisten in dienst (orthopedagoog en tevens zorgcoördinator en via Traverse een maatschappelijk werker). Een aantal docenten zijn gespecialiseerd in de begeleiding van specifieke groepen leerlingen op ons college. Die docenten ondersteunen in hun begeleidings- en onderwijstaak leerlingen met gecompliceerd leer- en hulpvragen. Voor LGF-leerlingen worden vooraf met ouders afspraken gemaakt over de inhoud en de vorm van de begeleiding. 1.8 Vertrouwenspersoon Elke locatie heeft een vertrouwenspersoon. De leerlingen kunnen op eigen initiatief het gesprek met de vertrouwenspersoon zoeken. Ook de mentor of vakdocent kan de leerlingen op de vertrouwenspersoon wijzen.
3
1.9 Zorgteam en Zorg Advies Team (ZAT) Het zorgteam bestaat onder andere uit de zorgcoördinator, de teamleider, de schoolmaatschappelijk werker en de orthopedagoog. Het zorgteam bespreekt de door de zorgcoördinator ingebrachte leerlingen en brengt een advies uit met betrekking tot de verdere begeleiding van de leerling. Een breed samengesteld zorgadviesteam (ZAT) komt om de 6 weken bij elkaar. In het ZAT zitten naast de eerder genoemde leden van het zorgoverleg vertegenwoordigers van externe instanties, zoals de schoolarts of schoolverpleegkundige, vertegenwoordigers van de GGZ/GGD, Jeugdzorg, politie en de afdeling leerplicht van de gemeente. 1.10 Zorg voor Jeugd In de keten van jeugdzorg werkt een groot aantal instellingen samen. Elk voelt zich vanuit de eigen invalshoek verantwoordelijk voor de problemen van of met jeugdigen. Dat vergt optimale samenwerking, coördinatie, informatie-uitwisseling en afstemming. Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd probeert de zorg van alle betrokkenen beter op elkaar af te stemmen, om aldus deze zorg te optimaliseren. Het systeem Zorg voor Jeugd ondersteunt een efficiënte, niet vrijblijvende vorm van samenwerking tussen instellingen en organisaties waarbij de belangen van de jeugdigen en het gezin centraal staan. Het systeem is een hulpmiddel om problemen bij jeugdigen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar zo snel mogelijk op het spoor te komen en vervolgens alle betrokken functionarissen in de keten beter in staat te stellen om hulpverlening af te stemmen. Het voorkomt dat jeugdigen tussen wal en schip vallen. Er is een collega-zorgverlener en de zorgcoördinator van de beide locaties die bevoegd zijn als signaalgever. 1.11 Rebound De reboundvoorziening richt zich op die leerlingen in het voortgezet onderwijs die wegens gedragsproblemen de veiligheid van medeleerlingen en docenten kunnen schaden. Ze gaan over grenzen heen en kunnen niet meer binnen de leerlingenzorg op de locatie of de afdeling worden geholpen. Ze zijn tijdelijk niet meer te handhaven binnen de school. Deze leerling voor een periode van maximaal 3 maanden op de rebound geplaatst. Door het begeleidingstraject binnen de Rebound kan de leerling zich weer motiveren om zijn studie in het reguliere voortgezet onderwijs opnieuw op te pakken. Van de leerling wordt een actieve houding verwacht. Er is een eigen - ook door de leerling vastgesteld - handelingsplan.
1.12 Scholing personeel Door in- of externe scholing krijgt iedere docent zicht op leer- en gedragsproblemen bij leerlingen. Daardoor wordt het signalerend vermogen verhoogd. Medewerkers moeten ook in staat zijn tot een directe, consequente en effectieve aanpak van gedragsproblemen en agressie. Hun pedagogisch repertoire moet daartoe toegerust zijn De afgelopen jaren hebben medewerkers van het Gertrudiscollege zich individueel of groepsgewijze geschoold in omgaan met lastig, agressief of destructief gedrag. („Effectief omgaan met allochtone leerlingen in VO‟, „Emotieregulering, omgaan met agressie gedrag‟, „Omgaan met lastig gedrag‟. Ook het OOP heeft in deze richting scholing genoten of krijgt deze zoals bv. „De pedagogische conciërge‟ en „Omgaan met conflicten en agressie voor OOP‟ . 1.13 Voorbeeldgedrag medewerkers Gedrag van medewerkers is het onderwerp van reflectie en collegiaal overleg. Centraal staat leerlingen aanspreken in termen positieve verwachtingen. Gecomplimenteerd worden om wat je leert en daar niet op afgerekend worden. Jonge mensen hebben bevestiging en bekrachtiging nodig om aan zelfvertrouwen te winnen: van hun leraren en van hun „peer group‟. Het is belangrijk dat medewerkers leerlingen de ruimte geven om in vertrouwen te werken aan en naar de toekomst. Er is zowel verbondenheid als distantie maar ook zijn er gericht opgestelde schoolregels. Dat is steeds de kern als het gaat over onze pedagogische opdracht op school. Het voorbeeldgedrag is vastgelegd in het competentieprofiel van de Gertrudis-docent.
1.14 Onderwijsinhoud Het Gertrudiscollege is een school is waar, kennisoverdracht , intellectuele ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling hand in hand gaat met sociaal bewustzijnontwikkeling in een leeromgeving die gekenmerkt wordt door professionele begeleiding.
