ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF IN DE PROVINCIËN ARCHIVES GÉNÉRALES DU ROYAUME ET ARCHIVES DE L’ÉTAT DANS LES PROVINCES
ARCHIEFBEHEERSPLANNEN EN SELECTIELIJSTEN TABLEAUX DE GESTION ET TABLEAUX DE TRI
107
Archief van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding (DG4) Voorbereidend studiedossier van de archiefselectielijst
door ISBN 978 90 5746 583 3
Kathleen DEVOLDER
9789057465833 5221
Brussel – Bruxelles 2013
ARCHIEF VAN DE FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
DIRECTORAAT-GENERAAL DIER, PLANT EN VOEDING (DG4) VOORBEREIDEND STUDIEDOSSIER VAN DE ARCHIEFSELECTIELIJST
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF IN DE PROVINCIËN ARCHIVES GÉNÉRALES DU ROYAUME ET ARCHIVES DE L’ÉTAT DANS LES PROVINCES
ARCHIEFBEHEERSPLANNEN EN SELECTIELIJSTEN TABLEAUX DE GESTION ET TABLEAUX DE TRI
107
Naamsvermelding - Niet Commercieel - Geen Afgeleide Werken CC BY-NC-ND http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/3.0/nl/ Attribution - Pas d’Utilisation Commerciale - Pas de Modification CC BY-NC-ND http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/3.0/fr/
ISBN : 978 90 5746 583 3
Algemeen Rijksarchief – Archives générales du Royaume D/2013/531/025 Bestelnummer – Numéro de commande : Publ. 5221 Algemeen Rijksarchief – Archives générales du Royaume Ruisbroekstraat 2 rue de Ruysbroeck 1000 Brussel – Bruxelles
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF IN DE PROVINCIËN ARCHIVES GÉNÉRALES DU ROYAUME ET ARCHIVES DE L’ÉTAT DANS LES PROVINCES
ARCHIEFBEHEERSPLANNEN EN SELECTIELIJSTEN TABLEAUX DE GESTION ET TABLEAUX DE TRI
107
Archief van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding (DG4) Voorbereidend studiedossier van de archiefselectielijst
door
Kathleen DEVOLDER
Brussel – Bruxelles 2013
DANKWOORD Bij het opstellen van deze archiefselectielijst heb ik hulp en medewerking gekregen van een groot aantal personen die ik in dit dankwoord wil vermelden. In de eerste plaats wil ik mevrouw Corinne Gaillard en mevrouw Carole Deltour bedanken. Als verantwoordelijken voor het project “Optimalisering van de cel Dierenwelzijn ter voorbereiding van een mogelijke regionalisering in het kader van de zesde staatshervorming” introduceerden zij mij in de administratie. Mijn dank gaat eveneens uit naar directeurgeneraal Philippe Mortier voor het vriendelijk onthaal, en naar dhr. Marc Wijndaele, diensthoofd Office Management, die mij in contact bracht met de andere diensthoofden van DG4. Hij stelde mij tevens een belangrijk werkinstrument ter beschikking, namelijk de archiefinventarissen van de verschillende diensten opgemaakt in 2007. Mijn dank geldt ten slotte alle diensthoofden en personeelsleden van DG4 die ik in het kader van de opmaak van deze selectielijst heb gesproken. Ondanks hun drukke agenda maakten zij tijd vrij om tekst en uitleg te geven over de organisatie en de werking van hun dienst, over hun taken en activiteiten en over de dossiers die zij beheren. Deze selectielijst zou niet mogelijk geweest zijn zonder hun steun en medewerking. Naar goede gewoonte wil ik ook dhr. Karel Velle, algemeen rijksarchivaris, vermelden, en mevr. Rolande Depoortere, hoofd van de afdeling Toezicht, Advisering en Coördinatie van Verwerving en Selectie van het Algemeen Rijksarchief. Zij vertrouwden mij deze opdracht toe, verleenden mij de nodige begeleiding en ondersteuning, en stonden ten slotte ook in voor de evaluatie van de archiefselectielijst. Kathleen Devolder januari 2013
5
INHOUDSTAFEL
DANKWOORD ...................................................................................................................................... 5 INHOUDSTAFEL .................................................................................................................................. 7 LIJST VAN BRONNEN EN WERKEN ............................................................................................... 9
Bronnen ..................................................................................................................................... 9 Gedrukte bronnen ...................................................................................................................... 9 Electronische bronnen ............................................................................................................... 9 Werken .................................................................................................................................... 10 LIJST VAN AFKORTINGEN ............................................................................................................ 13 DE VOORBEREIDING VAN DE STUDIE ....................................................................................... 15 GESCHIEDENIS EN WERKING VAN DE INSTELLING ............................................................ 17
A. HISTORIEK IN VOGELVLUCHT VAN DE FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU .............................................................................................. 17 B. ORGANISATIE EN WERKING VAN DG4 ................................................................................ 19 C. BEVOEGDHEDEN EN ACTIVITEITEN ..................................................................................... 20 1. Bevoegdheden en activiteiten van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu .................................................................................................................................. 20 2. Bevoegdheden en activiteiten van DG4...................................................................................... 20 3. Bevoegdheden en activiteiten van de diverse diensten ............................................................... 21 Office Management .................................................................................................................. 21 Pesticiden en Meststoffen......................................................................................................... 21 Sanitair Beleid Dieren en Planten ............................................................................................ 23 Voedingsmiddelen, Dierenvoeders en Andere Consumptieproducten ..................................... 24 Inspectie Consumptieproducten, Dierenwelzijn en Cites ......................................................... 27 Dierenwelzijn ........................................................................................................................... 27 ORGANOGRAMMEN ........................................................................................................................ 31 DE ARCHIEVEN VAN DE INSTELLING EN HUN SELECTIE .................................................. 35
A. ARCHIEFVORMING EN –BEHEER ......................................................................................... 35 B. DE BELANGRIJKSTE ARCHIEFREEKSEN ............................................................................... 35 C. SELECTIEPOLITIEK .............................................................................................................. 43
7
LIJST VAN BRONNEN EN WERKEN BRONNEN DE GRYSE P., BERTHOT C., ‘Voedingssupplementen: wetgeving en toelichting bij de notificatie’. [Nota van de dienst Voedingsmiddelen, Dierenvoeders en Andere Consumptieproducten. Beschikbaar op de website van de FOD Volksgezondheid]. Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan voor België (2005-2010). Operationeel plan, versie februari 2006. ‘Optimisation de la cellule Bien-être animal en prévision du transfert ou non de la compétence aux Régions dans le cadre de la 6e Réforme de l’État’, 2012. [Projectfiche]
GEDRUKTE BRONNEN Belgisch Staatsblad. Dialoog. Jaarverslag 2005. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Brussel, 2006. Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding. Een goede regelgeving: basis voor veilige en kwaliteitsvolle voeding, Brussel, s.d. [brochure]. 1996. De Gezondheid in België. La Santé en Belgique. Health in Belgium, Brussel, Emile Cukier – SA Media Belgium International NV, 1996. “Op uw gezondheid”. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu [Jaarverslag 2003], Brussel, 2004. Op de graad gemeten. Jaarverslag 2004. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Brussel, 2005. Jaarverslag 2010. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Brussel, Brussel, 2011. Publicatieblad van de Europese Unie. Vinger aan de pols. Jaarverslag 2006. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Brussel, 2007.
ELECTRONISCHE BRONNEN http://www.arch.be. http://www.codexalimentarius.nl. http://www.eppo.int. 9
http://www.fagg-afmps.be. http://www.fytoweb.fgov.be. http://www.health.fgov.be. https://www.ippc.int. http://www.oie.int.
WERKEN BLERO B. en DONY M., ‘La répartition des compétences en matière de politique de santé’, in Courrier hebdomadaire du Centre de recherche et d’information socio-politiques, nr. 1300-1301, 1990. BOURGEOIS P., DEVOLDER C., GUINAND M., SUETENS S., TERRIZZI R., VAN DER CRUYSSEN C., VANDEWEYER L., Het Ministerie van Landbouw (1884-1990). Deel I. Organisatiestructuur van de centrale administratie en adviesorganen, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1993. DECEULAER H. en DOCKX Y., Ministerie van Volksgezondheid. Inventaris van de series koninklijke en ministeriële besluiten, 1830-1978, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2004. DECEULAER H. en TALLIER P.-A., Inventaris van de series notulen van de directieraad van het Ministerie van Volksgezondheid, 1944-2001, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2006. DEVOLDER K., Archief van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Bestuur van de medische expertise (Medex). Archiefselectielijst, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2009. DEVOLDER K., Archief van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen (DG1). Archiefselectielijst, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2010. DEVOLDER K., Archieven van overlegstructuren inzake gezondheidszorg ondersteund door het Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Archiefselectielijsten, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2010. DEVOLDER K., Archief van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer (DG2). Archiefselectielijst, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2010. DEVOLDER K., Archieven van raden en commissies inzake gezondheidszorgberoepen ondersteund door het Directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Archiefselectielijsten, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2010. JACQUEMIN M., Archief van de horizontale diensten van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en van de Hoge Gezondheidsraad. Archiefselectielijst [2008], Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2008.
10
LEFÈVRE J.-N., Archives de l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire (AFSCA). Tableau de tri, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2008. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Evaluatie van de nota Duurzame gewasbescherming. Deelrapport Voedselveiligheid, Bilthoven, 2012. TERRIZZI R., Le Ministère de l’Intérieur (1830-1994). I. Étude de l’administration centrale et répertoires des commissions et services publics, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1995. VANDEWEYER L., Het Ministerie van Volksgezondheid (1936-1990). Organisatie en bevoegdheden, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1995. VELLE K., ‘De centrale gezondheidsadministratie in België vóór de oprichting van het eerste ministerie van volksgezondheid (1849-1936)’, in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste geschiedenis, XXI, 1990, 1-2, p. 162-210. VELLE K., De nieuwe biechtvaders, de sociale geschiedenis van de arts in België, Leuven, Kritak, 1991. VELLE K. en STRUBBE F., ‘De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu’ in VAN DEN EECKHOUT P. en VANTHEMSCHE G. (red.), Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19de-21ste eeuw, Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2009, p. 435-451. VELLE K. en STRUBBE F., ‘Parastatalen van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu’ in VAN DEN EECKHOUT P. en VANTHEMSCHE G. (red.), Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19de-21ste eeuw, Brussel, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, 2009, p. 573-582.
11
LIJST VAN AFKORTINGEN
BPR
Business Process Reengineering
CITES
Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora and Fauna
CODA
Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie
DAR
Draft Assessment Report
DG
Directoraat-generaal
EFSA
European Food Safety Authority
EPPO
European and Mediterranean Plant Protection Organization
EU
Europese Unie
EuroFAWC
European Forum of Animal Welfare Councils
FAGG
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
FAO
Food and Agriculture Organization of the United Nations
FAVV
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
FOD
Federale Overheidsdienst
FRPP
Federale Reductieprogramma voor Pesticiden
GGO
genetisch gemanipuleerd organisme
IPPC
Internation Plant Protection Convention
KB
Koninklijk Besluit
MB
Ministerieel Besluit
NVGP
Nationaal Voedings- en Gezondheids Plan
OIE
World Organisation for Animal Health
ONE
Office de la Naissance et de l’Enfance
PRPB
Programma voor de Reductie van Pesticiden en Biociden
VN
Verenigde Naties
WHO
World Health Organization
WIV
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid 13
DE VOORBEREIDING VAN DE STUDIE De aanzet voor deze archiefselectielijst werd gegeven door mevr. Corinne Gaillard, projectleider bij de Diensten van de Voorzitter van de FOD Volksgezondheid, die in juli 2012 in het kader van het project “Optimalisering van de cel Dierenwelzijn ter voorbereiding van een mogelijke regionalisering in het kader van de zesde staatshervorming” contact opnam met de afdeling Toezicht van het Rijksarchief. Voornoemd project stelde zich ten doel om het kennismanagement en documentbeheer binnen de cel Dierenwelzijn te verbeteren en om de nodige procedures uit te werken, o.a. met het oog op een vlotte ‘regionalisering’ van de werkdocumenten.1 Na een eerste verkennend gesprek met mevr. Gaillard en met mevr. Deltour, de projectverantwoordelijke binnen Dierenwelzijn, werden in de maanden juli-augustus de personeelsleden van Dierenwelzijn geïnterviewd. De ontwerpselectielijst werd in augustus voor nazicht overgemaakt aan het diensthoofd Dierenwelzijn evenals aan mevr. Gaillard. Deze laatste nam de vertaling van de selectielijst naar het Frans op zich. Tevens paste zij de ontwerpselectielijst aan met het oog op een eenvoudige toepassing in geval van regionalisering (door toevoeging van een kolom “bestemming op het moment van de regionalisering” tussen de kolommen “administratieve bewaartermijn” en “definitieve bestemming”). Na overleg met dhr. Wijndaele, diensthoofd Office Management en verantwoordelijke ‘archivering’ binnen DG4, verlegde ik in de daaropvolgende weken mijn actieradius naar de rest van de administratie. In de periode oktober-november werden de overige diensten van DG Dier, Plant en Voeding bezocht om de aanwezige archiefreeksen in kaart te brengen. De interne archiefinventarissen die dhr. Wijndaele mij ter beschikking stelde, waren daarbij een grote hulp. Begin december maakte ik de ontwerpselectielijst voor nazicht over aan de diverse diensthoofden. Na verwerking van de opmerkingen werd de selectielijst begin 2013 aan de algemeen rijksarchivaris en aan de directeur-generaal van DG4 ter goedkeuring voorgelegd en samen met het begeleidend studiedossier op de website van het Rijksarchief gepubliceerd.
