HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
1.2. HERKOMSTKRITIEK Van het grootste belang voor het vervolg van het onderzoek is de vraag naar de herkomst van de bron. Wie was de auteur: wanneer schreef hij de tekst, en waar?
1.2.1. De auteur Argumentatie: Wanneer wij naar de auteur van de tekst II, ff. [226] r b [298] rb van de E.C. op zoek gaan, zien wij ons geplaatst voor een aantal problemen. In de bewuste passage wordt geen gewag gemaakt van een auteur. Wel in het hs. 1110 (844) van de B.M. van Dowaai. In de rubriek wordt als auteur Roelant [corr. Rombold, of Rumold] de Doppere vermeld: Discours ende memorie gheextrayeirt vut den originalen bouck ghenaempt den derden bouck ghescreven ende gheregistreirt by Roelant [corr. Rombold, of Rumold] de Doppere [...]. Onderteekent R. de Doppere.
Er is geen reden om te twijfelen aan het auteurschap van de tekst van het handschrift. Er is een historische eenstemmigheid. Belangrijk is hier het hs. 730 van de Bibliothèque de l’ Agglomération van Sint-Omaars: [Jacob de Meyere]. Collectaneorum variorum historicorum Liber Primus. Het is een volume in-folio (330 x 211 mm), in papier, eerste helft 16e eeuw, 200 (198) ff., (ff. 122-123 weggesneden bij het latere samenvoegen), geschreven in gotisch cursief, 1 hand over 1 kolom van ca. 48 lijnen, met toevoeging van latere correcties en marginalia, onregelmatig, niet gelijktijdig arabisch en romeins gefoliëerd. Bewaard in zwaarbeschadigde perkamenten band1.
1H. Dussart. “Le dernier Manuscrit de l’ Historien Jacques de Meyere. Recherches sur le Manuscrit 730 de la Bibliothèque de Saint-Omer”. BSAM, VIII (1887-1889), 286-304 & 326344; [G.]. Michelant. Manuscrits de la Bibliothèque de Saint-Omer, (CGBF. Reeks in-4°, III), Parijs, 1861, 1-386, 325 & 76-77 (Additions et corrections Duchet); H. Rommel. “De ‘Dagboek’ van Romboudt de Doppere, 1491-1498”. B, IV (1893), 17-22, 33-38, 65-71 & 97104. Zie ook supra nn. & .
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
Het werd uitvoerig beschreven en besproken door Henri Dussart (1840-1902) 2, die tot de conclusie kwam dat het een verzamelhandschrift is, samengesteld (Dl. 1: ff. 1-121 en Dl. 2: ff. 124-200) door de 16e eeuwse historicus Jacob de Meyere 3. Eén van de delen van het hs. (ff. 76 r-120 r) bestaat uit neolatijnse fragmenten 4, over de periode 1491-1498, naar een werk van Romboudt de Doppere, door Dussart voor de Société d’ Émulation te Brugge in 1892 uitgegeven5. Deze fragmenten zijn doorspekt met typische zinssneden in het middelnederlands. Het is duidelijk dat de Meyere 6 ca. 1540 een verkorte versie in het latijn heeft gemaakt van een oorspronkelijke middelnederlandse tekst van de Doppere 7. Welke tekst? We lezen in het handschrift8 op het einde van het deel van de Doppere: 2Allossery, Geschiedkundige Boekenschouw, I, 173; Dussart, “Dernier Manuscrit”, 289-291; Michelant, Manuscrits, 76-77. 3Jacob de Meyere (° Vleteren 7 januari 1491 - ✝ Brugge 5 februari 1552 n.s.) is vooral bekend door zijn Flandricarum Rerum Tomi X (Antwerpen & Brugge, Hubert de Croock, 4°, 1531; Brugge, 21843, met als ondertitel Introduction à l’ Histoire générale de la Flandre (ed.). A. Voisin, met biografie, vii-xxvi, en een verzameling Opera poetica, 107-146; A. V[an]d[e]w[alle.]. in: Schatten uit de Biekorf. Europese Cultuur in Postincunabelen 15011540, Catalogus [van de] Tentoonstelling Brugge, De Biekorf, 15 December 1992-30 Januari 1993 (red.). L. Vandamme, Brugge, 1992, 26 nr. 3 & 63 afb. 23), zijn Compendium Chronicorum Flandriae [- 1278], (Nürnberg, Johann Petri, 8°, 1530; L. Vandamme. in: Ib., 74 nr. 89) en de postuum verschenen Commentarii sive Annales Rerum Flandricarum [- 1477] (ed.). A. de Meyere, (Antwerpen, J. Steels, 4°, 1561), met als vervolg hierop: Ph. Meyerus. Annalium Flandrae post Jacobum Meyerum Continuatio [1477-1482]. Chroniques relatives à l’ Histoire de la Belgique sous la Domination des Ducs de Bourgogne (ed.). [J.] Kervyn de Lettenhove, (Brussel, 1876), III, 491-507 of de Flandricorum Annalium libri XVII [- 1477], (Annales, sive historiae rerum Belgicarum, [...] & in duos tomos distinctae. [...], I), Frankfort a/d Main, Georgivs Corvinvs, fol., 21580 (C. C[arton.]. “Antoine de Meyere”. [C. Carton., J.O. Delepierre., J. De Mersseman. & F. Van de Putte.]. Biographie des Hommes remarquables de la Flandre occidentale, (Brugge, 1843-1847), I, 342-343; J. Roulez. “Antoine de Meyere”. BN, V (Brussel, 1876), 532-533). 4Zie in het algemeen, over kultuur, opvoeding en onderwijs: J. Decavele. “Het culturele en intellectuele Netwerk: Middeleeuwen en 16de Eeuw”. Het stedelijk Netwerk in België in historisch Perspectief (1350-1850). Een statistische en dynamische Benadering, Handelingen [van het] 15de Internationaal Colloquium, Spa, 4-6 September 1990, (PCHU, Reeks in-8°, 86), Brussel, 1992, 365-384; H. De Ridder-Symoens. “La Sécularisation de l’ Enseignement aux anciens Pays-Bas au Moyen Age et à la Renaissance”. Peasants & Townsmen in Medieval Europe. Studia in Honorem Adriaan [E.]. Verhulst (eds.). J.-M. Duvosquel. & E. Thoen, Gent, 1995, 721-737; A. Dewitte. “Scholen te Brugge gedurende de Middeleeuwen”. BO, XV (1975), 18-23; E. Ennen. “Stadt und Schule in ihrem wechselseitigen Verhältnis, vornehmlich im Mittelalter”. RHV, XXII (1957), 56-71, herdrukt & geciteerd in: Id., Gesammelte Abhandlungen zum europäischen Städtewesen und zur rheinischen Geschichte (eds.). G. Droege., K. Fehn., D. Höroldt., F. Irsigler. & W. Janssen, Bonn, 1977, 154-168; M.A. Nauwelaerts. “Scholen en Onderwijs”. AGN, IV (Haarlem, 1980), 366-371; A.G. Weiler. “De socioculturele en godsdienstige Ontwikkelingen circa 1380-1520". Ib., IV (Haarlem, 1980), 316-317; A. Uyttebrouck. “Le Rôle des Autorités communales dans l’ Organisation de l’ Enseignement sous l’ Ancien Régime”. L’ Initiative publique des Communes en Belgique. Fondements historiques (Ancien Régime). Actes [du] 11e Colloque International, Spa, 1-4 Septembre 1982, (PCCH, Reeks in-8°, 65), Brussel, 1984, 577-596.
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Sic finis est quarti libri Domini Romboldi Doppere, custodis sanctuarii S. Donatiani Brugen[sis] et tabellionis, etc.9
5Romboudt de Doppere. Chronique Brugeoise de 1491 à 1498. Fragments inédits de Romboudt de Doppere découverts dans un Manuscrit de Jacques de Meyere (ed.). H. Dussart, Brugge, 1892, 1-74: Ex libro quarto Domini Romboldi de Doppere de anno 1491 (n.s.); Dussart, “Dernier Manuscrit”, 299-303; Michelant, Manuscrits, 76-77. 6Deze priester-privéleraar had aan de Sorbonne te Parijs theologie gestudeerd; zijn historische studies zijn van een zeer grote kwaliteit. Zie over hem: Allossery, Geschiedkundige Boekenschouw, I, 217; Arnould, Historiographie, 29, n. 4; F. B[onneure.]. “Jacob de Meyere”. Lexicon van Westvlaamse Schrijvers (red.). F. Bonneure e.a., (Torhout, 1984-1989, 6 dln.), I, 42; C. C[arton.]. “Jacques de Meyere” [C. Carton., J.-O. Delepierre., J. De Mersseman. & F. Van de Putte.]. Biographie des Hommes remarquables de la Flandre occidentale, (Brugge, 1843-1847, 4 dln.), I , 321-341; A.C. De Schrevel. “Histoire du Séminaire de Bruges”. ASÉB, (4e Reeks, X) XXXVII (1887), i-xiv + 1-978 & Ib., (4e Reeks, VI) XXXIII (1883), i-dclxv, geciteerd naar de overdruk (Brugge, 1883-1895, 2 dln., I, 1-II), I, 1, 56-57, n. 6, 428; Dewitte, “Scholen en Onderwijs te Brugge”, 202; Dussart, “Dernier Manuscrit”, 291-295; V. Fris. “Notes sur les Oeuvres historiques de J. de Meyere”. BCRH, LXXXIV (1919-1920), 245-303; A. Gerlo. & H.D.L. Vervliet. Bibliographie de l’ Humanisme des anciens Pays-Bas, (Instrumenta humanistica, III), Brussel, 1972), 407 & M. De Schepper. & C.L. Heesakkers. (red.). Bibliographie de l’ Humanisme des Anciens PaysBas. Avec un Répertoire bibliographique des Humanistes et Poètes néolatins, Supplément 1970-1985 avec Compléments à l’ Édition de A. Gerlo et H.D.L. Vervliet, (Bruxelles, 1972), (Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Wetenschappelijk Comité voor de Studie van het Humanisme in de Nederlanden), Brussel 1988, 323; cfr. A. Gerlo. “Les Humanistes et Poètes néo-latins Belges à l’ Époque de la Renaissance”. Mélanges Georges Smets, Brussel, 1952, 255-285, 257-261, 276 (met lit.); L. Gilliodts-Van Severen. (ed.). “L’ Obituaire de Saint-Donatien de Bruges”. CSCRH, 4e Reeks, XVI (1889), 283-371, 330, dd. 3 februari [1552 n.s.]; Lambert, Chronicles, 13; Rommel, “Dagboek”, 18-20; J. Scheerder. “Jacob de Meyere”. WPEV, IV (Brussel, 1974), 318-319; J. Stecher. “Jacques de Meyer”. BN, V (Brussel,1876), 534-550; [J. Van den Heuvel.]. in: Karel de Goede 1127-1977. Catalogus [van de] Tentoonstelling, 13 Augustus-2 Oktober 1977, II, Brugge, 1977, 15-17; A. V[iaene.]. “Jacob de Meyere (1552-1952)”. B, LIII (1952), 25-26 of Id., “Jacob de Meyere. Een Herdenking”. HSÉB, LXXXIX (1952), 5-13 & overdruk Brugge, 1952, 13 blz. 7Fris, “Cronycke”, 558; Viaene, Vlaamse Pelgrimstochten, 171. 8Op ons verzoek werd het hs. door Mw. M. Le Maner, Bibliothécaire-Archiviste de la Bibliothèque de l’ Agglomération de Saint-Omer, opnieuw onderzocht, en een aantal details van onze beschrijving bevestigd; zij stelde ons bovendien enkele schriftvoorbeelden ter beschikking, waarvoor onze vriendelijke dank. 9de Doppere, Chronique, 74, ii, n. 1; Dussart, “Dernier Manuscrit”, 302-303; Michelant,
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
Blijkbaar heeft Romboudt de Doppere een kroniek in vier delen geschreven. V. Fris heeft o.i. afdoende bewezen dat de kroniekschrijver Nicolas Despars (1523-1597) in de jaren 1562-1592 voor zijn Cronijcke van Vlaanderen (405-1492) de vier boeken van de Doppere moet gekend en gebruikt hebben voor de periode 1482-1492 10. Bovendien zou de Bruggeling Bernard van der Straeten jr11 een handschrift van het eerste boek (en volgende) in 1630 in zijn bibliotheek12 hebben gehad13. Vandaag echter beschikken wij enkel nog over het derde boek (periode 1482-1507) in het hs. 1100 (844), ff. 417 r-506 v, van Dowaai, en over een latijnse samenvatting van het vierde boek (periode 1491-1498) door de Meyere. De eerste twee boeken (periode 14..-1481) gingen verloren, maar zijn door Despars gebruikt voor de redactie van zijn kroniek14. In de (oudere) erudiete literatuur15 werd lange tijd ten onrechte aangenomen dat “Manuscrits”, 76-77. 10Arnould, Historiographie, 29, n. 4; Fris, “Cronycke”, 563; Lambert, Chronicles, 13; Weale, “Généalogie des Familles Brugeoises. Les Despars”, 388-389. 11Bernard Van der Straeten jr (° Brugge 19 januari 1581 - ✝ Brugge 18 mei 1636). Raadsheer van de stad Brugge in 1609, 1620-21, 1628 en in 1630. Schepen in 1610, 1612, 1616, 1619, 1625-26, 1629 en in 1631-33, tresorier in 1615. Voogd van het hospitaal Onze-Lieve-Vrouwvan-de-Potterie in 1627. Genealoog en wapenheraut van de Aartshertogen. Hij bezat een belangrijke historische en genealogische bibliotheek. Zoon van Bernard van der Straeten sr. en van Katarina Wilsens. Gehuwd met Eleonora van Bouckholt (✝ 27 januari 1644) (de Schietere de Lophem, “Iconographie Brugeoise. Les Collections de Portraits”, 294-295; F.-V. Goethals. Dictionnaire généalogique et héraldique des familles nobles du Royaume de Belgique, (Brussel, 1849-1852, 4 dln.), IV, s.v.; Maertens, Onze Lieve Vrouw van de Potterie, 201-202; Taisne, Onse Lieve Vrauwe van Potterye, 188, 193, 528; A. van Zuylen van Nyevelt. “Bernard van der Straeten”. BN, XXIV (Brussel, 1926-1929), 413-416; Viaene, Vlaamse pelgrimstochten, 171). 12de Doppere, Chronique, vi n. 1 & Viaene, Vlaamse pelgrimstochten, 172, n. 7, naar een verloren gegane kopie van een Inventaire des Surnoms de Familles illustres de Nom et d’ Armes, Nobles et Patrices cogneues en la Flandre flamingante, (...) par Suitte d’ Années et Dates vérifiées, vues et dressés par B[ernard] V[an der] S[traten], in 1636 in het bezit van Pieter Lootyns junior (✝ 1670), L.L., schepen, raadsheer en eerste hoofdman te Brugge (F. Van de Putte. “Pierre et Louis Lootyns”. ASÉB, (2e Reeks, I) V (1843), 175-185, 177-178, 182185). 13Van der Straeten jr. is bij het overlijden van Nicolas Despars op 29 november 1597 één van diens testamentuitvoerders aan wie hij vijf pond groten Vlaams nalaat (Weale, “Généalogie des Familles Brugeoises. Les Despars”, 392). Het hs. Dowaai, B.M., 1100 (844), f. 507 v-508 r bevat bovendien een fragment van een genealogie van de Brugse familie Van der Straeten. 14Zie supra nn. & . 15O.m. door Ch. Custis, Jaerboecken der Stadt Brugghe, 151, [J.N. Paquot.]. Mémoires pour servir à l’ Histoire littéraire des dix-sept Provinces des Pays-Bas, ([ed. in-fol.], Leuven, 1768, 3 dln.), II, 271, P.G. Witsen Geysbeek. Biographisch anthologisch en critisch Woordenboek der Nederduitsche Dichters, (Amsterdam, 1821-1827, 6 dln.), V, 300; J.-O. Delepierre. Précis des Annales de Bruges depuis les Temps les plus reculés jusqu’ au Commencement du XVIIe Siècle, Brugge, 1835, 184-185, L.A. Warnkoenig. & A.E. Gheldolf. Histoire de la Flandre et de ses Institutions civiles et politiques jusqu’ à l’ Année 1305, (Brussel, 1835-1864, 5 dln.), I, 85-86, J.-J. De Smet. Corpus Chronicorum Flandriae, (CRH. Collection des Chroniques belges inédites, Reeks in-4°, 3), (Brussel, 1837-1865, 4 dln.), III, 33, F. V[an de Putte.]. “André De Smet”. [C. Carton., J.-O. Delepierre., J. De Mersseman. & F. Van de Putte.].
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Andreas de Smet, boekbinder, lid van de Brugse librariërsgilde in 1518, van de Confrerie van de Helighe Geest en tevens lid van de Sint-Sebastiaansgilde, de auteur was van de tekst in de E.C. ná 1482, gecompileerd ca. 1516-1519 16. Dat dit onhoudbaar is, blijkt uit het voorgaande; het zou evenmin correct zijn te stellen dat Romboudt de Doppere de auteur is van de tekst op II, ff. [226] r b-[298] rb van de E.C.: het derde boek van zijn kroniek, dat wij nu nog min of meer kennen uit het hs. van Dowaai, werd wel aangepast overgenomen in de Editio princeps van Willem Vorsterman. De aanpassingen die de tekst van de E.C. doen verschillen van het hs. van Dowaai, zijn waarschijnlijk niet alleen het werk van één of meerdere opeenvolgende kopiisten, maar zijn in laatste instantie, via zijn kopietekst, tevens het werk van Willem Vorsterman zelf. Andries de Smet, die zichzelf tweemaal noemt in de E.C., is waarschijnlijk één van die bezitters 17 van een kopie van de kroniek18, die hun exemplaar een weinig aanvulden en herwerkten19.
Biographie des Hommes remarquables, I, 123, E. Gailliard. “Incendie à Bruges en 1361". F, I (1867-1868), 29-34, 29-30, Gilliodts-Van Severen, “[Rapport sur les ‘Chroniques de Flandre’]”, lxxix-lxxx, J.G. Frederiks. & F.J. Van den Branden. Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde. Tweede, omgewerkte druk, Amsterdam, s.a. 2 [1891], 731, Potthast, Bibliotheca historica medii aevi, I, 306, II, 1024, E. Vlietinck. Het oude Oostende en zijne driejarige Belegering (1601-1604). Opkomst, Bloei en Ondergang met de Beroerten der XVIe Eeuw, (Oostende, 1897; Reprint: Oostende, 1975), 78, Allossery, Geschiedkundige Boekenschouw, I, 171, J. te Winkel. De Ontwikkelingsgang der Nederlandse Letterkunde, II, Haarlem, 21922, 296-297, 368-369, Van Mierlo, Middelnederlandsche Letterkunde, 311-312. 16K. de Flou. & Edw. Gailliard. “[Verslag houdende de] Beschrijving van Middelnederlandsche en andere Handschriften die in Engeland bewaard worden (I/III)”. VMA, (Gent, 1895), 31-263, Ib., (Gent, 1896), 79-337 & Ib., (Gent, 1897), 373-502, II, 220-221 nr. 51 (= Londen, British Library, Ms. Add. 10369, in. XIXe eeuw); [Is.-J.]. de Meyer. Jaerboek der Koninklyke Gilde van Sint Sebastiaen, te Brugge, Brugge, 1859, 454; A. Dewitte. “Het Brugse St.-Jans en St.-Lucasgilde der Librariërs 1457, 1469”. B, XCVI (1996), 334-340, 339340, 340 n. 23; H. Godar. Histoire de la Gilde des Archiers de Saint Sébastien de la Ville de Bruges, Brugge, 1947, 150; A.-L. Van Bruaene. Repertorium van Rederijkerskamers in de Zuidelijke Nederlanden en Luik 1400-1650. Digitale editie, Leiden, dbnl - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren, 2004, s.v.). 17 E.C., II, f. [140] vb (3 juli 1468) & f. [282] vb (30 augustus 1496) (Andriessen, Die van Muziken gheerne horen, 50; Ph. Blommaert. “Joannes Petrus van Male, geboren te Brugge, 1669, overleden te Vladsloo, 1735”. BM, II (1838), 174-191, 187; Gilliodts-Van Severen, “[Rapport sur les ‘Chroniques de Flandre’]”, lxxix; Potthast, Bibliotheca historica medii aevi, II, 1024. 18Wij vestigen er ook de aandacht op dat ook Anthonis de Roovere expliciet in de E.C. wordt vermeld, in tegenstelling tot Romboudt de Doppere (cfr. supra n. ). Over het aandeel van A. de Roovere in de E.C., zie vooral: van ’t Hoog, Anthonis de Roovere, 29-30, 242-258 & 268. 19Zie hierover vooral: “Cronike”, Bibliotheca Belgica, I, 1003; Dehaisnes, Manuscrits, 735; S. De Wind. “Andries de Smet”. Id., Bibliotheek der Nederlandse Geschiedschrijvers, (Middelburg, 1835, 2 dln.), I, 124-125 & 529-533; Fris, “Chronycke”, 558; Waale, “Pauli en het Auteurschap”, 168.
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
Onze aandacht zal zich nu richten op de persoon 20 van Romboudt de Doppere, die uiteindelijk de informatie heeft verzameld en opgeschreven. Korte biografie: Veel weten wij niet over Romboudt de Doppere 21. Hij kreeg zelden plaats22 in onze biografieën23. Interessante informatie24 kunnen wij halen uit het reeds eerder vermelde hs. 730 van de Bibliothèque de l’Agglomération van Sint-Omaars. Bij de titel van het deel dat de fragmenten van de Doppere bevat, werd een noot aangebracht, die vermeldt dat de Doppere priester, publiek notaris en griffier van het Brugse SintDonaaskapittel was25. Bij de tekst over december 1491 lezen wij:
20Over prosopografie en middeleeuwse geschiedenis, zie o.m.: N. Bulst. “Zum Gegenstand und zur Methode von Prosopographie”. Medieval Lives and the Historian. Studies in Medieval Prosopography, (Proceedings of the First International Interdisciplinary Conference on Medieval Prosopography, University of Bielefeld, 3-5 December 1982) (eds.). N. Bulst. & J.-P. Genet, Kalamazoo, Michigan, 1986, 1-16; H. De Ridder-Symoens. “Prosopografie en middeleeuwse Geschiedenis: een onmogelijke Mogelijkheid?”. HMGOG, N.R., XLV (1991), 95-117. 21Wij maakten gebruik van: de Doppere, Chronique, i-viii; J. Gailliard, Bruges et le Franc, IV, 349-359; F. Van Dycke. Recueil héraldique avec des Notices généalogiques et historiques sur un grand Nombre de Familles nobles et patriciennes de la Ville et du Franconat de Bruges, Brugge, 1851, 144, nr. 137; W. van Hille. Histoire de la Famille van Hille, (TB. Recueil 4), Brugge, 1954, 251-252; Viaene, Vlaamse Pelgrimstochten, 169-173; J. Yernaux. “Les Notaires publics du XIIe au XVIe Siècle, spécialement au Franc de Bruges”. BCRH, LXXXII (1913), 111-182, geciteerd naar de overdruk Brussel, 1913, 92 blz., 88-89. 22E. De Seyn. Dictionnaire des Écrivains Belges. Bio-bibliographie, (Brugge, 1930-1931, 2 dln.), II, 1555-1556, naar V. Fris; J. V[ercammen.]. “Rumoldus de Doppere”. Lexicon van Westvlaamse Schrijvers (red.). F. Bonneure e.a., (Torhout, 1984-1989, 6 dln.), I, 36; A. Viaene. “Vijf Eeuwen Ontmoeting met het Sint-Janshospitaal”. 800 Jaar Sint-Janshospitaal [te] Brugge, 1188-1976. [Catalogus van de] Tentoonstelling georganiseerd door de Commissie van Openbare Onderstand, 5 Juni-31 Augustus 1976 [(red. H. Lobelle. & M. Goetinck.], II, (Brugge, 1976, 2 dln.), I, 225-245, 229-230, 243. 23Enkel vermeld bij: A. Dewitte. “Boek- en Bibliotheekwezen in de Brugse Sint-Donaaskerk, XIIIe-XVe Eeuw”. H. Sergeant e.a., Sint-Donaas en de voormalige Brugse Kathedraal, I, Brugge, 1978, 61-95, 63 & Id. “Schrijven rond de Brugse St.-Donaaskerk”. Vlaamse Kunst op Perkament. Handschriften en Miniaturen te Brugge van de 12e tot de 16e Eeuw, Brugge, 1981, 55-59, 57. 24Zie in het algemeen: A. Dewitte. “Het Humanisme te Brugge. Een overtrokken begrip?”. HKZM, XXVII (1973), 5-26, 19-20 & passim; D. Hogenelst. & F.[P.]. van Oostrom. Handgeschreven Wereld: Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen, Amsterdam, 1995, 237-295 & 303-305 passim; C. Lemaire. “Het Nederlands en de nederlandse Literatuur”, 19-33; M.[P.J.]. Martens. “Brugge en het Europees Humanisme”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 253-265 & 427-428, passim; A. Roersch. L’ Humanisme Belge à l’ Époque de la Renaissance. Études et Portraits, Brussel, 1910, 20-35; J. IJsewijn. “The Coming of Humanism to the Low Countries”. Itinerarium Italicum. The Profile of the Italian Renaissance in the Mirror of its European Transformations, Dedicated to Paul Oskar Kristeller on the Occasion of his 70th Birthday (eds.). H.A. Oberman. & Th. A. Brady, Jr., (Studies in Medieval and Reformation Thought, XIV), Leiden, 1975, 193-301.
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Ego Rolandus [corr. Romboldus] de Doppere, presbyter, versatus sum hic in ecclesia S. Donatiani ultra annos XLVI26.
Hij moet met het Sint-Donaaskapittel verbonden zijn sinds 1444 27. Waarschijnlijk bezocht hij er toen de kapittelschool. Zijn geboortedatum zou dan op ca. 1430 te stellen zijn. Of de Doppere er ooit kanunnik werd is vooralsnog een onopgeloste vraag 28. Bovendien weten wij niet wanneer de Doppere in dienst van het kapittel stond. De Doppere was ook apostolisch en keizerlijk notaris 29, en is als dusdanig bekend uit vele akten, waarvan hierna enkele voorbeelden volgen: in een onderschrift, [...] Et quia ego, Rumoldus de Doppere, clericus Tornacensis diocesis, in artibus magister, publicus sacris apostolica et imperiali auctoritate 25Cfr. [de Meyer.], Jaerboek, 123 & Godar, Histoire de la Gilde des Archiers, 136. 26de Doppere, Chronique, 16. De naam de Doppere komt in de lijst van academische graden gepubliceerd door R. De Keyser, niet voor (R. De Keyser. “Chanoines séculiers et Universités: le Cas de Saint-Donatien de Bruges (1350-1450)”. The Universities in the Late Middle Ages (eds.). J. IJsewijn. & J. Paquet, (Mediaevalia Lovaniensia. Series I. Studia VI), Leuven, 1978, 485-597, 592-595). 27E. Feys. “Roland Le Fèvre”. ASÉB, (5e Reeks, IV) XLI (1891), 351-371, geciteerd naar de overdruk Brugge, 1894, 20 blz., 18 n. 1. 28Viaene, Vlaamse pelgrimstochten, 170, beweert van niet; hiertegenover: Yernaux, “Notaires”, 88. 29 Voor een overzicht van de Artes notariae: Th. de Hemptinne. “Notar, Notariat”.
LM, VI (München-Zürich, 1993), 1275; P. Weimar. “Ars notariae”. Ib., I (MünchenZürich, 1977-1980), 1045-1047; F. Discry. “Les Minutes des Notaires. Étude diplomatique”. Mélanges d’ Histoire offerts à Charles Moeller à l’ Occasion de son Jubilé de 50 Années de Professorat à l' Université de Louvain 1863-1913, (RTHPUL, 40), (Leuven-Parijs, 1914, 2 dln.), I, 548-562; Gailliard, Table analytique, 313-314; Gilliodts-Van Severen, Inventaire. Introduction, 141-144, 146-147; Maertens, Onze Lieve Vrouw van de Potterie, 242-244; J.M. Murray. “Failure of Corporation: Notaries public in medieval Bruges”. JMH, XII (1986), 155-166, 155, 157, 162-163, 164 n. 1, 165 nn. 36-37; W. Prevenier. & Th. de Hemptinne. “La Flandre au Moyen Âge. Un Pays de Trilinguisme administratif”. La Langue des Actes. Actes du Congrès international de Diplomatique (Troyes, Jeudi 11 – Samedi 13 Septembre 2003) (dir.). O. Guyotjeannin. [ELEC. Éditions en ligne de l’ École des Chartes, N° 7, Parijs , s.a. [2003]]; A. Van den Bichelaer. “‘Et fiet Instrumentum’. Style and Content of Medieval Notarial Deeds analysed with the Aid of the Computer”. Prosopography and Computer. Contributions of Mediaevalists and Modernists on the Use of Computer in Historical Research (eds.). K. Goudriaan., K. Mandemakers., J. Reitsma. & P. Stabel, (SUSMLC, 2), Leuven-Apeldoorn, 1995, 97-109; É. Vanden Bussche. “Les Notaires d’ autrefois: Comment ils signaient les Actes (Particularités paléographiques)”. F, II (1868-1869), 121-143, 133-134, 135, 140 & pl. 1, nr. 5, pl. 6, nr. 68; G. van Dievoet. Les Coutumiers, les Styles, les Formulaires et les “Artes notariae”, (Typologie des Sources du Moyen-Age occidental, 48/A-III, 1*), Turnhout, 1986, 10, 83-84; Yernaux, “Notaires”, 88-89.