4
Kennisoverdracht (kennisschool) staat voor: hoog studierendement, waardevol diploma, goede aansluiting vervolgonderwijs, bovengemiddelde studieresultaten en afstemming tussen alle afdelingen. Begeleiding staat voor: uitdagen en kansen bieden, zorg voor zwakkeren sociaal en cognitief, verwachting uitspreken t.a.v. zelfverantwoordelijkheid en de leerling intellectueel uitdagen. Sociaal maatschappelijk bewustzijn staat voor: school als waarde gemeenschap, ontwikkeling van gemeenschappelijkheidgevoel, ontwikkeling sociaal bewustzijn, elkaar helpen en elkaar respecteren. In het algemeen wordt uitgegaan van de natuurlijke leerbereidheid van leerling en medewerkers waardoor de ruimte ontstaat om in het leerproces gaandeweg ieders schoolloopbaan meer verantwoordelijkheid voor eigen leren genomen kan worden en de hierna beschreven ambities waargemaakt kunnen worden. Het onderwijs dat in het teken staat van het leren en kennis opdoen en het onderwijs dat in het teken staat van reflectie op eigen leren en handelen zodat iedereen in staat wordt gesteld gaandeweg meer te participeren in zijn/haar eigen ontwikkeling en de daarbij behorende keuzes. Dit alles kan alleen plaatsvinden op een school waar een beleid is gestoeld op waarden en normen die horen bij het schoolklimaat van ons college. Onder het Motto “Samen leven” willen wij d.m.v. een gedragscode zoals in hoofdstuk 1 beschreven, benoemen wij hoe wij op onze school in de omgang met elkaar handelen. We willen benadrukken dat de onderwerpen zorg, respect, ontplooiing en verantwoordelijkheid voortdurend onderwerp van gesprek zijn bij leerlingen, ouders en medewerkers. Op deze wijze kunnen wij onze zorg, respect en tolerantie voor en naar anderen blijven garanderen. Het leerling-reglement geeft hier ruimte maar ook de beperkingen. Resumerend geldt voor iedereen die zich aanmeld op het Gertrudiscollege dat ten alle tijden zij verantwoordelijk zijn om op een constructieve manier een bijdrage leveren aan het leerproces en dat ouders en leerlingen samen met de medewerkers van het college individueel verantwoordelijk zijn voor een constructieve bijdrage aan het leef en werkklimaat op school. 1.15 Specifieke lesprogramma’s Uit de onderzoeken (veiligheidsmonitor en waarderingsonderzoek) blijkt dat pestgedrag voor veel leerlingen als reden wordt genoemd om zich minder veilig op school te voelen. In alle klassen wordt door de mentor aandacht besteed aan dit thema, gepland en indien zich daadwerkelijk pestsituaties voordoen. Van pesten wordt altijd werk gemaakt. Wanneer relevant worden de ouders betrokken. 1.16 Verzuim Leerlingen zijn op tijd op school en volgen alle lessen volgens het rooster. Wij besteden veel aandacht controle op spijbelen en te laat komen. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de afdeling Leerplicht van de betrokken gemeenten. De school heeft een meldingsplicht waar het gaat over onrechtmatig verzuim of veelvuldig te laat komen. Ouders worden geïnformeerd over het verzuim. 1.17 Controles Het Gertrudiscollege is een school, waarbij „vertrouwen en respect‟ de sleutelbegrippen zijn. Wel geven wij duidelijk de grenzen aan. Als het vertrouwen wordt beschaamd, nemen we onze maatregelen en verantwoordelijkheid zoals beschreven in het schoolreglement. Zo doen we in geval van diefstal altijd aangifte bij de politie. Bij verdenking van het in bezit hebben van verdovende middelen of wapens, houden wij ons het recht voor kluisjes te openen of tassen te controleren. Dit gebeurt in het bijzijn van de leerling in kwestie en een directielid. Gedurende het schooljaar kan de kluis gecontroleerd worden op de aanwezigheid van verboden materialen en of middelen. Deze controle gebeurt onaangekondigd òf in het bijzijn van de leerling òf door tenminste twee medewerkers van de school, die daartoe opdracht hebben gekregen van de directie. Ook zal de school altijd meewerken aan onderzoeken die door de politie worden ingesteld. 1.18 PC-gebruik Om goed en veilig mogelijk gebruik te maken van pc‟s op onze scholen hebben alle leerkrachten en leerlingen een eigen inlogcode. Deze code wordt aan het begin van het schooljaar verstrekt. Met deze inlogcode kan de leerling op alle leerling-pc‟s binnen het Gertrudiscollege inloggen. Van elke leerling wordt verwacht dat de pc gebruikt wordt waarvoor de school de computer beschikbaar stelt.
5
Oneigenlijk PC/gebruik is niet toegestaan. Zie hiervoor het „Reglement en protocol computergebruik op OMO sg Tongerlo‟ dat op te vragen is bij de receptie van elke locatie of via de website in te zien is. 1.19 Kleinschaligheid Op dit moment zijn de leerlingen verdeeld over 2 locaties. Leerlingen zijn in beeld, docenten en leerlingen kennen elkaar. Op deze wijze kan blijvend gewerkt worden aan het gevoel van kleinschaligheid. Op de Bovendonk trachten wij dit gevoel van kleinschaligheid te versterken door de inrichting van leshuizen waarbij leiding en coördinatoren in de leshuizen een centrale plaats innemen. Op de Vincentiusstraat dat behuisd wordt door klas 2,3 en 4 VMBO is kleinschaligheid vanzelfsprekend omdat het hier 350 leerlingen betreft en een eigen docententeam. Belangrijk is wel dat alle leerlingen Gertrudianen zijn en in gezamenlijkheid de school vormen. 1.20 Fysieke aanpassingen Om waardevolle spullen op te bergen kan elke leerling een kluisje huren. Om beschadigingen aan fietsen te voorkomen worden de fietsen verplicht gestald in een fietsenberging, zo mogelijk in hangbeugels. Op een aantal plaatsen zijn camera‟s opgehangen. Op de locatie Bovendonk zijn de toegangsdeuren tot de toiletblokken voorzien van glas. 1.21 Opgeruimde omgeving Een schone en opgeruimde omgeving verhoogt het leefklimaat en daarmee het gevoel van veiligheid. Er is grote aandacht voor een opgeruimde buiten en binnenruimte. Daar hebben zowel medewerkers als leerlingen een taak in. De leeftijd en inrichting van enkele locaties levert problemen op waar het de schoonmaak betreft. In het kader van burgerschap betekent dit, dat wij om toerbeurt leerlingen vragen om in gezamenlijkheid met ons zowel binnen als ook buiten de schoolhekken mee te helpen de omgeving opgeruimd te houden. 1.22 Gezonde keuken Leerlingen worden gestimuleerd gezond te eten. Daartoe zijn de kantines ingericht. Het assortiment wordt opnieuw bekeken op caloriewaarde en gezondheid. Hier worden de leerlingen en ouderraad bij betrokken. Op deze manier ontstaat er een nog groter gevoel van eigenaarschap en zorg voor de omgeving.