1
Projectfiche van het project "Optimisation de la cellule Bien-être animal en prévision du transfert ou non de la compétence aux Régions dans le cadre de la 6e Réforme de l’État" (2012). 15
GESCHIEDENIS EN WERKING VAN DE INSTELLING A. HISTORIEK IN VOGELVLUCHT VAN DE FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu heeft een bewogen institutionele voorgeschiedenis.2 De oprichting van het eerste onafhankelijk Ministerie van Volksgezondheid dateert van 1936 (KB van 13 juni 1936).3 Voorheen ressorteerden de bevoegdheden inzake volksgezondheid onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken (tot 1888), onder het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Openbare Werken (1889-1908) en, vanaf 1908, terug onder Binnenlandse Zaken.4 Het departement ontstond uit een samenvoeging van het Bestuur voor Volksgezondheid afkomstig van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Bestuur der Weldadigheid dat overgeheveld werd vanuit het departement Justitie, en de Hoge Raad voor de Lichamelijke Opvoeding en de Sport, die losgekoppeld werd van het Ministerie van Openbaar Onderwijs.5 Enkele maanden later werd ook de gezondheidsdienst van het Ministerie van Posterijen, Telegrafen en Telefonie naar het nieuwe departement overgeheveld (KB van 16 oktober 1936).6 Het eerste Ministerie van Volksgezondheid was geen lang leven beschoren. Door het KB van 15 mei 1938 werd volksgezondheid terug bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken gevoegd.7 Het duurde nog tot het einde van WO II vooraleer Volksgezondheid voorgoed als een autonoom departement werd ingesteld (besluit van de ministerraad van 13 september 1944).8 In ’46 telde het ministerie vier besturen: het Bestuur der Volksgezondheid, het Bestuur der Sociale Geneeskunde, het Bestuur van het Gezin, van de Huisvesting en van de Onderstand, en het Bestuur voor Lichamelijke Opvoeding, Sport en Openluchtwerken.9 De uitbouw van de verzorgingsstaat in de naoorlogse periode leidde tot een forse groei van het Ministerie van Volksgezondheid, vanaf 1950 het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin genaamd. Het departement werd in 1953 uitgebreid met een Bestuur voor Schade aan Personen (vanaf 1957 Bestuur voor de Oorlogsslachtoffers), in 1963 met een Bestuur der Verzorgingsinstellingen en in 1977 met een Bestuur voor de Sanitaire Bouwkunde. Er werden aan het ministerie ook een aantal bevoegdheden onttrokken: het Bestuur voor Lichamelijke Opvoeding verhuisde in 1963 naar het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur; in 1972 werd het Bestuur voor de Huisvesting naar het Ministerie van Openbare Werken overgeheveld. 10 2
L. VANDEWEYER, Het Ministerie van Volksgezondheid (1936-1990). Organisatie en bevoegdheden, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1995; K. VELLE, ‘De centrale gezondheidsadministratie in België vóór de oprichting van het eerste ministerie van volksgezondheid (1849-1936)’, in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste geschiedenis, XXI, 1990, 1-2, p. 162-210; K. VELLE en F. STRUBBE, ‘De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu’ in: VAN DEN EECKHOUT P. en VANTHEMSCHE G. (red.), Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19de-21ste eeuw, Brussel, 2009, p. 435-451. 3 Belgisch Staatsblad, 14.06.1936. 4 Het Ministerie van Binnenlandse Zaken werd door het KB van 30 oktober 1908 herdoopt tot het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Landbouw. Na de overheveling van landbouw naar het Ministerie van Openbare Werken (KB van 5 augustus 1910) bleef de gezondheidsdienst onder Binnenlandse Zaken ressorteren. Het toenemende belang van de volksgezondheid blijkt uit de naamgeving van het departement in de jaren twintig en dertig: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (nieuwe naam vastgelegd door het KB van 16 december 1921). R. TERRIZZI, Le Ministère de l’Intérieur (1830-1994). I. Etude de l’administration centrale et répertoires des commissions et services publics, Brussel, 1995, p. 89-99. 5 KB van 13 juni 1936, Belgisch Staatsblad, 14.06.1936. 6 KB van 16 oktober 1936, Belgisch Staatsblad, 02.12.1936. 7 KB van 15 mei 1938, Belgisch Staatsblad, 16.05.1938. 8 L. VANDEWEYER, Op. cit., p. 40. 9 Ibid., p. 43. 10 K. VELLE en F. STRUBBE, ‘De FOD Volksgezondheid…’, p. 440.
17
Tegen het einde van de jaren zeventig bestond het ministerie uit acht grote onderdelen die de voornaamste taakgebieden van het departement weerspiegelden:11 1. het Bestuur Algemene Diensten; 2. het Bestuur voor de Volksgezondheid; 3. het Bestuur voor de Sociale Geneeskunde; 4. het Bestuur van de Onderstand (vanaf het KB van 4 maart 1977: Bestuur voor Maatschappelijk Welzijn); 5. het Bestuur van de Gezinszorg en van de Huisvesting; 6. het Bestuur voor de Oorlogsgetroffenen; 7. het Bestuur voor de Verzorgingsinstellingen/de Verplegingsinrichtingen; 8. de Bestuursafdeling voor de Sanitaire Bouwkunde. Door de tweede staatshervorming in 1980 (bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980)12 werden een aantal persoonsgebonden aangelegenheden inzake gezondheidsbeleid en bijstand aan personen (o.a. het gezinsbeleid) geregionaliseerd. Het duurde echter enkele jaren vooraleer de administratieve structuren zich aan de nieuwe wettelijke realiteit aanpasten. In 1987 werd het vroegere Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin omgevormd tot het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu (KB van 27 januari 1987).13 Bij KB van 12 december 1994 en bij KB van 7 april 1995 werd de administratie samengevoegd met het Ministerie van Sociale Voorzorg tot één departement: het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu (inwerkingtreding op 1 oktober 1995) dat 9 besturen telde (zie organigram p. 31).14 De fusie tussen het Ministerie van Volksgezondheid en het Ministerie van Sociale Voorzorg werd in 2001 ongedaan gemaakt door de oprichting van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu enerzijds, en van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid anderzijds (koninklijke besluiten van 23 mei 2001).15 De FOD Volksgezondheid ging effectief van start in december 2002. Het organogram van de FOD omvatte, naast de diensten van de voorzitter en drie stafdiensten,16 vijf directoraten-generaal: - Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen (DG1) - Basisgezondheidszorg (DG2) - Geneesmiddelen (DG3) - Dier, Plant en Voeding (DG4) - Leefmilieu (DG5).17 In 2006 werd DG3 verzelfstandigd tot een agentschap, namelijk het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten.18 In hetzelfde jaar werd het Bestuur van de Medische Expertise dat ressorteerde onder DG2, losgekoppeld van Basisgezondheidszorg. Voor een actueel organigram van de FOD Volksgezondheid, zie p. 33.
11
L. VANDEWEYER, Op. cit., p. 51. Belgisch Staatsblad, 15.08.1980. 13 Belgisch Staatsblad, 05.02.1987. 14 K. VELLE en F. STRUBBE, ‘De FOD Volksgezondheid…’, p. 441-442. 15 Belgisch Staatsblad, 29.05.2001. 16 P&O (Personeel & Organisatie), B&B-L (Budget & Beheerscontrole-Logistiek) en ICT. “Op uw gezondheid”. Fod Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. [Jaarverslag 2003], Brussel, [2004], p. 67. 17 “Op uw gezondheid”, p. 6-7. 18 Wet van 20 juli 2006 betreffende de oprichting en werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, Belgisch Staatsblad, 08.09.2006. http://www.fagg-afmps.be. 12
18
B. ORGANISATIE EN WERKING VAN DG4 Bij de oprichting van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu telde het Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding vier afdelingen:19 -
Afdeling 1: Grondstoffen en Plantenbescherming, bevoegd voor het wettelijk vastleggen van de voorwaarden voor het gebruiken en verhandelen van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, genetisch gewijzigde gewassen en stoffen voor dierlijke voeding, met het oog op de bescherming van de gezondheid van mens, dier en leefmilieu.
-
Afdeling 2: Dierengezondheid en Dierlijke Producten, verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding inzake de dierengezondheid en de veiligheid van dierlijke producten (o.a. uitwerking van regelgeving in verband met dierziekten die gevaar kunnen opleveren voor de volksgezondheid of die verstorend werken op de internationale handel).
-
Afdeling 3: Voedingsmiddelen en Andere Verbruiksproducten, belast met de opvolging en uitwerking van wetgeving over voedingsmiddelen, voedingssupplementen, toevoegsels, contaminanten, verpakkingsmaterialen, cosmetica en tabak, en dit zowel op nationale, Europese als op internationale schaal.
-
Afdeling 4: Dierenwelzijn en CITES ten slotte, was bevoegd voor alles wat van ver of dichtbij te maken had met de bescherming of het welzijn van dieren: het opstellen van de wetgeving, het afleveren (en intrekken) van erkenningen, de controle op het naleven van de wetgeving en de behandeling van klachten.20
Het personeel van DG4 was grotendeels afkomstig van het op 15 oktober 2002 opgeheven Ministerie van Landbouw en Middenstand. In 2004 werd in het Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding een herstructurering doorgevoerd. Sindsdien omvat de administratie één ondersteunende dienst – Office Management – en vijf operationele diensten: Pesticiden en Meststoffen Sanitair Beleid Dieren en Planten Voedingsmiddelen, Dierenvoeders en Andere Consumptieproducten Dierenwelzijn en (tot 2012) CITES21 Inspectie. Deze dienst ontstond na een BPR uit een fusie van de Inspectie Andere Consumptieproducten (van de vroegere Eetwareninspectie) en de Inspectie Dierenwelzijn en CITES (van het vroegere Ministerie van Landbouw). Door de inspecteurs in een afzonderlijke entiteit onder te brengen werd een dubbel doel nagestreefd: de efficiëntie verhogen – door de inspecteurs polyvalent op te leiden zouden ze rationeler ingezet kunnen worden – en de totale onafhankelijkheid van de inspecteurs garanderen.22 De inspectiedienst omvat een kleine administratieve eenheid (het ‘hoofdbestuur’), gevestigd te Brussel, en twee regionale centra in Gent en in Namen.