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
venerabilisque curiae episcopalis Tornacensis notarius juratus [...] signum meum solitum et consuetum hic me propria manu subscribens apposui in omnium premissorum fidem et testimonium requisitus et rogatus. R. de Doppere,
op de akte van translatie van 21 oktober 1489 30, bevestigt R. de Doppere dat in de kerk van het Sint-Janshospitaal te Brugge, de relieken van de 11 000 maagden van de oude in de nieuwe rijve werden overgebracht door suffragaan G. De Baerdemakere 31; en op 16 30“Betaelt denzelven meester Rombout de Doppere van twee instrumenten ter Cause
van de Translacie van de nieuwe rive van de XI duust maegden, daerof betaalt 4 pond en 16 schelling. Betaelt mijnheer de suffragaen ter cause van de zeghelinghe van den zelven brieven te zeghelen V pond VII sch.” (= Brugge, AOCMW, Fonds van het SintJanshospitaal, Register nr. 207 f° 54 v°, geciteerd bij A. Van den Bon. Het achthonderd Jaar Oud Sint-Janshospitaal van de Stad Brugge. Zijn Geschiedenis in alle mogelijke Aspekten, met de Klemtoon op de Geneeskunde, S.l. [Brugge], s.a. [1975], 118; cfr. H. Lobelle-Caluwé. “Hans Memling”. Brugge en de Renaissance. Van Memling tot Pourbus, [Catalogus van] de Tentoonstelling’Van Hans Memling tot Pieter Pourbus’, Brugge, Memlingmuseum – Oud-Sint-Janshospitaal, 15 Augustus–6 December 1998 (red.). P. Huvenne. & M.P.J. Martens, (Brugge, 1998, 2 dln.), I, 6679). 31de Doppere, Chronique, iii n. 1; D. De Vos. Hans Memling. Het volledige Oeuvre, Antwerpen, 1994, 412; G.H. Flamen. “Le Frère Jean Floreins, Maître spirituel de l’ Hôpital Saint-Jean, à Bruges, Admirateur contemporain de Hans Memlinc”. ASÉB, (4e Reeks, IV) XXXI (1880), 18-52, 19, 20-21, 32-33, 38; L. Gilliodts-Van Severen. “Cartulaire de la Wateringue de Moerkerke”. F, I (1867-1868), 379-454, 380 & Ib., II (1868-1869), 76-99 & 221-234, passim; Id., Inventaire des Archives de la Ville de Bruges. Section première: Inventaire des Chartes, Première Série, Introduction, Brugge, 1878, 96, n. 2; É. Vanden Bussche. Inventaire des Archives de l’ État à Bruges. Section première: Franc de Bruges, (Brugge, 1881-1884, 2 dln.), I, 192 nr. 516, 194 nr. 523; J. Van den Heuvel. “Heiligenverering en Volksdevoties in het Sint-Janshospitaal”. 800 Jaar Sint-Janshospitaal [te] Brugge, 1188-1976. [Catalogus van de] Tentoonstelling georganiseerd door de Commissie van Openbare Onderstand, 5 Juni-31 Augustus 1976 [(red.). H. Lobelle. & M. Goetinck.], II, (Brugge, 1976, 2 dln.), I, 195-215, 207-211, 215 & [J. Van den Heuvel.]., in: Ib., II, 361; cfr. o.a. H. L[obelle.]., in: Ib., II, 515-517, M. R[yckaert.]. in: Ib., II, 385-386 nrs. A48-A51, De Vos, Hans Memling, 52-53, 296-303, nr. 83 (Ursula- legende en -schrijn); D. Hollanders-Favart. “Le Dessin sous-jacent chez Memling: La Châsse de Saint-Ursule”. ASÉB, CXV (1978), 174-186; J.H. Kessel. Sainte Ursule et ses onze mille Vierges ou l’ Europe occidentale au Milieu du Ve Siècle. Monographie historique et critique, Brussel & Parijs, 1870, 278-305 & 325-336; H. Lobelle-Caluwé. “Het Ursulaschrijn van Hans Memling”. JSMB 1991-92, Brugge, 1993, 253-269; Id., “Het Ursulaschrijn van Hans Memling: Ontwerp, Constructie en oorspronkelijk Uitzicht”. Hans Memling. Essays (dir.). D. De Vos, Brugge, 1994, 89-100; Id., “Hans Memling: A Self-Portrait?”. Memling Studies. Proceedings of the International Colloquium (Bruges, 10-12 November 1994) (eds.). H. Verougstraete., R. Van Schoute., M. Smeyers, with the collaboration of A. Dubois, Leuven, 1997, 43-52, 50 & fig. 5; Id., “Hans Memling”. Brugge en de Renaissance. Van Memling tot
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
augustus 1499 acteert Romboudt de Doppere
: INLEIDING
[...] biiden voornoomden partien voor den eersaem ende discreten heere ende meester Romboud de Doppere, priester, openbaer notaris, etc., ende den oorconden als doe daertoe gheroupen specialike ende ghebeden [...],
de arbitrage tussen Filips van der Beerst (1477 - ✝ Brugge 21 augustus 1504), abt van de Eeckhoutabdij, O.S.A., en Lievin de Toolnaere, deken van de librariërsgilde te Brugge, over de locatie en het gebruik van en de diensten aan hun altaar, toegewijd aan de heilige Nicasis, aan de zuidzijde van de abdijkerk32. Informatie valt ook te halen uit het hs. 1110 (844) van Dowaai, waarin de Doppere secretaris ende scriba van meester Gilles de Baerdemakere, bisscop van Sarepten ende suffragaen van de bisscop van Doornicke wordt genoemd. Wanneer hij secretaris van bisschop de Baerdemakere werd, is opnieuw een onbeantwoorde vraag33. Interessant is de vraag naar het milieu waaruit onze auteur afkomstig is. De familie de Doppere zou zijn oorsprong hebben in de familie Dop, die L. Gilliodts-Van Severen, Ch. Verschelde, Ad. Duclos, A. Maertens, M. Ryckaert en A. Schouteet kunnen achterhalen tot in de 13e eeuw 34; bovendien komt het praenomen Gillis (Lat.: Aegidius) in de Pourbus, I, 77, afb. 7; H. L[obelle.]-C[aluwé.]. & S. V[andenberghe.]. “Beelden en Houtsculptuur”. Vlaamse Kunst in de 15de Eeuw. [Catalogus van de] Tentoonstelling van Sculptuur, Meubilair en Kunstnijverheid uit de Tijd van Lodewijk van Gruuthuse, (Brugge Gruuthusemuseum en O.-L. Vrouwkerk, 19 September-30 November 1992), Brugge, 1992, 16-41, 38 nr. 56; H. Pauwels. Groeningemuseum. Catalogus van het Stedelijk Museum voor Schone Kunsten, Brugge, Brugge, 1960, 39-41 nr. 14; W. Prevenier. & W.[P.]. Blockmans. De Bourgondische Nederlanden, Antwerpen, 1983, 324-325 & V. Vermeersch. Brugge Duizend Jaar Kunst. Van Karolingisch tot Neogotisch, 875-1875, Antwerpen, 1981, 186-190, 193-195; W.H.James Weale. Hans Memling, zijn Leven en zijne Schilderwerken. Eene Schets, [met een nawoord door M. Goetinck.], Brugge, 1871 [Reprint: Roeselare, 1976], 51-53, 6570; E. Wimmer. “Ursula”. LM, VIII (München-Zürich, 1996-1997), 1332-1333). 32A.-J.-J. Delen. “L’ Illustration du Livre en Belgique”. Histoire du Livre et de l’ Imprimerie en Belgique des Origines à nos Jours. Deuxième Partie, (Collection des Publications du Musée du Livre, Bruxelles), Brussel , 1929-1930 , 7-115, 27; De Vos, Hans Memling, 408; Dewitte, “Het Brugse St.-Jans en St.-Lucasgilde der Librariërs 1457, 1469”, 335; N.[N.]. Huyghebaert. “Abbaye de Saint-Barthélemy de l’ Eeckhout, à Bruges”. MB, III, 3, Luik, 1974, 757-801, 780; Weale, Hans Memling, 19-24; Id., “Documents inédits sur les Enlumineurs de Bruges”. BEF, II (1864-1865), 298-319 & Ib., IV (1872-1873), 111-119 & 238-337, 329-337, 331, 337; Id., “Notice sur la Fondation de l’ Abbaye de l’ Eeckhout et sur les Abbés qui l’ ont gouvernée, [suivie de l’] Obituaire de l’ Abbaye de l’ Eeckhout”. F, III (1869-1870), 274-382, 287-288, 335. 33D. f. 417 r; De Keyser, “Chanoines”, 591; Geirnaert, “Kunst en Geestesleven te Brugge”, 138-139; Viaene, Vlaamse pelgrimstochten, 171, meent de data 1482-1483 naar voor te kunnen schuiven. 34Gilliodts-Van Severen, Inventaire. Introduction, 354, 146; Ch. Verschelde. “Étude sur les
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
middeleeuwse genealogie Dop/de Doppere vrij frequent voor: ene Gillis Dop, uuter Oudenburch, die in 1274 overleed, woonde in de nabijheid van de Kartuizerinnestraat, voorheen de Ser Gillis Dopstraat 35; een andere Gillis Dop, de jongere, zoon van de voorgaande, deed als schepen van de stad Brugge, op 31 mei 1276, mede uitspraak in een geschil tussen het Brugse wolweversambacht en de Bogardenbroeders 36. In de eerste helft van de 14e eeuw schonken Jacob en Egidius Dop elk drie koorkappen van geborduurd of rood fluweel, met alben en toebehoren, aan het kapittel van Sint-Donaas te Brugge 37.
Noms des Rues et des Maisons de la Ville de Bruges”. ASÉB, (3e Reeks, X) XXVII (1875), 283-437, 359-360; A. Duclos. Bruges. Histoire et Souvenirs, (Brugge, 1910; Reprint: Brugge, 1976), 585; Maertens, Onze Lieve Vrouw van de Potterie, 277; M. Ryckaert. “De Oudeburg te Brugge”. Album Albert Schouteet, Brugge, 1973, 155-168, 155, 159-161; A. Schouteet. De Straatnamen van Brugge. Oorsprong en Betekenis, Brugge, 1977, 104. 35De ̓scsHeer ̓sGillisdopstraat, ̓sSher Gillis Dopstraat, verdwenen zijstraat in de Oude
Burg ̓s ̓s(B. ̓sDelaey. ̓s“De ̓scsHeer ̓sGillisdopstraat ̓sen ̓sde ̓sMercenierstraat ̓sin ̓sBrugge”. ̓sBO, XXXVIII (1998) , 83-100; Jos. De Smet. [& K. de Flou.]. “Over Brugsche Straatnamen”. B, XXXVIII (1932), 39; A. Janssens. “Mer P. Lanchals en ‘Huize Lanchals’. Een Episode uit 1486”. Ib., CI (2001), 125-129). 36Maertens, Onze Lieve Vrouw van de Potterie, 277; A. Schouteet. Regesten op de Oorkonden [van het] Stadsarchief van Brugge, (Brugse Geschiedbronnen, IV), (Brugge, 1973), I, 45, nr. 90. 37[Ch.]. Dehaisnes. Documents et Extraits divers concernant l’ Histoire de l’ Art dans
la Flandre, l’ Artois et le Hainaut avant le XVe Siècle, (Mémoires de la Commission historique du Département du Nord), (Rijsel, 1886, 3 dln.), I, 359-360 (= Kerkschatteninventaris van Sint-Donaas van 8 augustus 1347).
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
En in de 14e en 15e eeuw bezat de familie Dop lenen en tienderechten in de Watering van Romboutswerve te Oostkerke (1375), in de Koopmanspolder langs het Zwin (1375), in den Broek bij Damme (1384), in Aardenburg Ambacht (Wulpen), bij de dijk van de Poortwede van Monnikerede (1400), in Koolkerke en Sinte-Katelijne bij Brugge en in de Watering van Groot Reigaartvliet (1447); in 1460 verkocht Loy Dop het kasteel van Lembeke en het leengoed van Oostkerke samen met 21 gemeten land binnen Monnikerede aan Jan II de Baenst, heer van Sint-Joris en van Beernem ( ✝ 1460), raadsheer van Filips de Goede en baljuw van Brugge en van het Vrije 38. Beide families hebben hetzelfde wapenschild: op een veld van keel, een kruis van zilver, versierd met twintig blokjes van hetzelfde 39. Nog volgens Gailliard is Jan de vader en Cornelie Govaert de moeder van Romboudt. Romboudt was het derde kind van vier 40. De familie behoorde tot de kleine adel en moet in de 16e eeuw in aanzien zijn gestegen. Pieter Dominicle sr., ( ✝ 1548) een neef van de kroniekschrijver, werd in 1523 schepen te Brugge 41. Gillis de Doppere, een andere neef, was in 1486 gouverneur van het Rederijkersgild van de Drie Sanctinnen te Brugge en bracht het in 1503 tot infanterie-kapitein 42. Een derde neef, met dezelfde naam en hetzelfde beroep als de auteur, kennen wij op een minder positieve wijze: in 1532, tijdens een echtscheidingsprocedure pleitte hij tegen én molesteerde hij zijn vrouw Cornelie Schedits43. In 1574, 1576, 1578 en in 1580 wordt nog een Rombou(d)t de Doppere als 38F. Buylaert. “Gevaarlijke Tijden. Een Vergelijking van Machtsverwerving en Machtsbehoud bij stedelijke Elites in laatmiddeleeuws Holland en Vlaanderen”. TG, CXIX (2006), 312-327, 316-317; R. De Keyser. “Het Kasteel Lembeke te Oostkerke en zijn Bezitters”. Album Archivaris Jos. De Smet, Brugge, 1964, 219-232, 227-228; Gailliard, Bruges et Le Franc, I, 27; A. Van den Abeele. Het Ridderlijk Gezelschap van de Witte Beer. Steekspelen in Brugge tijdens de late Middeleeuwen, Brugge, 2000, 61, 156. 39J. Bosmans. Armorial ancien et moderne de la Belgique, Brussel, 1889, sub nomine: “de gueules, à la croix d’ argent, cantonnée de vingt billettes de même”; J.-Th. De Raadt. Sceaux armoriés des Pays-Bas et des pays avoisinants. Recueil historique et héraldique, (Brussel, 1897-1900, 4 dln.), I-II, 391-392; Gailliard, Bruges et le Franc, IV, 349, slechts tot in de 14e eeuw; Van Dycke, Recueil héraldique, 144, nr. 137. 40Gailliard, Bruges et Le Franc, IV, 390. 41de Doppere, Chronique, iii n. 1; Gailliard, Bruges et Le Franc, II, 170-172; P. Huvenne. “Pieter Pourbus”. Brugge en de Renaissance. Van Memling tot Pourbus, [Catalogus van] de Tentoonstelling ’Van Hans Memling tot Pieter Pourbus’, Brugge, Memlingmuseum – OudSint-Janshospitaal, 15 Augustus–6 December 1998 (red.). P. Huvenne. & M.P.J. Martens, (Brugge, 1998, 2 dln.), I, 189-215, 230, afb. 104; A. Janssens de Bisthoven. “Drie Portretten Van Filips Dominicle”. HSÉB, C (1963), 188-196, 189 n. 3; A. Schouteet. “Het huwelijksportret van Filips Dominicle en Barbara Ommejaghere. Toegeschreven aan Pieter Pourbus”. Album Jan De Cuyper aangeboden bij gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag, (Verslagen en Mededelingen van de Leiegouw, VIII, 1), Kortrijk, 1966, 335-341, 338; Van Dycke, Recueil héraldique, 141, nr. 133; van Male, Lamentatie van Zeghere van Male, 96. 42de Doppere, Chronique, iii n. 1; Gailliard, Bruges et Le Franc, IV, 350; N. Geirnaert. “De Miniatuur met de Drie Santinnen. Een nieuwe Datering van het Cartularium van de Brugse Rederijkerskamer van de Drie Santinnen [1475-1480]”. BO (= Vriendenboek Jozef Penninck), XXIII (1983), 243-390; A. Schouteet. “Inventaris van het Archief van de Brugse Rederijkersgilden van de H. Geest, van de Drie Sanctinnen en van het H. Kruis op het Stadsarchief te Brugge”. HSÉB, CXIV (1977), 361-385, 376. 43de Doppere, Chronique, iii n. 1; L. Gilliodts-Van Severen. “Le Mariage dans la Législation
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
goutslaghere te Brugge vermeld44. Gailliard beweert verder dat Romboudt kanunnik werd aan het kapittel van de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge 45. Hierover bestaat grote twijfel, maar op 28 december 1494 ondertekent Alyamus de Groote sr. ( ✝ 1501) – kapelaan (1485) in de Heilig-Kruiskapel en magistri cantus (1491-95) van de Onze-LieveVrouwekerk, cantor van Sint-Donaas (1475-85, 1498 en 1500-01) en zangmeester aan de Cappella Musicale van Ercole I d’ Este, hertog van Ferrara, Modena en Emilia (14311505) te Ferrara (1495-98) – tevens medestichter van de Confrerie van de Drie Sanctinnen46, samen met Romboudt de Doppere, Adriaan Drabbe en anderen, voor de Confrerie van de Helighe Geest (1428)47, een overeenkomst, waarbij de anciennité van deze laatste bevestigd wordt48. De Doppere was tevens lid van van de kerkelijke broederschap van Onze-Lievecoutumière”. F, XIV (1883), 247-268, 263-264. 44A. Vandewalle. “De Besturen van het Ambacht van de [Brugse] Goud- en Zilversmeden, 1363-1794”. Meesterwerken van de Brugse Edelsmeedkunst. Catalogus [van de] Tentoonstelling, Brugge, Memling & Brandwynmuseum, 7 Juli-10 Oktober 1993 (red.). D. Marechal, Brugge, 1993, 413-438, 423, 435. 45Gailliard, Bruges et Le Franc, IV, 350. 46P. Andriessen. Die van Muziken gheerne horen. Muziek in Brugge 1200-1800, Brugge, 2002, 389; A. Dewitte. “De Geestelijkheid van de Brugse Lieve-Vrouwkerk in de 16e Eeuw”. HSÉB, CVII (1970), 100-135, 117, 119; N. Geirnaert. “Twee rivaliserende Leraren in de 15e Eeuw: Gerard Stampe en Jan Vanden Veren”. B, LXXXI (1981), 154-160, 157-158; GilliodtsVan Severen, Inventaire, VI, 402, 470; G.G. Meersseman. “Épistolaire de Jean Vanden Veren et le Début de l’ Humanisme en Flandre”. Humanistica Lovaniensia, XIX (1970), 119-200, 128; Id., “La Raccolta dell’ Umanista fiammingo Giovanni de Veris ‘De arte epistolandi’”. Italia medioevale e umanistica, XV (1972), 215-281; Strohm, Music in Late Medieval Bruges, 35-36, 70, 185; D. Van de Casteele. & E. Van der Straeten. “Maîtres de Chants et Organistes de Saint-Donatien et de Saint-Sauveur à Bruges. Documents recueillis et annotés”. ASÉB, (3e Reeks, V) XXII (1870), 105-174, 111-119. 47D. Geirnaert. “De Kamers van Rhetorica te Brugge, een Blik op 400 Jaar Brugse Rederijkersactiviteit”. B, XCV (1995), 234-250, passim; J.B. Oosterman. “Tussen twee Wateren zwem ik: Anthonis de Roovere tussen Rederijkers en Rhétoriqueurs”. Rederijkers in en rond 1448: Bijdragen aan het Colloquium naar Aanleiding van de 500ste Verjaardag van de officiële Erkenning van de ‘De Fonteine’ (Gent 12 december 1998) (red.). D. Coigneau & W. Waterschoot, (JSHRFG, XLIX-L (1999-2000), Gent, [2001]), 11-29, 23-26; Schouteet, “Inventaris van het Archief van de Brugse Rederijkersgilden van de H. Geest”, 361-362, 365367; A.-L. Van Bruaene. Repertorium van Rederijkerskamers in de Zuidelijke Nederlanden en Luik 1400-1650. Digitale editie, Leiden, dbnl - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren, 2004, s.v. 48De Kamer van Rhetorica De Drie Santinnen was in, of kort vóór 1474 opgericht door Colaert sr. (✝ 4 juni 1493) ende Pieter de Labye (✝ 11 november 1485), ghebroeders poorteren in Brugghe (Brugge, SA, Oud Archief, Reeks nr. 390/2 (Inv. nr. B2) (Archief Drie Santinnen) & afschrift (Ib., nr. 390 (Inv. nr. B1), f° 67 v° (RCDS 45)); Andriessen, Die van Muziken gheerne horen, 240, 389; C. Everaert. Spelen van Cornelis Everaert, vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, met Inleiding en Aanteekeningen uitgegeven door J.W. Muller en L. Scharpé, Leiden, 1920, viii-xi; L. Gilliodts-Van Severen. “Les Archives de la Ville de Bruges: La Société de Réthorique ‘De Drie Sanctinnen’”. F, XV (1884), 392-422, 399-402 & Brugge, S.A., Oud Archief, Reeksnr. 389: Annalenboek nr. 1, sub anno, geciteerd bij Strohm, Music in Late Medieval Bruges, 70, 162 n. 52; cfr. D. Geirnaert. “De Kamers van Rhetorica te Brugge”, 239; Schouteet, “Inventaris”, 376-377 nrs. 18, 21 &
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
Vrouw van Hulsterlo49.
: INLEIDING
22. 49A. Schouteet. “De Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van Hulsterlo, 14de-16de Eeuw. Archief en Ledenlijst”. HSÉB, CXXVII (1990), 109-144, 113, 122 & 143-144.
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
De familie de Doppere had een huis aan de zuidkant van de Langestraat, niet ver van de Freren Fonteinstraat50, in het centrum van Brugge, niet ver van de Burg. In het kunsthistorisch boek Brugge: Duizend Jaar Kunst van Valentin Vermeersch51 kan men lezen dat Romboudt de Doppere heeft gewoond in het Huis Reckelbus, vandaag Westmeers nr. 8652, dat een belangrijk muurschilderij 53 uit de 15e eeuw bevat. M. Selschotter 54 kon achterhalen dat het huis omstreeks 1580 aan Jacob de Doppere toebehoorde, een achterneef van Romboudt. Romboudt de Doppere moet de schilder Hans Memling (° Seligenstadt ca. 1435/40 ✝ Brugge 11 augustus 1494), poorter te Brugge sedert 30 januari 1465 (n.s.), gekend hebben55: 50Freren Fonteinstraat, naar de Frerenfontein op de hoek van de Waalse straat (Jos. De Smet. [K. de Flou.], “Over Brugsche Straatnamen”, 35; Jos. De Smet, “De Brugse Straatnamen in 1399 in het Cijnsboek van den Disch der Brugse O.L. Vrouwkerk”, ; Michiels, Iconografie, II, 62-63; Schouteet, Marcus Gerards, 35; Id., Straatnamen, 61-62; Verschelde, “Étude sur les Noms”, 396. 51Vermeersch, Brugge: Duizend Jaar Kunst, 174. 52L. Devliegher. De Huizen te Brugge, (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 2-3), Tielt, 21975, 436; vgl. met Ib., 231-232 (Molenmeers nr. 30); P. Devos., L. Constandt. & J.P. Esther. Brugge: Herwonnen Schoonheid. Tien Jaar Monumentenzorg te Brugge, TieltAmsterdam, 1975, 188-191, 262-263 nr. 14 53Over fresco’ s in het algemeen: J. Baldewijns. & L. Watteeuw. “Calques van de Muurschilderijen uit de Leugemeete met Voorstelling van de stedelijke Milities (18612004)”, HMGOG. N.R., LX (2006), 337-367 (voor Gent, met lit.); L. Devliegher. “Een 15deeeuwse Muurschilderij met twee Engelen in de Sint-Salvatorskathedraal te Brugge”. HSÉB, CXXXI (1994), 195-201 (met lit.); W.P. Dezutter. Grafschilderijen in Vlaanderen. Frescotechniek en Begrafenisduur tijdens de Middeleeuwen”. B, LXXIX (1979), 79-86; Id., “Grafschilderijen: Iconografie en religieuse Spiritualiteit.” Maria van Bourgondië [te] Brugge. Een archeologische-historisch Onderzoek in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. [Red.] H. De Witte, Brugge, 1982, 179-204 & 247; M. Goossens. “De Middeleeuwse Muurschilderkunst”. Gent. Duizend Jaar Kunst en Cultuur, Catalogus [van de] Tentoonstellingen ingericht door de Stad Gent, (Museum voor Schone Kunsten, Gent, 19 April-29 Juni 1975), (Gent, 1975, 3 dln.), I, 25-103, 27-33; Id., Middeleeuwse Muurschilderkunst te Gent”. SPH, XI (1976), 642-647; G. Jászai. “Wandmalerei”. LM, VIII (München-Zürich, 1996-1997), 2013-2022; J. Philipppe. “La Peinture murale du XIVe Siècle en Belgique”. Communications [du] XXXVIe Congrès [de la] Fédération archéologique et historique de Belgique, Gand, 12-15 Avril 1955, (AFAHB, XXXVI), II, Gent, 1956, 335-375; U. Procacci. “La Technique de la Fresque et la Manière de détacher les Frasques”. Fresques de Florence. [Catalogue de l’] Exposition, Bruxelles, Palais des Beaux-Arts, SeptembreOctobre 1969, Brussel, 1969, 17-40; R. Van Belle. “Ikonografie en Symboliek van de beschilderde Grafkelders en Memorietaferelen”. HGOKK, N.R., XLVIII (1981), 9-97. 54M. Selschotter. “Een onbekende Wandschilderij uit de XVe Eeuw te Brugge”. Kunst, III (1932), 315-318. De huidige eigenaar van het huis maakte ons attent op het artikel van Marcella Selschotter, waarvoor onze dank. 55F. Daulte. “Au Coeur de Bruges: Memling et l’ Hôpital Saint-Jean”. L’ Oeil, 243 Octobre (1975), 28-35; De Doppere, Chronique, 49; D. De Vos. “Hans Memling (Jan Memlinc)”. WPEV, IV, (Brussel, 1974), 299-301; Id., Catalogus Schilderijen 15de en 16de eeuw [van de] Stedelijke Musea [te] Brugge, Brugge, 1979, 159-168; Id., “Hans Memling (Memlinc)”. NBW, XII, (Brussel, 1987), 519-534; Id., “Brugge en de Vlaamse Primitieven in
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Die XI augusti [1494] Brugis obiit magister Johannes Memmelinc, quem praedicabant pertissimum fuisse et excellentissimum pictorem 56 totius tunc orbis christiani. Oriundus erat Magunciaco57 sepultus Brugis ad Aegidii.58
De ontdekking van de de Doppere-fragmenten in het hs. 730 van de Bibliothèque de l’Agglomération van Sint-Omaars leverde destijds, in 189259, de geboorteplaats en de exacte sterfdatum van de schilder op. M. Selschotter schrijft: Hoe dan de verleidende gedachte verwerpen dat de wandschildering, in het huis Europa”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 319-357, 321-322, 430431 & passim; Id., Hans Memling, 15-73, 407-414 (met de recentste lit.); Id., “Questions concernant Memling. Découvertes récentes, Hypothèses et Reconstructions”. Memling Studies. Proceedings of the International Colloquium (Bruges, 10-12 November 1994) (eds.). H. Verougstraete., R. Van Schoute., M. Smeyers., with the collaboration of A. Dubois, Leuven, 1997, 3-16; M. Smeyers. “Analecta Memlingiana: From Hemling to Memling – From Panoramic View to Compartmented Representation”. Ib., 171-194; A. Vandewalle. “À propos du Lieu de Naissance de Memling”. Ib., 19-24; Ad. Duclos. “Le Nom de Memlinc”. ASÉB, LXIV (1914), 232-234; S. Sulzberger. “Hans Memling dans son Cadre idéal”. Ib., CXIII (1976), 323-329; Dussart, “Dernier Manuscrit”, 301-302, cfr. R.A. Parmentier. [m.m.v. A. Schouteet]. (eds.). Indices op de Brugsche Poorterboeken [1418-1794], (Geschiedkundige Publicatiën der Stad Brugge, II, 1-2), (Brugge, 1938, 2 dln.), I, xxxvi, II, 630-631; Geirnaert, “Kunst en Geestesleven te Brugge”, 136-137; F.-L. Gandhof. Pages d’ Histoire, Brussel, 3 1944, 181-187; M. G[oetinck.]. & M. R[yckaert.]. “Brugse Archivalia betreffende Hans Memling”. 800 Jaar Sint-Janshospitaal [te] Brugge, 1188-1976. [Catalogus van de] Tentoonstelling georganiseerd door de Commissie van Openbare Onderstand, 5 Juni-31 Augustus 1976 [(red.). H. Lobelle. & M. Goetinck.], II, (Brugge, 1976, 2 dln.), 495-501; H. Lobelle. & J. Van Cleven. “Schilderkunst [betreffende Hans Memling]”. Ib., II, 493-601, 502517; W. Jahn. “Der Mahler Hans Memling aus Seligenstadt”. Archiv für Hessische Geschichte und Altertumskunde, XXXVIII (1980), 45-94; Chr. Klemm. “Hans Memling”. LM, VI (München-Zürich, 1993), 508-509; M.P.J. Martens. “De Opdrachtgevers van Hans Memling”. Hans Memling. Essays (dir.). D. Devos, Brugge, 1994, 14-29; M. Ryckaert. “Het Huis van [Hans] Memling”. Ib., 104-108; L. Van Biervliet. “De Roem van Memling”. Ib., 109-124; M. Wolfson. “‘Den Duytschen Hans’. Memling and German Painting”. Ib., 9-13; W. Paravicini. “Brugge en Duitsland”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 99-127, 122 & 422-423; H. Rommel. “Hans Memlinc en de vierhonderdste Verjaardag zijner Dood, 1494-1894”. B, IV (1893), 6-13; L. Van Biervliet. Leven en Werk van W.H. James Weale, een Engels Kunsthistoricus in Vlaanderen in de 19de Eeuw, (VKABSK, LIII, 55), Brussel, 1991, 142-146; Van den Bon, Het achthonderd Jaar Oud Sint-Janshospitaal, 117-126; A. Vandewalle. Beknopte Inventaris van het Stadsarchief van Brugge, I: Oud Archief, (Brugse Geschiedbronnen, VIII), Brugge, 1979, nr. 130 & 38, pl. 5; W.H. James Weale. “Hans Memlinc’ s Leven en zijne Schilderwerken”. RDH, VI (1870-1871), 282-285, 291-295, 298-299, 306-308, 314-318 & 323-326; Id., Hans Memling, 16-26. Zie ook: Geconsulteerd op 22 juli 2007. 56Een goede situatieschets vindt men bij: P. Arnade. “Urban Elites and the Politics of Public Culture in the Late Medieval Low Countries”. Core and Periphery in Late Medieval Urban Society. Proceedings of the Colloquium at Ghent (22nd-23nd August 1996) (eds.). M. Carlier., A. Greve., W. Prevenier. & P. Stabel, (SUSMLC, 7), Leuven-Apeldoorn, 1997, 33-50
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
van een erfgenaam van Romboudt de Doppere gevonden, door deze laatste aan [Hans] Memlinc werd besteld? Dan zouden de portretten dier erop voorkomen den priester en notaris van St-Donaas kunnen voorstellen, vergezeld van zijn vriend of bekende Hans Memlinc60.