Hoofdstuk 2. Procedures, protocollen, documenten 2.1 Veiligheidsbeleid Tongerlo Voor alle scholen die deel uitmaken van OMO scholengroep Tongerlo is een veiligheidsbeleid vastgesteld. De veiligheidscoördinator coördineert alle activiteiten op het gebied van de veiligheid binnen de drie colleges. 2.2 Veiligheidsmonitor Het Gertrudiscollege wil een goed beeld krijgen en houden van het gevoel van veiligheid onder medewerkers en leerlingen. Elke twee jaar wordt de veiligheidsmonitor van OMO gebruikt om een beeld te krijgen van de beleefde veiligheid. Benchmark met de andere OMO-scholen maakt een positionering van onze school mogelijk. Vanaf schooljaar 2010 /2011 zal dit instrument uit `Vensters voor Verantwoording` komen. 2.3 Waarderingsonderzoek Elke 4 jaar neemt het Gertrudiscollege een breed waarderingsonderzoek af onder leerlingen, ouders en medewerkers. Hierin worden ook uitspraken gevraagd over veiligheid, maar dan in de brede context van de school als geheel. Benchmark met landelijke cijfers maakt een positionering van onze school mogelijk. 2.4. Incidentenregistratie In het schooladministratieprogramma Magister worden incidenten geregistreerd. 2.5 ARBO, BHV, EHBO Conform de wettelijke voorschriften is er op elke locatie van het Gertrudiscollege een arbo-werkgroep actief. Elke 3 jaar vindt er door een externe partij een RI&E-meting plaats (risico-inventarisatie en – evaluatie). De RI&E is de basis van het Arbo-beleid, met als doel:
6
- het verkrijgen van inzicht in de gevaren en de hieraan verbonden risico's op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn, waaraan de medewerkers worden blootgesteld; - het op grond van de verkregen inzichten kunnen formuleren van maatregelen om risico's te elimineren of te beperken en beheersbaar te maken. Op elke locatie zijn voldoende BHV-ers en EHBO-ers om voor een dekkende bezetting gedurende de week te zorgen. De herhalingscursussen zijn verplichte onderdelen om de kennis op peil te houden. 2.6 Calamiteiten-/ontruimingsplan Voor beide locaties is een calamiteiten-/ontruimingsplan opgesteld. In elk lokaal zijn de vluchtwegen duidelijk zichtbaar opgehangen. Elk schooljaar wordt op elke locatie minstens één ontruimingsoefening gehouden. Ongevallenprocedure: bij een ongeval op school wordt de directie direct door de betrokken docent geïnformeerd. Onmiddellijk daarna worden de ouders of verzorgers op de hoogte gebracht en gevraagd om hun zoon of dochter op te komen halen. Het is daarom belangrijk dat de telefoonnummers, waar ouders of verzorgers onder schooltijd bereikbaar zijn, bij de administratie van de locatie bekend zijn. Slechts wanneer de ouders of verzorgers niet bereikbaar zijn of in noodsituaties, zorgt de school zelf voor de verdere afwikkeling.
2.7 Overlijden leerling/medewerker Als er sprake is van overlijden of een ernstig ongeval van een leerling of een medewerker, wordt het draaiboek „Draaiboek overlijden` gehanteerd. Deze draaiboeken liggen bij de sectordirecteuren van elke locatie en bij de collegedirecteur. 2.8 PC-gebruik Voor een veilig gebruik van de ICT-voorzieningen is er voor zowel leerlingen als personeel het „Reglement en protocol computergebruik op OMO sg Tongerlo‟ opgesteld. In het leerling-reglement Gertrudiscollege zijn aanvullende opmerkingen opgenomen t.a.v. het gebruik van de computernissen en openbare computerruimten. 2.9 Ongevallenprocedure Bij een ongeval op school wordt de directie direct door de betrokken medewerker geïnformeerd. Deze zorgt dat het ongeval geregistreerd wordt. In geval van een ernstig ongeval wordt de huisartsenpost ingeschakeld en of de ambulance gebeld. De ernst van het ongeval is bepalend of de arbeidsinspectie wordt ingeschakeld die ter plekke een onafhankelijk onderzoek instellen. De ouders of verzorgers worden onmiddellijk op de hoogte gebracht. In minder ernstige gevallen wordt hun gevraagd om hun zoon of dochter op te komen halen. Het is daarom belangrijk dat de telefoonnummers, waar ouders of verzorgers onder schooltijd bereikbaar zijn, bij de administratie van de locatie bekend zijn. Slechts wanneer de ouders of verzorgers niet bereikbaar zijn of in noodsituaties, zorgt de school zelf voor de verdere afwikkeling. In het schooladministratieprogramma Magister worden incidenten geregistreerd.