19
“Op uw gezondheid”, p. 28-31. CITES: Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora and Fauna. 21 CITES verhuisde in de loop van 2012 naar DG5. 22 Op de graad gemeten. Jaarverslag 2004. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Brussel, 2005, p. 55. 20
19
C. BEVOEGDHEDEN EN ACTIVITEITEN 1. Bevoegdheden en activiteiten van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu heeft bij zijn oprichting in 2001 bevoegdheden geërfd van het voormalige Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en van het geregionaliseerde Ministerie van Landbouw.23 Overeenkomstig het KB van 23 mei 2001 is de FOD bevoegd voor:24 1. de voorbereiding van het beleid inzake de volksgezondheid en de uitvoering ervan, onder meer via: - de organisatie en de financiering van de zorgvoorzieningen; - de organisatie van de gezondheidszorgberoepen; - de dringende medische hulpverlening; - het internationaal overleg en de samenwerking; - de technische en administratieve ondersteuning van communicatie, raden en overlegorganen; 2. de voorbereiding van het beleid inzake de voedselveiligheid en de vrijwaring van de volksgezondheid en het leefmilieu, en de uitvoering ervan, onder meer via: - volksgezondheid; - de normering en de controle van de cosmetica; - de productnormering van gezondheidsaspecten in verband met eetwaren en andere consumptieproducten; - de productnormering van de grondstoffen, de plantaardige sector, de dieren-gezondheid en de dierlijke productie; - de normering en het beheer van het dierenwelzijn; - leefmilieu; - de invulling en de coördinatie van het nationaal en internationaal milieubeleid; - de promotie van een duurzame productie- en consumptiewijze, inzonderheid het geïntegreerd productbeleid; 3. de medische expertise; 4. de voorbereiding en de coördinatie van de uitvoering van het beleid inzake duurzame ontwikkeling en de terbeschikkingstelling van expertise in het kader van dit beleid.
2. Bevoegdheden en activiteiten van DG4 Het Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding staat in voor de beleidsvoorbereiding en voor het vastleggen van regels en normen voor de kwaliteit en de veiligheid van alle producten die in de voedselketen terecht komen en die gecontroleerd worden door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen: dieren, planten, voedingsmiddelen, dierenvoeders, pesticiden, meststoffen en bodemverbeterende middelen, en GGO’s (genetisch gemodificeerde organismen).
23
Voor informatie over de organisatiestructuur van het Ministerie van Landbouw, zie: P. BOURGEOIS, C. DEVOLDER, M. GUINAND, S. SUETENS, R. TERRIZZI, C. VAN DER CRUYSSEN, L. VANDEWEYER, Het Ministerie van Landbouw (1884-1990). Deel I. Organisatiestructuur van de centrale administratie en adviesorganen, Brussel, 1993, 268 p. 24 KB van 23 mei 2001 houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu, Belgisch Staatsblad, 29.05.2001. Dit KB werd gewijzigd door het KB van 5 september 2002, door het KB van 8 oktober 2004 en door het KB van 19 maart 2007. 20
Hoewel DG4 en het FAVV nauw samenwerken, bestaat er dus een duidelijke afbakening van de bevoegdheidsdomeinen: waar DG4 instaat voor het voedselveiligheidsbeleid, waakt het FAVV over de toepassing ervan. Daarnaast is DG4 ook bevoegd voor dierenwelzijn (bescherming van het welzijn van gezelschapsdieren, proefdieren en nutsdieren, dierentuindieren, inspectie), tabak (bestrijding van tabakgebruik, controle op de verbodsbepalingen) en cosmetica (normering van de producten en de proeven).25
3. Bevoegdheden en activiteiten van de diverse diensten Office Management OM staat in voor het administratief secretariaat van de directeur-generaal en voor het verlenen van logistieke en administratieve steun aan de operationele diensten.26 Pesticiden en Meststoffen De activiteiten van deze dienst zijn viervoudig: - de erkenning van gewasbeschermingsmiddelen of pesticiden. Krachtens het KB van 28 februari 1994 mogen bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik slechts op de markt worden gebracht en/of gebruikt, indien ze vooraf zijn erkend door de minister bevoegd voor Volksgezondheid.27 De erkenning slaat niet enkel op de werkzame stof, maar op de volledige samenstelling van het preparaat. De dienst Pesticiden en Meststoffen speelt een centraliserende rol bij het verlenen van de erkenning. De dienst onderzoekt het door het bedrijf ingediende erkenningsdossier en vraagt, indien nodig, bijkomende informatie ter vervollediging van het dossier in het vooruitzicht van het onderzoek door het Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Het betreft een comité opgericht bij de FOD Volksgezondheid, samengesteld uit 12 leden: drie deskundigen van DG Dier, Plant en Voeding, een deskundige van DG Leefmilieu, twee deskundigen van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, een deskundige van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, een deskundige van het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie, een deskundige van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en een deskundige voor elk van de drie Gewesten.28 De minister verleent (of weigert) de erkenning op advies van het Erkenningscomité. De beslissingen worden vastgelegd in erkenningsakten. Alle gegevens opgenomen in de erkenningsakten zijn raadpleegbaar via de website “Fytoweb”.29
25
‘Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Directoraatgeneraal Dier, Plant en Voeding. Een goede regelgeving: basis voor veilige en kwaliteitsvolle voeding’, Brussel, s.d., p. 2 [brochure]; http://www.health.belgium.be/eportal/Aboutus/ourorganisation/DGforAnimals,PlantsandFoodstuf/index.htm (geraadpleegd op 7 januari 2013). 26 ‘Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Directoraatgeneraal Dier, Plant en Voeding. Een goede regelgeving: basis voor veilige en kwaliteitsvolle voeding’, Brussel, s.d., p. 3 [brochure]. 27 KB van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (gecoördineerde versie), art. 7, Belgisch Staatsblad, 11.05.1994. Het eerste KB houdende reglementering van het bewaren, verkopen en gebruiken van pesticiden en phytopharmaceutische producten dateert van 31 mei 1958, Belgisch Staatsblad, 12.07.1958. 28 KB van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (gecoördineerde versie), art. 9. 29 http://www.fytoweb.fgov.be/indexNL.asp (geraadpleegd op 7 januari 2013). 21
-
het opstellen van monografieën over werkzame stoffen van pesticiden in het kader van het EU-programma ter (her)evaluatie van alle werkzame stoffen. De dienst stelt voor de stoffen waarvoor België als rapporteur is aangewezen een DAR (Draft Assessment Report) op. De DARs worden door EFSA30 gepubliceerd en vrijgegeven voor raadpleging (public consultation & peer review). Ze fungeren als basis voor het risk assessment report dat door EFSA wordt overgemaakt aan de Commissie (“the EFSA conclusion”). Deze laatste beslist vervolgens over het al dan niet goedkeuren van de betrokken stof.
-
de toelating van meststoffen, bodemverbeterende middelen en zuiveringsslib. Het verhandelen en het gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen, teeltsubstraten, zuiveringsslib en van andere producten waaraan een specifieke werking ter bevordering van de plantaardige productie wordt toegeschreven, is wettelijk geregeld bij KB van 7 januari 1998.31 In Bijlage I van dit KB zijn de producten opgesomd die in België verhandeld mogen worden. Voor producten die niet in deze bijlage voorkomen, dient een ontheffing aangevraagd te worden. Bedrijven die zuiveringsslib (slib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk, stedelijk en/of industrieel afvalwater) wensen af te zetten in de landbouw moeten vooraf een toelating vragen.32
-
het uitwerken, opvolgen en actualiseren van het Federaal Reductieprogramma voor Pesticiden (FRPP), een federaal actieprogramma met het oog op de reductie van de risico’s en/of het gebruik van pesticiden (onderdeel van het Programma voor de Reductie van Pesticiden en Biociden,33 ingesteld door de wet van 21 december 1998).34
Bedrijven die grondstoffen voor de landbouw op de markt willen brengen, moeten hiervoor bijdragen en retributies aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten betalen. Dit Fonds is gegroeid uit het Fytofarmaceutisch Fonds, opgericht in 1981.35 Het fonds was aanvankelijk beperkt tot gewasbeschermingsmiddelen maar werd in de loop der jaren verscheidene keren uitgebreid, de laatste keer in 2004.36 De dienst Pesticiden en Meststoffen staat in voor het beheer van het Grondstoffenfonds, dat in tegenstelling tot het Dierengezondheids- of het Plantenfonds (zie p. 23) geen solidariteitsfonds is. De inkomsten worden niet aangewend om de bijdragende sectoren in geval van crisis te vergoeden, maar wel voor het financieren van wetenschappelijk onderzoek of van administratieve taken (bijvoorbeeld de behandeling van de erkenningsaanvragen pesticiden).37 30
EFSA: Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (http://www.efsa.europa.eu). KB van 7 januari 1998 betreffende de handel in meststoffen, bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten, Belgisch Staatsblad, 11.06.1998. 32 http://www.health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/Fertilisers/index.htm (geraadpleegd op 7 januari 2013). 33 Het reductieprogramma voor biociden wordt aangestuurd door DG5 (Leefmilieu). 34 Wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, Belgisch Staatsblad, 11.02.1999. Het eerste reductieprogramma van de gewasbeschermingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik en de biociden werd opgelegd door het KB van 22 februari 2005. Het had betrekking op de periode 2005-2010 en werd uitgewerkt met de medewerking van alle betrokken actoren: de overheid op de verschillende bestuursniveaus, de beroepsorganisaties inzake consumentenbescherming, milieubescherming, enz. De eerste actualisatie (2007-2008) maakte een balans op van de eerste twee jaar, definieerde prioritaire acties voor de volgende periode, bevatte een herziening van de beheerstructuren van het programma en vulde ook enkele leemten in de oorspronkelijke tekst aan. De tweede actualisatie (2009-2010) werd in februari 2010 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. In de periode augustus-oktober 2012 werd het ontwerp van het FRPP 20132017 voor publieke raadpleging op de website van de FOD Volksgezondheid gepubliceerd. http://www.health.belgium.be/eportal/Environment/Chemicalsubstances/PRPB/index.htm (geraadpleegd op 7 januari 2013). 35 Koninklijk besluit van 11 december 1981 betreffende het Fytofarmaceutisch Fonds, Belgisch Staatsblad, 16.12.1981. 36 KB van 14 januari 2004 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, Belgisch Staatsblad, 30.01.2004. 37 http://www.sante.belgique.be/eportal/AnimalsandPlants/sanitaryfunds/rawmaterialsfunds/index.htm. 31
22
Sanitair Beleid Dieren en Planten Sanitair Beleid Dieren en Planten is actief op het vlak van:38 1. beleidsvoorbereiding De dienst is belast met het uitwerken en het ontwikkelen van het sanitair en het fytosanitair beleid en met het opstellen van analyses en adviezen inzake dit beleid. 2. normalisatie en wetgeving. De dienst staat in voor: - de opvolging van de Europese wetgeving (Raad, Commissie); - deelname aan werkgroepen van internationale organisaties zoals OIE39, IPPC40 en EPPO41; - het uitwerken van federale (fyto)sanitaire normen; - de voorbereiding van koninklijke en ministeriële besluiten; - het aanpassen van bestaande wet- en regelgeving. 3. het beheer van twee sanitaire fondsen, namelijk het Planten- en het Dierengezondheidsfonds, opgericht bij de wetten van 17 maart 199342 en 23 maart 199843. Het betreft solidariteitsfondsen die gespijsd worden door verplichte bijdragen van aardappelproducenten en van alle natuurlijke of rechtspersonen die dieren houden of verhandelen. De fondsen worden gebruikt voor schadeloosstellingen van aardappelproducenten die financiële verliezen hebben geleden door de verplichte vernietiging, behandeling of verwerking van door schadelijke organismen aangetaste partijen aardappelen en van veehouders wiens dieren worden opgeruimd in het kader van de bestrijding van aangifteplichtige ziekten zoals BSE.44 Het Dierengezondheidsfonds komt ook tussen in de betaling van de prestaties die erkende dierenartsen uitvoeren in het kader van de dierenziektebewaking (zoals bloedafname voor onderzoek van brucellose en leucose) en in de uitvoering van bepaalde specifieke acties in het algemeen belang van de veehouderij (bijvoorbeeld monitoring van paratuberculose).45 Elk fonds wordt beheerd door een raad – de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten en de Raad van het Begrotingsfonds voor de productie en de bescherming van planten – die wordt voorgezeten door de directeur-generaal van DG4. De dienst Sanitair Beleid verzekert het secretariaat van beide raden46 en staat ook in voor de opvolging van de fondswerkgroepen. Binnen het Dierengezondheidsfonds zijn 5 vaste werkgroepen actief, namelijk: - runderen 38