Op de fresco, het enige in situ bewaarde huisfresco in Brugge, een Aanbidding, kijken twee mannen toe door een venster. Selschotter verdedigt haar these door te wijzen op de eigenaardige klederdracht van de figuur (met de kap op het hoofd) links op het fresco. Volgens haar berekeningen zou het gemaakt zijn vóór 1466, vóór de priesterwijding van & P. Stabel. “Social Reality and Artistic Image: The Urban Experience in the Late Medieval Low Countries. Some Introductory Remarks on the Occasion of a Colloquium”. Ib., 11-31; L. Campbell. “The Art Market in the Southern Netherlands in the Fifteenth Century”. The Burlington Magazine, CXXVIII (1986), 188-199; M.P.J. Martens. “Hans Memling and his Patrons: A Cliometrical Approach”. Memling Studies. Proceedings of the International Colloquium (Bruges, 10-12 November 1994) (eds.). H. Verougstraete., R. Van Schoutte., M. Smeyers., with the collaboration of A. Dubois, Leuven, 1997, 35-41; J.L. Meulemeester. “Vlaanderen – Bourgondië / Bourgondië – Vlaanderen: Een cultuur-historische Kruisbestuiving?”. VL (= Themanummer Vlaanderen en Bourgondië), XLIV:255 (1995), 9095; J.H. Munro. “Economic Depression and the Arts in the Fifteenth-Century Low Countries”. Renaissance and Reformation, XIX (1983), 235-250, 238, 246, herdrukt & geciteerd in: Id., Textiles, Towns and Trade. Essays in the Economic History of LateMedieval England and the Low Countries, (Collected Studies Series, CS442), Aldershot & Brookfield, 1994, art. XI; W. Prevenier. “Van Hertogen, Burgers en minder wel-varende Luyden in de Glansjaren van de Bourgondische Nederlanden”. Colloquium Neerlandicum 10. Handelingen [van het] Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van Docenten in de Neerlandistiek aan buitenlandse Universiteiten van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek, [Gent, 28 augustus tot 3 september 1988], Woubrugge 1989, 369-376 [Leiden, dbnl - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren, 2007]; Id., “Culture et Groupes sociaux dans les Villes des anciens Pays-Bas au Moyen Age”. Les Pays-Bas bourguignons. Histoire et Institutions. Mélanges André Uyttebrouck publiés par J.-M. Duvosquel., J. Nazet. & A. Vanrie, (ABB. Num. Spéc. 53), Brussel, 1996, 349-359; J.-P. Sosson. “A propos des Aspects socio-économiques des Métiers d’ Arts aux anciens Pays-Bas méridionaux (XIVe-XVe siècles)”. RBAHA, LI (1982), 17-25; Id., “Structures associatives et Réalités socio-économiques dans l’ Artisanat d’ Art et du Bâtiment aux Pays-Bas (XIVe-XVe Siècles). Perspectives de Recherches”. Artistes, Artisants et Production artistique au Moyen Age. [Actes du] Colloque international [du] Centre National de la Recherche Scientifique, Université de Rennes II - Haute Bretagne, 2-6 Mai 1983 (ed.). X. Barral i Altet, (Parijs, 19861990, 3 dln.), I, 111-121; J.C. Wilson. “Marketing Paintings in late medieval Flanders and Brabant”. Ib., III, 621-627; R. Strohm. “Music, Ritual and Painting in Fifteenth-Century Bruges”. Hans Memling Studies. Essays (dir.). D. De Vos, Brugge, 1994, 30-44; G. Tournoy. “Hans Memling en Abt Johannes Crabbe”. In de Voetsporen van Jacob van Maerlant. Liber amicorum Raf De Keyser: Verzameling Opstellen over middeleeuwse Geschiedenis en Geschiedenisdidactiek (red.). R. Bauer., M. De Smet., B. Meijns. & P. Trio, (SLL. Series A/Vol. 30), Leuven, 2002, 357-361. 57Moguntiacus, Moguntiaca urbs, Mainz, stad, Hessen, D. (de Doppere, Chronique, 49: anno 1892; A. Ronse. “Où Memlinc est-il né?”. ASÉB, XLI (1891), 111-131 of de overdruk Brugge, 1894, 23 blz., in polemiek met H. Dussart. “Quelle est la Patrie du Peintre
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
de Doppere61. De figuur is inderdaad niet als een priester gekleed; de kledij houdt het midden tussen wereldlijke en geestelijke kledij, misschien de gepaste kledij voor een apostolisch notaris. De twee figuren zijn met grote zorg geschilderd en kenmerkend getypeerd, zodat er niet aan getwijfeld kan worden dat het twee portretten zijn. O.i. maakt de auteur wat te vlug de stap van Jacob naar Romboudt, maar het blijft een intrigerende vraag of de figuur op het fresco werkelijk onze auteur is 62. Romboudt de Doppere overleed te Brugge in 150163.
Jean Memmelinc (Hans Memlng)?. Ib., 341-350 of de overdruk Brugge, 1894, 10 blz.). 58Brugge, SA, Oud Archief nr. 314: Memorielijst van de Beeldemakers-Zadelaars, pag. 21; de Doppere, Chronique, 49; De Vos, Hans Memling, 413; Dussart, “Dernier Manuscrit”, 301-302; A. Janssens. “De Memorielijst van de Beeldemakers-Zadelaars als Hulp bij het Bepalen van de Sterfdatum van de Ambachtslieden. Van Petrus Christus (✝ 24/11/1475) tot Hans Memling (✝ 11/8/1494)”. B, CI (2001), 297-308, 303, 308; Van den Bon, Het achthonderd Jaar Oud Sint-Janshospitaal, 120. 59Seligenstadt, stad, Hessen, D. (U. Braasch-Schwersmann. “Seligenstadt”. LM, VII (München-Zürich, 1994-1995), 1732-1733; I. Chilvers. & H. Osborne. (eds.). The Oxford Dictionary of Art. New Edition, Oxford-New York, 1997, 362-363; H. Strasser. “Hans Memling te Seligenstadt”. HSÉB, XCVIII (1961), 97-100; Vandewalle, “À propos du Lieu de Naissance de Memling”, 20-21; A. von Würzbach. Niederländisches Künstler-Lexicon, I-III, Wenen-Leipzig, 1906-1911; Reprint: Amsterdam, 1963), II, 134-144 & III, 125-126). 60Selschotter, “Onbekende Wandschilderij”, 317; Vermeersch, Brugge, 170, afb. 205. 61Gailliard, Bruges et le Franc, IV, 350. 62Selschotter, “Onbekende Wandschilderij”, 317. Vergelijk met: Gailliard, Bruges et le Franc, IV, 349; M. Madou. “Kleding en Mode in het Oeuvre van [Hans] Memling”. Hans Memling. Essays (dir.). D. De Vos, Brugge, 1994, 50-62; R.-A. Parmentier. “Geschiedkundige Vondjes: De Kleederdracht der Brugsche Geestelijken op ’t Einde der vijftiende Eeuw”. B, XXXII (1926), 106-107. 63De Doppere, Chronique, iii, n. 1; Rommel, “Dagboek”, 18. Zijn familienaam komt wel enkele keren voor in het obituarium (= “Planarius ecclesie sancte Donatiani ex novo Libro”) van de Sint-Donaaskerk te Brugge (Gilliodts-Van Severen, “Obituaire de SaintDonatien”, 328-348, 335, 340, 342-343, 347). Zie ook: A. Dewitte. “Planarii als Bron voor Cultuur te Brugge in de Middeleeuwen”. B, XCVII (1997), 297-304.
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
Naast zijn kroniek in vier delen en zijn vele akten, schreef de Doppere ook in het middelnederlands een vademecum voor de Rome- en Jeruzalemvaarder: Tvoyage ghedaen te Synay ende te Jherusalem bij mer Ancelmus Adournes C a, een bewerking van Jan Adornes’ Anselmi Adournes Itinerarium Terrae Sanctae (1470-1471)64 en in autograaf (f° 72 r: Scriptum per me Rumoldum de doppere presbiterum, in artibus magistrum, anno 1491) bewaard, 72 folios in papier (met watermerk variant gotische Brugse B, Koblenz ca. 1466/69), 218 x 145 mm, cursief schrift, 1 hand, in perkamenten omslag. Het handschrift bevond zich in het Archief van het Brugse O.C.M.W., maar wordt nu in de Stadsbibliotheek De Biekorf bewaard. Het werd gedeeltelijk gepubliceerd door E. Feys en A. Viaene 65. 64Johannes Adornes (° Brugge 8 augustus 1444 - ✝ 10 mei 1511), L.L. in 1476 aan de universiteit van Padua, was de oudste zoon van Anselm Adornes (° 1424 - ✝ 23 januari 1483 n.s.) en van Margareta van der Banck (✝ 31 maart 1463 n.s.). Hij vergezelde zijn vader op de reis naar Palestina van 24 maart 1470 tot 4 april 1471. In 1471 in dienst van Patrick Graham, bisschop van St. Andrews (1466-78) en in 1473 van Philibert Hugonet, kardinaal en bisschop van Macôn (1473-84) en werd in 1479 kanunnik van het Sint-Pieterskapittel te Rijsel en kanunnik te Aberdeen (tot 1483) ([J. Adornes.]. Itinéraire d’ Anselme Adorno en Terre Sainte, 1470-1471 (eds.). J. Heers. & G. de Groër, (Sources d’ Histoire médiévale, 9), Parijs, 1978, 26-427, 20, 21-24 (met lit.); P. Beaucourt de Noortvelde. Beschryving der Heerlykhede ende Lande van den Proossche zig bestrekkende binnen en buyten der vermaerde Stad Brugge, Brugge, 1764, 86; U. Berlière. “Anselme Adorne”. DHGE (dir.). A. Baudrillart., A. De Meyer. & Ét. Van Cauwenberghe, I (Parijs, 1912), 590-591; M. Boone., M. Danneel. & N. Geirnaert. “Pieter IV Adornes (1460 - ca. 1496): een Brugs Patriciër te Gent”. HMGOG, N.R., XXXIX (1985), 123-147, 123-128 & passim; R. Boterberge. Geschiedenis van het Kerkdorp Vivenkapelle, Vivenkapelle, 1985, 19-23; G. de Groër. “Notes de Voyage d’ un Pèlerin flamand en Italie au XVe Siècle”. Hommage à Hubert Landais. Arts, Objets d’ Art, Collections: Études sur l’ Art du Moyen Age et de la Renaissance sur l’ Histoire du Goût et des Collections, Parijs, 1987, 75-83; R. De Keyser. “Anselm en Jan Adornes, Jeruzalemvaarders tussen Traditie en Vernieuwing”. B, LXXXIII (1983), 325-331 (met lit.); A. De Poorter. (ed.). “Testament van Anselmus Adornes, 10 Februari 1470 (n. st.)”. Ib., XXXVII (1931), 225-239; N. Geirnaert. “De Bibliotheek van de Jeruzalemkapel te Brugge, tot ca. 1465”. Ib., LXXXIX (1989), 313-321; Id., “Putten uit honderd Jaar Biekorf”. Ib., CI (2001), 97-105, 102-105; A. Derolez. & N. Geirnaert. “Was Jacob Adorne Schenker of Gebruiker van Boeken in de Bibliotheek van de Jeruzalemkapel te Brugge?”. Ib., XC (1990), 331-337; J. Lavaert. “Para Tutum. De Wapenspreuk van Anselm Adornes”. Ib., LXXXIV (1984), 15-16; A. Van Speybrouck. “Naar Jerusalem (1494)”. Ib., VIII (1897), Bijblad, i-xvi; A. Viaene. “Informatie voor Jeruzalemvaarders in dietse Versie”. Ib., LXIV (1963), 1-8, herdrukt in: Id., Vlaamse Pelgrimstochten, 160-168; A. Viaene. e.a., “Vlaamse Jeruzalemvaarders in de Bourgondische eeuw”. Ib., LXV (1964), 5-16, 119-122, 336-338, herdrukt in: Id., Vlaamse Pelgrimstochten, 189-201; A. Derolez. Corpus catalogorum Belgii. De middeleeuwse Bibliotheekscatalogen der Zuidelijke Nederlanden, I: Provincie WestVlaanderen, (VKABKL, XXVIII, 61), Brussel, 1966, 1-10 (met lit.); J. de Saint-Genois. Les Voyageurs Belges du XIIIe au XIXe Siècle, (Bibliothèque nationale), (Brussel, s.d. [18461847], 2 dln.), I, 30-32; De Schepper. & Heesakkers, Bibliographie de l’ Humanisme des Anciens Pays-Bas, 65; Jos. De Smet. “De Reis van Anselmus Adornes naar het H. Land”. Toerisme, XIV (1935), 511-512 & 591-592; Id., “De Reis van Anselmus Adornes naar het H. Land in 1470”. BO, XIV (1974), 146-153; J. Penninck. “De Jeruzalemkerk te Brugge”. Ib., XVII (1977), 4-44; J. Rotsaert. (✝). “De Jeruzalem- of Heilig Grafkapel te Brugge, en een
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
De Doppere’ s Vademecum voor de Rome- en Jeruzalemvaarder kan worden vergeleken66 met het oudere en anonieme, kort ná 1458 geschreven — “Ende die dit bescreven heeft, die heeft selve tot Iherusalem gheweest int iaer ons heren MCCCC ende LVIII” (Leiden, UB, Hs. Ltk 318, f. 162 r°) — middelnederlands reisverhaal Die Peregrinatie van Iherusalem, bewaard te Leiden, Universiteitbibliotheek, Ltk 318 en te Londen, British Library, Ms. Add. 1028667.
Legende”. Ib., XXV (1981), 117-120; L. Devliegher. “Demeures gothiques de Bruges”. BCRMS, IV (1974), 53-75, 69-73 & overdruk S.l. [Brussel], 24 blz., 1974; Ed. Dhont-de Waepenaert. Quartiers généalogiques des Familles flamandes, (Brugge, 1871; Reprint: Handzame, 1969), 302-303; P. Elsen. Het Latijnse Brugge. De Klassieke Oudheid in het Brugse Stadsbeeld, Tweede, herziene druk, Brugge, 2004, 67-71 nr. 14; Gailliard, Bruges et Le Franc, III, 106-109; N. G[eirnaert.] in: Adornes en Jeruzalem. Internationaal Leven in het 15de en 16de eeuwse Brugge, Catalogus [van de Tentoonstelling] Brugge, Jeruzalemkapel, 925 September 1983 (red.). N. Geirnaert. & A. Vandewalle, Brugge, 1983, 162 & 135 (met lit.); J. Heers. “Anselm Adornes en de Bedevaart naar het Heilig Land”. Ib., 83-86; N. Geirnaert. “Aanwinsten voor het Brugse Stadsarchief (Kroniek)”. HSÉB, CXVIII (1981), 139-140; Id., “Het Archief van de Familie Adournes en van de Jeruzalemstichting”. LG, XXVIII (1986), 289-297; Id. “Anselm Adornes”. NBW, XII (Brussel, 1987), 2-13; Id., “Jan Adornes”. Ib., 15-19; N. Geirnaert. Het Archief van de Familie Adornes en de Jeruzalemstichting te Brugge, I: Inventaris; II: Regesten van de Oorkonden en Brieven tot en met 1500, (Brugse Geschiedbronnen, XIX-XX), (Brugge, 1987-1989, 2 dln.), I, 13-16 & 174175 & II, 166-168 & passim; Id., “De Familie Adornes: van Genua naar Brugge”. Brugge: De Geschiedenis van een Europese Stad, Tielt, 1999, 100-101; P. Glorieux. “Un Chanoine de Saint-Pierre de Lille: Jean Adourne”. BCFF. N.R., XVIII (1971), 295-324; J. Heers. “Anselmo Adorno”. LM, I, (München-Zürich, 1977-1980), 164; Lemaire-De Vaere, “Nederlandse wereldlijke Literatuur in de laat-Bourgondische Tijd”, 144; R. Mullie. Monuments de Bruges, (Sint-Lambrechts-Woluwe, 1960-1961, 4 dln.), I, 105 & II, 129; H. Platelle. “Le Pèlerinage en Terre Sainte d’ Anselme Adorno (1470-1471) d’ après un Ouvrage récent”. Mélanges de Science religieuse, XXXIX (1982), 19-28; J. Rotsaert. Fondaties, Begrafenissen en Grafschriften bij de Carmers te Brugge, Sint-Andries-Brugge, 1982, 21; A. Storme, “Le voyage d’ A. Adornes en Terre Sainte (1470-1471). Notes de Lecture sur une Édition récente de son Itinéraire”. Studium Biblicum Franciscanum. Liber Annuus, XXXI (1981), 199-216; [A. Van Becelaere.]. Geschiedenis van Onze Lieve Vrouw van Viven, [...], Roeselare, s.a. [1901], 72-81; S. Vandenberghe. “Het Model van de Heilige Grafkerk te Jeruzalem en gelijkaardige Maquettes in Binnen- en Buitenland”. JSMB 1983-84, Brugge, 1985, 288-305; B. van de Walle. “Voyages de quelques Brugeois en Égypte et en Palestine au XVe et XVIe Siècle”. Ad Harenas. Gedenkboek van de Jubelviering van het SintLodewijkscollege, Brugge 1960 (dir.). Eg. I. Strubbe., J.A. van Houtte. & A. Viaene, Brugge, 1960, 257-286, 260-272 (met lit.); Id., “Sur les Traces des Pélerins flamands, hennuyers et liégeois au Monastère Sainte-Cathérine du Sinaï”. ASÉB, CI (1964), 119-147, 126-132; Van Dycke, Recueil héraldique, 3-4 nr. 4; A. van Gurp. “Middelnederlandse Reisverhalen van Sinaï-Pelgrims”. SPH, XXIV (1989), 117-124; F. Vanhemelryck. “Een Brussels Burger op Reis naar het Heilig land in 1505. De Jeruzalemreiziger in de late Middeleeuwen”. Reizen en Reizigers in Brabant (ed.). F. Vanhemelryck, (Centrum Brabantse Geschiedenis), Brussel,
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
1.2.2 Tijd en ruimte Datering en argumentatie: Voor een tijdsbepaling zijn we aangewezen op het hs. 1110 (844) van Dowaai. In het incipit lezen wij: Twelcke de voornoomde Roelant [corr. Rombold] verclaer[d]se den meestendeel van diere ghezien ende ghehoort thebben vanden voornoomden meestre Gillis, zijnen meester, zonder eeneghe van partie faueur te draghen ofte yement te willen verminderen van zijnder hoocheit ofte eere, beghinnende vander maendt van april 1488 ende 1993, 57-115, 59-60, 62-63, 98-100; Id., Kruis en wassende Maan. Pelgrimstochten naar het Heilig Land en Egypte in de late Middeleeuwen, (Historische Reeks/Davidsfonds, 19), Leuven, 1994, 30-34, 293-302 & passim; V. Vermeersch. Grafmonumenten te Brugge voor 1578. I: Synthese; II/III: Catalogus, (Brugge, 1976, 3 dln.), II, 304-309 nr. 310 & pll. 142144; Narrative Sources: J180; Adornes achterna: (geconsulteerd op 28 juni 2007). 65Brugge, O.C.M.W.-archief, s.q., ff. 54 r - 56 v: “[...] Item waert alzo dat gheviele dat enich pelgrim storve up den wech waert int gaen of int keeren hy wort ghewaerlike gheabsolveirt van allen zonden etc. Scriptum per me Rumoldum de doppere presbiterum in artibus magistrum anno 1490” [n.s. 1491] (E. Feys. (ed.). “Voyaye d’ Anselme Adornes au Mont Sinai et à Jérusalem”. ASÉB, XLI (1891), 135-222, 135-136, 145-148, 149-221 & A. Viaene. (ed.). “Een Brugs Vademecum voor de Rome- en Jeruzalemvaarder samengesteld door Rombout de Doppere 1491”. HSÉB, C (1963), 301-322 & overdruk Handzame, 1963, 22 blz., ook herdrukt in: Id., Vlaamse Pelgrimstochten, 169-188, 178-188; Narrative Sources: R101 (geconsulteerd op 2 juli 2007). 66Voor bronnen en literatuur: P.A.J.S. Berbée. “’Bedevaart’ en Pelgrimstocht in Nederland. Over oude Termen en nieuwe Methoden in Bedevaartonderzoek”. In de Schaduw van de Eeuwigheid. Tien Studies over Religie en Samenleving in laatmiddeleeuws Nederland aangeboden aan prof. dr. A.H. Bredero (red.). N. Lettinck. & J.J. van Moolenbroek, Utrecht, 1986, 167-199, 287-295; P. Cantony. “Les Pèlerinages à Jérusalem et au Mont Sinaï du XIVe au XVIe Siècle”. Positions des Thèses soutenues par les Élèves de la Promotion de 1972 [de l’] École nationale des Chartes, Parijs, 1972, 33-42, 35; W.R. Childs. “The Perils, or Otherwise, of Maritime Pilgrimage to Santiago de Compostela in the Fifteenth Century.” Pilgrimage Explored. (Ed.). J. Stopford, York & Woodbridge &c., 1999, 123-143 & A.M. Koldeweij. “Lifting the Veil on Pilgrim Badges.” Translated from the Dutch by Ruth Koenig, Ib., 161-188 (met lit.); M. David. “Jacques le Saige, Pèlerin de Compostelle, et l’ Hôpital du Petit-Saint-Jacques à Douai”. Miscellanea historica in Honorem Leonis van der Essen Universitatis catholicae in Oppido Lovaniensis iam Annos XXXV Professoris, (RTHPUL, 3e Reeks, 29), (Brussel-Parijs, 1947, 2 dln.) II, 601-620; A. d’ Haenens. “Aller à Rome au Moyen Age”. Bulletin de l’ Institut Historique Belge, L (1980), 93-129 (met lit.); M. Coornaert. “De Pelgrimstekens van Sint-Lenaart te Dudzele”. B, LXXXVIII (1988), 241-256; D. Drossaert. “Strafbedevaarten uit Brugge 1490-1550”. Ib., XLII (1936), 1-10; H. Stalpaert. “De Pelgrimage naar Compostella: Pelgrimsgebruiken en Pelgrimsliederen”. Ib., LXVI (1965), 265-280 (met lit.); A. Elon. Jerusalem: City of Mirrors, Londen, 1990, 117-148; A. Graboïs. Le Pèlerin occidental en Terre Sainte au Moyen Age, (Bibliothèque du Moyen Age, 13), Brussel, 1998, 11-17, 207-210 & 221-252; K. Herbers. “Pilgerführer”. LM, VI (München-Zürich, 1992-1993), 2156; U. Liebl. “Pilger”. Ib., 2148-2151; D. Huschenbett. “Die volkssprachigen Berichte von Pilgerreisen nach Palästina im späten Mittelalter”. Artes mechanicae in middeleeuws Europa. Handelingen van het Colloquium te Brussel, 15 Oktober
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
hendende in maerte 1491. Onderteekent R. de Doppere 68.