2.10 Klachtenregeling en Regeling ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie en geweld (waaronder pesten) en discriminatie De Raad van Bestuur van OMO heeft deze regelingen vastgesteld voor alle scholen die onder zijn bestuur vallen.
2.11 Schade In beginsel draagt een ieder zijn eigen schade, tenzij er sprake is van omstandigheden op grond waarvan een of meer anderen voor een deel of het geheel van die schade aansprakelijk zijn. Eerst zal er dus bekeken moeten worden of de schade een (vermoedelijk) gevolg is van onrechtmatig handelen van een (of meer) ander(en) dan de schadelijder. Alleen indien er geen enkele andere partij naast de schadelijder is aan te merken als mogelijke (mede)verantwoordelijke voor de schade, kan er voorzichtig van worden uitgegaan dat er geen sprake is van wettelijke aansprakelijkheid. Wettelijke aansprakelijkheid gaat nogal eens verder dan in eerste instantie wordt gedacht. Daarom is het van belang contact te onderhouden met de verzekeraar.
7
2.12 Algemene veiligheidsregels in lesruimten Op het Gertrudiscollege gelden naar aanleiding van in artikel 20 van het leerling-statuut t.a.v. het naleven van de veiligheidsregels voor leerlingen de volgende aanvullende richtlijnen. In lessen die aan bepaalde gebruiks- en veiligheidsregels moeten voldoen, kan de docent de leerling verplichten tot kledingvoorschriften. Hieronder wordt verstaan: Het dragen van verplichte kleding zoals een labjas en/of veiligheidsschoenen. Het dragen van sport kleding. Het verbod op het dragen van loshangende kledingstukken die de veiligheid bij bv. sport, machines en/ of open vuur in gevaar brengt. Voorschrift t.a.v. het gebruik van bepaalde kledingmaterialen zoals katoen of viscose. T.a.v. practica met open vuur kan het impregneren van kledingstukken vereist worden. Voor een moslima betekent dit dat zij bij practica waarbij bv. met open vuur en/ of machines gewerkt wordt, het dragen van een katoenen strak opgebonden hoofddoek verplicht wordt en in de lessen lichamelijke opvoeding het dragen van sporthoofddoek. Het afdoen van sieraden die de veiligheid bedreigen Het opbinden van loshangende haren.
2.12 Richtlijnen agressie en geweld Richtlijnen Agressie en Geweld Deze richtlijnen zijn onderdeel van het veiligheidsplan van het Gertrudiscollege, ter voorkoming van seksuele intimidatie, agressie en geweld (waaronder pesten) en discriminatie artikel 2.10 en is gebaseerd op het schoolveiligheidsbeleid van OMO sg Tongerlo, de scholengroep waartoe het Gertrudiscollege behoort. Bij agressie en geweld betreft het verbale, non-verbale, bedreigende en fysieke vormen van gedrag die mensen bedreigen in hun gevoel van veiligheid. Toegespitst op onze schoolsituatie alle incidenten waarbij een leerling, medewerker of ouder, verbaal, psychisch en/of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het leren c.q. het werken op school. “Geweld is elke handeling of dreiging daarmee die het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke en/of psychische integriteit van anderen aantast. Het geweld kan actief (iemand iets aandoen) of passief (iemand de noodzakelijke aandacht, zorg, et cetera ontzeggen) zijn.” (Centrum School en Veiligheid) Het uitgangspunt is dat uitvoering van een publieke taak, wat het geven van onderwijs is, nooit ongewenst gedrag rechtvaardigt. Agressief of gewelddadig gedrag is onacceptabel, zowel tussen leerlingen onderling, tussen leerlingen en personeel, tussen ouders en personeel en tussen personeelsleden onderling. Het veiligheidsbeleid van het Gertrudiscollege wil agressief gedrag voorkomen en is daarmee preventief. Het beleid noch deze keuze kunnen voorkomen dat er vormen van ongewenst gedrag zijn. Daartoe is dit protocol opgesteld. Dit protocol geeft de kern weer van onze aanpak. In de bijlagen staat deze verder uitgewerkt. 1. Agressie en geweld inclusief pesten en discriminatie worden nooit getolereerd . 2. Elke medewerker heeft niet alleen het recht, maar heeft ook de plicht om op een professionele manier te interveniëren. 3. Elke vorm van geweld of agressie inclusief pesten en discriminatie wordt op de geëigende manier opgepakt en afgehandeld. 4. De ouders van de leerlingen worden in de afhandeling betrokken. 5. Alle incidenten worden geregistreerd. 6. Bij ernstige vormen van agressie of geweld wordt melding gedaan bij de politie en worden betrokkenen (zowel leerlingen/ouder als medewerkers) geadviseerd aangifte te doen.