PowerPoint-presentatie over de dienst door dhr. G. Lamssens. Het Office internationale des Épizooties, opgericht in 1924, werd in 2003 omgevormd tot Organisation Mondiale de la Santé Animale/World Organisation for Animal Health, maar het acroniem ‘OIE’ werd behouden. Het OIE is een intergouvernementele organisatie verantwoordelijk voor het verbeteren van de dierengezondheid in de wereld (178 lidstaten in 2011) http://www.oie.int (geraadpleegd op 7 januari 2013). 40 IPPC: International Plant Protection Convention, een internationaal verdrag op het gebied van plantengezondheid dat in 1952 werd aangenomen door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties. https://www.ippc.int (geraadpleegd op 7 januari 2013). 41 EPPO: European and Mediterranean Plant Protection Organization. EPPO is een intergouvernementele organisatie verantwoordelijk voor Europese samenwerking inzake plantengezondheid. Opgericht in 1951 door 15 Europese landen, telt deze organisatie ondertussen 50 leden. http://www.eppo.int (geraadpleegd op 7 januari 2013). 42 Wet van 17 maart 1993 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de produktie en de bescherming van planten en plantaardige produkten, Belgisch Staatsblad, 28.05.1993. 43 Wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, Belgisch Staatsblad, 30.04.1998. 44 BSE: Boviene spongiforme encefalopathie of gekkekoeienziekte. 45 http://www.sante.belgique.be/eportal/AnimalsandPlants/sanitaryfunds/animalhealthfunds/index.htm#inning (geraadpleegd op 7 januari 2017). 46 Koninklijk besluit van 21 januari 2005 betreffende de organisatie, de samenstelling en de werking van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, Belgisch Staatsblad, 24.02.2005. 39
23
- varkens - pluimvee - schapen, geiten en hertachtigen - zuivel. De afdeling ‘Planten’ van de dienst Sanitair Beleid staat ook in voor de inning van de bijdragen van de landbouwers en voor de behandeling van de ingediende schadeloosstellingsdossiers. 4. de erkenning van dierenartsen. De uitoefening van de diergeneeskunde wordt gereglementeerd door de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde.47 Dierenartsen moeten houder zijn van een wettelijk diploma en ingeschreven zijn op de lijst van de bevoegde Orde. Krachtens art. 4 van deze wet moeten dierenartsen die willen meewerken aan de uitvoering van wets- en verordeningsbepalingen (gereglementeerde ziektes, profylaxe tegen ziektes,…) bovendien vooraf erkend worden door de minister van Volksgezondheid. Sanitair Beleid staat in voor de behandeling van de erkenningsaanvragen, voor het opstellen van de ministeriële besluiten en voor het invoeren van de erkende dierenartsen in de databank “Sanitel” van het FAVV. Voedingsmiddelen, Dierenvoeders en Andere Consumptieproducten Deze dienst staat in voor de opvolging en uitwerking van wetgeving betreffende de gezondheidsaspecten in verband met: 1. voedingsmiddelen: - toevoegingsmiddelen voor voedingswaren - contaminanten - hygiëne - novel foods48 - nutriënten en plantenextracten - etikettering en gezondheidsbeweringen - dieetvoeders - voedingsbeleid 2. dierenvoeders: - registratie van toevoegingsmiddelen (EU) - toelatingen voor proeven - grondstoffen - mengvoeders - feed ban (verbod gebruik dierenmeel) 3. genetisch gewijzigde organismen: - toelatingen voor proeven en commercialisering - informatie aan het publiek - gebruik in voeding en dierenvoeders 4. andere consumptieproducten: - verpakkingsmateriaal - cosmetica 47
Wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde, Belgisch Staatsblad, 15.10.1991. Deze wet verving de wet van 4 april 1890 http://www.health.belgium.be/eportal/AnimalsandPlants/animalhealth/animalmedicine/index.htm (geraadpleegd op 7 januari 2013). 48 Een voedingsmiddel of een voedselingrediënt wordt aanschouwd als een novel food (nieuw voedingsmiddel) indien het niet in significante mate werd geconsumeerd in de EU vóór 15 mei 1997. http://www.health.belgium.be/eportal/foodsafety/foodstuffs/novelfoods/index.htm?fodnlang=nl (geraadpleegd op 7 januari 2013). 24
tabak.49 Dit behelst opvolging en omzetting van Europese wetgeving, deelname aan internationale vergaderingen (Europese Unie, Codex Alimentarius,50...), het indienen van adviesaanvragen bij de Hoge Gezondheidsraad, de redactie van koninklijke en ministeriële besluiten enzovoort. -
De dienst staat ook in voor de behandeling van de aanvragen voor het bekomen van een notificatie (kennisgeving) of toelating voor de fabricage en/of het in de handel brengen van: - voedingssupplementen, dit zijn voorgedoseerde voedingsmiddelen (capsules, pastilles,..) die één of meer nutriënten, planten en/of andere stoffen met een nutritioneel of fysiologisch effect bevatten - nieuwe voedingsmiddelen of –ingrediënten - bijzondere voeding (zuigelingenvoeding, dieetvoedingsmiddelen voor medisch gebruik en voedingsmiddelen voor bijzondere voeding waarvoor in de bijlage van het KB van 18 februari 1991 geen specifieke eisen zijn voorzien) - bronwaters - GGO’s - tabaksproducten - cosmeticaproducten (tot begin 2012).51 Daarnaast neemt de dienst het secretariaat waar van 3 belangrijke adviesorganen: de Adviesraad inzake voedingsbeleid en gebruik van andere consumptieproducten, opgericht in 1977 als Commissie van advies inzake voedingsmiddelen.52 Deze Raad brengt op verzoek van de minister bevoegd voor volksgezondheid advies uit over “alle problemen betreffende de in [de wet van 24 januari 1977] bedoelde voedingsmiddelen en andere produkten”. De Adviesraad inzake voedingsbeleid en gebruik van andere consumptieproducten doet tevens dienst als nationaal comité van de Codex Alimentarius.53
de Commissie van advies voor plantenbereidingen.54 Deze Commissie bestaat uit afgevaardigden van de bij het onderzoek, de fabricage, de handel en de controle van planten betrokken personen en instanties. Ze heeft als opdracht adviezen te geven met het oog op:
49
‘Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Directoraatgeneraal Dier, Plant en Voeding. Een goede regelgeving: basis voor veilige en kwaliteitsvolle voeding’, Brussel, s.d., p. 5 [Brochure]. 50 De Codex Alimentarius Commission (Codex) is een internationaal forum waaraan door 185 landen en 1 organisatie (Europese Unie) wordt deelgenomen. Dit forum ontwikkelt internationale normen voor voedselproducten, met als doel de internationale volksgezondheid te beschermen en de eerlijkheid van de handel in voedselproducten te bevorderen. De Codex is een VN-organisatie, onder de vlag van zowel het FAO als de WHO. http://www.codexalimentarius.nl (geraadpleegd op 7 januari 2013). 51 Sinds 11 januari 2012 kan de notificatie van cosmetische producten gebeuren via de nieuwe databank van de Europese Commissie CPNP. Deze Europese notificatie vervangt de notificaties bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en bij het Antigifcentrum. Vanaf 1 juli 2013 moeten alle cosmetische producten Europees geratificeerd worden. http://www.health.belgium.be/eportal/Myhealth/Healthylife/Cosmetics/Companies/index.htm?fodnlang=nl (geraadpleegd op 8 januari 2013). 52 Wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, art. 22 (Belgisch Staatsblad, 08.04.1977) gewijzigd bij de wetten van 22 maart 1989, 22 december 2003 en 1 maart 2007; KB van 7 juni 2009 betreffende de samenstelling en de werkwijze van de Adviesraad inzake voedingsbeleid en gebruik van andere consumptieproducten (Belgisch Staatsblad, 31.07.2009). 53
http://www.health.belgium.be/eportal/foodsafety/foodstuffs/Codexalimentarius/14654531?ie2Term=adviesraad inzake voedingsbeleid&ie2section=9125 (geraadpleegd op 8 januari 2013). 54 MB van 6 maart 1998 tot bepaling van de samenstelling en de werking van de Commissie van Advies voor Plantenbereidingen, Belgisch Staatsblad, 27.03.1998. 25
-
-
het vaststellen van maximale gehalten aan actieve stoffen en merkers in de met een sterretje aangeduide planten van lijst 3 van de bijlage van het KB van 29 augustus 1997; het eventueel verbieden van mengsels van bepaalde planten of plantenbereidingen; het eventueel voorbehouden van de handel in bepaalde planten en plantenbereidingen, al dan niet onder voorgedoseerde vorm, aan vereisten inzake het bezit van een bepaald diploma of getuigschrift; het wijzigen van de lijsten in bijlage van het KB van 29 augustus 1997; het vastleggen van karakteristieke plantenstoffen of karakteristieke categorieën van plantenstoffen.55
het Federaal Borstvoedingscomité, opgericht bij wet van 29 april 1999.56 Het comité bestaande uit 18 vertegenwoordigers van belangengroepen en beleidsverantwoordelijken57 is belast met de volgende taken: - het uitbrengen van adviezen over alle door de federale overheid genomen of te overwegen beleidsmaatregelen inzake borstvoeding; - het evalueren van de wijze waarop in kraamklinieken en elders het al dan niet uitsluitend geven van borstvoeding wordt bevorderd (met inachtneming van de criteria van de Wereldgezondheidsorganisatie en Unicef); - het verzamelen van statistieken en het berekenen van het percentage moeders dat borstvoeding geeft bij het verlaten van de kraamkliniek (na 16 weken, na 26 weken, na één jaar en bij thuisbevallingen); - het toezien op de invoering van de procedure voor de toekenning van het keurmerk "babyvriendelijk ziekenhuis", overeenkomstig het Europees Actieplan dat de Wereldgezondheidsorganisatie en Unicef gezamenlijk hebben opgezet; - overleg plegen met de wetgevende en de uitvoerende instanties die op federaal vlak, alsook op gewest- en gemeenschapsniveau, bevoegd zijn voor het beleid inzake borstvoeding; - het organiseren, op gang brengen, aanmoedigen en ondersteunen van de wetenschappelijke of andersoortige initiatieven die de bevordering van borstvoeding ten goede kunnen komen, met inachtneming van de vrije en weloverwogen keuze van de moeder.58
De dienst Voedingsmiddelen is ten slotte verantwoordelijk voor het Nationaal Voedings- en Gezondheids Plan (NVGP) dat in april 2006 door de FOD werd gelanceerd. Hoofddoel van dit plan is het opzetten van concrete, zichtbare en gecoördineerde acties op nationaal niveau, die toelaten door betere voedingsgewoonten, het risico op ziekten te verminderen, de gezondheidstoestand te optimaliseren en de levenskwaliteit te verhogen op om het even welke leeftijd.59
55
http://health.belgium.be/eportal/foodsafety/foodstuffs/foodsupplements/CommissionforAdviceonPlantPrep/1314 0480?ie2Term=plants&ie2section=9125&fodnlang=nl (geraadpleegd op 8 januari 2013). 56 Belgisch Staatsblad, 02.12.1999. 57 Het Federaal Borstvoedingscomité telt één vertegenwoordiger van het Belgisch comité voor Unicef, vier vertegenwoordigers van organisaties ter bevordering van de borstvoeding, een vertegenwoordiger van ONE, van Kind en Gezin, van het Ministerie van Volksgezondheid, van het Ministerie van Sociale Zaken, van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, vier vertegenwoordigers van de artsen (onder wie ten minste één kinderarts, één gynaecoloog en een huisarts), twee vertegenwoordigers van de verpleegkundigen en twee vertegenwoordigers van de vroedkundigen. Art. 7 van de wet van 29 april 1999. 58 Art. 4 van de wet van 29 april 1999. Belgisch Staatsblad, 02.12.1999. 59 Nationaal Voedings- en Gezondheidsplan voor België (2005-2010). Operationeel plan. Versie februari 2006, p. 4. http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@dg1/@acutecare/documents/ie2divers/1233 8497.pdf (geraadpleegd op 8 januari 2013). 26
Inspectie Consumptieproducten, Dierenwelzijn en Cites De hoofdtaak van de dienst is het uitoefenen van toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving inzake: - cosmetica - tabak: de controle op de normen inzake etikettering en samenstelling van tabaksproducten, handel in tabaksproducten (verkoopsverbod aan min-16 jarigen), tabaksreclame - het rookverbod in bepaalde openbare lokalen (de controles op het rookverbod in de horecasector worden verricht door het FAVV) - dierlijke bijproducten die niet in de voedselketen komen - het dierenwelzijn (vnl. de Dierenwelzijnwet van 14 augustus 1986). De inspectiedienst houdt zich bezig met de niet-nutsdieren (dieren die niet in de voedselketen komen); de provinciale controle-eenheden van het FAVV nemen de nutsdieren (koeien, schapen, geiten, varkens, pluimvee) voor hun rekening - het erkennen van en toezicht houden op fokkerijen van gezelschapsdieren, dierenwinkels, dierenasielen, -parken en -pensions - CITES: het verhandelen (en het houden) van bedreigde dier- en plantensoorten die op een internationale lijst voorkomen.60 De controles (spontane controles of na klachten) worden uitgevoerd door 15 inspecteurs-dierenartsen (voor dierenwelzijn) en door een 25-tal controleurs (consumptieproducten, tabak, enz).61 Zij kunnen waarschuwingen geven, processen-verbaal opstellen, goederen en dieren in beslag nemen, producten weigeren voor invoer, inrichtingen sluiten en zegels leggen. Het werk te velde van de controleurs wordt gecoördineerd door de gezondheidsinspecteurs op het hoofdbestuur. De controles op het dierenwelzijn worden gecoördineerd door de inspecteursdierenartsen in de twee regionale centra: Vlaanderen (Gent) en Wallonië (Namen).