Reeds hier verschijnt voor ons het beeld van Romboudt de Doppere, die dag na dag noteerde wat hij zag gebeuren, en wat hij aan geruchten opving. In de literatuur wordt dan ook veelvuldig gesproken over het Brugse Dagboek van de Doppere69. De tekst van het hs. D[owaai] 1110 (844), ff. 417 r-506 v (= E.C. II, ff. [226] rb- [292] rb) bevat meer dan enkel het relaas van de feiten tussen de jaren 1482 en 1499. Het verhaal vangt aan net na de dood van hertogin Maria (d.i. 27 maart 1482). Maar de ff. 417 r420 r (= E.C. II, ff. [226] ra tot [228] rb) kunnen gezien worden als een inleiding, die in het 1987 (ed.). R. Jansen-Sieben, (ABB. Extranr. 34), Brussel, 1989, 51-71, 59-71; L. Th. Maes. “Mittelalterliche Strafwallfahrten nach Santiago de Compostella und Unsere Liebe Frau von Finisterra”. Festschrift Guido Kisch. Rechtshistorische Forschungen, Stuttgart, 1955, 99-118, herdrukt & geciteerd in: Id., Recht heeft vele Significatie. Rechtshistorische Opstellen (red.). J. Asaert. e.a., Brussel, 1979, 303-324; J. Richard. “Les Chemins de l’ Orient”. La France médiévale (dir.). J. Favier, Parijs, 1983, 449-463; P.-A. Sigal. “Pelgrims als bezondere Groep in de Samenleving.” Uit het Frans vertaald door A. Verrycken. Pelgrims door de eeuwen heen. Santiago de Compostela (Red.). J. van Herwaarden, Utrecht, 1985,148-186; E.[H.G.]. van Cauwenberghe. “Jan Aerts: een Mechelaar op Pelgrimstocht tussen ‘Kruis en wassende Maan’”. Recht in Geschiedenis: Een Bundel Bijdragen over Rechtgeschiedenis van de Middeleeuwen tot de hedendaagse Tijd aangeboden aan prof. dr. Fernand Vanhemelryck (red.). J. Ockeley., J. Janssens., F. Gotzen., L. Verbesselt & V. Boulpaep, Leuven, 2005, 353377; F. Vanhemelryck. “Strafbedevaarten in Brabant”. Reizen en Reizigers in Brabant, 117161, 120-123, 134-140, 144-148, 152-153; J. van Herwaarden. Opgelegde Bedevaarten. Een Studie over de Praktijk van Opleggen van Bedevaarten (met name in de stedelijke Rechtspraak) in de Nederlanden gedurende de late Middeleeuwen (ca. 1300-1550), (Van Gorcum’ s Historische Bibliotheek, 95), Assen-Amsterdam, 1978, xv-xxv, 68-73, 470-471 (Brugge), 73-86, 471-475 (Gent), 596-614; Id., “Hebben christelijke Bedevaarten een statusveranderend Effect gehad? Een Commentaar op een antropologische Beschouwing”. TG, XCIII (1980), 247-254; Id., “Geloof en Geloofsuitingen in de late Middeleeuwen in de Nederlanden: Jerusalembedevaarten, Lijdensdevotie en Kruisverering”. BMGN, XCVIII (1983), 400-429; Id., (red.). Pelgrims door de Eeuwen heen: Santiago de Compostela, Utrecht, 1985, 259-60; J. van Herwaarden. & R. De Keyzer. “Het gelovige Volk in de late Middeleeuwen”. AGN, IV (Haarlem, 1980), 405-420; A. Viaene. “De Vaart op Compostella vanuit Engelse en Vlaamse Havens, 1350-1520”. B, LXXVII (1977), 239-242; Id., Vlaamse Pelgrimstochten, xi-xiii; A. Willemsz[oon]. Bedevaart Naar Jerusalem in 1525. Toegelicht en uitgegeven door C.J. Gonnet, (Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom van Haarlem, 11), Haarlem, 1884, 233-250 & passim. 67Leiden, Universiteitsbibliotheek, Hs. Ltk 318, f. 162 r° -173 r° [1476]. Geschreven op last van Claes van Dorssen en Yde, zijn vrouw en afkomstig uit het Birgittenklooster te Gouda. Londen, British Library, Ms. Add. 10286, ff. 137 r° - 146 r°: De pelegremaedse van dat Heilighe Lant; Die peregrinacie van Iherusalem. Hs. in perkament in-4°, XVe eeuw (ed.). de Flou. & Gailliard, “Beschrijving”, I, 133-134 nr. 51 & Ib., III, 35-64 nr. 9; http://www.narrative-sources.be/ NL0383. 68D., f. 417 r. In o.s. hs.; de Doppere gebruikte de mos Gallicanus en Vorsterman de mos Brabantimus – voor beide auteurs een Paasstijl (Strubbe. & Voet, Chronologie van de Middeleeuwen, 55-58; Yernaux, “Notaires”, 136-137, 179). 69F.R.H. Du Boulay. “The German Town Croniclers”. The Writing of History in the Middle
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
kort de periode tot begin 1488 (n.s.) behandelt. Hierna volgt een veel gedetailleerder verslag (D. ff. 420 r-506 v of E.C. II, ff. [228] va tot [292] rb) van de gebeurtenissen van 1488 (n.s.) tot 1507 (n.s.). De dagboekstijl is duidelijk aanwezig. Bekijken wij als voorbeeld de tekst van D. ff. 427 v - 430 r (= E.C. II, ff. [239] rb tot [242] ra): de gebeurtenissen van achtereenvolgens 20, 2223, 26-30 maart 1488 (n.s.). Desalniettemin is het dagboek bewerkt: soms treffen wij kleine sprongen in de tijd aan; deze moeten de logische samenhang van de tekst verbeteren. Zo kan een proces dat bijvoorbeeld twee dagen duurt, in zijn geheel verteld worden, waarna dan teruggesprongen wordt om de andere feiten van die twee dagen te verhalen. Vraag is nu wanneer die bewerking van het zuivere dagboek naar een meer leesbare kroniek werd uitgevoerd? Deed de Doppere dit zelf ? Dan moet het gebeurd zijn vóór 1501 (het sterfjaar van de auteur). Bovendien is het niet zeker dat de verwerking (alleen) van de hand van de Doppere is70: de gehele tekst kan (steeds) opnieuw gewijzigd zijn tussen het ontstaan van de tekst, het kopiëren ervan 71, en de Editio princeps door Vorsterman in 1531. Lokalisering en argumentatie: Er kan geen twijfel over bestaan dat de kroniek in Brugge werd geschreven. Wij sommen hierna vooreerst een aantal uitwendige criteria op. Romboudt de Doppere was Bruggeling van geboorte, hij heeft in Brugge geleefd – hij woonde in de Waalsche strate, niet ver van Sint-Donaas72 – en is er ook gestorven. Bovendien was hij verbonden aan het Brugse Sint-Donaaskapittel als tweede kosterschatbewaarder; hij heeft daar waarschijnlijk eveneens school gelopen. Mogelijk werd hij er kanunnik. Ook de akten die door hem vanaf 1483 werden opgesteld, situeren zich in Ages. Essays Presented to Richard William Southern (eds.). R.H.C. Davis. & J.M. WallaceHadrill, Oxford, 1981, 455-469, 446-448; Dussart, “Dernier Manuscrit”, 300; Fris, “Cronycke”, 555; A.E. Galletti. “Motivations, Modalités et Gestions politiques de la Mémoire urbaine”. L’ Historiographie médiévale en Europe. Actes du Colloque organisé par la Fondation Européenne de la Science au Centre de Recherches historiques et juridiques de l’ Université Paris I, du 29 Mars au 1er Avril 1989 (ed.). J.-Ph. Genet, Parijs, 1991, 189-197, 193, 195-196; S. Haider. “Zum Verhältnis von Kapellanat und Geschichtsschreibung im Mittelalter”. Geschichtsschreibung und geistiges Leben im Mittelalter. Festschrift für Heinz Löwe zum 65. Geburtstag (eds.). K. Hauck & H. Mordek, Keulen-Wenen, 1978, 102-138, 102-103, 116-120, 128-129; Rommel, “Dagboek”, passim; Waale, “Pauli en het Auteurschap”, 169. 70Wij kregen de indruk dat de fragmenten van het vierde boek, bewaard in het hs. 730 van Sint-Omaars, veel meer werden verwerkt (en/of vertaald). Over het hs. schrijft Dussart: “Des nouvelles inexactes, insérées à leur date comme des on-dit, et démentées plus loin, nous prouvent que le journal de de Doppere était rédigé habituellement au jour le jour” (de Doppere, Chronique, iv; cfr. Simpson, Proof-Reading, 46-119). 71Zie supra nn. , & . 72De Waalse straat, de Walstrate of Waelstrate (1310) genoemd naar het Pandreitje – de vroegere stadswal waarin deze straat uitloopt (Jos. De Smet. “De Brugse Straatnamen in 1399 in het Cijnsboek van den Disch der Brugse O.L. Vrouwkerk”. Feestbundel H.J. Van de Wijer den Jubilaris aangeboden ter Gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig Hoogleeraarschap aan de R.K. Universiteit te Leuven 1919-1943 (ed.). H. Draye, (Leuven, 1944, 2 dln.), I, 331-363, hernomen in & geciteerd naar de overdruk (Uitgaven van de Gidsenbond, Brugge, nr. 26), Leuven, 1945, 35 blz., 5, 37; Rommel, “Dagboek”, 18; Ryckaert. & Morsa, Brugge, 236; Verschelde, “Étude sur les Noms”, 342, 388).
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
het Brugse73. Wij vermeldden reeds dat de Doppere secretaris was van de hulpbisschop van Doornik, Gilles de Baerdemakere (1476-1494). Deze behoorde tot de Orde van de Franciscanen74. Het was de gewoonte de hulpbisschop binnen een kloosterorde te kiezen, met als taak doorheen het bisdom, dat toen zeer groot was, te reizen om te assisteren daar waar het nodig was; hij verbleef dan in de kloosters van zijn orde. Uit de bronnen blijkt dat Gillis de Baerdemakere veel tijd in Brugge heeft doorgebracht: zo ook op 16 mei 1488 bij de publicatie door Maximiliaan I van het vredesverdrag75. Het bovenstaande zien wij bevestigd door een aantal inwendige criteria. Wanneer we de inhoud bekijken, wordt het duidelijk dat we te doen hebben met een Brugs verhaal. De auteur identificeert zich veelvuldig met de Brugse bevolking, zoals ook later nog uitvoeriger zal worden aangetoond76. Tevens verraadt de auteur vaak een grondige kennis van de stad. Zo in D. f. 457 v, waar verteld wordt over een hauwet van de neringen77. Opvallend is dat alle namen van de straten waar de milities voorbijkomen, worden opgesomd. Een dergelijk argument, dat beseffen wij, heeft een beperkte waarde en wij roepen het enkel in als een element van bevestiging. Ook de sympathie voor de Brugse zaak wijst in dezelfde richting: hierover hebben wij het grondiger in de inwendige kritiek. Het detail van bepaalde beschrijvingen wanneer het om Brugse gebeurtenissen gaat, terwijl de gebeurtenissen in de andere Vlaamse steden slechts fragmentair en vaag worden belicht, doet alle twijfel wegnemen; het herhaaldelijk weergeven van geruchten die de 73Bijna alle akten van de Doppere dragen de formule: Brugis in Burgo, in scriptorio meo (J. De Mey. “Notarissen op het Beursplein te Brugge”. B, XCII (1992), 76-82; Gilliodts-Van Severen, Inventaire. Introduction, 146-147; Rommel, “Dagboek”, 18; Yernaux, “Notaires”, 88-89; dezelfde auteur (Ib., 11) spreekt over de Doppere als over de meest gekende Brugse notaris). Cfr. Acta fuerunt hec Brugis, in scriptorio mei, notario publici subscripti [...] testibus ad hoc vocatis et rogatis (Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 181 nr. 1161, dd. 17 november 1478, s.n. door Lucas de Via, geciteerd door Discry, “Minutes des Notaires”, 550. 74Jos. De Smet. “De Vestiging van de Vier Bedelorden te Brugge in de 13e Eeuw”. B, LII (1951), 233-237; Geirnaert, “Brugge en het Europese Geestesleven”, 227-231; J. Longère. “Le Pouvoir de Prêcher et le Contenu de la Prédication dans l’ Occident chrétien”. Prédication et Propagande au Moyen Age: Islam, Byzance, Occident. [Actes des] Penn– Paris–Dumbarton Oaks Colloquia, III: Session des 20-25 Octobre 1980, organisée par G. Makdisi., D. Sourdel & Janine Sourdel-Thomine, (Université de Paris-Sorbonne; Université de Pennsylvanie), Parijs, 1983, 165-177, 169-173, 175-176; W. Simons. Bedelordekloosters in het Graafschap Vlaanderen. Chronologie en Topografie van de Bedel-ordenverspreiding vóór 1350, (Stichting Jan Cobbaut – Sint-Pietersabdij Steenbrugge), Brugge, 1987, 45-53. 75Gillis de Baerdemakere (✝ 28 maart 1494), O.F.M. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 76Blockmans, Volksvertegenwoordiging, 365-371. Dit komt reeds duidelijk naar voren in formules als wi van Brugghe, ons volc (daarmee de Bruggelingen bedoelend) en andere aanverwante formules. Wi van Brugghe o.a. in de volgende folio’ s van de E.C. II, [230] rb, [230] va, [231] vb, [232] rb, [235] ra, [235] rb, [235] va, [241] ra, [242] ra, [243] rb, [244] ra, [255] en ons volc in de volgende folios van de E.C. II, [231] vb, [244] ra, [245] ra, [245] rb, [255] rb, [257] ra, [259] rb, [260] va; het zijn echter redaktionele toevoegingen door W. Vorsterman: de vorm Brug(h)elins komt in de francofone literatuur het eerst voor in 14881492; Bruggeling daarentegen is 16e eeuws (A. V[iaene.]. “Hoe oud is ‘Bruggeling’?”. B, LIX (1958), 62-63. Dit wordt behandeld in de geloofwaardigheidskritiek 2.2.2. 77Zie infra n. .
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
ronde doen in de stad78, sluit hierbij aan. Ruimte- en tijdskader: Wij proberen hier de situatie te schetsen in Vlaanderen 79, en in het bijzonder te Brugge, op het einde van de 15e eeuw80. In het verleden werd Brugge gezien als een kwijnende stad – na haar grote bloeiperiode in de 13e tot de eerste helft van de 15e eeuw – die nog steeds in de Middeleeuwen verkeerde, in tegenstelling tot Antwerpen dat uitgroeide van een onbeduidend stadje tot het centrum van de wereldhandel in de Moderne Tijd. Recent onderzoek wijst echter op het ongenuanceerde beeld dat in het verleden over deze periode werd opgehangen en heeft deze antithese Brugge-Antwerpen heel wat afgezwakt. 78Slechts enkele duidelijke voorbeelden: E.C. II, ff [320] rb, [230] vb, [240] va & [243] vb. 79 Wij baseerden ons vooral op: Voor de sociaal-economische toestanden: Cl. Billen. “L’ Économie dans les anciens Pays-Bas du XIIe au XVIe Siècles. Conceptions Pirenniennes et Voies de Recherches actuelles”. La Fortune historiographique des Thèses d’ Henri Pirenne. Actes du Colloque, Bruxelles, 10-11 Mai 1985 (eds.). P. Goffin. & G. Samuel, (ABB. Num spéc., 28), Brussel, 1986, 61-86; W. Prevenier. “Henri Pirenne et les Villes des anciens Pays-Bas au bas Moyen-Age (XIV-XVe Siècles)”. Ib., 27-50; W.P. Blockmans. Mobiliteit van Cultuurdragers: Zwaartepunten in de Bourgondische Nederlanden, Zutphen, 1981, 7-13; Id., “Brugge als Europees Handelscentrum”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 41-55 & 419; Id., “De Landen van Belofte”. De gouden Delta der Lage Landen. Twintig Eeuwen Beschaving tussen Seine en Rijn (red.). P. Janssen., H. De Kok. e.a., (Bibliotheek van de Vrienden van het Mercatorfonds), Antwerpen, 1996, 81-111 & 397; M. Boone. “L’ Industrie textile à Gand au bas Moyen Age ou les Résurrections successives d’ une Activité réputée moribonde”. La Draperie ancienne des Pays-Bas: Débouchés et Stratégies de Survie (14e16e Siècles). Actes du Colloque tenu à Gand, le 28 Avril 1992 (eds.). M. Boone. & W. Prevenier, (SUSMLC, 1), Leuven-Apeldoorn, 1993, 15-61; W. Brulez. “Brugge en Antwerpen in de 15e en 16e Eeuw”. TG, LXXXIII (1970), 15-37, herwerkt & vertaald in: Id., “Bruges and Antwerp in the 15th and 16th Centuries: An Antithesis?”. AHN, VI (1973), 1-26; R. de Roover. “New Interpretations of the History of Banking”. Journal of World History, II (1954), 38-76, herdrukt in: Id., Business, Banking, and Economic Thought in Late Medieval and Early Modern Europe. Selected Studies (ed.). J. Kirshner, Chicago-Londen, 1974, 200-238, 204-213, 219, 237-238 (met lit.); Id., “Renseignements complémentaires sur le Marché monétaire à Bruges au XIVe et XVe Siècle”. ASÉB, CIX (1972), 51-91; R. Doehaerd. L’ Expansion économique Belge au Moyen Age, (“Notre Passé”), Brussel, 1946, 79-99, 120, herdrukt & geciteerd in: Id., Oeconomica Mediaevalia, (Centrum voor Sociale Structuren en Economische Conjunctuur), Brussel, 1984, 21-90, 63-74, 89-90; Y. Fujii. “Draperie urbaine et Draperie rurale dans les Pays-Bas méridionaux au Bas Moyen Age: une Mise au Point des Recherches après H. Pirenne”. JMH, XVI (1990), 77-97; Gailliard, Table analytique, 86-90; M.K.E. Gottschalk. “Het Verval van Brugge als Wereldmarkt”. TG, LXVI (1953), 1-26; J. Marechal. “Bruges, Métropole de l’ Occident”. Internationales Jahrbuch für Geschichts- und Geographie-Unterricht, XIII (1970-71), 150-163, herdrukt in: Id., Europese Aanwezigheid te Brugge. De vreemde Kolonies (XIVde-XIXe Eeuw), (Vlaamse Historische Studies, 3), Brugge, 1985, 211-227; J.H. Munro. “The Symbiosis of Towns and Textiles: Urban Institutions and the Changing Fortunes of Cloth Manufacturing in the Low Countries and England, 1270 - 1570", The Journal of Early Modern History: Contacts, Comparisons, Contrasts, III (1999):1, 1-74; O. Mus. “Pieter Lansaem, Promotor van de nieuwe Draperie te Ieper in de tweede Helft van de 15de Eeuw. (= Huldenummer B. Janssens de Bisthoven),
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
De Nederlanden en Italië waren in de periode 1300-1600 de dichtst bevolkte gebieden van Europa81. Vlaanderen stond duidelijk aan de top met ca. 1470 733,500 inwoners of 27,7 % van de bevolking van de Nederlanden82. Van de Vlamingen leefde toen 36 % in de steden: de grootste Vlaamse stad was Gent met ca. 1500 44,000 à 60,000 inwoners (26,77 %)83. In Noord-West Europa was enkel Parijs (1328: 80,000 inw.) groter dan Gent 84. Daarna volgde Brugge: de Brugse bevolking wordt in het jaar 1469 op 45,000, in 1477 op 42,000 en in 1500 op 40,000 inwoners geraamd (20,08 %). 85 Ter vergelijking: Doornik telde rond 1450 50,000 inwoners 86, Brussel 33,363 inw. in HSÉB, CXXX (1993), 61-88; H. Pirenne. Histoire de Belgique. Troisième Édition revue et corrigée, (Brussel, 31909-1932, 7 dln.), II, 429-452; Id., Histoire de Belgique des Origines à nos Jours. Quatrième Édition [illustrée], (Brussel, 41948-1952, 4 dln.), I, 471-482; W. Prevenier., J.-P. Sosson., M. Boone., e.a. “Le Réseau urbain en Flandre (XIIIe-XIXe Siècle): Composantes et Dynamique”. Le Réseau urbain en Belgique dans une Perspective historique (1350-1850). Approche statistique et dynamique, Actes [du] 15e Colloque Internationale, Spa, 4-6 Septembre 1990, (PCCH, Reeks in-8°, 86), Brussel, 1992, 157-200; E. Scholliers. & Chr. Vandenbroeke. “Structuren en Conjuncturen in de Zuidelijke Nederlanden 1480-1800". AGN, V, Haarlem, 1980, 252-301; H. Soly. “Economische Ontwikkeling en sociale Politiek in Europa tijdens de Overgang van Middeleeuwen naar Nieuwe Tijden”. TG, LXXXVIII (1975), 584-597, 585-586, 591, 596-597; E. van Cauwenberghe. “De economische Ontwikkeling in de Nederlanden vanaf de tweede Helft van de vijftiende Eeuw tot omstreeks 1576”. Opstand en Pacificatie in de Lage landen. Bijdrage tot de Studie van de Pacificatie van Gent, Verslagboek van het Tweedaags Colloquium van de vierhonderdste Verjaring van de Pacificatie van Gent, Gent, 22-23 oktober 1976, Gent 1976 , 173-183; H. Van der Wee. “Typologie des Crises et Changements de Structures aux Pays-Bas (XVe-XVIe Siècles)”. AESC, XVIII (1963), 209-225, herwerkt & vertaald als: Id., “Crisistypologie en Structuurwijziging in de Nederlandse Economie van de 15e en 16e Eeuw”. Id., Historische Aspecten van de economische Groei. Tien Studies over de economische Ontwikkeling van West-Europa en van de Nederlanden in het bijzonder (12e-19e Eeuw), (“Mens en Welvaart”), Antwerpen-Utrecht, 1972, 101-128, 103-112; Id., “De Overgang van Middeleeuwen naar Nieuwe Tijd”. WPGN (Amsterdam-Brussel, 1977, 3 dln.), II, 323-331, hernomen in: De Lage Landen van 1500 tot 1780 (red.). I. Schöffer., H. van der Wee. & J.A. Bornewasser, (Elseviers Historische Bibliotheek), Amsterdam-Brussel, 1978, 11-37; A. Vandewalle. “Een Europees Handelscentrum, 1100-1480”. Brugge: De Geschiedenis van een Europese Stad, Tielt, 1999, 59-85 & 219; J.A. van Houtte. “Bruges et Anvers, Marchés ‘nationaux’ ou ‘internationaux’ du XIVe au XVIe Siècle”. RN, XXXIV (1952), 89-108; Id., “Die Städte der Niederlande im Übergang vom Mittelalter zur Neuzeit”. RHV, XXVII (1962), 50-68, herdrukt in: Id., Essays on medieval and early modern Economy and Society, (SFLPL, Series A/Vol. 5), Leuven, 1977, 203-226; Id., “The Rise and Decline of the Market of Bruges”. EHR, 2e Reeks, XIX (1966), 29-47, herdrukt in: Id., Essays, 249-274; Id., “Welvaart en Politiek te Brugge ca. 1430-1482". VL, XXXI:188 (1982), 130-132; J.A. van Houtte. & R. Van Uytven. “Nijverheid en Handel”. AGN, IV (Haarlem, 1980), 87-111; R. Van Uytven. “Sociaal-economische Evoluties in de Nederlanden voor de Revoluties (veertiende-zestiende Eeuw)”. BMGN, LXXXVIII (1972), 60-89; Id., “Politiek en Economie: de Crisis der late XVe eeuw in de Nederlanden”. BTFG, LIII (1975), 1097-1149; Id., “Stages of Economic Decline: Late Medieval Bruges”. Peasants & Townsmen in Medieval Europe. Studia in Honorem Adriaan [E.]. Verhulst (eds.). J.-M. Duvosquel. & E. Thoen, Gent, 1995, 259-269; Id., “La Conjoncture
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
148287, Antwerpen 24,525 inw. in 1480 & 29,637 inw. in 1496 88, Rijsel 24,000 à 26,000 inw. in 147789, Leuven 17,700 inw. in 1480 & ca. 19,000 inw. in 1526 90, Mechelen 25,000 inw. in 92 154491,UV s-UHertogenboschU13,185Uinw.UinU1480U&U15,552UinU1496Uinw. , Ieper slechts ca. 93 10,000 inwoners (4,42 %); (in 1469: 9,900; in 1491: 7,626 inw.) , Sluis 9,720 inw. in 1469 (4,34 %)94, Kortrijk slechts 9,517 inw. in 1469 (4,25 %; 5,200 inw. in 1477/78) 95, Oudenaarde slechts 5,000 à 6,000 inw.96, Amsterdam slechts 8,635 inw. in 149497, Leiden 13,936 inw. in 1498 (1514: 12,800/14,250 inw.) 98 en Utrecht99 slechts ca. 10,000 inwoners100. Brugge was van de 13e tot de 16e eeuw uitgegroeid tot hét handels- en economisch commerciale et industrielle aux Pays-Bas bourguignons: Une Récapitulation”. Les Pays-Bas bourguignons. Histoire et Institutions. Mélanges André Uyttebrouck publiés par J.-M. Duvosquel., J. Nazet. & A. Vanrie, (ABB. Num. spéc. 53), Brussel, 1996, 435-468; W. Van Waesberghe. “Bijdrage tot de Studie van het Ambachtswezen. De Reglementering van de traditionele Brugse Textielambachten in de XVe en de XVIe Eeuw”. AML, XX (1969), 157173; Id., “De Invoering van de nieuwe Textielnijverheden te Brugge en hun Reglementering (Einde XVe-XVIe Eeuw)”. Ib., XX (1969), 218-238; H. Van Werveke. Brugge en Antwerpen. Acht eeuwen Vlaamsche handel, (Uitgave van het Willemsfonds, CLXXVII), Gent, 1941, 37117; Id., “Esquisse d’ une Histoire de la Draperie. Introduction historique”. G. De Poerck. La Draperie médiévale en Flandre et en Artois, (RUGWFWL, CX-CXII), (Brugge, 1951, 3 dln.), I, 7-25, hernomen in: Id., Miscellanea Mediaevalia. Verspreide Opstellen over economische en sociale Geschiedenis van de Middeleeuwen, Gent, 1968, 350-364; Id., “Industrial Growth in the Middle Ages: The Cloth Industry in Flanders”. EHR, 2e Reeks, VI (1954), 237-245, herdrukt in: Id., Miscellanea Mediaevalia, Gent, 1968, 381-391; Id., “The Economic Policies of the Governments: The Low Countries”. The Cambridge Economic History of Europe, III: Economic Organisation and Policies in the Middle Ages, Cambridge, 1963, 340-361; A.[E.]. Verhulst. “Grafschaft Flandern”. LM, IV (München-Zürich, 1987-1989), 524-530; J. Vermaut. “Schets van de Brugse Textielnijverheid tot omstreeks 1800". De Gidsenkring, V (1967), 2534, 26-27; Id., “De Textielnijverheid in Brugge en op het Platteland in westelijk Vlaanderen vóór 1800. Konjunktuurverloop, Organisatie en sociale Verhoudingen”. Bulletin van het O.S.G.G. Oud-Studenten in de Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Gent, XXIV (1974), 135144; Ph. Wolff. Automne du Moyen Age ou Printemps des Temps nouveaux? L’ Économie européene aux XIVe et XVe Siècles, (“Collection Historique”), Parijs, 1986, 231-240. 80Wij baseerden ons op: Voor de politieke geschiedenis: C.A.J. Armstrong. “The Burgundian Netherlands, 14771521". The New Cambridge Modern History, (Cambridge, 1957-1968), 12 dln.), I, 224-258; W.P. Blockmans. “Autocratie ou Polyarchie? La Lutte pour le Pouvoir politique en Flandre de 1482 à 1492 d’ après des Documents inédits”. BCRH, XCL (1974), 257-368; Id., “De Ontwikkeling van een verstedelijke Samenleving (XIe-XVe Eeuw)”. E. Witte. e.a., Geschiedenis van Vlaanderen van Oorsprong tot Heden, Brussel, 1983, 43-103, 345-347 (met lit.); W.P. Blockmans. & J. van Herwaarden. “De Nederlanden van 1493 tot 1555: binnenlandse en buitenlandse Politiek”. AGN, V (Haarlem, 1980), 443-491; H. de Schepper. “De burgerlijke Overheden en hun permanente Kaders”. Ib., 312-349; W.P. Blockmans. & W. Prevenier. In de Ban van Bourgondië, Houten, 1988, 139-162; F.W.N. Hugenholtz. “Crisis en Herstel van het Bourgondisch Gezag, 1477-1493". AGN, IV (Utrecht-Antwerpen &c., 1952), 1-26; Id., “Filips de Schone en Maximiliaans tweede Regentschap, 1493-1515". Ib., 27-50; Pirenne, Histoire de Belgique, II, 29-42; W. Prevenier. “Grafschaft Flandern”. LM, IV (München-Zürich, 19871989), 518-524; J. Van Rompaey. “De Bourgondische Periode”. WPGN (Amsterdam-Brussel,
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
internationale centrum: de Vlaamse lakenindustrie trok handelaars uit alle streken aan 101. In 1323 hadden de Bruggelingen het monopolie van het stapelrecht 102 afgedwongen, zodat alle waren die via het Zwin werden aangevoerd 103, naar Brugge moesten worden gebracht.