8
Bijlagen: 1. Achtergrondkennis 2. Eerste opvang, nazorg, registratie 3. Protocol Pesten en Discriminatie
Bijlage 1 Achtergrondkennis Bron: Handboek agressie en geweld (uitgegeven door het Ministerie van Binnenlandse Zaken). Wanneer worden mensen boos: • als hun belangen worden bedreigd; • als zij geld dreigen te verliezen; • bij dreigend verlies van sociaal aanzien en prestige; • bij dreigend verlies van zelfstandigheid; • bij het ervaren van tegenwerking; • als behoeften worden geblokkeerd; • bij plotselinge veranderingen; • bij plotselinge onzekerheden. Instrumentele agressie Bij deze vorm van agressie zet de dader zijn agressie bewust in als middel om een bepaald doel te bereiken. De agressie of het geweld is daarbij een hulpmiddel en geen doel op zich. De dader heeft vaak in eerdere situaties geleerd dat agressief gedrag kan lonen. Door niet te reageren op het agressieve gedrag, blijft de instrumentele agressie voortbestaan. Frustratieagressie In tegenstelling tot instrumentele agressie, is er bij frustratieagressie sprake van een externe aanleiding, een uitlokkende gebeurtenis. Die gebeurtenis roept negatieve gevoelens op en het lichaam reageert met een stressreactie, een impuls, wat het denken kan verstoren. Gelukkig kunnen veel mensen deze eerste impuls beheersen en zichzelf onder controle houden. Maar soms neemt het gevoel het van de ratio over. De kans op het ontstaan van agressief gedrag neemt dan sterk toe. Eigen emotie Als een medewerker met agressief gedrag wordt geconfronteerd, reageert zijn lichaam met een stressreactie. Bij professioneel handelen gaat het erom dat hij deze eerste waarschuwingssignalen in een vroegtijdig stadium leert herkennen. Hoe eerder hoe beter. Tegelijkertijd leert hij zijn eerste impuls „angst of boosheid‟ beheersen en van daaruit te reageren. Professionele reactie Niet alle agressie-incidenten zijn levensbedreigend. Soms is iemand gewoon boos en gefrustreerd en krijgt de medewerker die frustratie over zich heen. De kans is groot dat de medewerker ook boos wordt. Dan loopt hij het gevaar te gaan (bek)vechten. Dat begint vaak met „ja maar‟ en al snel belandt hij in een discussie. Tijdens die discussie neemt de kans op escalatie toe. Zelfcontrole (rustig blijven) De eerste voorwaarde om beheerst te kunnen reageren is dat de medewerker zijn gevoel en fysieke reacties enigszins onder controle heeft. Ademhaling, spierspanning, lichaamshouding en gedachten sturen zijn fysieke reacties die hij actief kan beïnvloeden.
Situatie taxeren Om een juiste strategie te kiezen moet de medewerker eerst de situatie herkennen en inschatten. Hij let daarbij op: – de aard van de agressie; – hoe hoog de spanning bij betrokkenen is opgelopen; – de mogelijke impact bij verdere escalatie; – de mogelijkheden in de gegeven situatie.
9
Met behulp van deze inschatting kiest hij zijn aanpak. Hoe groter zijn ervaring, des te sneller hij een dergelijke inschatting kan maken. Spanningsopbouw Tijdens het contact moet de medewerker de spanningsopbouw bij de ander goed in de gaten houden. De hoogte van de spanning is een belangrijke indicatie voor wat hij wel of niet kan doen. Is de spanning te hoog opgelopen, dan is de kans op succesvol de-escaleren erg klein geworden. De medewerker moet dan andere maatregelen nemen. Aanpak kiezen en afhandelen Nadat de medewerker een inschatting heeft gemaakt van de spanningsopbouw bij de burger en bij hemzelf, kan hij inschatten met welk soort agressie hij geconfronteerd wordt. Daarna overweegt hij op welke manier hij het best kan reageren. Er zijn drie mogelijkheden: – Laten gaan. De medewerker besluit het gedrag te negeren. – Agressiehantering. De medewerker schat de kans op succesvol de-escaleren positief in en besluit de burger aan te spreken. – Hulp inschakelen. De medewerker schat in dat de spanning bij de burger zo hoog is opgelopen, dat succesvol de-escaleren uitgesloten lijkt, en/of hij schat in dat hij niet voldoende vaardig is om de situatie onder controle te houden. De medewerker in dit geval om collega‟s in te schakelen. Agressiehantering en de-escalatie Door op een juiste manier te reageren, kan de medewerker een verdere spanningsopbouw bij de ander mogelijk voorkomen. Hoe sneller hij de toenemende spanning opmerkt, des te groter de kans dat het hem lukt de spanningsopbouw te stoppen of af te bouwen. Deze activiteit wordt ook wel „deescaleren‟ genoemd. Bij het de-escaleren zijn er vier fases: Fase 1: Kalmeren De medewerker probeert de ander te kalmeren door de strijd te negeren, contact te maken en actief te luisteren. Hij toont op deze manier respect voor de ander door naar hem te luisteren en hem serieus te nemen. In veel gevallen zal deze aanpak een kalmerend effect hebben op de ander. Fase 2: Grens stellen Als de ander toch doorgaat, begint fase twee. Nu mag de medewerker de ander vragen ook naar hem te luisteren en te stoppen met zijn gedrag. Fase 3: Consequenties aangeven Als de ander doorgaat met zijn agressieve gedrag, begint fase drie. De medewerker geeft aan dat de ander kan kiezen tussen een oplossing zoeken of het gesprek staken. De medewerker kan duidelijk aangeven welk gedrag hij wel en welk gedrag hij niet accepteert. Fase 4: Beëindigen Als deze drie stappen geen zichtbaar effect hebben, dan kan de medewerker voor zijn eigen veiligheid gaan zorgen. Hij bepaalt zelf op welk moment hij het contact verbreekt, het gesprek beëindigt, weggaat of alarm slaat en neemt geen onnodige risico‟s. Als grens geldt: Als iemand de werknemer persoonlijk bedreigt, beëindigt hij het gesprek onmiddellijk. Hulp inschakelen Als een werknemer in een situatie terecht dreigt te komen die hij niet kan hanteren, dan kan hij assistentie inschakelen van collega‟s of van zijn leidinggevende.