Dierenwelzijn Deze dienst behandelt alles wat van ver of dichtbij te maken heeft met de bescherming of het welzijn van dieren. Tot het takenpakket van de dienst behoren: 1. beleidsvoorbereiding. Dit behelst o.a. - het opstellen van wetgeving - het voorstellen en opvolgen van het gesubsidieerd wetenschappelijk onderzoek in het kader van het dierenwelzijn - het opstellen van wetenschappelijke dossiers voor de Raad van Dierenwelzijn - het verzamelen van relevante gegevens voor het beleid (o.a. jaarlijks inwinnen van statistieken over het proefdiergebruik, over de dierenwelzijnscontroles door het FAVV en over de opvang van dieren door de dierenasielen) - het inwinnen van adviezen bij stakeholders, adviesorganen en/of werkgroepen - deelname aan internationale vergaderingen (EU, Raad van Europa, OIE) 2. beleidsondersteuning. Dit omvat: - het informeren van het brede publiek - organisatie en medewerking aan studiedagen - het opstellen van instructies voor controlediensten en stakeholders - het opleiden van controlediensten - het beantwoorden van vragen (parlementaire en publieksvragen) 60
http://www.health.fgov.be/eportal/Aboutus/ourorganisation/DGforAnimals,PlantsandFoodstuf/Inspection/index. htm?fodnlang=nl (geraadpleegd op 8 januari 2013). 61 Bij de oprichting van de dienst in december 2004 waren er 9 inspecteurs-dierenartsen voor dierenwelzijn en 12 controleurs. Op de graad gemeten. Jaarverslag 2004. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Brussel, 2005, p. 55. 27
3. onderzoek van erkenningsaanvragen van proefdierlabo’s62 en dierentuinen63 en van aanvragen voor het houden van dieren die niet voorkomen op de lijst van de toegestane dieren (de zogenaamde positieve lijst)64 4. controleopdrachten. Het betreft onderzoeken van klachten tegen proefdierlabo’s en dierentuinen en opvolgingscontroles in proefdierlabo’s en dierentuinen. De dienst levert ook input voor het opstellen van het controleplan voor de controles van nutsdieren door het FAVV 5. ondersteuning van een aantal overleg- en adviesorganen: de Raad voor Dierenwelzijn, opgericht op basis van de Dierenwelzijnswet van 14 augustus 1986.65 De Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van dierenrechtenorganisaties, consumentenverenigingen, landbouworganisaties, dierenartsenverenigingen, dierenhandelaars en dierenfokkers (ten hoogste 18 leden). Aan het hoofd van de Raad staan een voorzitter en een bureau bestaande uit vijf wetenschappers, “deskundigen uit de universitaire wereld erkend voor hun werk in verband met dierenwelzijn”.66 De Raad geeft advies aan de minister van Volksgezondheid over allerhande kwesties in verband met dierenwelzijn, bijvoorbeeld het pijnloos castreren van biggen of het blokstaarten van paarden. De onderwerpen worden aangegeven door de minister zelf, door de dienst Dierenwelzijn of door raadsleden. De adviezen worden voorbereid in werkgroepen die voorgezeten worden door één van de vijf wetenschappers en vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan het bureau en aan de Raad, en aan de minister overgemaakt. De adviezen houden rekening met recente wetenschappelijke, ethische en maatschappelijke informatie.67
het Deontologisch comité, opgericht in 1993 bij het Ministerie van Landbouw.68 In het comité zetelen afgevaardigden van de onderzoekswereld, de farmaceutische sector, de Raad voor Dierenwelzijn en van de federale overheidsdiensten. De samenstelling en de werking van het comité werden vastgelegd bij KB van 6 april 2010.69 Het comité buigt zich over de ethische aspecten van proefdierengebruik. Het bestudeert de toepassing van alternatieve methodes (“methodes die erop gericht zijn dierproeven te verminderen, te verfijnen of te vervangen”) en adviseert de dienst Dierenwelzijn over de erkenningsaanvragen van proefdierlabo’s.
de Dierentuincommissie, die evenals de Raad voor Dierenwelzijn opgericht werd op basis van de Dierenwelzijnswet.70 Dit adviesorgaan, samengesteld uit negen deskundigen met
62
Koninklijk besluit van 6 april 2010 betreffende de bescherming van proefdieren, Belgisch Staatsblad, 14.05.2010. 63 KB van 10 augustus 1998 betreffende de erkenning van dierentuinen, Belgisch Staatsblad, 13.11.1998. 64 Koninklijk besluit van 16 juli 2009 tot vaststelling van de lijst van niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren die gehouden mogen worden, Belgisch Staatsblad, 24.08.2009. http://www.health.fgov.be/eportal/AnimalsandPlants/keepingandbreedinganimals/authorisedanimals/index.htm (geraadpleegd op 8 januari 2013). 65 Wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, Belgisch Staatsblad, 03.12.1986. 66 Koninklijk besluit van 15 juli 2008 tot regeling van de samenstelling en de werking van de Raad voor Dierenwelzijn (inclusief huishoudelijk reglement van de Raad voor Dierenwelzijn), Belgisch Staatsblad, 01.09.2008. 67
http://www.health.fgov.be/eportal/AnimalsandPlants/animalwelfare/AnimalWelfareCouncil/index.htm?fodnlang =nl (geraadpleegd op 8 januari 2013). 68 KB van 14 november 1993 betreffende de bescherming van proefdieren, Belgisch Staatsblad, 05.01.1994. 69 KB van 6 april 2010 betreffende de bescherming van proefdieren, Belgisch Staatsblad, 14.05.2010. 70 Juridische grondslag: wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren (art. 5, §2, tweede lid), Belgisch Staatsblad, 03.12.1986; MB van 25 januari 2012 tot benoeming van de leden van de Dierentuinencommissie, Belgisch Staatsblad, 02.02.2012. 28
een erkende specialisatie aangaande het gedrag van dieren, huisvestingsvoorwaarden of de educatieve aspecten in dierentuinen, wordt geraadpleegd voor: - het uitwerken van wetgeving betreffende dierentuinen; - het opstellen van minimumnormen voor het houden van dieren; - de behandeling van erkenningsaanvragen van dierentuinen; - de behandeling van particuliere erkenningsaanvragen voor het houden van dieren die niet voorkomen op de lijst van toegestane dieren (de zogenaamde positieve lijst).71 Ten slotte vervult de dienst Dierenwelzijn sinds 2009 officieel het secretariaat van EuroFAWC, de Europese koepel van Raden voor Dierenwelzijn.72
71
Koninklijk besluit van 16 juli 2009 tot vaststelling van de lijst van niet voor productiedoeleinden gehouden zoogdieren die gehouden mogen worden, Belgisch Staatsblad, 24.08.2009. http://www.health.belgium.be/eportal/AnimalsandPlants/keepingandbreedinganimals/zoos/index.htmol (geraadpleegd op 8 januari 2013). 72 Interne fiche met “gedetailleerde beschrijving van de activiteiten, processen, opdrachten die deel uitmaken van de over te dragen bevoegdheid” (in het kader van de zesde staatshervorming). 29
ORGANOGRAMMEN73 MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU (1996-2001)74 (situatie voor de omvorming tot FOD)
73
Voor de organogrammen van het ministerie van Volksgezondheid vóór 1990, zie: L. VANDEWEYER, Het Ministerie van Volksgezondheid (1936-1990). Organisatie en bevoegdheden, Brussel, 1995. 74 1996. De gezondheid in België. La santé en Belgique. Health in Belgium, Brussel, Emile Cukier – SA Media Belgium International NV, 1996, p. 10. In dit organogram ontbreekt één bestuur, namelijk het Bestuur van de Maatschappelijke Integratie.
31
FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU (2003)75
75
“Op uw gezondheid”. [Jaarverslag 2003]. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Brussel, 2004, p. 6-7. 32
FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU (2010)76
76
Jaarverslag 2010. FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Brussel, 2011, p. 95. Ondertussen werd dhr. Marc De Win als directeur-generaal van DG4 opgevolgd door dhr. Philippe Mortier.
33
DG4 – DIER, PLANT EN VOEDING (2012)77
77
http://www.eppo.int/ABOUT_EPPO/EPPO_MEMBERS/structures/diagrams/be_description_nl.pdf (geraadpleegd op 8 januari 2013). De afdeling CITES van de dienst Dierenwelzijn is in de loop van 2012 overgebracht naar DG5.
34
DE ARCHIEVEN VAN DE INSTELLING EN HUN SELECTIE A. ARCHIEFVORMING EN –BEHEER Er is binnen DG4 geen centrale archiefdienst. Het beheer gebeurt op het niveau van de diensten en/of de individuele medewerkers. Office Management speelt wel een coördinerende rol en staat bijvoorbeeld in voor contacten met het archiefdepot te Doornik (via de horizontale dienst Budget- en Beheerscontrole – Logistiek). Het diensthoofd OM nam in het voorjaar van 2007 het initiatief voor de inventarisatie van de archieven van de verschillende diensten die worden bewaard in de archiefkelder van DG4 in Eurostation. Deze inventarissen – een lijst per dienst – bevatten per archiefreeks volgende gegevens: de uiterste data, de administratieve bewaartermijn, het aantal meter, de rangschikking (bijvoorbeeld: numeriek, chronologisch,…), de plaatsaanduiding en eventueel ook een classificatiecode. Het bestaan van deze relatief gedetailleerde inventarissen wekte al onmiddellijk een positieve eerste indruk over het archiefbeheer binnen DG4; een positief beeld dat effectief bevestigd werd tijdens de bezoeken aan de administratie. Er wordt binnen de administratie zorgzaam omgesprongen met de grote reeksen individuele dossiers (pesticiden, voedingsmiddelen, nieuwe planten,…) en dit zowel in het hoofdbestuur als in de buitendiensten.78 Echt ‘oude’ archieven troffen we in de administratie niet aan. De oudste archiefreeks is de reeks erkenningsdossiers pesticiden die teruggaat tot 1959. De dienst Sanitair Beleid Dieren en Planten bewaart wel een mooie reeks 19de en 20ste eeuwse uitgaven inzake het sanitair beleid (“Annales de médecins vétérinaires”, “Annales de médecine vétérinaire”, “Police sanitaire” en “Bulletin Sanitaire”). Vermelden we dat in het kader van de opmaak van deze selectielijst een eerste – weliswaar kleine – archiefoverbrenging plaatsvond. Dankzij dhr. Paul Van den Meerssche, diensthoofd van de Inspectiedienst, werd een tiental meter archief van de voormalige Eetwareninspectie (o.a. jaarverslagen, verslagen van stafvergaderingen en dienstnota’s m.b.t. de jaren 1973-1992) overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief.