1977, 3 dln.), I, 263-327, 339-341, 288-291, hernomen in: De Lage Landen van Prehistorie tot 1500 (red.). R.C. van Caenegem. & H.P.H. Jansen, (Elseviers Historische Bibliotheek), Amsterdam-Brussel, 1978, 343-424, 440-444, 375-379; Id., “De Bourgondische Staatsinstellingen”. AGN, IV (Haarlem, 1980), 136-155; R. Van Uytven. “Crisis als Cesuur 1482-1494". AGN, V (Haarlem, 1980), 420-434. 81K.J. Beloch. Bevölkerungsgeschichte Italiens, (Berlijn-Leizig, 1937-1965, 3 dln.), III, 339349; R. de Roover. Money, Banking and Credit in Medieval Bruges. Italian MerchantBankers, Lombards an Money-Changers, A Study in the Origines of Banking, (Publications [of] The Mediaeval Academy of America, 51), Cambridge, Mass., 1948, 9-28; K. Mittermaier. Die Politik der Renaissance in Italien, Darmstadt, 1995, 40-42; A. Vandewalle. & N. Geirnaert. “Brugge en Italië”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 183-205 & 425-426, 190-192, 199-205; Wolff, Automne du Moyen Age, 207-231. 82J. Attali. 1492, Parijs, 1992, 19; Decavele, “Culturele en intellectuele Netwerk”, 375; Jos. De Smet. “Het Bevolkingscijfer van de grote Vlaamse Steden in de Middeleeuwen”. Ad Harenas. Gedenkboek van de Jubelviering van het Sint-Lodewijkscollege (dir.). Eg. I. Strubbe., J.A. van Houtte. & A. Viaene, Brugge, 1960, 87-94; W. Prevenier. “La Démographie des Villes du Comté de Flandre aux XIIIe et XIVe Siècles. État de la Question. Essai d’ Interprétation”. RN, LXV: 257 (1983), 255-275; Id., “Bronnen voor de historische Demografie van de Zuidelijke Nederlanden in de Middeleeuwen. Kritische Beschouwingen”. Bronnen en Methoden van de historische Demografie voor 1850. Handelingen van de Studiedag te Brussel, 23 Mei 1984 (ed.). F. Daelemans, (ABB. Extranr. 24), Brussel, 1984, 343; E. Thoen. “Historical Demography in late Medieval Rural Flanders: Recent Results and Hypotheses”. Peasants & Townsmen in Medieval Europe. Studia in Honorem Adriaan [E.]. Verhulst (eds.). J.-M. Duvosquel. & E. Thoen, Gent, 1995, 573-582; C. Weightman. Margaret of York. Duchess of Burgundy, 1446-1503, Paperback Edition, with Corrections, Stroud & New York, 21993, 61, 227 n. 3. 83M. Boone. & Th. de Hemptinne. “Le Clergé séculier Gantois en 1498-1499”. BCRH, CXIX (1983), 377-430, 403, n. 53; Prevenier., Sosson., Boone., e.a., “Réseau urbain en Flandre”, 191; R.W. Unger. “Feeding Low Countries Towns: the Grain Trade in the Fifteenth Century”. BTFG, LXXVII (1999), 329-358, 330. 84Ph. Dollinger. “Le Chiffre de Population de Paris au XIVe Siècle. Note complémentair e (1976)”. Id., Pages d’ Histoire. France et Allemagne médiévales – Alsace, (Collection de l’ Institut des Hautes Études alsaciennes, XXV), Parijs, 1977, 69-72; J. Favier. “Les Rôles d' Impôts parisiens du XVe Siècle. (A propos d’ un Article récent)”. BÉC, CXXX (1972), 467491, 484-485; J. Guerout. “Fiscalité, Topographie et Démographie à Paris au Moyen Age. (A propos d’ une Publication récente de Rôles d’ Impôt)”. Ib., CXXX (1972), 33-129, 110-115 & 383-465, 409-416, 418-419. 85A. Janssens. “Het Brugse Bevolkingsaantal in 1477”. Van Middeleeuwen tot Heden.
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
Vooral de Hanzeaten (de Oosterlingen)104, maar ook de Catalanen, de Castilianen 105 en tevens de Portugezen106 waren belangrijk. Het contact tussen de vreemde kooplieden verliep in de laatmiddeleeuwse steden verplicht via een inwoner van de stad, de makelaar107. Ook te Brugge behoorden de begoede families van internationale handelaars en hosteliers108 – de Scutelare’ s, de Honin’ s, de Metteneye’ s – in de 14e eeuw door hun monopolie tot de gevestigde orde, al lijkt het dat de stedelijke overheid op dit gebied eerder laks was. De hosteliers (waarden) waren vaak tevens makelaar en zaakwaarnemer wanneer de vreemde koopman weer vertrokken was. Op het politieke vlak waren zij eveneens erg belangrijk: vanaf 1387 namen de Vier Leden van Vlaanderen met de Brugse Bladeren door Brugse Kunst en Geschiedenis, Brugge, 1983, 29-35, 32, 34; E.F. Koller. The Historical Geography of Bruges, Belgium. A Thesis in Geography, (Th. Pennsylvania State University), S.l., 1964, 184-186; Prevenier., Sosson., Boone., e.a., “Réseau urbain en Flandre”, 191; E. Thoen. “Verhuizen naar Brugge in de late Middeleeuwen. De Rol van de Immigratie van de Poorters in de Aanpassing van de Stad Brugge aan de wijzigende ekonomische Omstandigheden (14e-16e Eeuw)”. Beleid en Bestuur in de oude Nederlanden. Liber Amicorum Prof. Dr. M. Baelde (eds.). H. Soly. & R. Vermeir, Gent, 1993, 329-349; Unger, “Feeding Low Countries Towns”, 330; Van Uytven, “Stages of Economic Decline”, 263. 86G. Wymans. “Le Déclin de Tournai au XVe Siècle”. Album E. Lousse, I, (APAÉ, XXII), Leuven-Parijs, 1961, 111-134, 118-119. 87Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 51; Unger, “Feeding Low Countries Towns”, 330. 88Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 51; Unger, “Feeding Low Countries Towns”, 330. 89D. Clauzel. “Aspects de la Vie des Lillois pendant la Période bourguignonne”. PBF, IX (1984), 144-159, 149, 157-158. 90Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 51; R. Van Uytven. “Stad en Ommeland van de 14de tot de 16e Eeuw: de Bevolking”. Leuven “De beste Stad van Brabant”, I: De Geschiedenis van het Stadsgewest Leuven tot omstreeks 1600 samengesteld door R. Van Uytven, (Jaarboek Arca Lovaniensis, 7), Leuven, 1980, 113-127, 113-114. 91Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 51; Unger, “Feeding Low Countries Towns”, 330. 92Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 51. 93“Annales rerum in Hollandia et Dioecesi Ultrajectina gestarum Ann. MCCCCLXXXI et duobus seqq. Auctore incerto sed accurato et aequali eorum Temporum”. Bisschop David van Bourgondië en zijn Stad. Utrechtsch-Hollandsche Jaarboeken 1481-1483, van de Hand van een onbekenden, gelijktijdigen Schrijver, naar den eersten Druk van Antonius Matthaeus’ Analecta (1698) (ed.). N.B. Tenhaeff, (Herdrukken van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, 2), Utrecht, 31920, xv n. 1; Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 51; J. Demey. “Proeve tot Raming van de Bevolking en de Weefgetouwen te Ieper van de XIIIe tot de XVIIe Eeuw”. BTFG, XXVIII (1950), 1031-1048, hernomen in: Prisma van de Geschiedenis van Ieper. Een Bundel historische Opstellen (red.). O. Mus, Ieper, 1974, 157-170, 158, 165, 166, n. 2; Jos. De Smet, “Bevolkingscijfer”, 90; Munro, “Economic Depression”, 249 n. 21; Mus, “Mutaties in de Samenstelling van de Ieperse Magistraat in de 15e Eeuw”, 78, 87, 88-92 (met lit.); H. Pirenne. “Les Dénombrements de la Population d’ Ypres au XVe Siècle (1412-1506). (Contribution à la
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
internationale handelaars het initiatief tot de onderhandelingen van het particuliere handelsakkoord van 1407 tussen Vlaanderen en Engeland109.
Statistique sociale du Moyen Age)”. Vierteljahrschrift für Sozial- und Wirtschaftsgeschichte, I (1903), 1-32, herdrukt in: Id., Histoire économique de l’ Occident médiéval, Brugge, 1951, 458-488, of in: Prisma van de Geschiedenis van Ieper (red.). O. Mus, Ieper, 1974, 359-390, 359, 362, 365, 374; Prevenier., Sosson., Boone., e.a., “Réseau urbain en Flandre”, 191. 94Prevenier., Sosson., Boone., e.a., “Réseau urbain en Flandre”, 191. 95Prevenier., Sosson., Boone., e.a., “Réseau urbain en Flandre”, 191; E. Warlop. “De Middeleeuwen”. De Geschiedenis van Kortrijk (Eindred.). N. Maddens, Tielt, 1990, 33-146, 142. 96P. Stabel. “L’ Encadrement corporatif et la Conjoncture économique dans les petites Villes de la Flandre orientale: Contraintes ou Possibilités?”. Les Métiers au Moyen Age. Aspects économiques et sociaux, Actes du Colloque International de Louvain-la-Neuve, 7-9 Octobre 1993 (eds.). P. Lambrechts. & J.-P. Sosson, (Publications de l’ Institut d’ Etudes Médiévales [de l’] Université catholique de Louvain. Textes, Études, Congrès, 15), Louvain-la-Neuve, 1994, 335-348, 336-337, 340. 97Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 51; A.G. Jongkees. “La Hollande bourguignonne: Son Intérêt pour les Ducs Valois”. [Actes des] Rencontres de Leyde, 8 au 10 Septembre 1976, (PCEÉB, XVIII), Bazel, 1977, 65-75, herzien herdrukt in: Id., Burgundica et Varia. Keuze uit de verspreide Opstellen van Prof. Dr. A.G. Jongkees hem aangeboden ter Gelegenheid van zijn tachtigste Verjaardag op 14 Juli 1989 door de Kring van Groninger Mediaevisten “Amici” (eds.). E.O. van der Werff., C.A.A. Linssen. & B. Ebels-Hoving, (MSB, 19), Hilversum, 1990, 150-161, 156. 98Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 51; M.C. Howell. Women, Production, and Patriarchy in Late Medieval Cities, (Women in Culture and Society Series (ed.). C.R. Stimpson), Chicago & Londen, 1986, 191-192. 99“Annales rerum in Hollandia”, xiv n. 3; D.A. Berents. Misdaad in de Middeleeuwen. Een Onderzoek naar de Criminaliteit in het laat-middeleeuwse Utrecht, (Stichtse Historische Reeks, 2), S.l. [Utrecht], 1976, 81; Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 51; W.P. Blockmans. “Privaat en openbaar Domein. Hollandse Ambtenaren voor de Rechter onder de Bourgondiërs”. Peasants & Townsmen in Medieval Europe. Studia in Honorem Adriaan [E.] Verhulst (eds.). J.-M. Duvosquel. & E. Thoen, Gent, 1995, 707-719, 709. 100Ter vergelijking: Holland telt op het einde der 15e eeuw ca. 250,000 inwoners waarvan 44 tot 52% in de steden woont, verdeeld over 6 agglomeraties van ca. 10,000 inwoners (Blockmans, “Privaat en openbaar Domein”, 709; Jongkees, “Hollande bourguignonne”, 156, 156 n. 17; Unger, “Feeding Low Countries Towns”, 330). 101Brugge als financieel centrum: E. Aerts. “Geld en Krediet. Brugge als financieel Centrum”. Brugge en Europa (dir.) V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 57-71 & 149-420; W. [P.]. Blockmans. “Brugge als Europees Handelscentrum”. Ib., 41-55 & 419; E. Aerts.
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
Op het einde van de 15e eeuw was de stad Brugge over haar economisch hoogtepunt heen: aanvankelijk werd de verzanding van het Zwin als dé oorzaak van deze economische recessie aangewezen110. Daarbij werd vergeten dat ook tijdens de bloeiperiode van de handel, de zeeschepen niet verder dan Damme, en later Sluis, de voorhavens van Brugge, konden varen. In de 15e eeuw verzandde ook de rede van Sluis, zodat de schepen op de Walcherse rede (Middelburg, Arnemuiden) voor anker moesten gaan. Naast Damme en Sluis – in het ruimere geografische kader van de Scheldedelta – werden ook Middelburg in Zeeland en Arnemuiden door Brugge beheerst 111. Dit blijkt typisch te zijn voor de Vlaamse steden in de late Middeleeuwen: elke stad was kern voor “Wisselruiterij in de Lage landen. De Wisselbrief op de Brugse Geldmarkt tijdens de late Middeleeuwen”. Ter Beurze. Geschiedenis van de Aandelenhandel in België, 1300-1990 (ed.). G. De Clercq, Brugge-Antwerpen, 1992, 33-49; G. De Clercq. “In Brugge is er een Plein... Brugge als financiële Markt in de 14de-15de Eeuw”. Ib., 1992, 15-31; M.K.E. Gottschalk. “Het Verval van Brugge als Wereldmarkt”. TG, LXVI (1953), 1-26; J. Heers. “Kredit”. LM, V (München-Zürich, 1990-1991), 1481-1483; A. Vandewalle. “Bruges as a medieval Trade Centre”. Bruges and Zeebrugge. The City and the Sea, S.l. [Londen], 1995, 32-47; J.A. van Houtte. “Börse”. Ib., II (München-Zürich, 1981-1983), 467; J.[M.]. Murray. “Een Bakermat van het Kapitalisme: Brugge in de 14de Eeuw”. HSÉB, CXXXI (1994), 167177. 102“Quant à l’ étape des toutes les marchandises passant par le Swin, qui était localisée à Bruges au temps de sa splendeur, elle fut limitée, après les troubles de 1483-1492, à un certain nombres de produits. Ce furent, par exemple, pour les Espagnols théoriquement la laine, le fer et l’ alun et pratiquement le laine seulement.” (J. Marechal. “Le Départ de Bruges des Marchands étrangers (XVe et XVIe Siècles)”. ASÉB, LXXXVIII (1951), 26-74, herdrukt & geciteerd in: Id., Europese Aanwezigheid, 180-210, 256-266, 187; Gailliard, Table analytique, 141-144, 193, 224-225; R. Sprangel. “Stapel”. LM, VIII (München-Zürich, 1996-1997), 59-60; van Houtte, Geschiedenis van Brugge, 598). 103Cfr. Attali, 1492, 76-93; de Roover, “Renseignements complémentaires”, 63-65; Doehaerd, Expansion économique, 47-79, 113-120; Id., Oeconomica Medievalia, 44-63, 8490; R. Fossier. Histoire sociale de l’ Occident médiéval, (Collection U. “Histoire médiévale”), Parijs, 245-277; Gailliard, Table analytique, 120, 141-144, 193, 224-225; L. Gilliodts-Van Severen. Cartulaire de l’ ancienne Étaple de Bruges, (Publications [de la] Société d’ Émulation de Bruges. Recueil de Chroniques, Chartes et autres Documents concernant l’ Histoire et les Antiquités de Flandre-Occidentale. Troisième Série: Documents isolés, Chartes et Keuren in-8°, 4), (Brugge, 1904-1906, 4 dln.), I, 153-159, nrs. 219-223 (1322-1324); J.H. Munro. “Bruges and the Abortive Staple in English Cloth: An Incident in the Shift of Commerce from Bruges to Antwerp in the late Fifteenth Century”. BTFG, XLIV (1966), 1137-1159, herdrukt & geciteerd in: Id., Textiles, Towns and Trade. Essays in the Economic History of Late-Medieval England and the Low Countries, (Collected Studies Series, CS442), Aldershot & Brookfield, 1994, art. VI; Prevenier. & Blockmans, Bourgondische Nederlanden, 97-110; W. Stein. Die Genossenschaft der deutschen Kaufleute zu Brügge in Flandren, Berlijn, 1890, 14-28 & passim; A. Vandewalle. “The Financial Centre of medieval Europe. Bruges and Zeebrugge. The City and the Sea, S.l. [Londen], 1995, 44; J.A. van Houtte. De Geschiedenis van Brugge, Tielt-Bussum, 1982, 195-223, 598; Th. Vandercruysse.
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
haar omgeving en haar invloed strekte zich 20 à 30 kilometer in het rond uit 112. Belangrijker was ongetwijfeld de concurrentie – vanaf de 14e eeuw – van het Engelse laken: om de eigen Vlaamse markt te beschermen, werd de invoer van het Engelse laken verboden113. De Engelse kooplui voeren van dan af op Antwerpen 114. Van daaruit werd het laken over de gehele bekende wereld verspreid via de Brabantse jaarmarkten: deze trokken nu veel vreemde kooplui aan115. Maar vergeten wij niet dat ook vele Brugse handelaars zeer actief waren op deze jaarmarkten: een aanzienlijk deel van het Engelse textiel wordt door Brugse kooplui opgekocht en verder verhandeld116. Tot voor kort werd gesteld dat Antwerpen door een samenloop van omstandigheden het centrum van de koloniale wereldhandel werd, zo typisch én belangrijk voor de (red.). Brugge en de Zee. Maritieme Geschiedenis van Brugge, Catalogus [van de Tentoonstelling], Stadshallen, Markt, 1 Mei-1 Augustus 1982, Brugge, 1982, 19-32, 106-135. 104Voor de Oosterlingen en de Hanze: J.H.A. Beuken. De Hanze in Vlaanderen, MaastrichtVroenhoven, s.a. [1950], 11-59, 144-190 & 193-199; W.[P.]. Blockmans. “Handelstechniken in Flandern und Brabant im Vergleich mit denjenigen der Hanse, 14.-15. Jahrhundert”. Brügge-Colloquium des Hansischen Geschichtsvereins, 26.-29. Mai 1988. Referate und Diskussionen (ed.). K. Friedland, (Quellen und Darstellungen zur Hansisischen Geschichte. Neue Folge, XXXVI), Keulen-Wenen, 1990, 25-32; R. Spranger. “Die strukturellen Merkmale des hansischen Handelsstellung in Brügge”. Ib., 69-81; R. De Roover. “La Communauté des Marchands lucquois à Bruges de 1377 à 1494". HSÉB, LXXXVI (1949), 23-89; H.J. Leloux. “De Oosterlingen en andere vreemde Kooplieden te Brugge en kerkelijke en sociaal-caritatieve Instellingen”. Ib., CX (1973), 21-39; H. Van Werveke. “‘Hansa’ in Vlaanderen en aangrenzende Gebieden”. Ib., XC (1953), 5-42, herdrukt & geciteerd in: Id., Miscellanea Mediaevalia, 60-87; Ph. Dollinger. La Hanse (XIIe-XVIIe Siècles), (Collection Historique), (Parijs, 1964; Reprint : Parijs, 1970), 58-59, 68-72, 85-91, 99-102, 124-126, 130132, 306-310, 368-371, 375-381, 386-388, 544; Id., “De Hanze: Evolutie van een middeleeuwse Instelling”. De Wereld van de Hanze (dir.). A. d’ Haenens, Antwerpen, 1984, 391-403; J.-P. Sosson. “Het Oosterlingenhuis te Brugge”. Ib., 175-181; H. Van der Wee. “Het langzame Proces van Desintegratie”. Ib., 391-403; W. Friccius. “Der Wirtschaftskrieg als Mittel hansischer Politik im XIV. und XV. Jahrhundert”. HGB, LVII (1932), 38-77 & Ib., LVIII (1933), 52-121; H.J. Leloux. “Kirche und Caritas im Leben der Genossenschaft des deutschen Kaufmanns zu Brügge”. Ib., XCI (1973), 34-45; A. Greve. “Hanzeatic Merchants: Banking Customs in 14th Century Bruges”. Public and Private Finances in the late Middle Ages. Proceedings of the Colloquium [at] Ghent, May 5th and 6th 1995 (eds.). M. Boone. & W. Prevenier, (SUSMLC, 4), Leuven-Apeldoorn, 1996, 3-13; H.J. Leloux. “De Brugse Oosterlingen en de Taal van hun Correspondentie”. WTijd, XXX (1971), 207-220; Id., “Kulturelles, insbesondere literarisches Interesse der Brügger Osterlinge und niederdeutsche Literatur”. Jahrbuch für niederdeutsche Sprachforschung, XCVI (1973), 18-33; F. [De Smidt.]. Het Oosterlingenhuis te Brugge en zijn Ontwerper Jan Vanden Poele, (Archeologische ̓sHandelingen ̓sin ̓sVerband ̓smet ̓s‹s ̓sLands ̓sWederopbouw, ̓sVIII), ̓sAntwerpen, 1948,7-25; H. Kellenbenz. “Faktor”. LM, IV (München-Zürich, 1987-1989), 234-235; K. Wriedt. “Hanse”. Ib., IV (München-Zürich, 1987-1989), 1921-1926; J. Marechal. “De Betrekkingen tussen Karmelieten en Hanzeaten te Brugge van 1347 tot 1523". HSÉB, C (1963), 206-227, herdrukt & geciteerd in: Id., Europese Aanwezigheid, 63-81 & 232-234; W. Paravicini. “Brugge en Duitsland”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 99-127, 422-423, 100-114; H. Sproemberg. “Die Hanse in europäischer Sicht”. Dankwerc. Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. D.Th. Enklaar ter Gelegenheid van zijn vijfenzestigste Verjaardag (red.) W. Jappe Alberts e.a., Groningen, 1959, 127-151; Id. “Die
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
Nieuwe Tijd. Brugge zou hierin geen rol hebben gespeeld en zo noodzakelijkerwijze moeten doodbloeden. Toch blijkt dat, in de tweede helft van de 15e eeuw, Brugge niet alleen de belangrijkste afzetmarkt was voor Afrikaans ivoor en en orseille (purper- of verfmos) van de Canarische eilanden, maar ook voor suiker 117 uit Madeira118, één van de voornaamste koloniale producten van de tijd. Grote Brugse handelscompagnieën hadden onder de kolonisatoren Jacob van Brugge (Jacome de Bruges) (1450 – ca. 1470; ✝ 1474), Joost de Hurtere sr. (Job de Utra) (1467-1495), Willem van der Haegen (Willem da Silveira) en Ferdinand van Olmen (1486-1487), hun eigen agenten op de Azoren 119 en de Madeiras en waren van het grootste belang voor de suikerproductie op de eilanden. Samengevat schrijft W. Brulez als volgt: Hanse in europäischer Sicht”. Handelingen [van het] 37e Congres, Brussel, 1958, [van het] Verbond der Geschiedkundige en Oudheidkundige Kringen van België, (HVGKB, XXXVII), Brussel, 1961, 211-224; É. Vanden Bussche. “Une Question d’ Orient au Moyen Age. Documents inédits et Notes pour servir à l’ Histoire du Commerce de la Flandre – particulièrement de la Ville de Bruges – avec le Levant”. F, IX (1878), 186-230; Wolff, Automne du Moyen Age, 259-269; F.D. Zeiler. “De Hanze: Macht of Verbeelding?”. SPH, XXVI (1991), 20-26. 105 Voor Spanje: H. Casado Alonso. “La Nation et le Quartier des Castillans de Bruges (XVeXVIe Siècles)”. ASÉB, CXXXIII (1996), 61-77; J. Marechal. “La Colonie espagnole de Bruges du XIVe au XVIe Siècle”. RN, XXXV (1953), 5-40, herdrukt & geciteerd in: Id. Europese Aanwezigheid, 90-120 & 239-251; P. Stabel. “Entre Commerce international et Économie locale. Le Monde financier de Wouter Ameyde (Bruges Fin XVe-Début XVIe Siècle)”. Finances publiques et Finances privées au bas Moyen Age. Actes du Colloque tenu à Gand, les 5 et 6 Mai 1995 (eds.). M. Boone. & W. Prevenier, (SUSMLC, 4), LeuvenApeldoorn, 1996, 75-99, 88-89; Vandewalle, Beknopte Inventaris, 124-125, nrs. 303-304; Id., “De Spanjaarden te Brugge, de trouwste vreemde Kolonie 13de-18de Eeuw”. Het SintFranciscus Xaveriusziekenhuis. Ziekenzorg in het Spaans Kwartier te Brugge, Een Initiatief van de Zwartzusters van Bethel, Brugge, 1985, 9-23; Id., “Brugge en het Iberisch Schiereiland”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 159-181 & 424425; Id., “Spanish Bruges from the 13th to the 16th Century”. Bruges and Zeebrugge. The City and the Sea, S.l. [Londen], 1995, 70-77; Id., “Het Spaanse Brugge, 1490-1600”. Brugge: De Geschiedenis van een Europese Stad, Tielt, 1999, 113-139 & 219-220; K Van Nieuwenhuyse. “De Integratie van de Castiliaanse Familie de Aranda in Brugge 1500-1765". HSÉB, CXXXVII (2000), 95-125, 97-101. 106Voor Portugal: J. Borges de Macedo (✝). “Bruges et le Portugal, Relations maritimes et commerciales jusqu’ à la Fin du 15e Siècle”. Actes [du] Colloque Historique International Flandre-Portugal 15e-18e Siècle, Brugge, 8-9 Septembre 1995, Kunst- en Congrescentrum Oud Sint-Jan (ed.). A. Vandewalle., (ASÉB, CXXXII, 3), Brugge, 1995 [1996], 281-284; J. Verissimo Serrao. “Portugal et la Flandre dans le Cadre de l’ Expansion maritime du Portugal”. Ib., 231-240; A. De Gryse. “Portugal en los Flamengos”. HGOKK, N.R. LX (1994), 257-269; Stabel, “Entre Commerce international et Économie locale”, 88-89; É. Vanden Bussche. “Mémoires sur les Relations qui existèrent autrefois entre les Flamands de Flandre – particuliérement ceux de Bruges – et les Portugais”. F, IV (1872-1873), 32-56, 117148 & 247-285, Ib., V (1873-1874), 103-118, 167-186 & 303-318, Ib., VI (1874-1875), 187196, Ib., VIII (1876), 217-250 & Ib., XVI (1885), 277-296, of de (gedeeltelijke) overdruk Brugge, 1874, 242 blz.; A. Vandewalle. “Het Natiehuis van de Portugezen te Brugge op het einde van de 15de Eeuw”. Getuigen in Polderklei. Huldeboek dr. hist. Godgaf Dalle (Red.). J.