Bijlage 2 Eerste opvang, nazorg, registratie Bron: Handboek agressie en geweld (uitgegeven door het Ministerie van Binnenlandse Zaken). Daar waar gesproken wordt over medewerker, dient ook te worden gelezen leerling. Eerste opvang Iedereen is verplicht het slachtoffer uit de situatie te helpen en de eerste opvang te verzorgen. Direct na een incident wordt de veiligheid hersteld en krijgt de betrokken medewerkers steun. De
10
leidinggevende is hiervoor verantwoordelijk. Omdat een leidinggevende niet altijd direct aanwezig is, wordt deze taak waargenomen door een leerjaarcoördinator of lesgever. De direct leidinggevende blijft verantwoordelijk. De eerste opvang dient zo snel mogelijk tot stand te komen. Bij uitzonderlijke situaties van heftige agressie en geweld moet de leidinggevende het hoger management informeren en de inschakeling van hulpdiensten overwegen. De taken van de leidinggevende voor de eerste opvang: – Zorgt voor herstel van de veiligheid van betrokken medewerker, bijvoorbeeld door de medewerker naar huis te (laten) brengen. Dit betekent dat de leidinggevende de medewerker niet zelf met het openbaar vervoer naar huis laat gaan. Zorgt dat de medewerker zijn verhaal kwijt kan. Dit houdt in een luisterend oor bieden, eventueel advies geven over symptomen die kunnen optreden na een schokkende gebeurtenis, informatie geven over opvangmogelijkheden, de eigen grenzen aangeven wat betreft de mogelijkheden voor hulpverlening en mee zoeken naar oplossingen (eventueel doorverwijzen naar professionele instanties). – Aan belanghebbenden informatie geven m.b.t. het omgaan met schokkende gebeurtenissen en het vertrouwelijk omgaan met de informatie die zij krijgen. – Zorgt ervoor dat medewerker, indien nodig, wordt begeleid naar EHBO, arts of ziekenhuis en dat in geval van heftige gebeurtenissen ook de traumaopvang start. – Streeft ernaar dat de werkvloer niet onderbezet raakt bij de verzorging van de betrokkene. – Biedt aan om de medewerker te begeleiden bij het doen van aangifte. Ook kan iemand namens de organisatie aangifte doen (mogelijk en verplicht bij seksueel geweld). – Zorgt ervoor dat huisregels en sanctievoorschriften worden toegepast. – Zorgt dat het incident geregistreerd wordt. – Organiseert eventueel overname van taken. – Gaat na of er nog andere werknemers zijn die aandacht of ondersteuning nodig hebben (bijvoorbeeld omdat ze getuige zijn geweest van het incident). – Zorgt voor een briefing van betrokken partijen. Gaat na of ook andere partijen moeten worden geïnformeerd. Voorkomt dat verhalen in de organisatie gaan rondzingen. Nazorg De impact van agressie en geweld op de menselijke psyche hangt af van veel factoren. Bijvoorbeeld van de ernst van het incident, alhoewel ook schijnbaar lichtere incidenten een behoorlijke impact kunnen hebben. Ook eerdere ervaringen spelen een rol, hoe de medewerker in zijn vel zit, enzovoorts. Het is niet altijd nodig de betrokken medewerker direct onder medische begeleiding te stellen. Wel is het raadzaam hierover met deskundigen in contact te treden. Mensen hebben een groot natuurlijk zelfherstellend vermogen en zijn vaak goed in staat de schok zelf te boven te komen. Geef de medewerker ondersteuning bij deze natuurlijke verwerking. Dat kan door het tonen van betrokkenheid door leidinggevende en/of collega‟s. Vooral mensen met vergelijkbare ervaringen, die hun collega‟s kunnen helpen met bijvoorbeeld een luisterend oor of tips voor de verwerking, kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Het natuurlijke psychische herstel vraagt ongeveer één tot drie maanden. Daarna kan iemand meestal weer redelijk functioneren, zonder dat de gebeurtenissen constant op de voorgrond staan. Is dit niet het geval, dan is het zinvol om een traumadeskundige in te schakelen. Bij ernstige voorvallen is het aan te bevelen direct een traumadeskundige in te schakelen. Incidentenregistratie Elk incident wordt geregistreerd in het schooladministratiesysteem van Magister. Ernstige vormen van agressie of geweld worden gemeld bij de politie. De betrokkenen worden geadviseerd hiervan aangifte te doen bij de politie. Tevens wordt de inspectie voor het onderwijs op de hoogte gebracht. In geval van een ernstig ongeval meldt de directie aan de arbeidsinspectie dat een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden. Bijlage 3 Protocol Pesten en Discriminatie Pesten is onaanvaardbaar gedrag en vormt een bedreiging voor het individu en voor de sfeer op school. Omdat pestgedrag binnen de eerder gegeven definitie valt, omdat het de psychische integriteit aantast, is het pestprotocol onderdeel van dit beleid.