B. DE BELANGRIJKSTE ARCHIEFREEKSEN De diensten van DG4 oefenen vergelijkbare taken uit. Ze staan elk binnen hun domein (dieren, planten, voeding, pesticiden…) in voor beleidsvoorbereiding en –ondersteuning, voor het secretariaat en de opvolging van een aantal belangrijke adviesorganen en voor het beheer van sectorgerelateerde begrotingsfondsen. Daarnaast nemen ze een aantal reglementair vastgestelde taken waar, zoals het behandelen van erkenningsaanvragen, het opvolgen van notificatiedossiers en het uitvoeren van controles op de naleving van de wetgeving. Dit gelijkaardig takenpakket heeft gevolgen voor de archiefvorming. Met uitzondering van het buitenbeentje Office Management, werden in alle diensten van DG4 volgende, ‘grote’ archiefreeksen aangetroffen:
Dossiers inzake deelname aan internationale fora en expertenwerkgroepen (EU, Raad van Europa, OIE, Codex Alimentarius enz.). Deze dossiers bevatten uiteraard uitnodigingen en agenda’s van de vergaderingen, de werkdocumenten, de officiële verslagen van de vergaderingen en de nationaal te implementeren conclusies en richtlijnen, maar ook de eigen nota’s van de betrokken ambtenaar, standpuntbepalingen en de verslagen die hij zelf opmaakt, ter aanvulling van de officiële verslaggeving. Het betreft voornamelijk digitale dossiers.
78
We bezochten de dienst Inspectie Consumptieproducten, Dierenwelzijn en CITES te Gent (Kouterpoort, Ketelvest). 35
Dossiers inzake de opmaak van reglementaire teksten (wetten, koninklijke en ministeriële besluiten). Deze dossiers bevatten de voorbereidende documenten (verslagen van vergaderingen, nota’s, adviezen van stakeholders,…), het ontwerp, de vereiste adviezen (Inspectie van Financiën, Raad van State, bevoegde adviesorganen enz.), de nota aan de minister, het eventuele commentaar van de minister enzovoort. Het betreft digitale en papieren dossiers.
Dossiers inzake de werking van de adviesorganen die onder DG4 ressorteren, namelijk: 1. de Adviesraad inzake voedingsbeleid en gebruik van andere consumptieproducten 2. de Commissie van advies voor plantenbereidingen (de zogenaamde Plantencommissie) 3. het Federaal Borstvoedingscomité 4. het Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik 5. de Raad voor Dierenwelzijn 6. het Deontologisch comité 7. de Dierentuincommissie Het betreft adviesorganen opgericht in de jaren tachtig en negentig bij het Ministerie van Landbouw (4, 5, 6 en 7) en eind de jaren negentig bij het toenmalige Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu (2 en 3). De Adviesraad inzake voedingsbeleid en gebruik van andere consumptieproducten is het oudste adviesorgaan; deze raad bestaat als sinds 1977 (destijds onder de benaming Commissie van advies inzake voedingsmiddelen). Het archief van deze adviesorganen bevat: - stukken betreffende de samenstelling en de werking (huishoudelijke reglementen, benoemingsdocumenten enzovoort) - uitnodigingen voor de vergaderingen van de organen (bureau, plenaire vergaderingen, eventueel ook werkgroepen) en agenda’s - verslagen van de vergaderingen en bijhorende werkdocumenten - adviezen en eventuele andere ‘producten’ (zoals in het geval van de Raad voor Dierenwelzijn, wetenschappelijke rapporten). Deze documenten werden in het verleden in papieren vorm gearchiveerd. Sedert een paar jaar wordt meer en meer overgeschakeld naar bewaring in digitale vorm.
Dossiers inzake de begrotingsfondsen beheerd door DG4. Het archief van het Dierengezondheids- en het Plantenfonds (beheerd door Sanitair Beleid Dieren en Planten) en van het Grondstoffenfonds (beheerd door Pesticiden en Meststoffen) omvat naast de klassieke vergaderstukken van de raden van deze fondsen79 – uitnodigingen, agenda’s, verslagen van vergaderingen van de raden én van de werkgroepen – ook stukken betreffende de inning van de bijdragen en de retributies, en gegevens die gebruikt worden voor de berekening van deze retributies (bijvoorbeeld de jaarlijkse aangiften door fabrikanten en in- en uitvoerders van de hoeveelheid pesticiden (in gewicht of in volume) die zij vervaardigen, invoeren, uitvoeren, verkopen en bewaren). Het archief van het Plantenfonds bevat ook individuele dossiers (uitbetalingen aan aardappelproducenten ter compensatie van de de verplichte vernietiging, behandeling of verwerking van partijen aardappelen wegens besmetting met bruinrot of ringrot).
79
Raad van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren, Raad van het Begrotingsfonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten. 36
Evenals de archieven van de hogervermelde adviesorganen worden deze archieven meer en meer ook (of zelfs uitsluitend) digitaal bewaard.
Dossiers voortvloeiend uit de uitoefening van wettelijk vastgelegde taken. Afhankelijk van de dienst betreft het erkennings-, notificatie- of controledossiers. In tegenstelling tot de voorgaande reeksen zijn dit vooral, en soms zelfs uitsluitend, papieren archieven. De dienst Pesticiden en Meststoffen beheert een omvangrijke reeks erkenningsdossiers pesticiden. Het KB van 28 februari 1994 bepaalt dat bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik slechts op de markt mogen worden gebracht en/of gebruikt indien ze vooraf erkend zijn door de minister die Volksgezondheid (voorheen: Landbouw) onder zijn bevoegdheid heeft.80 De minister verleent de erkenning op advies van het Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Om erkend te worden moeten de producten voor landbouwkundig gebruik aan de volgende vereisten voldoen : - alleen middelen die reeds op EG-vlak toegelaten werkzame stoffen (d.w.z. stoffen die zijn opgenomen in bijlage I bij de richtlijn 91/414)81 bevatten, mogen worden toegelaten. - de toelatingen moeten worden afgeleverd op grond van een door de aanvrager ingediend dossier dat de in bijlage III bij de richtlijn vermelde studies bevat (= bijlage VIII bij het K.B. van 28 februari 1994). Het dossier moet met name de volgende informatie verschaffen over het preparaat: - de volledige identiteit; - de fysisch-chemische en technische eigenschappen; - gegevens over de toepassingswijze, de verpakkingswijze, de wijze waarop het gebruikte materiaal en apparatuur dient gereinigd te worden, de aanbevolen voorzorgsmaatregelen bij het hanteren, het opslaan, het vervoer van de middelen of in geval van brand; - de doeltreffendheid en eventuele fytotoxiciteit op grond van de aanbevolen gebruiksvoorwaarden; - de analysemethodes; - toxicologische gegevens en een evaluatie van het risico na blootstelling voor de toediener (diegene die het middel gebruikt); - residuen in of op behandelde producten en levensmiddelen en een evaluatie van het risico voor de consument van deze levensmiddelen; - evaluatie van de concentraties die in de bodem, in het grond- en oppervlaktewater en in de lucht zouden kunnen weergevonden worden; - een evaluatie van het risico voor niet-doelorganismen (zoogdieren, vogels, waterorganismen, insecten en mijten, regenwormen, bodemmicro-organismen,....) 82 Het Erkenningscomité evalueert het geheel van de beschikbare gegevens op basis van uniforme beslissingscriteria, de ‘Uniforme Beginselen’, die gelden voor alle landen in de Europese Unie. De beslissing van het Comité wordt vastgelegd in een erkenningsakte.
80
Koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik (gecoördineerde versie), Belgisch Staatsblad, 11.05.1994. 81 Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, Publicatieblad, nr. L 230, 19.08.1991, p. 0001 – 0032. 82 http://www.fytoweb.fgov.be/indexNL.asp (geraadpleegd op 10 januari 2013). 37
De dienst Pesticiden en Meststoffen bewaart de erkenningsdossiers gedurende lange periode: tot 30 jaar na de intrekking van de erkenning. De oudste dossiers gaan terug tot 1959; het eerste KB houdende reglementering van het bewaren, verkopen en gebruiken van pesticiden en phytopharmaceutische producten dateert immers van 31 mei 1958.83 Ondertussen werden reeds 10.184 erkenningen toegekend. Tot nog toe werden nog geen dossiers vernietigd. In het klassement in de archiefkelder wordt een onderscheid gemaakt tussen: - ingetrokken erkenningen (ca. 223 meter; dossiers geklasseerd per erkenningsnummer) - aanvragen die geweigerd werden of teruggetrokken (ca. 66 m; dossiers geordend per firma) - nog te behandelen dossiers (enkele tientallen meter) Er is ook een aparte reeks dossiers met de niet-confidentiële informatie uit de erkenningsdossiers pesticiden. Deze dossiers zijn krachtens art. 37 van het KB van 28 februari 1994 beschikbaar voor raadpleging door het publiek. Deze reeks vertegenwoordigt ca. 15 lopende meter. Een tweede, zeer omvangrijke archiefreeks van de dienst Pesticiden en Meststoffen zijn de dossiers werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. In de periode 1993-2009 werden de ruim duizend werkzame stoffen die vóór 1993 in gewasbeschermingsmiddelen binnen Europa werden toegepast, geherevalueerd als onderdeel van de Europese Richtlijn 91/414/EEG.84 Voor elke werkzame stof diende(n) de geïnteresseerde producent(en) een technisch dossier met tests en studies in te dienen (“gegevens die nodig zijn om de voorzienbare gevaren te beoordelen die deze stoffen onmiddellijk of op langere termijn kunnen meebrengen voor mens en milieu”).85 De beoordeling van deze dossiers werd verdeeld onder de EU-lidstaten. Als resultaat van deze evaluatie werd uiteindelijk het gebruik van 26 % van de stoffen (zo’n 250 werkzame stoffen) goedgekeurd. Het grootste deel van de stoffen (67 %) werd niet goedgekeurd, omdat er geen dossier aanwezig was, omdat het dossier onvolledig was of omdat het dossier vrijwillig teruggetrokken werd door de industrie. Een zeventigtal stoffen werden niet goedgekeurd omdat de evaluatie aantoonde dat het gebruik ervan niet veilig was voor de volksgezondheid en/of het milieu. Deze stoffen werden verwijderd van de EU-markt.86 De EU-dossiers die België in deze context ontving, beslaan vele tientallen meters. Een gedeelte ervan wordt in de archiefkelder in Eurostation bewaard; de hoofdmoot van de EU-dossiers is evenwel opgeslagen in het archiefmagazijn van de FOD Volksgezondheid in Doornik. De dienst Voedingsmiddelen, Dierenvoeders en Andere Consumptieproducten staat in voor de ontvangst en behandeling van de notificatiedossiers voedingssupplementen, nieuwe voedingsmiddelen, bijzondere voeding, tabaks- en cosmeticaproducten, GGO’s, en natuurlijk mineraal water en bronwater. Het betreft omvangrijke reeksen papieren dossiers. De reeks notificatiedossiers voedingssupplementen is met voorsprong de grootste serie (ongeveer 35.000 dossiers, daterend uit de jaren 1992-heden). De jaarlijkse aangroei bedraagt momenteel ca. 6.500 dossiers (ter vergelijking: in de negentiger jaren werden jaarlijks slechts een 300-tal nieuwe dossiers ingediend). 83
Belgisch Staatsblad, 12.07.1958. Er is intussen een nieuwe Verordening (EG) Nr. 1107/2009 aangenomen, die vanaf 14 juni 2011 van kracht is (EC, 2011b). Deze verordening vervangt Richtlijn 91/414/EEG (EC, 1991). 85 De voorschriften m.b.t. de dossiers zijn opgenomen in bijlage II van de richtlijn. Richtlijn 1/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Publicatieblad, nr. L 230, 19.08.1991, p. 0001 – 0032. 86 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Evaluatie van de nota Duurzame gewasbescherming. Deelrapport Voedselveiligheid, Bilthoven, 2012, p. 20-21. 84
38
De inhoud van deze dossiers is bij KB vastgelegd.87 Een firma die een voedingssupplement in de handel wenst te brengen moet volgende gegevens doorgeven: - de aard van het product (de naam, de vorm, het eenheidsgewicht, de verpakking, het aantal eenheden per verpakking en de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid); - de ingrediëntenlijst (kwalitatief en kwantitatief); - de nutrionele analyse; - de etikettering; - de verbintenis om geregeld en op wisselende tijdstippen ontledingen van het product uit te voeren en om de resultaten ter beschikking te houden van de dienst Voedingsmiddelen; - het bewijs van betaling van een retributie per genotificieerd product op rekening van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Afhankelijk van het feit of de voedingssupplementen nutriënten, planten of andere stoffen bevatten, dienen bijkomende gegevens aangeleverd te worden.88 Het notificatiedossier moet vergezeld zijn van een begeleidende brief met administratieve gegevens over de aanvrager (het dossiernummer van het bedrijf of de vermelding “nieuwe firma” indien de firma voor de eerste keer een dossier indient, de naam van de correspondent van het bedrijf, en een overzicht van de nieuwe dossiers). Firma’s moeten niet alleen een dossier indienen voor nieuwe voedingssupplementen; ook wijzigingen aan genotificeerde producten zijn notificatieplichtig. De dienst Voedingsmiddelen staat in voor een grondige evaluatie van de ingediende dossiers. Indien nodig worden de dossiers voor advies overgemaakt aan de Hoge Gezondheidsraad of aan de Commissie van advies voor plantenbereidingen. Na de evaluatie stuurt de dienst een ontvangstmelding naar de indiener van het dossier, met een notificatienummer (als het dossier wordt aanvaard). Terzelfdertijd wordt een kopie van de ontvangstmelding en van het notificatiedossier overgemaakt aan de betrokken provinciale controle-eenheid van het FAVV.89 De dossiers worden gedurende lange tijd bewaard: tot na de stopzetting van de firma (vrijwillige stopzetting of faillissement). Met het oog op efficiënter werkprocessen overweegt de dienst Voedingsmiddelen om in de nabije toekomst over te gaan tot een digitalisering van de notificatiedossiers voedingssupplementen. Het betreft hier evenwel geen substitutie-operatie: ook na een eventuele digitalisering zullen de papieren dossiers gedurende de volledige administratieve bewaartermijn bewaard worden. In tegenstelling tot voedingssupplementen, bijzondere voeding, novel food,… die genotificeerd moeten worden voor ze in de handel worden gebracht, geldt voor tabaksproducten een jaarlijkse meldingsplicht. De notificatiedossiers die fabrikanten en invoerders van tabaksproducten overeenkomstig het KB van 87