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Er kan bezwaarlijk gesproken worden van een tegenstelling BruggeAntwerpen in de 15e en 16e eeuw. Het gaat niet op Brugge in die periode uitsluitend te zien als steeds maar verder vervallend tot aan het definitieve inslapen in de 16e eeuw, en Brugge en Antwerpen vormen geen contrast, noch inzake de producten die er worden verhandeld, noch inzake de groepen kooplui die er de toon Herregat., F. Becuwe. & J. Van Acker, Veurne, 1990, 171-180; Id., “Brugge en het Iberisch Schiereiland”, 159-170; J.A. van Houtte. “De politieke en dynastieke Banden tussen België en Portugal”. Vlaanderen en Portugal. Op de Golfslag van twee Culturen (red.). J. Everaert. & E. Stols, Antwerpen, 1991, 11-31 & 367; Id., “Portugal en de Brugse Handel tijdens de Middeleeuwen”. Ib., 33-51 & 367; Ch. Verlinden. “Draps des Pays-Bas et du Nord-Ouest de l’ Europe au Portugal au 15e Siècle”. Anuario de Estudios medievales, III (1966), 235-262. 107A.B. Hibbert. “The Economic Policies of Towns”. The Cambridge Economic History of Europe, III: Economic Organisation and Policies in the Middle Ages, Cambridge, 1963, 157229; S.L. Thrupp. “The Gilds”, Ib., 230-280; J.G.J. Koreman. “Aspecten van de Maastrichtse Lakennijverheid en -handel, in hoofdzaak gedurende de late Middeleeuwen”. Miscellanea Trajectensia. Bijdragen tot de Geschiedenis van Maastricht, uitgegeven bij Gelegenheid van het 300-Jarig Bestaan van de Stadsbibliotheek van Maastricht, 1662 – 31 Juli – 1962, (Werken uitgegeven door [het] Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap gevestigd te Maastricht, 4), Maastricht, 1962, 195-225, 214 & passim; O.G. Oexle. “Gilde”. LM, IV (München-Zürich, 1987-1989), 1452-1453; J.P. Peeters. “Het Verschijnsel der Gilden en Hanzen in de middeleeuwse Steden in de Nederlanden”. BTFG, LXII (1984), 271-288. 108Zie over de makelaarsnering: [E. Desaever. & P. Daelman.]. Kamer van Koophandel te Brugge. Oorsprong, Ontstaan en Oprichting [1667-1967], Brugge, 1967, 11-28, 75-80; Duclos, Bruges, 87, 356; Fossier, Histoire sociale de l’ Occident médiéval, 288-292, 354-355; Gailliard, Ambachten en Neringen, 151-153; L. Gilliodts-Van Severen. (ed.). “Les anciens Réglements de la Corporation de Courtiers de Bruges”. F, XII (1881), 121-148 & 219-260; A. Grebe. “De Brugse Makelaars”. Brugge: De Geschiedenis van een Europese Stad, Tielt, 1999, 73; M. Haegeman. De Anglofilie in het Graafschap Vlaanderen tussen 1379 en 1435. Politieke en economische Aspecten, (SL, XC), Kortrijk-Heule, 1988, 98-105 & passim; J. Marechal. Geschiedenis van de Brugse Beurs, Brugge, 1949, 23-24, 53; Murray, “Bakermat van het Kapitalisme”, 167-177; O. Mus. “Wouter Ameyde, een Brugse Waard-Makelaar op het Einde van de 15de Eeuw”. Album Albert Schouteet, Brugge, 1973, 117-132 (met lit.); Stabel, “Entre Commerce international et Économie locale, 80-81; Thielemans, Bourgogne et Angleterre, 349-356; A. Van den Abeele. & M. Catry. Makelaars en Handelaars. Van Nering der Makelaars naar Kamer van Koophandel in het XVIIde eeuwse Brugge, Brugge, 1992, 1226 & passim; Vandewalle, Beknopte Inventaris, 203-204, 121-122, nr. 299; J.A. van Houtte. “Les Courtiers au Moyen Age. Origine et Caractéristiques d’ une Institution commerciale en Europe occidentale”. RHDFÉ, 4e Reeks, XV (1936), 105-141, herdrukt & geciteerd in: Id., Essays, 19-47; Id., “Makelaars en Waarden te Brugge van de 13e tot de 16e Eeuw”. BGN, V (1950), 177-197 & Id., Geschiedenis van Brugge, 128, 163-192, 184, 204-207, 209, 211, 220). 109Chr. de Borchgrave. “De technische Aspecten van de Bourgondische Diplomatie onder hertog Jan zonder Vrees”. BTFG, LXXIII (1995), 287-318, 292, 299-300; Haegeman,
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
aangeven, noch, tenslotte inzake hun rol op internationaal gebied. Daarmee wil niet gezegd zijn dat we met tweelingen te doen hebben; de verschillen zijn er, en het zou wel heel verwonderlijk zijn indien zij er niet waren – doch het gaat m.i. om verschillen in accent, verschillen in nuancering en meer niet. 120
en J. Marechal voegt eraan toe: Anglofilie, 216-228, 229-240 & 259-263. 110Voor het Zwin: R. Degryse. “Brugge en de Pilotage van de Spaanse Vloot in het Zwin in de XVIe Eeuw”. HSÉB, CXVII (1980), 105-178 & 227-288, 105-135; M.[J.]. Ryckaert. “Brugse Havens in de Middeleeuwen”. Ib., CIX (1972), 5-27; Id., “Brugge als Europese Haven”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 27-39, 33-34 & 418-419; cfr. Id., “Hafen”. LM, IV (München-Zürich, 1987-1989), 1828-1829; A. De Smet. “L’ Origine des Ports du Zwin: Damme, Mude, Monikerede, Hoeke en Sluis”. Études d’ Histoire dédiées à la Mémoire de Henri Pirenne par ses anciens Élèves (dir.). F.-L. Ganshof., É. Sabbe. & F. Vercauteren, Brussel, 1937, 125-141; B. Fossion. “Bruges et les petites Villes du Zwin. A propos des ‘Réseaux’ urbains’. Le Réseau urbain en Belgique dans une Perspective historique (1350-1850). Approche statistique et dynamique, Actes [du] 15e Colloque Internationale, Spa, 4-6 Septembre 1990, (PCCH, Reeks in-8°, 86), Brussel, 1992, 337-339; Gailliard, Table analytique, 458-462; J. Parmentier. “The Struggle to maintain the Zwin”. Bruges and Zeebrugge. The City and the Sea, S.l. [Londen], 1995, 64-69; F. Petri. “Die Stellung der Südersee- und IJsselstädte im flandrisch-hansischen Raum”. HGB, LXXIX (1961), 34-57, herdrukt in: Id., Zur Geschichte und Landeskunde der Rheinlande, Westfalens und ihrer westeuropäischen Nachbarländer. Aufsätze und Vorträge aus vier Jahrzehnten (eds.). E. Ennen., A. Hartlieb von Wallthor. & M. van Rey, Bonn, 1973, 785-803 (met lit.); L.P.L. Pirenne. “De Oriëntatie van de Bossche Handel in de Nederlanden vóór 1550". Handelingen van het XXIVe Vlaams Filologencongres, Leuven, 6-8 April 1961, Leuven, 1961, 358-363; H. Rommel. “Brugge-Zeehaven”. B, VI (1895), 193-198, 356-364, 376-378 & Ib., VII (1896), 369-374; H.C.E.M. Rottier. “Nieuwe Steden in de Middeleeuwen”. SPH, XV (1980), 66-73; M. Ryckaert. & A. Vandewalle. “De Strijd voor het Behoud van het Zwin”. Brugge en de Zee. Van Bryggia tot Zeebrugge (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1982, 53-73; A. Vandewalle. “Hafen und Hafenarbeit im spätmittelalterlichen Brügge”. BrüggeColloquium des Hansischen Geschichtsvereins, 26.-29. Mai 1988. Referate und Diskussionen (ed.). K. Friedland, (Quellen und Darstellungen zur Hansisischen Geschichte. Neue Folge, XXXVI), Keulen-Wenen, 1990, 13-24. 111Voor Brugge als wereldhaven: Gailliard, Table analytique, 458-462; L. Gilliodts-Van Severen. “Bruges: Port de Mer. Étude historique sur l’ État de cette Question [...]”. ASÉB, (5e Reeks, VII) XLIV (1894), 1-540; J. Le Goff. “The Town as an Agent of Civilisation 12001500". The Fontana Economic History of Europe (ed.). C.M. Cipolla, 1: The Middle Ages, Londen-Glasgow, 1972, 71-106; M.[J.]. Ryckaert. “Geographie eines Weltmarktes: Handel und Stadttopographie im mittelalterlichen und frühneuzeitlichen Brügge”. BrüggeColloquium des Hansischen Geschichtsvereins, 26.-29. Mai 1988. Referate und Diskussionen (ed.). K. Friedland, (Quellen und Darstellungen zur Hansisischen Geschichte. Neue Folge, XXXVI), Keulen-Wenen, 1990, 3-12; A. Vandewalle. “Hafen und Hafenarbeit im spätmittelalterlichen Brügge”. Ib., 13-24; M. Ryckaert. “Brugge als Europese Haven”.
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
[...] Anvers resta, après le rétablissement de la paix aux bords du Swin, la métropole des Pays-Bas, qu’ elle était devenue à l’ époque du soulèvement des villes flamandes. Grâce à sa politique de liberté, elle garda dans ses murs la plupart des marchands anglais, qui y résidaient depuis des siècles, et presque tous les commerçants de l’ Allemagne du centre et du Sud-Ouest, qui venaient d’ arriver en grand nombre aux Pays-Bas, ainsi que quelques Espagnols, Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 27-39 & 418-419; M. Ryckaert. & A. Vandewalle. “De Strijd voor het Behoud van het Zwin”, 53-73; A. Vandewalle. “Schippers, Scheepsbouwers en Havenarbeiders”. Brugge en de Zee. Van Bryggia tot Zeebrugge (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1982, 99-119; Id., “Operation of the Port of Bruges from the 13th to the 16th Century”. Bruges and Zeebrugge. The City and the Sea, S.l. [Londen], 1995, 50-61; J. van Roey. “Handelsvaart van de Zuidnederlanders”. MGN, I, Bussum, 1976, 249-260 & 348. 112W.[P.]. Blockmans. “De Systèmes urbains: Pourquoi?”. Le Réseau urbain en Belgique dans une Perspective historique (1350-1850). Approche statistique et dynamique, Actes [du] 15e Colloque Internationale, Spa, 4-6 Septembre 1990, (PCCH, Reeks in-8°, 86), Brussel, 1992, 243-248; W. Prevenier., J.-P. Sosson., M. Boone., e.a., “Le Réseau urbain en Flandre (XIIIe-XIXe Siècle): Composantes et Dynamique”. Ib., 157-200; P. Stabel. “Markt en Hinterland: De centrale Functies van de kleinere Steden in Vlaanderen tijdens de late Middeleeuwen en het Begin van de Moderne Tijd”. Ib., 341-369; E. Ennen. “Zur Typologie des Stadt-Land-Verhältnisses im Mittelalter”. Studium Generale, XVI (1963), 445-456, 452456, herdrukt in: Id., Gesammelte Abhandlungen zum europäischen Städtewesen und zur rheinischen Geschichte (eds.). G. Droege., K. Fehn., D. Höroldt., F. Irsigler. & W. Janssen, e.a., Bonn, 1977, 181-197, 192-196 (met lit.); Fossier, Histoire sociale de l’ Occident médiéval, 317-328; T.S. Jansma. “Het economisch Overwicht van de laatmiddeleeuwse Stad t.a.v. het agrarisch Ommeland, in het bijzonder toegelicht met de Verhouding tussen Leiden en Rijnland”. Leids Jaarboekje, 1966, 93-108, herdrukt in: Id., Tekst en Uitleg. Historische Opstellen aangeboden aan de Schrijver bij zijn Aftreden als Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, Den Haag, 1974, 35-53; D. Keene. “Small Towns and the Metropolis: The Experience of Medieval England”. Peasants & Townsmen in Medieval Europe. Studia in Honorem Adriaan [E.] Verhulst (eds.). J.-M. Duvosquel. & E. Thoen, Gent, 1995, 223-238; W. Rösener. “Aspekte der Stadt-Land-Beziegungen im spätmittelalterlichen Deutschland”. Ib., 663-680; F. Petri. “Die Stellung der Südersee- und IJsselstädte im flandrisch-hansischen Raum”. HGB, LXXIX (1961), 34-57, herdrukt in: Id., Zur Geschichte und Landeskunde der Rheinlande, Westfalens und ihrer westeuropäischen Nachbarländer. Aufsätze und Vorträge aus vier Jahrzehnten (eds.). E. Ennen., A. Hartlieb von Wallthor. & M. van Rey, Bonn, 1973, 785-803 (met lit.); Pirenne, “De Oriëntatie van de Bossche Handel”, 358-363; J.A. van Houtte. “Gesellschaftliche Schichten in den Städten der Niederlande”. Untersuchungen zur gesellschaftlichen Struktur der mittelalterlichen Städte in Europa, (Vorträge und Forschungen hrg. vom Konstanzer Arbeitskreis für mittelalterliche Geschichte, XI), Konstanz-StuttgartSigmaringen, 1966, 259-276, herdrukt & geciteerd in: Id., Essays, 227-248, 236-246; Id., “Stadt und Land in der Geschichte des flandrischen Gewerbes im Spätmittelalter und in der Neuzeit”. Wirtschaftliche und soziale Probleme der gewerblichen Entwicklung im 15.-16. und 19. Jahrhundert, (Forschungen zur Sozial- und Wirtschaftsgeschichte, X), Stuttgart,
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
Italiens, Portugais, etc.121
Ook waren de Portugezen, de Engelsen en de Hoogduitsers economisch actief te Brugge122, in tegenstelling met wat lang werd aangenomen, nl. dat deze pas belangrijk werden te Antwerpen, in de overgang van de 15e naar de 16e eeuw 123.
1968, 90-101, herdrukt & geciteerd in: Id., Essays, 275-289, 281-286; Id., “Die Städte”, 5562 & 210-218; Id., Geschiedenis van Brugge, 163-192; A.[E.] Verhulst. ‘La Ville et son Émergence en Flandre’. Archéologie des Villes dans le Nord-Ouest de l’ Europe (VIIe-XIIIe siècle). Actes du IVe Congrès International d’ Archéologie Médiévale (Douai 1991), Textes réunis par P. Demolon., H. Galinié. & F. Verhaeghe, (Archaeologia Duacensis N° 11/Maison des Sciences de la Ville & de l’ Université de Tours N° 7), Dowaai, 1994 , 41-46; Ch. Verlinden. “Markets and Fairs”. The Cambridge Economic History of Europe, III: Economic Organisation and Policies in the Middle Ages, Cambridge, 1963, 119-153. 113Voor de Engelse wol: W. Brulez. “Engels Laken in Vlaanderen in de 14e en 15e Eeuw”. HSÉB, CVIII (1971), 5-25; E.M. Carus-Wilson. “Trends in the Export of English Woollens in the Fourteenth Century”. EHR, 2e Reeks, III (1950), 162-179, herdrukt & geciteerd in: Id., Medieval Merchant Venturers. Collected Studies, Londen, 1954, 239-264; H.L.Gray. “English foreign Trade from 1446 to 1482”. Studies in English Trade in the Fifteenth Century (eds.). E. [E.]. Power. & M.M. Postan, (Studies in Economic and Social History, V), Londen, 1933, 138, 361-364 & 401-406; M.M. Postan, “The economic and political Relations of England and the Hanse from 1400 to 1475”. Ib., 91-153, 373-380 & 407-408, herdrukt in: Id., Medieval Trade and Finance. [Collected Essays], Cambridge, 1973, 232-304, 278-279, 301-302 & passim; E.[E.]. Power. “The Wool Trade in the Fifteenth Century”. Ib., 39-90 & 365-372; Haegeman, Anglofilie, 216-228, 229-240 & 259-263; J.H. Munro. “Industrial Protectionism in medieval Flanders: urban or national?”. The medieval City (eds.). H.A. Miskimin., D. Herlihy. & A.L. Udovitch, New Haven & Londen, 1977, 229-267, 231-233, 241-244, 250255, 266-267; Id., “Wool-Prices Schedules and the Qualities of English Wools in the later Middle Ages, c. 1270-1499”. Textile History, IX (1978), 118-169, 118-119, 136, 140-142, 146-159, geciteerd in: Id., Textiles, Towns and Trade. Essays in the Economic History of Late-Medieval England and the Low Countries, (Collected Studies Series, CS442), Aldershot & Brookfield, 1994, art. VII & III; Id., “Anglo-Flemish Competition in the International Cloth Trade, 1340-1520”. L’ Angleterre et les Pays-Bas bourguignonnes: Relations et Comparaisons, XVe-XVIe Siècle, [Actes des] Rencontres d’ Oxford, Septembre 1994 (ed.). J.M Cauchies, (PCEÉB, XXXV), Bazel, 1995, 37-60; J.J. Murray. Vlaanderen en Engeland. De Invloed van de Lage Landen op Engeland ten Tijde van de Tudors en de Stuarts, Antwerpen, 1985, passim; H. Pirenne, “Une Crise industrielle au XVIème Siècle. La Draperie urbaine et la “nouvelle draperie” en Flandre”. BCLARB, (1905):5, 489-521, 492499, 504-507, 509-512; Stabel, “Entre Commerce international et Économie locale”, 90; Thielemans, Bourgogne et Angleterre, 200-212 & passim. 114Voor Antwerpen: G. Asaert. “Handel in Kleurstoffen op de Antwerpse Markt tijdens de XVe Eeuw”. Economische Geschiedenis van België. Behandeling van de Bronnen en Problematiek, Handelingen van het Colloquium te Brussel, 17-19 Nov. 1971 (Ie-IVe Secties) [(ed.). H. Coppejans-Desmedt], Brussel, 1972, 261-271; Id., “De Late Middeleeuwen (ca.
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Volgens W. Brulez, J. Marechal en R. Van Uytven moeten de hoofdoorzaken van de overgang Brugge-Antwerpen niet in het economische gezocht worden: Wellicht dient men daarnaast dan ook opnieuw meer belang te hechten aan oudere verklaringen, die door de klassieke stelling (nl. de antithese BruggeAntwerpen op economisch vlak) grotendeels werden verworpen ‒ ik denk daarbij met name aan de politiek-militaire troebelen van het einde van de 15e eeuw.124 , La cause immédiate de la décadence de Bruges et de l’ essor d’ Anvers, pendant la minorité de Philippe le Beau, doit être recherchée dans les événements
1200-ca. 1500)”. De Stad Antwerpen van de Romeinse Tijd tot de 17de Eeuw. Topografische Studie rond het Plan van Virgilius Bononiensis 1565, (PCHU, Reeks in-4°, 7), Brussel, 1978, 41-57; K. Friedland. “Die ‘Verlegung’ des Brüggeschen Kontors nach Antwerpen”. HGB, LXXXI (1963), 1-19; M. Mollat. “Bruges et Anvers. La Notion de Liberté commerciale au Début du XVIe Siècle”. RN, XXXVI (1954), 165-170; Pirenne, “Une Crise industrielle au XVIème Siècle, 496-498; É. Sabbe. Anvers: Métropole de l’ Occident (1492-1566), (“Notre Passé”), Brussel, 1952, 7-19; A. Thijs. “Een Gilde van Breslause Kooplieden te Antwerpen (Einde van de 15e Eeuw-Eerste Helft van de 16e Eeuw)”. Album aangeboden aan Charles Verlinden ter Gelegenheid van zijn dertig Jaar Professoraat, Gent, 1975, 353-367; Id. “Een Wereldmarkt 1477-1585: Een ongeziene commerciële Groei”. Antwerpen: Twaalf Eeuwen Geschiedenis en Cultuur (dir.). K. Van Isacker. & R. Van Uytven, Antwerpen, 1986, , 93-102 & 421; J. Van Gerven. “Antwerpen in de veertiende Eeuw. Kleine Stad zonder Toekomst of opkomend Handelscentrum?”. BTFG, LXXVI (1998), 907-938; J.A. van Houtte. “La Genèse du grand Marché international d’ Anvers à la fin du Moyen Age”. RBPH, XIX (1940), 87126; Id., “Bruges et Anvers, Marchés ‘nationaux’ ou ‘internationaux’ du XIVe au XVIe Siècle”. RN, XXXIV (1952), 89-108; Id., “Anvers aux XVe et XVIe Siècles. Expansion et Apogée”. AÉSC, XVI (1961), 248-278; Id., “Le Problème du Déclin de Bruges et de l’ Essor d’ Anvers dans l’ Historiographie belge (XVIe-XIXe Siècles)”. Scrinium Lovaniense. Mélanges historiques, Historische Opstellen Étienne Van Cauwenbergh, (ULPGP, 4e Reeks, XXIV), Gembloux-Leuven, 1961, 393-410; Id., “The Rise and Decline of the Market of Bruges”. EHR, 2e Reeks, XIX (1966), 29-47. 115Voor Brabant: W.[P.]. Blockmans. “De Systèmes urbains: Pourquoi?”. Le Réseau urbain en Belgique dans une Perspective historique (1350-1850). Approche statistique et dynamique, Actes [du] 15e Colloque Internationale, Spa, 4-6 Septembre 1990, (PCCH, Reeks in-8°, 86), Brussel, 1992, 243-248; P. Bonenfant. “Achats de Draps pour les Pauvres de Bruxelles aux Foires d’ Anvers de 1393 à 1487. Contribution à l’ Histoire des petites Draperies”. Beitrage zur Wirtschafts- und Stadtgeschichte. Festschrift fur Hektor Ammann (eds.). H. Aubin., E. Ennen., H. Kellenbenz., Th. Mayer., Fr. Metz., M. Miller. & J. Schmithüsen, Wiesbaden, 1965, 179-187, herdrukt & geciteerd in: Id., Philippe le Bon. Sa Politique, son Action, 379391; R. Doehaerd. “Marchands mosans sur le Marché d’ Anvers à la fin du Moyen Age”. Mélanges Félix Rousseau. Études sur l’ Histoire du Pays mosan au Moyen Age, Brussel, 1958, 265-281; Prevenier., Sosson., Boone., e.a., “Réseau urbain en Flandre”, 190; Van Gerven, “Antwerpen in de veertiende Eeuw”, 907-938; R. Van Uytven. “De Havenstad van het middeleeuwse Brabant: Rijnhaven en regionale Markt met internationale Jaarmarkten”. Antwerpen: Twaalf Eeuwen Geschiedenis en Cultuur (dir.). K. Van Isacker. & R. Van Uytven, Antwerpen, 1986, 50-55 & 419; Id., “Brabantse en Antwerpse centrale Plaatsen (14de-19de Eeuw). Het stedelijk Netwerk in België in historisch Perspectief (1350-1850). Een statistische en dynamische Benadering, Handelingen [van het] 15de Internationaal
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
politiques, en particulier dans l’ attitude, nettement différente, adoptée par les deux cités rivales vis-à-vis de la régence de Maximilien d’ Autriche: tandis que la ville flamande se soulevait contre ce dernier, la ville brabançonne lui restait fidèle. Quant aux causes profondes, elles sont mentionnées explicitement pour la première fois à la date du 11 mars 1484: une liberté de commerce plus grande à Anvers qu’ à Bruges, suite notamment au régime des franches foires maintenu, en dehors de celle-ci et pendant toute l’ année ou à peu près, dans la ville brabançonne, au détriment du droit étape de la ville flamande, et d’ autre part, la centralisation et le développement du commerce entre l’ Angleterre et l’ Allemagne de l’ Ouest (Cologne), du Centre (Francfort-sur-le-Main) et du SudColloquium, Spa, 4-6 September 1990, (PCHU, Reeks in-8°, 86), Brussel, 1992, 29-79, 2940. 116E.M. Carus-Wilson. Medieval Merchant Venturers. Collected Studies, Londen, 1954, xvixxi, xxiv-xxx; Id., “Trends in the Export of English Woollens in the Fourteenth Century”. EHR, 2e Reeks, III (1950), 162-179, hernomen & geciteerd in: Id., Medieval Merchant Venturers, 239-264; Munro, “Economic Depression”, 237-239; Thielemans, Bourgogne et Angleterre, 200-212. 117Voor Madeira: [...] Herteri progenies Brugensis coepit colere quadam insulam, dictam Ille de Madere, quam vocabant “novam Flandriam”; inde vinum miserunt Brugas, unde antea nullum venerat. Insulam saccari optimi erat feracissima et aliarum rerum. (de Doppere, Chronique, 46). Of nog: Anno 1508 quamen ter Veer, in Zeelandt, twee schepen uut Canarien; ende waren deerste die uut Zeelandt in Spaengnen in de Eylanden gheweest hadden; de welcke gheladen waren met Canarie suycker; danof de schippers reysden tAntwerpen in de Marct, ende costent voor twee blancken tpont niet quyte werden. (Vlaamsche Kronyk, 284). 118Cfr. Attali, 1492, 92-93, 303-304; J. Everaert. “Canarische eilanden”, WPEV, II (Brussel, 1973), 93-94; Id., “Vlaamse Suikerbaronnen op Madeira (omstreeks 148-1620)”. Vlaanderen en Portugal. Op de Golfslag van twee Culturen (red.). J. Everaert & E. Stols, Antwerpen, 1991, 99-117 & 368 (met lit.); R. Haelewijn. “Problemen omtrent Joost de Hurtere”. Album Joseph Delbaere, Rumbeke, 1968, 133-139, 133-134 (met lit.); J. Mees. Histoire de la Découverte des Îles Açores et de l’ Origine de leurs Dénomination d’ Îles Flamandes, (RTFPLUG, XXVII), Gent, 1901, 88-123, 104-108; O. Mus. “De Brugse Compagnie Despars op het Einde van de 15e Eeuw”. HSÉB, CI (1964), 5-108, 16-27, 84-86 & passim; T. Van Biervliet. “Joost de Hurtere en de ‘Vlaemsche Eylanden’”. B, LX (1959), 129-133; M. van de Cruys. “Vlaamse Emigratie”. VS, XXVII (1991), 546-554, 546-547 & passim; Vanden Bussche, “Mémoires sur les Relations”, 303-315; E. van Veen. “Marital Policy and the Role of Flanders in the Colonisation of Madeira and the Azores”. Proceedings [of the] International Historical Symposium Flanders-Portugal 15th-18th Century, Brugge, 8-9 Septembre 1995, Kunst- en Congrescentrum Oud Sint-Jan (ed.). A. Vandewalle, (HSÉB, CXXXII, 3), Brugge, 1995 [1996], 241-259; Ch. Verlinden. Koloniale Expansie in de 15de en 16de Eeuw, (“Pallas Reeks”), Bussum, 1975, 48-50. 119Voor de Azoren: J. Everaert. “Azoren”. WPEV, I (Brussel, 1972), 243-244; J. Parmentier. “The Flemish Islands”. Bruges and Zeebrugge. The City and the Sea, S.l. [Londen], 1995, 4849; A. Vandewalle. “Vlaamse Families op de Azoren”. Azoren, Vlaemsche Eylanden (red.). J. Deschepper, e.a., Tentoonstelling Brugge, Provinciaal Hof, 7-29 September 1991, Brugge, 1991, 4-9; Id., “Brugge en het Iberisch Schiereiland”, 166-170; Ch. Verlinden. “De Vlaamse Kolonisten op de Azoren”. Vlaanderen en Portugal. Op de Golfslag van twee Culturen (red.). J. Everaert. & E. Stols, Antwerpen, 1991, 81-97 & 367-368.
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Ouest (Nuremberg et Augsbourg) à Anvers.125, According to all our parameters and contemporary witnesses the final breakdown of Bruges occurred in the 1480. The causes are well known: a continuous state of war in Flanders, successive blockades of Bruges, archduke Maximilian’ s instructions for the desertion of the town by the foreign merchants (1484 and 1488); the financial exhausting of the town due to military expenses and heavy fines; the intolerable burden of taxes driving people away from Bruges; the neglet of the indispensable dredging and other works to keep the waterways open, due to the insecurity of the times and the lack of financial means. lt should be stressed that practically all those causes were more or less political.126, en: [...] in those years [1440-1455] Antwerp was attracting trade from Flanders, Hainaut and Western Brabant to a growing extent simply because merchants could not reach Bruges easily and had to look for outlets in the city by the Scheldt. Thus they experienced the advantages of settling there. Political events in Flanders had broken the inertia and routine that had made them bear the drawbacks of their Bruges seat for so long: the silting of the Zwin and the emergence of a more efficient international market in Antwerp, stimulated not in the least by the overall economie growth of Brabant since the thirteenth century. By themselves those old threats to Bruges’ primary position had insuffient to 120Brulez, “Brugge en Antwerpen”, 36; Van Uytven, “Stages of Economic Decline”, 261. 121Marechal, “Départ”, 187; cfr. Id., Geschiedenis van de Brugse Beurs, 9, 41, 43 nn. 7-8, 65 nn. 244-246; Id., “Bruges, Métropole”, 220-221; 122Asaert, “Handel in Kleurstoffen op de Antwerpse Markt tijdens de XVe Eeuw”, 261-271; de Roover, “Renseignements complémentaires”, 79-80; Doehaerd, “Marchands mosans sur le Marché d’ Anvers” 265-281; Friedland, “Die ‘Verlegung’ des Brüggeschen Kontors nach Antwerpen”, 1-19; Koreman, “Aspecten van de Maastrichtse Lakennijverheid”, 218-219; Mollat, “Bruges et Anvers”, 165-170; Prevenier. & Blockmans, Bourgondische Nederlanden, 98-99, 109-110; Stabel, “Entre Commerce international et Économie locale”, 88-90; Vandewalle, “Natiehuis van de Portugezen te Brugge op het einde van de 15de Eeuw”, 171173, 178-180; van Houtte, “Genèse du grand Marché international d’ Anvers”, 87-126; Id., “Quantitative Quellen zur Geschichte des Antwerpener Handels im 15. und 16. Jahrhundert”. Beiträge zur Wirtschafts- und Stadtgeschichte. Festschrift für Hektor Ammann (eds.). H. Aubin., E. Ennen., H. Kellenbenz., Th. Mayer., Fr. Metz., M. Miller. & Josef Schmithüsen, Wiesbaden 1965, 193-204; Id., Geschiedenis van Brugge, 163-192. 123Voor een algemeen overzicht: Ryckaert, “Geographie eines Weltmarktes: Handel und Stadt-topographie im mittelalterlichen und frühneuzeitlichen Brügge”, 3-12; van Houtte, “Anvers aux XVe et XVIe Siècles”, 248-278, herdrukt & geciteerd in: Id., Essays, 143-179, 145-150, 158-161, 170-174; Id., “Problème du Déclin de Bruges et de l’ Essor d’ Anvers”, 393-410; Id., De Opkomst van een grote middeleeuwse Markt: Brugge, (ACAN, Klasse der Letteren, XLVII, 1), (Brussel, 1987), 1-15. 124Brulez, “Brugge en Antwerpen”, 36; Pirenne, Histoire de Belgique, ³II, 438-442; Id., Histoire de Belgique, 4I, 475-476. 125Marechal, “Départ”, 181; Id., “Bruges, Métropole”, 220-222. 126Van Uytven, “Stages of Economie Decline”, 262, 267.