11
Het thema pesten vormt onderdeel van het onderwijsprogramma. Gedragscode t.a.v. pesten: Zowel personeel als leerlingen noemen leerlingen niet met een bijnaam die als kwetsend ervaren kan worden. Zowel personeel als leerlingen onthouden zich van opmerkingen over kleding en/of uiterlijk die als kwetsend ervaren kunnen worden. Het personeel maakt aan de leerlingen duidelijk dat we pesten niet tolereren en dat signalen van pestgedrag (iets anders dan plagen!) doorgegeven moeten worden aan de docent/mentor. We leggen uit dat dit geen klikken is, maar juist getuigt van respect voor de ander en het nemen van verantwoordelijkheid. Indien de docent/medewerker pesten heeft gesignaleerd: - geeft hij duidelijk en ondubbelzinnig aan dat hij dergelijk gedrag afkeurt; - bespreekt hij het pestgedrag met de mentor en maakt met hem afspraken over de rolverdleing in de verdere aanpak; - probeert hij (of de mentor) zicht te krijgen op de oorzaak, de omvang van het pestgedrag en de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer; - probeert hij (of de mentor) het invoelend vermogen van de pester en de „zwijgende meerderheid‟ te vergroten (“als jij nu eens gepest werd...”); - brengt hij (of de mentor) het probleem of het plan van aanpak indien wenselijk in de teamvergadering ter sprake; - stelt de mentor de ouders van de betrokkenen (pester, gepeste) op de hoogte en geeft aan hoe de school dit probleem gaat aanpakken. Pesten van personeel Pesten komt niet alleen voor tussen leerlingen. Ook personeelsleden kunnen onderling hiermee worden geconfronteerd. - Iedere medewerker heeft het recht en de plicht om de pester duidelijk te maken dat hij te ver gaat, dat zijn „grapjes‟ niet leuk (meer) zijn; - De betrokkene die zich benadeeld voelt, meldt het pestgedrag bij de leidinggevende/directie; bedenk dat de betrokkene niet alleen het slachtoffer is, maar ook de organisatie; uiteindelijk heeft iedereen belang bij goede onderlinge verhoudingen; Een medewerker die zich benadeeld voelt, kan baat hebben bij de volgende suggesties: - Houd zelf een logboek bij. Zo weet u wanneer er ongewenste zaken plaats hadden en wie erbij aanwezig waren. Het logboek kan dienen als bewijs, maar ook om uw hart te luchten; - Vraag u af wat de motieven zijn van de pester. Dan weet u beter hoe u moet optreden. Sommige mensen pesten simpelweg omdat ze er voordeel mee verwachten te behalen; - Praat met mensen die getuige zijn van het pestgedrag. Vaak vormen zij de zwijgende meerderheid. Ze zien het pesten wel, maar treden niet op, misschien om te voorkomen dat ze het volgende slachtoffer worden; - Lees over het onderwerp. Verhalen van anderen kunnen u het gevoel geven dat u niet alleen staat. U kunt leren van hun ervaringen;
Protocol Discriminatie Discriminatie kan op verschillende zaken betrekking hebben, zoals huidskleur, levensovertuiging, seksuele voorkeur, volksgewoonten zoals kleding en voedsel, op grond van ziekten enzovoort. Ook hier is de persoonlijke psychische integriteit in het geding. Onze schoolbevolking is een afspiegeling van onze multiculturele samenleving. Het vraagt wel extra inzet en aandacht/alertheid om tot een goed (pedagogisch) klimaat voor alle leerlingen te komen. Het Gertrudiscollege neemt deze verantwoordelijkheid met overtuiging Het thema discriminatie vormt onderdeel van het onderwijsprogramma. Het volgende wordt van iedereen binnen de school verwacht: Het personeel, de leerlingen en hun ouders worden gelijkwaardig behandeld. Er wordt geen discriminerende taal gebruikt.
12
Er wordt voor gezorgd, dat er in school geen discriminerende teksten en/of afbeeldingen voorkomen op posters, in de schoolkrant, in te gebruiken boeken, e-mail e.d. Er wordt op toegezien dat leerlingen en ouders ten opzichte van medeleerlingen en hun ouders geen discriminerende houding aannemen in taal en gedrag. De docent, leerling en ouders nemen duidelijk afstand van discriminerend gedrag en maken dit ook kenbaar. Bij discriminatie door een medewerker wordt het personeelslid door de directie uitgenodigd voor een gesprek. Bij het herhaaldelijk overtreden kunnen disciplinaire maatregelen worden genomen. Bij discriminatie door een leerling is dit altijd onderwerp van gesprek tussen de mentor en/of locatieleiding en de betrokkenen (dader en slachtoffer). Ook de ouders worden betrokken. Bij het herhaaldelijk overtreden kunnen disciplinaire maatregelen worden genomen.
13
Hoofdstuk 3: De gezonde school 4.1 Roken 4.1.1 Wetgeving Vanaf 1990 is de tabakswet van kracht. Sindsdien geldt een rookverbod voor alle plekken binnen overheidgebouwen die bedoeld zijn voor gemeenschappelijk gebruik of die voor het publiek toegankelijk zijn. De basis hiervoor ligt in het recht van de niet-roker op bescherming van de lichamelijke integriteit, dat is vastgelegd in artikel 11 van de Grondwet. Leerlingen, maar ook docenten en ouders mogen geen last hebben van tabaksrook. Dat betekent dat er in de onderwijsgebouwen niet gerookt mag worden. Alleen in rookruimtes mag het roken toegestaan worden. In de buitenlucht geldt geen wettelijk rookverbod. Op schoolpleinen geldt daarmee ook geen wettelijk rookverbod. Scholen kunnen dus zelf bepalen of er hier gerookt mag worden. Maar ze kunnen bijvoorbeeld ook een bepaalde "rookplek" op het plein aanwijzen. 4.1.2 Uitgangspunten Deze notitie beoogt te voorzien in een rookbeleid, dat voldoende recht doet aan de eigenheid van de verschillende locaties van het Gertrudiscollege en dat past binnen de wettelijk kaders. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn dat: - het rookbeleid in een breder verband deel uitmaakt van alle maatregelen die van het Gertrudiscollege een veilige en gezonde school maken; - Gebruik van soft en harddrugs is ten strengste verboden. Bij constatering van gebruik worden de richtlijnen van het leerling-reglement gebruikt. - de directie vanuit het oogpunt van goed werkgeverschap en vanuit haar pedagogische verantwoordelijkheid een gezonde leefwijze stimuleert en leerlingen en medewerkers stimuleert te stoppen met roken of niet met roken te beginnen; - de medewerkers van het Gertrudiscollege een voorbeeldfunctie hebben voor de leerlingen. 4.1.3 Rookverbod In alle openbare ruimten van gebouwen is roken verboden m.u.v. de daarvoor speciaal ingerichte rookruimte. Dit geldt voor leerlingen, medewerkers en gasten. Op alle buitenpleinen waar leerlingen zich bevinden is roken door medewerkers verboden. De plaats waar leerlingen mogen roken is aangewezen op het schoolplein. Leerlingen van klas 1 en 2 van de onderbouw mogen hier niet verblijven. 4.1.4 Rookzones Op elke locatie is voor het personeel een kleine rookzone ingericht. Deze rookzones liggen afgescheiden van de leerlingenpleinen. 4.1.5 Preventie In alle leerjaren wordt aandacht besteed aan gezonde voeding, roken, drinken en drugs. Daarbij wordt gebruik gemaakt van bestaande lespakketten en waar mogelijk samengewerkt met lokale of regionale organisaties die actief zijn op dit terrein. 4.1.6 Schoolgids De volgende tekst wordt in de schoolgids opgenomen: Roken is op onze school niet toegestaan in het schoolgebouw, m.u.v. een speciaal daarvoor aangewezen ruimte. Dat geldt altijd en voor iedereen. Voor leerlingen van leerjaar 3 en hoger is op het schoolplein van elke locatie een daartoe aangewezen rookzone beschikbaar. De school stimuleert de leerlingen niet te gaan roken, dan wel met roken te stoppen.