KB van 3 maart 1992 betreffende het in de handel brengen van nutriënten en van voedingsmiddelen waaraan nutriënten werden toegevoegd (Belgisch Staatsblad, 15.04.1992); KB van 29 augustus 1997 betreffende de fabricage van en de handel in voedingsmiddelen die uit planten of uit plantenbereidingen samengesteld zijn of deze bevatten (Belgisch Staatsblad, 21.11.1997) en KB van 12 februari 2009 betreffende de fabricage van en de handel in voedingssupplementen die andere stoffen bevatten dan nutriënten en planten of plantenbereidingen (Belgisch Staatsblad, 18.03.2009). 88 P. DE GRYSE, C. BERTHOT, Voedingssupplementen: wetgeving en toelichting bij de notificatie. Nota van de dienst Voedingsmiddelen, Dierenvoeders en Andere Consumptieproducten (beschikbaar op de website van de FOD Volksgezondheid; laatst bijgewerkt op 19/03/2009). 89 Ibid., p. 14-16. 39
13 augustus 199090 jaarlijks moeten indienen, is qua inhoud vergelijkbaar met de dossiers voedingssupplementen. Ze bevatten voor elk verhandeld product de volgende gegevens: - de benaming; - de aard van het product; - de ingrediëntenlijst alsook de functie en de categorie van de respectieve ingrediënten; - de beschikbare toxicologische gegevens en de beschikbare gegevens over de mogelijke verslavende effecten; - de etikettering; - het bewijs van betaling van de jaarlijkse vergoeding. De gegevens over de samenstelling van de tabaksproducten worden ingevoerd in een gegevensbank die raadpleegbaar is op de website van de FOD Volksgezondheid.91 De notificatiedossiers GGO’s zijn in aantal geringer, maar vanuit inhoudelijk oogpunt interessanter. Art. 13 en art. 29 van het KB van 21 februari 200592 specifiëren de inhoud van de kennisgevingsdossiers die bij DG4 ingediend moeten worden met het oog op het bekomen van de toelating voor “doelbewuste introductie van GGO’s voor andere doeleinden dan het in de handel brengen” enerzijds (bijvoorbeeld: teelt voor onderzoeks- en ontwikkelingsdoeleinden), en voor het in de handel brengen van GGO’s of van producten die GGO’s bevatten anderzijds. Het betreft onder andere: - de toelatingsaanvraag; - een bewijs van storting van het dossierrecht (gestort op de rekening van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten); - een technisch dossier (met informatie aangaande het betrokken personeel en de opleiding die zij genoten; over het GGO; over de omstandigheden van de introductie en over het potentiële leefmilieu waarin wordt geïntroduceerd; over de interactie tussen het GGO of de GGO’s en het leefmilieu; met de maatregelen voorzien voor zelfcontrole, informatie aangaande de monitoring, de herstelmaatregelen, de afvalbehandeling en de voorziene noodmaatregelen; met een aparte bijlage met vertrouwelijke gegevens, enz.); - de gezondheids- en leefmilieubeoordeling en de krachtens bijlage II, deel D vereiste conclusies; - een samenvatting van de kennisgeving, in het Engels; - de informatie bestemd voor het publiek (overeenkomstig de richtlijnen in bijlage VIII A van het KB). Het kennisgevingsdossier moet in papieren én in elektronische vorm worden overgemaakt. De dienst beslist over de ontvankelijkheid van het kennisgevingsdossier, stuurt een kopie of een synthese van de kennisgeving naar de wettelijk voorziene instanties (de Bioveiligheidsraad, de betrokken gewestelijke ministers, de bevoegde overheden van de andere lidstaten, de 90
KB van 13 augustus 1990 betreffende het fabriceren en het in de handel brengen van produkten op basis van tabak en soortgelijke produkten, Belgisch Staatsblad, 05.01.1991. MB van 18 september 2009 betreffende de presentatie van gegevens noodzakelijk voor de notificatieprocedure van tabaksproducten, Belgisch Staatsblad, 23.10.2009.
91
http://www.health.belgium.be/eportal/Myhealth/Healthylife/Tobacco/Fabrication/Database/19080292 (geraadpleegd op 10 januari 2013). 92 KB van 21 februari 2005 tot reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten, Belgisch Staatsblad, 24.02.2005. Dit besluit is een omzetting van Europese wetgeving. 40
Commissie…) en maakt het dossier vervolgens voor advies over aan de Bioveiligheidsraad. De dienst staat tevens in voor de organisatie van de publieksconsultatie. Het dossier dat de dienst uiteindelijk voorlegt aan de minister omvat: - het gemotiveerd advies van de Bioveiligheidsraad; - de informatie bestemd voor het publiek; - in voorkomend geval, het advies van de territoriaal bevoegde gewestelijke minister; - de samenvatting van de raadpleging van het publiek; - de risicobeheersingsmaatregelen. Volgende documenten vervolledigen de GGO-dossiers: - de gemotiveerde beslissing van de minister/het beoordelingsrapport; - diverse rapporten die de kennisgever na het verkrijgen van de toelating verplicht moet overmaken (bijvoorbeeld: rapporten over de introducties (KB van 21.02.2005, art. 22), post-introductie-opvolgingsrapporten (art. 23), rapporten aangaande monitoring (art. 39). De toelatingen worden verleend voor maximaal tien jaar te rekenen vanaf de datum van toelating (art. 34). DG4 bewaart de GGO-dossiers veiligheidshalve gedurende 20 jaar. Vermelden we ten slotte nog dat de reeks notificatiedossiers cosmetische producten binnenkort wordt afgesloten aangezien de kennisgeving bij de FOD Volksgezondheid vervangen wordt door een Europese notificatie. Sinds januari 2012 mag de notificatie van cosmetische producten reeds via de nieuwe databank van de Europese Commissie CPNP gebeuren; vanaf 11 juli 2013 moeten alle cosmetische producten Europees genotificeerd worden en zijn eventuele nationale notificaties niet meer geldig.93 De dienst Sanitair Beleid Dieren en Planten beheert de erkenningsdossiers dierenartsen. Om als erkende dierenarts te fungeren – wat bijvoorbeeld noodzakelijk is voor het epidemiologisch toezicht, toezicht op kennels, elektronische identificatie, rabiësvaccinatie enz. – moeten dierenartsen een aanvraag tot erkenning indienen bij DG4. Samen met het aanvraagformulier dient een kopie van het inschrijvingsbewijs bij de Orde der Dierenartsen en een origineel attest van goed gedrag en zeden overgemaakt te worden. De dierenarts wordt vervolgens uitgenodigd voor de eedaflegging. Het bewijs van eedaflegging wordt samen met een kopie van het ministerieel besluit in het dossier geklasseerd. Het originele besluit wordt apart gearchiveerd. De oude dossiers van de ‘aangenomen’ dierenartsen bevatten nog een aantal andere stukken, voornamelijk kennisgevingen (aan de betrokkene, aan de dierengeneeskundige inspectie, aan de provinciegouverneur,… ). Dossiers van overleden dierenartsen worden uit het lopend klassement gehaald en in de archiefkelder opgeborgen. Ook de dienst Dierenwelzijn beheert erkenningsdossiers, met name erkenningsdossiers dierentuinen en proefdierlabo’s. De erkenningsprocedure voor zowel dierentuinen als voor proefdierlabo’s is bij KB geregeld (resp. KB van 10 augustus 199894 en KB van 6 april 201095). De erkenningsdossiers dierentuinen bevatten: 93
http://www.health.belgium.be/eportal/Myhealth/Healthylife/Cosmetics/Companies/index.htm?fodnlang =nl (geraadpleegd op 10 januari 2013). 94 KB van 10 augustus 1998 betreffende de erkenning van dierentuinen, Belgisch Staatsblad, 13.11.1998. 41
-
de aanvraag ingediend door de uitbater (een formulier vastgelegd in bijlage B van het KB van 1998); - een overzichtsplan van de dierentuin met aanduiding van de functie van de verschillende lokalen; - een lijst van de aanwezige dieren; - een kopie van de milieuvergunning (in het Vlaams Gewest en in het Brussels Gewest) of van de uitbatingsvergunning (in het Waals Gewest); - een kopie van het contract met een erkende dierenarts, belast met het regelmatig toezicht op de gezondheid en het welzijn van de dieren; - een lijst van de personeelsleden en hun taken; - de naam en het adres van de verantwoordelijke van het park; - een kopie van de verzekeringsovereenkomst die de burgerlijke aansprakelijkheid dekt; - de erkenningsbrief van de minister. Het dossier wordt verder aangevuld met eventuele klachten, verslagen van controles, foto’s enzovoort. Tot nog toe zijn in België een veertigtal dierentuinen erkend. De erkenningsdossiers voor laboratoria die gewervelde dieren houden voor dierproeven hebben een analoge inhoud, nl. - een aangifte van de laboratoriumdirecteur, verstuurd bij aangetekend schrijven; - een overzichtsplan van het laboratorium met aanduiding van de functie van de verschillende lokalen bestemd voor proefdieren; - een beschrijving van de apparatuur en installaties waar de proefdieren gehuisvest worden en waar de proeven worden uitgevoerd; - de lijst van het personeel dat instaat voor het uitvoeren van de dierenproeven en voor de verzorging en het toezicht van de proefdieren alsmede naam, voornaam, functie en diploma’s van de laboratoriumdirecteur, van de proefleiders en van de deskundige die krachtens art. 10, §1, 4° van het KB van 6 april 2010 belast is met de controle op het welzijn en de gezondheidstoestand van de proefdieren (om pijn of onnodig blijvend lijden of letsel te voorkomen); - een beschrijving van de aard van de dierenproeven die worden verricht en hun doel; - een lijst van de soorten proefdieren die worden gehouden, met vermelding van hun herkomst. Ze bevatten voorts de verslagen van controlebezoeken, de erkenningsbrief van de minister en de (jaarlijkse) mededelingen van gegevenswijzigingen. Het betreft papieren dossiers. De dossiers proefdierlabo’s bestaan ook in elektronische vorm. Beide reeksen worden bewaard tot 10 jaar na de intrekking van de erkenning of stopzetting van de activiteit. De regionale centra van de dienst Inspectie Consumptieproducten, Dierenwelzijn en Cites te Gent en te Namen ten slotte beheren eveneens enkele grote reeksen dossiers: - de erkenningsdossiers dierenpensions (honden en katten), dierenasielen, handelszaken dieren (geen honden en katten) en de honden- en kattenkwekerijen. Deze dossiers bevatten de erkenningsaanvragen, stukken betreffende uitgevoerde controles en betreffende het afleveren van de vergunning. Het zijn papieren dossiers die bewaard worden tot 5 jaar na de intrekking van de vergunning of na de stopzetting van de activiteit. De 95
KB van 6 april 2010 betreffende de bescherming van proefdieren, Belgisch Staatsblad, 14.05.2010. 42
-
-
inspectiedienst te Gent beheert een 1850-tal actieve erkenningsdossiers en bewaart eveneens de dossiers van een 600-tal stopgezette inrichtingen. de controledossiers dierenwelzijn. Deze bevatten eventuele klachten van particulieren die aan de basis liggen van de controle, waarschuwingen of processen-verbaal opgesteld door de inspecteur-dierenartsen, stukken met betrekking tot inbeslagnames, foto’s enz. Het betreft hybride dossiers: er is van elk dossier een digitale en een papieren versie. Het papieren dossier wordt zo minimaal mogelijk gehouden: enkel de belangrijkste stukken en de documenten die in papieren vorm binnenkomen worden er in geklasseerd. De controledossiers krijgen een volgnummer en worden per jaar gearchiveerd. Het aantal dossiers is in de loop der jaren sterk toegenomen: van ca. 500 dossiers in 2004 tot 1670 in 2012. In totaal bewaart de inspectiedienst te Gent momenteel een 14.500-tal controledossiers. de overige controledossiers (tabak, consumptieprodukten, tatoo enz.) worden in tegenstelling tot de controledossiers dierenwelzijn niet centraal beheerd. Elke controleur staat in voor het beheer van zijn eigen dossiers. De originele PV’s worden wel overgemaakt aan de juridische dienst van de FOD (de controleur bewaart een kopie) en de gegevens m.b.t. de controles worden ingevoerd in een centrale databank.