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
break the town’ s prosperity up to the middle of the fifteenth century. The political events of the thirties and forties, however, triggered the decline that during the last decades of the century turned into a real disaster.127
In de Nederlanden heeft het graafschap Vlaanderen 128 veel meer geleden onder de politiek-militaire troebelen van 1483 tot 1492 dan de overige gewesten. Vlaanderen was sinds het huwelijk in 1369, van Filips de Stoute, hertog van Bourgondië (1384-1404), en Margareta van Male, erfopvolgster van de Vlaamse graaf Lodewijk II van Male (13461384)129, verenigd met het Franse hertogdom Bourgondië130. 127 Van Uytven, “Stages of Economie Decline”, 268 (tabel IV), 269. 128Cfr. W.P. Blockmans. (ed.). Handelingen van de Leden en de Staten van Vlaanderen. Excerpten uit de Rekeningen der Steden, Kasselrijen en vorstelijke Ambtenaren, 1477-1506: Regeringen van Maria van Bourgondië en Filips de Schone, (5 Januari 1477-26 September 1506), (KCG. Documenten betreffende de Geschiedenis van België, Reeks in-4°, 58), (Brussel, 1973-1982, 2 dln.), I, 327-330 nrs. 218-220: 4 april-11 mei 1484 & II, 1150, 1152; [De Smidt.], Oosterlingenhuis te Brugge, 10-11; Gailliard, Table analytique,224; Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 457: 12 maart 1493, 425: 1497,441: 1498, 443-445: 20 oktober & 4 november 1499 & 455-457: 7 april 1500; Koreman, “Aspecten van de Maastrichtse Lakennijverheid”, 195-225, 204-205, 215-217; Paravicini, “Brugge en Duitsland”, 114-127; Stabel, “Entre Commerce international et Économie locale”, 91-95; J.A. van Houtte. “De Draperie van Leidse Lakens in Brugge 1503-1516. Een vroege Poging tot Inplanting van nieuwe Nijverheden”. Album Antoon Viaene, Brugge, 1970, 331-339, herdrukt & geciteerd in: Id., Essays, 291-302, 291-292, 301-302. 129de Meyere, Commentarii sive Annales, f. 201 r - f. 221 v; de Meyere, Flandricorum Annalium, 231-254; d’ Oudegherst, Annales de Flandre, ²II, 580-648; E.C., II, f. [64]rb; P. Heuterus. Rerum Burgundicarum Libri Sex, Antwerpen, Chr. Plantijn, fol., 1584, 18-64; Id., Opera historica Omnia, Leuven, J. Coppers, 4°, ²1651 (i), 15-51; L. Hommel. Marie de Bourgogne ou le grand Héritage. 4e Édition revue et augmentée, Brussel, 41951, 27-62. 130Zie in het algemeen: Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 42-86; W.P. Blockmans. “Van buitenaf bekeken. Buitenlandse Historici over Staatshervorming in de Nederlanden van de veertiende tot de zestiende Eeuw”. BMGN, C (1985), 588-605; M. Boone. “Bourgondië en Vlaanderen: Van dynastieke Eenheid naar Natievorming”. VL (= Themanummer Vlaanderen en Bourgondië), XLIV:255 (1995), 75-80; Id., “Les Juristes et la Construction de l’ État bourguignon aux Pays-Bas. État de la Question, Pistes de Recherches”. Les Pays-Bas bourguignons. Histoire et Institutions, Mélanges André Uyttenbrouck publiés par J.-M. Duvosquel., J. Nazet. & A. Vanrie, (ABB. Num. spéc., 53), Brussel, 1996, 105-120 (met lit.); J. Calmette. Les Grands Ducs de Bourgogne, (Parijs, 1949; Reprint: Parijs, 1987), 48-102; J.-M. Cauchies. “La Législation et les Auteurs de la Doctrine dans les Pays-Bas (XIVe-XVe Siècle). “Houd Voet bij Stuk”. Xenia Iuris Historiae G. van Dievoet Oblata (eds.). F. Stevens. & D. van den Auweele, Leuven, 1990, 209-223; P. C[ockshaw.]. “Sur la Notion des Pays-Bas au XVe Siècle”. Le Cinquième Centenaire de l’ Imprimerie dans les anciens Pays-Bas. Catalogue [de l’] Exposition à la Bibliothèque Royale Albert Ier, Chapelle de Nassau et Galerie Houyoux, du 11 Septembre au 27 Octobre 1973, Brussel, 1973, xvii-xxiii; de Schepper. & Cauchies, “Justicie, Gracie en Wetgeving”, 176181; J. Huizinga. Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over Levens- en Gedachtenvormen der veertiende en vijftiende Eeuw in Frankrijk en de Nederlanden, Groningen, 121973, 89-102; Id., Le Déclin du Moyen Age. Traduit du Hollandais par J. Bastin, (“Bibliothèque
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Onder hertog Filips de Goede (1419-1467) 131 werd in de Nederlanden een rijk uitgebouwd dat Flamigant Vlaanderen, Gallicant Vlaanderen of Waals-Vlaanderen, Artesië, Franche-Comté, Namen, Brabant, Mechelen, Limburg met de Landen van Overmaze, Holland, Zeeland, Henegouwen, Luxemburg en nog een aantal steden en heerlijkheden ‒ de Landen van Herwaarts Over ‒ omvatte132. Filips’ zoon, Karel de Stoute (1465/67-1477) 133, dromend van het herstel van het noordelijke karolingische middenrijk van Lotharius II, heeft gepoogd het graafschap en hertogdom Bourgondië ‒ de Landen van Derwaarts Over ‒ los van Frankrijk, te historique”), (Parijs, 1932; Reprint: Parijs, 1948), 113-129; T.S. Jansma. “Les Pays-Bas du Nord et la Bourgogne du XVe Siècle [1961]”. Id., Tekst en Uitleg. Historische Opstellen aangeboden aan de Schrijver bij zijn Aftreden als Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, Den Haag, 1974, 54-71 (Onuitgegeven lezing); A.G. Jongkees. “Une Génération d’ Historiens devant le Phénomène bourguignon”. Johan Huizinga 1872-1972. Papers delivered to the Johan Huizinga Conference, Groningen, 11-15 December 1972 (eds.). W.R.H. Koops., E.H. Kossmann. & G. van der Plaat, ’s-Gravenhage, 1973, 73-90, herwerkt in: Id., Burgundica et Varia. Keuze uit de verspreide Opstellen van Prof. Dr. A.G. Jongkees hem aangeboden ter Gelegenheid van zijn tachtigste Verjaardag op 14 Juli 1989 door de Kring van Groninger Mediaevisten “Amici” (eds.). E.O. van der Werff., C.A.A. Linssen. & B. Ebels-Hoving, (MSB, 19), Hilversum, 1990, 131-149; H. Pirenne. “Le Rôle constitutionnel des États Généraux des Pays-Bas en 1477 et en 1488”. Mélanges Paul Frédéricq. Hommage de la Société pour le Progrès des Études philologiques et historiques, (Brussel, 1904; Reprint: Genève, 1975), 267-271; Id., Formation et la Constitution de l’ État bourguignon (XVe-XVIe Siècle) [1908]”. La Fortune historiographique des Thèses d’ Henri Pirenne. Actes du Colloque, Bruxelles, 10-11 Mai 1985 (eds.). P. Goffin. & G. Samuel, (ABB. Num. spéc., 28), Brussel, 1986, 155-182 (Onuitgegeven artikel); Id., “The Formation and Constitution of the Burgundian State (Fifteenth and Sixteenth Centuries).” AHR, XIV.3 (1909), 477–502; Id., Histoire de Belgique, ³II, 341-489; Id., Histoire de Belgique, 4I, 427502; cfr. W. Prevenier. “Henri Pirenne et les Villes des anciens Pays-Bas au bas Moyen-Age (XIV-XVe Siècles)”. La Fortune historiographique des Thèses d’ Henri Pirenne. Actes du Colloque, 27-50; A. Uyttebrouck. “Henri Pirenne et les Ducs de Bourgogne”, Ib., 87-111 (met lit.); W. Prevenier. “De Charmes van de Diplomatie: Centraliserende Hertogen van Bourgondië in de (Machts)balans met een autonomistisch Gents stadspatriciaat, 1379-1438”. Feestbundel voor Maurits Gysseling. Opstellen door Vrienden en Vakgenoten aangeboden bij Gelegenheid van zijn 65e Verjaardag (red.) W.J.J. Pijnenburg., K. Roelandts. & V.F. Vanacker, Leuven, 1984, 293-300; Prevenier. & Blockmans, Bourgondische Nederlanden, 203-207; Schmidt-Chazan, “Histoire et Sentiment”, 240-241, 246-265, 271-278, 282-285 & 287-292; B.H. Slicher van Bath. “De Nederlanden en West-Europa gedurende de Middeleeuwen”. Id., Herschreven Historie. Schetsen en Studiën op het Gebied der middeleeuwse Geschiedenis, Leiden, 1949, 109-118; J.-P. Sosson. Charles le Téméraire, Parijs, 1997, 23-63; J. Tollebeek. “Het gevoelige Punt van Europa. Huizinga, Pirenne en de Plaats van het Vaderland”. , hernomen & geciteerd in: Id., De Ekster en de Kooi. Nieuwe Opstellen over de Geschiedschrijving, Amsterdam, 1996, 225-247, 299-311; A.[J.]. Vanderjacht. “Enige inleidende Opmerkingen over Laurentius Pignon en zijn Werk”. Excursiones Mediaevales. Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. A.G. Jongkees door zijn Leerlingen (red.). S. de Blaauw. e.a., Groningen, 1979, 197-222, 208-218, 221-222; Id., Qui Sa Vertu Anoblist. The Concepts of “Noblesse” and “Chose publicque” in Burgundian
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
voltooien door de Bourgondische met de Nederlandse bezitingen te verbinden 134. Hij veroverde in 1473 Lotharingen van René II van Anjou, hertog van Anjou-Lotharingen (° Angers 1451 - ✝ Fains 10 december 1508) en zwager van Karel II van Frankrijk (14031461): Anjou zon op weerwraak en er ontstond een opstand. Karel de Stoute sneuvelde nabij Nancy op 5 januari 1477 (n.s.) in een gevecht met een ontzettingsleger onder bevel van hertog René II, toen hij tevergeefs poogde zijn vluchtende troepen tot staan te brengen135. Het leen Bourgondië werd reeds enkele dagen na Karels dood door Lodewijk XI bezet en bij het Franse Kroondomein geannexeerd136. Bovendien vielen de bezittingen van het huis van Anjou bij de dood van de laatste hertog testamentair ten deel aan Political Thought, (Rijksuniversiteit te Groningen), Groningen, 1981, 45-74; A. van der Lem. Johan Huizinga. Leven en Werk in Beelden en Documenten, Amsterdam, 1993, 131-155; H. Van Werveke. “Lodewijk van Male en de eerste Bourgondiërs”. AGN, III, (UtrechtAntwerpen &c., 1951), 190-225; A. van Zuylen van Nyevelt. Épisodes de la Vie des Ducs de Bourgogne à Bruges, s.a. [1937], 61-151. 131Filips de Goede (° Dijon 31 juli 1396 - ✝ Brugge 15 juni 1467), hertog van Bourgondië, enige wettige zoon van Jan zonder Vrees (1372-1419). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 132J. Bartier. “Filips de Goede en de Vestiging van de Bourgondische Staat”. AGN, III (Utrecht-Antwerpen &c., 1951), 253-271; W.P. Blockmans. “De representatieve Instellingen in het Zuiden 1384-1482”. AGN, IV (Haarlem, 1980), 156-163; Id., “Vlaanderen 1384-1482”. Ib., 201-223; Id., “Corruptie, Patronage, Makelaardij en Venaliteit als Symptomen van een ontluikende Staatsvorming in de bourgondisch-habsburgse Nederlanden”. TSG, XI (1985), 231-247, 241-242; P. Bonenfant. Philippe le Bon, (“Notre Passé”), Brussel, ³1955, 117-141 & passim; Id., “Les Traits essentiels du Règne de Philippe le Bon”, BMHG, LXXIX (1959), 10*-29*; Id., “L’ État bourguignon”. La Monocratie, (RSJB, XXI), Brussel, 1969, 229-246, respectievelijk gciteerd & herdrukt in: Id., Philippe le Bon. Sa Politique, son Action, 84-97, 3-18 & 365-376; M. Boone. “Les Juristes et la Construction de l’ État bourguignon aux PaysBas”, 105-120; de Meyere, Commentarii sive Annales, f. ; de Meyere, Flandricorum Annalium, 295-389; d’ Oudegherst, Annales de Flandre, ²II, 648-692; E.C. II, f. [64] rb; Heuterus, Rerum Burgundicarum Libri Sex, ; Id., Opera historica Omnia (i), 78-121; Hommel, Marie de Bourgogne, 63-76; J. Huizinga. “L’ État borguignon, ses Rapports avec la France et les Origines d’ une Nationalité néerlandaise”. Le Moyen Age, (3e Reeks, I & II), (1930-1931), , hernomen & geciteerd in: Id., Verzamelde Werken, II, Haarlem, 1948, 161-215; Id., Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over Levens- en Gedachtenvormen der veertiende en vijftiende Eeuw in Frankrijk en de Nederlanden, Bezorging Tekst en Illustraties [door] A. van der Lem, Tweeëntwintigste Druk, Amsterdam-Brussel, 221997, 6 (kaart), 25, afb. 1.14, 37, afb. 2.2.; A.G. Jongkees. “De Bourgondische Landen als Factoren in de hertogelijke Politiek”. Handelingen van het XXVIIe Vlaams Filologencongres, te Brussel, April 1969, Leuven, 1969, 179-183; Id., “Vorming van de Bourgondische Staat”. AGN, IV (Haarlem, 1980), 179-183, respectievelijk herwerkt in: Id., Burgundica et Varia, 116-120 & 212-237; H. Kamp. “Moderne Herrschaftsformen vor der Moderne: das Beipiel Burgund”. G. Althoff., H.W. Goetz. & E. Schubert, Menschen im Schatten der Kathedrale. Neuigkeiten aus dem Mittelalter, Darmstadt, 1998, 99-110 & 356; Y. Lacaze. “Le Rôle des Traditions dans la Genèse d’ un Sentiment national au XVe Siècle: la Bourgogne de Philippe le Bon”. BÉC, CXXIX (1971), 303-385, 304-305 n. 1 (met lit.), 305-350, 358-370, 332-334, 342-345 & passim; L. Th. Maes. “Ambtenarij en Bureaukratisering in Regering en Gewesten van de Zuidelijke Nederlanden in de 13e-15e Eeuw”. TG, XC (1977), 43-52, herdrukt in: Id., Recht
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
Lodewijk XI (1481)137.
: INLEIDING
heeft vele Significatie, 350-357; Prevenier. & Blockmans, Bourgondische Nederlanden, 205207, 210, 216, 254; Sosson, Charles le Téméraire, 65-76; A. Uyttebrouck. “Phénomènes de Centralisation dans les Pays-Bas avant Philippe le Bon”. RBPH, LXIX (1991), 872-904; van Zuylen van Nyevelt, Épisodes de la Vie des Ducs, 243-306; A. V[iaene.]. “De Veertien Landen van Hertog Filips 1440”. B, LXXIV (1973), 247-248. 133Karel de Stoute (° Dijon 10 november 1433 - ✝ Nancy 5 januari 1477 n.s.). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 134de Meyere, Commentarii sive Annales, f. 341 r - f. 374 r; de Meyere, Flandricorum Annalium, 390-427; d’ Oudegherst, Annales de Flandre, ²II, 693-706; J. Dufournet. “Charles le Téméraire vu par les Historiens bourguignons”. Cinq-centième Anniversaire de la Bataille de Nancy (1477). Actes du Colloque organisé par l’ Institut de Recherche régionale en Sciences sociales, humaines et économiques de l’ Université de Nancy II, 22-24 Septembre 1977, (Annales de l’ Est. Mémoires, LXII), Nancy, 1979, 25-54, hernomen & geciteerd in: Id., Philippe de Commynes. Un Historien à l’ Aube des Temps modernes, 281-297; E.C. II, f. [131] v; Heuterus, Rerum Burgundicarum, 154-189; Id., Opera historica, (i), 122-148; Hommel, Marie de Bourgogne, 63-76. 135P. Bonenfant. “État bourguignon et Lotharingie”. BCLSMP, XL (1955), 266-282, herdrukt & geciteerd in: Id., Philippe le Bon. Sa Politique, son Action, 351-361; J.-M. Cauchies. Louis XI et Charles le Hardi. De Péronne à Nancy (1468-1477): Le Conflit, (Bibliothèque du Moyen Age, 8), Brussel, 1996, 121-138 (met lit.); G. Caullet.“La Deffense de Monseigneur le Duc et Madame la Duchesse d’ Autriche et de Bourgogne. Description de cet Incunable, précédée d’ un Aperçu critique sur la Carrière et de l’ Oeuvre de Jean Brito”. BCHAC, IV (1906-1907), 67-90, 80-81; H. de Forbin. “L’ Action diplomatique de René d’ Anjou”. Annales universitaires [de la] Faculté des Lettres et Sciences humaines d’ Avignon, Numéro spécial, (Avignon, 1986), 1-2, 63-69; Hommel, Marie de Bourgogne, 228-231, 262264; W.M.H. Hummelen. Repertorium van het Rederijkersdrama 1500 - ca. 1620, Assen, 1968; [Herziene (digitale) editie: Leiden, dbnl - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren, 2003], 1 C 2; “Kroniek der Luiksche Oorlogen uit de XVe Eeuw” (ed.) J. Paquay. VMA, (Gent, 1928), 203-246, 233-235; [A.]. Le Glay. (ed.). Analectes historiques, ou Documents inédits, pour l’ Histoire des Faits, des Moeurs et de la Littérature, recueillis et annotés, Parijs, 1838, 161-162 nr. 5; C. L[emaire.]. “Anthonis De Roovere, Den droom van Rovere op den doot van Kaerle van Borgonje ...”. Karel de Stoute 1433-1477. Catalogus [van de] Tentoonstelling georganiseerd naar Aanleiding van de vijfhonderdste Verjaring van zijn Dood Koninklijke Bibliotheek Albert I, Nassaukapel, Kunstberg, Brussel, 3 December 1977– 28 Januari 1978 (eds.). P. Cockshaw., C. Lemaire. & A. Rouzet, Brussel, 1977, 113-115 nr. 31; Mak, Gedichten van Anthonis de Roovere, 96-99 & 351-359 [= Brussel, Algemeen Rijksarchief, Diverse hs. 2270, ff. 25v-29r] ; M. Parisse. “René II von Anjou”. LM, VII (München-Zürich, 1994-1995), 730; F. Robin. La Cour d’ Anjou-Province. La Vie artistique
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
Volgens W. Brulez, J. Marechal en R. Van Uytven moeten de hoofdoorzaken van de overgang Brugge-Antwerpen niet in het economische gezocht worden: Wellicht dient men daarnaast dan ook opnieuw meer belang te hechten aan oudere verklaringen, die door de klassieke stelling (nl. de antithese BruggeAntwerpen op economisch vlak) grotendeels werden verworpen ‒ ik denk daarbij met name aan de politiek-militaire troebelen van het einde van de 15e eeuw.138 , La cause immédiate de la décadence de Bruges et de l’ essor d’ Anvers, pendant la minorité de Philippe le Beau, doit être recherchée dans les événements politiques, en particulier dans l’ attitude, nettement différente, adoptée par les deux cités rivales vis-à-vis de la régence de Maximilien d’ Autriche: tandis que la ville flamande se soulevait contre ce dernier, la ville brabançonne lui restait fidèle. Quant aux causes profondes, elles sont mentionnées explicitement pour la première fois à la date du 11 mars 1484: une liberté de commerce plus grande à Anvers qu’ à Bruges, suite notamment au régime des franches foires maintenu, en dehors de celle-ci et pendant toute l’ année ou à peu près, dans la ville brabançonne, au détriment du droit étape de la ville flamande, et d’ autre part, la centralisation et le développement du commerce entre l’ Angleterre et l’ Allemagne de l’ Ouest (Cologne), du Centre (Francfort-sur-le-Main) et du Sudsous le Règne de René, Parijs, 1985, 29-34 (met lit.); A. Viaene. “Het Grafmonument van Karel de Stoute te Nancy”. B, LVIII (1957), 289-296; Id., “Anthonis de Roovere”, 343-356. 136W.[P.]. Blockmans, “Brugge en Frankrijk”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 207-223, 210-215 & 426; Caullet, “La Deffense de Monseigneur le Duc et Madame la Duchesse”, 81-84; J. Favier. Le Temps des Principautés de l’ An Mil à 1515, (Histoire de France (dir.). J. Favier, 2), Parijs, 1984, 403-433, 455-564; Pirenne, Histoire de Belgique, ³III, 3-6, 20-22, 39-40; Pirenne, Histoire de Belgique, 4II, 13-15, 21-22, 33-34. 137M.-A. Arnould. “Les Lendemains de Nancy dans les Pays de par deça (JanvierAvril 1477)”. 1477: Le Privilège Général et les Privilèges Généraux de Marie de Bourgogne pour les Pays-Bas (dir.). W.P. Blockmans, (APAÉ, LXXX), Kortrijk-Heule, 1985, 1-78; Attali, 1492, 114-122; W.P. Blockmans. (ed.). Handelingen van de Leden en de Staten van Vlaanderen [Regering van Karel de Stoute] (1467-1477). Excerpten uit de Rekeningen van de Vlaamse Steden, Kasselrijen en vorstelijke Ambtenaren, (KCG. Onuitgegeven Documenten betreffende de Geschiedenis van België, Reeks in-4°, 58), Brussel, 1971, xiiixxxv, 311-316; Id., “‘Crisme de leze majeste’. Les Idées politiques de Charles le Téméraire”. Les Pays-Bas bourguignons. Histoire et Institutions. Mélanges André Uyttebrouck publiés par J.-M. Duvosquel., J. Nazet. & A. Vanrie, (ABB. Num. spéc. 53), Brussel, 1996, 71-81; P. Bonenfant. & J. Stengers. “Le Rôle de Charles le Téméraire dans le Gouvernement de l’ État bourguinon en 1465-1467”. Annales de Bourgogne, XXV (1953), 7-29 & 118-113, geciteerd naar de overdruk Dijon, 1953, 38 blz.; Calmette, Grands Ducs, 231-256, 345-364; Ph. Contamine. La Guerre au Moyen Age, (Nouvelle Clio, 24), Parijs, 1980, 232-306; A.G. Jongkees. “Charles le Téméraire et la Souveraineté: Quelques Considérations”. BMGN, XCV (1980), 315-334, hernomen & geciteerd in: Id., Burgundica et Varia, 191-211; Prevenier. & Blockmans, Bourgondische Nederlanden, 206, 211, 216-219, 239-240, 254-255, 267; Sosson, Charles le Téméraire, 77-255; R. Van Answaarden. “The medieval Separation of Powers defined by Charles the Bold (1473)”. TRG, LVIII (1990), 399-419. 138Brulez, “Brugge en Antwerpen”, 36; Pirenne, Histoire de Belgique, ³II, 438-442; Id., Histoire de Belgique, 4I, 475-476.
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Ouest (Nuremberg et Augsbourg) à Anvers.139, According to all our parameters and contemporary witnesses the final breakdown of Bruges occurred in the 1480. The causes are well known: a continuous state of war in Flanders, successive blockades of Bruges, archduke Maximilian’ s instructions for the desertion of the town by the foreign merchants (1484 and 1488); the financial exhausting of the town due to military expenses and heavy fines; the intolerable burden of taxes driving people away from Bruges; the neglet of the indispensable dredging and other works to keep the waterways open, due to the insecurity of the times and the lack of financial means. lt should be stressed that practically all those causes were more or less political.140, en: [...] in those years [1440-1455] Antwerp was attracting trade from Flanders, Hainaut and Western Brabant to a growing extent simply because merchants could not reach Bruges easily and had to look for outlets in the city by the Scheldt. Thus they experienced the advantages of settling there. Political events in Flanders had broken the inertia and routine that had made them bear the drawbacks of their Bruges seat for so long: the silting of the Zwin and the emergence of a more efficient international market in Antwerp, stimulated not in the least by the overall economie growth of Brabant since the thirteenth century. By themselves those old threats to Bruges’ primary position had insuffient to break the town’ s prosperity up to the middle of the fifteenth century. The political events of the thirties and forties, however, triggered the decline that during the last decades of the century turned into a real disaster.141
In de Nederlanden heeft het graafschap Vlaanderen 142 veel meer geleden onder de politiek-militaire troebelen van 1483 tot 1492 dan de overige gewesten. Vlaanderen was sinds het huwelijk in 1369, van Filips de Stoute, hertog van Bourgondië (1384-1404), en Margareta van Male, erfopvolgster van de Vlaamse graaf Lodewijk II van Male (1346139Marechal, “Départ”, 181; Id., “Bruges, Métropole”, 220-222. 140Van Uytven, “Stages of Economie Decline”, 262, 267. 141 Van Uytven, “Stages of Economie Decline”, 268 (tabel IV), 269. 142Cfr. W.P. Blockmans. (ed.). Handelingen van de Leden en de Staten van Vlaanderen. Excerpten uit de Rekeningen der Steden, Kasselrijen en vorstelijke Ambtenaren, 1477-1506: Regeringen van Maria van Bourgondië en Filips de Schone, (5 Januari 1477-26 September 1506), (KCG. Documenten betreffende de Geschiedenis van België, Reeks in-4°, 58), (Brussel, 1973-1982, 2 dln.), I, 327-330 nrs. 218-220: 4 april-11 mei 1484 & II, 1150, 1152; [De Smidt.], Oosterlingenhuis te Brugge, 10-11; Gailliard, Table analytique,224; Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 457: 12 maart 1493, 425: 1497,441: 1498, 443-445: 20 oktober & 4 november 1499 & 455-457: 7 april 1500; Koreman, “Aspecten van de Maastrichtse Lakennijverheid”, 195-225, 204-205, 215-217; Paravicini, “Brugge en Duitsland”, 114-127; Stabel, “Entre Commerce international et Économie locale”, 91-95; J.A. van Houtte. “De Draperie van Leidse Lakens in Brugge 1503-1516. Een vroege Poging tot Inplanting van nieuwe Nijverheden”. Album Antoon Viaene, Brugge, 1970, 331-339, herdrukt & geciteerd in: Id., Essays, 291-302, 291-292, 301-302.