14
4.2 Drinken 4.2.1 Inleiding Alcohol is een maatschappelijk geaccepteerd middel, echter vele Nederlanders hebben moeite maat te houden. Een basis hiervoor wordt gelegd op jonge leeftijd: stoer drinken en niet meer kunnen stoppen. En niet alleen zijzelf hebben een probleem; hun partners en kinderen hebben er ook last van met financiële problemen en soms zelfs mishandeling tot gevolg.
4.2.2 Drankgebruik Er wordt tijdens schoolfeesten voor de onderbouw/leerlingen geen alcohol geschonken, noch aan leerlingen, noch aan medewerkers. Een uitzondering vormt het Themafeest in de bovenbouw, het examengalafeest en de diploma- uitreiking. Tijdens de eerste twee gelegenheden kunnen leerlingen van 16 jaar en ouder een beperkt aantal alcoholische versnaperingen verkrijgen. D.m.v. leeftijdscontrole wordt de tabac en alcoholwet niet overtreden. 4.2.3 Preventie Het Gertrudiscollege vindt het tot zijn pedagogische taak behoren, leerlingen en ouders voor te lichten over de risico‟s van drankmisbruik. In alle leerjaren wordt jaarlijks aandacht besteed aan gezonde voeding, roken, drinken en drugs. Daarbij wordt gebruik gemaakt van bestaande lespakketten en waar mogelijk samengewerkt met lokale of regionale organisaties die actief zijn op dit terrein. De ouderraad gebruikt dit thema geregeld in thema avonden ter bevordering van de bewustwording van ouders. 4.3 Voeding 4.3.1 Inleiding Mensen worden steeds zwaarder, vaak door gebruik van voeding die calorierijk en veel te vet is. Daarnaast speelt een belangrijke rol dat mensen ook te weinig bewegen. Het gevolg van dit alles is dat de kans toeneemt op ziekten en gezondheidsproblemen. Het probleem van het overgewicht en het krijgen van obesitas begint al op jonge leeftijd. Indien op jonge leeftijd niet begonnen wordt met gewichtsreductie door betere voeding en meer bewegen, wordt de kans groot dat naar de toekomst toe ziekten en lichamelijke klachten ontstaan waaronder diabetes mellitus, hart- en vaatziekten, gewrichtsklachten, maar ook psychische klachten zoals depressiviteit, agressief gedrag en emotionele problematiek. 4.3.2 Gezonde kantine Het Gertrudiscollege stimuleert het gezond eten door de gezonde producten te promoten. Leerlingen kunnen in de middagpauze tegen kostprijs gezonde, verse producten kopen. Het aanbod in de automaten moet beperkt worden tot „gezonde‟ producten. 4.3.3 Voorlichting Het Gertrudiscollege vindt het tot zijn pedagogische taak behoren, leerlingen voor te lichten over de gezonde en verantwoorde voeding. In alle leerjaren wordt jaarlijks aandacht besteed aan gezonde voeding, roken, drinken en drugs. Daarbij wordt bij het vak verzorging in de onderbouw gebruik gemaakt van bestaande lespakketten en waar mogelijk samengewerkt met lokale of regionale organisaties die actief zijn op dit terrein.
4.4 Bewegen 4.4.1 Inleiding Verantwoorde lichaamsbeweging stimuleert gezond gedrag. Voldoende bewegen in combinatie met goede en verantwoorde voeding heeft grote invloed op de ontwikkeling van het jonge lichaam en op het reduceren van klachten op latere leeftijd. Dit is niet alleen voor de persoon in kwestie van belang. Ook het maatschappelijke belang (kosten gezondheidszorg, verlies aan arbeidsproductiviteit) wordt op deze wijze bediend. Daarnaast draagt sport bij aan de persoonlijke ontwikkeling, het participeren in teamverband en is het een middel om vaardigheden als assertiviteit en zelfbeheersing te ontwikkelen. Daarom is op het Gertrudiscollege sport één van de fundamenten voor een gezonde ontwikkeling. 4.4.2 Sportparticipatie
15
Het Gertrudiscollege stimuleert het actieve bewegen. Op het lesrooster staan voor alle leerlingen 2 tot 3 gymlessen per week. Daarnaast maken leerlingen door middel van clinics kennis met goede (sub)topspelers. Na schooltijd zijn er mogelijkheden om aan sportprogramma‟s deel te nemen. Er wordt nauw samengewerkt met gemeentelijke en regionale instellingen die actief zijn op dit terrein.
16