C. SELECTIEPOLITIEK Archieven hebben een dubbele functie. Voor een administratie is archief in de eerste plaats een instrument voor bedrijfsvoering. Ze ontvangt of creëert documenten tijdens de uitoefening van haar taken en bevoegdheden. De documenten hebben een onmiddellijk doel: ze ondersteunen de eigen werking en dienen ter verantwoording van de beslissingen en daden. Een goede informatiehuishouding is een must voor een efficiënte werking van elke administratie. Archieven hebben daarnaast ook een potentiële cultuurhistorische waarde. Zij vormen het bronnenmateriaal op basis waarvan toekomstige historici en andere geïnteresseerden de werking van een instelling en haar impact op de maatschappij zullen reconstrueren. Het is de taak van het Rijksarchief om toezicht te houden op de bewaring in goede, geordende en toegankelijke staat van overheidsarchieven en om de archieven van openbare besturen, hoven en rechtbanken… te verwerven en te bewaren96, maar dit gebeurt slechts nadat deze archieven een grondige selectie ondergaan hebben. Archiefselectie en -vernietiging zijn noodzakelijk vanwege plaatsgebrek en vanwege de hoge financiële kosten voor conservering, maar vooral ook omwille van de toegankelijkheid van het archief. Door alle documenten te bewaren, verliest men zicht op wat relevant is. De selectieve vernietiging van minder belangrijke archiefbescheiden is van essentieel belang voor de beheersbaarheid en de toegankelijkheid van het archief. Ze stelt het Rijksarchief in staat om stukken met een permanente waarde op een verantwoorde wijze te bewaren en te ontsluiten. Het bepalen van de definitieve bestemming van een archiefreeks – bewaren of vernietigen – gebeurt doorgaans op basis van inhoudelijke criteria. Documenten met een grote bewijs- of informatiewaarde (beleidsdocumenten zoals notulen van beslissingsorganen of bescheiden die informatie over de werking in synthetische vorm weergeven zoals jaarverslagen en statistieken) komen in aanmerking voor permanente bewaring. Documenten die de neerslag 96
Archiefwet van 24 juni 1955, zoals gewijzigd door de wet houdende diverse bepalingen van 6 mei 2009 (Belgisch Staatsblad, 19.05.2009); KB van 18 augustus 2010 tot uitvoering van de artikelen 5 en 6 van de archiefwet van 24 juni 1955 en KB van 18 augustus 2010 tot uitvoering van de artikelen 1, 5 en 6bis van de archiefwet van 24 juni 1955 (Belgisch Staatsblad, 23.09.2010). 43
vormen van ondersteunende taken zoals financieel of materieel beheer, of van uitvoerende taken zoals, in het geval van DG4, de behandeling van notificatie- of erkenningsaanvragen, worden meestal aan een nadere selectie onderworpen of in hun geheel vernietigd. Bij de waardering van de informatie wordt ook rekening gehouden met het bewaarniveau97, met de ouderdom van de stukken en met de omvang van de reeksen. Toegepast op het archief van het Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding, levert dit volgende ‘grote’ reeksen op die in aanmerking komen voor permanente bewaring en overbrenging naar het Rijksarchief:
Dossiers inzake deelname aan internationale fora en expertenwerkgroepen (EU, Raad van Europa, OIE, Codex Alimentarius enz.). De dossiers dienen wel geselecteerd te worden. Uitnodigingen voor vergaderingen en agenda’s, inkomende werkdocumenten, officiële verslagen van de vergaderingen en publicaties uitgegeven door Europese of internationale organisaties kunnen vernietigd worden. Deze reeksen zullen immers gearchiveerd worden door de betrokken Europese of internationale organisaties en vertegenwoordigen vaak een (zeer) groot volume. Komen wel in aanmerking voor bewaring en overbrenging: de documenten waarin de Belgische positie wordt uiteengezet (standpuntbepalingen) en de eigen verslagen van de vergaderingen opgemaakt door de medewerker van DG4 ter aanvulling van de officiële verslaggeving.
Dossiers inzake de opmaak van reglementaire teksten. Bedoeld worden dossiers die een beeld geven van de totstandkoming van wetgeving en die m.a.w. niet alleen de eigenlijke tekst, maar ook voorbereidende documenten zoals vergaderstukken, ontwerpen, adviezen (Inspectie van Financiën, Raad van State, adviesorganen…), nota’s aan de minister, eventuele commentaren van de minister enzovoort bevatten. Originele besluiten dienen steeds bewaard te worden. De diverse papieren of digitale kopieën van wetgeving die door de administratie omwille van het gebruiksgemak bewaard worden, mogen na het einde van het gebruiksnut vernietigd worden.
Dossiers inzake de werking van de zeven adviesorganen die onder DG4 ressorteren (zie opsomming op p. 36). Omwille van hun historisch belang dienen de archieven van deze adviesorganen na het verstrijken van de administratieve bewaartermijn integraal overgebracht te worden naar het Algemeen Rijksarchief.
De dossiers inzake de drie begrotingsfondsen beheerd door DG4 dienen geselecteerd te worden. De vergaderstukken van de raden van deze fondsen, m.a.w. de agenda’s, de verslagen van vergaderingen van de raden en van de werkgroepen moeten bewaard worden. Stukken betreffende de inning van de bijdragen en retributies, evenals de individuele uitbetalingsdossiers van het Plantenfonds mogen na het verstrijken van de administratieve bewaartermijn worden vernietigd.
De definitieve bestemming van de diverse reeksen erkennings-, notificatie- en controledossiers varieert. De erkenningsdossiers pesticiden en GGO’s kregen omwille van hun intrinsieke waarde – hun rijkdom aan informatie over producten met potentieel belangrijke impact op de volksgezondheid en het leefmilieu – de definitieve bestemming bewaren. Ook een aantal andere reeksen, zoals de erkenningsdossiers dierentuinen en
97
In een overheidsorganisatie komt het regelmatig voor dat dezelfde informatie op meerdere plaatsen wordt bewaard, zij het niet altijd in dezelfde vorm. De informatie wordt bij voorkeur op die plaats bewaard waar de informatie hetzij het volledigst, hetzij het best toegankelijk is, zodat elders bewaarde ontwerpen en afschriften kunnen worden vernietigd. 44
de aanvraagdossiers voor het op de markt brengen van een nieuw voedingsmiddel of voedselingrediënt komen omwille van hun informatieve waarde in aanmerking voor definitieve bewaring. Andere dossiers mogen na het verstrijken van het administratief nut integraal vernietigd worden. Vermelden we o.a. de dossiers ontheffingen meststoffen, de notificatiedossiers tabak, de notificatiedossiers cosmetica, de erkenningsdossiers dierenartsen (de ministeriële besluiten worden apart geklasseerd en moeten wél worden bewaard), de erkenningsdossiers proefdierlabo’s en de controledossiers consumptieproducten en tabak. De informatie die in deze dossiers is opgenomen heeft weinig of geen historische waarde, of is ook geheel of gedeeltelijk aanwezig in andere documenten die wel bewaard zullen worden. Zo rechtvaardigt de bewaring van het archief van het Meststoffencomité o.i. de vernietiging na het verstrijken van de administratieve bewaartermijn van de vele tientallen dossiers ontheffingen meststoffen. Hetzelfde geldt voor de erkenningsdossiers proefdierlabo’s. Aangezien de archieven van het Deontologisch comité dat de dienst Dierenwelzijn adviseert over de erkenningsaanvragen proefdierlabo’s bewaard zullen worden, mogen de erkenningsdossiers zelf worden vernietigd. Voor een aantal reeksen ten slotte werd geopteerd voor de bewaring van een selectie van de dossiers. Vermelden we bijvoorbeeld de notificatiedossiers voedingssupplementen (een 30-tal dossiers per jaar bewaren ter illustratie van de notificatieprocedure) en de erkenningsdossiers dierenasielen. Een ander voorbeeld zijn de controledossiers dierenwelzijn. Van de vele duizenden controledossiers zal slechts 2 à 3 % bewaard worden, met name de dossiers inzake inbeslagnames. Dit zijn de meest interessante dossiers. Ze kunnen fungeren als bron voor onderzoek naar dierenverwaarlozing of -mishandeling, maar evenzeer als bron voor sociale geschiedenis. Dierenverwaarlozing is immers vaak symptomatisch voor een problematische sociale situatie (vereenzaming, alcoholisme, psychische problemen,…).
45
ALGEMEEN RIJKSARCHIEF EN RIJKSARCHIEF IN DE PROVINCIËN ARCHIVES GÉNÉRALES DU ROYAUME ET ARCHIVES DE L’ÉTAT DANS LES PROVINCES
ARCHIEFBEHEERSPLANNEN EN SELECTIELIJSTEN TABLEAUX DE GESTION ET TABLEAUX DE TRI
107
Archief van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding (DG4) Voorbereidend studiedossier van de archiefselectielijst
door ISBN 978 90 5746 583 3
Kathleen DEVOLDER
9789057465833 5221
Brussel – Bruxelles 2013