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
1384)143, verenigd met het Franse hertogdom Bourgondië144. Onder hertog Filips de Goede (1419-1467) 145 werd in de Nederlanden een rijk uitgebouwd dat Flamigant Vlaanderen, Gallicant Vlaanderen of Waals-Vlaanderen, Artesië, Franche-Comté, Namen, Brabant, Mechelen, Limburg met de Landen van Overmaze, Holland, Zeeland, Henegouwen, Luxemburg en nog een aantal steden en heerlijkheden ‒ de Landen van Herwaarts Over ‒ omvatte146. Filips’ zoon, Karel de Stoute (1465/67-1477) 147, dromend van het herstel van het noordelijke karolingische middenrijk van Lotharius II, heeft gepoogd het graafschap en 143de Meyere, Commentarii sive Annales, f. 201 r - f. 221 v; de Meyere, Flandricorum Annalium, 231-254; d’ Oudegherst, Annales de Flandre, ²II, 580-648; E.C., II, f. [64]rb; P. Heuterus. Rerum Burgundicarum Libri Sex, Antwerpen, Chr. Plantijn, fol., 1584, 18-64; Id., Opera historica Omnia, Leuven, J. Coppers, 4°, ²1651 (i), 15-51; L. Hommel. Marie de Bourgogne ou le grand Héritage. 4e Édition revue et augmentée, Brussel, 41951, 27-62. 144Zie in het algemeen: Blockmans., Pieters., Prevenier. & van Schaïk, “Tussen Crisis en Welvaart”, 42-86; W.P. Blockmans. “Van buitenaf bekeken. Buitenlandse Historici over Staatshervorming in de Nederlanden van de veertiende tot de zestiende Eeuw”. BMGN, C (1985), 588-605; M. Boone. “Bourgondië en Vlaanderen: Van dynastieke Eenheid naar Natievorming”. VL (= Themanummer Vlaanderen en Bourgondië), XLIV:255 (1995), 75-80; Id., “Les Juristes et la Construction de l’ État bourguignon aux Pays-Bas. État de la Question, Pistes de Recherches”. Les Pays-Bas bourguignons. Histoire et Institutions, Mélanges André Uyttenbrouck publiés par J.-M. Duvosquel., J. Nazet. & A. Vanrie, (ABB. Num. spéc., 53), Brussel, 1996, 105-120 (met lit.); J. Calmette. Les Grands Ducs de Bourgogne, (Parijs, 1949; Reprint: Parijs, 1987), 48-102; J.-M. Cauchies. “La Législation et les Auteurs de la Doctrine dans les Pays-Bas (XIVe-XVe Siècle). “Houd Voet bij Stuk”. Xenia Iuris Historiae G. van Dievoet Oblata (eds.). F. Stevens. & D. van den Auweele, Leuven, 1990, 209-223; P. C[ockshaw.]. “Sur la Notion des Pays-Bas au XVe Siècle”. Le Cinquième Centenaire de l’ Imprimerie dans les anciens Pays-Bas. Catalogue [de l’] Exposition à la Bibliothèque Royale Albert Ier, Chapelle de Nassau et Galerie Houyoux, du 11 Septembre au 27 Octobre 1973, Brussel, 1973, xvii-xxiii; de Schepper. & Cauchies, “Justicie, Gracie en Wetgeving”, 176181; J. Huizinga. Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over Levens- en Gedachtenvormen der veertiende en vijftiende Eeuw in Frankrijk en de Nederlanden, Groningen, 121973, 89-102; Id., Le Déclin du Moyen Age. Traduit du Hollandais par J. Bastin, (“Bibliothèque historique”), (Parijs, 1932; Reprint: Parijs, 1948), 113-129; T.S. Jansma. “Les Pays-Bas du Nord et la Bourgogne du XVe Siècle [1961]”. Id., Tekst en Uitleg. Historische Opstellen aangeboden aan de Schrijver bij zijn Aftreden als Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, Den Haag, 1974, 54-71 (Onuitgegeven lezing); A.G. Jongkees. “Une Génération d’ Historiens devant le Phénomène bourguignon”. Johan Huizinga 1872-1972. Papers delivered to the Johan Huizinga Conference, Groningen, 11-15 December 1972 (eds.). W.R.H. Koops., E.H. Kossmann. & G. van der Plaat, ’s-Gravenhage, 1973, 73-90, herwerkt in: Id., Burgundica et Varia. Keuze uit de verspreide Opstellen van Prof. Dr. A.G. Jongkees hem aangeboden ter Gelegenheid van zijn tachtigste Verjaardag op 14 Juli 1989 door de Kring van Groninger Mediaevisten “Amici” (eds.). E.O. van der Werff., C.A.A. Linssen. & B. Ebels-Hoving, (MSB, 19), Hilversum, 1990, 131-149; H. Pirenne. “Le Rôle constitutionnel des États Généraux des Pays-Bas en 1477 et en 1488”. Mélanges Paul Frédéricq. Hommage de la Société pour le Progrès des Études philologiques et historiques, (Brussel, 1904; Reprint: Genève, 1975), 267-271; Id., Formation et la Constitution de l’ État
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
hertogdom Bourgondië ‒ de Landen van Derwaarts Over ‒ los van Frankrijk, te voltooien door de Bourgondische met de Nederlandse bezitingen te verbinden 148. Hij veroverde in 1473 Lotharingen van René II van Anjou, hertog van Anjou-Lotharingen (° Angers 1451 - ✝ Fains 10 december 1508) en zwager van Karel II van Frankrijk (14031461): Anjou zon op weerwraak en er ontstond een opstand. Karel de Stoute sneuvelde nabij Nancy op 5 januari 1477 (n.s.) in een gevecht met een ontzettingsleger onder bevel van hertog René II, toen hij tevergeefs poogde zijn vluchtende troepen tot staan te brengen149. Het leen Bourgondië werd reeds enkele dagen na Karels dood door Lodewijk XI bezet en bij het Franse Kroondomein geannexeerd150. Bovendien vielen de bezittingen van het huis van Anjou bij de dood van de laatste hertog testamentair ten deel aan bourguignon (XVe-XVIe Siècle) [1908]”. La Fortune historiographique des Thèses d’ Henri Pirenne. Actes du Colloque, Bruxelles, 10-11 Mai 1985 (eds.). P. Goffin. & G. Samuel, (ABB. Num. spéc., 28), Brussel, 1986, 155-182 (Onuitgegeven artikel); Id., “The Formation and Constitution of the Burgundian State (Fifteenth and Sixteenth Centuries).” AHR, XIV.3 (1909), 477–502; Id., Histoire de Belgique, ³II, 341-489; Id., Histoire de Belgique, 4I, 427502; cfr. W. Prevenier. “Henri Pirenne et les Villes des anciens Pays-Bas au bas Moyen-Age (XIV-XVe Siècles)”. La Fortune historiographique des Thèses d’ Henri Pirenne. Actes du Colloque, 27-50; A. Uyttebrouck. “Henri Pirenne et les Ducs de Bourgogne”, Ib., 87-111 (met lit.); W. Prevenier. “De Charmes van de Diplomatie: Centraliserende Hertogen van Bourgondië in de (Machts)balans met een autonomistisch Gents stadspatriciaat, 1379-1438”. Feestbundel voor Maurits Gysseling. Opstellen door Vrienden en Vakgenoten aangeboden bij Gelegenheid van zijn 65e Verjaardag (red.) W.J.J. Pijnenburg., K. Roelandts. & V.F. Vanacker, Leuven, 1984, 293-300; Prevenier. & Blockmans, Bourgondische Nederlanden, 203-207; Schmidt-Chazan, “Histoire et Sentiment”, 240-241, 246-265, 271-278, 282-285 & 287-292; B.H. Slicher van Bath. “De Nederlanden en West-Europa gedurende de Middeleeuwen”. Id., Herschreven Historie. Schetsen en Studiën op het Gebied der middeleeuwse Geschiedenis, Leiden, 1949, 109-118; J.-P. Sosson. Charles le Téméraire, Parijs, 1997, 23-63; J. Tollebeek. “Het gevoelige Punt van Europa. Huizinga, Pirenne en de Plaats van het Vaderland”. , hernomen & geciteerd in: Id., De Ekster en de Kooi. Nieuwe Opstellen over de Geschiedschrijving, Amsterdam, 1996, 225-247, 299-311; A.[J.]. Vanderjacht. “Enige inleidende Opmerkingen over Laurentius Pignon en zijn Werk”. Excursiones Mediaevales. Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. A.G. Jongkees door zijn Leerlingen (red.). S. de Blaauw. e.a., Groningen, 1979, 197-222, 208-218, 221-222; Id., Qui Sa Vertu Anoblist. The Concepts of “Noblesse” and “Chose publicque” in Burgundian Political Thought, (Rijksuniversiteit te Groningen), Groningen, 1981, 45-74; A. van der Lem. Johan Huizinga. Leven en Werk in Beelden en Documenten, Amsterdam, 1993, 131-155; H. Van Werveke. “Lodewijk van Male en de eerste Bourgondiërs”. AGN, III, (UtrechtAntwerpen &c., 1951), 190-225; A. van Zuylen van Nyevelt. Épisodes de la Vie des Ducs de Bourgogne à Bruges, s.a. [1937], 61-151. 145Filips de Goede (° Dijon 31 juli 1396 - ✝ Brugge 15 juni 1467), hertog van Bourgondië, enige wettige zoon van Jan zonder Vrees (1372-1419). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 146J. Bartier. “Filips de Goede en de Vestiging van de Bourgondische Staat”. AGN, III (Utrecht-Antwerpen &c., 1951), 253-271; W.P. Blockmans. “De representatieve Instellingen in het Zuiden 1384-1482”. AGN, IV (Haarlem, 1980), 156-163; Id., “Vlaanderen 1384-1482”. Ib., 201-223; Id., “Corruptie, Patronage, Makelaardij en Venaliteit als Symptomen van een ontluikende Staatsvorming in de bourgondisch-habsburgse Nederlanden”. TSG, XI (1985), 231-247, 241-242; P. Bonenfant. Philippe le Bon, (“Notre Passé”), Brussel, ³1955, 117-141 &
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
Lodewijk XI (1481)151.
passim; Id., “Les Traits essentiels du Règne de Philippe le Bon”, BMHG, LXXIX (1959), 10*-29*; Id., “L’ État bourguignon”. La Monocratie, (RSJB, XXI), Brussel, 1969, 229-246, respectievelijk gciteerd & herdrukt in: Id., Philippe le Bon. Sa Politique, son Action, 84-97, 3-18 & 365-376; M. Boone. “Les Juristes et la Construction de l’ État bourguignon aux PaysBas”, 105-120; de Meyere, Commentarii sive Annales, f. ; de Meyere, Flandricorum Annalium, 295-389; d’ Oudegherst, Annales de Flandre, ²II, 648-692; E.C. II, f. [64] rb; Heuterus, Rerum Burgundicarum Libri Sex, ; Id., Opera historica Omnia (i), 78-121; Hommel, Marie de Bourgogne, 63-76; J. Huizinga. “L’ État borguignon, ses Rapports avec la France et les Origines d’ une Nationalité néerlandaise”. Le Moyen Age, (3e Reeks, I & II), (1930-1931), , hernomen & geciteerd in: Id., Verzamelde Werken, II, Haarlem, 1948, 161-215; Id., Herfsttij der Middeleeuwen. Studie over Levens- en Gedachtenvormen der veertiende en vijftiende Eeuw in Frankrijk en de Nederlanden, Bezorging Tekst en Illustraties [door] A. van der Lem, Tweeëntwintigste Druk, Amsterdam-Brussel, 221997, 6 (kaart), 25, afb. 1.14, 37, afb. 2.2.; A.G. Jongkees. “De Bourgondische Landen als Factoren in de hertogelijke Politiek”. Handelingen van het XXVIIe Vlaams Filologencongres, te Brussel, April 1969, Leuven, 1969, 179-183; Id., “Vorming van de Bourgondische Staat”. AGN, IV (Haarlem, 1980), 179-183, respectievelijk herwerkt in: Id., Burgundica et Varia, 116-120 & 212-237; H. Kamp. “Moderne Herrschaftsformen vor der Moderne: das Beipiel Burgund”. G. Althoff., H.W. Goetz. & E. Schubert, Menschen im Schatten der Kathedrale. Neuigkeiten aus dem Mittelalter, Darmstadt, 1998, 99-110 & 356; Y. Lacaze. “Le Rôle des Traditions dans la Genèse d’ un Sentiment national au XVe Siècle: la Bourgogne de Philippe le Bon”. BÉC, CXXIX (1971), 303-385, 304-305 n. 1 (met lit.), 305-350, 358-370, 332-334, 342-345 & passim; L. Th. Maes. “Ambtenarij en Bureaukratisering in Regering en Gewesten van de Zuidelijke Nederlanden in de 13e-15e Eeuw”. TG, XC (1977), 43-52, herdrukt in: Id., Recht heeft vele Significatie, 350-357; Prevenier. & Blockmans, Bourgondische Nederlanden, 205207, 210, 216, 254; Sosson, Charles le Téméraire, 65-76; A. Uyttebrouck. “Phénomènes de Centralisation dans les Pays-Bas avant Philippe le Bon”. RBPH, LXIX (1991), 872-904; van Zuylen van Nyevelt, Épisodes de la Vie des Ducs, 243-306; A. V[iaene.]. “De Veertien Landen van Hertog Filips 1440”. B, LXXIV (1973), 247-248. 147Karel de Stoute (° Dijon 10 november 1433 - ✝ Nancy 5 januari 1477 n.s.). Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 148de Meyere, Commentarii sive Annales, f. 341 r - f. 374 r; de Meyere, Flandricorum Annalium, 390-427; d’ Oudegherst, Annales de Flandre, ²II, 693-706; J. Dufournet. “Charles le Téméraire vu par les Historiens bourguignons”. Cinq-centième Anniversaire de la Bataille de Nancy (1477). Actes du Colloque organisé par l’ Institut de Recherche régionale en Sciences sociales, humaines et économiques de l’ Université de Nancy II, 22-24 Septembre 1977, (Annales de l’ Est. Mémoires, LXII), Nancy, 1979, 25-54, hernomen & geciteerd in: Id., Philippe de Commynes. Un Historien à l’ Aube des Temps modernes, 281-297; E.C. II, f.
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Op de Statenvergadering, te Gent van 28 april - 3 mei 1482, maakt Maximiliaan zijn verlangen bekend om niet alleen als voogd van zijn kinderen, maar ook als regent (Mambour, Mambournie, voogdij) aan te treden152, wijzend op het testament 153 van zijn echtgenote, waarin zij had vastgelegd dat haar kinderen de erfgenamen waren, en dat haar echtgenoot, bij minderjarigheid van de erfgenamen, hun voogd en regent zou zijn 154. Holland, Henegouwen en Valenciennes waren dadelijk bereid op Maximiliaans wensen in te gaan en ook Brabant dat zich aanvankelijk sceptisch had opgesteld, stemde toe. Alleen gaan de Vlaamse afgevaardigden niet akkoord, steunend op het huwelijkscontract van de hertogen, waarin bepaald was dat de overlevende echtgenoot over geen enkele recht in [131] v; Heuterus, Rerum Burgundicarum, 154-189; Id., Opera historica, (i), 122-148; Hommel, Marie de Bourgogne, 63-76. 149P. Bonenfant. “État bourguignon et Lotharingie”. BCLSMP, XL (1955), 266-282, herdrukt & geciteerd in: Id., Philippe le Bon. Sa Politique, son Action, 351-361; J.-M. Cauchies. Louis XI et Charles le Hardi. De Péronne à Nancy (1468-1477): Le Conflit, (Bibliothèque du Moyen Age, 8), Brussel, 1996, 121-138 (met lit.); G. Caullet.“La Deffense de Monseigneur le Duc et Madame la Duchesse d’ Autriche et de Bourgogne. Description de cet Incunable, précédée d’ un Aperçu critique sur la Carrière et de l’ Oeuvre de Jean Brito”. BCHAC, IV (1906-1907), 67-90, 80-81; H. de Forbin. “L’ Action diplomatique de René d’ Anjou”. Annales universitaires [de la] Faculté des Lettres et Sciences humaines d’ Avignon, Numéro spécial, (Avignon, 1986), 1-2, 63-69; Hommel, Marie de Bourgogne, 228-231, 262264; W.M.H. Hummelen. Repertorium van het Rederijkersdrama 1500 - ca. 1620, Assen, 1968; [Herziene (digitale) editie: Leiden, dbnl - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren, 2003], 1 C 2; “Kroniek der Luiksche Oorlogen uit de XVe Eeuw” (ed.) J. Paquay. VMA, (Gent, 1928), 203-246, 233-235; [A.]. Le Glay. (ed.). Analectes historiques, ou Documents inédits, pour l’ Histoire des Faits, des Moeurs et de la Littérature, recueillis et annotés, Parijs, 1838, 161-162 nr. 5; C. L[emaire.]. “Anthonis De Roovere, Den droom van Rovere op den doot van Kaerle van Borgonje ...”. Karel de Stoute 1433-1477. Catalogus [van de] Tentoonstelling georganiseerd naar Aanleiding van de vijfhonderdste Verjaring van zijn Dood Koninklijke Bibliotheek Albert I, Nassaukapel, Kunstberg, Brussel, 3 December 1977– 28 Januari 1978 (eds.). P. Cockshaw., C. Lemaire. & A. Rouzet, Brussel, 1977, 113-115 nr. 31; Mak, Gedichten van Anthonis de Roovere, 96-99 & 351-359 [= Brussel, Algemeen Rijksarchief, Diverse hs. 2270, ff. 25v-29r] ; M. Parisse. “René II von Anjou”. LM, VII (München-Zürich, 1994-1995), 730; F. Robin. La Cour d’ Anjou-Province. La Vie artistique sous le Règne de René, Parijs, 1985, 29-34 (met lit.); A. Viaene. “Het Grafmonument van Karel de Stoute te Nancy”. B, LVIII (1957), 289-296; Id., “Anthonis de Roovere”, 343-356. 150W.[P.]. Blockmans, “Brugge en Frankrijk”. Brugge en Europa (dir.). V. Vermeersch, Antwerpen, 1992, 207-223, 210-215 & 426; Caullet, “La Deffense de Monseigneur le Duc et Madame la Duchesse”, 81-84; J. Favier. Le Temps des Principautés de l’ An Mil à 1515, (Histoire de France (dir.). J. Favier, 2), Parijs, 1984, 403-433, 455-564; Pirenne, Histoire de Belgique, ³III, 3-6, 20-22, 39-40; Pirenne, Histoire de Belgique, 4II, 13-15, 21-22, 33-34. 151M.-A. Arnould. “Les Lendemains de Nancy dans les Pays de par deça (JanvierAvril 1477)”. 1477: Le Privilège Général et les Privilèges Généraux de Marie de Bourgogne pour les Pays-Bas (dir.). W.P. Blockmans, (APAÉ, LXXX), Kortrijk-Heule, 1985, 1-78; Attali, 1492, 114-122; W.P. Blockmans. (ed.). Handelingen van de Leden en de Staten van Vlaanderen [Regering van Karel de Stoute] (1467-1477). Excerpten uit de Rekeningen van de Vlaamse Steden, Kasselrijen en vorstelijke Ambtenaren, (KCG. Onuitgegeven Documenten betreffende de Geschiedenis van België, Reeks in-4°, 58), Brussel, 1971, xiii-
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
het land van de overledene zou beschikken. Bovendien verwijtten zij de regent zijn autocratische buitenlandse politiek, waaronder Vlaanderen meer te lijden had dan de rest van de Nederlanden, omdat het voortdurend de zwaarste fiscale last droeg en door zijn ligging aan de zuidergrens veel meer last ondervond van de vijandelijkheden met Frankrijk155. Zij betoogden voorts dat het graafschap Vlaanderen als leen van de Franse koning, moeilijk de toekomstige Roomse koning (te Frankfurt op 16 februari 1486 n.s.) als regent konden herkennen en wezen verder op de onzekerheid in het opvolgingsrecht voor Vlaanderen, vermits er zich in Vlaanderen sedert de 12e eeuw geen analoge situaties hadden voorgedaan; de Vlaamse delegatie vroeg tijd om de zaak te overdenken. Dat deze argumenten de verhulling zijn voor de diepere oorzaken, ligt voor de hand: de Vlamingen wilden terug naar de privigelies van 1477 en dachten aan de erkenning van Maximiliaan als regent bepaalde voorwaarden te kunnen koppelen. xxxv, 311-316; Id., “‘Crisme de leze majeste’. Les Idées politiques de Charles le Téméraire”. Les Pays-Bas bourguignons. Histoire et Institutions. Mélanges André Uyttebrouck publiés par J.-M. Duvosquel., J. Nazet. & A. Vanrie, (ABB. Num. spéc. 53), Brussel, 1996, 71-81; P. Bonenfant. & J. Stengers. “Le Rôle de Charles le Téméraire dans le Gouvernement de l’ État bourguinon en 1465-1467”. Annales de Bourgogne, XXV (1953), 7-29 & 118-113, geciteerd naar de overdruk Dijon, 1953, 38 blz.; Calmette, Grands Ducs, 231-256, 345-364; Ph. Contamine. La Guerre au Moyen Age, (Nouvelle Clio, 24), Parijs, 1980, 232-306; A.G. Jongkees. “Charles le Téméraire et la Souveraineté: Quelques Considérations”. BMGN, XCV (1980), 315-334, hernomen & geciteerd in: Id., Burgundica et Varia, 191-211; Prevenier. & Blockmans, Bourgondische Nederlanden, 206, 211, 216-219, 239-240, 254-255, 267; Sosson, Charles le Téméraire, 77-255; R. Van Answaarden. “The medieval Separation of Powers defined by Charles the Bold (1473)”. TRG, LVIII (1990), 399-419. 152Deze voogdij duurde twaalf en een half jaar tot de Staten-Generaal van Mechelen op 8-31 augustus 1493 (Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 215-217, nr. 151; Kokken, Steden en Staten, 273-276). 153Testament van 17 september 1477. Zie de facsimile bij: A. S[chneider.]. in: Lexicon der Renaissance (eds.). G. Gurst., S. Hoyer. E. Ullmann. & C. Zimmermann, Leipzig, 1989, 442443, geciteerd naar de elektronische uitgave in de Digitale Bibliothek, Bd. 41, Berlijn, 2000, 2800-2801. 154Zie als synthese: M.-A. Arnould. “L’ Empereur Maximilien songea-t-il à ériger les PaysBas en Royaume?”. Revue de l’ Université de Bruxelles, XLI (1935-1936), 263-285; W.P. Blockmans. “De ‘constitutionele’ Betekenis van de Privilegiën van Maria van Bourgondië (1477)”. 1477: Het Algemene en de Gewestelijke Privilegiën van Maria van Bourgondië voor de Nederlanden, 473-516; Id. “Mainbourg”. LM, VI (München-Zürich, 1992-1993), 128; A. de Fouw. Philips van Kleef. Een bijdrage tot de Kennis van zijn Leven en Karakter, Groningen-Batavia, 1937, 62-66, 78-104; F.W.N. Hugenholtz. “Crisis en Herstel van het Bourgondisch Gezag, 1477-1493”. AGN, IV (Utrecht-Antwerpen &c., 1952), 1-26; Id., “Filips de Schone en Maximiliaans tweede Regentschap, 1493-1515”. Ib., 27-50; Pirenne, Histoire de Belgique, 3III, 22-27, 32-34, 49; Id., Histoire de Belgique, 4II, 22-25, 29-30, 39; F. Petri. “Die früheren Habsburger in die niederländischen Geschichte”. BMHGU, LXII (1958), 11*43*; Prevenier. & Blockmans, Bourgondische Nederlanden, 200, 255-257, 272, 279-280; R. Wellens. “La Révolte Brugeoise de 1488”. ASÉB, CII (1965), 5-52, 5-8. Zie ook Preambule n. . 155Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 209-215, nrs. 148-150: 4 april-10 mei 1482; Pirenne, Histoire de Belgique, 3III, 27-31; Id., Histoire de Belgique, 4II, 25-27.
HET DAGBOEK VAN ROMBOUDT DE DOPPERE
: INLEIDING
Toch kwam het niet dadelijk tot een breuk tussen beide partijen: terwijl Maximiliaan in alle andere gewesten van de Nederlanden als heer werd ingehuldigd 156, voerden de Vier Leden van Vlaanderen – bij dit alles had Gent de leiding 157 – hun eigen politiek in naam van hertog Filips. Adolf van Kleef-Ravenstein, heer van Mark ( ✝ 1495), Filips van Bourgondië, heer van Beveren (✝ 1498), Lodewijk van Gruuthuse ( ✝ 1492), Adriaan Vilain II van Rassegem (✝ 1490) en Filips Wielant (✝ 1520) werpen zich op als raadgevers van de minderjarige hertog – reeds op 10 januari 1483 tot Vlaamse graaf uitgeroepen – en streven naar een einde van de oorlog met Frankrijk 158. Aanvankelijk was de houding van Maximiliaan toegevend: op 23 december 1482 legt hij zich zelfs neer bij de tweede Vrede van Atrecht, die de Vlamingen samen met Lodewijk XI hadden opgesteld, en die zeer gunstig voor deze laatste was 159. Algauw verslechterden de relaties: de aartshertog wilde ook in Vlaanderen regeren en tegen de Vrede van Atrecht in, de gebieden die hij aan Frankrijk verloren had, heroveren. Op 30 augustus 1483 sterft de Franse koning Lodewijk XI 160: de dertienjarige Karel VIII (1483-1498) wordt een trouw bondgenoot van de Leden van Vlaanderen. Dit open conflict heeft in 1488 precies tot de Brugse Opstand geleid. De Roomse koning besliste eind 1487 de Staten-Generaal te Brugge bijeen te roepen. Op 16 december 1487 komt hij, begeleid door tweehonderd soldaten, de stad binnen. De Bruggelingen worden onrustig: de sfeer wordt nog meer gespannen wanneer op 10 januari 1488 (n.s.) de Gentenaars onder leiding van kapitein Adriaen Vilain van Gavere en van Liedekerke, filius mer Colaerts161, met Franse steun Kortrijk innemen162. Ieper weigert daarop de troepen van Maximiliaan onder leiding van Filips van Kleef, de stad binnen te laten. Maximiliaan ziet de ernst van de situatie in, maar giet nog meer olie op het vuur door van de Bruggelingen zesduizend pond en het onderhoud voor een leger van tweeduizend soldaten te eisen: Brugge weigert dit, en wanneer de Duitse troepen in de omgeving van 156Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 222-224, nr. 154: 19-29 mei 1482; Kokken, Steden en Staten, 272-273. Zie ook supra n. . 157Pirenne, Histoire de Belgique, 3III, 6-8, 16-19, 34-35; Id., Histoire de Belgique, 4II, 15-16, 19-21, 30-31. Zie ook infra n. 158Blockmans, Handelingen 1477-1506, I, 218-222, nr. 153: 12-29 mei 1482, Kokken, Steden en Staten, 244-246, 283; Pirenne, Histoire de Belgique, 3III, 38-39; Id., Histoire de Belgique, 4II, 32-33; Prevenier, “Geforceerde Huwelijken en politieke Clans”, 304. Zie ook supra n. . 159H. Dubois. “La Paix au Moyen Age”. Les Fondements de la Paix. Des Origines au Début du XVIIIe Siècle (dir.). P. Chaunu, (Coll. “Histoires”), Parijs, 1993, 95-108; Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 230-232. 160Ph. de Commynes. Mémoires sur Louis XI (1464-1483). Édition présentée, établie et annotée par Jean Dufournet, (Coll. “Folio”, 1078), Parijs, 1978, 502-514; M. Chombart de Lauwe. Anne de Beaujeu ou la Passion du Pouvoir, (Coll. “Figures de Proue”), Parijs, 1980, 9-21; J. Dufournet. “Commynes et la Mort”. Death in the Middle Ages (eds.). H. Braet & W. Verbeke, (Mediaevalia Lovaniensia. Series I, Studia IX), Leuven, 1983, 222-238, 227-236. 161Adriaen Vilain van Gavere en van Liedekerke, filius mer Colaerts. Zie Bijlage : Prosopografie, nr. . 162L. Gilliodts-Van Severen. “La Capitivité de Maximilien (Détails inédits)”. F, XII (1881), 395-424, 401; Prevenier, “Geforceerde Huwelijken en politieke Clans”, 305.
HET DERDE BOEK
: INLEIDING
de stad verschijnen, wil de regent zich met hen in contact stellen. De Brugse stadspoortwachters weigeren voor de Roomse koning de poorten te openen. Hij onderneemt verschillende pogin-gen, op verschillende dagen, aan verschillende poorten, en botst overal op gesloten poorten die bewaakt worden door gewapende poorters. Wanneer hij zich toch onvoorzichtig in de stad waagt, nemen de gilden hem gevangen: de ambachten lopen te hoop op de Markt, het plein wordt gebarricadeerd, en verschillende van zijn vertrouwelingen, waaronder de bekendste, schout Pieter Lanchals, worden gezocht, gefolterd en terechtgesteld door de opstandelingen. Er komt een nieuw stadsbestuur. Maximiliaan van Oostenrijk wordt op de Markt, in het huis Cranenburg, later in een ander huis, achter de Sint-Jacobskerk, opgesloten 163. Keizer Frederik III komt met een leger naar Brugge om hem te ontzetten. Op 12 mei 1488 wordt door de StatenGeneraal met Gent een Unie, alliantie en confederatie besloten. De vrede wordt gesloten, en de Roomse koning wordt na bezwering van deze Unie en op voorwaarde dat de vijandelijkheden stoppen en de stad niet bestraft wordt, vrijgelaten. Als gijzelaar bleef Maximiliaans raadsman Filips van Kleef achter, aan het hoofd van de Regentschapsraad in Vlaanderen164, die voor de Unie zou moeten vechten als de vorst eed brak. Reeds de dag na zijn vrijlating verbrak Maximiliaan, eenmaal bij zijn vader aangekomen, de eed en de oorlog ging gewoon verder.
163E.C. II, f. [230] vb; Blockmans, Volksvertegenwoordiging, 137-143, 365-371; “Correspondance des Magistrats d’ Ypres députés à Gand et à Bruges pendant les Troubles de Flandre sous Maximilien, Duc d’ Autriche, Roi des Romains etc. 1488” (ed.). I.L.A. Diegerick. ASÉB, XIII (1851-1854) (2e Reeks, IX), 47-172, XIV (1855-1856) (2e Reeks, X), 3-142 & 311-393, geciteerd naar de overdruk Brugge, 1853-1856, 306 blz., 11-14, 19-20, 2932, 126-132, 170-176; S. Dauchy. “Le Douaire de Marguerite d’ York, la Minorité de Philippe le Beau et le Parlement de Paris 1477-1494”. BCRH, CLV (1989), 49-127, 65, n. 1, 80, n. 22 & 23; de Fouw, Philips van Kleef, 141-275; Gilliodts-Van Severen, Inventaire, VI, 288-316, 290-303, 311-312, 332-333; Onghena, Iconografie, 17-23; Paravicini, “Brugge en Duitsland”, 126-127; Prevenier. & Blockmans, Bourgondische Nederlanden, 238-239, 270, 272-274; van Houtte, Geschiedenis van Brugge, 128-133; Wellens, “Révolte”, 9-10. Zie ook infra n. . 164Zie infra, n. .